Expositie
Het paar en de kunst
Iny Nahuys klank en beeld & Eldert Willems kunst en denken
een publicatie van de
Stichting Arph Archief Inhoud
Pagina 4 Introductie Paul Wartenbergh Pagina 6 Te mooi om waar te zijn Henk Laarakkers Pagina 11 De dubbele toegang van kunst en denken Peggie Breitbarth Pagina 17 Het theatrale in de hoofdrol Laura Wartenbergh-Willems Pagina 23 Het Paar en de Kunst Eldert Willems Pagina 36 Informatie en curricula Pagina 38 Colofon
Introductie Paul Wartenbergh, secretaris van de Stichting Arph Archief ¹
3
Oorspronkelijk was het plan om uitsluitend met het werk van Iny Nahuys een tournee te maken door Overijssel. Toen daarvoor de beeldend kunstenaar Jan ten Voorde uit Borne, goede vriend van Iny en Eldert, werd benaderd en gevraagd om zijn medewerking, was het antwoord ja, maar met de opmerking dat dan ook het werk van Eldert erbij betrokken zou worden. En zo kwam, in deze nieuwe opzet, het begrip paar centraal te staan. Het paar van echtpaar, het paar van klank en beeld/ muziek en beeldende kunst (waar Iny Nahuys haar leven aan wijdde) en het paar (de dubbele toegang) van kunst en denken dat Eldert Willems onder het koppelteken Arph (symbool voor ars + philosophia) onderzoekt, varieert en naar macroverbanden extrapoleert. Daarom wordt deze publicatie uitgebracht onder het vaandel van de Stichting Arph Archief. Zeer vermeldenswaard is verder dat tijdens de duur van de expositie op 9 november in de Kunsthal een symposium wordt gehouden op het thema: Ook Chaos en Kosmos vormen een paar. Eldert Willems zegt hierover: “In de media verschijnen berichten over onrust onder fysici en astronomen vanwege twijfel over het bereik van de wetenschap. Twijfel over de status van de oerknal. Van de filosofie zou te verwachten zijn dat ze op zulke crisis-signalen reageert. Is ze niet van origine de discipline die tot taak heeft de relatie te verhelderen van de mens met het ‘geheel der dingen’? Maar filosofie schijnt zich te hebben neergelegd bij de scheiding tussen alfa (inzicht) en bêta (kennis)”. De beeldend kunstenaar Roland Van den Berghe en componist Victor Wentink, beiden uit Amsterdam, zullen op dit symposium optreden als pleitbezorgers van het ‘Arphische gedachtengoed’.
4
Naast de impulsen van Jan ten Voorde dank ik Hanny Niessen (Stichting Indigo Almelo), Henk Laarakkers (KCO Zwolle), Peggie Breitbarth en Laura WartenberghWillems voor hun toegewijde bijdragen. Voor de onontbeerlijke financiële steun gaat verder mijn dank uit naar de Gemeente Almelo, het Prins Bernhard Cultuurfonds Overijssel, de Rabobank Noord Twente en de Haringparty Almelo. ¹
De Stichting Arph Archief heeft ten doel het beheer van de werken op het thema Arph ( samengaan van ars/kunst en philosophia/filosofie) van de kunstenaarfilosoof dr. Eldert Johannes Willems, alsmede het verrichten van verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden, zoals b.v. het onderzoeken van de samenhang tussen kunst, wetenschap en wijsbegeerte.
Te mooi om waar te zijn
Henk Laarakkers, kunsthistoricus, adviseur Beeldende Kunst en Vormgeving KCO Zwolle In zijn bundel ‘Luchtkasteel’(1977) schreef Eldert Willems op de achterflap: ‘De gedichten houden, hoop ik, iets vast van het utopische , wat te mooi is om waar
5
te zijn in deze wereld, maar wat je soms tussen de bladeren door en bladstil luisterend in b.v. de Sallandse natuur nog tegenkomt’. Vanaf 1963 tot 1980 was Eldert met zijn vrouw Iny Nahuys en dochter Laura een meer dan trotse, tevreden en gelukkige bewoner van Kasteel Groot Hoenlo te Olst. In de genoemde bundel ook aandacht voor zijn ‘optrekje’: In de indische salon riet tot schouderhoogte luiken slaan open op veergroen bladdun verwachten boven de schouw lichtgeel en blauw figuren geschetst van een voorbije tijd Eldert Willems kwam, zoals gezegd, in 1963 naar kasteel Groot Hoenlo in Olst. Niet bewust, met voorbedachten rade, maar min of meer toevallig. Ab Jongmans, bevriende kunstenaar en tekenleraar aan de MMS te Deventer, kreeg door tussenkomst van een van zijn leerlingen – de dochter van de familie Des Tombes, eigenaar van Groot Hoenlo – woonruimte in dit min of meer verkommerde en verwaarloosde buiten. Hij belde zijn vriend Eldert met de mededeling dat hij op een kasteel in Overijssel woonde en vroeg hem of hij er ook een étage wilde huren. Elderts antwoord was ‘ongezien ja’ waarna de verhuizing spoedig volgde. Het kasteel heeft een lange en rijke historie. Al in de 13e eeuw wordt Groot Hoenlo in de annalen genoemd. De huidige verschijningsvorm is vooral te danken aan ingrijpende verbouwingen eind 19e en begin 20e eeuw. In de zestiger jaren van de vorige eeuw had Groot Hoenlo een grote aantrekkingskracht op kunstenaars en bood hen onderdak. Zo woonden er onder andere
6
de beeldend kunstenaars Pim van Pagée, Maja Eckhardt, Klaus Versteegen en Theo Michels. Het was een broedplaats waar diverse vormen van creativiteit bij elkaar kwamen en elkaar inspireerden, met verrassende en vernieuwende resultaten. De eind zestiger en begin zeventiger jaren waren sowieso de tijd dat er in Overijssel op diverse plekken kunstenaars-initiatieven ontstonden. Zo ook op Groot Hoenlo, met dankbare ondersteuning van de familie Willems. In 1968, een jaar waarin op maatschappelijk en cultureel terrein het nodige aan vernieuwing werd ingezet, richtte Pim van Pagée de Stichting Y op. Het primaire doel van de stichting was een brug te slaan tussen kunst en publiek. Creativiteit en vormgeving waren de kernbegrippen. Bestaande structuren binnen de kunstwereld moesten worden doorbroken. Scheidslijnen tussen kunstenaar en amateur moesten worden opgeheven en zelfwerkzaamheid moest worden geactiveerd. Het lijkt indachtig het gedachtengoed van de in die tijd toonaangevende kunstenaar Joseph Beuys: ieder mens is een kunstenaar en kan participeren in en is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de samenleving waarin hij leeft. De stichting organiseerde op en vanuit Groot Hoenlo experimenten en vernieuwende en spraakmakende activiteiten. Bewust werd gezocht naar aansluiting bij de voorkeuren en opvattingen van diverse publieksgroepen. Situaties werden gecreëerd, die een spontane wisselwerking van ideeën en uitingsmogelijkheden toelieten. Uitgangspunt was de bezoeker actief betrekken bij een belevingswereld, die op zijn verbeeldingskracht en gevoelsleven een beroep deed. Doel was zich bewust te worden van emoties en deze vrij uit te durven spreken. De taak van de kunstenaar was er een van katalysator. Hoe actueel klinkt dit nog anno 2010! Tot 1976 had de stichting
7
Groot Hoenlo als thuisbasis. Daarna ontwikkelde de stichting zich tot een meer politieke actieorganisatie en haakte het merendeel van de kunstenaars af. Groot Hoenlo was in de zeventiger jaren voor menig auteur, zoals bijvoorbeeld Harry Mulisch, een paradijselijk oord om zich terug te trekken. Het was Eldert Willems, die toentertijd erg veel energie in Groot Hoenlo investeerde om het te transformeren tot een belangrijk literair centrum in dit deel van het land. Overleg met Gerrit Borgers, indertijd de directeur van het Letterkundig Museum te Den Haag, leidde er toe dat Groot Hoenlo een heuse dependance werd van dit museum. Borgers zette zich in om vanuit het kasteel het regionale literaire leven te stimuleren met een aantal fraaie tentoonstellingen, zoals Kijk S. Carmiggelt, De beweging van vijftig, Visuele Poëzie en De Koperen Tuin van Vestdijk. Het was Elderts ideaal om de letterkundige dependance in te bedden in het provinciaal letterenbeleid. Het was voor hem een lange, moeizame strijd en leverde de nodige frustraties op. Met de werkgroep literatuur van de toenmalige Culturele Raad Overijssel, waarvan Eldert een bevlogen lid was, werd het plan ontwikkeld op Groot Hoenlo nadrukkelijk aandacht te schenken aan de Overijsselse literatuur. Dit leidde er toe dat in 1979 de expositie Overijsselse Schrijvers – de eerste in een lang bedachte reeks – op het kasteel werd gepresenteerd. Dat deze tentoonstelling zonder een cent provinciale subsidie tot stand had moeten komen, was Eldert een doorn in het oog en deed hem concluderen dat ‘Overijssel geen cent voor de literatuur overhad’. Tot een vervolg kwam het dan ook niet. Eldert had zijn literaire strijd met veel verve gestreden, maar uiteindelijk toch niet gewonnen. Dit had enerzijds te maken met de wisseling van de wacht in het Letterkundig Museum. Voor Gerrit Borgers stond het opzetten van decentrale tentoonstellingen hoog in het
8
vaandel om zo de literatuur onder het volk te brengen. Zijn opvolger, Anton Korteweg, brak met deze traditie. Hij zag meer in centrale presentaties in Den Haag. Anderzijds was de beslissing van de eigenaren in 1979 Groot Hoenlo te verkopen fataal voor de bestaande bestemming van het kasteel. Het tij was niet te keren, ondanks felle protesten van de bewoners en het publiek. Aan een unieke culturele functie van dit monument kwam in 1980 een abrupt einde. Het kasteel is uiteindelijk opgedeeld in een aantal luxueuze appartementen. Na ruim 16 jaar vertrokken Eldert Willems en Iny Nahuys met pijn in het hart vanuit Groot Hoenlo naar ‘Het Onstein’ te Vorden. Vijf jaar later verhuisden ze naar het eiland Texel. Eldert en Iny hebben ook na de periode Groot Hoenlo hun band met Overijssel niet volledig doorgesneden. Met name collega-kunstenaar Jan ten Voorde (Borne) is hiervoor verantwoordelijk. In 1978 leerde Jan Eldert Willems kennen. Jan organiseerde in die tijd reizende tentoonstellingen voor de Culturele Raad Overijssel. Het beleid was er op gericht ook nieuwe, experimentele en minder toegankelijke ontwikkelingen binnen de beeldende kunst te laten zien. Eldert was hiervan een exponent. Dit eerste contact bestendigde en groeide uit tot een hechte en langdurige vriendschap. Voor Jan geldt Eldert als een prominent Overijsselse vertegenwoordiger van de conceptuele ontwikkelingen in de beeldende kunst, de visuele poëzie en proza. Ook voor zijn kunstfilosofische onderzoek heeft hij grote bewondering. Dit heeft tot enkele opmerkelijke tentoonstellingen geleid. In 1992 exposeerde Eldert in de Werkplaats voor Beeldende Kunst in Borne – een particulier initiatief van Jan – zijn Hoenlo-tekeningen in combinatie met de coloristische landschappelijke textielbelevingen van Iny. In 2000
9
hadden zij gedrieën in ‘Het Kunstpaleis’ te Deventer een tentoonstelling met als titel ‘Metamorfose’. Mede door toedoen en inspanning van Jan ten Voorde zijn Eldert Willems en Iny Nahuys weer terug in Overijssel, nu met een expositie in Hof 88 te Almelo onder auspiciën van de Stichting Indigo.
v.l.n.r.: Iny Nahuys,
Eldert Willems, Roland Van den Berghe en Jan ten Voorde
De dubbele toegang van kunst en denken¹ Peggie Breitbarth, kunsthistoricus De titel van de tentoonstelling, die in oktober 2010 in Hof 88 in Almelo gehouden wordt, luidt ‘Het Paar en de Kunst’. Het Paar staat voor het echtpaar Iny Nahuys (19262009) en Eldert Willems (1923), de Kunst voor het generale begrip kunst, dat we moeiteloos hanteren voor poëzie, literatuur, muziek, beeldende kunst enz.
10
maar dat zich moeilijk laat afbakenen en vangen in definities. De vraag is hoe het tentoongestelde werk te plaatsen in de kunstgeschiedenis van de 20ste eeuw. Het eerste dat opvalt is dat beide exposanten zich bewegen langs de lijn van het speelveld van de officiële kunst. Outsiders heet dat in het huidige jargon van de beeldende kunst, maar die kwalificatie past hen niet echt. Zij zijn outsider slechts in zoverre dat zij geen opleiding aan een academie voor beeldende kunst volgden en zich niet uitsluitend met beeldende kunst bezighielden.. Autodidact is wellicht beter. Op gebied van de algemene ontwikkeling van kunst en cultuur van de 20ste eeuw zijn zij wel degelijk geschoold: Iny als zangeres aan het conservatorium, Eldert als filosoof en dichter. Wie hun werk bekijkt ziet talrijke verwantschappen met kunstenaars en kunststromingen van de 20ste eeuw, van een regelrechte beïnvloeding is nauwelijks sprake. Centraal op de tentoonstelling staat een selectie van werken van Iny en Eldert met ‘het paar’als thema. De werken, die in verschillende tijden zijn ontstaan, maken het concept van de tentoonstelling in één klap duidelijk met hun beeldrijm in combinatie met de metafoor van het echtpaar. Het paar is een uitdagend begrip. Polariteit speelt altijd een rol, op alle vlakken. In de confrontatie schuilt de mogelijkheid van creatie. Eldert werkte dit simpele gegeven uit tot een filosofisch model dat de naam ARPH kreeg, kunst (ars) en filosofie (philosophia). De beeldend kunstenaar is vertrouwd met tegenstellingen: groot – klein, licht – donker, hol – bol, binnen – buiten…hij is voortdurend bezig oplossingen te vinden, die zowel in de harmonie als in het contrast kunnen liggen.
11
In hun werk overheersen de uiterlijke verschillen. Kleur, glans, diversiteit, kortom feest, bij Iny. Bij Eldert, met name in zijn tekeningen, zien we een minimaal gebruik van beeldende middelen, gepaard aan een grote nadruk op ritmiek, met als resultaat een ‘fluisterend’ beeld, gelijk het spel van de wind door de bladeren of het kabbelend water in de beek. Iny begon met haar beeldend werk nadat zij een carrière in het muziektheater achter de rug had. Het echtpaar kwam met hun dochtertje Laura op Groot Hoelo wonen en deze nieuwe levensfase gecombineerd met de herinnering aan het muziekleven, de ruimte van het landschap aan de IJssel en de ruimte op de zolders in het huis, zette haar aan het werk. Met lapjes en draad en naald, zoals veel vrouwen in alle tijden. Eind jaren ’60, begin ’70 vond er een emancipatie van de textiele kunsten plaats. Het ging daarbij meestal om robuuste wandkleden van grof sisal of juist heel ingetogen minimalistische weefwerkjes. Iny’s werkwijze en materiaalkeuze weken daar duidelijk van af. Te damesachtig dacht men. Zij ging haar eigen gang met stoffen die herinneren aan de toneelkostuums die zij gedragen had. Soms ging zij zover dat zij de schaar zette in haar oude kostuums. Als we al een gebied moeten aanwijzen waarmee haar werk verwantschap vertoont dan is het dat van de ontwerpers van decors en kostuums van de opera. Sinds de Ballets Russes in Parijs in het begin van de 20ste eeuw furore maakten, was hun werk een welkome inspiratiebron voor kunstenaars uit het officiële circuit. Iny’s werk heeft steeds een sprookjesachtige uitstraling. Maar de ‘Verliefde bomen’ die de tentoonstelling openen zijn beslist geen zoetsappig stelletje: twee eenlingen, stevig geworteld, staand op een vlakte waar ze weer en wind moeten trotseren om overeind te blijven. Deze markante vormen tegen een zilverkleurige hemel doen denken aan een toneelbeeld, bestemd voor een verhaal van individuele
12
levens tegen de achtergrond van onmetelijke kosmische krachten. Wie luistert hoort de muziek in gedachten aanzwellen. Iny ontwikkelde haar eigen collagetechniek. Ze knipte en hechtte, maakte gebruik van foto’s en plaatjes uit tijdschriften, en ’schilderde’ laag over laag met transparante stoffen in alle mogelijke kleuren. De Pompeï-serie is een mooi voorbeeld van deze veelzijdige aanpak. Voor het beeld steunt zij op bestaand materiaal en met haar onnavolgbaar textielgebruik roept zij de sfeer van de eeuwenoude fresco’s in herinnering. In haar laatste werk gaat zij middels haar verbeelding in gesprek met de natuur. Met de inktschilderingen van Eldert belanden we midden in de Informele Kunst, de verzamelnaam voor wat in naoorlogs Europa opborrelde , door Willemijn Stokvis zo treffend aangeduid als ‘Het dynamisch verbond met de materie’.² Dynamisch, emotioneel, expressief zijn woorden die de paren van Eldert oproepen. Ze zijn ‘geschilderd’op grote vellen papier met gebruikmaking van ongewoon gereedschap zoals een kopje waaruit de verf geschonken werd. De getoonde inkttekeningen ogen met hun stippen, streepjes en stempels veel rustiger. Toch benadrukt Eldert de fysieke kant van zijn creaties, de snelheid en explosiviteit waarmee ze tot stand kwamen. Daarnaast speelt de combinatie woord-beeld, niet echt verrassend voor de filosoof-dichter-schilder die hij is, een rol. Er is een duidelijke link met de visuele poëzie, die – meestal ontwikkeld vanuit de typogafie – in de jaren ’30 opgeld deed en in de jaren ’60 opnieuw opbloeide. Toch is Eldert in de eerste plaats een papierkunstenaar. Als hij tekent en schildert is het papier altijd zijn tegenspeler, de verf of inkt vindt zijn
13
bestemming in het samenspel. Zie hoe de aanraking van borstel of stempel het papier beroert, volg het diminuendo of crescendo dat in de herhaalde aanraking besloten ligt. Het is een dynamisch proces van aantrekken, afstoten, botsen, versmelten, en dat steeds opnieuw. In de inkttekeningen zie je hoe de chaos zich ordent. Het gebeurt spontaan, is niet tevoren bedacht. Nader kun je het creatief proces niet komen. De tentoonstelling overziend is Iny verantwoordelijk voor de melodie en klankkleur, Eldert voor maat en ritme. Tot zover de esthetische benadering van hun werk. De kunst heeft in de afgelopen eeuw in toenemende mate haar eigen speelveld bepaald. Waar zo’n 25 jaar geleden het adagium ‘schoenmaker houd je bij je leest’gold, zijn voor de huidige generatie kunstenaars cross-overs tussen verschillende disciplines geen uitzondering. Iny en Eldert kunnen in dat opzicht als voorlopers gelden. Op de tentoonstelling is ‘Blinde vlek’ te zien, een van de ‘visuele reeksen’die Eldert maakte, een opeenvolging van bladen waarop tekeningen, teksten, visuele poëzie en ‘tekeningen’ bestaande uit een lapje stof, in wezen een soort ‘objets trouvés’. (Een zekere verwantschap met Kurt Schwitters, de Hamburgse Dada kunstenaar die in de tram stapte en daar tramkaartjes en ander straatvuil opraapte om in zijn collages te verwerken en die bovendien het geluid van de tram, de gesprekken van zijn medereizigers, en de reclameteksten die hij vanuit de tram waarnam, verwerkte in zijn visuele poëzie, is onmiskenbaar.) Langzamerhand is ook tot de buitenwereld doorgedrongen dat de kunstenaar zijn vleugels uitgeslagen heeft. Menig festival is gewijd aan cross-
14
overs tussen muziek, toneel, poëzie, beeldende kunst, literatuur, film, video, multimedia, gemengde technieken. Maar hoe groot is de ruimte voor de kunstfilosoof? Eldert maakte het mee rond zijn dissertatie in de jaren ’70. Een wetenschappelijke verhandeling waarbij hij zijn eigen creatieve arbeid inbracht, was voor vele vakbroeders niet denkbaar. Een –onaangename- rel volgde om vervolgens uit te monden in een promotie cum laude. Hij bleef besmet, het noodlot van een recalcitrant denker. Recente ontwikkelingen lijken hem echter gelijk te geven: aan de Leidse Universiteit kunnen musici en beeldend kunstenaars voortaan promoveren op onderzoek gebaseerd op de eigen artistieke productie. En om in Twente te blijven: Universiteit Twente kent een vorm van samenwerking met galerie Beeld en Aambeeld in het programma ‘Qua Art Qua Science’. De tentoonstelling beoogt dus meer dan een terugblik op een verleden van een kunstenaarsechtpaar te zijn en biedt meer dan alleen esthetisch genoegen. Want waar Iny de grens tussen beeldende kunst en muziektheater slechtte, gaat het bij Eldert niet alleen om het verbinden van woord en beeld, maar vooral om de filosofische kant van het creatief proces. Hij noemt het ‘de dubbele toegang van kunst en denken’, waarmee hij impliciet aangeeft dat de verbinding van kunst en wetenschap een meerwaarde bezit. Een meerwaarde waaraan, juist nu de wereld van de wetenschap dreigt dood te lopen in zijn ver doorgevoerde specialisaties, dringend behoefte is. ‘Kunst is de evenknie van het weten’, zegt hij in de gesprekken die ik in de aanloop tot deze tentoonstelling bij hem thuis op Texel had. Hij noemt de tweevoud van het bestaan en wijst op ‘de idee van een verborgen dubbele kracht in de dingen’. Toen hij na zijn universitaire carrière, waarin hij de filosofie van
15
de kunst doceerde, neerstreek op Texel is hij de weg die de combinatie van filosofie, poëzie en beeldende kunst hem wees verder gegaan. Hij verdiepte zich in de natuurkunde, met name in de cosmologie. Chaos en Kosmos vormen een paar, zowel voor de tekenaar als voor de filosoof. Hij heeft zijn gedachten daarover in artikelen (in antwoord op enkele stukken in de Volkskrant), op internet en in deze tentoonstelling weergegeven. En hij benadrukt nogmaals dat de notie Paar, de polariteit, een veel wijdere, en onderschatte, functie heeft in de wetenschap dan tot dusver gebruikelijk. Kunstenaar en filosoof moeten zich uitdrukkelijk mengen in het debat van de wetenschap, alleen dan kan een nieuw wereldbeeld ontstaan. “Schooling for creativity, dat is onze toekomst. De kunst doet het voor met haar ‘informele dynamische omgang met de materie’.”
¹ Uitspraak Eldert Willems ² Willemijn Stokvis, Het dynamisch verbond met de materie, De Informele Kunst uit de jaren 1945-1960, in: catalogus tentoonstelling Informele Kunst 1945-1960, Rijksmuseum Twenthe Enschede, 1982
Het theatrale in de hoofdrol Laura Wartenbergh-Willems
Het beeldend werk van Iny Nahuys, dat op deze expositie te zien is, onderscheidt zich van de vorige meer abstracte periode, door zijn figuratieve beeldtaal. In deze figuratie speelt het theatrale een hoofdrol. Theatraal in letterlijke zin. Haar toneel- en operaverleden is niet alleen in de ‘verknipte’,
16
glinsterende oude toneeljurken terug te vinden, maar ook in haar voorstellingen die in scène gezet zijn. Zowel de vrouwenportretten als de magische droomwerelden laten zich als snap-shots van een theatervoorstelling bekijken. De vrouwen staan op de bühne, ze hebben zich opgemaakt om zich verleidelijk of geheimzinnig te meten met datgene wat ze omringt; een hemellichaam, een architectonische ruimte, een landschap. Ze corresponderen met het hun omringende. Deze correspondentie komt vooral via de ogen (haar ogen) tot stand. Het duidelijkst is dit te zien in haar droomvoorstellingen waar de rots samen met de vogel naar de maan kijkt; waar de vis en de draak zich melancholiek naar elkaar opheffen of waar tussen de dieren en de dingen een koelbloedige vete aan de gang is. Dat kan op het toneel. Dat kan ook in de beeldende kunst. Theun de Winter schrijft in het begeleidende boek bij haar succesvolle tentoonstelling “Een bijzonder ogenblik’’ (Den Hoorn 2006) het volgende kwatrijn: ‘Is een cycloop in bezit van een alziend oog? Zeker, het leest onze vreemdste gedachten Aan een vis, hoog door de lucht in vogelvlucht Een in zee vallende zon, erotisch getinte mangroven’.
17
Iny Nahuys heft de verschillen tussen de stoffelijke en de levende wereld op. Ze ervaart een familieverwantschap tussen de dingen. Uiteindelijk is alles uit hetzelfde voortgekomen, dus spreken ze dezelfde taal. Voor de meesten van ons zijn die klanken onhoorbaar, de blikken onzichtbaar, maar zij verstaat die gemeenschappelijke taal en toont de beschouwer hun dialoog. Ze zegt hierover: ‘als je weet te luisteren spreekt de stem van de bergen, bomen en dieren. De materie is niet afgezonderd van al het andere dat leeft’.
18
Deze combinatie van tegenstellingen is in wezen het kenmerk van haar gehele oeuvre en van haar persoonlijkheid. Als je haar opera-carrière naast haar beeldende werk plaatst zijn het weer die uitersten die een combinatie aangaan. De diva en de teruggetrokken kunstenares. In haar 20er jaren maakte zij, na de afronding van haar zangstudie aan het Amsterdamse Conservatorium, furore aan de opera van Gent. Ze schrijft hierover in haar autobiografie ‘Los Zand’¹: ‘Contract? Het was goed, ze willen me engageren? Mijn lippen kleven aan mijn tanden. Mijnheer, vraag ik hem, mijn man studeert en ik verdien het geld. Is 6000 Frank genoeg om van te leven? Ge kunt er wel van leven had hij gezegd. Nou, dan doe ik het toch zeker. Ge begint met de eerste dame uit Die Zauberflöte en met Czardasfürstin. De partities worden u toegezonden. Mijn gezicht een masker. Schud handen, maak afspraken. Madame, meneer’. De kunstredactie van de krant Het Vrije Volk (8-121953) meldt op de voorpagina: ‘Iny Nahuys zingt nu in Gent, in twee maanden heeft ze zes premières’. Het gaat haar voor de wind, de hollandse chanteuse oogst succes. Met de haar kenmerkende hartstocht dompelt ze zich onder in het Gentse avontuur. Schitterend in haar kostuums raakt ze gewend aan applaus. Ze vindt het heerlijk om de hoofdrol te spelen, om in het middelpunt van (mannelijke) aandacht te staan. Los Zand: ‘Vrijdagavond, première van Gräfin Maritza. Ik zie door mijn oogharen witte zakdoekjes in de zaal verschijnen en hoor van verschillende kanten gesnuif. Het idee dat men aangedaan zou kunnen wezen ten gevolge van mijn inspanningen, vervult me met
19
ontzag. Het scheelt niet veel of ik barst bij het afscheidsduet in tranen uit. Doek. Halen. Doek. Een reuze succes’. Dan maakt de diva plaats voor een meer ingetogen vrouw. Langzaam maar zeker ontstaat tijdens haar muzikale carrière de kiem voor het andere, het beeldende. Los Zand: ‘Op een weekend gaan we naar Brussel, de wereldstad die niets heeft van het ingeslapene van Gent. In het Paleis voor Schonen Kunsten is een tentoonstelling van Paul Klee. Wie is dat ?, vraag ik. Een schok van herkenning. Een sprookjesschilder, dit zou Mozart mooi gevonden hebben. Niets te veel of te weinig. Ik wou dat ik…..maar ik ben toch zangeres? Wat herken ik in Klee? Waarom voel ik me soms droevig en onzeker? Zangeres, wat laat je na? Thuis oude lapjes opgezocht. Probeer iets van een wandkleedje in elkaar te knutselen. Een naakt vrouwtje, nachtdieren verschrikkend’. Als ze een aantal jaren later met haar gezin naar kasteel Groot Hoenlo verhuist wordt haar beeldend werk serieus. Los Zand: ‘De zolder was niet in gebruik. De uitgestrekte houten vloer nodigde uit om er stoffen op te leggen en te combineren. Vaak knipte ik wat ik nodig had uit oude toneelkostuums. Ik kan bij een werk aanwijzen: daar zit Wiener Blut. Met plezier zette ik de schaar in Gräfin Mariza’. Tijdens het concipiëren van haar doeken stond haar lievelingsmuziek aan. ‘Ik merkte dat er overeenkomst bestaat tussen muziek en kleuren, vanwege de emotie, de atmosfeer’. Soms ook daadwerkelijk als visualisatie van het ritme. Dit is te zien in de hier tentoongestelde
20
‘souveniers’, de kleine abstracte doekjes waar het ritme van Bach of het melodieuze van Vivaldi aan de maatvoering van de vierkante lapjes ten grondslag ligt. Ze verwerkt er foto’s en plaatjes in die als reminiscenties van haar theaterverleden te beschouwen zijn. Iny Nahuys heeft het vermogen om telkens ongekend land te ontdekken en zich met bravoure in nieuwe werelden te storten. Na een bezoek aan Pompeï ontstond het project ‘De schoonheid en het verschrikkelijke’. Alweer zo’n combinatie van schijnbare tegenstellingen. Een romantisch thema, een opera waardig. Dit natuurgeweld in optima forma heeft ze prachtig verbeeld in de eruptie van de Vesuvius; de stroperigheid van de lavastroom, de wolken die samenpakken, de dreiging van de oerkracht worden door de intensiteit van het beeld zodanig gevisualiseerd dat je de hitte op je huid voelt. Theun de Winter in ‘Een bijzonder ogen-blik’: ‘Gespierde held trotseert het dreigend vloeibaar vuur Waar is de steengodin om tijdig in te grijpen? Het uur U, ziet zij, komt elke tel steeds naderbij Tenzij haar harde hart verweekt en zij genadig is’. Van dit project, omvattend 30 werken, zijn er enkelen op deze tentoonstelling te zien. Haar diva-verleden voert ze op in haar vrouwenportretten, het is niet moeilijk haar gezicht in de stenen Gaya of Isis te herkennen. Sterker nog, ze is het zelf. De stillevens in fresco-techniek die op de muren van de ingestorte stad te zien zijn heeft Iny op wonderbaarlijke transparante manier in stof uitgedrukt. Bijna doorzichtig komt de oude muur tevoorschijn met de glazen schaal vol vruchten die
21
onschuldig wachten om gegeten te worden. Ze weten nog van niks.
Een spanningsvolle samenkomst van tegenstellingen is wat haar werk en leven typeert. Iny Nahuys was een gelukkig mens. Zij werkte uit overvloed en nooit uit een tekort. ¹ Dit bijzondere manuscript doet zijn naam eer aan. Het zijn veelsoortige notities over haar leven, die zij door haar persoonlijke stijl met elkaar verbindt, als zandkorrels die samen een strand vormen.
Het Paar en de Kunst Eldert Willems, dichter, beeldend kunstenaar, filosoof
22
Ook Chaos en Kosmos vormen een Paar In de media verschijnen berichten over onrust onder fysici en astronomen. De onrust komt voort uit twijfel over de status van de oerknal (Big Bang) als beginhypothese van het universum. En twijfel over het bereik van de wetenschap, sinds uit satellietfoto’s is af te leiden dat grote delen van het heelal uit ‘donkere energie en materie’ bestaan. Waarvan de aard en herkomst niet zijn te verklaren met hulp van de huidige kennis. De Volkskrant verwoordde de onvrede met uitvoerige beschouwingen en pagina-brede koppen, zoals Zoek de moeders van de Oerknal (3.6.06) en We willen een ander universum (14.4.07). De nieuwe werktuigen van fysica en technologie (computergestuurde satellieten en fotografie, radiotelescopie) brengen nieuwe kennis en ze laten tegelijk zien dat aan de kennis grenzen zijn gesteld. Wanneer dat zou leiden tot een ‘crisis in de natuurkunde’ raakt het ons allemaal in ons wereldbeeld. Met de materiesfeer van het Heelal (en zijn interpretatie) zijn de universa van het levende en de menselijke culturen onlosmakelijk verbonden. Van de filosofie zou te verwachten zijn dat ze op zulke crisis-signalen reageert. Is ze niet van origine de discipline die tot taak heeft de relatie te verhelderen van de mens met ‘het geheel der dingen’? Maar filosofie schijnt zich te hebben neergelegd bij de scheiding tussen alfa(inzicht) en bêta(kennis), die sinds Copernicus en Galilei in versneld tempo is ingeburgerd. Derrida, de franse filosoof, spreekt in dat verband van ’speerpuntdisciplines’ in de wetenschap, die de taak van filosofie hebben overgenomen, en van twee
23
gevolgen: a. een troonsafstand van de wijsbegeerte in sommige opzichten en b. groeiende weerzin binnen de wetenschap om aansluiting te zoeken bij radicaliserende filosofische opties, die de vast-enzekere grondslagen van getalgeleide exacte wetenschap bedreigen (in Qui a peur de la philosophie?). De filosofie schittert door afwezigheid in Outer Space.
De kosmos blijft een beetje van ons
De tentoonstelling in Almelo confronteert bezoekers met het paar in kunst en denken en het paar in klank en beeld, muziek en beeldende kunst, waar Iny Nahuys haar leven aan wijdde. En dat je uit de ogen van haar textiele operafiguren en –scènes aankijkt.
24
Bij haar wederhelft gaat het om het paar, de dubbele toegang, van kunst en denken die ik sinds mijn rumoerige dissertatie, onder het koppelteken ARPH (symbool voor ars + philosophia), onderzoek, variëer en naar macroverbanden extrapoleer. Geleid door een filosofie van de creativiteit, waarin bestaanstegenstellingen van tweetallen de hoofdrol vervullen. De natuur-filosofische wending die mijn arphisch onderzoek heeft genomen, sinds ik op het eiland Texel woon, is op de tentoonstelling gevisualiseerd via het internet-artikel Gemotiveerde Kosmos (www.gemotiveerdekosmos.dds.nl); in de grote zaal hangen tekeningen en inktschilderingen op het thema chaos & kosmos uit vroeger jaren. Wat staat er op het spel bij deze interruptie-op-afstand van kunst en denken in het vakgebied van fysica en astronomie? Creativiteit Heeft de kunstenaar een speciale binding met de hemellichamen, hun wording en opbouw? Nee. Waarom dan het heelal betrekken bij een expositie van tekeningen en inktschilderingen? Vanwege het creatief proces in de kunst. Creativiteit is een gebeuren dat zicht geeft op de aard van ons Bestaan. Is die gedachte van creatieve analogie tussen kunst en de aard van Bestaan algemeen geldig? In de kunstfilosofie waar ik vandaan kom is het een belangrijke richting (ze begint bij Kant). Dat wil niet zeggen dat ze empirisch bewezen is. Filosofie bewijst niet zozeer, maar opent, ze zet op het spoor. Ze overtuigt door coherentie en inspirerende voorbeelden van op het oog verborgen samenhangen in het Bestaan. De kosmos der hemelverschijnselen en –lichamen en de microkosmos van de kunst-gestalten zijn
25
vergelijkbaar onder het gezichtspunt van de creativiteit. In het maken van kunst speelt de relatie tussen het ontbreken van zekerheid, de negatieve stemming van onorde, zoeken, dwalen, grondeloosheid, iets willen wezen, maar niet kunnen uitdrukken en de affirmatieve daad van uiting, van ontdekkende activiteit, waarin de belofte schuilt van Zin, een project, een beslissende rol. Trek het geheel van negatieve kunstervaringen samen in de term CHAOS, en het geheel van affirmatieve inventies en opbouw in de term EXPRESSIE, dan hebben alle mensen, en de kunstenaar in het bijzonder, deel aan dit gevoel van negativiteit en dit expressief, installerend vermogen, het laten verschijnen van wereldjes. Kunst is zo belangrijk omdat die omslag van lijden in maken, van min in plus daar telkens opnieuw geschiedt, geschieden móet. En omdat ze als proefveld van het op chaos reagerend inventief vermogen vlak bij ons ligt. Chaos wordt in kunst proefondervindelijk ervaren als leegte en vervreemding die OVERSLAAT in zijn tegendeel op het moment van uiting. Kunst is te begrijpen als een traject, een ontmoeting met een tegenwereld die het lukkende neerhoudt, maar die de kans op een microkosmos van werkende wereldjes niet vermag uit te schakelen. De beweging van chaos naar ‘kosmos’ ( uit het grieks, lett. orde en sieraad) ligt verscholen in alle kunstarbeid. Zeker in onze tijd waar het stikt van de chaos en je alleen door Expressie, door je te uiten in werken van de verbeelding, een ogenblik satisfactie beleeft. Wanneer je plezier hebt in reflectie, haal je dat proces er uit en geef je het namen die de algemene
26
geldigheid ervan laten zien voor ons begrip van Bestaan. Wetenschap en technologie maken gebruik van werktuigen (Tools). Wanneer de stormachtige ontwikkeling van nieuwe werktuigen de kennis naar haar grenzen jaagt dan zijn er nieuwe kanaliserende, vorm –en betekenis-gevende noties nodig (Symbols), om de vindingen in banen te leiden. Daar ligt het aanrakingspunt met kunst en denken. Ik ben een arphisch kunstenaar-filosoof, voor wie ars en philosophia onlosmakelijk verbonden zijn, in een creatief proces van Afwezigheid-Aanwezigheid, Verberging en Onthulling. Het ritme van dit proces – de stappen of fasen - articuleert de overgang van afgrond/leegte naar Er-zijn. De expressie van er-zijn gaat over in de installatie van Zo-zijn, ‘ZO’: op die bepaalde manier, met die en die presentatie van waardegevende tekens en hun werkingsvelden. ‘ZO’ is het punt van culminatie en tevens de verleiding om in herhaling te vervallen. Als het schematische gaat overheersen is het uit met de kunst, en mag je opnieuw beginnen. Mijn tekeningen houden de leegte vast. De figuren die het vlak bevolken zweven als het ware. Hun ‘Zo’ moet nodig zijn en niet in het schematisme van Dus vervallen. Ze verschijnen meestal in reeksen met een sturend, motiverend ritme. Zoals ik al zei: van afgrond/leegte naar Er naar Zo naar Dus, en dan wegwezen en opnieuw beginnen. De creativiteit heeft me geleerd dat het chaotiserende en het kosmos-genetische onderling relatief zijn. Het arphisch ritme van aankomend Er naar Dus van het teveel heeft mij naar de cultuurtheoretische relevantie van kunst gevoerd en naar de kritiek op de overtalligheid in onze beschaving.
27
Sinds ik ouder ben geworden is naast de Cultuur de Natuur mijn veld van onderzoek geworden. Deze natuurfilosofische wending stelt mij in staat het creatief-ontologisch gezichtspunt te extrapoleren naar wetenschapsgebieden die, sinds de Nieuwe Tijd, zich van filosofie en kunst hebben losgemaakt. Maar anders dan Derrida heb ik het niet over troonsafstand van de wijsbegeerte, en formuleer ik de stelling: ALLE VERSCHIJNSELEN VAN CULTUUR EN NATUUR ZIJN OOK FENOMENEN VAN BESTAAN Tegen het Vergeten ‘Wees niets en wacht, gebogen over leegte, van aarzeling bevrijd, de harde snelle kracht der onbevangenheid. Hoge tonen strak gespannen vallen bijna lichaamloos, maar hun macht is donker, breed slaan zij uit en wonden diep en grote deining vaart door de ziel’. Dit citaat, afkomstig uit mijn eerste periode (1947/48), drukt de grondstemming uit van mijn bestaan. Mijn hele leven – kunst, filosofie, wetenschap – staat in het teken van het onlosmakelijke Paar van ‘leegte, niets, wachten’ EN ‘snelle kracht, hoge tonen, grote deining’. Het is de kiem van ARPH. Op kasteel Groot Hoenlo (1963-1980), met zijn grote lege ruimtes, voegde ik beeldende kunst toe aan het poëtische. Het paar van ‘wachten’ en ‘snelle kracht’ kreeg een lichamelijk-visuele uitdrukkingswijze erbij. ‘Le peintre apporte son corps’ zeggen Valéry en Merleau-Ponty. Het dichtend-denkende van mijn aanvang versterkte zich met het beeldende. Op deze dubbele, versterkte, kunstpraktijk volgden de filosofische uitwerkingen van het thema, en nam de gedachte van een omvattende Zijnsbeweging vaste
28
vorm aan. Ze culmineerde in de dissertatie ARPH.Kunstfilosofische onderzoekingen (1978). De teksten waarin de arphische polariteit wordt geëxtrapoleerd naar de Kosmossfeer en de Biosfeer volgden sinds ik op Texel ben gaan wonen. Ze zijn van recente datum: Gemotiveerde Kosmos (filosofie, 2003), Kosmose (poëzie, 2004), Logica van een 2 fasen kosmos (filosofie, 2006). De geëxposeerde tekeningen op het thema chaos & kosmos hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontstaan van deze 2 fasen kosmologie, die een dubbele waarheid formuleert: chaos en kosmos zijn relatief; niet-zijn, negatie, leegte EN hoge spanning van affirmatieve kracht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
De natuurkunde worstelt met 2 grote probleemsituaties: a. Oerknal, ofwel hoe is het met het begin van de dingen gesteld? b. Onbekende energie en materie, ofwel hoe moet de aanvangsfase van het Heelal worden begrepen? Arphische kosmologie heeft bij deze crisis-punten het volgende commentaar. a). Bestaan vertoont een strekking van eruit→naartoe, van begin naar bestemming. DAT er een begin wordt gemaakt wil zeggen dat er tot stand gebracht moet worden. De voortdrijvende kracht is een veraanwezigende: géén vrede hebben met Niet, lethargie, onbepaaldheid, maar ergens naartoe móeten, iets wezenlijks installeren. De eerste fase is losmaking uit hinderende, startbedreigende condities, een aanfase waarin bundels van zoekende motieven worden uitgezonden
29
die afstand nemen van chaos en leegte. Elke richting is goed die daar vandaan leidt. Verschil-tendenties blijven onderling verbonden. In de aanfase worden de vaste verhoudingen die het heelal kenmerken (afstanden en periodes in ruimte en tijd, nucleaire basiscondities van straling en stof) aangekondigd en voorbereid. Ze zijn in aanleg aanwezig, maar tonen nog niet hun uiteindelijke vorm. Ons heelal wordt aangedreven door een monadische vóórspanning, die met haar vóór-materie en onverzettelijke aanwezigheid van durend-bouwende energie het latere uiteengaan van de natuurkrachten en gesepareerde hemellichamen begrenst en voedt. De oerknal is niet het begin. Hij is een Big Dis (afk. van Disturbance), het tweede begin, dat inzet met een explosieve kortsluiting in wat al aan de hand was. Deze verstoring van het voorspanningsweb geschiedt geluidloos. Het is misleidend van een knal te spreken in een situatie waar nog geen geleiding aanwezig is. Ongetwijfeld is het een grote prestatie van de Hubblianen om de kwestie van Begin op de agenda te plaatsen van de Family of Man en een explosie te registreren, van waaruit eenheden en kernen zijn ontstaan, die via het electromagnetisme en de nucleaire atomaire binding (en zwaartekracht) de hemelverschijnselen en –lichamen hebben mogelijk gemaakt. Maar voor het verschijnsel Begin heeft de fysica geen andere oplossing dan Geweld. Dat is niet best. Het tweede probleem betreft de aanwezigheid van donkere energie en materie in grote delen van het universum, niet door de huidige kennis gedekte gebieden. Ze hangen als een donkere wolk boven de horizon van de wetenschap. Is hier sprake van een voorstadium dat onbekend is gebleven? Heeft de fysica iets overgeslagen, vergeten?
30
b). Arphische kosmologie gaat uit van de waarschijnlijkheid dat de fysica op sporen is gestuit van het zoëven genoemde vóórspanningsweb van Bestaan. Met de wetenschappelijke technieken van waarneming is dit Vooraf niet te verklaren, hoogstens indirect. De aanvangsfase van het Heeal is te identificeren als een morfische kiem-fase, een voorgeschakelde, verborgen werkende PREAMBULE van kosmische motieven. Voor de interpretatie daarvan moet op andere dan empirisch-rationele bewijsmiddelen een beroep worden gedaan. Evocatie, metafoor en de holistischontologische logica van inherentie kunnen de kennis in nieuwe richting motiveren. Een breuk-overgang in de traditie van het Weten kondigt zich aan. De fysica heeft zich vier eeuwen lang gekoesterd in de weelde van ‘snelle kracht’, ‘hoge spanning’, ‘brede uitslag’. Ze moet nu, als andere fenomenen van bestaan, haar tol betalen aan ‘leegte, niets, wachten’. De fysica vergaat het als Melencolia op de koperprent van Dürer (1514), die temidden van haar exacte instrumenten opeens in het Onbepaalde staart. Het specialisme ziet zich gedwongen een stap terug te doen en een dialoog te zoeken met disciplines die het bestaan-als-geheel thematiseren. Wedden dat de volgelingen van Galilei, Newton, die de exacte getalsvergelijkingen als doorslaggevend bewijsmiddel hanteren, de Zijnsvraag moeten stellen? Wedden dat de waarheidsvinding via beelden en begrippen terugkeert in de fysica? ERBIJ en NAAST de strikte logica van de equaties. Want de bruggen mogen niet instorten, de apparaten moeten functioneren, de systemen van empirisch-rationele kwantificatie houden de grote aantallen in leven.
31
Het opdoemen van UDEM (Unidentified Dark Energy and Matter) past in het algemene tijdsbeeld. De ‘crisis van europese cultuur’ (P. Hasard), ‘Krisis der europäischen Wissenschaften’ (E. Husserl), de ‘ver-uitevenwicht situaties’ van Prigogine, waarvan wij de getuigen en tijdgenoten zijn, spreken niet mis te verstane taal. Klimaatcrisis, verkeersinfarcten, economische crises, samenlevingscrisis van normen en waarden, dierensterfte, ziektes van het contact en teveel, ze zijn aan de orde van de dag. ‘Crisis in de natuurkunde’ past naadloos in dit beeld. De zekerheid, die het Specialisme van afzonderlijke kengebieden voor zich opeist, stuit alom op een grens. Participatie aan het bestaan-als-geheel klopt op de poorten. Nieuwe richtingen, die principes van het ‘grote geheel’ thematiseren en de verhouding ten opzichte van het empirisch-rationele functionalisme opnieuw afbakenen, komen naar voren. De arphische zijnskosmologie staat niet op zich zelf. Al geruime tijd propageren Angelsaksische natuurwetenschappers, verenigd in de groep Mystics and Scientists, een holistisch bestaansconcept tegenover en naast het functionalisme. Capra, (De tao van fysica), Sheldrake (Een nieuwe levenswetenschap), Lovelock (Gaia-hypothese) e.a. vertolken een visie op bestaan die uitgaat van Geheel en niet van specialiserende delen. Differentiatie, verbijzonderingen, negaties blijven betrokken op de oorspronkelijke cohesie van het zijnde. Het zijn in letterlijke zin gedeeltes-van, aan-deeltjes, die op eigen wijze de weg zoeken naar nieuwe gehelen. In een gemeenschappelijke publicatie, niet toevallig in het Duits verschenen, spreken Capra, Sheldrake, Davies en Lovelock van een holistisch universum, een
32
‘wetende kosmos’(Der wissende Kosmos, 2001), en van de ‘Entdeckung eines neuen Weltbildes’. Bij deze omslag in het wetenschappelijk denken sluit ik mij aan, en ik voeg er de gedachte van de ’ontologische relativiteit van chaos en kosmos’ aan toe. Via de ingang van het polarisme kan de notie van Begin, Oorsprong worden geherformuleerd en wordt de aandacht gericht op de verborgen morfische kiemfase, ook van het Heelal. Het laboratorium van de kunst geeft de sterkste voorbeelden van het chaos-reactief zoeken en vinden van ‘nieuwe gehelen’, ensembles, wholes, Ganzheiten, die in de cultuur een plaats opeisen om hun ‘wondende en helende kracht’ (Hammacher) te demonstreren. De chaosreactie in de kunst, die de omslag bewerkstelligt van negatieve gestemdheid naar expressie en installatie, heeft een kosmische tegenhanger. De geëxposeerde tekeningen op het thema chaos & kosmos, met name ‘Trechters van ontstaan’ en ‘Verbond’ geven beelden van het krachtenspel van de chaos-reactie ook in macroscopisch verband. De figuur van het paar sleurt ons door de chaos heen. Polarisme houdt het geheel vast, ook als de delen woekeren. Het moraliseert niet, maar laat de figuren zien die uit de tegenstelling van min en plus als lukkende oases, enclaves, naar buiten treden. De dubbele toegang van kunst en denken neemt deel aan de wending in de cultuur die genoeg heeft van de demonie van Grote Aantallen en van de schade die gefragmenteerde Overtalligheid aanricht. Het specialisme van het Weten doet een stap terug. Participatie (van Zijn en Weten) krijgt de voorrang. Ars longa, vita brevis. De kunst doet het voor in het klein, telkens opnieuw. Kunst is een vrijplaats voor houdingen en meningen die in het spreidings- en
33
verstrooiings-theater nog niet welkom zijn. Kunst is onze grote bondgenoot in de strijd tegen het Vergeten. Ze houdt de lijnen vast die ons verbinden met wat was en zijn zal, met de afgrond en de top.
34
het beeld op mijn handen, maar mijn voeten stonden in donker omdat de bloesem is onbeschermd en in stelen het water wanhopig ogen in de bergen, mansgrote rotswanden worden opengebroken door de pupillen de kracht van het bindvlies zilveren spiegels geworden wat mij vergezelde als een hond, en wat in mij vloog als een vlag het kind met de duiven, de man met het stenen gezicht de onverwachte, honderdjarige, donkergrond, grote IK en op handbreedte afstand, lachend over de beken het gedruis der dingen naar mij toegericht, onder de teugel van de hand waar het verbond wordt vernieuw
35
Informatie Stichting Arph Archief, opgericht op 26 juni 2007. Secretariaat: Paul Wartenbergh, Hoofdweg 97, 1795 JC De Cocksdorp Texel, tel. 0222-327121, email
[email protected]. Bankrelatie: 1307.23.789, K.v.K. 37134265. Bestuur: Dr. E.J. Willems, voorzitter, De Koog Texel; Paul Wartenbergh, secretaris/penningmeester; Victor Wentink, Amsterdam; Jan ten Voorde, Borne; Laura Wartenbergh-Willems, De Cocksdorp; Prof. dr. Hubert Dethier, Vilvoorde, België; Eldert Johannes Willems 16 mei 1923 geboren in Schaerbeek, Brussel. Daltonschool Amsterdam; Vossius Gymnasium Amsterdam. 1946 Huwelijk met Iny Nahuys. 1956 Geboorte dochter Laura Lilian. 1945-63 Journalistiek, redacties (Vrije Volk; ENSIE; Bezige Bij), boekdocumentaires In 26 letters, 1960, Nederland wordt groter, 1963. 1959 Doctoraal Wijsbegeerte, U.v.A. 1963-85 Wetenschappelijk Hoofddocent UvA, Massacommunicatie en Esthetica-Kultuurfilosofie. 1966-92 Mede-oprichter en bestuurslid Nederlandse Studiekring voor Esthetica. 1969-80 Coördinator van tentoonstellingen, o.a. van Letterkundig Museum, Kasteel Groot Hoenlo, Olst. 1978 Doctoraat Wijsbegeerte UvA, c.l. 1985-90 Oprichter, redacteur tijdschrift Gaya Scienza 1 t/m 8. 1990-95 Redacteur tijdschrift voor esthetica en cultuurfilosofie Lier en Boog. Voor verdere bijzonderheden raadplege men de uitgave NIET-IK, verkrijgbaar bij het secretariaat (zie boven). Iny Nahuys
36
Geboren in Amsterdam, koos aanvankelijk voor een teken- en schilderopleiding aan de Nieuwe Kunstschool, maar zij stapte over naar het Amsterdams Conservatorium, waar zij zang studeerde. Na haar eindexamen was zij enige jaren verbonden aan de Hoofdstad Operette, tot ze werd geëngageerd door de Koninklijke Opera te Gent. Gedurende vier seizoenen vertolkte zij tientallen (hoofd)rollen in opera’s en operettes. Toen haar dochter geboren was, keerde zij terug naar de beeldende kunst. Haar werken laten zich het best omschrijven als schilderijen van textiel, want ze worden opgebouwd uit vele lagen, vaak transparante stoffen, waarmee subtiele kleurcombinaties worden gecreëerd. Iny Nahuys exposeerde op een veertigtal locaties in Nederland, o.a. in het Henriëtte Polakmuseum te Zutphen, in de Werkplaats voor Beeldende Kunst te Borne, vier keer in Galerie Inart te Amsterdam, in alle filialen van het warenhuis de Bijenkorf en op verschillende plekken in Vlaanderen en Luxemburg. Een overzichtstentoonstelling was te zien in 2006 in het hervormde kerkje te Den Hoorn (Texel). Na gewoond te hebben in Amsterdam, Gent, Antwerpen, Olst en Vorden vestigde zij zich met haar echtgenoot, de filosoof Eldert Willems in 1986 op het eiland Texel. Zij overleed in 2009 op 84 jarige leeftijd.
Colofon 37
Concept / Copyright © 2010 Wartenbergh-Castagne / Stichting Arph Archief Druk Langeveld & De Rooy, Den Burg Texel Uitgave Stichting Arph Archief Texel, october 2010 Foto’s werken Iny Nahuys Heleen Vink Foto’s werken Eldert Willems Paul Wartenbergh
38