Expertmeeting KunstKeur woensdag 23 november ’11 UCK Domplein 4 Utrecht Aanwezig: o.a Centra voor de Kunsten (1/3 van de aanwezigen), amateurkunst (5) auditor (5) onderwijs (2) zelfstandig kunstdocent (4) bibliotheek (1) overheden (2). Zie voor de volledige lijst het overzicht van aanwezigen. Welkomstwoord Dirk de Vreede (voorzitter bestuur KunstKeur) De heer De Vreede vertelt over de geschiedenis van Kunstkeur. Voortgekomen uit de oude Inspectie voor de Amateurkunst en later overgenomen door Kunstconnectie en Kunstfactor. In het najaar van 2010 is er een onderzoek geweest naar de criteria en procedures. Er bleek te weinig aandacht voor de educatieve processen en de artistieke kwaliteiten. De klant viel erbuiten. KunstKeur zet nu de klant centraal. Deze moet een goede keuze kunnen maken binnen het totale aanbod van kunsteducatie en amateurkunst. Er is haast geboden want de subsidie van OCW stopt per januari 2012. Deze bijeenkomst is onderdeel van een grote pilot en heeft 2 doelstellingen: 1. discussie 2. draagvlak vergroten Het bestuur van KunstKeur besluit mede op grond van de resultaten van de discussie over de toekomstige richting. Marja van Tienhoven opent de bijeenkomst. Dick Hermsen, voorzitter commissie kwaliteit van Kunstconnectie deelt namens de leden mee dat Kunstconnectie kritisch is t.o.v de huidige stappen van KunstKeur. Kunstconnectie maakt zicht zorgen over het feit dat de processen niet meer voldoende aan orde komen nu de aandacht komt te liggen op het primaire proces. Ook vrezen de leden hun positie in het veld kwijt te raken wanneer er dezelfde bordjes komen voor instellingen en individuele aanbieders. Tenslotte maakt Kunstconnectie zich zorgen om het verlies aan zeggenschap over de criteria en procedures. Marja van Tienhoven zegt toe dat dit een plek krijgt binnen de discussie. Openingsspeech door Bart van Rosmalen Bart van Rosmalen werkt aan het lectoraat van het Conservatorium Den Haag aan het thema: ‘de docent van de 21 eeuw’. Hij verkent waarom het belangrijk is dat we ons in deze tijd bezig houden met kwaliteitszorg en certificeren. Artisticiteit van de docent staat op de eerste plaats bij de vorming van de nieuwe docent. Dit geeft impuls aan de trots en zelfbewustzijn van de kunstenaar; noblesse oblige. Bij dit toegenomen zelfbewustzijn hoort ook een systeem van kwaliteitsbewustzijn. De omgeving van de organisaties voor kunsteducatie is enorm in verandering. Er zijn beelden over kunst ontstaan (waar een groot gedeelte van de bevolking achter staat) die contrair zijn aan waar wij mee bezig zijn en belangrijk vinden. Daarom moeten ons eigen 1
verhaal gaan ontwikkelen. Bart verwijst naar Arjo Klamer en het boekje ‘in Verbinding’. Er is niet alleen een economische waarde maar ook een sociale waarde. Kunst is teveel op zichzelf komen te staan en losgezongen van de samenleving. Wat zeggen we eigenlijk als we zeggen ‘ de klant centraal’? U vraagt wij draaien? Nee dus! Wij houden ons bezig met overdracht en dat is verbinding en tweezijdigheid. Ontwikkeling. Dat is het wezen van wat wij doen. De relatie tussen leerling en professional. Wanneer komen dan de organisaties in beeld? Maakt de organisatie de professional of andersom? Uit de praktijk is gebleken dat veel top-down reorganisaties binnen het kunstvakonderwijs nergens toe hebben geleid. De professionals waren nauwelijks bereikt. Van Rosmalen werkt internationaal aan het project ‘The innovative Conservatoire’ met de professionals om in kleine kernen over het vak te praten. Bart vraagt zich af wat dit betekent voor de organisaties. Uit de literatuur over organisatieverandering blijkt dat als je naar de binnenkant van organisaties kijkt het altijd gaat over kleinere groepje die elkaar opzoeken en een dynamiek genereren (Hans Vermaak: Plezier beleven aan taaie vraagstukken en Wierdsma: Co-creatie van verandering, Thijs Homan: Wolkenridders). Organiseren wordt regisseren. Niet langer een huis met vaste kamers maar zorgen dat die groepjes kunnen ontstaan. Daar ontstaat duurzame beweging en verandering. De as docent/klant is richtinggevend aan de organisatie. De docent/kunstenaar heeft, itt veel vakgenoten, de mogelijkheid om richting te geven aan deze ontwikkeling. Dit omdat deze permanent in verbinding staat met de klant. Wat betekent dit nu voor de professional? In gebruikelijke competentietermen zou je zeggen: communicatief, flexibel, ondernemend. Mooie begrippen maar Bart hanteert liever het begrip biografie. Rineke Smilde in Groningen is biografieën gaan verzamelen van beroepskunstenaars. De biografie is het contrapunt van het diploma. Een biografie is een verhaal dat zich in de tijd ontwikkelt. Het diploma zet een vast ijkpunt in de tijd neer. Biografie is ontwikkeling. De professional ontwikkelt zich voortdurend aan de hand van gebeurtenissen en omgeving. Life long learning. Dat ontwikkelen vraagt om een systematische reflectie. Wat doe ik eigenlijk en waarom? Kan het ook anders? Daar horen vormen van reflectie bij. Daarom praten we hier met elkaar over kwaliteit. Laatste stap is de vraag wat we doen als we kwaliteitstoetsing organiseren, als we kritiek organiseren. We kennen waarde toe aan de professional. Er is een oud verhaal dat daarmee in verband kan worden gebracht: De mythe van de Muze. We vergelijken de kunstenaar/docent met de titanen in het oude Griekenland. De titanen waren constant bezig met het verrichten van heldendaden. Zij waren de helden. Maar ze hadden een probleem. Niemand zei ooit dat ze het goed deden. Daarom moesten ze iedere dag weer opnieuw beginnen Er was geen reflectie. De Titanen vroegen aan Zeus om daar iets aan te doen. Deze verbond zich met Mnemosine, de godin van het geheugen. Uit deze verbintenis werden de 9 muzen geboren. Daarmee is de reflectie in de wereld gekomen. Vanaf dat moment was er ineens een heden/verleden en toekomst. De Muzen begonnen te bezingen wat er gaande was. Daardoor ontstond reflectie en dus waarde.
2
Dit verhaal articuleert de positie van de toeschouwer. Waarde ontstaat door te waarderen. Dat gaat permanent door. ‘Geen gestolde waarde’. Musische professionaliteit houdt in dat we als kunstprofessionals vorm geven aan de reflectie. Dat doe je met en voor elkaar. Hoe sterk durven we te zijn als professionals. Hoe sterk durven we ons maatschappelijk neer te zetten. Discussie olv Marja van Tienhoven over de uitgangspunten. De primaire processen (het aanbod) staan centraal bij het toetsen van de kwaliteit van de kunsteducatie. Alle andere processen zijn daarvan afgeleid. Van Tienhoven: Toetsen is geen statisch gebeuren. Vera Bergman: Mist de ‘klant van de 21e eeuw’. Ton Santford (directeur CVK): Primair proces wordt door veel docenten gedaan. Is te simplistisch. Het gaat om het geheel. Dat moet ook aan de orde komen. Anthony Fokker (Brabantse Muziekverenigingen): De vraag dient centraal te staan ipv het aanbod. Hildegard de Graaf (auditor): Er is sprake van een orale cultuur. Veel kennis is niet zichtbaar. We moeten naar meer systematiek en reflectie. Jan Brands (directeur Kunstconnectie): Heeft probleem met term aanbod. Dat klinkt te gestold. Je kunt niet volstaan met zeggen dat het goed is of niet goed. Je moet de reflectie betrekken in de toetsing. Bart van Rosmalen: Het draait om de inhoud van de relatie, daar komt vraag een aanbod bij elkaar. Tom Meerman (fotovakschool): Iedere vraag van een klant is anders. Marja van Tienhoven: Concludeert dat de gedeelde artistieke ambitie een waardevolle omschrijving is, alhoewel er natuurlijk altijd individuele vragen zijn. Joop Mols (EduArt): Het gaat ook over een meetbaar resultaat. Beide dus, proces en resultaat. Hildegard de Graaf: Als je een maatschappelijke opdracht hebt is dat een andere dan alleen een vraag van een klant. Laten we dit onderscheid wel blijven maken. Dan ontstaat er een andere dynamiek. Die is ook zichtbaar in de normeisen. Daar wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen instellingen met een maatschappelijke opdracht en degenen die dat niet hebben. Bert van Herreveld (Factorium Tilburg): Verbindingen zijn altijd tweezijdig. Je legt als docent een verbinding. Je hebt dus altijd een gedeelde ambitie. Otto Berg (directeur KunstKeur): Wanneer je kijkt naar instellingen met een maatschappelijke opdracht zie je dat daar een ander soort klant is. Dan praat je over een gemeente of provincie. Maar ook instellingen als bibliotheek, welzijnsorganisaties e.d. kunnen klanten zijn. De toetsing gaat uit van het vertrouwen in de intrinsieke behoefte van de professional om kwaliteit te willen leveren. De toetsing zal voornamelijk gericht zijn op het vermogen van de professional om zichzelf en het product voortdurende te blijven verbeteren. Kwaliteitszorg is in deze niet iets dat losstaat van het dagelijks beleid. Dick Hermsen (voorzitter commissie kwaliteit Kunstconnectie): Het product van de professional is niet los te zien van de omgeving. Hij mist het proces naar het primaire proces.
3
Ton Santford: Je bent als organisatie veel beter in staat om een leeromgeving en leervragen te creëren dan als individuele professional. Pleidooi dus voor de toetsing van de organisatie. Michel Havenith (Kleine steentjes muziek): Bestrijdt dat een individuele professional niet in staat zou zijn kwaliteit te organiseren. Bart van Rosmalen: De ZZP’ers zoeken elkaar op. De organisaties zijn belangrijk om deze gebundelde energie te regisseren. Dat moet in de toetsing worden meegenomen. Discussie o.l.v. Marja van Tienhoven n.a.v 3 thema’s Thema 1 Een landelijk zoeksysteem voor gekwalificeerde kunsteducatieaanbieder. Is dat nuttig voor de klanten? Of weten deze de weg toch wel te vinden? 1 Voor klanten is een landelijk zoeksysteem met gekwalificeerd aanbod nuttig. (hier is het merendeel van de aanwezigen mee eens). 2 Klanten weten een voor hen passend aanbod wel te vinden (hierover waren de aanwezigen verdeeld) 3 Voor aanbieders is een gekwalificeerd aanbod een goede manier om zich te onderscheiden. (hiermee was het merendeel van de aanwezigen het eens) Opm.: gekwalificeerd: lees: gecertificeerd. Allereerst reacties vanuit 3 werkvelden: VNG –Vereniging van Nederlandse gemeenten: Lydia Jongmans. KNFM Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen: Lucette Bronk en de NBDK Nederlandse beroepsvereniging van Dansdocenten: Kevin.Polak. Lucette Bronk (KNFM) 1300 verenigingen aangesloten en 7000 individuele aanbieders. Muziekdocenten worden ingehuurd. Klant is koning. Als docent niet goed is weg ermee. Opleidingssysteem gebaseerd op leerplannen. Prima eindtermen. Sommige opleidingen zijn gecertificeerd. Onderzocht moet worden of ze dit willen continueren. Kunstkeur zou een goede aanvulling kunnen zijn. Wel enige terughoudendheid t.a.v. certificering van alle opleidingen i.v.m. met bureaucratie. Lydia Jongmans (VNG) Prima als het landelijk geregeld kan worden. Voor de klant en voor sommige gemeentes kan dit handig zijn. Spin in het web is het centrum voor de kunsten. Kevin Polak (NBDK) Vanuit klant interessant. NBDK heeft eigen certificering maar in hoeverre is dat onafhankelijk? Elke 2 jaar is er een update van de dansdocent. Kunstkeur is interessant als paraplu. Algemeen: geen afwijzend geluid. Opmerkingen n.a.v de stellingen van thema 1 Kunstbalie: Er is veel aanbod van welzijnsorganisaties. Jongeren kennen kunstencentra niet en komen via jongerenwerk. Deze zijn soms gecertificeerd soms ook niet. Hier zou Kunstkeur iets mee moeten doen. Pleidooi voor het volgen van de beweging in de markt. Niet alleen kunstvakopleidingen. Lydia Jongmans: Niet alles hoeft te gebeuren op de centra. Ze moeten wel spin in het web zijn. Centra kunnen verwijzen. In dat opzicht kan een certificering van deze partners een goede stap zijn. 4
Tony Klaasen, auditor: In het kader van dit zoeksysteem moet een CVK zich duidelijk presenteren als meerwaarde door netwerkfunctie. Joop Mols: Onderwijs is een belangrijke klant. Leerkrachten worden geholpen. In de regio worden individuele gastdocenten en instituten zichtbaar met certificering. Het aanbod moet duidelijk zijn. Wat zijn de kerndoelen. Op welke leeftijd richten ze zich. Thema 2 Wat is eigenlijk de kwaliteit van kunsteducatie en amateurkunst? Gaat het om de leeropbrengst (volgens een vast curriculum)? Om de klanttevredenheid? Toets je het aanbod of de organisatie? Of volstaat een diploma van een kunstvakopleiding gewoon? 4 Alleen aanbod met een aantoonbare leeropbrengst komt voor certificering in aanmerking 5 Landelijke criteria zijn de basis voor het certificeren van een opleiding 6 Voortdurende evaluatie van de werkwijze is de kern van kwaliteit en professionaliteit 7 Een afgeronde kunstvakopleiding is voorwaarde om voor certificering in aanmerking te komen 8 De criteria voor certificering moeten ontleend zijn aan een heldere visie op Kunst en educatie 9 Klanttevredenheid is het belangrijkste criterium voor certificering. Henk Mennens: Klanttevredenheid staat centraal. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen een organisatie en de individuele docent. Twee verschillende soorten toetsing. Sylvia Weening (RCTh): Stelling 6 is van belang. De constante evaluatie. Je moet in staat zijn om de vraag van de klant mede te formuleren. Willem van Moort (B+C): Het gaat om de combinatie van alle factoren. Jan van der Berg (auditor): Het gaat om de leeropbrengst. Klant helpen om de vraag te formuleren en uit te dagen. Een afgeronde opleiding is een voorwaarde maar is niet genoeg. Kwaliteit is gekoppeld aan visie en aanbod. In de ene sector is het wel een voorwaarde maar in een andere niet. Yvonne Marchand (CVK): Die leeropbrengst kan per klant verschillend zijn. Dus niet perse dat je heel goed leert spelen. Ruth Slob (Kunstconnectie): In het thema wordt gesproken over “of” maar het moet zijn “en”. Het is een totaalpakket. Chris Timmer: Stelling 7: Binnen de vereniging (Ned. muziekbonden) zijn 3 graderingen. Er zijn goede muzikanten zonder opleiding. Specialisten op vakgebied. Toetsing gebeurt door de vereniging. Dat gaat nu heel goed. Thema 3 De huidige infrastructuur van gesubsidieerde instellingen staat borg voor de kwaliteit van de kunsteducatie. Deze moeten worden beschermd met een certificaat. Of stel je het certificaat ook open voor nieuwe initiatieven (maatschappen, collectieven) en individuele aanbieders? En moeten die dan “wit” werken? 10 Alleen witte (w.b. belasting) praktijken komen in aanmerking voor certificering. 11 Alleen aanbod aan gesubsidieerde instellingen voor KE komt in aanmerking voor certificering.
5
Jos Schillings (Conservatorium Utrecht): Deze stelling is een vorm van protectionisme. Het moet gaan over kwaliteitszorg: “ik doe wat ik beloof”. Taak van KunstKeur is: “doen instellingen wat ze zeggen?”, is er sprake van kwaliteitszorg? Of je nu eenling bent of organisatie, je hebt daar een traject voor nodig en dat moet KK beoordelen. Studenten die op het conservatorium komen zijn anders dan 1o jaar geleden. Een competentie die ze allemaal moeten hebben is het ‘vermogen tot groei en vernieuwing’. Jan v/d Eijnden (Pulz): Er ontbreekt een fundamentele vise. De humanistische visie zou voorop moeten zien. Het gaat over mensen. De principes van life long learning zijn door de EU geadopteerd en deze zouden de basis moeten vormen van hoe je je organisatie inricht. KunstKeur zou dit kunnen doen maar moet dit zich realiseren. Niet teveel instrumenteel. Hildegard de Graaf: Ik heb met de oude normen gewerkt en nu met de nieuwe. In de oude manier van toetsen sneeuwde de kern en de visie onder. Men was teveel bezig met procedures. De driehoek klant komt nu meer in beeld. Nu komt de ontwikkeling meer in beeld. Ibo van Leur (MIK): Visie is een logische onderbouwing voor certificering. Pleidooi om individuele aanbieder mee te nemen in het systeem maar wel anders te benaderen. Hij zou ook graag de docent binnen de instelling willen certificeren. Dat leidt tot meer reflectie en daar is nog wel een slag te maken. Jan Brands (Kunstconnectie): Vraagt of de normen nu zijn gewijzigd. Dirk de Vreede: Er is een evaluatie geweest en dat heeft ertoe geleid dat KK een wijziging heeft aangebracht in de eisen en procedures. De oude stelsel blijft gehandhaafd tot februari. Intussen zijn in de pilotfase een groot aantal instellingen (ook leden van KC) bezig zich volgens het nieuwe systeem te certificeren. Jan Brands: Onze instellingen zien kwaliteitszorg als een methode om te groeien. Hij stelt vast dat de normen gewijzigd zijn en dat zijn instellingen dat niet weten. Zijn leden willen graag het oude toetsingskader terug. Ruth Slob: Is het wel mogelijk om alles binnen één manier te certificeren. Bert Herreveld: Is de docent die werkt voor een gecertificeerde instelling automatisch gecertificeerd en andersom? Otto Berg: Nee dat is niet zo. Lydia Jongmans: Is er niet voor dat binnen de instellingen alle professionals apart worden beoordeeld. Centra voor de Kunsten moeten vertrouwen krijgen dat zij dat goed regelen. Marja van Tienhoven constateert dat er nog veel verwarring is over een aantal vragen. Zij roept KunstKeur op daar goed over te communiceren. Otto Berg sluit af met het bedanken van alle aanwezigen.
November 2011, Christie Hupkes en Otto Berg
6