Schrijf Vaardig 2 en 3 Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen
Extra hoofdstuk Tekstverzorging
Marilene Gathier
u i t g e v e r ij coutinho bussum 2013
c
Dit extra hoofdstuk ‘Tekstverzorging’ hoort bij bij Schrijf Vaardig deel 2 en 3 van Marilene Gathier. © 2012 Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden. Het is docenten die deel 2 en/of deel 3 van Schrijf Vaardig voorschrijven als verplichte literatuur, toegestaan om dit extra hoofdstuk voor hun cursisten te verveelvoudigen. Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum
[email protected] www.coutinho.nl Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN 978 90 469 0317 9 (deel 2)
978 90 469 0318 6 (deel 3)
NUR 114
Tekstverzorging Een nieuw onderdeel bij Staatsexamen programma II, schrijfvaardigheid Bij de opdrachten die je op de computer maakt voor Staatsexamen programma II is er een nieuw onderdeel waarvoor je punten krijgt: tekstverzorging. Wat is tekstverzorging en waar wordt op gelet bij dit onderdeel? Tekstverzorging betekent dat je je tekst netjes en overzichtelijk maakt. In het examen wordt er gelet op: 1 de interpunctie Hierbij wordt het gebruik van hoofdletters, punten, komma’s en vraagtekens beoordeeld. 2 de opmaak a het gebruik van witregels: lege regels tussen stukjes tekst; b het gebruik van tussenkopjes: titels boven de delen van de tekst; c het gebruik van opmaakfuncties: een deel van de tekst is vet, cursief of onderstreept, of een deel van de tekst staat in een grotere of kleinere letter. Hoe gaat dat op het examen? Tekstverzorging wordt alleen beoordeeld bij de korte en middellange schrijftaken die je op de computer maakt. Bij de zinsopdrachten op de computer krijg je er dus geen punten voor. En bij de schrijftaken die je op papier maakt, wordt tekstverzorging dus ook niet beoordeeld. Voor tekstverzorging kun je bij de korte schrijfopdrachten 1 punt krijgen en bij middellange schrijfopdrachten 2 punten. In 2013 krijg je een korte en een middellange schrijftaak op de computer. Dan gaat het dus totaal om 3 punten. Na 2013 krijg je steeds meer onderdelen op de computer en gaat het dus om steeds meer punten. Hoe kun je je voorbereiden? Om voor dit onderdeel te oefenen, kun je de volgende oefeningen doen: 1 Uit Schrijf Vaardig deel 3 doe je hoofdstuk 8 ‘Leesbaarheid’. 2 Je maakt de extra oefeningen bij dit nieuwe hoofdstuk ‘Tekstverzorging’ op de website. Dit hoofdstuk heeft de volgende onderdelen: a Interpunctie: - hoofdletters - leestekens (punten, komma’s, vraagtekens, enzovoort) b Opmaak: alinea’s en opmaakfuncties (cursief, vet, onderstreept, lettergrootte) Op de website www.cve.nl/item/digitale_examenonderdelen kun je meer informatie vinden over dit nieuwe onderdeel, in het pdf-document ‘Toelichting digitale schrijfexamens kandidaten’. Daarin zie je ook voorbeelden van de puntentelling.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 3/16
A Interpunctie Hoofdletters Hoofdletters gebruik je: 1 Aan het begin van een zin, dus aan het begin van een tekst en na een punt, vraagteken of uitroepteken. Maar niet na een komma of puntkomma. Hoofdletters gebruik je ook bij een directe rede. Voorbeelden: a Ik ga mijn huiswerk maken. Daarna ga ik boodschappen doen. (na een punt) b Kom je op tijd? Dan kunnen we meteen beginnen. (na een vraagteken) c Wat een onzin! Dat geloof je toch niet? (na een uitroepteken) d De leraar zei: ‘Morgen begint de les tien minuten later.’ (bij een directe rede) e De les begint tien minuten later: de leraar is nog onderweg. (niet na een dubbele punt) f De les begint tien minuten later; controleer in die tijd vast je huiswerk. (niet na een puntkomma) g Omdat de leraar wat later was, moesten we zelf vast beginnen. (niet na een komma) Drie uitzonderingen: a ’s Morgens drink ik altijd twee koppen koffie. ’s Middags drink ik thee. (Als een zin met aan apostrof begint (hier: ’s) krijgt het volgende woord een hoofdletter.) b 22 juni is mijn verjaardag. (Als een zin met een cijfer begint, krijgt het volgende woord geen hoofdletter.) c Beste Erik, Hoe gaat het met je? (In de eerste zin van je brief of e-mail zet je wel een hoofdletter, terwijl je na de aanhef een komma zet.)
2 Bij namen a Namen van personen (bijvoorbeeld op een envelop of bij aanhef van brieven en e-mails) en namen van dieren. Jan de Boer; mevrouw De Boer; mevrouw A. de Boer (de eerste letter na mevrouw of meneer is een hoofdletter); een Rembrandt (dit is een schilderij van Rembrandt); Geachte mevrouw De Boer; Lassie b Aardrijkskundige namen (landen, provincies, steden, rivieren, landstreken, bergen), ook als adjectief en bij talen. Bij toevoegingen als centrum of noorden gebruik je geen hoofdletter (tenzij het deel van een naam is). Bij bewoners van landen of streken gebruik je wel een hoofdletter, bij aanhangers van een religie niet.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 4/16
– Nederland; pro-Israël; Noord-Holland; het westen van Frankrijk; Den Haag; het centrum van Utrecht; Rotterdam-Centrum; Capelle aan den IJssel; de Maas; de Veluwe; de Mount Everest (landen, provincies, steden, rivieren, landstreken, bergen) – Franse wijn; een Zuid-Afrikaanse cursist; het Frans; een leraar Spaans; Engelse woorden (adjectief, talen) – een Duitser; een Palestijn (bewoners van landen of streken) – een protestant, de moslim (aanhangers van een religie) c Namen van feestdagen en heilige begrippen. Kerstmis; Pasen; het Suikerfeest; Sinterklaas; Prinsjesdag; Moederdag; God; de Koran Je gebruikt geen hoofdletters bij de religieuze periodes en ook niet bij samenstellingen en afleidingen met feestdagen en heilige begrippen: de ramadan; carnaval; een paasei; het kerstfeest; goddelijk d Namen van historische gebeurtenissen, maar niet van de historische periodes. de Tweede Wereldoorlog; de middeleeuwen; de renaissance e Namen van boeken, kranten, titels (bijvoorbeeld van artikelen) tijdschriften en dergelijke. De aanslag (boek); de Volkskrant (krant) f Namen van bedrijven, instellingen, scholen, enzovoort, maar niet bij een algemene aanduiding zoals ‘de gemeenteraad’, ook niet voor personen. de Nederlandse Spoorwegen; de Tweede Kamer; de afdeling Juridische Zaken; de Universiteit Utrecht; het Marnix Gymnasium; de gemeenteraad; het kabinet; de universiteit; het gymnasium; de burgemeester; prinses Amalia g Sommige afkortingen: in elk geval als het een afkorting van namen is, maar niet bij opleidingen; kijk als je twijfelt altijd in een woordenboek. de ANWB; het UMC; de PvdA; de NAVO; het mbo; de havo h Bij merknamen gebruik je een hoofdletter. een Volkswagen; Esso; een Apple i Je gebruikt geen hoofdletters bij dagen, maanden en seizoenen en samenstellingen en afleidingen hiermee. zondag; maandag; april; december; de lente; zomers; een herfstbos
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 5/16
Oefening 1 Vervang de kleine letters door hoofdletters als dit nodig is. 1 2
dit jaar heb ik in juli een cursus spaans in barcelona gevolgd. ik had eerder al een cursus aan de volksuniversiteit nieuwegein gevolgd, maar dat ging me te langzaam. dus ik besloot iets anders te bedenken. 3 ik wilde graag spaans leren om verschillende redenen. de belangrijkste daarvan was: me te kunnen verplaatsen in mijn cursisten. hoe is het om een nieuwe taal te leren? wat is er leuk aan en wat is er moeilijk aan? 4 bovendien heb ik verschillende zuid-amerikaanse cursisten die niet allemaal goed engels spreken. het spaans kan me helpen hun beter les te geven. 5 in spanje is een organisatie die don quijote heet, met scholen in verschillende spaanse steden zoals barcelona, madrid en cordoba. ze bieden behalve cursussen spaans ook excursies aan in de plaats en omgeving waar je studeert. 6 ‘s ochtends om 9 uur begonnen mijn lessen en die duurden tot 2 uur. aan het eind van de middag deed ik dan meestal mee aan een excursie, bijvoorbeeld een stadswandeling in het historische centrum van barcelona, waar veel gebouwen uit de middeleeuwen staan. 7 het was voor mij een bijzondere ervaring om intensief met een taal bezig te zijn. het was moeilijker dan ik dacht: vooral het spreken kostte me in het begin moeite. 8 ik merkte ook dat mijn hersenen soms problemen hadden om alles te verwerken. ik vroeg een keer iets aan de cursist naast me. ik gebruikte in mijn vraag nederlands, engels en spaans door elkaar. hij was ook een nederlander en vroeg verbaasd: ‘wat bedoel je?’ 9 2 weken lang van maandag tot en met vrijdag met een nieuwe taal bezig zijn, kostte me dus veel energie. maar het was ook een geweldige ervaring om elke dag meer van die taal te begrijpen. 10 nu ik weer in nederland ben, volg ik weer een cursus spaans. ik wil namelijk niet vergeten wat ik geleerd heb. ik kon verdergaan in het vierde jaar bij de volksuniversiteit. 1 week intensieve cursus staat dus gelijk aan wat je in een jaar aan een volksuniversiteit kunt leren.
Leestekens In de volgende situaties gebruik je leestekens. 1 Een punt zet je: a aan het eind van een zin; Dat begrijp ik niet. b bij sommige afkortingen (Kijk bij twijfel in een woordenboek.). Dat staat op blz. 10. Hij leefde rond 100 v.Chr. in Rome. Hij zit op het vwo. Ik vlieg met de KLM. 2 Een vraagteken zet je achter een vraag: Waarom ben je zo laat?
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 6/16
3 Een uitroepteken zet je bij een uitroep, bijvoorbeeld als je verbaasd bent. Zoiets had ik nog nooit gezien! Hij riep: ‘Kom eens kijken!’ 4 Een komma zet je in het algemeen waar een logische pauze is tussen twee zinsdelen. Lees bij twijfel hardop. Vergelijk bijvoorbeeld: • Hij vroeg, mij niet voor 9 uur te bellen. (Hij vroeg of men mij niet wilde bellen voor 9 uur.) • Hij vroeg mij, niet voor 9 uur te bellen. (Hij vroeg aan mij of ik na 9 uur wilde bellen.) a
Tussen een hoofdzin en een bijzin zet je meestal een komma, zeker als de zin langer is. Ik kan helaas de les morgen niet volgen, omdat ik een sollicitatiegesprek heb. Als je de oefening hebt gemaakt, kun je de antwoorden controleren in de sleutel. Ik kom niet omdat ik ziek ben. / Ik kom niet, omdat ik ziek ben. (korte hoofdzin en bijzin, beide mogelijkheden zijn goed)
Tussen twee hoofdzinnen zet je in principe geen komma, tenzij er geen voegwoorden in de zin staan of de zin lang is. Je schrijft meestal geen komma na en (tenzij de zin heel erg lang is) en of. In het examen maak je eerst drie zinsopdrachten, dan doe je een korte schrijftaak, daarna maak je een middellange schrijfopdracht. (hoofdzinnen zonder voegwoorden) Ik moet nog boodschappen doen en ik wil nog even een was draaien. Wil je nu al thee of wacht je liever nog even? Hij was moe maar hij kwam toch. (korte hoofdzinnen met voegwoord) Hij was na een dag werken natuurlijk wel moe, maar hij besloot toch naar het feest te gaan. (langere hoofdzinnen met voegwoord) b Bij bijvoeglijke bijzinnen zijn er twee mogelijkheden. De plaats van de komma zorgt voor een verschil in betekenis. De cursisten die geslaagd waren, kregen een diploma. (betekenis: Niet iedereen was geslaagd. En alleen de geslaagde cursisten kregen een diploma.) De cursisten, die geslaagd waren, kregen een diploma. (betekenis: Iedereen was geslaagd. En alle cursisten kregen een diploma.) c Bij een dat-zin komt geen komma. Hij zei dat hij wat later zou komen. Ik geloof niet dat hij de waarheid spreekt. d Bij een opsomming gebruik je komma’s (voor en/of alleen als de zin erg lang is). Op het examen letten ze nu op het gebruik van punten, komma’s en vraagtekens. Wat wil je drinken: koffie, thee of iets fris?
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 7/16
e Je zet een komma tussen verschillende adjectieven die niet bij elkaar horen. Vergelijk: Hij kocht een heel vers brood. (betekenis: het brood was erg vers. ‘Heel’ hoort bij het adjectief ‘vers’.) Hij kocht een heel, vers brood. (betekenis: niet een half vers brood, maar een heel. ‘Heel’ en ‘vers’ zijn adjectieven die niet bij elkaar horen.) 5 Een puntkomma gebruik je, als je iets meer pauze wilt dan bij een komma, maar iets minder dan bij een punt. De volwassenen bleven aan tafel zitten; de kinderen gingen naar buiten. 6 Een dubbele punt gebruik je: a als er een opsomming komt; Hij spreekt vijf vreemde talen: Engels, Frans, Duits, Spaans en Portugees. b voor een verklaring of uitleg; Ik doe er niet aan mee: ik heb er gewoon geen tijd voor. c voor een directe rede, voor het eerste aanhalingsteken. Hij zei: ‘Morgen kom ik wat later.’ 7 Aanhalingstekens gebruik je: a als iets figuurlijk bedoeld is, maar niet een vaste uitdrukking is. Vergelijk: Een jonge hond vraagt veel aandacht, je hebt er eigenlijk een ‘kind’ bij. (geen echt kind) Voor hetzelfde geld hoor je nooit meer iets van hem. (Dit is een vaste uitdrukking.) b bij een zogenoemde zelfnoemfunctie, bijvoorbeeld: Het woordje ‘er’ is een van de moeilijkste woorden van het Nederlands. De naam ‘de Vries’ is de meest gebruikte achternaam in Nederland. c bij een citaat, dus in de directe rede. Dit kunnen enkele of dubbele aanhalingstekens zijn. Bijvoorbeeld: Hij zei: ‘Morgen kom ik niet.’ Hij zei: “Morgen kom ik niet.” De leestekens die bij dat citaat horen, komen ook binnen de aanhalingstekens. Vergelijk: Hij vroeg: ‘Waarom ben je zo laat?” Ze riep: ‘Kom eens even kijken, Peter!’ Mijn kinderen noemen hun meester ‘Peter’! Ik vind het beter als ze hem ‘meester’ noemen.
Een citaat onderbreek je met een komma. De komma staat vaak binnen de aanhalingstekens, als de zin in het citaat onderbroken wordt. Voordat het citaat verdergaat, komt er weer een komma. ‘Geachte aanwezigen,’ zei de voorzitter, ‘ik wil graag de vergadering openen.’ 8 Haakjes gebruik je als iets minder belangrijk is of eigenlijk buiten de zin valt: Mijn oom (de broer van mijn moeder) belde mij gisteren. Willen jullie het boek Schrijf Vaardig (deel 3) morgen meenemen?
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 8/16
9 Een slash (schuine streep of schrap) gebruik je als je een keuze kunt maken: Geachte heer/mevrouw, U kunt soep en/of een broodje nemen.
Nota bene: bij het nieuwe onderdeel ‘Tekstverzorging’ wordt vooral op punten, komma’s en vraagtekens gelet. Voor de volledigheid hebben we hier informatie over alle leestekens gegeven.
Oefening 2 Zet op de juiste plaatsen hoofdletters, punten, komma’s en vraagtekens. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
de meeste mensen kopen bij de media markt een wasmachine een tv of een computer maar sinds kort kun je er ook een kaartje voor een ruimtereisje kopen als je er genoeg geld voor hebt de vlucht waarvoor je een kaartje kunt kopen zal vanaf curaçao vertrekken hoeveel moet zo’n reisje kosten de tickets zijn verkrijgbaar voor zo’n € 73.000 dat is een heel bedrag al krijg je er dan ter promotie ook wel een paar apparaten bij de 18-jarige scholier rowin heeft al een kaartje gekocht hij vertelt: ‘mijn moeder had de actie in een foldertje zien staan en vond dit meteen iets voor mij’ ‘hoe kun je die reis betalen’ wordt aan hem gevraagd bij een interview voor een krant het antwoord wordt maar gedeeltelijk duidelijk in zijn verhaal ‘ik heb de reis niet met een pinpas betaald’ lacht hij ’maar dankzij mijn familie is dit wel mogelijk geworden’ rowins ruimtevlucht die in 2014 zal plaatsvinden zal maar een uur duren daarvan is hij maar 5 tot 6 minuten in de ruimte waar hij gewichtsloos zal zijn dan zal hij zich officieel ‘astronaut’ mogen noemen omdat je daarvoor op een hoogte van 100 km geweest moet zijn ‘ik verheug me vooral op het uitzicht’ zegt rowin ‘dat natuurlijk geweldig moet zijn’ voordat hij naar een hoogte van 103 km gaat vliegen moet hij een intensief trainingsprogramma volgen dat is nodig omdat je aan enorme krachten blootstaat bij de vlucht met deze ruimtereis proeft rowin alvast even aan die onmetelijke ruimte waar hij als het aan hem ligt nog veel meer mee te maken krijgt rowin vertelt: ‘ik volg een hbo-opleiding technische natuurkunde in eindhoven en zal hopelijk iets in de ruimtevaart gaan doen’ 170 kaartjes zijn er al voor dit soort ruimtereizen verkocht al hoeft niet iedereen er zelf voor te betalen voor sommige vips is het reisje gratis zoals voor het fotomodel doutzen kroes maar voor de meesten mensen die dit willen meemaken zal het een heel duur uurtje worden
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 9/16
B Opmaak Met alinea’s, witregels en functies (cursief, vet, onderstrepingen, lettergrootte) kun je een tekst duidelijker en overzichtelijker maken. In oefening 3 zie je een voorbeeld van een tekst met en zonder opmaak, uit een bijsluiter.
Oefening 3 Geef antwoord bij het voorbeeld uit de bijsluiter. Kijk eerst naar het eerste kader, nog niet naar het tweede kader. Kijk hoeveel tijd je nodig hebt om het antwoord te vinden op de volgende vraag: Hoeveel tabletten paracetamol mag een kind van 10 jaar maximaal nemen in 24 uur? 3. Hoe wordt Paracetamol MAE 500 mg gebruikt? Volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar: 1-2 tabletten per keer, maximaal 6 tabletten per 24 uur. Kinderen van 12-15 jaar: 1 tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur. Kinderen van 9-12 jaar: 1 tablet per keer, 3 tot 4 tabletten per 24 uur. Kinderen van 6-9 jaar: ½ tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur. De tijd tussen twee doseringen dient minimaal 4 uur te bedragen. Wanneer de verschijnselen van koorts en pijn weer opkomen, mag de toediening dus pas na 4 uur worden herhaald. De lagere toedieningsfrequentie is bedoeld voor kinderen in de ondergrens van de desbetreffende leeftijdscategorie. De tabletten doorslikken met een ruime hoeveelheid water of de tabletten in een ruime hoeveelheid water uiteen laten vallen, goed omroeren en opdrinken. In geval u bemerkt dat Paracetamol MAE 500 mg te sterk of juist te weinig werkt, raadpleeg dan uw arts of apotheker. Kijk nu hoeveel tijd je nodig hebt, om het antwoord op dezelfde vraag in het tweede kader te vinden. 3. Hoe wordt Paracetamol MAE 500 mg gebruikt? Volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar: 1-2 tabletten per keer, maximaal 6 tabletten per 24 uur. Kinderen van 12-15 jaar: 1 tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur. Kinderen van 9-12 jaar: 1 tablet per keer, 3 tot 4 tabletten per 24 uur. Kinderen van 6-9 jaar: ½ tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur.
▶
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 10/16
De tijd tussen twee doseringen dient minimaal 4 uur te bedragen. Wanneer de verschijnselen van koorts en pijn weer opkomen, mag de toediening dus pas na 4 uur worden herhaald. De lagere toedieningsfrequentie is bedoeld voor kinderen in de ondergrens van de desbetreffende leeftijdscategorie. De tabletten doorslikken met een ruime hoeveelheid water of de tabletten in een ruime hoeveelheid water uiteen laten vallen, goed omroeren en opdrinken. In geval u bemerkt dat Paracetamol MAE 500 mg te sterk of juist te weinig werkt, raadpleeg dan uw arts of apotheker. Bron: http://db.cbg-meb.nl/Bijsluiters/h102942.pdf
Oefening 4 Kijk nog eens naar de opmaak in het tweede kader en geef antwoord. 1. 2. 3. 4. 5.
Waarom kon je in deze tekst het antwoord op de vraag in oefening 3 sneller vinden? Welke tekst is vet en waarom is dat zo? Welke tekst is onderstreept en waarom is dat zo? Welke tekst is cursief en waarom is dat zo? Waar zijn witregels gebruikt (witregels zijn witte regels tussen stukjes tekst) en waarom is dat zo?
Niet overdrijven Met de opmaak van een tekst kun je dus structuur aanbrengen in je tekst. Maar kijk eens naar het derde kader. Bespreek met je docent of een andere cursist het effect van de opmaak van deze tekst. 3. Hoe wordt Paracetamol MAE 500 mg gebruikt? Volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar: 1-2 tabletten per keer, maximaal 6 tabletten per 24 uur. Kinderen van 12-15 jaar: 1 tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur. Kinderen van 9-12 jaar: 1 tablet per keer, 3 tot 4 tabletten per 24 uur. Kinderen van 6-9 jaar: ½ tablet per keer, 4 tot 6 maal per 24 uur.
▶
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 11/16
De tijd tussen twee doseringen dient minimaal 4 uur te bedragen. Wanneer de verschijnselen van koorts en pijn weer opkomen, mag de toediening dus pas na 4 uur worden herhaald. De lagere toedieningsfrequentie is bedoeld voor kinderen in de ondergrens van de desbetreffende leeftijdscategorie. De tabletten doorslikken met een ruime hoeveelheid water of de tabletten in een ruime hoeveelheid water uiteen laten vallen, goed omroeren en opdrinken. In geval u bemerkt dat Paracetamol MAE 500 mg te sterk of juist te weinig werkt, raadpleeg dan uw arts of apotheker.
Titel, alinea’s , witregels en tussenkopjes Boven een stukje tekst zet je een titel. Die maak je vet. De titel van de hele tekst kun je ook in een wat grotere letter zetten. Alinea’s zijn stukjes tekst die bij elkaar horen wat betreft de inhoud. Dit stukje tekst onder de titel ‘Titel, alinea’s , witregels en tussenkopjes’ bestaat bijvoorbeeld uit vier alinea’s. Een nieuwe alinea begint op een nieuwe regel. Dat doe je met de toets met Enter op je toetsenbord. Je kunt tussen alinea’s witregels zetten. In dit stukje tekst zie je drie witregels. Boven een alinea (of een paar alinea’s die bij elkaar horen) kun je ook een tussenkopje zetten. Dat is de titel van die alinea (of alinea’s). Zo’n tussenkopje is eigenlijk een korte samenvatting van de inhoud van het stukje tekst. Het tussenkopje maak je vet. Een voorbeeld daarvan zie je in de tekst op bladzijde 3 met de informatie over het nieuwe examenonderdeel. Daar zie je drie tussenkopjes. Meestal doe je genoeg aan de lay-out als je gebruikmaakt van alinea’s, eventueel met tussenkopjes en alleen de titel en tussenkopjes vet maakt.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 12/16
Oefening 5 Lees de onderstaande tekst. Zet de titels van de tussenkopjes op de juiste plaatsen. Kies uit: Beginnen met looptherapie - Meer weten? - Geluksgevoel - Zelfvertrouwen en conditie Rennen tegen een depressie In Nederland heeft ongeveer één op de zestien mensen een depressie. Deze ziekte tast de kwaliteit van leven aan en zorgt voor veel verdriet. Bij depressieve mensen uit dit zich op allerlei vlakken. Ze presteren slechter op hun werk, maar ook relaties met familie en vrienden lijden eronder. Sommigen zien zelfs geen andere uitweg dan zelfmoord. Gelukkig is een depressie meestal te behandelen. Een combinatie van praten en medicijnen komt vaak voor. Maar tegenwoordig beginnen steeds meer mensen met runningtherapie. Genezen door regelmatig te bewegen. Deze behandeling wordt steeds populairder, omdat het zowel lichamelijk als geestelijk doorwerkt. Bij mensen met een depressie is de aanmaak en het behoud van serotonine en andere stoffen in de hersenen verstoord. Deze verstoring kan chemisch, in de vorm van pillen, maar dus ook door rennen verholpen worden. Bij lichaamsbeweging komen stoffen vrij in het lichaam, zoals adrenaline, endorfine en serotonine. Endorfine bijvoorbeeld zorgt voor een tijdelijk geluksgevoel. Hardlopers noemen dit fijne gevoel ‘runners high’. Voor het begin van runningtherapie heeft een patiënt waarschijnlijk al heel lang niets aan lichaamsbeweging gedaan. Bij een depressie is de gedachte aan lichaamsbeweging alleen al vermoeiend. Gewone werkzaamheden en klusjes in huis blijven vaak liggen. Door te beginnen met runningtherapie verhogen patiënten hun zelfvertrouwen. En na de training heb je iets bereikt: je hebt het doel dat je jezelf hebt gesteld ook letterlijk behaald. Rennen vermindert niet alleen je depressieve gevoelens, maar je hele gezondheid gaat vooruit. Joggen is goed voor je hart en je conditie, en je blijft makkelijker op gewicht. Ook slaapproblemen worden minder. Je gaat je beter voelen en dat zie je. Denk je dat je een depressie hebt? Trek dan niet meteen je sportschoenen aan om te gaan rennen. Sluit eerst uit dat je niets anders hebt. Ga daarvoor naar de huisarts of GGZ. Heb je een depressie? Zoek dan samen met je therapeut naar een goede behandeling. Besluiten jullie dat het runningtherapie is, ga dan onder begeleiding lopen in een groepje. Zo bouw je het rustig op en voorkom je blessures en teleurstelling. Een aantal GGZ’s geeft Runningtherapie. Informeer daarvoor bij die in je buurt.
Bron: http://www.gezondheidsnet.nl/pak-je-depressie-aan/artikelen/532/runningtherapie De stukken tekst onder het eerste, tweede en derde tussenkopje bestaan ieder ook weer uit twee alinea’s. Zet drie keer een / in de tekst waar een nieuwe alinea kan beginnen. Controleer dan in de sleutel de titels van de tussenkopjes en de verdeling van de alinea’s.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 13/16
Tekst bewerken in Word In Word zijn er twee manieren om je tekst te bewerken: 1 Alleen met de muis: je selecteert een stuk tekst met je muis. Dan klik je op de pictogrammen boven in je beeldscherm:
voor Bold = vet
voor Italic = cursief
voor Underline = onderstrepen
2 Met de muis en het toetsenbord: Je selecteert een stuk tekst met de muis en je gebruikt de volgende toetsen: Ctrl + B tegelijkertijd indrukken voor Bold = Vet Ctrl + I tegelijkertijd indrukken voor Italic = Cursief Ctrl + U tegelijkertijd indrukken voor Underline = onderstrepen Beide manieren kun je ook gebruiken voordat je begint met een stukje tekst typen. Dus de B boven in je beeldscherm aanklikken of Ctrl + B indrukken en dan gaan typen, dan wordt je tekst vet. Als je klaar bent met dat stukje, doe je dit weer. Dan staat de functie voor vette tekst weer uit. In het pdf-document ‘Toelichting digitale schrijfexamens kandidaten’ op www.cve.nl/item/ digitale_examenonderdelen kun je vinden, hoe je dit in een tekst op je examen kunt doen. Ook vind je daar nog meer informatie over hoe symbolen, zoals ½ invoegt en hoe je kunt variëren met de lettergrootte.
Oefening 6 Verbeter de tekstverzorging van deze tekst door alinea’s en tussenkopjes te maken. Verdeel de tekst in een inleiding, drie stukjes onder tussenkopjes en een afsluiting. Je kunt deze oefening downloaden op de website. De oefening staat dan al in een Word-document. Je kunt de oefening dan dus meteen in Word maken. De tekst is een ingezonden brief in een schoolkrant. Ouders konden hun mening geven over het invoeren van een continurooster
Gaan we een continurooster op onze school invoeren? Als ouders krijgen we in deze schoolkrant de gelegenheid om onze mening te geven voor of tegen het invoeren van een continurooster op de school van onze kinderen. In het huidige rooster gaan de kinderen van half 9 tot 12 uur naar school. Dan is er een middagpauze van 12 uur tot half 2. De middaglessen duren dan van half 2 tot half 4. De meeste kinderen gaan tussen de middag naar huis. Op woensdagmiddag hebben de kinderen vrij. Bij een continurooster gaan de kinderen elke dag naar school van half 9 tot 2 uur.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 14/16
Ze hebben dan een halfuur pauze tussen de middag en ze blijven dan op school. Ik ben voor het invoeren van het continurooster. Er zijn verschillende voordelen voor de ouders. Het is handiger voor werkende ouders. Ze hoeven dan niet voor opvang tussen de middag te zorgen. In de huidige situatie kunnen de kinderen ook wel overblijven, maar ze zijn dan toch in een uitzonderingspositie. Als alle kinderen tussen de middag op school blijven, is dat de normale situatie. Ook voor ouders die 1 of meer dagen thuis zijn, is het handiger: ze hoeven niet door weer en wind 4 keer per dag naar de school te fietsen om hun kinderen te halen. Ook voor de kinderen heeft een continurooster voordelen. Ze zijn ’s middags eerder klaar met hun schooldag. Ze hebben daarna ’s middags nog genoeg tijd om met vriendjes af te spreken of om te gaan sporten. Bovendien is de dag duidelijk verdeeld in schooltijd en vrije tijd. Veel kinderen die tussen de middag thuis zijn geweest, hebben ’s middags op school moeite om weer om te schakelen. Ik ga ook even in op de argumenten tegen een continurooster. Sommige mensen zeggen dat een kind tussen de middag ruim de tijd moet hebben om uit te rusten van de ochtend. Dat zou dan het beste thuis kunnen. Maar bij een continurooster is er ook ’s ochtends een pauze van een kwartier en tussen de middag een pauze van een halfuur. Ik denk dat 3 kwartier pauze in een schooldag genoeg is. Daarna hebben ze nog de hele middag in een huiselijke omgeving. Als tweede tegenargument heb ik gehoord dat er betaald moet worden voor het overblijven. Niet iedereen heeft dat geld. Maar de bijdrage is niet echt hoog. Bovendien weet ik dat er een speciale regeling mogelijk is voor mensen die het geld echt niet kunnen missen. Concluderend kan ik zeggen dat het continurooster wat mij betreft zo snel mogelijk ingevoerd gaat worden. Ik ben benieuwd of de meeste ouders dit met mij eens zijn. Als u er nog eens verder over wilt praten, kunt u altijd contact met mij opnemen. Mijn e-mailadres staat onderaan deze brief.
Oefening 7 Schrijf zelf een tekst met een goede tekstverzorging. Studenten aan een mbo, hbo of universiteit kunnen in Nederland op dit moment nog een studiebeurs krijgen. Dit bedrag krijgt elke student van de overheid om te studeren, ongeacht het inkomen van de ouders. Als studenten daarnaast nog meer geld nodig hebben, wordt dit door hun ouders betaald of kunnen ze het lenen. In de plannen van de huidige regering wordt deze basisbeurs in 2014 afgeschaft. De beurs wordt dan omgezet in een zogenoemd sociaal leenstelsel: de student leent tegen een lage rente zo nodig geld van de overheid en moet dit na zijn studie weer terugbetalen. Dat zal gemiddeld € 13.000,- meer zijn dan nu. Sommige kranten hebben een opiniepagina. Daar plaatsen ze teksten van lezers. Schrijf een tekst over deze plannen voor zo’n opiniepagina van een krant. 1 Schrijf een inleiding met in het kort de inhoud van het regeringsplan. 2 Geef je mening over dit plan en geef daar minstens twee argumenten voor.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 15/16
3 Bedenk hierna één argument dat iemand met een tegenovergestelde mening zou kunnen geven. Noem dit argument (Sommige mensen vinden dat …). Schrijf dan op waarom je dat geen goed argument vindt. (Zoals in oefening 6 is gedaan.) 4 Schrijf een conclusie of afsluiting. Let vooral op de tekstverzorging: a Denk om de juiste interpunctie en hoofdletters op de juiste plaatsen. b Werk aan de opmaak van de tekst. Mogelijke argumenten voor het plan om de basisbeurs af te schaffen (dus de studenten moeten dan zelf hun studie betalen): – Een beurs wordt betaald met belastinggeld. Dus moeten ook mensen die zelf niet gestudeerd hebben, meebetalen aan de beurs van de student die later een hoog inkomen heeft. – Nu krijgen ook jongeren uit rijke gezinnen een beurs. Die hebben dat niet nodig. – Er is in deze crisis geen geld meer voor een basisbeurs. We moeten allemaal bezuinigen. – Als een student geld moet lenen, zal hij harder werken om zijn studie af te maken. – Een student investeert in zijn eigen toekomst. Daar zou hij zelf geld voor over moeten hebben. Mogelijke argumenten tegen het plan om de basisbeurs af te schaffen (dus de studiebeurs moet blijven bestaan): – Studeren moet een recht zijn voor iedereen, ongeacht inkomen en afkomst. De overheid moet daarin investeren. – Zonder basisbeurs zullen minder jongeren gaan studeren. Dat is niet goed voor het land. – Een afgestudeerde gebruikt zijn kennis onder andere om zich in te zetten voor de samenleving. Die samenleving moet er dus ook wat voor overhebben, in de vorm van belasting. – Ouders zullen zich gedwongen voelen zo veel mogelijk studiekosten van hun kind te betalen. Ze zullen minder geld overhouden voor andere dingen. Dat is slecht voor de economie. – Het is oneerlijk tegenover jongeren die nog studeren of moeten gaan studeren. Studenten van vóór 2014 hebben namelijk wel een beurs gehad. Soms gaat het om de broers en zussen, van wie de een dus geen enorme studieschuld heeft en de ander wel. Deze argumenten krijg je, zodat je je beter op de tekstverzorging kunt concentreren. Bij Staatsexamen programma II moet je dit soort argumenten zelf bedenken.
Extra hoofdstuk tekstverzorging bij Schrijf Vaardig 2, 3 – 16/16