Externe beoordeling van het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een Licht Verstandelijke Beperking NHL Hogeschool visitatiedatum: 17 november 2011 Beoordelingsrapport
INHOUDSOPGAVE Samenvatting 1. Inleiding 2. Positionering van het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking 3. Het oordeel van de commissie 1. Missie en onderzoeksprofiel 2. Impact, waardering en erkenning op het gebied van: - kennisontwikkeling; - beroepspraktijk en maatschappij; - onderwijs en scholing. 3. Portfolio en de wijze waarop het lectoraat is georganiseerd 4. Mensen en middelen 5. Relevantie en duurzaamheid van in- en externe samenwerkingsverbanden 4. Afsluiting: aanbevelingen Bijlagen Bijlage 1: Samenstelling van de externe beoordelingscommissie Bijlage 2: Programma externe evaluatie lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Bijlage 3: Bestudeerde documenten
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 2
Samenvatting
Het lectoraat voor Maatschappelijke participatie voor (jonge) mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB) bestaat sinds het voorjaar van 2009 en is een samenwerkingsverband tussen de NHL Hogeschool (NHL) en het Orthopedagogisch Expertise- en Behandelcentrum Tjallingahiem in Leeuwarden. De NHL en Tjallingahiem bekostigen ieder ongeveer de helft van de exploitatie van het lectoraat. Als lector is Dr. J. Y. (Jelle) Drost aangesteld. Het lectoraat heeft als centrale doelstelling de bevordering van de maatschappelijke participatie van (jonge) mensen met een LVB, waarbij de nadruk ligt op de verbetering van de diagnostiek en hulpverlening bij gezinnen die zich in langdurig problematische situaties bevinden en met een of meer gezinsleden met een LVB. Een scala van beroepsbeoefenaren krijgt met het thema LVB te maken: mensen uit het onderwijs, zorg en welzijn, en (geestelijke) gezondheid. Over de maatschappelijke relevantie van de missie van dit lectoraat is, zoals de commissie na afloop van de visitatie stelde, “dan ook geen enkele discussie”. De lector heeft bij de start van het lectoraat een ambitieus werkplan opgesteld, gebaseerd op een inventarisatie van een aantal probleemgebieden rondom het onderwerp (jonge) mensen met een LVB. Studenten, en daarmee de latere beroepsbeoefenaren, kregen een belangrijke rol bij de uitvoering van de in het plan opgenomen projecten die mede door leden van de kenniskring begeleid worden. Met de inzet van studenten werd tegelijkertijd een kwantitatieve zwakte van het lectoraat (weinig formatie) ondervangen. Deze keuze heeft ertoe geleid dat veel studenten enthousiast bij het lectoraat betrokken zijn. Door een minor is de aandacht voor het onderwerp LVB inmiddels ook structureel in het onderwijs op de NHL verankerd. De betekenis van het lectoraat voor onderwijs en scholing is dan ook zeer groot. Ook voor de stichting Tjallingahiem heeft de samenwerking met het lectoraat vruchten afgeworpen: de stichting maakt gebruik van het vele onderzoek dat het lectoraat (n.a.v. vragen van Tjallingahiem) verricht, en van de instrumenten die worden ontwikkeld. Medewerkers van deze stichting hebben zitting in de kenniskring en geven trainingen binnen de minor. Hierdoor vindt kruisbestuiving plaats. De samenwerking met Tjallingahiem, als voorbeeld van een samenwerking tussen een lectoraat en zijn werkveld, is naar de mening van de commissie zeer geslaagd. Het lectoraat is nu ongeveer 2,5 jaar aan het werk. De commissie stelt vast dat in de afgelopen periode vooral de sterke kant van het lectoraat naar voren is gekomen. Ze denkt hierbij aan de goede samenwerking met Tjallingahiem, de betrokkenheid van de kenniskringleden en docenten, het “op de kaart zetten” van het onderwerp (jonge) mensen met een LVB en de context daarvan en de koppeling tussen het lectoraatsonderzoek en het onderwijs. De wijze waarop studenten over hun onderzoek en werk met mensen met een LVB spraken, was hartverwarmend. Het onderzoek van het lectoraat is buitengewoon voortvarend aangepakt en dat is in hoge mate de verdienste van de lector. Het positieve beeld van de lector dat de commissie zich voorafgaand aan de visitatie had gevormd, werd tijdens de visitatie alleen nog maar groter.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 3
Over de output van het lectoraat kan de commissie zich op dit moment nog geen afgerond oordeel vormen. Daarvoor is de output nog teveel beperkt tot scripties en werkstukken die een verkennend karakter hebben, of juist een heel specifiek onderwerp behandelen. Aangezien het lectoraat nog krap 1,5 jaar te gaan heeft en het erop aan komt het lectoraat af te sluiten met een aantal innovatieve instrumenten én nu het lectoraat meer naar buiten zou moeten treden en aandacht zou moeten vragen voor het thema mensen met een LVB in de keten, lijkt een zwakkere kant van het lectoraat aan het licht te komen. Dat geldt ook voor het tot stand komen van wetenschappelijke publicaties waarmee landelijke en eventueel internationale bekendheid van het lectoraat verworven kan worden. Bij dit alles moet bedacht worden, dat het lectoraat een zeer beperkte formatie heeft; alles bijeengenomen 1,4 fte. Tijdens de visitatie gaven de lector en zijn medewerkers aan zich bewust te zijn van al datgene wat er nog op hen af komt. Ook de zelfevaluatie maakt hier melding van. De commissie trof echter geen gedegen visie of plan aan met betrekking tot de vraag hoe de verschillende opgaven zouden moeten worden aangepakt. De commissie mist een gevoel van urgentie en een prioriteitstelling. De commissie beveelt aan een pas op de plaats te maken en de nog beschikbare tijd te besteden aan het afronden van een bewust gekozen, beperkt aantal projecten en daarover te publiceren, én in toenemende mate tijd vrij te maken voor het “uitdragen” van de kennis van het lectoraat. Aangezien er in het werkveld nog veel onwetendheid bestaat rond het onderwerp LVB en voorzover deze kennis er wel is, deze beperkt blijft tot een individuele medewerker binnen een instelling, is het benaderen van de keten van eminent belang. De recent ingestelde gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin bieden veel mogelijkheden om het onderwerp LVB aan de orde te stellen. Ook het vergroten van de wetenschappelijke kwaliteit van het lectoraat en het bewerkstelligen dat de output van het lectoraat- ook buiten de regio of zelfs internationaal- daadwerkelijk impact krijgt, vergen nog de nodige tijd. De commissie realiseert zich dat de tijd die het lectoraat nog resteert, te krap is voor de opgaven die er nog liggen. Ze vindt dat het onderzoek rond het onderwerp LVB ook daarna nog een drijvende kracht nodig heeft. Het lectoraat heeft veel potentie. Daarom wil de commissie bij het College van Bestuur van de NHL een warm pleidooi houden voor het voortzetten van het lectoraat in de huidige vorm. Stichting Tjallingahiem heeft al te kennen gegeven de samenwerking te willen voortzetten en het lectoraat te willen blijven ondersteunen. De voorwaarden voor continuering zijn dus gunstig en het grote belang van onderzoek naar adequate hulpverlening aan deze doelgroep rechtvaardigt die voortzetting ook.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 4
1. Inleiding De NHL Hogeschool heeft een externe evaluatiecommissie de opdracht gegeven het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking te beoordelen. Deze externe beoordeling van het lectoraat maakt deel uit van de in het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO)1 opgenomen afspraken met betrekking tot de kwaliteitszorg van onderzoek in het HBO. De commissie bestond uit prof. dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp, voorzitter, en als leden prof. dr. R. Didden en prof. dr. L. Tavecchio. Mw. drs. A. Boots fungeerde als secretaris/auditor. De commissie had tot taak de kwaliteit van de onderzoekseenheid te toetsen op de uitgangspunten van het kwaliteitszorgstelsel van de NHL. Bijlage 1 bevat de personalia van de commissie. Opdracht De NHL heeft de commissie verzocht een oordeel uit te brengen over haar bevindingen en daar aanbevelingen aan te verbinden. Dit oordeel spitst zich toe op de vijf evaluatievragen en de kwaliteitscriteria van de NHL, conform het Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek vastgelegd in het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek van de NHL. Om haar taak te kunnen verrichten, heeft de commissie de beschikking gekregen over een zelfevaluatierapport van het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking. Aanvullend op de door de NHL verstrekte beleidsinformatie heeft de commissie een aantal producten van studenten (o.a. scripties) bekeken. Na afloop van de visitatie heeft de commissie op haar verzoek informatie over- en studentevaluaties van de minor ontangen. Bijlage 3 bevat een overzicht van geraadpleegde documenten. Werkwijze De dag voorafgaand aan de visitatie heeft een bespreking van de commissie plaatsgevonden. Op 17 november 2011 vond de visitatie op de NHL plaats. Bijlage 2 bevat het programma en een lijst met personen met wie de commissie heeft gesproken. Opbouw rapportage De rapportage omvat puntsgewijs het oordeel van de commissie over de door de NHL aangedragen evaluatievragen. Eerst volgt een korte samenvatting van de zelfevaluatie, daarna de bevindingen van de commissie. Het concept-rapport is op 21 december 2011 aan de NHL aangeboden voor hoor en wederhoor. De NHL heeft op het concept gereageerd. Op 15 februari 2012 verscheen de definitieve versie. Waardering van de commissie ten aanzien van de voorbereiding van de visitatie door de NHL De commissie heeft veel waardering voor de gastvrijheid die de NHL de commissie bij de voorbereiding van de visitatie in Leeuwarden heeft geboden en de openheid waarmee de gesprekspartners tijdens de visitatiedag hebben gesproken. De samenstelling van de gespreksgroepen stelde de commissie uitstekend in staat haar voorlopige bevindingen op basis van het schriftelijk materiaal te toetsen en waar nodig aan te vullen.
1
HBO-Raad, 2007 Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 5
2. Positionering van het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) De NHL heeft vier instituten: het Instituut voor Economie en Management, voor Educatie en Communicatie, voor Techniek en voor Zorg en Welzijn. Het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een LVB valt onder het Instituut voor Zorg en Welzijn. Het lectoraat omvat 1,4 fte, de aanstellingsomvang van de lector is 0,3 fte. Het lectoraat is op 1 maart 2009 van start gegaan en is een samenwerking tussen de NHL en het Orthopedagogisch Expertise- en Behandelcentrum Tjallingahiem in Leeuwarden. De activiteiten binnen de NHL gebeuren in afstemming met de leidinggevenden die hiervoor verantwoordelijk zijn. Het lectoraat heeft een stuurgroep, bestaande uit de directeur van het Instituut Zorg en Welzijn van de NHL, de directeur/bestuurder van Tjallingahiem en het hoofd Kwaliteit, Innovatie en Onderzoek van Tjallingahiem. Ook kent het lectoraat een adviesraad bestaande uit acht deskundigen, afkomstig uit verschillende disciplines en werkterreinen. 3. Het oordeel van de commissie over de door de NHL aangedragen evaluatievragen EVALUATIEVRAAG 1 Vindt het onderzoek plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? Zelfevaluatie Het lectoraat heeft als centrale doelstelling de bevordering van de maatschappelijke participatie van (jonge) mensen met een Licht Verstandelijke Beperking, waarbij de focus ligt op de verbetering van de diagnostiek en hulpverlening bij gezinnen die zich in langdurig problematische situaties bevinden met een of meer gezinsleden waar sprake is van een LVB. De achtergrond van deze focus is gelegen in het feit dat alleen een LVB voor een jongere op zich geen probleem hoeft te zijn. De combinatie van een LVB met andere factoren, zoals meer mensen met een LVB in één gezin of disfunctioneren van het gezin (bijvoorbeeld door psychische problematiek, verslaving enzovoort), blijkt wél tot problemen te leiden. Het lectoraat heeft zijn centrale doelstelling uitgesplitst in doelen op het gebied van: 1. diagnostiek (ontwikkeling handelingsgericht diagnostisch instrument) 2. interventie (o.a. betere regievoering bij hulpverlening) 3. onderwijs op de NHL 4. onderzoek op diverse speerpunten 5. beleid (adviezen t.b.v. de keten Welzijn). Bij de start van het lectoraat heeft de lector een transparant werkplan vervaardigd. In dit plan werden aan bovengenoemde vijf lijnen projecten met concreet benoemde eindresultaten gekoppeld.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 6
M.b.t de gehanteerde onderzoeksmethoden en standaarden vermeldt de zelfevaluatie dat het brede interessegebied van het lectoraat een brede inzet van dataverzamelingstechnieken, zoals observaties, schriftelijke enquêtes, interviews, dossieranalyses enz. omvat. Aan het onderzoek worden kwaliteitseisen gesteld zoals deze ook in de sociaal(-wetenschappelijke) wereld gelden. Het lectoraat werkt met de Gedragscode voor onderzoek van de HBO-raad. De zelfevaluatie stelt verder dat het werkplan van het lectoraat oorspronkelijk als zeer ambitieus werd ervaren, maar “zoals het er nu naar uitziet, liggen de werkzaamheden van het lectoraat uitstekend op koers en zullen bijna alle doelstellingen behaald worden.” Bevindingen van de commissie De missie van het lectoraat sluit aan bij de missie van de NHL. In het bij de start van het lectoraat vigerende strategisch plan 2008-2011 geeft de NHL aan dat zij voor wat betreft het praktijkgericht onderzoek kiest voor twee onderzoeks- en ontwikkelingsgebieden, namelijk Livability en Creative Technologies. Livability houdt zich bezig met vraagstukken rond kwaliteit van leven, leefbaarheid en toekomstbestendigheid. Inmiddels is het strategisch plan 2012-2015 van de NHL vastgesteld. Daarin is gekozen voor een zestal expertisegebieden, waaronder Jeugd en Educatie waarin een aantal lectoren samenwerken. De vraag op welke wijze het aandachtspunt van dit lectoraat in het expertisegebied zal worden meegenomen, is, zo meldde de portefeuillehouder onderzoek van het CvB, het komend jaar onderwerp van gesprek. Het lectoraat past ook in de missie van het Instituut Zorg en Welzijn om ten aanzien van de kwaliteit van mensen en de kwaliteit van samenwerkingsverbanden „mensen tot hun recht te laten komen.‟ En tot slot sluit de missie van het lectoraat aan bij de missie van Tjallingahiem welke luidt: “Recht doen aan een optimale ontwikkeling van kinderen en jong volwassenen met een licht verstandelijke beperking en hen zo volwaardig mogelijk toerusten voor deelname aan de maatschappij. Daarbij staat het benutten van de mogelijkheden van een het cliëntsysteem centraal.” De commissie vindt de missie van het lectoraat zeer relevant. In onze samenleving komt een grote groep kinderen en jongeren in ernstige problemen als gevolg van een lager intellectueel functioneren en beperkte sociale redzaamheid. Deze jongeren kampen met meervoudige problematiek: leer- en opvoedingsproblemen, ernstige gedragsproblemen of psychische problemen, vaak in combinatie met problemen in de gezinssituatie. Deze kinderen worden veelal aangeduid als Licht Verstandelijk Beperkt (LVB). De problemen die hun beperking met zich meebrengt zijn vrij groot en deze zijn er op hun beurt weer de oorzaak van dat deze mensen op hun beurt relatief veel problemen in de samenleving veroorzaken (bijvoorbeeld in de sfeer van criminaliteit, overlast, schulden). Onze complexe en op het individu gerichte samenleving met zijn vele – vaak commercieel gedreven – verleidingen brengt voor de groep grote risico‟s met zich mee. Diagnosticering van de beperking vindt vaak niet of (te) laat plaats, omdat deze beperking aan betrokkenen niet zo snel valt af te lezen. Door bezuinigen in het onderwijs en in de hulpverlening wordt de positie van mensen met een LVB nog kwetsbaarder dan hij al is. Een scala van beroepsbeoefenaren krijgt met het thema „mensen met een LVB‟ te maken, zoals mensen uit het onderwijs, zorg en welzijn, en (geestelijke) gezondheid. Het onderwerp van het lectoraat is dan ook van belang voor studenten van de NHL-opleidingen Pedagogiek, Maatschappelijk Werk, CMV, de Pabo en de masteropleidingen Pedagogiek en Social Work.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 7
Het lectoraat heeft volgens de commissie terecht gekozen voor onderzoek dat zich nadrukkelijk richt op de context rondom de LVB‟er: het gezin en de hulpverlening. De commissie plaatst wel kritische kanttekeningen bij de aanpak van het onderzoek en de keuzes die gemaakt zijn. Het lectoraat heeft op basis van een inventarisatie van vragen uit de praktijk gekozen om de hierboven genoemde vijf doelstellingen uit te werken in een groot aantal deelonderzoeken. Deze onderzoeken worden onder verantwoordelijkheid van een lid van de kenniskring uitgevoerd door studenten en onder eindverantwoordelijkheid van de lector. De keuze voor een brede scope werd tijdens de visitatie door de lector nog eens bevestigd: “Deze doelgroep vraagt om een brede aanpak.” Wederom werd benadrukt dat projecten onder verantwoordelijkheid van een lid van de kenniskring staan en dat de lector voortdurend de vinger aan de pols houdt. Dat alles neemt niet weg, dat de commissie het aantal onderzoeken te groot vindt. Het kan niet anders, vindt zij, dan dat de grote hoeveelheid onderzoeksprojecten de span of control belemmert en het gevaar van versnippering in zich bergt. Een relatief groot aantal onderzoeken heeft vooral een verkennend karakter. Het lectoraat heeft bij de start sterk de blik gericht op Tjallingahiem en de regio, maar het heeft ook de ambitie om op termijn landelijk van betekenis te worden. De commissie vindt dat er door de nu gekozen opzet te weinig tijd overblijft voor het uitontwikkelen van daadwerkelijk voor de beroepspraktijk innovatieve instrumenten en het publiceren erover. De lector, medewerkers van de kenniskring en stakeholders van Tjallingahiem geven zelf ook aan dat een aantal onderzoeken nu (bijna) is afgerond en dat het tijd wordt om te oogsten en te publiceren. Meermalen gaven ze aan het volste vertrouwen te hebben in het bereiken van de hieromtrent geformuleerde doelstellingen. Voor de commissie is dat echter nog geen uitgemaakte zaak. Zij mist een gevoel van urgentie en een prioriteitstelling. Er ligt nog een probleem dat in de zelfevaluatie en tijdens de gesprekken enige malen werd aangestipt, maar waarvan de draagwijdte steeds duidelijker aan het licht zal treden: het onderzoeksniveau van de kenniskringleden zou moeten toenemen en de kenniskringleden zouden ervaring moeten opdoen met publiceren, terwijl hun beperkte tijd, althans tot nu toe, voornamelijk opgaat aan het begeleiden van projecten die door studenten worden uitgevoerd. Dat leidt er toe dat de commissie wel veel studentscripties en -onderzoeken heeft gezien, maar nog te weinig output met een innovatief karakter en van een voldoende wetenschappelijk gehalte - output die ook landelijk en zelfs internationaal van betekenis kan zijn. Het lectoraat zou naar de mening van de commissie - ook gezien zijn beperkte formatie en de beperkte onderzoekservaring binnen de kenniskring - meer focus moeten aanbrengen. De commissie ziet dit als een vereiste voor een succesvolle continuering van de activiteiten binnen het lectoraat en voor de bestendiging van de opbrengsten. Tegelijkertijd kan meer massa gecreëerd worden als het lectoraat zich weet te verbinden met andere lectoraten binnen de NHL die interessant kunnen zijn voor het onderzoek van dit lectoraat en de doelgroep die het lectoraat bedient. De gedachten van de commissie gaan daarbij vooral uit naar de lectoraten Cybersafety en Serious Gaming. Conclusie De missie is relevant en sluit aan bij de missie van de hogeschool. Het onderzoeksprofiel is helder. Daarbinnen zou het lectoraat wel meer focus aan moeten brengen.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 8
EVALUATIEVRAAG 2 Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van: kennisontwikkeling en kenniscirculatie binnen het onderzoeksdomein; Zelfevaluatie De zelfevaluatie geeft duidelijk aan welke resultaten er inmiddels geheel of gedeeltelijk bereikt zijn op de gebieden diagnostiek, interventie, onderwijs en onderzoek. De resultaten variëren van de ontwikkeling van diagnostische- en screeningsinstrumenten tot de ontwikkeling van een programma voor psycho-educatie voor jongeren met een LVB alsmede inventariserende- en literatuurstudies. Het lectoraat stelt dat (…) “het onderzoek heeft geresulteerd in een grote hoeveelheid onderzoeksgegevens in de vorm van onderzoeken van NHL-studenten en bachelor- en mastertheses van de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Eerst nu deze informatie is verzameld, kan er sprake zijn van externe publicaties door de verschillende kenniskringleden.” (…) “Niet elk lid van de kenniskring heeft evenveel publicatie-ervaring, waardoor in de komende periode aandacht geschonken wordt aan deskundigheidsbevordering.” Het lectoraat heeft met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) afspraken gemaakt om een door het NJI ontwikkeld instrument - de Beoordelingsschaal Sociale Aanpassing (BSA) - te valoriseren en verder te ontwikkelen. Het ligt in de bedoeling dit instrument vervolgens ter beschikking te stellen van instellingen in den lande. De lector is van mening dat het onderzoeksniveau van studenten, docenten en kenniskringleden verhoogd moet worden. Bevindingen van de commissie Uit de gesprekken tijdens de visitatie bleek eens te meer dat de kennisontwikkeling en kenniscirculatie zich op dit moment nog voornamelijk beperken tot het lectoraat zelf, Tjallingahiem en enkele andere externe partners. De NHL en de belangrijkste stakeholder Tjallingahiem zijn zeer tevreden met de stimulans die het lectoraat gegeven heeft aan het onderwerp (jonge) mensen met een LVB, het vele onderzoek dat rondom dit onderwerp is aangepakt en gerealiseerd en met het feit dat het lectoraat al door de buitenwereld wordt benaderd met vragen, verzoeken om lezingen enzovoort. De directeur/bestuurder van Tjallingahiem sprak zich hieromtrent onomwonden positief uit en noemde diverse voorbeelden van voor Tjallingahiem belangrijk onderzoek. Het project BSA is naar de mening van de commissie een product waarop het lectoraat nu al trots mag zijn. De in de zelfevaluatie opgenomen inventarisatie van projecten laat echter overduidelijk zien dat de meeste projecten nog in de steigers staan en in de komende periode moeten worden afgerond. Wat dat betreft komt het bezoek van de commissie op een ongunstig moment: er zijn nog geen harde conclusies te trekken over de kwaliteit van het onderzoek. De producten die bij de visitatie ter inzage lagen, leidden de commissie tot de voorlopige conclusie dat er uit de onderzoeken meer gehaald kan worden dan thans het geval is (d.w.z. het publiceren van onderzoeksgegevens/theses en instrumenten) en dat de diepgang van onderzoeken nog groter kan. Onderzoeken variëren onderling in omvang en reikwijdte.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 9
Hoe dan ook, zo vindt de commissie, is de output in termen van wetenschappelijke publicaties alsmede publicaties in gezaghebbende vaktijdschriften op dit moment nog te mager. Het onderdeel „geplande publicaties‟ in de zelfevaluatie is teleurstellend. Er staan slechts enkele publicaties op de rol, en de beschrijvingen van wat de verschillende kenniskringleden in deze van plan zijn, vindt de commissie weinig concreet. Een niet gering aantal publicaties verkeert nog in het stadium van goede voornemens. De commissie twijfelt eraan of de kenniskring, gegeven de aanwezige randvoorwaarden, erin zal slagen om voor de afloop van dit lectoraat én een studieboek te vervaardigen (zie hieronder) én in vakbladen of wetenschappelijke tijdschriften te publiceren. Ook dringt zich nog de vraag op, welke vormen van kennisoverdracht voor de verschillende groepen hulpverleners het meest geschikt zijn. Een film bijvoorbeeld, kan voor een bepaalde groep hulpverleners meer zin hebben, dan een tijdschriftpublicatie. De commissie beveelt aan dat het lectoraat een samenhangende visie op publiceren ontwikkelt. Een publicatieplan voor het hele lectoraat, gerelateerd aan de verschillende doelstellingen van het lectoraat en de verschillende stakeholders c.q. de keten (zie hieronder bij „onderwijs‟), zou een verfijnd schema van publicatiemogelijkheden kunnen opleveren. Het lectoraat zou ook (meer) publiciteit in landelijke media moeten zoeken. Het verband tussen een LVB en criminaliteit bijvoorbeeld, is een onderwerp dat momenteel sterk in de belangstelling staat. Door gerichte en weloverwogen publiciteit kan het lectoraat zich tevens profileren als expertisecentrum op het gebied van mensen met een LVB. Wat dat betreft steekt het lectoraat, zo vindt de commissie, zijn licht thans nog teveel onder de korenmaat. Alles overziend beveelt de commissie het lectoraat aan om in aansluiting op het toespitsen van het focus – zie evaluatievraag 1 – een discussie te voeren over de vraag aan welke criteria een kwalitatief hoogstaand, vernieuwend product zou moeten voldoen, en daaraan gekoppeld de vraag te beantwoorden wat voor welke producten de meest adequate wijze van publiceren en verder “naar buiten brengen” is. Tot slot merkt de commissie op dat in andere belangrijke en deels landelijk opererende kenniscentra op het gebied van jongeren met LVB ook onderzoeksprojecten geïnitieerd zijn. Het lectoraat heeft hier (blijkbaar) geen samenwerking mee. Vergelijkbare instrumenten als de BSA worden landelijk ontwikkeld, uitgezet en onderzocht. Conclusie Het lectoraat (de lector) is buitengewoon voortvarend te werk gegaan en heeft op basis van een beredeneerde opzet tal van initiatieven tot onderzoek ontplooid. Daardoor is het thema (jonge) mensen met een LVB en hun omgeving “op de kaart gezet”. Kennisontwikkeling en kenniscirculatie beperken zich op dit moment nog voornamelijk tot de NHL en Tjallingahiem. De output in termen van innovatieve instrumenten, filmmateriaal en wetenschappelijke publicaties is nog te mager. valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij; (beroepspraktijk) Zelfevaluatie De zelfevaluatie geeft aan dat het thans tijd wordt de opbrengsten van het onderzoek uit de afgelopen 2,5 jaar te vertalen naar het werkveld: “Hoe de uitkomsten van onderzoek op een zinvolle manier geïmplementeerd kunnen worden, zal in de komende periode meer aandacht krijgen.”
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 10
Bevindingen van de commissie De commissie heeft, zoals reeds gemeld, geconcludeerd dat veel onderzoek van het lectoraat nog in uitvoering is. De impact van het onderzoek van het lectoraat beperkt zich op dit moment derhalve nog hoofdzakelijk tot Tjallingahiem en de NHL. De valorisatie van het onderzoek naar de landelijke beroepspraktijk, i.c. de wereld in een brede kring rond de NHL en Tjallingahiem, is nog gering. Eerder heeft de commissie al aangeven, dat zij tijdens de gesprekken met de lector en andere betrokkenen weinig besef aantrof over de vraag hoe en wat het lectoraat in de nabije toekomst (krap 1,5 jaar) nog denkt te kunnen uitwerken. De commissie beveelt het lectoraat aan pas op de plaats te maken, na te gaan wat er nog aan opgaven ligt voordat het lectoraat formeel afloopt, en gegeven de beschikbare randvoorwaarden prioriteiten te stellen. de betekenis van het lectoraat voor onderwijs en scholing? Zelfevaluatie Het lectoraat heeft een minor Langdurig problematische gezinnen, waar sprake is van een LVB (30 EC) ontwikkeld. Deze minor is de afgelopen tijd gevolgd door studenten van de welzijnsopleidingen, de HBO-V en de Pabo. Een belangrijk onderdeel van de minor is de praktijkopdracht waarin de studenten de verkregen kennis kunnen toepassen en uitgebouwen. De minor maakt inmiddels deel uit van het reguliere onderwijsprogramma en het is de bedoeling dat hij tweemaal per jaar wordt aangeboden. De door studenten ontwikkelde producten moeten deel uit gaan maken van de lesstof van het minorprogramma. De minor wordt ook buiten de NHL aangeboden via KIES OP MAAT. Inmiddels heeft het lectoraat ook een begin gemaakt met het schrijven van een studieboek (werktitel: De LVB’er in zijn context) voor studenten van bachelor-hbo opleidingen. De presentatie van dit studieboek is gepland in maart 2013, dus bij het aflopen van dit lectoraat. Een groot aantal studenten van de NHL en van de Rijksuniversiteit Groningen heeft in het kader van een scriptie onderzoek gedaan naar onderwerpen op het gebied van probleemgezinnen/jongeren met een LVB. Gezien het feit dat kenniskringleden onderzoeksprojecten begeleiden en als docenten aan de minor verbonden zijn, levert het lectoraat ook een bijdrage aan de professionalisering van de docenten. Het lectoraat noemt zichzelf „zeer actief‟ op het gebied van onderwijs en scholing. Bevindingen van de commissie De commissie vindt de betekenis van het lectoraat voor onderwijs en scholing zeer groot. Het onderwerp (jonge) mensen met een LVB heeft de interesse van een groot aantal studenten van verschillende opleidingen. Het aantal studenten dat onderzoek doet is groter dan bij de meeste lectoraten op de NHL het geval is. Mond tot mond reclame maakt dat steeds nieuwe groepen studenten zich aanmelden. Vóór de komst van het lectoraat was er in het opleidingsaanbod van de NHL hier en daar aandacht voor (jonge) mensen met beperkingen, maar niet structureel. De voor studenten van verschillende opleidingen toegankelijke minor heeft de aandacht voor (jonge) mensen met een LVB nu structureel in het onderwijs verankerd. Docenten zijn daarom blij met de minor en tevreden over de inhoud ervan. De commissie heeft de indruk van een voorbeeldige opzet, aangezien in de minor de lector, medewerkers van Tjallingahiem en docenten van verschillende studierichtingen samenwerken en elk hun expertise aanwenden. Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 11
Sommige studenten zouden, blijkens de door de NHL gehouden evaluatie, graag willen dat de problematiek (nog) meer in het kader van hun „eigen‟ studierichting werd benaderd. Verder zijn zij zonder uitzondering positief over de minor, die hen vooral helpt in het leren herkennen van (jonge) mensen met een LVB. Voor de docenten heeft het lectoraat, zo stelden de docenten tijdens de visitatie, hun horizon verbreed. Dat het lectoraat bezig is met de uitgave van een studieboek voor studenten juicht de commissie toe. Dit studieboek zou ook in bredere kring gebruikt kunnen worden. De commissie heeft begrepen dat er inmiddels een werkgroep is samengesteld die de regie over de totstandkoming ervan moet nemen. Er is nog geen uitgever gevonden. De commissie beveelt aan de uitgave van dit handboek prioriteit te geven. Tijdens de visitatie sprak de commissie met een aantal - uit verschillende studierichtingen afkomstige - (afgestudeerde) studenten die de minor hadden gevolgd en in het kader daarvan - of voor hun afstuderen - een onderzoeksproject bij het lectoraat hadden uitgevoerd of een instrument hadden toegepast. Unaniem waren deze studenten van mening dat het onderzoek zowel inhoudelijk als onderzoekstechnisch een meerwaarde voor hun opleiding en latere beroepsuitoefening had betekend. De ervaringen van deze studenten maakten grote indruk op de commissie. Eens te meer bleek dat er in werkveld rond (jonge) mensen met een LVB twee majeure problemen zijn. Enerzijds is er nog niet voldoende kennis op het gebied van mensen met een LVB. Anderzijds is, daaruit volgend, de diagnosticering van en aandacht voor jongeren of volwassenen met een LVB op dit moment nog te zeer afhankelijk van een hulpverlener die toevallig kennis op dit gebied heeft. Deze medewerker staat er in zijn organisatie doorgaans nog alleen voor en is afhankelijk van de vraag of zijn of haar leidinggevende deze problematiek belangrijk genoeg vindt om bij de collega‟s aan de orde te stellen. Vertrekt de betreffende medewerker, dan valt er vrijwel altijd onmiddellijk een gat in de begeleiding van jongeren op school of in de hulpverlening. Het is daarom van het grootste belang dat de kennis omtrent deze doelgroep wordt verbreid binnen de keten. Het onderwerp „benadering van de keten‟ kwam tijdens de visitatie meermalen terug. Ook docenten gaven aan dat er nog lang geen sprake is van verankering van aandacht voor LVB in het werkveld, dat bovendien heel breed is en zich uitstrekt van onderwijs tot en met thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg. De problematiek is complex, medewerkers in het werkveld zijn soms laag geschoold en het duurt zoals bekend lang voordat er in een beroepspraktijk substantiële veranderingen tot stand zijn gekomen. Het werkveld van het lectoraat is daarop geen uitzondering. De commissie stelt vast dat het lectoraat het belang van de benadering van de keten in het vizier heeft; zo heeft het lectoraat in zijn programma een onderzoekslijn „beleid‟. Ook gaat men ervan uit dat studenten tijdens stages en dergelijke een - weliswaar kleine – impuls kunnen geven aan aandacht voor het thema mensen met een LVB in het werkveld. Toch is er naar de mening van de commissie nog geen sprake van een strategie en een planmatige benadering van instellingen door het lectoraat. Daar is ook weinig tijd voor: zowel de lector als de kenniskringleden hebben bewust de keuze gemaakt voor veel studentonderzoeken. Aan het begeleiden daarvan en het participeren in de minor hebben zij hun handen vol. De commissie vindt dat de aandacht van het lectoraat daarmee, hoe zinvol op zichzelf ook, teveel in beslaggenomen wordt door de korte termijn – de concrete opgaven van dit moment.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 12
Ze vindt dat het lectoraat meer tijd moet vrijmaken voor het benaderen van de keten en in deze een pro-actievere houding zou moeten innemen. De commissie denkt daarbij aan het actief benaderen van instellingen binnen de keten (gemeentelijke instellingen, hulpverlening, onderwijs, woningbouwverenigingen, centra voor Jeugd en Gezin) op het niveau van het management, het zitting nemen in gemeentelijke/provinciale werkgroepen, bijscholing van leerkrachten, (nog)meer aandacht voor (jonge) mensen met een LVB in het curriculum binnen relevante opleidingen op de NHL en aandacht voor de problematiek rond LVB‟ers bij NHLalumni. Conclusie De activiteiten van het lectoraat zijn zeer relevant voor het onderwijs. De keerzijde van de keuze voor veel studentonderzoeken is dat de beschikbare tijd van de kenniskringleden vrijwel volledig in beslag genomen wordt door het begeleiden van studenten en het participeren in de minor. EVALUATIEVRAAG 3 Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? Bevindingen van de commissie In principe worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio van het lectoraat. Hierboven, bij de vraag naar de missie, heeft de commissie al aangegeven dat zij vindt dat het aantal onderzoeken te groot is en dat daardoor het gevaar dreigt van versnippering, geringe diepgang en het te weinig echt innovatief zijn van het onderzoek. Die situatie is uiteindelijk niet bevorderlijk voor het realiseren van de missie. Voor de wijze waarop de eenheid is georganiseerd en enkele knelpunten daarbij verwijst de commissie naar de volgende evaluatievraag. EVALUATIEVRAAG 4 Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? Zelfevaluatie Het lectoraat omvat 1,4 fte. Naast de gepromoveerde lector, die ook aan de RUG werkzaam is en 0,3 tot zijn beschikking heeft, is er een kenniskring van zes leden die ieder doorgaans 0,2 fte tot hun beschikking hebben. Twee kenniskringleden zijn werkzaam bij Tjallingahiem. Van de kant van de NHL zijn vier docenten lid van de kenniskring, één van hen is een gepromoveerde senior-onderzoeker. De onderzoekservaring van de leden van de kenniskring is dus relatief beperkt. In de komende periode wordt gewerkt aan de verhoging van hun wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden. Deze scholing wordt verzorgd door de gepromoveerde collega van de kenniskring. In de afgelopen tijd hebben leden van de kenniskring een cursus „publiceren‟ gevolgd en zij gaan zich hier nog verder in bekwamen. De kenniskring komt éénmaal in de twee weken bij elkaar en bespreekt dan nieuwe ontwikkelingen. Ook vindt intervisie plaats over elkaars plannen en projecten. Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 13
Bevindingen van de commissie De commissie heeft de cv‟s van de kenniskringleden ingezien. De gepromoveerde lector kan bogen op een lange staat van dienst in een breed veld rondom de orthopedagogiek. De overige kenniskringleden zijn vakinhoudelijk zeer gekwalificeerd maar hebben - met uitzondering van één gepromoveerde collega - inderdaad nog weinig specifieke onderzoeks- en publicatieervaring. De commissie vindt de formatie en de onderzoekservaring van de leden van de kenniskring omgekeerd evenredig met het ambitieniveau. Dat er zoveel is aangepakt, is in belangrijke mate toe te schrijven aan de hoge mate van motivatie en betrokkenheid van de medewerkers. Uit alles blijkt dat zij zeer gedreven zijn. De commissie is hiervan onder de indruk, maar vindt tevens dat een voorgenomen planning niet gebaseerd mag zijn op het feit dat medewerkers meer tijd in het lectoraat steken dan zij conform hun aanstelling hebben. Verder beveelt de commissie aan prioriteit te geven aan verhoging van de onderzoeks- en publicatie-ervaring van de kenniskringleden. In de toekomst kan wellicht meer massa gecreëerd worden als het lectoraat zich weet te verbinden met andere lectoraten binnen de NHL. Conclusie Kenniskringleden – en verschillende docenten – zetten zich optimaal in voor het lectoraat. Het verhogen van de onderzoeks- en publicatie-ervaring van de kenniskringleden moet volgens de commissie met voorrang ter hand genomen worden.
EVALUATIEVRAAG 5 Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? Zelfevaluatie Het belangrijkste externe samenwerkingsverband is – uiteraard – de stichting Tjallingahiem te Leeuwarden. Deze samenwerking gaat zover, dat een tweetal medewerksters van Tjallingahiem zitting hebben in de kenniskring. Onderzoeken vinden veelal ook plaats op Tjallingahiem. Intern – binnen de NHL - krijgt de samenwerking tussen verschillende opleidingen en – wederom – Tjallingahiem gestalte in de minor. Het lectoraat maakt deel uit van het werkverband lectoren, dat het karakter heeft van een community waarin informatie alsmede kennis en ervaringen worden gedeeld en uitgewisseld. Er is een samenwerking gepland met het lectoraat iHuman/Welzijn Zorg Digitaal en het lectoraat Cybersafety rondom het thema „pesten, seksuele intimidatie’, de Licht Verstandelijk Beperkte jongere en social media. Verder maakt de zelfevaluatie naast diverse incidentele presentaties, workshops enzovoort melding van een groot aantal samenwerkingspartners, met name organisaties in de hulpverlening, kennis- en expertisecentra, universiteiten en hogescholen. Bevindingen van de commissie De interne samenwerkingsverbanden met opleidingen zijn voldoende relevant en bestendig. De commissie juicht het toe dat het lectoraat samenwerking zoekt met NHL-lectoraten die gespecialiseerd zijn in digitale media.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 14
De samenwerking met Tjallingahiem, als voorbeeld van samenwerking tussen een lectoraat en zijn werkveld, is naar de mening van de commissie zeer geslaagd. De samenwerking met de RUG (m.b.t. het BSA-instrument) juicht de commissie toe. In het bestek van de visitatie was het voor wat betreft de overige externe samenwerkingsverbanden niet mogelijk te achterhalen in welke gevallen het gaat om een structurele- dan wel incidentele samenwerking. De commissie leest in de projectbeschrijvingen dat slechts enkele malen met partners buiten Tjallingahiem wordt samengewerkt. Bij evaluatievraag 2 heeft de commissie al gemeld, dat het haar niet duidelijk is geworden, in hoeverre het lectoraat contact heeft met andere belangrijke en deels landelijk opererende kenniscentra die ook onderzoeksprojecten uitvoeren op het gebied van jongeren met een LVB. Conclusie De interne samenwerkingsverbanden zijn goed en bieden veel mogelijkheden. De samenwerking met Tjallingahiem is buitengewoon geslaagd. Het lectoraat zou (onder andere) met het oog op de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek meer structurele samenwerking met partners bij andere kennisinstellingen moeten zoeken. 4. Afsluiting: aanbevelingen Aanbevelingen voor het management (CvB)
Verschaf snel duidelijkheid over de continuering van het lectoraat, al dan niet in de persoon van (bij voorkeur) dr. Jelle Drost. Verhoog bij continuering van het lectoraat het aandeel van de lector in het totale lectoraat (nu slechts 0,3 fte) structureel tot 0,6 fte (dus 3 dagen per week) opdat de lector de kenniskring intensiever kan begeleiden, onder andere bij het schrijven van meerdere wetenschappelijke publicaties. Verschaf, in het geval van (onverhoopte) discontinuering, zekerheid over de omvang en duurzaamheid van de bestaande infrastructuur in en rondom de activiteiten van het lectoraat, zodat het belangrijke werk in ieder geval (deels) kan worden voortgezet.
Aanbevelingen voor het lectoraat
Breng meer focus aan in de vorm van een beperkt(er) aantal kernactiviteiten/projecten Maak pas op de plaats, ga na welke opgaven er nog liggen voor de komende anderhalf jaar en stel gegeven de beschikbare randvoorwaarden prioriteiten. Rond in elk geval het handboek af Besteed in de naaste toekomst extra aandacht aan de onderzoeks- en publicatievaardigheden van een aantal kenniskringleden Maak meer tijd vrij voor de externe profilering van het lectoraat en het benaderen van instellingen in de keten met informatie over (jonge) mensen met een LVB Maak een publicatieplan en zoek naar geëigende media om de verschillende groepen in het werkveld te bereiken.
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 15
Bijlagen Bijlage 1 Samenstelling externe beoordelingscommissie Voorzitter Prof. Dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp A.J.M. (Ton) Schoot Uiterkamp (1944) promoveerde in 1973 op een biofysisch chemisch onderwerp aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij was staflid van het regionale UNESCO kantoor in Cairo. Hij was daarna postdoc aan de Universiteiten van Yale en Harvard en programmadirecteur aan de Harvard School of Public Health. Bij TNO in Delft was hij vervolgens hoofd van het Bureau Milieuprojecten en hoofd van de Afdeling Biologie. Tussen 1991 en 2009 bekleedde hij de leerstoel Milieukunde aan de RUG. Sinds het begin van zijn emeritaat op 1 januari 2009 is hij honorair hoogleraar Milieukunde aan de RUG. Commissielid Prof. Dr. R. Didden Robert Didden is als bijzonder hoogleraar Intellectual disabilities, Learning and Behaviour verbonden aan het Behavioural Science Institute en de vakgroep Orthopedagogiek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast werkt hij als gz-psycholoog bij Trajectum, een derdelijns behandelcentrum voor mensen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedrags- en psychiatrische stoornissen. Commissielid Prof. Dr. L.W.C. Tavecchio Louis Tavecchio (1946) studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), waar hij in 1977 promoveerde op een onderzoek naar de meting en evaluatie van onderwijsgedrag. Eind 1975 trad hij in dienst van de Universiteit Leiden waar hij tot begin 2007 werkzaam was. In 1979 werd hij benoemd tot wetenschappelijk hoofdmedewerker en in 1985 tot universitair hoofddocent (UHD) Gezinspedagogiek. In 2001 keerde hij terug bij de UvA, waar hij gedurende tien jaar (tot maart 2011) als bijzonder hoogleraar de leerstoel „Empirisch onderzoek naar pedagogische aspecten en kwaliteit van kinderopvang‟ bekleedde. Sinds februari 2007 vervult hij de functie van Lector Vraaggerichte Methodiekontwikkeling en Onderzoek bij het domein Maatschappij & Recht van de Hogeschool van Amsterdam. Zie verder: http://home.medewerker.uva.nl/l.w.c.tavecchio/ Secretaris/auditor Drs. A.H.J. Boots A.H.J. (Alice) Boots begon haar loopbaan als docent in het hoger beroepsonderwijs. Sinds 2001 had zij verschillende functies in de kwaliteitszorg waaronder een werkkring als secretaris van een visitatiecommissie. Daarna was zij werkzaam als senior adviseur kwaliteitszorg en accreditatie op het centraal bureau van de Hogeschool Utrecht, met als specialisatie kwaliteitszorg van onderzoek. Thans werkt zij als secretaris bij externe audits vanuit haar eigen bedrijf (
[email protected]).
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 16
Bijlage 2 Programma externe evaluatie Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking, NHL Hogeschool
Tijd 9.00 - 9.45
Activiteit Ontvangst externe evaluatiecommissie door CvB, directeur Instituut ECMA en lector Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking
9.45 - 10.00 Voorbereiding en bestuderen documenten ter inzage door externe evaluatiecommissie 10.45 -11.30 Gesprek met lector en onderzoekers (kenniskringleden)
11.30 -12.30 Overleg evaluatiecommissie 12.30 -13.30 Lunchpauze 13.30 -14.15 Gesprek met samenwerkingspartner
14.15 -14.30 Overleg evaluatiecommissie 14.30 -15.15 Gesprek met studenten
Naam, functie en organisatie Prof. dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp, voorzitter externe evaluatiecommissie Prof. dr. R. Didden, commissielid Prof. dr. L.W.C. Tavecchio, commissielid Mw. drs. A. H.J. Boots, secretaris Mw. drs. D. Keizer-Mastenbroek, lid CvB NHL Hogeschool Mw. drs. W. van der Galiën-Roodhardt, directeur Instituut Zorg en Welzijn NHL Hogeschool Dr. J.Y. Drost, lector
Dr. J.Y. Drost, lector Kenniskringleden: Mw. drs. J. Tolhoek, Tjallingahiem Dr. J. van ‟t Veer, NHL Hogeschool C. Luiten, NHL Hogeschool Mw. drs. C. van Vliet, NHL Hogeschool Mw. drs. K. Jellema, NHL Hogeschool
Mw. A. de Graaf, directeur/bestuurder Tjallingahiem Y. Brada, Hoofd Kwaliteit, Innovatie en Onderzoek Tjallingahiem Welzijn: Evelyn Brouwer HBO-V: Marja Kramer Pabo: Yteke Hoogsteen Theologie: Jenny Baron
15.15 -15.30 Overleg evaluatiecommissie 15.30 -16.15 Gesprek met docenten (relatie Welzijn: mw. drs. A. Kuiper met lectoraat) HBO-V: mw. drs. A. Stam Pabo: drs. F. Hiddink Theologie: dr. B. Nijendijk 16.15 -16.45 Gesprek met het management; (heeft niet plaatsgevonden) gelegenheid voor het stellen van aanvullende vragen 16.45 -17.15 Eindoverleg Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 17
Tijd
Activiteit evaluatiecommissie 17.15 -17.30 Terugkoppeling bevindingen van externe evaluatiecommissie aan management, lector, en andere betrokkenen
Naam, functie en organisatie Prof. dr. A.J.M. Schoot Uiterkamp, voorzitter externe evaluatiecommissie Prof. dr. R. Didden, commissielid Prof. dr. L.W.C. Tavecchio, commissielid Mw. drs. A. H.J. Boots, secretaris Mw. Drs. D. Keizer-Mastenbroek, lid CvB NHL Hogeschool Mw. Drs. W. van der Galiën-Roodhardt, directeur Instituut Zorg en Welzijn NHL Hogeschool Dr. J.Y. Drost, lector
Bijlage 3 Bestudeerde documenten Zelfevaluatierapport van het lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking, waarin o.a. opgenomen het werkplan van de lector Inaugurele rede van de lector J.Y. Drost Handboek Lectoraten NHL, waarin onder meer het Kader Kwaliteitszorg Lectoraten NHL en het Kader Kwaliteitszorg van onderzoek Strategisch Plan van de NHL 2008-2011; 2012-2015 CV’s kenniskringleden lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Onderzoeksrapportages en scripties van studenten Overzicht lessen van de minor, studentevaluaties minor
Externe beoordelingscommissie Lectoraat Maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking Eindrapport, 15 februari 2012 Pagina 18