Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies
Explosieveilige asynchrone draaistroommotoren met kooianker voor laagspanning Beschermingswijze „verhoogde veiligheid e” Beschermingswijze „n” Motoren voor gebruik in zones met brandbare stoffen
II 2D,
II 3D
VEM motors GmbH VEM motors Thurm GmbH
Uitgave 07.2006
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions Algemeen Let op: montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies, aansluitschema, extra aansluitschema en veiligheidsinformatieblad vóór transport, montage, inbedrijfstelling, onderhoud en reparatie lezen en de aanwijzingen in acht nemen! Deze aanvullende bedienings- en onderhoudsinstructies gelden samen met de bedienings- en onderhoudsinstructies voor standaardmotoren, waarin de fundamentele bepalingen voor aansluiting, montage, bediening en onderhoud alsook de reserveonderdelen zijn opgenomen en de reeds genoemde documenten. Deze bedienings- en onderhoudsinstructies moeten het veilig en correct transporteren, monteren, in bedrijf stellen en onderhouden van de explosieveilige elektrische machine voor de exploitant vergemakkelijken. Technische wijzigingen aan de in deze bedienings- en onderhoudsinstructies behandelde elektrische machine zijn voorbehouden. Tekeningen en afbeeldingen zijn vereenvoudigde weergaven. Op grond van verbeteringen en wijzigingen is het mogelijk, dat ze niet in detail overeenstemmen met de geleverde elektrische machine. De technische gegevens en afmetingen zijn vrijblijvend. Daaruit kunnen geen rechten worden afgeleid. Symbolen In deze gebruiksaanwijzing worden vier symbolen gebruikt, die de aandacht vestigen op bijzonder belangrijke passages: Veiligheids- en garantieaanwijzingen, mogelijk gevaar voor lichamelijk letsel.
Waarschuwt voor elektrische spanning, levensgevaar. Wijst erop, dat er beschadigingen aan de elektrische machine en/of aan de hulpinrichtingen kunnen ontstaan. Extra Ex-aanwijzing voor elektrische machines van de apparaatgroep II voor categorie 2 (zone 1, 21) resp. de apparaatgroep II voor categorie 3 (zone 2, 22). Veiligheidsvoorschriften De in deze gebruiksaanwijzing vermelde veiligheidsvoorschriften, voorschriften voor de preventie van ongevallen, richtlijnen en erkende regels van de techniek moeten in ieder geval in acht worden genomen! De niet-inachtneming van de veiligheidsinstructies heeft risico’s voor personen en/of de beschadiging van de machine tot gevolg. Doelmatig gebruik Deze gebruiksaanwijzing geldt voor explosieveilige, oppervlaktegekoelde elektrische machines voor laagspanning. De beschermingsgraad overeenkomstig EN 60034 - deel 5 is voor motoren voor gebruik in de zones 1 en 2 minstens IP 54, voor gebruik in zone 22 minstens IP 55 en voor gebruik in de zones 21 en 22 met elektrisch geleidend stof IP 65. Bij combinaties geldt altijd de vereiste hoogste beschermingsgraad. De beschermingsgraad is altijd aangegeven op het typeplaatje van de motor. In explosiegevaarlijke omgevingen mogen alleen elektrische machines met de toegelaten beschermingswijze worden gebruikt. Elektrische machines van de apparaatgroep II, categorie 2 (zone1, 21) resp. apparaatgroep II, categorie 3 (toegewezen zones: 2, 22) Een andere of uitgebreidere toepassing geldt als oneigenlijk. Voor beschadigingen en bedrijfsstoringen, die ontstaan door montagefouten, niet-inachtneming van deze gebruiksaanwijzing of foutieve reparaties, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard. Explosiegevaarlijke omgevingen Welke omgevingen in open lucht of in gesloten ruimten als explosiegevaarlijk moeten worden beschouwd overeenkomstig de geldende verordeningen of bepalingen, moet uitsluitend aan de exploitant of, wanneer er twijfel bestaat over de vastlegging van explosiegevaarlijke omgevingen, aan de bevoegde toezichthoudende instantie worden overgelaten. In de richtlijn 99/92/EG – ATEX 137 (vroeger ATEX 118a), richtlijn voor de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers, zijn de verantwoordelijkheden voor de exploitant van dergelijke installaties vastgelegd. De basis voor explosieveilige producten is de richtlijn 94/9/EG – ATEX 95 (vroeger ATEX 100a), (kwaliteitsrichtlijn). Hierin zijn de eisen aan de producten voor Uitgave 07.2006
2
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen vastgelegd. Hieronder vallen overeenkomstige normen (zie hieronder). Explosieveilige elektrische machines, waarvoor deze gebruiksaanwijzing geldig is, zijn uitgevoerd overeenkomstig de normen van de reeksen DIN EN 60034 (VDE 0530) en DIN EN 60079-0 en de voor de desbetreffende beschermingswijze geldende norm DIN EN 60079-7, DIN EN 60079-15, EN 50281 of DIN EN 61241-1. Ze mogen in explosiegevaarlijke omgevingen alleen volgens de bepalingen van de bevoegde toezichthoudende instantie in bedrijf worden gesteld. Zij is verantwoordelijk voor de vaststelling van het explosierisico. Beschermingswijze, temperatuurklasse en specificaties zijn terug te vinden op het typeplaatje van de motor. - Apparaatgroep II, categorie 2 (toegewezen zones: 1, 21) Onder deze categorie vallen elektrische machines in de beschermingswijzen „verhoogde veiligheid“ en „drukvaste behuizing“. Verder zijn in deze groep elektrische machines voor gebruik in omgevingen met brandbare stoffen in de beschermingswijze „bescherming door behuizing“ ondergebracht. - Apparaatgroep II, categorie 3 (toegewezen zones: 2, 22) Onder deze categorie vallen elektrische machines in de beschermingswijze: ”n” en elektrische machines voor gebruik in omgevingen met brandbare stoffen in de beschermingswijze „bescherming door behuizing“. Als het certificaatnummer aangevuld is door een X, dan moeten bijzondere eisen in het bijgevoegde certificaat van EG-typeonderzoek in acht worden genomen. Markering van explosieveilige motoren Nr. RL 94/9/EG Nieuwe aanduiding 60079 e.v., 61241 NB e.v.
CE
0637
Ex II 2G
CE
0637
Ex II 3G
CE
0637
Ex II 2D
CE
0637
Ex II 3D
CE
0637
CE
0637
Ex II 2D Ex II 2G Ex II 3D
CE
0637
Ex II 2G Ex II 2D Ex II 3G
CE
0637
Ex II 3D Ex II 3G
DIN EN 60079-0 / 60079-7 Ex e II T2, T3 of T4 DIN EN 60079-0 / DIN EN 60079-15 EEx nA II T2, T3 of T4 resp. Ex nA II T2, T3 of T4 pr EN 61241-0 / DIN EN 61241-1 Ex tD A21 T 125°C IP65 pr EN 61241-0 / DIN EN 61241-1 Ex tD A22 T 125°C IP55 (IP 65 bij geleidend stof) Combinatie gas of stof Ex tD A21 T 125°C IP65 Ex e II T2, T3 of T4 Ex tD A22 T 125°C IP55 (IP 65 bij geleidend stof) Ex e II T2, T3 of T4 Ex tD A21 T 125°C IP55 EEx nA II T2, T3 of T4 (resp. Ex nA II T2, T3 of T4) Ex tD A22 T 125°C IP55 (IP 65 bij geleidend stof) EEx nA II T2, T3 of T4 (resp. Ex nA II T2, T3 of T4)
Oude aanduiding 50014 e.v., 50281 DIN EN 50014 / 50019 EEx e II T2, T3 of T4 DIN EN 50014 / 50021, IEC 79-15 EEx nA II T2, T3 of T4 resp. Ex nA II T2, T3 of T4 DIN EN 50014 / DIN EN 50281-1-1 IP65 T 125°C DIN EN 50014 / DIN EN 50281-1-1 IP55 T 125°C (IP 65 bij geleidend stof) IP65 T 125°C EEx e II T2, T3 of T4 IP55 T 125°C (IP 65 bij geleidend stof) EEx e II T2, T3 of T4 IP65 T 125°C EEx nA II T2, T3 of T4 IP55 T 125°C (IP 65 bij geleidend stof) EEx nA II T2, T3 of T4
Kwaliteitscertificering door NB 0637 … IBExU Freiberg [Bij opgave van een maximale oppervlaktetemperatuur: zone 2 (gas): totaal oppervlak inclusief anker en wikkelingen; bij zone 21,22 (stof): uitwendig oppervlak (behuizing, as)!] Gebruik in combinatie met een omvormer Het gebruik in combinatie met een omvormer moet uitdrukkelijk geattesteerd zijn. De aparte instructies van de fabrikant moeten in ieder geval in acht worden genomen. Voor de beschermingswijze „verhoogde veiligheid“ en voor motoren voor gebruik in zone 21 zijn aparte certificaten van EG-typeonderzoek noodzakelijk, waarin het gebruik in combinatie met een omvormer expliciet wordt toegestaan en waarin de na Uitgave 07.2006
3
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions te leven voorwaarden en parameterspecificaties van het systeem motor, omvormer en veiligheidsinrichting vermeld zijn. In de beschermingswijze „n” moeten motoren, die worden gevoed door een omvormer met variabele frequentie en/of spanning, eveneens met de vastgelegde omvormer of een met betrekking tot de specificatie voor uitgangsspanning en –stroom vergelijkbare omvormer getest zijn. De noodzakelijke parameters en voorwaarden zijn terug te vinden op het typeplaatje of de motordocumentatie. De door de omvormer geproduceerde spanningspieken kunnen door de geïnstalleerde verbindingskabel tussen omvormer en elektrische machine in hun grootte negatief worden beïnvloed. In het systeem omvormer - kabel - elektrische machine mag de maximumwaarde van de spanningspieken aan de aansluitklemmen van de machine niet hoger zijn dan de in de aparte instructies van de fabrikant genoemde waarde. Opstelling en elektrische aansluiting Bij de montage en inbedrijfstelling moeten de bij de motor bijgevoegde veiligheidsinstructies in acht worden genomen. Montagewerkzaamheden mogen enkel worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel, dat op basis van een vakopleiding, ervaring en scholing voldoende kennis heeft over veiligheidsvoorschriften, voorschriften voor de preventie van ongevallen, richtlijnen en erkende regels van de techniek (bijv. VDE-bepalingen, DIN-normen). Het gespecialiseerde personeel moet de hen opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren kunnen herkennen en vermijden. Het moet door de verantwoordelijke voor de veiligheid van de installatie gemachtigd zijn, de noodzakelijke werkzaamheden en handelingen uit te voeren. Het opstellen van elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen vereist in Duitsland de inachtneming van de volgende voorschriften: BetrSichG DIN EN 60079-14 GefStoffV
”Betriebssicherheitsgesetz ” (Duitse wet inzake bedrijfsveiligheid), ”Elektrische installaties in aan explosiegevaar blootgestelde omgevingen”, ”Gefahrstoffverordnung ” (Duitse verordening inzake gevaarlijke stoffen)
De toegestane koelmiddeltemperatuur (kamertemperatuur op de opstellingsplaats) overeenkomstig EN 60034-1/IEC 34-1 bedraagt zonder aanduiding maximaal 40 °C/minimaal -20°C en de toegestane opstellingshoogte tot 1000 m boven zeeniveau (afwijkende waarden zijn aangegeven op het typeplaatje van de motor). Er moet voor worden gezorgd, dat de koellucht ongehinderd door de luchtinlaatopeningen kan instromen en door de luchtuitlaatopeningen vrij kan wegstromen en niet onmiddellijk opnieuw kan worden aangezogen. Aanzuig- en uitblaasopeningen moeten worden beschermd tegen verontreiniging en grof stof.
De minimumafstand van de luchtinlaat van de ventilatorkap tot een hindernis (maat Bl) moet in ieder geval worden aangehouden.
Bij uitvoeringsvormen met een as naar boven moet door de exploitant het verticaal naar binnen vallen van vreemde voorwerpen worden verhinderd. Bij de opstelling van oppervlaktegekoelde motoren moet ervoor worden gezorgd, dat de afvoerboringen voor condenswater zich op de diepste plaats bevinden. Bij afgesloten afvoerboringen voor condenswater moeten de schroeven na het aftappen van het condenswater met een afdichtingsmiddel worden teruggeplaatst. Bij open condenswatergaten moet een directe toelaat van straalwater of stuwwater worden vermeden. Een zorgvuldige opstelling van de motoren op een perfect vlakke ondergrond moet absoluut worden gegarandeerd om spanningen bij het vastschroeven te vermijden. Bij te koppelen machines moet er voor een exacte uitlijning worden gezorgd. Er moeten indien mogelijk elastische koppelingen worden gebruikt. De aansluiting moet worden uitgevoerd door een vakman overeenkomstig de geldende veiligheidsbepalingen. In het buitenland moeten de desbetreffende nationale voorschriften worden toegepast. Uitgave 07.2006
4
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions De gegevens op het typeplaatje moeten in ieder geval in acht worden genomen! Vergelijk de stroomsoort, netspanning en frequentie! Neem de schakeling in acht! Neem de ontwerpstroom voor de instelling van veiligheidsschakelaars in acht! Bij motoren in de beschermingswijze „verhoogde veiligheid“ moet de tE- tijd in acht worden genomen! Sluit de motor aan overeenkomstig het aansluitschema in de aansluitkast! Voor de aarding bevindt zich afhankelijk van de uitvoeringsvorm op de behuizing resp. op het flenslagerschild een aardklem. Alle motoren hebben bovendien een aardklem binnen in de aansluitkast. Ongebruikte kabelwartels in de aansluitkast moeten ter bescherming tegen stof en vocht worden afgesloten. Alle contactschroeven resp. moeren moeten ter voorkoming van te hoge overgangsweerstanden goed worden vastgedraaid. Voor de elektrische aansluiting gelden de algemene veiligheids- en inbedrijfstellingsinstructies. De kabelwartels of sluitschroeven moeten toegelaten zijn voor explosiegevaarlijke omgevingen. De door de fabrikant van de kabelwartels aangegeven installatiedraaimomenten, afdichtingsbereiken en klembereiken van de trekontlasting moeten in ieder geval in acht worden genomen. Bij kamertemperaturen van meer dan 40 °C moeten kab els met een toegelaten bedrijfstemperatuur van minstens 90 °C worden gebruikt. Dit geldt ook v oor de motoren, waarvoor in de bijlage bij het certificaat van EG-typeonderzoek door een X wordt verwezen naar bijzondere eisen met betrekking tot de kabeluitvoering. Bij het aansluiten van de motoren moet in het bijzonder aandacht worden geschonken aan een zorgvuldige installatie van de aansluitverbindingen in de aansluitkast. De moeren van de aansluitschroeven moeten zonder gebruik van geweld vast worden aangedraaid. Bij het invoeren van de toevoerleidingen in de aansluitkast moet er zorg voor worden gedragen, dat de leidingen niet onder trekbelasting staan. De binnenkant van de aansluitkast moet zuiver worden gehouden. De afdichtingen moeten onbeschadigd zijn en correct zitten. De aansluitkast moet tijdens het gebruik steeds gesloten zijn. Let op: bedrijfswarme aansluitkasten niet openen in een atmosfeer met gevaar voor stofexplosie.
Motoren in de beschermingswijze „verhoogde veiligheid” met doorgevoerde kabel (inclusief de uitvoering met vlakke aansluitkast) De doorgevoerde kabel wordt 4- resp. 7-aderig uitgevoerd overeenkomstig de eisen van de klant. Als een aansluitkast compleet wordt meegeleverd en de aansluiting gebeurt in een Ex e-beveiligde ruimte, dan moeten de volgende aanwijzingen in acht worden genomen: 1. De aansluitkast moet zodanig worden bevestigd, dat minstens de beschermingsgraad IP54 wordt aangehouden. 2. Voor de inachtneming van de vereiste luchtwegen moet de aansluitsokkel overeenkomstig het aangegeven boorbeeld worden bevestigd 3. De meegevoerde inwendige aarddraad van de motor (groen/geel) met aangeklemde kabelschoen moet onder de klembeugel van de aardaansluiting worden gelegd. 4. De uitgaande leidingen (kabels) van de motor moeten in de haaks gebogen kabelschoenen van de aansluitsokkel worden zachtgesoldeerd. Er moet worden gelet op de correcte aansluiting U1, V1, W1 (U2, V2, W2). Bij de montage van het aggregaat moet op een overeenstemming van het motornummer op het typeplaatje van de motor en op het vastgeklonken plaatje in het deksel van de aansluitkast worden gelet. Beschermingsmaatregelen tegen ontoelaatbare opwarming Als er in het testcertificaat resp. op het typeplaatje geen andersluidende gegevens met betrekking tot bedrijfsmodus en tolerantie worden gegeven, dan zijn elektrische machines uitgevoerd voor continue werking en een normale, niet frequent terugkerende aanloop, waarbij geen wezenlijke aanloopverwarming optreedt. De motoren mogen alleen worden gebruikt voor de op het typeplaatje aangegeven bedrijfsmodus. Zone A van de spannings- en frequentiegrenzen in DIN EN 60034-1 (DIN VDE 0530, deel 1) - spanning ± 5 %, frequentie ± 2 %, nokvorm, netsymmetrie – moet worden aangehouden, opdat de verwarming binnen de toegelaten grenzen blijft. Grotere afwijkingen van de ontwerpwaarden kunnen de verwarming van de elektrische machine ontoelaatbaar verhogen en moeten op het typeplaatje aangegeven zijn. De motor moet worden beschermd tegen ontoelaatbare verwarming, bijv. door middel van een motorveiligheidsschakelaar, d.w.z. door een stroomafhankelijk vertraagde veiligheidsschakelaar overeenkomstig DIN VDE 0660 of een Uitgave 07.2006
5
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions gelijkwaardige inrichting moet in alle fasen een ontoelaatbare verwarming worden verhinderd. De veiligheidsinrichting moet worden ingesteld op de ontwerpstroom. Wikkelingen in driehoekschakeling moeten zodanig worden beschermd, dat de uitschakelinrichtingen of relais in serie geschakeld zijn met de fasewikkelingen. Voor de keuze en de instelling van de uitschakelinrichtingen moet daarbij worden uitgegaan van de nominale waarde van de fasestroom, d.w.z. de 0,58-voudige nominale motorstroom. Als een dergelijke schakeling niet mogelijk is, dan moeten geschikte veiligheidsschakelaars, bijv. met faseuitvalcontrole worden gebruikt. Bij poolomschakelbare motoren moeten voor iedere toerentaltrap stroomafhankelijk vertraagde uitschakelinrichtingen of relais worden voorzien, die tegen elkaar moeten worden vergrendeld. Bij de beschermingswijze ”verhoogde veiligheid” wordt ook de aanloop bewaakt. De veiligheidsinrichting moet daarom bij een geblokkeerd anker binnen de voor de respectievelijke temperatuurklasse aangegeven tE-tijd uitschakelen. Aan de eis is voldaan, wanneer de uitschakeltijd – deze is terug te vinden in de uitschakelkarakteristiek (begintemperatuur 20 °C) voor de verhouding IA/IN – niet groter is dan de aangegeven tE-tijd. Elektrische machines in de beschermingswijze „verhoogde veiligheid“ voor zware aanloop (opstarttijd > 1,7 x tE -tijd) moeten overeenkomstig de gegevens van het certificaat van overeenstemming door een aanloopbewaking worden beschermd en moeten ook als zodanig gecertificeerd zijn.
Thermische machinebeveiliging door directe temperatuurbewaking van de wikkeling is toegestaan, wanneer dit gecertificeerd en op het typeplaatje aangegeven is. Deze beveiliging bestaat uit temperatuursensoren volgens DIN 44081 / 44082, die in combinatie met uitschakelinrichtingen met het keurmerk van een geautoriseerde keuringsinstantie de explosiebeveiliging garanderen. Bij poolomschakelbare motoren zijn voor iedere toerentaltrap aparte, onderling vergrendelde veiligheidsinrichtingen noodzakelijk. Extra inrichtingen Explosieveilige motoren kunnen optioneel voorzien zijn van extra inrichtingen: Extra thermische motorbeveiliging Voor de bewaking van de temperatuur van de statorwikkeling kunnen temperatuursensoren (PTCweerstanden, KTY of PT100) in de motor ingebouwd zijn. Voor de aansluiting zijn ofwel in de hoofdaansluitkast of in extra aansluitkasten overeenkomstige hulpklemmen aanwezig voor hulpstroomkringen. Hierop gebeurt de aansluiting overeenkomstig het bijgevoegde aansluitschema. Stilstandverwarming Het verwarmingsvermogen en de aansluitspanning zijn aangegeven op het typeplaatje van de motor. Voor de aansluiting zijn ofwel in de hoofdaansluitkast of in extra aansluitkasten overeenkomstige klemmen aanwezig voor hulpstroomkringen. Hierop gebeurt de aansluiting overeenkomstig het bijgevoegde aansluitschema. De stilstandverwarming mag pas na het uitschakelen van de motor worden ingeschakeld. Ze mag tijdens de werking van de motor niet ingeschakeld zijn. Externe ventilator De externe ventilator zorgt bij de werking van de hoofdmotor voor de afvoer van de verlieswarmte. Tijdens de werking van de hoofdmotor moet de externe ventilator ingeschakeld zijn. Na het uitschakelen van de hoofdmotor moet een temperatuurafhankelijke naloop van de externe ventilator worden gewaarborgd. Bij motoren met draairichtingafhankelijke externe ventilatoren moet in ieder geval de draairichting in acht worden genomen. (Zie draairichtingpijl). Alleen de door de fabrikant geleverde externe ventilatoren mogen worden gebruikt. Voor motoren voor gebruik in de zones 1, 2 en 21 zijn aparte certificaten nodig. De externe ventilator moet worden aangesloten overeenkomstig het geldende, in de aansluitkast meegeleverde aansluitschema. Onderhoud en reparatie Onderhoud, reparatie en wijzigingen aan explosieveilige machines moeten in Duitsland met inachtneming van de Duitse verordening inzake bedrijfsveiligheid (BetrSichV), de Duitse verordening inzake explosiebeveiliging (ExVO,11.GSGV), DIN EN 60079-17, DIN IEC 60079-19, de veiligheidsinstructies en de beschrijvingen in de algemene onderhoudsinstructies worden uitgevoerd. Bij de uitvoering met condenswaterafvoer moet de aftapbout worden ingesmeerd met een geschikt afdichtingsmiddel (bijv. Epple 28) alvorens deze opnieuw af te sluiten! Werkzaamheden die de explosiebeveiliging beïnvloeden, zoals bijv.: - reparaties aan de statorwikkeling en aan de klemmen, Uitgave 07.2006
6
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions - reparaties aan het ventilatiesysteem - reparaties aan de lagering en aan de afdichting bij stofexplosieveilige motoren (Ex 2D, 3D) moeten bij de fabrikant of door een daarvoor uitgeruste werkplaats voor elektrische machines worden uitgevoerd. Bij stofexplosieveilige motoren hangt de stofexplosiebeveiliging zeer sterk af van de plaatselijke omstandigheden. Daarom moeten de motoren in deze zones regelmatig worden gecontroleerd en onderhouden. Dikke stoflagen leiden door de warmte-isolatie tot een temperatuurverhoging aan het oppervlak van de motor. Stofafzettingen op motoren of zelfs volledige afdekkingen met stof moeten daarom door een aangepaste inbouw en voortdurend onderhoud zo veel mogelijk worden vermeden. De aangegeven oppervlaktetemperatuur van de motor is alleen geldig, wanneer de stofafzettingen op de motor een dikte van 5 mm niet overschrijden. De verzekering van deze uitgangsvoorwaarden (stofsoort, maximale laagdikte enz.) moet worden gewaarborgd. De motor mag niet worden geopend, voordat er een voldoende lange tijd verstreken is, om de inwendige temperaturen te laten afnemen tot niet meer ontbrandbare waarden. Indien de motoren voor onderhoud of reparatie moeten worden geopend, dan moeten deze werkzaamheden indien mogelijk in een stofvrije ruimte worden uitgevoerd. Als dit niet mogelijk is, dan moet door aangepaste maatregelen worden verhinderd, dat er stof kan binnendringen in de behuizing. Bij de demontage moet er in het bijzonder op worden gelet, dat de noodzakelijke onderdelen voor de dichtheid van de constructie, zoals afdichtingen, eindvlakken enz., niet worden beschadigd. Onderhoudswerkzaamheden (behalve het nasmeren) mogen uitsluitend bij stilstand van de machine worden uitgevoerd. Het moet worden verzekerd, dat de machine beveiligd is tegen inschakeling en dat dit door een overeenkomstig aanwijsbord aangegeven is. Verder moeten de veiligheidsinstructies en de voorschriften voor de preventie van ongevallen van de desbetreffende fabrikanten in acht worden genomen bij het gebruik van oliën, smeermiddelen en reinigingsmiddelen! Aangrenzende, onder spanning staande onderdelen moeten worden afgedekt of beveiligd! Het moet worden verzekerd dat de hulpstroomkringen, bijv. stilstandverwarming, in spanningsvrije toestand geschakeld zijn. De werkzaamheden moeten worden aangegeven door een extra reparatiebord met de volgende gegevens: - datum, - uitvoerende firma, - eventueel aard van de reparatie, - eventueel identificatie van de deskundige. Als de werkzaamheden niet worden uitgevoerd door de fabrikant, dan moeten ze door een officieel erkende deskundige worden gekeurd. Hij moet daarvan een schriftelijke bevestiging opstellen resp. de machine voorzien van zijn keurmerk. In het buitenland moeten de overeenkomstige nationale voorschriften in acht worden genomen. Reserveonderdelen Met uitzondering van gestandaardiseerde, in de handel verkrijgbare en gelijkwaardige onderdelen (bijv. wentellagers) mogen alleen originele reserveonderdelen (zie lijst van reserveonderdelen) worden gebruikt; dit geldt in het bijzonder ook voor afdichtingen en aansluitonderdelen. Bij de bestelling van reserveonderdelen zijn de volgende gegevens noodzakelijk: Benaming van het reserveonderdeel Motortype Motornummer
Verdeelplaatschakelingen In de normale uitvoering zijn de oppervlaktegekoelde motoren geschikt voor beide draairichtingen. Een uitzondering vormen de types K12R 355/2-polig. Ze zijn standaard uitgevoerd met een draairichtingafhankelijke ventilator. Bij gebruik van draairichtingafhankelijke ventilatoren of terugloopblokkeringen (zone 22) is op de ventilatorkap een draairichtingpijl aangebracht. De klemmen U1, V1, W1 aan de fasen L1, L2, L3 (in alfabetische resp. natuurlijke volgorde) resulteren altijd in rechtsdraaiende rotatie. De draairichting kan bij directe inschakeling door het omwisselen van twee netkabels op de verdeelplaat van de motor worden omgekeerd. Voor een machine met slechts één aseinde of twee aseinden met verschillende dikte geldt als Uitgave 07.2006
7
VEM-ID-nr. 50229 01
Aanvullende montage-, bedienings- en onderhoudsinstructies Additional Installation, Operating and Maintenance Instructions draairichting die van het anker, die een waarnemer vaststelt, wanneer hij de kop van het enkele aseinde of die van het dikkere aseinde bekijkt. Bij iedere motor wordt een bindend aansluitschema geleverd, dat in acht moet worden genomen voor de aansluiting. De aansluiting van de hulpstroomkringen moet eveneens gebeuren overeenkomstig het meegeleverde extra aansluitschema.
Informatie over kabelwartels, die goedgekeurd zijn voor explosiebeveiliging Zoals reeds vermeld onder Opstelling en elektrische aansluiting, moeten de door de fabrikant van de kabelwartels aangegeven installatiedraaimomenten, afdichtingsbereiken en klembereiken van de trekontlasting in ieder geval in acht worden genomen. Er mogen uitsluitend ATEX- kabelwartels worden gebruikt. Voor explosieveilige VEM-motoren worden, behoudens afwijkende bestelling, kabelwartels van de firma Jacob gebruikt. Voor deze kabelwartels moeten de volgende specificaties in acht worden genomen: Ex-messingkabelwartel, metrische schroefdraad, EG-certificaat van overeenstemming DMT 99 ATEX E 016 Schroefdraad
Art.-nr
M 12,x1,5 M 12x1,5 M 16x1,5 M 20x1,5 M 20x1,5 M 25x1,5 M 32x1,5 M 40x1,5 M 50x1,5 M 63x1,5 M 63x1,5
50.612 M/EX 50.612 M1/EX 50.616 M/EX 50.620 M1/EX 50.620 M/EX 50.625 M/EX 50.632 M/EX 50.640 M/EX 50.650 M/EX 50.663 M/EX 50.663 M1/EX
Voor kabeldiameter mm 3...6 3...6,5 5...9 6...12 9...13 11...16 14...21 19...27 24...35 32...42 40...48
firma HAWKE International firma HAWKE M 80x1,5 **) International *) BAS 01 ATEX 2070X, **) BAS 01 ATEX 2294X
M 75x1,5 *)
Sleutelwijdte mm 14 14 17 22 22 27 34 43 55 65 65
Installatiedraaimoment Nm 5 5 5 7,5 7,5 10 15 20 20 20 20
54,5...65,3
95
20
67...73
106,4
20
Sleutelwijdte mm 14 14 17 22 22 27 34 43 55 65 65
Installatiedraaimoment Nm 5 5 5 7,5 7,5 10 15 20 20 20 20
Ex-EMC-messingkabelwartel, metrische schroefdraad 016 EG-certificaat van overeenstemming DMT 99 ATEX E 016 Schroefdraad
Art.-nr
M 12,x1,5 M 12x1,5 M 16x1,5 M 20x1,5 M 20x1,5 M 25x1,5 M 32x1,5 M 40x1,5 M 50x1,5 M 63x1,5 M 63x1,5
50.612 M/EMV/EX 50.612 M1/EMV/EX 50.616 M/EMV/EX 50.620 M1/EMV/EX 50.620 M/EMVEX 50.625 M/EMV/EX 50.632 M/EMV/EX 50.640 M/EMV/EX 50.650 M/EMV/EX 50.663 M/EMV/EX 50.663 M1/EMV/EX
Uitgave 07.2006
Voor kabeldiameter mm 3...6 3...6,5 5...9 6...12 9...13 11...16 14...21 19...27 24...35 32...42 40...48
8
VEM-ID-nr. 50229 01