STEDENBOUWKUNDIG PLAN Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg
december 2007 gemeente Groningen-RO/EZ
Inhoudsopgave .1
Inleiding Inhoud
p. 1
.2
Plangebied Ligging in de stad Historie en beschrijving van het gebied Ruimtelijke structuur Verkeersstructuur Groen en ecologie Archeologie
p. 3
.3
Ruimtelijke ontwikkeling Programma en uitgangspunten Ruimtelijke keuzes Ruimtelijk concept Verkeersconcept Groen- en ecologisch concept
p. 8
.4
Randvoorwaarden Milieu Waterbeheer Flora- en Faunawet Natura 2000 Kabels & leidingen
p. 22
.5
Juridische toelichting
p. 26
.6
Welstandsnota
p. 29
.7
Economische uitvoerbaarheid
p. 30
.8
Inspraak en vooroverleg Overleg met betrokkenen Formele inspraak Vooroverleg
p. 31
.
Bijlagen
p.32
.1
Inleiding
Dit stedenbouwkundig plan betreft de verandering van de bestemming van het huidige sportpark Lewenborg. Deze locatie is als beste plek uit een breed locatieonderzoek gekomen voor vestiging van VMBO en MBO scholen aan de noord-oostkant van de stad. Een haalbaarheidsonderzoek (voorjaar 2006) toonde vervolgens aan dat deze nieuwe invulling realistisch was mede op grond waarvan de raad middelen beschikbaar heeft gesteld (19 juni 2006 onder nummer 77) voor het opstellen van een stedenbouwkundig plan. Doel van dit stedenbouwkundig plan is om vestiging van de scholen in dit gebied planologisch mogelijk te maken. Inhoud Specifiek gaat het om een scholencampus voor openbaar en bijzonder VMBO, waarbij tussen beide scholen goed kan worden samengewerkt en gezamenlijk gebruik kan worden gemaakt van voorzieningen. In deze samenwerking moet ook de Openbare School voor Praktijkonderwijs (Star Numanschool) een plaats vinden. Verder wordt aansluiting met het MBO gezocht middels vestiging van het Noorderpoort College. Dit is ook positief voor de samenwerking binnen het MBO, gezien de ligging van het Alfacollege op een naastgelegen kavel. Naast de bestemming voor scholen blijft een deel van de locatie bedoeld voor sport, in de vorm van een tweetal voetbalvelden voor de plaatselijke voetbalvereniging FC Lewenborg. Ook hier kan goed worden samengewerkt: de scholen en de voetbalvereniging delen samen voorzieningen in en om het sportgebouw (bijvoorbeeld kleedkamers, parkeerplaatsen), maar daarnaast kunnen de voetbalvelden door de scholen als sportveld worden gebruikt.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 1
Lewenborg
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 2
.2
Plangebied
Ligging in de stad Het plangebied is gelegen in het noord-oosten van de stad Groningen, aan de rand van de wijk Lewenborg, tegen de ringweg (Beneluxweg). Het gebied wordt als volgt begrensd: ten westen door de Beneluxweg, ten noorden door de Kluiverboom, ten oosten door grens van de bebouwing van Lewenborg, en ten slotte ten zuiden door de Rijksweg. Zie de bijgevoegde stedenbouwkundige kaart. Daarbij gaat het om het sportpark, bestaand uit drie voetbalvelden en een trainingsveld. Ook de in het gebied reeds bestaande school is in het plangebied betrokken vanwege de aansluiting op de ontwikkeling van de andere scholen. Het totale onderzoek voor het stedenbouwkundig plan is qua gebied ruimer, hierin wordt het gebied op stadsdeelniveau bezien. Historie en beschrijving van het gebied Met de aanleg van de wijken Lewenborg en Beijum in de jaren zeventig werd een nieuwe stedenbouwkundige visie gerealiseerd. Niet langer werden de nieuwe wijken direct aangebouwd tegen de bestaande stedelijke massa, aansluitend op bestaande structuren, maar werden ze een soort losse wooneilanden in het groen. Hun ontsluiting werd verzorgd via aansluitingen op de (toen) nieuw aan te leggen stedelijke ringweg. Geheel passend in deze filosofie werd het open gebied waarin de ringweg lag later ingevuld met park en sportvelden. Lang heeft deze stedenbouwkundige visie niet stand gehouden. De betrokkenheid bij de stad was te gering en de fietsroutes naar de wijken bleken sociaal zeer onveilig. Daarom werden Beijum en Lewenborg via ‘tussenwijken’ alsnog directer aangesloten op de stad. In de ringwegzone verschenen nieuwe complexen (Sportcentrum Kardinge, kantoren Parkallee, woningen Dragonstraat en Kalmoesstraat) waarmee het gebied een verstedelijkt en veelzijdig karakter kreeg. Ruimtelijke structuur De wijken Ulgersmaborg en Oosterhoogebrug sluiten westelijk geheel aan op de stad en de oude stedelijke structuur. Oostelijk eindigen deze wijken echter onduidelijk in een ogenschijnlijk toevallige reeks van clusters bedrijven, separate woonbuurtjes en groene gebieden. De omliggende ringweg is als een band die alles bij elkaar lijkt te houden. De wijk Lewenborg, gelegen aan de andere kant van de ring, neemt
Plangebied daarbij op een natuurlijke wijze haar eigen ruimte in: een eenduidig, informeel, besloten woonmilieu. Bewust is hier niet gekozen voor een formele rand: de wijk vlijt zich als het ware aan tegen de ruime groenstrook. De wijk ligt dan ook niet aan, maar achter de ringweg. De groene zone (park en sportvelden) fungeert daarbij als een bufferzone. Aan de noordzijde van deze zone vormt het kantoor op de kop van de Parkallee een zekere beëindiging van het gebied, hoewel de buurt Zilvermeer ook te zien is als een soort vervolg op het groen. Aan de zuidzijde stuit de groene zone op de Rijksweg. Aan de Kluiverboom, tussen wijk en sportvelden werd in 1990 het Alfacollege gebouwd. Hoewel het de richting overneemt van de nabijgelegen woningen staat het gebouw los van de wijk door haar schaal en de oriëntatie op de Kluiverboom.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 3
Het achter de school gelegen gebied aan de Kluiverboom geeft een wat rommelige indruk door de verschillende functies: parkeerterrein, noodgebouwen, tennisbaan, weide. Verkeersstructuur Het gebied wordt omsloten door de wijk Lewenborg en drie belangrijke verkeerswegen. Aan de zuidzijde is dat de Rijksweg, de aanrijroute vanuit de richting Delfzijl. Ten westen ligt de oostelijke ringweg (de Beneluxweg) en aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door de belangrijkste ontsluitingweg van Lewenborg, de Kluiverboom. Door het gebied lopen twee belangrijke fietsroutes. Allereerst de Stadsweg, van middeleeuwse oorsprong. Deze oost-west verbinding is een hoofdfietsroute op stedelijk niveau en de belangrijkste fietsverbinding tussen Lewenborg en de stad. Noord-zuid loopt Langszij, een fietsroute parallel aan de oostelijke ringweg, in ruimtelijke zin op vrije wijze in de omgeving ingepast. Deze route verbindt de Rijksweg met het recreatiegebied Kardinge en Beijum. Het openbaar vervoer maakt gebruik van de Kluiverboom en de Rijksweg. Op de Kluiverboom zijn haltes gesitueerd nabij de ingang van het Alfacollege. Op de Rijksweg liggen de haltes 300 meter ten westen van de aansluiting op de oostelijke ringweg.
Verkeerstructuur Lewenborg
De reeds in het gebied aanwezige school, het Alfacollege, wordt ontsloten vanaf de Kluiverboom. Ter hoogte van deze ontsluiting kruist de fietsroute naar Beijum (Langszij-Koerspad) de Kluiverboom. Ook zijn hier een voetgangersoversteek en zoals gezegd een tweetal bushaltes gesitueerd. De concentratie van verkeersbewegingen kan vooral op momenten waarop veel scholieren de school verlaten onveilige situaties opleveren. Echter, dit is vooral een gevoel en wordt niet of nauwelijks bevestigd door de ongevallencijfers. In een periode van 5 jaar (1999-2003) vonden 7 ongevallen plaats, waarvan 4 met letsel. Bij vrijwel alle ongevallen was een (brom)fietser betrokken. Bij geen van de ongevallen ging het om voetgangers. Op de Kluiverboom, gemeten tussen de oostelijk ringweg en de Parkallee, rijden op dit moment gemiddeld 13.500 motorvoertuigen per etmaal.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 4
Groen en ecologie Het gehele plangebied bestaat uit en wordt begrensd door groenoppervlakten en structuren met verschillende kwalificaties. Hieronder vallen het huidige bomenstructuurplan, de door de raad vastgestelde stedelijke ecologische structuur en het concept groenstructuurplan Groene Pepers. Op de bijgevoegde kaart is de stedelijke ecologische structuur zichtbaar. Het sportpark Lewenborg met het naast gelegen bosje is daarbij formeel aangewezen als stedelijk waardevol ecologisch gebied en groenverbinding. Groenstructuur Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Kluiverboom. De Kluiverboom is aan weerszijde met grote bomen beplant. Deze laanbomen zijn in het stedelijke bomenstructuurplan, zoals door de raad vastgesteld, aangemerkt als bomenhoofdstructuur. Zie hiervoor de separaat bijgevoegde bijlage Bomen Effect Analyse. Ter hoogte van het plangebied ontbreekt echter de dubbele rij bomen. De wegbeplanting langs fietspad de Stadsweg die het plangebied doorsnijdt, bestaat uit een opgaande ecologisch en beeldbepalende waardevolle boswal. De zware boswal aan de westzijde van het plangebied vormt een belangrijke buffer voor geluid en fijnstof, afkomstig van de Beneluxweg (ringweg). Deze boswal bestaat uit fors uitgegroeide opgaande bomen en een volwaardige uitgegroeide onderbeplanting. Aan de plangebiedzijde bevindt zich langs deze boswal een jongere boswal, gedeeltelijk bestaande uit beeldbepalende Essen. Het andere deel van deze boswal bestaat voornamelijk uit opgaande elzen met onderbeplanting, die grotendeels bestaat uit meidoorn en hazelaar. Juist deze onderbeplanting is waardevol door de variatie van uitgegroeide duurzame soorten. De opgaande Elzen zijn minder duurzaam omdat deze minder oud kunnen worden. De oostzijde van het plangebied is gedeeltelijk beplant met verschillende soorten opgaande bomen.
Groen-waterstructuur Lewenborg
In het totale plangebied staan geen monumentale bomen. De kwaliteit van het bomenbestand is goed.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 5
Ecologische structuur Het stedelijk ecologisch beleid richt zich niet alleen op het behouden en versterken van ecologische waardevolle gebieden en verbindingen en het opheffen van knelpunten, maar ook op het versterken van de kwaliteit van het stedelijk leefmilieu. Het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van verschillende biotopen met verschillende natuurwaarden. Op structuurniveau zijn dit waardevolle bomen, struiken, kruiden en waterstructuren. Op landschappelijk en belevingsniveau kan dit beschreven worden door forse struweelachtige begroeiingen, jong bos en een kleinschalig ecologisch parklandschap. Deze gebieden vormen levensplaatsen voor kruiden, kleine zoogdieren, bos en tuinvogels, amfibieën, vlinders en vleermuizen. Voor de aanwezige soorten in dit gebied en de specifieke doelsoorten die vanuit het stedelijk ecologisch beleid in dit gebied van belang zijn wordt verwezen naar de ecologische quick-scan (zie Bijlage B).
Het gehele plangebied ligt binnen de door de raad vastgestelde ecologische structuur. Hierbinnen zijn verschillende gebieden en zones te onderscheiden.
Waardevolle groensingel met grote variatie in structuur en struiken. Biotoop voor vogels, vlinders en kleine zoogdieren als de egel
1. Aan de westkant langs de Kluiverboom ligt een boomstructuur die samen met de oostelijk te realiseren waterstructuur en de sloot een onderdeel is van de door de gemeenteraad vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur. Het heeft de status van ecologisch waardevol gebied en ecologische groenverbinding die moet worden gehandhaafd en waar mogelijk worden versterkt. 2. De belangrijkste groenstructuur bestaat uit een noord-zuid gerichte as die tussen de oostelijke ringweg en de woonwijk ligt. Deze vormt de verbinding met het grote natuurgebied Kardinge waarbij de Kluiverboom een barrière betreft. Deze zone, eveneens onder deel van de Stedelijke Ecologische structuur, heeft beide bovengenoemde statussen. Westelijk van de ringweg ligt het ecologisch waardevolle gebied ‘Omgeving Kalmoesstraat’. Dit gebied is via de Stadsweg verbonden met het plangebied. De fietsbrug vormt echter een barrière in de ecologische verbinding.
Stadsweg ter hoogte van de fietsverbinding met de Kalmoesstraat. De taluds van het fietsviaduct zijn passeerbaar voor de fauna, doch het viaduct zelf vormt een barrière.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 6
Archeologie In overeenstemming met het Verdrag van Malta is een zogenaamd inventariserend veldonderzoek (IVO) verricht door Archeological Research & Consultancy (ARC bv). Het IVO bestaat uit een bureauonderzoek, waarvoor relevante bronnen worden geraadpleegd om inzicht te verkrijgen in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Het tweede deel van het IVO is een booronderzoek dat duidelijk moet maken of het bodemarchief nog intact is of dat er verstoringen hebben plaatsgevonden en zo ja, in welke mate. ARC bv heeft specifieke aandacht geschonken aan de intactheid van de woudeerdbodem, waarbij op de klei een toplaag van 30-50 cm dikke humeuze grond is gevormd. Daarnaast is gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van de zogenaamde ‘Laagjes van Paddepoel’. Dit betreffen twee vegetatielagen in de klei onder de woudeerdgrond, die onder andere bij Paddepoel en het Reitdiepplein zijn aangetroffen. De lagen dateren uit de IJzertijd en de Vroege Middeleeuwen, twee periodes waarin menselijke bewoning heeft plaatsgevonden. Geconcludeerd moet worden dat in het onderzoeksgebied de Laagjes van Paddepoel niet aanwezig zijn, dan wel niet gevormd zijn. De woudeerdgrond is wel aanwezig, maar meestal verstoord. Er zijn noch aan het oppervlak noch in de boorkernen archeologische vondsten gedaan. Gezien de verstoordheid van de woudeerdgrond, wordt de kans om nog archeologische resten aan te treffen gering geacht. Dit laat echter onverlet dat diepere sporen in de onderliggende niet-verstoorde lagen mogelijk nog wel aanwezig zijn. Booronderzoek kan hierover geen uitsluitsel geven. Niettemin kan overwogen worden nader onderzoek te doen in de volgende fase van de bouwplanontwikkeling, om zekerheid te verkrijgen omtrent de aanwezigheid van diepere sporen zoals sloten, greppels of verkavelingsystemen. Voor dit vervolgonderzoeken dienen één of meerdere proefsleuven te worden aangelegd om het vlak direct onder verstoorde woudeerdgrond te bestuderen.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 7
.3
Ruimtelijke ontwikkeling
Programma Bij de herontwikkeling zijn de volgende programmatische uitgangspunten gegeven: De bouw van een schoolcomplex van het beroepsonderwijs in het noordoostelijke deel van de stad. Het gaat om: Een gecombineerde openbare en bijzondere VMBO-school Een praktijkschool Een nieuwe MBO-vestiging Een bestaande MBO-school, die middels een verbouwing aansluiting zoekt bij het scholencomplex en tevens noodgebouwen vervangt. Aanleg van twee kunstgrasvelden voor FC-Lewenborg, met medegebruik door de scholen. De bouw van een sportgebouw voor zowel FC-Lewenborg als het scholencomplex (maximaal 3 gymzalen) met gezamenlijk gebruik van kleedkamers. Aanleg van diverse buitenruimten: een specifieke ontmoetingsruimte voor de leerlingen, een parkeerterrein, waterberging en een ecologische verbindingszone. Daarbij is het niet voldoende om slechts op functionele manier ruimte te bieden aan bovenstaand programma. Het nieuwe complex zal een bepaalde ambitie moeten hebben en uitstraling aan de scholen moeten geven: het vormen van een nieuw elan in het beroepsonderwijs. Het geheel moet daarbij meer zijn dan de som der delen. Er moet sprake zijn van een zichtbare samenwerking tussen de VMBO-scholen, maar daarnaast moet ook de doorstroming van VMBO naar MBO en de samenwerking tussen het VMBO en het MBO tot uitdrukking komen.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 8
Ruimtelijke keuzes In het algemeen wordt een plek stedenbouwkundig altijd vanuit een groter geheel bezien. Immers, het plangebied maakt deel uit van een groter geheel: van de wijk en de stad. Hier gaat het om een integrale visie voor het gehele gebied tussen Kluiverboom, Rijksweg, de wijk Lewenborg en de Beneluxweg. Alle nieuwe ontwikkelingen in het gebied worden hierbij beschouwd als één ruimtelijke eenheid. Vanuit het modellenonderzoek aan de ene kant en overleg met de verschillende betrokkenen bij de planvorming aan de andere kant zijn al in een vroeg stadium belangrijke keuzes gemaakt die in grote mate het feitelijke ontwerpen hebben aangestuurd. Het gaat om de volgende keuzes:
te maken. Daarnaast vormen Langszij en Stadsweg stedelijke ontsluitingsroutes voor de fietsers, voetgangers en busreizigers naar het scholencomplex. Zo ontstaat een gescheiden ontsluitingssysteem voor snel en langzaam verkeer, wat zeer gunstig is voor de verkeersveiligheid. Het plangebied beweegt zich letterlijk tussen twee schaalniveaus: de herbergzame, besloten, woongerichte schaal van de wijk Lewenborg en de stedelijke schaal van de ringweg. Het scholencomplex zal zich op beide moeten richten. Het presenteert zich op stedelijke schaal vanaf de nieuwe aansluiting Kluiverboom-Beneluxweg. Gericht naar de wijk en de woningen past het complex zich met de individualiteit van de afzonderlijke scholen aan de schaal van de wijk aan.
Van het begin af aan was er het idee om tussen scholen en buurt een groene zone te creëren. Omwonenden hebben er sterk op aangedrongen het gehele bestaande park tussen Langszij, de Stadsweg, het Alfacollege en de woningen in deze zone op te nemen. Uit een modellenonderzoek is naar voren gekomen dat dit ontwerptechnisch goed inpasbaar is. Handhaving van het gehele park werd daarmee uitgangspunt. Binnen het totale bouwvolume neemt het bestaande Alfacollege een grote plaats in. Het is van groot belang dat de nieuwe gebouwen en Alfa één ruimtelijke eenheid vormen. De nieuwbouw zal zich daarom in stedenbouwkundige zin op het Alfa gebouw moeten afstemmen. Als onderdeel van het totale complex zal een sportgebouw moeten worden gebouwd, met daarin faciliteiten voor zowel de voetbalvereniging als de scholen. Om de volgende redenen is gekozen voor een positionering van het sportgebouw direct ten zuiden van de Stadsweg: Gelegen zowel aan de sportvelden als naast de scholen. Beperking van het bouwvolume ten noorden van de Stadsweg Versterking van de totale eenheid aan beide zijden van de Stadsweg door ook bouwvolume door te zetten over de Stadsweg heen. Het scholencomplex zal primair worden ontsloten vanaf de Kluiverboom. In de uitwerking zal worden uitgegaan van het voornemen van de provinciale overheid vanaf 2010 het kruispunt Beneluxweg-Kluiverboom te reconstrueren. Het kruispunt wordt dan ongelijkvloers en de Kluiverboom gaat daarbij over de ringweg heen. Daardoor is het mogelijk aan de Kluiverboom tegenover de Parkallee een nieuwe autoaansluiting
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 9
Ruimtelijk concept Bij het ontwerp is uitgegaan van het programma, de uitgangspunten en de keuzes die daarbij zijn gemaakt. De ruimtelijke uitwerking is hieronder puntsgewijs beschreven. Lange lijn 1 Voorgesteld wordt een vrij groot lineair bouwvolume op te richten in het verlengde van de westgevel van het Alfacollege, die ruimte biedt aan beide VMBO scholen en de praktijkschool. In de vergelijking met andere ontwerpconcepten blijken op deze wijze enkele belangrijke voordelen te ontstaan: Een vanzelfsprekende integratie met het Alfa-gebouw. Een stedelijke schaal naar de Kluiverboom en de ringweg, met een kleinschaliger aanpak aan de buurtzijde. De open ruimte kan in twee ‘schalen of sferen’ worden verdeeld. Het gebouw fungeert letterlijk als ruggengraat voor het gehele gebied. Een grote afstand tot de woningen: ongeveer 110 meter.
schema bestaande structuur
Bij een hoogte van drie lagen ontstaat voldoende vloeroppervlak en wordt qua hoogte aangesloten op het Alfacollege. Maar een voorschrijven tot alleen drie lagen beperkt de architectonische uitwerking meer dan nodig is. Om het individuele karakter van de scholen uit te drukken kan enige variatie in hoogte een middel zijn. Daarnaast zou het meest zuidelijke deel van het bouwvolume omwille van zijn oriënterende potentie wellicht iets hoger kunnen zijn. Conclusie: de gemiddelde bouwhoogte bedraagt 3 lagen, waarbij incidenteel aanpassingen van een bouwlaag hoger en lager mogelijk zijn. Aan de westzijde geldt een strakke rooilijn, maar aan de oostzijde is meer variatie mogelijk waarmee de gewenste aansluiting kan worden gevonden op de buitenruimte.
schema nieuwe structuur
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 10
Lange lijn 2 Er moet een gezamenlijke ruimtelijke structuur ontstaan, dus er komen geen afzonderlijke plannen voor scholen en sport. Om dat te bereiken worden lange landschappelijke lijnen gebruikt. Deze lijnen lopen mee met de Beneluxweg aan de ene kant, en de waterstructuur in het verlengde van het Koerspad aan de andere kant. Zij dienen in eerste instantie als begrenzing van de sportvelden en buigen dan naar de schoollocatie. De lijnen worden gevormd door hoge bomenrijen en stevige hagen. Langs de ringweg moet worden onderzocht in hoeverre zij kunnen worden ingevoegd in de bestaande wallen- en bomenstructuur. Bij het schoolgebouw begrenst de rij bomen en/of haag het buitenterrein. Het fietspad Langszij wordt deels enkele meters verlegd en onderdeel gemaakt van de lange lijn. Om eenheid te brengen in de beleving van de fietsroute worden ook hagen voorgesteld tussen Rijksweg en sportvelden, langs het bestaande fietspad
bestaande lijnen 2
nieuwe lijnen 2
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 11
Boulevard Om de samenwerking van de individuele scholen ruimtelijk vorm te geven wordt voorgesteld de buitenruimte van de scholen aaneen te schakelen tot een boulevard die meeloopt met de lange lijn 2. Daardoor worden de entrees visueel gekoppeld, er ontstaat een natuurlijke ontmoetingsplek en er wordt een meerwaarde gegeven met een soort schoolplein in het groot. Ook het sportgebouw, de nieuwe vestiging van het Noorderpoort en de bestaande vestiging van het Alfacollege zullen hierop aansluiten (zie verder). In de ‘kruising’ met het VMBO-gebouw ontstaat een natuurlijke plek voor de toegankelijkheid van de nieuwbouw. Alfa sluit aan middels de geplande verbouw. De kwaliteit van de inrichting van de boulevard is van groot belang, maar moet te zijner tijd nader worden bepaald. Gedacht kan worden aan een bepaalde verblijfskwaliteit, met een reeks hang-, zit-, en staanplaatsen, bijzondere verlichting, kunst, maar ook beroepenpresentatie, etc. MBO De MBO-school die zich nieuw in het gebied vestigt, het Noorderpoort College, krijgt in het planvoorstel een volume dat zich als zelfstandig gebouw los maakt van de gebouwde lange lijn 1. Het gebouw is echter wel de eindmarkering van de buitenruimte van de scholen. Deze positionering is een nadrukkelijke wens van de school en passend bij het specifieke gebruik van het gebouw. Ontwerptechnisch is dit ook passend bij de keuze voor de lange lijn 1. De positie als oriëntatiepunt schept eisen aan de architectuur. Qua programma is een bouwhoogte in twee lagen voldoende, maar stedenbouwkundig zou tot zes lagen kunnen worden gegaan. Sportgebouw en sportvelden Het sportgebouw ligt direct in het verlengde van de sportvelden en langs de Stadsweg, wat voor het dubbelgebruik voor scholen en sportvereniging functioneel is. Door de ligging van de scholen en het sportgebouw wordt de ruimtelijke eenheid in het gebied benadrukt, verder zorgt het sportgebouw voor een beëindiging van de boulevard met een ligging aan het einde ervan, en vormt daarmee ook de overgang naar het sportcomplex met de twee voetbalvelden. Deze velden worden overigens
illustratie van een mogelijke uitwerking zicht op boulevard en fietsroutes
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 12
voorzien van kunstgras met daarbij de gebruikelijke verlichting. Het is mogelijk het gehele sportgebouw te realiseren binnen twee lagen over de volle breedte van de velden. Het is echter ook voorstelbaar dat de boulevard doorloopt tot onder het gebouw, via een open laag op de begane grond, of door de teruglegging van het gehele volume van het gebouw richting de ringweg. Om hierin te kunnen schuiven is de maximaal toegestane bouwhoogte drie lagen, waarbij een gymzaal voor twee lagen telt. Fietsenstalling Het is van groot belang dat het stallen van fietsen goed wordt geregeld. Wanneer gezorgd wordt dat de kwaliteit van het complex niet door fout geparkeerde fietsen wordt verstoord, ontstaat een extra kwaliteit die meespeelt in de meerwaarde van het geheel. Voorgesteld wordt om direct achter het Alfacollege en aan de fietsroute een gemeenschappelijke stalling te maken. Gelegen aan het centrum van het complex is dit de meest logische plaats. Om inpasbaar te kunnen zijn zal gezorgd moeten worden voor een zo compact mogelijk gebruik (stallen in twee lagen / gebouw in 1 laag). Autoparkeren Het parkeren is een functie die veel ruimte vergt en op eigen terrein moet worden opgelost. Dus is het belangrijk het parkeerterrein integraal mee te ontwerpen. Uitgaande van een behoefte voor 300 plaatsen (zie ook paragraaf Verkeersconcept) komt de vraag uit op een terrein groter dan een voetbalveld, niet veel kleiner dan de gehele boulevard. Voorgesteld wordt het autoparkeren een plaats te geven langs de ringweg aan de stedelijke kant van het complex en passend bij het ontwerpidee van de lange lijnen. De directe aansluiting op de Kluiverboom geeft efficiëntie qua verkeersafwikkeling, maar ook veiligheid door het uit elkaar halen van het snelle en langzame verkeer. De looproute vanaf de parkeerplaats komt direct uit bij het centrale deel van de scholen, het hart van de scholenboulevard. In een latere uitwerking van de plannen moet worden bekeken hoe de parkeerplaats wordt ingericht. Het ‘hart’ van het scholencomplex Het ‘hart’ is een begrip dat van wezenlijk belang is voor de waarde van het gehele complex. De belangrijkste ruimtelijke elementen die zich op
illustratie van een mogelijke uitwerking zicht vanaf kluiverboom - beneluxweg
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 13
het hart richten zijn: de boulevard als ontmoetingsruimte, de entrees van de scholen, de doorlopen vanuit de fietsenstalling en het parkeerterrein. Zoals beschreven komen de structuren nagenoeg allemaal bij elkaar in het kruispunt van het lineaire onderwijsgebouw en de boulevard. Naast de ruimtelijke vorm is het vervolgens verder aan de architecten en gebruikers om uitdrukking te geven aan deze belangrijke meerwaarde en de ambitie om het beroepsonderwijs op de kaart te zetten. Hier worden bezoekers welkom geheten, presenteren scholen wat ze te bieden hebben, kunnen semi-publieke functies komen zoals de schoolkapper, e.d. Kortom het hart is ruimtelijk gezien het centrum van het scholencomplex, maar het krijgt pas echt vorm in het gebruik door de scholen. Fietsroutes De twee hoofdfietsroutes die door en langs het plangebied lopen blijven bestaan. Wel wordt het fietspad Langszij qua vorm enigszins aangepast om mee te lopen met de beoogde lineaire structuur. De Stadsweg blijft ongemoeid, maar behoeft in uitwerking aandacht voor de kruising met de boulevard. Ander punt van aandacht is het kruispunt tussen beide fietsroutes, het moet bij de inrichting van het gebied zorgvuldig worden vormgegeven. Groeninrichtingen Tussen woonbuurt en school- en sportcomplex is en blijft een belangrijke groenvoorziening behouden, met de gewenste ecologische kwaliteiten. Het bestaande park en ‘bosje’ worden volledig meegenomen en behoeven nauwelijks tot geen aanpassingen. Met de opheffing van de huidige keerlus, het clubhuis, de noodgebouwen van het Alfacollege en het parkeerterrein aan de Kluiverboom kunnen deze delen worden toegevoegd aan de groene zone en heringericht. De strook tussen sportvelden en buurt bestaat momenteel uit vlak gazon. Om een ecologische kwaliteit te genereren die noodzakelijk is voor het functioneren als een ecologische verbindingszone, zal een herinrichting nodig zijn, waarbij inpassing van het deels verlegde fietspad kan worden meegenomen.
illustratie van een mogelijke uitwerking zicht vanaf de beneluxweg
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 14
Water Binnen een noodzakelijke goede waterhuishouding hoort een watertoetsing van de gehele planvisie. Daarop vooruitlopend (compensatie 10% water van het verharde oppervlak + compensatie voor water dat verdwijnt) wordt een benodigd wateroppervlak geschat van 3200 m2. Vanzelfsprekend wordt dit in het stedenbouwkundige plan integraal opgenomen in de ruimtelijke structuur van het gehele gebied. Het plan voorziet in een vijver rond het parkeerterrein en voor het VMBOgebouw, die zich voegt naar de lineaire opbouw van het gebied. Daarnaast kan deze vijver een kwaliteit toevoegen aan de architectuur.
illustratie van een mogelijke uitwerking zicht over park langszij
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 15
Verkeersconcept De ruimtelijke kant van het verkeer is hierboven al beschreven, hieronder per onderdeel uitgesplitst de praktische kant van ontsluiting, parkeren en veiligheid. Auto Voor de auto-ontsluiting is het gebied aangewezen op de Kluiverboom. Een ontsluiting vanaf de ringweg en/of de Rijksweg is niet mogelijk. Afgezien van de kosten heeft dit onaanvaardbare gevolgen voor de doorstroming op beide wegen. Een ontsluiting via de Kluiverboom is voldoende. De Kluiverboom is een gebiedsontsluitingsweg. Het aantal aansluitingen op dit soort wegen moet zoveel mogelijk worden beperkt. In de huidige situatie is een aansluiting tegenover de Parkallee niet mogelijk. Door de ligging, in de binnenbocht en dicht bij het kruispunt met de oostelijke ringweg, ontstaan dan verkeerveiligheids- en afwikkelingsproblemen. Vanaf 2010 worden alle kruispunten met de oostelijke ringweg ongelijkvloers gemaakt. Een globale verkenning van de mogelijkheden ter hoogte van de Kluiverboom toont aan dat de op- en afritten dan wèl zijn te combineren met een auto-ontsluiting tegenover de Parkallee. Wel dient het kruispunt met de Parkallee gereconstrueerd te worden om met name het linksafslaand verkeer goed te faciliteren. Bij de invulling van het gebied dient rekening te worden gehouden met het benodigde ruimtebeslag voor het ongelijkvloers maken van het kruispunt Kluiverboom/Akeleiweg/oostelijke ringweg. De ruimte die daarvoor gereserveerd dient te worden komt overeen met de terrasvormige taluds rond het huidige kruispunt. De ongelijkvloerse kruising valt buiten het bereik van het voorliggende plan (zie de plangrens op de juridische kaart in Hoofdstuk 5). De planning van de bouw van de scholen en het ongelijkvloers maken van het kruispunt met de ringweg lopen mogelijk niet parallel. Daarom maakt het voorliggend plan ook een ontsluiting mogelijk direct ten westen van het bestaande gebouw van het Alfacollege. Dit als eventuele tijdelijke oplossing tot de ringweg is aangepast.
nieuwe Verkeerstructuur Lewenborg
Fiets Het gebied is en blijft uitstekend ontsloten voor de fiets. Vanuit alle richtingen komen vrijliggende fietsroutes midden in het gebied uit. Gezien de intensiteit op de Kluiverboom is het van belang dat de mogelijkheid
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 16
voor de fietser om in twee stappen, via een middeneiland, over te steken, gehandhaafd blijft. Voetganger Alhoewel ook voor de voetganger het gebied prima is ontsloten, zullen de voetgangersstromen zich voornamelijk beperken tot de verbinding tussen de bushaltes langs de Kluiverboom en de ingangen van de scholen. Aan deze verbinding zal de nodige aandacht worden besteed. In verband met piekbelasting is van belang dat de scholieren rechtstreeks en op een pad van voldoende breedte naar de scholen worden geleid. Openbaar Vervoer Voor de bereikbaarheid per openbaar vervoer is het gebied aangewezen op de buslijnen die gebruik maken van de Kluiverboom. De bussen die over de Rijksweg rijden zullen, gezien de loopafstanden tussen de haltes en het gebied, geen rol vervullen. De bereikbaarheid per openbaar vervoer is overigens prima. De bussen die over de Kluiverboom rijden, halteren direct voor en na de toegang tot het gebied. Mocht het aantal reizigers daar om vragen, zullen extra bussen moeten worden ingezet. Om deze bussen te kunnen laten halteren, dient rekening te worden gehouden met een verlenging van de bestaande bushaltes. Laden en lossen Voor het laden en lossen dient gebruik te worden gemaakt van de auto-ontsluiting op de Kluiverboom tegenover de Parkallee. Voor de bevoorrading van de kantine van FC Lewenborg en de gymzalen kan door kleine vrachtwagens (zeer) beperkt gebruik worden gemaakt van fietsroute Langszij aan de oostzijde. Dit geldt ook voor bevoorrading van het Alfacollege. Dit blijft gehandhaafd op de huidige laad- en losplaats van het Alfacollege aan Langszij. Parkeren Het parkeren, voor zowel auto als fiets, moet op eigen terrein worden opgelost. Het aantal parkeerplaatsen wordt in principe berekend aan de hand van de door de gemeenteraad vastgestelde ‘Nota Parkeernormen’ (2006). Omdat zowel omwonenden als scholen veel waarde hechten aan een reëel aantal parkeerplaatsen is ook op basis van een parkeeronderzoek rond het Alfacollege en de door de scholen aangeleverde gedetailleerde ervaringscijfers het aantal te realiseren
parkeerplaatsen berekend. Deze aantallen zijn vergeleken met de aantallen volgens de normen en vertaald in reële normen voor deze functies op deze locatie (zie bijlage A). De in de bijlage genoemde aantallen leerlingen zijn gebaseerd op de leerlingen aantallen per 1 oktober 2006. Het parkeerterrein moet aan de westzijde van de school worden gesitueerd in het gebied tussen de scholen, de Stadsweg, de ringweg en de Kluiverboom. Parkeren aan de andere zijde van de Stadsweg is niet toegestaan in verband met de niet gewenste oversteek over de Stadsweg. De fietsenstalling moet aan de oostzijde van de school worden gesitueerd op een logische plek ten opzichte van de fietsroutes en de ingangen van de scholen. De sportvelden worden op werkdagen vrijwel uitsluitend in de namiddag en de avonduren gebruikt. Het parkeerterrein kan dubbel worden gebruikt. Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de sportvelden is veel kleiner dan voor de scholen (20 pp/ha 40 pp). Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de scholen is dan ook maatgevend. Verkeersveiligheid De ontsluiting van het bestaande parkeerterrein van het Alfacollege op de Kluiverboom wordt als onveilig ervaren. Door het nieuwe parkeerterrein tegenover de Parkallee te ontsluiten worden de auto en langzaam verkeer volledig losgekoppeld. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede. Om de voetgangersstromen rond de oversteek over de Kluiverboom en rond de bushaltes in goede banen te leiden, dient voldoende ‘opstelruimte’ gecreëerd te worden en fysieke afscheidingen aangebracht te worden. Ook het fietskruispunt Stadsweg/Langszij wordt als onveilig ervaren. Door de helling in het fietspad ontwikkelt de fietser richting Lewenborg een behoorlijke snelheid. De oversteek dient goed vormgegeven te worden. Hierbij zijn snelheidsremming, een goede zichtbaarheid en geleiding van de overstekende voetgangers en fietsers van belang, evenals de zichtbaarheid van de oversteek voor de fietsers die gebruik maken van de Stadsweg. Zij moeten geattendeerd worden op de oversteek.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 17
Groen- en ecologisch concept Met dit stedenbouwkundig plan wordt het plangebied in de toekomst totaal anders gebruikt dan nu het geval is. Met de komst van extra scholen in combinatie met voetbalvelden zal het gebruik straks veel intensiever zijn. Dit stelt hoge eisen aan de inrichting van het groen en de ecologische zone. Groenconcept De aanplant van bomenrijen in het plangebied langs de aan te leggen parkeerplaats en de boulevard (ten oosten van de nieuwe gebouwen) versterkt in het plangebied de groenstructuur. Voor de detaillering wordt verwezen naar de bijgaande Bomen Effect Analyse. Met de realisatie van de scholencampus vindt een verbetering van de stedelijke bomenhoofdstructuur plaats door de belangrijkste groenstructuur langs de Kluiverboom aan te vullen met een Essenrij. Dit is als groencompensatie noodzakelijk voor het te kappen groen. In de Bomen Effect Analyse is aangegeven welke bomen gekapt en geplant worden (par. 5.0). Uit de analyse blijkt dat er geen bomen in aanmerking komen voor verplanting. De boswal aan beide zijde langs de Stadsweg, die het plangebied doorsnijdt, wordt behouden omdat deze een belangrijke ecologische verbindingszone vormt en beeldbepalend is. Het versterken van de herkenbaarheid van de Stadsweg als groenelement in het stedelijk gebied is een aandachtspunt in het concept-groenstructuurplan Groene Pepers. De boswal aan de ringwegzijde groeit aan de zijde van het plangebied verder uit en wordt versterkt door de 22 elzen te vervangen door duurzame essen. Met de realisatie van het plan, verdwijnen ca. 77 bomen (incl. de genoemde 22 elzen) en ca. 2600 m2 bosplantsoen, dat voornamelijk bestaat uit windsingels rond het oefenveld. De kap wordt gecompenseerd door de aanplant van 115 bomen op en langs het plangebied, inclusief de rij bomen langs de Kluiverboom. Van de 77 te kappen bomen zijn 9 bomen niet kapvergunningplichtig omdat deze dunner dan 20 cm zijn. De genoemde hoeveelheden zijn in deze stedenbouwkundige fase bij benadering.
1
2
IRUVRQWZLNNHOGHKDDJVWUXFWXUHQGLUHFWODQJVULQJZHJKDQGKDYHQ ERVJHELHGKDQGKDYHQHQRQWZLNNHOHQ
HFRORJLVFKHSDUNERVVWUXFWXXUKDQGKDYHQ
JHZHQVWHHFRORJLVFKHKRRIGYHUELQGLQJIDXQDGXLNHU RSWLHV
JHZHQVWHHFRORJLVFKHYHUELQGLQJPHWHFRORJLVFKJHELHG .DOPRHVVWUDDWDDQSDVVLQJILHWVEUXJ
WHEHKRXGHQVHFXQGDLUHJURHQYHUELQGLQJQDDUZRRQZLMN
QLHXZWHUHDOLVHUHQHFRORJLVFKHKRRIGYHUELQGLQJEHVWDDQGHXLW ERRPVWUXLNHQNUXLGHQVWUXFWXXU
+DQGKDYHQHQLQULFKWHQZDWHURSWLPDOLVHUHQRHYHUVGRRUKHW UHDOLVHUHQYDQHFRORJLVFKHKROOH RHYHUVRISODVEHUPHQ
9RRUGHVFKRROJHERXZHQHQILHWVHQVWDOOLQJNDQLQKHWYHUYROJWUDMHFW JH]RFKWZRUGHQQDDUYHJHWDWLHGDNHQJHYHOEHJURHLLQJHQHQ LQERXZ QHVWNDVWHQJLHU]ZDOXZZLWWHNZLNVWDDUWKXLV]ZDOXZ KXLVPXVNRROPHHV 0HWQDPHGHYHJHWDWLHGDNHQNXQQHQVWHUN ELMGUDJHQDDQKHWEHSHUNHQYDQUHJHQZDWHUDIYRHUHQLVRODWLHHQKHW YRRU]LHQLQQHFWDUULMNHNUXLGHQYRRULQVHFWHQDOVYOLQGHUVELMHQ KRPPHOVHQ]ZHHIYOLHJHQ
Bij punt 4 en 5 wordt opgemerkt dat dit buiten het gebied voor de scholen valt en daarom niet wordt meegenomen bij de realisering van de scholencampus.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 18
Ecologisch concept Uitgangspunt voor bij de ontwikkeling en inrichting is het zoveel mogelijk handhaven en versterken van bestaande biotopen, zoals aangegeven op de hierbij opgenomen kaart: Gebruik Met betrekking tot het gebruik van het sportpark in relatie tot de ecologische zone wordt nog het volgende opgemerkt. Hoewel de ruimte in de zone voldoende is, is het intensieve gebruik van de naastgelegen twee voetbalvelden en het gebruik van verlichting storend met betrekking tot de ecologische waarde. De velden zullen daarom worden afgeschermd naar de achterliggende groene zone. Ter hoogte van het smalste punt moeten extra maatregelen worden genomen. Te denken valt aan hogere afscheidingen, beperken van geluidsoverlast, het instellen van de lampen, etc.
zuid aanzicht maquette, mogelijke invulling
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 19
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 20
aanzicht vanaf Beneluxweg, maquette mogelijke invulling
aanzicht vanaf Kluiverboom, maquette mogelijke invulling
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 21
.4
Randvoorwaarden
Milieu In deze paragraaf worden de milieuaspecten beschreven die relevant zijn voor het stedenbouwkundig plan voor het VMBO-scholencomplex in Lewenborg: geluid, externe veiligheid, bodem, luchtkwaliteit en duurzaamheid. Waar onderzoek is gedaan is dit als losse bijlage bijgevoegd. Geluid Ten aanzien van geluid is met name van belang het wegverkeerslawaai vanwege de oostelijke ringweg en de Kluiverboom. Er is op deze locatie geen sprake van spoorweglawaai en/of industrielawaai. De hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeer heeft specifieke consequenties voor de uitwerking van dit stedenbouwkundig plan en de uiteindelijke realisatie van het scholencomplex. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke grenswaarden voor het binnenniveau zijn ingrijpende maatregelen nodig. Dit stelt hoge eisen aan de geluidwering van de gevels, beglazing en het ventilatiesysteem. Ook moet bij de indeling van het scholencomplex rekening worden gehouden met de hoge geluidsbelasting, bijvoorbeeld door het realiseren van minder geluidgevoelige functies aan de westkant (bijv. gangen, toiletten, etc.). In de bijlage (C) is per gebouw de uitkomst van het geluidsonderzoek opgenomen. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder wordt overschreden en op een aantal (delen van) gevels ook de maximale grenswaarde. Het deel van de gevels waar de maximale grenswaarde wordt overschreden moet worden uitgevoerd als ‘dove gevel’. Dit geldt bijvoorbeeld voor een groot deel van de westgevel van het vmbo-gebouw en de zuidwestgevel van het mbo-gebouw. Voor het deel van de gevels waarbij de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale grenswaarde kan, mits gemotiveerd onderbouwd, een hogere waarde worden vastgesteld in het kader van de Wet geluidhinder (deze procedure moet zijn afgerond op het moment dat de bouwvergunning wordt verleend). Dit geldt bijvoorbeeld voor een deel van de noordgevel van het vmbo-gebouw en de
noordgevel van het mbo-gebouw. Voor alle gevels waar de voorkeursgrenswaarde overschreden wordt, moet bij het verlenen van de bouwvergunning worden aangetoond dat het geluidsniveau in achterliggende lokalen aan de wettelijke eisen voldoet. Ten aanzien van het mbo-gebouw is de uiteindelijke functie mede bepalend voor de eventueel noodzakelijke geluidwerende maatregelen. Bijvoorbeeld voor een lokaal dat uitsluitend gebruikt wordt voor een specifiek vak als handvaardigheid wordt geen wettelijke binnenwaarde aangegeven. Externe veiligheid Ten aanzien van externe veiligheid blijkt (uit onderzoek) dat er voor deze locatie sprake is van één relevante risicobron, de oostelijke ringweg N46. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In bijlage D zijn de uitkomsten van het onderzoek naar externe veiligheid opgenomen, evenals de uitgevoerde verantwoording van de risico’s. Op basis van zowel het onderzoek als de verantwoording concluderen wij dat het veiligheidsrisico vanwege dit stedenbouwkundig plan aanvaardbaar is. Het veiligheidsrisico laat zich niet helemaal wegnemen zolang de bron aanwezig blijft, maar de kans op een calamiteit is bijzonder klein. Door de realisatie van het stedenbouwkundig plan is wel sprake van een toename van het risico ten opzichte van de huidige situatie, maar deze is zeer gering. Bij de aanvaarding is mede in overweging genomen: De harde normen (grenswaarden) worden nergens in het plangebied overschreden: de geplande gebouwen bevinden zich niet binnen de duurzame veiligheidszone van 30 meter, en ook niet binnen de contour van het plaatsgebonden risico. Door het in acht nemen van de duurzame veiligheidszone van 30 meter zijn knelpunten voor externe veiligheid in de toekomst uitgesloten, bijvoorbeeld als gevolg van een toename of verandering van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De geplande gebouwen komen wel in het voor de beoordeling van het groepsrisico relevante invloedsgebied te staan. Vanwege de realisatie van het stedenbouwkundig
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 22
plan zal dit risico licht toenemen, maar duidelijk onder de oriëntatiewaarde blijven (Voor de verantwoording van de toename verwijzen wij naar bijlage D). Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met het advies van de brandweer (bijvoorbeeld met betrekking tot bereikbaarheid en zelfredzaamheid). De kans op een ongeluk met gevolgen voor de externe veiligheid neemt niet toe als gevolg van het stedenbouwkundig plan. Het belang van de ontwikkeling van deze locatie voor het onderwijs in Groningen. Het bovenstaande samenvattend vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het stedenbouwkundig plan. Bodem In het kader van dit stedenbouwkundig plan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er met betrekking tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het stedenbouwkundig plan. Zowel in de grond, het grondwater als het slib zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. Aandachtspunt bij de realisatie is het fundatiemateriaal onder het asfalt van het huidige parkeerterrein omdat dit niet geschikt is voor hergebruik. Bij herinrichting van deze deellocatie zal dit materiaal moeten worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Luchtkwaliteit Ten aanzien van lucht is op deze locatie het wegverkeer van belang. Er is onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit in relatie tot de oostelijke ringweg en de Kluiverboom. Uit dit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan het Besluit luchtkwaliteit. Ditzelfde geldt voor de nieuwe Wet luchtkwaliteit, die op 15 november 2007 in werking is getreden. Deze wet geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. De nieuwe Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Deze wetswijziging heeft géén consequenties voor
de luchtkwaliteitsnormen (grenswaarden), aangezien deze gelijk zijn gebleven. Bij de parlementaire behandeling van de Wet luchtkwaliteit is besloten om een Algemene maatregel van Bestuur (AMvB) op te stellen voor gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven en verpleeghuizen. In deze AMvB zal worden vastgelegd, dat nieuwe gevoelige bestemmingen op locaties waar sprake is van een overschrijding van luchtkwaliteitsnormen voortaan moeten worden gebouwd op minimaal 100 meter vanaf een autosnelweg of 50 meter vanaf een provinciale weg. De AMvB zal in de loop van 2008 van kracht worden. Uit het onderzoek blijkt, dat op de betrokken locatie in Lewenborg ruimschoots wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Deze locatie valt derhalve niet onder de werking van de komende AMvB gevoelige bestemmingen. Inrichtingen Wet milieubeheer Het scholencomplex en de sportvelden vallen onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer. De nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal op zodanige wijze moeten gebeuren, dat voldaan wordt aan de voorschriften die vanuit de Wet milieubeheer van toepassing zijn. Duurzaamheid De gemeente heeft hoge ambities als het gaat om duurzaamheid en zal daarbij zelf het goede voorbeeld geven. Uitgangspunt is dan ook om een energiezuinige, gezonde school te realiseren, waarbij gebruik wordt gemaakt van duurzame materialen. Daarnaast zijn op deze locatie de geluidkwaliteit (zie begin Hoofdstuk 4) en ecologie (zie ook Hoofdstuk 3) belangrijke thema’s met het oog op duurzaamheid. Bij het ontwerpen van de gebouwen en het inrichtingsplan voor de omgeving zullen deze thema’s nader worden ingevuld. Waterbeheer De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als mede-ordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving. Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 23
waterbeheerders gezocht (het watertoetsproces). Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame en natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied. In deze paragraaf wordt eerst de relatie tussen water, riolering en bodem benoemd. Vervolgens wordt de waterhuishouding in relatie tot de omgeving en het beleid besproken. Tot slot wordt een relatie gelegd tussen de waterhuishouding en de ecologie. Het waterplan van de gemeente dient hierbij als beleidskader. Bodem en riolering De huidige locatie is ingericht met gebouwen, parkeerplaatsen, voetbalvelden en groenstroken. Het grootste deel van het totaal oppervlak is ingericht als onverharde ondergrond. Ter plaatse van de voetbalvelden en groenstroken infiltreert het regenwater in de ondergrond en stroomt af naar de omliggende watergangen. Het hemelwater van de parkeerplaatsen en gebouwen wordt via het bestaande gemengde rioleringsstelsel afgevoerd. In de Kluiverboom ligt een bestaand gemengd rioleringsstelsel welke zowel het afvalwater als het regenwater afvoert. Bij de nieuwbouw en herinrichting van het gebied moet het rioleringsstelsel gescheiden worden aangelegd. Het afvalwater afvoeren naar het bestaande stelsel in de Kluiverboom en het hemelwater van de daken en parkeerterreinen laten afstromen naar de watergangen. Dit kan rechtstreeks middels een (dichte) rioolbuis, maar beter is het infiltreren van regenwater in de bodem om op die manier de afstroming van regenwater te vertragen en vast te houden in de bodem. Bijkomend voordeel van deze bodempassage is dat de eventuele vervuiling in het regenwater gezuiverd wordt door de bodem. Infiltratie kan middels IT-riolering, via ‘waterkratten’ en wadi’s. Ook de toepassing van vegetatiedaken kan bijdragen aan het principe vasthouden, vertragen en bergen van water. Dit draagt tevens bij aan een groenere stad. De afweging tussen deze verschillende methoden wordt in de volgende fase gemaakt en nader uitgewerkt. Parallel aan fietspad de Stadsweg ligt een hoofdriool (diameter 800 mm.) die het afvalwater van een deel van de Oosterhoogebrug afvoert naar het gemaal in Lewenborg. Ten behoeve van het plan moet dit riool verlegd worden in verband met de geplande nieuwbouw ter hoogte van deze leiding; het laten vervallen van deze leiding is geen optie.
Waterhuishouding In de bestaande situatie wordt het gebied omringd met sloten en greppels. Het peil in deze sloten is 1.60- NAP en de watergangen zijn eigendom van de gemeente. Afstroming vindt plaats richting het Damsterdiep. Samen met het groen maakt het water langs de ecologische verbinding deel uit van de stedelijke ecologische structuur. In de nieuwe situatie wordt een deel van het water gedempt en zijn nieuwe sloten gedacht. De watergang langs de ringweg wordt door het fietspad gekruist en voor de afvoer van het water is een duiker noodzakelijk. Door deze als ecoduiker uit te voeren wordt de ecologische verbinding versterkt en kunnen dieren zich gemakkelijker in het gebied voortbewegen. Tussen school en parkeerplaats is een grote vijver gedacht waarop het regenwater van de gebouwen en terreinen afgewaterd kan worden. Deze vijver compenseert de toename van het verhard en bebouwd oppervlak en zorgt voor het bergen en afvoeren van regenwater. Een toename van verhard oppervlak betekent een snellere afvoer van regenwater dan voorheen en dit kan in extreme situatie tot overlast leiden. Om dit zoveel mogelijk te beperken moet lokaal het regenwater vastgehouden, geborgen en vervolgens afgevoerd worden. Door in het plan een vijver aan te leggen wordt aan dit principe gehoor gegeven. De vijver moet verbonden worden met de watergang langs de Kluiverboom zodat het water rond kan stromen en stilstaand water wordt voorkomen. Dit komt de waterkwaliteit ten goede. De huidige afstroming van het water naar het gemaal nabij het Damsterdiep moet dan via de Kluiverboom geschieden. De watergang parallel aan de Stadsweg wordt gedempt en op deze locatie is nieuwbouw gepland. Na demping van de sloot zal het grondwater nog geruime tijd (wellicht enkele jaren) in de richting van de gedempte sloot stromen. Bij de nieuwbouw moet hier rekening mee gehouden worden; bijvoorbeeld in de vorm van de aanleg van drainage en daarnaast bij het bepalen van het bouwpeil.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 24
Oevers en ecologie Bij de aanleg van nieuwe watergangen worden de oevers zo veel mogelijk ecologisch ingericht, al dan niet in combinatie met een plasberm. Met name aan de zijde van de ringweg is dit van groot belang voor flora en fauna. Bij de toepassing van beschoeiingen moeten duurzame en niet-uitlogende materialen toegepast worden. Flora- en faunawet Omdat alle vogelsoorten beschermd zijn, dient het slopen en kappen of verwijderen van groen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Binnen het plangebied komen geen beschermde plantensoorten voor. De voorkomende en algemene diersoorten zijn beschermd, maar er geldt een ontheffing mits men zich aan de algemene zorgplicht houdt. Het dempen van sloten kan daarom het beste in de periode van september november plaatsvinden en dan dempend naar het open wateruiteinde toe. Natura 2000 De dichtstbijzijnde gebieden, die zijn aangewezen in het kader van Natura 2000, zijn het Zuidlaardermeer en het Leekstermeer. Uitvoering van dit plan heeft geen consequenties voor deze gebieden. Kabels & leidingen De belangrijkste ader voor kabels en leidingen is de route langs fietspad de Stadsweg. Het betreft een hoofd waterleiding en een tracé voor glasvezelkabels van bijna elk telecom bedrijf. Bij de uitwerking van het plan zal rekening worden gehouden met de ligging van deze kabels en leidingen, zo nodig zal de bebouwingsgrens iets opschuiven. Aan de noordzijde van het hoofdveld loopt een bundel middenspanningskabels naar het transformatorstation aan de zuidgevel van de bestaande school. Met kabels en transformator is in het ontwerp rekening gehouden en daarom kan worden volstaan met een geringe aanpassing aan de kabels, terwijl de transformator kan blijven staan op de huidige plaats. Verder liggen er diverse kabels en leidingen naast het fietspad en in de groenstrook aan de oostzijde van de locatie. Hier worden geen problemen verwacht.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 25
.5
Juridische toelichting
Vigerend bestemmingsplan Het voorliggend stedenbouwkundig plan betreft de zuidwestrand van de wijk Lewenborg. Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied is ‘Lewenborg 2001’, vastgesteld op 30 oktober 2002 en goedgekeurd op 10 juni 2003. Het plan is op 25 februari 2004 onherroepelijk geworden. De vigerende bestemmingen van het plangebied in bestemmingsplan Lewenborg 2001 zijn: aan de noordzijde de bestemming Maatschappelijke voorzieningen (ingevuld met de functie ‘onderwijsvoorzieningen’) en direct ten oosten daarvan de bestemming Verblijfsgebied (ingevuld met wegen, parkeerplaatsen etc.); ten zuiden van deze bestemmingen is op de plek waarbinnen zich 3 voetbalvelden bevinden de bestemming Recreatiedoeleinden gegeven. Al deze bestemmingen worden begrensd door een groenstrook met de bestemming Groen. Inhoud van dit stedenbouwkundig plan De belangrijkste wijziging ten opzichte van bestemmingsplan Lewenborg 2001 is een uitbreiding van de bestemming Maatschappelijke doeleinden (scholen) naar het zuiden, zodanig dat het meest noordelijke voetbalveld een functie zal krijgen voor scholen c.a. Tussen de scholencampus en de twee voetbalvelden, direct ten zuiden van de Stadsweg, is een sportgebouw geprojecteerd, die een functie zal krijgen voor zowel de scholen als sportverenigingen. Aan de noordwestzijde worden parkeerplaatsen ingericht. Het zuidelijk deel van het gebied blijft behouden als sportvelden. Als additionele voorziening zijn kleinschalige vestigingen, die beogen leerwerkplaatsen te bieden aan de leerlingen in het vakonderwijs, zoals een klein winkeltje of een kleine kappersvestiging, toegestaan. Voorwaarde hierbij is dat beoogde vestigingen ruimtelijk en functioneel ondergeschikt zijn aan de onderwijsfunctie en dat ze zich in hoofdzaak richten op de gebruikers van de campus. Kortom: kleinschalig, niet concurrerend en dienend aan de onderwijsfunctie; afzonderlijke reclame-aanduidingen voor deze vestigingen zijn niet toegestaan. Randvoorwaarden voor bebouwing De volgende randvoorwaarden zullen, samen met de juridische kaart op de volgende pagina bij dit stedenbouwkundig plan, de basis vormen voor bouwplantoetsing op grond van artikel 19 lid 2 WRO.
Bebouwing dient te worden opgericht binnen de bouwvlakken. Bebouwing van bouwvolume 2 is vormvrij. Daar waar op de juridische kaart een structuurbepalende bouwgrens is aangegeven, dient overwegend in de bouwgrens te worden gebouwd. Overschrijding van een (structuurbepalende) bouwgrens is mogelijk met maximaal 3 meter om architectonische oplossingen mogelijk te maken, dan wel ten behoeve van geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch meer verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijkingen niet meer dan 3 meter bedragen. Indien de overschrijding de structuurbepalende bouwgrens betreft, dient de hoofdmassa in een overwegend rechte lijn te worden gebouwd. Daarbuiten zijn uitsluitend ondergeschikte bouwwerken mogelijk, zoals beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, sport- en speelvoorzieningen, vrijstaande muren, buitenmeubilair ten behoeve van de scholen en de sportvelden, duikers, bruggen, steigers, lichtmasten (maximaal 18 meter), e.d. Uiteraard zijn tevens bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan. Verder zijn geringe overschrijdingen van de hoofdmassa van de bebouwing toegestaan ten behoeve van additionele voorzieningen, zoals stoepen, toegangen, trappen, hellingbanen, luifels, bordessen, erkers, galerijen, balkons, alsmede naar de aard vergelijkbare ondergeschikte onderdelen van bouwwerken. Daar waar - indicatief - de aanduiding Bouwvolume 2 op de juridische kaart is aangegeven, is schoolbebouwing toegestaan, met dien verstande dat op de begane grond maximaal 1.000 m² b.v.o. mag worden gerealiseerd. Gestreefd wordt naar een markante vormgeving van Bouwvolume 2. Om deze reden is deze bebouwing op de juridische kaart niet gebonden aan bouwgrenzen. De bouwhoogte in het plangebied bedraagt (minimaal en) maximaal het op de kaart aangegeven meters. Voor bouwvolume 1 geldt dat gebouwd wordt in 3 bouwlagen (maximaal 14 meter), en dat incidenteel, tot maximaal 15 % van het bouwvlak, een maximale bouwhoogte van maximaal 18 meter (4 bouwlagen) mag worden gerealiseerd, en dat incidenteel, maximaal 15 %, een minimale bouwhoogte van 9 meter (2 bouwlagen) is
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 26
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 27
toegestaan. De lange lijn van Bouwvolume 1 heeft verder een uitbouw van maximaal 5 meter hoog (1 bouwlaag). De bouwhoogte van Bouwvolume 2 is minimaal 9 meter (2 bouwlagen) en maximaal 23 meter (5 bouwlagen). De bouwhoogte van bebouwing t.b.v. sport is maximaal 12 meter (3 bouwlagen). Overigens is overschrijding van de vorenbedoelde maximale bouwhoogtes toegestaan ten behoeve van lift- en trappenhuizen en centrale verwarmings- en vergelijkbare installaties. Het verblijfsgebied / de openbare ruimte op de scholencampus is de ruimte waaromheen de schoolgebouwen zijn gerangschikt. Het gebied loopt van het sportterrein/sportgebouw tot aan de Kluiverboom en is minimaal 25 meter breed. Ter plaatse van de aanduiding ‘Structuur verblijfsgebied’ die door Bouwvolume 1 loopt, dient - om samenhang binnen het verblijfsgebied te garanderen - een (onder)doorgang of verbinding van minimaal 10 meter breed te worden gerealiseerd. Voorts dient binnen Bouwvolume 1, daar waar dit op de kaart is aangegeven als ‘Entree complex en doorloop verblijfsgebied’, een pleintje te worden gecreëerd, dat: a. ruimtelijk nadrukkelijk samenhangt met en onderdeel vormt van het verblijfsgebied en dient als verbinding tussen Bouwvolume 1 en het overige verblijfsgebied; b. dient als toegang voor de schoolgebouw(en) en fietsenstalling, en c. een goede aansluiting geeft op de langzaam-verkeersverbinding. Binnen het differentiatievlak waarin een maximale bouwhoogte van 5 meter is toegestaan, ter hoogte van de doorgang of verbinding, dient een fietsenstalling te worden gerealiseerd. Daar waar - indicatief - een hoofd fietsroute, alsmede daar waar ontsluitingen van het plangebied voor voetgangers, respectievelijk auto’s, op de juridische kaart zijn aangegeven, dienen deze te worden gerealiseerd. Procedure Het voorliggend stedenbouwkundig plan heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats vormt het een aanzet voor de aanpassing en een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan. De voorgestelde wijzigingen zullen te zijner tijd via de procedure, neergelegd in de
artikelen 23 tot en met 29 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in het bestemmingsplan worden opgenomen. Daarnaast – en dat is nu het primaire doel – is het voorstel bedoeld als ruimtelijke onderbouwing voor vrijstellingsprocedures op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (de aangewezen projectprocedure) met het oog op (bouw)plannen, die afwijken van het geldende bestemmingsplan, maar in overeenstemming zijn met de voorgenomen aanpassing / herziening van het plan. Voorwaarde voor toepassing van de aangewezen projectprocedure is dat Gedeputeerde Staten het plan voor toepassing van deze procedure in aanmerking laten komen. Dit kan, als: het plan voldoende inzicht biedt in de voorgestane ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het betrokken gebied en de ruimtelijke effecten daarvan op de omgeving; het plan de instemming van de gemeenteraad of een raadscommissie heeft; over het plan overleg is gevoerd met de Commissie Bestemmingsplannen. In het kader van de te houden inspraakprocedure op grond van de Inspraakverordening zal het plan gedurende vier weken ter inzage worden gelegd en wordt in die periode de mogelijkheid geboden schriftelijk opmerkingen over het plan in te brengen. Tevens zal een inspraakavond worden gehouden voor de buurt en andere belangstellenden. Eventuele op- en aanmerkingen worden genoteerd in het inspraakverslag dat aan burgemeester en wethouders wordt voorgelegd. In het inspraakverslag worden de ingekomen reacties weergegeven op een zodanige wijze dat duidelijk wordt gemaakt op welke onderdelen en in welke mate rekening is gehouden met de meningen. Het inspraakverslag wordt binnen 5 maanden na afloop van de inspraakperiode aan burgemeester en wethouders aangeboden ter vaststelling. Het stedenbouwkundig plan wordt vervolgens samen met het inspraakverslag aan de raadscommissie en de raad voorgelegd voor instemming respectievelijk vaststelling.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 28
.6
Welstandsnota
Het stedenbouwkundig plan geeft een gewenste nieuwe situatie aan, die ook qua welstand een eigen dynamiek met zich meebrengt. De bestaande situatie kan noch stedenbouwkundig, noch architectonisch voor een relevant kader zorgen om de plannen voor het Sportpark Lewenborg te kunnen beoordelen. Het is niet nodig de algemene stedenbouwkundige kwaliteit hier (opnieuw) te omschrijven. De in het stedenbouwkundig plan opgenomen vakmatige onderbouwing moet voor zich spreken. In dit hoofdstuk zal per bouwvolume een nadere specificatie worden gegeven, waarmee een overgang wordt aangegeven van stedenbouwkundig naar architectonisch denken. De welstandsnota zal hierop moeten worden aangepast. Overigens richt deze omschrijving zich op de nieuwe welstandsnota, dit omdat binnenkort de bestaande nota zal worden herzien. Lineair bouwvolume (VMBO-gebouw) Het gebouw moet gelezen kunnen worden als een ‘drie-eenheid’: één totaalvorm, waarbinnen zich drie scholen tonen. Vanuit de stedenbouwkundige setting laat de westgevel primair de eenheid zien: een stedelijke schaal, representatief, een zekere rust en neutraliteit. De oostgevel daarentegen richt zich meer op de wijk, laat het eigene van de verschillende scholen zien, is open en uitnodigend (waar de westgevel laat zien: “hier kun je alles worden”, toont de oostgevel welke beroepen dat zijn). De kopse zuidgevel moet reageren op de specifieke zichtlijnen van en naar het gebouw, en richting ringweg. Verder vormt deze gevel de beëindiging van het lineaire volume. Een bijzonder aspect vormt de aansluiting van de westgevel op die van het bestaande Alfacollege. Deze gegeven architectuur vormt geen bepalende factor, maar moet wel worden meegewogen in de beoordeling van de vormgeving van het nieuwe gebouw. Ten slotte is er de doorgang waar de scholenboulevard het bouwvolume snijdt. In de belangrijke toetsing op sociale veiligheid vormen transparantie en ‘aanraakbaarheid’ hierbij de criteria.
Solitair MBO-gebouw Het gebouw is stedenbouwkundig gepositioneerd als ‘poortgebouw’ voor de (V)MBO boulevard. Ook in architectonisch opzicht moet het los staan van het lineaire gebouw en de bestaande school. Het gebouw moet uitnodigend zijn, maar tevens iets uitstralen van ‘hiersta-ik’. Het is de heldere eigenzinnigheid van een paviljoen tegenover de meer neutrale lange lijn daar achter. Sportgebouw Ook de architectuur van het sportgebouw moet beoordeeld worden in relatie tot die van de andere gebouwen. Daartoe kan een zekere abstrahering en ingekeerdheid gebruikt worden. Specifiek zal gereageerd moeten worden op het eigene van deze plaats: markering van de toegang over de stadsweg tot de wijk, aansluiting op de schoolboulevard, zicht op en over de voetbalvelden. Fietsenstalling Het voorgestelde volume voor de fietsenberging neemt een vrij prominente plek in, in een bocht van de fietsroute, naast de entree van het scholencomplex en in de overgang naar de woonbuurt. Er zal dan ook sprake moeten zijn van een goed architectonisch niveau waarin transparantie en sociale veiligheid afleesbaar zijn, kortom een standaard fietsenstalling is niet aan de orde. Gebouw Alfacollege Hier gaat het om verbouw en is de bestaande architectuur uitgangspunt. Cruciaal in de planvorming is de openheid waarmee het gebouw op de laag op de begane grond aansluiting zoekt op de gemeenschappelijke buitenruimten.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 29
.7
Economische uitvoerbaarheid
Voor de herontwikkeling van het sportpark Lewenborg is in opdracht van de dienst OCSW de economische haalbaarheid onderzocht. Op deze locatie komen een aantal (V)MBO scholen. Daarnaast moet de voetbalvereniging FC Lewenborg verplaatst worden. De aanleg van de nieuwe kunstgrasvelden maakt geen onderdeel uit van deze exploitatieopzet. Deze kosten worden op een andere wijze gedekt. Op basis van globale eenheidscijfers is een exploitatie opgesteld. Hierbij is rekening gehouden met verwervingskosten, namelijk aankoop van een kavel (groot circa 1 hectare) en planschade. Sloopkosten, bouwen woonrijp maken, groenvoorzieningen (waaronder waterberging) en plankosten zijn meegenomen. Uitgangspunt van de exploitatie zijn de kosten die minimaal gemaakt moeten worden. Alle andere varianten leiden tot hogere kosten. De kosten voor het realiseren van dit stedenbouwkundig plan, exclusief bouwkosten, zijn geraamd op € 3,9 miljoen. In november 2007 is een nieuw totaal overzicht voor de VMBO-ontwikkelingen in de stad door de raad vastgesteld. Binnen dit totaal is dekking gevonden voor uitvoering van dit plan voor het VMBO in noordoost. Op deze manier is dit stedenbouwkundig plan economisch uitvoerbaar.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 30
.8
Inspraak en vooroverleg
Overleg met betrokkenen Dit stedenbouwkundig plan is tot stand gekomen in intensief overleg met alle betrokken partijen. Na een informatieavond in de wijk medio 2006 over het idee om scholen te bouwen op sportpark Lewenborg is door de gemeente een start gemaakt met het ontwerp voor het plan. Daartoe is een Overleggroep opgericht, bestaand uit vertegenwoordigers van de alle betrokken scholen, de Scheepsraad, het actiecomité van de buurt Verscholengemeenschap en later ook aangeschoven de voetbalvereniging FC Lewenborg. Elke ontwerpstap is in de Overleggroep besproken. Alle partijen hebben hun belangen op tafel gelegd en dat heeft uiteindelijk vorm gegeven aan het stedenbouwkundig plan. De scholen hebben daarbij hun voorkeuren uitgesproken met betrekking tot de vorm van het scholencomplex en de meerwaarde die zij het geheel mee willen geven. Met name de vorm van de buitenruimte (boulevard) is een door de scholen aangegeven voorkeur. FC Lewenborg is zeer verheugd dat de vereniging in de eigen wijk kan blijven spelen. De plaats voor de FC in het sportgebouw stuit niet op problemen, wel is de samenwerking met de scholen cruciaal vanwege het delen van voorzieningen. In de uitwerking zal dit goed moeten worden vormgegeven. Door de wijkraad (Scheepsraad) en de buurt (Verscholengemeenschap) is vooral op de betekenis van de komst van de scholen in de buurt gewezen. De vrees voor overlast van scholieren is met name groot in de achterliggende buurt, ook vanwege ervaring met de huidige school het Alfacollege. Afgesproken is dat een convenant wordt gemaakt met afspraken hoe buurt, scholen, en voetbalvereniging samen zorgen dat er zo weinig mogelijk overlast in de buurt ontstaat. Ander belangrijk punt voor buurt en wijk is het in stand houden van het huidige park tussen de rand van Lewenborg en de sportvelden, waar straks de scholen komen. In het ontwerp is deze groene zone vervolgens als uitgangspunt voor het plan meegenomen.
Bijgevoegd in de Bijlagen E en F de reacties van respectievelijk de Scheepsraad en het actiecomité Verscholengemeenschap op het ontwerp- en planproces. Voor het vervolg is met de vertegenwoordigers van de wijk en buurt afgesproken dat zijn rond relevante momenten in de uitwerking van het plan worden geïnformeerd en geraadpleegd. Formele inspraak Het concept stedenbouwkundig plan heeft een inspraaktraject doorlopen. Het plan heeft van 4 tot en met 31 oktober 2007 ter visie gelegen en op 23 oktober is in het Alfacollege (in het plangebied) een inspraakavond gehouden. Daarvan is een inspraakrapport gemaakt. In hoofdstuk 4 van dat rapport staat vermeld met welke aanpassingen de definitieve versie van dit plan tot stand is gekomen. Het gaat hierbij om een aantal tekstuele toevoegingen en verduidelijkingen. Vooroverleg Het conceptplan is in het kader van vooroverleg gezonden aan de Kleine Commissie van de Commissie Bestemmingsplannen van de Provincie Groningen, en het Waterschap Noorderzijlvest. De Provincie geeft aan dat het plan als ruimtelijke onderbouwing kan dienen, met kleine aanpassingen van de tekst op het gebied van externe veiligheid. In Bijlage D zijn daarom de punten 7 en 8 verduidelijkt met betrekking tot het advies van de brandweer. Een door de Provincie aangegeven nuancering op basis van de nieuwste telgegevens voor verkeer op de ring oost (afgenomen aantal transporten van stoffen met een effect groter dan 30 meter) is al in de tekst meegenomen. Het gaat in de berekening om een overschatting en de Provincie bevestigt dit. Het Waterschap kan eveneens instemmen met het plan, met enkele kleine toevoegingen. Met een berekening is in overleg met het Waterschap aangegeven dat het ingetekende oppervlak aan water ruim voldoende is ter compensatie van nieuwe bebouwing, verharding, etc. (totaal, inclusief compensatie waterdemping, is ruim 4.500 m2 nodig, in het plan is ongeveer 6.000 m2 water getekend). Verder is op vraag van het Waterschap op de kaart in Hoofdstuk 5 de waterstructuur duidelijker aangegeven. Verdere uitwerking van de plannen zal natuurlijk in overleg met het Waterschap gebeuren en in het licht van het Waterstructuurplan Noorddijk.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 31
BIJLAGEN .A
Berekening parkeernormen
.B
Ecologische quickscan doelsoorten
.C
Resultaten geluidsonderzoek per gebouw
.D
Verantwoording externe veiligheid
.E
Reactie Scheepsraad
.F
Reactie Verscholengemeenschap
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 32
Bijlage A $OIDFROOHJH0%2
Berekening parkeernormen 6WDU1XPDQVFKRROVSHFLDDORQGHUZLMV
$XWRSDUNHHUSODDWVHQ SUDNWLMN
x x x x x x x
&RPSOHWHVFKRROYHUKXLVWQDDUGHORFDWLH.OXLYHUERRP /HHIWLMGOHHUOLQJHQ JHHQSDUNHHUSODDWVHQ $DQWDOOHHUOLQJHQOHHUMDUHQNODVVHQ EURP ILHWV EURP ILHWVHQ $DQWDOPHGHZHUNHUVIWH¶V DXWRXLWJDDQGHYDQPHGHZ DXWR¶V EURP ILHWVXLWJDDQGHYDQPHGHZ EURP ILHWVHQ
QRUP
ILHWVSDUNHHUSODDWVHQ SUDNWLMN
QRUP
90%27/YHUKXLVWQDDUGHORFDWLH.OXLYHUERRP /HHIWLMGOHHUOLQJHQ JHHQSDUNHHUSODDWVHQ $DQWDOOHHUOLQJHQOHHUMDUHQNODVVHQ EURP ILHWV EURP ILHWVHQ $DQWDOPHGHZHUNHUV DXWRXLWJDDQGHYDQPHGHZ DXWR¶V EURP ILHWVXLWJDDQGHYDQPHGHZ EURP ILHWVHQ
'H+DPULN90%2 x x x x x x x
&RPSOHWHVFKRROYHUKXLVWQDDUGHORFDWLH.OXLYHUERRP /HHIWLMGOHHUOLQJHQ JHHQSDUNHHUSODDWVHQ $DQWDOOHHUOLQJHQOHHUMDUHQNODVVHQ EURP ILHWV EURP ILHWVHQ $DQWDOPHGHZHUNHUVIWH¶V DXWRXLWJDDQGHYDQPHGHZ DXWR¶V EURP ILHWVXLWJDDQGHYDQPHGHZ EURP ILHWVHQ
90%2 YHUKXL]HQQDDUGHORFDWLH.OXLYHUERRP /HHIWLMGOHHUOLQJHQ JHHQSDUNHHUSODDWVHQ $DQWDOOHHUOLQJHQOHHUMDUHQNODVVHQ EURP ILHWV EURP ILHWVHQ $DQWDOPHGHZHUNHUV DXWR DXWR¶V EURP ILHWV EURP ILHWVHQ
%HOFDPSR 0RQGULDDQ90%2 x x x x x x x
90%2 YHUKXL]HQQDDUGHORFDWLH.OXLYHUERRP /HHIWLMGOHHUOLQJHQ JHHQSDUNHHUSODDWVHQ $DQWDOOHHUOLQJHQOHHUMDUHQNODVVHQ EURP ILHWV EURP ILHWVHQ $DQWDOPHGHZHUNHUV DXWR DXWR¶V EURP ILHWV EURP ILHWVHQ
68%727$$/90%2
0,8 autoparkeerplaats per leslokaal (volgens de door de gemeenteraad vastgestelde ‘Nota parkeernormen’) 4 60 fietsparkeerplaatsen per 100 leerlingen (volgens de ‘Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen’ – ASVV 2004) 3
QRUP
SUDNWLMN
QRUP
68%727$$/0%2
727$$/
x +XLGLJHSDUNHHUGUXN HLJHQSDUNHHUWHUUHLQ YRO RSHQEDDUSDUNHHUWHUUHLQ YRO JHLWHQERHUGHULM YROLQFOXVLHIJHLWHQERHUGHULM LQGHEXXUW 7RWDDO DXWR¶V x $DQWDOOHHUOLQJHQ x JHOLMNWLMGLJDDQZH]LJ SSSHUOHHUOLQJ x OHVORNDOHQ OHHUOLQJHQSHUORNDDO SSSHUORNDDO x +XLGLJDDQWDOEURP ILHWVHQ SSSHUOHHUOLQJ
x 5HIHUHQWLHSDUNHHUJHGUDJ$OIDFROOHJH x OHHUOLQJHQJHOLMNWLMGLJDDQZH]LJ [ DXWRSDUNHHUSODDWVHQ [ ILHWVSDUNHHUSODDWVHQ
5 6 parkeerplaatsen per leslokaal - 30 zitplaatsen (volgens de door de gemeenteraad vastgestelde ‘Nota parkeernormen’) 6 40 fietsparkeerplaatsen per 100 leerlingen (volgens de ‘Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen’ – ASVV 2004) 7 norm gaat uit van 30 zitplaatsen per lokaal, in de praktijk is het gemiddeld aantal leerlingen per lokaal 17 -> 3,4 pp/lokaal
Opmerkingen
:HUNPDQ&ROOHJH90%2 x x x x x x x
ILHWVSDUNHHUSODDWVHQ
SUDNWLMN
1RRUGHUSRRUW&ROOHJH0%2
:HVVHO*DQVIRUW&ROOHJH90%2 x x x x x x x
$XWRSDUNHHUSODDWVHQ
Het verschil tussen het aantal autoparkeerplaatsen voor het VMBO volgens de praktijk en de norm is mogelijk te verklaren doordat de norm van een te laag aantal medewerkers per klas uitgaat. In de praktijk ligt dat aantal tussen de 2,5 en 3. Ook wordt in de praktijk rekening gehouden met de perifere ligging van de school en de uitstekende autobereikbaarheid. Voorstel: uitgaan van de praktijk (75). Ook bij het MBO is er verschil tussen het aantal autoparkeerplaatsen volgens de praktijk en de norm. Het Alfacollege is reeds gevestigd aan de Kluiverboom. Het aantal volgens de praktijk is de huidige situatie. Voorstel: uitgaan van de praktijk (201). Het verschil tussen het aantal fietsparkeerplaatsen voor het VMBO volgens de praktijk en de norm is mogelijk te verklaren doordat de praktijkcijfers geen rekening houden met spijbelen, ziekte etc.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 33
Ook zou de perifere ligging van de school de vervoerswijzekeuze kunnen beïnvloeden (meer kinderen met de bus). Voorstel: uitgaan van het gemiddelde (635). Het verschil tussen het aantal fietsparkeerplaatsen voor het MBO volgens de praktijk en de norm is mogelijk te verklaren doordat de norm is gebaseerd op hoger onderwijs. De lagere praktijkcijfers zijn mogelijk te verklaren door de andere soort onderwijs en de daarmee samenhangende vervoerswijzekeuze. Voorstel: uitgaan van de praktijk (304). Het bezoekersparkeren kan opgevangen worden door gebruik te maken van capaciteit die ontstaat als gevolg van verschillende parkeerpieken per school en het buiten de piekmomenten uitnodigen van bezoek. Conclusie 75 (VMBO) + 201MBO) 635 (VMBO) + 304 (MBO)
± 300 parkeerplaatsen ± 1000 fietsparkeerplaatsen
Normen: VMBO: MBO:
8,6 73,2 15,0 22,7
autoparkeerplaatsen per 100 leerlingen fietsparkeerplaatsen per 100 leerlingen autoparkeerplaatsen per 100 leerlingen fietsparkeerplaatsen per 100 leerlingen
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 34
Bijlage B
Ecologische quickscan doelsoorten Doelsoorten In dit gebied zijn specifiek vanuit het stedelijk ecologisch beleid de volgende doelsoorten van belang: flora: o.a. pinksterbloem, knoopkruid, en grote ratelaar amfibieën: bruine kikker, groene kikker, gewone pad en kleine watersalamander vogels o.a. putter, zanglijster, zwartkop, zwarte roodstaart, huiszwaluw en mus vlinders o.a. hooibeestje, icarusblauwtje, citroentje, kleine vos, groot koolwitje, oranje tip libellen o.a. glassnijder, azuurwaterjuffer, variabele waterjuffer en grote roodoogjuffer zoogdieren o.a., egel, bunzing, ruige dwergvleermuis, veldmuis en bosspitsmuis
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 35
Bijlage C
Resultaten geluidsonderzoek
MBO-gebouw 1
Er is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op het nieuw te bouwen scholencomplex. In dit onderzoek is ingegaan op het VMBO-gebouw en het MBO-gebouw aan de Kluiverboom. De noordvleugel van het Alfacollege is uitsluitend beschouwd met het oog op het toetsen van de binnenniveaus ten behoeve van de bouwvergunning. Het sportcomplex is geheel buiten beschouwing gelaten. Deze is immers niet geluidgevoelig. Deze bijlage bevat een samenvatting van de rapportage van het geluidsonderzoek. De resultaten van het onderzoek zijn als volgt:
2
VMBO-gebouw 1
2
3 4
De geluidsbelasting op de zuid- en westgevel van het VMBO-gebouw ten gevolge van de ringweg ligt boven de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en voor een groot deel boven de maximale grenswaarde (53 dB). Voor het deel waarbij de geluidbelasting lager is dan de maximale grenswaarde (met name de begane grond en een deel van de eerste verdieping) kan, mits gemotiveerd onderbouwd, een hogere waarde worden vastgesteld. Het overige deel van deze gevels moeten worden uitgevoerd als ‘dove gevel’. De geluidbelasting op de noordgevel van het VMBO-gebouw is alleen op de derde en eventueel de vierde bouwlaag hoger dan de voorkeursgrenswaarde aangeeft, maar ligt onder de maximale grenswaarde. Mits gemotiveerd onderbouwd kan hiervoor een hogere waarde worden vastgesteld. De geluidbelasting op de oostgevel is lager dan de voorkeursgrenswaarde; hiervoor behoeft dus ook geen hogere waarde te worden vastgesteld. De geluidsbelasting vanwege de Kluiverboom ligt op alle gevels van het VMBO-gebouw onder de voorkeursgrenswaarde; hiervoor behoeft dus ook geen hogere waarde te worden vastgesteld.
3
De geluidsbelasting vanwege de Oostelijke Ringweg op de zuidwestgevel van het nieuwe MBO-gebouw ligt boven de voorkeursgrenswaarde (48 dB) en voor een groot deel boven de maximale grenswaarde (53 dB); deze gevels moeten dus worden uitgevoerd als ‘dove gevel’. Voor het deel waarbij de geluidbelasting lager is dan de maximale grenswaarde (met name de begane grond en een deel van de eerste verdieping) kan, mits gemotiveerd onderbouwd, een hogere waarde worden vastgesteld. De geluidbelasting vanwege de Kluiverboom op de noord- en oostgevel is hoger dan de voorkeursgrenswaarde aangeeft, maar ligt onder de maximale grenswaarde. Mits gemotiveerd onderbouwd kan hiervoor een hogere waarde worden vastgesteld. Ten aanzien van het MBO-gebouw is de uiteindelijke functie mede bepalend voor de eventueel noodzakelijke geluidwerende maatregelen. Voor een theorielokaal geeft de Wet geluidhinder een maximale binnenwaarde aan, en voor een lokaal dat uitsluitend gebruikt wordt voor een specifiek vak als bijvoorbeeld handvaardigheid wordt geen wettelijke binnenwaarde aangegeven.
Alfacollege 1 2 3
De geluidbelasting vanwege de oostelijke ringweg op het Alfacollege ligt lager dan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting vanwege de Kluiverboom op het Alfacollege ligt boven de voorkeursgrenswaarde, maar is bij alle gevels lager dan de maximale grenswaarde. Voor de aanpassingen van het Alfacollege hoeft de bestemming niet te worden gewijzigd. Bij het verlenen van de bouwvergunning moeten wel de binnenwaarden in de lokalen worden getoetst. Hiertoe worden in het akoestisch onderzoek de gevelbelastingen inzichtelijk gemaakt.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 36
Opmerkingen: 1
2
In het onderzoek is uitgegaan van de toekomstige situatie waarbij bij de kruising tussen de oostelijke ringweg en de Kluiverboom een ongelijkvloerse kruising wordt gerealiseerd (zie Hoofdstuk 3, verkeersconcept). Daarbij is uitgegaan van een raming van de toekomstige verkeersintensiteiten. In het onderzoek is de eventuele realisatie van geluidswallen onderzocht. Om de geluidsbelasting op het scholencomplex terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde is langs de oostelijke ringweg een wal nodig van circa 9 tot 11 meter hoog en 350 meter lang en langs de Kluiverboom circa 8 meter hoog en 130 meter lang. Deze optie wordt vooralsnog als niet haalbaar beoordeeld. Wel zal grond die vrijkomt op de locatie waar mogelijk (en mits het voldoet aan de daarop van toepassing zijnde regelgeving) op het huidige talud langs de ringweg worden geplaatst. Hierdoor zal mogelijk de geluidsbelasting op de gevels afnemen (uiteraard afhankelijk van de uiteindelijke hoogte).
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 37
Bijlage D
externe veiligheid’ vastgesteld (februari 2006).
Externe veiligheid
Risicobronnen in het plangebied en in de omgeving Inrichtingen Uit de inventarisatie blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen BEVI-bedrijven of andere risicovolle inrichtingen liggen. In het plangebied zelf zijn eveneens geen risico-bedrijven aanwezig.
In deze bijlage wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor zijn alle voor de externe veiligheid relevante bronnen geïnventariseerd en is de invloed hiervan op het plangebied vastgesteld. Vervolgens zijn de van toepassing zijnde normen getoetst aan de geplande ontwikkeling. Daarnaast wordt verwezen naar de rapportage van het onderzoek naar externe veiligheid en het advies van de brandweer. Inleiding Externe veiligheid gaat over het overlijdensrisico voor personen als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico’s worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico buiten een inrichting of langs een (spoor)weg, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of langs het (spoor)weg. Het groepsrisico is de kans per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of een (spoor)weg en een ongewoon voorval binnen die inrichting of langs een (spoor)weg waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Verder kunnen de veiligheidsrisico’s worden verdeeld in risico’s veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico’s veroorzaakt vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, spoor, water, of buisleidingen). Het Rijksbeleid voor Externe Veiligheid en de huidige normen zijn vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, 2006) en in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS, 2005). Beide kaders bevatten harde normen (grenswaarden) voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast wordt een kader geschetst voor de verplichte verantwoording van het groepsrisico. Op basis van deze beide kaders heeft de gemeente Groningen het ‘Interim beleid groepsrisico
Transport en buisleidingen Het plangebied wordt aan de zuidwestkant begrensd door de ringweg, de N46 (Beneluxweg). Over de N46 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Verder zijn er geen voor gevaarlijk vervoer aangewezen transportroutes in de omgeving van het plangebied gelegen. Er bevinden zich geen buisleidingen in of nabij het plangebied. De dichtst bijzijnde buisleiding ligt op een afstand van meer dan 300 meter ten noorden van het plangebied. Ligging van risicocontouren en invloedsgebieden over het plangebied Inrichtingen Over het plangebied zijn geen contouren voor het zogenaamde plaatsgebonden risico gelegen (10-6/jaar). Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van het zogenaamde groepsrisico van risicovolle inrichtingen. Transport en buisleidingen In de huidige situatie heeft de N46 nog geen risicocontour voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar buiten de weg. Dit kan echter door toename van het transport of wijziging van de aard van de vervoerde stoffen veranderen. Daarom is de zogenaamde duurzame veiligheidszones van 30 meter voor wegen vastgesteld. Deze zone moet vrij worden gehouden van bebouwing. Op deze manier worden knelpunten in de toekomst voorkomen. Aangezien het plangebied rechtstreeks grenst aan de N46 ligt de 30 meter contour in het plangebied. In de Circulaire RNVGS wordt het invloedsgebied beschreven als het gebied, waarbinnen personen nog worden meegeteld bij de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 38
de blootsgesteld personen dodelijk letsel optreedt. Het plangebied ligt geheel binnen het invloedsgebied van de N46. Een aantal vervoersgerelateerde rampscenario’s hebben een effectafstand van meer dan 300 meter. Toetsing risico’s Plaatsgebonden risico Zoals hiervoor gezegd liggen er geen risicocontouren van bedrijven of vervoersassen over het plangebied. De 30 meter veiligheidszone van de ringweg ligt wel in het plangebied. Het scholencomplex is echter buiten deze zone gepland. Daarom levert zowel het plaatsgebonden risico als de veiligheidszone geen beperkingen op. Dit geldt zowel voor de huidige als voor de toekomstige situatie. Groepsrisico Het hele plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N46. Er is daarom zowel voor de bestaande als voor de geplande situatie sprake van een groepsrisico. Uit het veiligheidsonderzoek blijkt dat dit risico in de bestaande situatie beneden de zogenaamde oriëntatiewaarde ligt. De oriëntatiewaarde vormt een belangrijke ijkwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij voorkeur wordt deze waarde niet overschreden. Uit het onderzoek8 blijkt verder dat ook de geplande nieuwbouw niet zou lijden tot een overschrijding van deze waarde. Daarmee wordt ook in de nieuwe situatie voldaan aan deze landelijke risiconormering. Wel leidt de realisering van het stedenbouwkundig plan tot een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Door de vestiging van het scholencomplex bevinden zich in de toekomst meer mensen in het invloedsgebied van de ringweg dan voorheen. Deze toename van het risico dient ten behoeve van dit stedenbouwkundig plan te worden verantwoord, ook al blijft het risico duidelijk onder de oriëntatiewaarde. Verantwoording Groepsrisico Doel van onderstaande verantwoording is de onderbouwing van de keuze voor een scholencomplex op de beoogde locatie in relatie tot de externe veiligheidssituatie. De externe veiligheidsrisico’s worden in verhouding gezet met de stedenbouwkundige betekenis van de locatie voor de ontwikkeling van de stad. Uitgangspunten voor de verantwoording zijn het interimbeleid Groepsrisico Externe
Veiligheid van de gemeente Groningen alsmede de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (VROM, 2004). Conform de verantwoordingsplicht gaan we hierna in op: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Groepsrisico: omvang en oorzaak Invloedsgebied Personendichtheid, in de huidige en de toekomstige situatie Vervoersstromen, aard en omvang van gevaarlijke stoffen Bijdrage van de geplande ontwikkeling aan het groepsrisico Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico Bestrijdbaarheid van (de omvang van) een ramp Zelfredzaamheid
1. Groepsrisico Zoals hierboven beschreven wordt het groepsrisico voor het voorliggend stedenbouwkundig plan volledig veroorzaakt door één risicobron, te weten het vervoer van gevaarlijke stoffen over de ringweg N46. Andere transportassen dragen niet bij aan het veiligheidsrisico. Uit het onderzoek blijkt dat de kans op een calamiteit met een groep mensen in de bestaande situatie een waarde heeft van 0,00118 keer de oriëntatiewaarde. In de toekomstige situatie stijgt deze waarde naar 0,3565 keer de oriëntatiewaarde. Deze waarden gelden overigens alleen bij de twee meest vergaande ongevallenscenario’s. Bij een aantal doorgerekende scenario’s is helemaal geen sprake van een meetbare waarde voor het groepsrisico, nog in de huidige, nog in de bestaande situatie. 2. Invloedsgebied Het invloedsgebied van het groepsrisico is afhankelijk van de aard van de vervoerde stoffen en de hiermee verbonden potentiële ongevallenscenario’s. Voor onderhavige situatie geldt dat het groepsrisico in grote mate bepaald wordt door het transport van zeer brandbare gassen, zoals propaan (stofcategorie GF3). Het bijbehorende ongevallenscenario is een zogenaamde BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) van een GF3 tankauto. Het gebied waarbinnen 100 % overlijdt als gevolg van een BLEVE is maatgevend voor onderhavig stedenbouwkundig plan. Daarnaast zijn nog een aantal kleinere scenario’s van invloed op de hoogte
8 Het groepsrisico is berekend met behulp van het programma RBM II (gestandaardiseerde methodiek); hiervoor wordt verwezen naar de rapportage van Oranjewoud.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 39
van het groepsrisico. In onderstaande tabel staat een overzicht van de potentiële scenario’s en de bijbehorende invloedsgebieden.
Stofcategorie
Aanduiding
Aantal transporten
Brandbare vloeistoffen
LF 1
3.656
Zeer brandbare vloeistoffen
LF 2
1.706
Brandbare vloeistoffen
LF 1
3.333
Zeer brandbare vloeistoffen
LF 2
4.801
Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen
LT 1 LT 2
31 78
Brandbare gassen
GF 3
407
Telling 2002/2003, N46 Stofcategorie
Brandbare gassen Brandbare vloeistoffen Zeer brandbare vloeistoffen Toxische vloeistoffen Zeer toxische vloeistoffen
Aanduiding
GF3 LF1 LF2 LT1 LT2
Scenario
BLEVE Plasbrand Plasbrand Toxische wolk Toxische wolk
Invloedsgebied 1 % letaliteit (m) 300 30 30 250 360
Bron: rekenprotocol Vervoer gevaarlijke stoffen per spoor (Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. in opdracht van Ministerie van V&W, 2006)
Telling 2006/2007, A7*)
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het daadwerkelijke invloedgebied van een BLEVE-scenario op de weg kleiner is dan de bovengenoemde 300 meter, aangezien de tankauto’s een kleinere inhoud hebben dan de spoorwagons.
*) De tweede telling is uitgevoerd op de A7 en geldt voor het traject tussen de N33 en het Europaplein. De A7 sluit (ook) aan op de N46. In een ‘worst-case’ benadering gaat al het vervoer dat over de A7 gaat, ook over de N46. Deze aanname vormt een overschatting, maar is gebaseerd op de meest recente telgegevens. De nieuwe telmethode is bovendien nauwkeuriger.
3. Personendichtheid De personendichtheden zijn tot 700 meter aan weerszijden van de weg geïnventariseerd. Tot het beschouwde gebied behoren delen van de woonwijken Lewenborg en Oosterhoogebrug, alsmede een deel van het bedrijventerrein Ulgersmaborg Zuid en het gebied rondom Kardinge. Waar mogelijk zijn exacte telgegevens (op basis van huisnummers, aanvragen bij scholen en bedrijven) gebruikt, daarnaast zijn kengetallen gebruikt conform de ‘Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico’. Voor de berekeningen van de toekomstige situatie is ervan uitgegaan dat het scholencomplex plaats biedt aan maximaal 1200 leerlingen en 120 mensen onderwijspersoneel. Deze getallen zijn exclusief de bestaande scholen.
Voor de in de toekomst te verwachten vervoersstromen zijn prognoses opgesteld. De provincie heeft ons hiervan voorzien. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze prognoses slechts algemene richtwaarden zijn. Op detailniveau (per regio of vervoersas) kan de daadwerkelijke ontwikkeling duidelijk afwijken van de prognoses. Anders dan het spoortransport is het vervoer over de weg in handen van veel verschillende partijen. Daarom is het moeilijk om exacte uitspraken te doen. Bij het stedenbouwkundig plan is echter, zoals eerder gezegd, een duurzame veiligheidszone van 30 meter gecreëerd. Uit de berekeningen blijkt dat deze zone ruimte biedt voor de geprognosticeerde toename van het vervoer in de toekomst.
4. Vervoersstromen De informatie over de vervoersstromen is afkomstig uit twee bronnen, te weten het ‘Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen’ (Ministerie van V&W, 2003) en een recente telling, uitgevoerd in 2006/2007 in opdracht van het Ministerie van V&W. Hieronder volgt een overzicht van de gebruikte vervoersgegevens voor de betreffende vervoersroute (N46, Beneluxweg).
5. Bijdrage van het scholencomplex aan het groepsrisico Uit het onderzoek blijkt dat het risico in de toekomst toeneemt als gevolg van de vestiging van het scholencomplex. Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze toename alleen geldt in het ‘worstcase’ scenario, dat wil zeggen indien ook daadwerkelijk de eerder genoemde hoeveelheden toxische vloeistoffen (LT1/2) en brandbaar gas (GF3) over de N46 worden vervoerd. De toename wordt veroorzaakt door de verhoging van het aantal
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 40
mensen in het invloedsgebied van de ringweg. De kans op een calamiteit neemt niet toe als gevolg van de ontwikkeling. 6. Beperking van het groepsrisico Het risico kan in theorie via brongerichte maatregelen of door maatregelen bij de risico-ontvanger worden verlaagd. Brongerichte maatregelen met risicobeperkend effect zijn in onderhavige situatie: verminderen van het aantal vervoersbewegingen over de N46; verminderen van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die over deze weg wordt getransporteerd; verlaging van de snelheid van het transport over de N46 (als gevolg hiervan neemt de kans op ongelukken af). Deze bronmaatregelen vallen onder andere wettelijke kaders en de bevoegdheden en liggen niet in de (directe) invloedssfeer van de gemeente. De realisatie van deze maatregelen is daarom niet te verwachten. Risicobeperkende maatregelen aan de kant van de risico-ontvanger zijn Geen scholencomplex op de locatie bouwen Minder bouwen Het complex op een grotere afstand van de N46 plaatsen. Indien de school niet op deze locatie wordt gebouwd én er in de toekomst ook geen andere bebouwing komt, neemt het risico niet toe. Er moet dan echter wel op een ander locatie nieuwbouw plaatsvinden ten behoeve van een VMBO-scholencomplex. Door de Gemeente Groningen is een de studie verricht waarin onder ander de voor- en nadelen van een aantal potentiële standplaatsen zijn onderzocht (‘Strategisch Huisvestingsplan VMBO Groningen’, dienst OCSW, ICS, 2005). Uit de studie kan worden geconcludeerd dat de onderhavige locatie, naast een aantal andere voordelen, ook met betrekking tot het aspect externe veiligheid het meest geschikt is. Indien voor bouw op deze locatie wordt gekozen, is minder bouw niet realistisch. Het complex is afgestemd op de behoeften en de ontwikkeling van het VMBO. In het geplande complex moeten meerdere richtingen een onderkomen vinden. Een kleiner complex zal niet meer aan de behoeften voldoen. Aangezien het hele plangebied in het invloedsgebied van het groepsrisico van de N46 ligt, maakt het voor de hoogte van het risico weinig tot geen verschil waar binnen het plangebied wordt gebouwd. Een vergroting van de afstand tussen de geplande bebouwing en de ringweg
heeft daarom weinig tot geen effect. Een verdere verschuiving van het scholencomplex naar achteren zou betekenen dat het scholencomplex dichter bij de woningen komt te staan; daarnaast zal dit ten koste gaan van de groene/ecologische zone aan de kant van de woonwijk Lewenborg. 7. Bestrijdbaarheid van (de omvang van) een ramp Om de omvang en effecten van een eventuele ramp te beperken is het essentieel dat de hulpverleningsdiensten snel naar de geplande nieuwbouw kunnen komen. Hierbij is van belang: De bereikbaarheid van het plangebied; De toegang tot het scholencomplex zelf. Het advies van de brandweer (zie losse bijlage) gaat uitgebreid in op de bestrijdbaarheid van een eventuele ramp. Met dit advies is uiteraard rekening gehouden bij het maken van dit stedenbouwkundig plan. Hierna worden de belangrijkste maatregelen genoemd. Het plangebied zelf is uitstekend bereikbaar, juist vanwege de ligging aan de ringweg (N46). Ook al zou een calamiteit op deze weg plaatsvinden, dan kan de ringweg tot de plaats van ongeluk nog goed worden gebruikt om naar het plangebied te komen. Vanaf de ringweg kan de locatie van de geplande nieuwbouw op dit moment worden bereikt via de straat Kluiverboom. In overleg met de brandweer is besloten dat er een tweede toegangsweg alleen voor de hulpverleningsdiensten moet komen. Voorafgaande aan de bouw van het scholencomplex wordt daarom aan de zuidoostkant van het plangebied (over/langs het bestaande fietspad) een tweede toegangsmogelijkheid voor hulpverleningsdiensten gerealiseerd. Hierdoor zal het toekomstige scholencomplex bij calamiteiten voor de hulpverleningsdiensten van twee kanten goed bereikbaar zijn. Op basis van het advies zijn (in overleg met de brandweer) verder maatregelen vastgesteld die de effecten van een ramp verkleinen respectievelijk de bestrijding ervan verbeteren. Belangrijke zaken hierbij zijn in ieder geval: Ruimtes met de hoogste verblijfsfrequentie zoveel mogelijk aan de achterkant gebouw (noordoostzijde) plannen. Reddingswegen (brandtrappen, nooduitgangen e.d.) niet aan de kant van de oostelijke ringweg plannen. Zo min mogelijk glasoppervlak en/of splintervrij glas toepassen aan de zijde van de oostelijke ringweg.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 41
De installaties en overige voorzieningen ten behoeve van de ventilatie, daar waar het bouwbesluit dat toelaat, afsluitbaar maken. De planlocatie moet voorzien zijn van goede opstelplaatsen voor de brandweer. De planlocatie moet voorzien zijn van adequate (en goed bereikbare) bluswatervoorzieningen. Deze maatregelen worden meegenomen bij het maken van het bouwplan. Hierdoor kan de invloed van een potentiële ramp verder worden teruggedrongen. Voor de laatste twee maatregelen geldt dat het stedenbouwkundig plan hierin ook al (grotendeels) voorziet. In het stedenbouwkundig plan is immers een vijver voorzien en is voldoende ruimte voor het realiseren van opstelplaatsen voor de brandweer. -
8. Zelfredzaamheid Het gaat hierbij om het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Belangrijke factoren daarbij zijn: Een goede communicatie: het goed voorlichten van de in het plangebied aanwezige personen. Voor de personen in het gebied moet duidelijk zijn wat te doen bij een sirenealarm en wat te doen zodra men chemische stoffen ruikt en de sirene nog niet is gegaan. Voldoende adequate vluchtwegen, zowel uit het gebouw als uit het gebied. Het zelfredzame vermogen van de personen in het plangebied zelf. Het advies van de brandweer bevat ook hierover een aantal voorstellen. Hierna worden de belangrijkste maatregelen genoemd. De communicatie en voorlichting kunnen niet binnen dit stedenbouwkundig plan worden geregeld. Centrale voorlichting voor het hele plangebied is echter relatief gemakkelijk te realiseren, aangezien het om één complex gaat. Voor voldoende vluchtmogelijkheden wordt gezorgd: in overleg met de brandweer is vastgesteld dat de potentiële vluchtroutes (weg van de ramp) in richting woonwijk Lewenborg niet mogen worden afgesloten. Er komt geen fysieke barrière tussen het scholencomplex en de woonwijk. Daarnaast worden de vluchtwegen uit het gebouwencomplex niet aan de kant van de ringweg gerealiseerd. Tenslotte wordt er een nieuwe toegangsweg naar het gebied aangelegd (zuidwestkant) die ook als vluchtroute kan worden gebruikt.
Met betrekking tot het zelfredzame vermogen van de mensen in het plangebied mag worden gesteld dat de scholieren van deze scholencampus qua leeftijd vergelijkbaar zijn met volwassenen. Als positief mag hier worden meegewogen dat binnen het plangebied vanwege de specifieke bestemming geen kleine kinderen, zieken en ouderen zullen verblijven, groepen met een duidelijk minder zelfredzaam vermogen. Het bovenstaande samenvattend schatten wij de mogelijkheid om uit eigen kracht uit het gebied te vluchten (weg van de risicobron) als goed in. Conclusie verantwoordingsplicht Op basis van voorgaande verantwoording concluderen wij dat de risico’s vanwege dit stedenbouwkundig plan aanvaardbaar zijn. Het veiligheidsrisico laat zich niet helemaal wegnemen zolang de bron aanwezig blijft, maar de kans op een calamiteit is bijzonder klein. Er is wel sprake van een toename van het risico maar deze is relatief gering. Bij de aanvaarding is mede in overweging genomen: De harde normen (grenswaarden) voor het plaatsgebonden risico worden nergens in het plangebied overschreden. Dit geldt ook voor de nieuwe situatie. Een toename of verandering van het vervoer van gevaarlijke stoffen zullen niet ertoe leiden dat kwetsbare objecten binnen risicocontouren (van het plaatsgebonden risico) komen te staan aangezien in het kader van het stedenbouwkundig plan geen bebouwing binnen de duurzame veiligheidszone van 30 meter wordt gerealiseerd. Het berekende groepsrisico geldt alleen in een situatie waarbij al het vervoer dat over de A7 gaat, ook over de N46 gaat. Het invloedgebied van een BLEVE-scenario op de weg is kleiner dan de voor het onderzoek gebruikte waarde. Het aantal personen dat voor de nieuwe situatie is gebruikt, vormt een overschatting. De toename van het groepsrisico is laag en blijft duidelijk onder de oriëntatiewaarde. Het belang van de ontwikkeling van deze locatie voor het onderwijs in Groningen. Het bovenstaande samenvattend wordt de geringe toename van het groepsrisico in verband met onderhavig stedenbouwkundig plan acceptabel geacht.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 42
Bijlage E
Reactie Scheepsraad
Commentaar De Scheepsraad op het stedenbouwkundig plan Lewenborg West. Een stedenbouwkundig plan geeft altijd maar ten dele antwoord op onzekerheden van bewoners. Nadat de ruimte is ingedeeld, blijven er vragen over de exacte inrichting, vormgeving en het beheer rondom de nieuwe activiteiten. Maar zonder een goede ruimtelijke indeling zijn die antwoorden helemaal niet te geven. Ook in het geval van het stedenbouwkundig plan voor de vestiging van de VMBO-scholen Lewenborg West zijn nog niet alle zorgen en problemen van de bewoners weggenomen.. Het proces verliep niet altijd zonder horten en stoten. Bewoners die moesten leren welke problemen wel en niet in een stedenbouwkundig plan konden worden opgelost, de scholen die wel willen samenwerken, maar niet altijd in staat waren om de consequenties en de vorm van die samenwerking aan te geven en de gemeente die niet altijd alle gegevens direct ter beschikking had. Meest opmerkelijk natuurlijk de strapatsen rondom de vestiging van FC Lewenborg, eerst helemaal weg en toen toch niet, maar ook de bij de gemeente wel bekende zij het nog vage plannen rondom de aanpassingen van de kruising Kluiverboom en de ringweg kwamen voor de bewoners als een totale verrassing. Een fundamenteel probleem was natuurlijk dat Lewenborgers gesteld zijn op hun ‘dorp in het groen’ en de gemeente al een jaar of tien dat concept heeft verlaten en dus ook steeds meer aan de randen van dat dorp heeft gebouwd met het specifieke streven naar een groter stedelijk allure. Toch zijn bewoners en gemeente ook hier elkaar genaderd, hoewel het altijd een punt van discussie zal blijven. De gemeente die groots en meeslepend een stad met allure wil realiseren en de bewoners die juist de rustgevende kwaliteiten van hun unieke woonomgeving blijven benadrukken. De deelnemers vanuit de bewoners hebben een herkenbare inbreng gehad in het voorliggende stedenbouwkundig plan. Niet alles is gehonoreerd. Zo pleiten de bewoners nog steeds voor het ondergronds
realiseren van de parkeergelegenheid. Ons inziens zou dat ruimtelijk nog veel meer mogelijkheden geven. Net zo belangrijk is hoe het nu verder gaat. En wij vinden dat de bewoners ook daarbij goed betrokken moeten worden. Dat concentreert zich dan op drie punten: 1. De vormgeving van de gebouwen. Er wordt als het ware een nieuwe voordeur voor de wijk gebouwd. Logischerwijze willen bewoners daar over mee kunnen praten. Dan gaat het niet over de plaats van de toiletten en dergelijke, maar wel over de stijl van bouwen, het uiteindelijke gebouw waar men de komende jaren tegen aan kijkt. We gaan er vanuit dat het gemeente bestuur stimuleert dat de bewoners daarbij betrokken worden. 2. De inrichting van diverse onderdelen. Het gaat dan met name om de inrichting van de ecologische strook tussen Langszij (het fietspad langs de rand en de huizen), maar ook de inrichting van de kruising van Stadsweg en Langszij. Bewoners vrezen dat de extra drukte door van de scholieren gemakkelijk tot ongevallen kan leiden. 3. Er dient tussen de scholen en de wijk een overeenkomst te komen waarin afspraken gemaakt worden over het parkeren van de deelnemers aan het onderwijsproces (niet in omliggende straten!), over de bestrijding van mogelijke overlast door die deelnemers, ook buiten het schoolterrein en over het voorkomen dan wel regelmatig ruimen van rommel. Ook zou in zo’n convenant kunnen worden afgesproken hoe de scholen wijkactiviteiten zouden kunnen ondersteunen. Ook hier verwachten we dat het gemeentebestuur stimuleert dat zo’n overeenkomst tot stand komt. De Scheepsraad is van mening dat er nu een goed plan ligt. Er is een goede eerste stap gezet. We hopen dat het daar niet bij blijft en dat bewoners betrokken worden en blijven bij de volgende stappen. Met vriendelijke groet, De Scheepsraad, wijkvereniging Lewenborg voorzitter Fokko van der Heide
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 43
Bijlage F
Reactie Verscholengemeenschap Participant: Verscholen Gemeenschap Geachte lezer, Bij dezen bedanken wij u bij voorbaat voor uw poging in dit proces het standpunt van de Verscholen Gemeenschap te begrijpen met het lezen van het onderstaande. Er is ons gevraagd een korte reactie te geven op het proces en de inhoud hiervan ter voorbereiding op het stedenbouwkundige plan. Dit zal worden opgenomen in de participatieparagraaf van het stedenbouwkundige plan. Laat in ieder geval duidelijk zijn, dat wij nog steeds tegen de komst van de scholen zijn. Toch hebben wij de keuze gemaakt om deel te nemen aan dit proces. Vooral om te voorkomen dat zonder onze aanwezigheid de plannen nog slechter zouden uitpakken voor de buurt. De dienst RO/EZ heeft haar taak, binnen de gestelde grenzen, tot op zekere hoogte naar behoren uitgevoerd. Er is veel rekening gehouden met aspecten die zijn aangeven door de verschillende deelnemers, veel tijd gestoken in het luisteren naar elkaar en voldoende ontwerpen liet men daarbij de revue passeren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een maquette. Wel is betreurenswaardig dat een aantal voorstellen van onze kant en die een stuk meerwaarde betekenen voor de hele wijk, de stad en de scholen, vaak werden afgedaan met een simpele opmerking als: “dat is onbetaalbaar”, of: “veel te duur voor dit project”. De gemeente verschool zich daarbij geregeld achter door haar zelf opgestelde procedures, als tegenargument. Of beriep zich op een bepaalde visie uit het verleden. De Verscholen Gemeenschap kan dit soort argumentatie niet verkopen aan de wijkbewoners. Die visie is voor ons helder, maar dat betekent nog niet dat wij of de wijk deze visie willen en kunnen onderschrijven. Als enige echte vertegenwoordigers van de wijk, werden wij zodoende vaak voor een voldongen feit gesteld. Bovendien realiseert de gemeente zich niet dat wij straks dagelijks met de nieuwbouw zullen worden geconfronteerd
en dat er niet zoiets bestaat als: “de ruimte tussen de ringweg en het parkje achter Lichtboei, is een kader dat het mogelijk maakt een nieuwe ontwikkeling naast de wijk te zetten”. Als u het nog begrijpt? Over de betrokken scholen. Ondanks meerdere malen aangeven van onze kant, zijn de scholen er niet in geslaagd ons te overtuigen van het belang van juist deze locatie voor de komst van de scholen. Zij hebben ons eerder nog meer doen twijfelen. Wel is er de afspraak gemaakt dat eventuele overlast in de wijk onder de verantwoordelijkheid van de scholen zal vallen. Er is echter nog weinig te zeggen over het verloop van deze afspraak en over de vraag of de nieuwe leermethode gaat werken. Veel gemeenten willen graag weer terug naar kleinschalig onderwijs; de gemeente Groningen vaart een andere koers. Vanuit ons gezichtspunt was het erg frustrerend dat er voor deze leermethode werd gekozen en er binnen de grenzen van dit overleg eigenlijk geen ruimte was om over deze keuze te discussiëren. Ook hier geldt: de keuze voor deze leermethode was al gemaakt, einde verhaal. Een voldongen feit. De Scheepsraad is tijdens het gehele proces aanwezig geweest. De Scheepsraad heeft gewacht met het formuleren van een mening of het innemen van een standpunt, tot het moment dat het gehele stedenbouwkundige plan gereed was. Nu het plan gereed is, vindt deze raad dat de uitwerking er goed uit ziet. Ook de Scheepsraad zal u vertellen wat zijn standpunt is. Het was voor ons een onaangename ervaring te moeten constateren dat de Scheepsraad niet bereid was een duidelijk standpunt in te nemen gedurende het hele proces. Wij kunnen met zekerheid stellen dat de Scheepsraad de deelwijk Lewenborg-West niet vertegenwoordigt in deze kwestie en ook nooit vertegenwoordigd heeft. Daarom zijn wij zeer benieuwd hoe de Scheepsraad zijn standpunt voor de hele wijk Lewenborg zal formuleren, in de wetenschap dat een tiende deel van de wijk (Vaargeul, Getij, Lichtboei) tegen de plannen is.
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 44
Al met al is het voor ons een zeer leerzame periode geweest. Spanningen liepen soms hoog op vanwege de verschillende belangen. De Verscholen Gemeenschap heeft zelfs nog met de gedachte gespeeld uit het overleg te stappen. Dankzij goed voorzittersschap is dit uiteindelijk niet gebeurd. Wij vragen ons uiteraard nog steeds af of de ingeslagen weg wel de juiste is. Ondanks alle ogenschijnlijk goede bedoelingen van de kant van de gemeente, de tijd die erin is geïnvesteerd, alle rapporten, vergaderingen, overleggen en onderzoeken, en die uiteindelijk hebben geleid tot het stedenbouwkundige plan dat nu voor u ligt. Niemand van de betrokkenen heeft ons ervan kunnen overtuigen dat het nu voorliggende plan van meerwaarde is voor onze, tot op heden, prachtig groene wijk! Het Alfa college biedt voor de toekomst ruim voldoende mboonderwijs voor de hele wijk Lewenborg. Wij vinden net als u, de toekomst van uw en onze kinderen erg belangrijk. Alle goede bedoelingen echter ten spijt, heeft geen van de betrokken partijen in dit overleg kans gezien met rationele, steekhoudende of goed gefundeerde argumenten de plannen sec en in combinatie met deze locatie, te onderbouwen. Met vriendelijke groet, De Verscholen Gemeenschap
Stedenbouwkundig plan “Scholencampus en voetbalvelden Lewenborg”
pagina 45