Examenopgaven VBO-MAVO-D
2004 tijdvak 1 donderdag 27 mei 9.00 – 11.00 uur
TEKENEN, HANDENARBEID, TEXTIELE WERKVORMEN D
Bij dit examen hoort een kleurenbijlage.
Dit examen bestaat uit 43 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten maximaal behaald kunnen worden.
400009-1-552-555-558o
WEGDROMEN
Op afbeelding 1 zie je het schilderij "Madeleine in het 'Bois d'Amour' " van Emile Bernard uit 1888. Het formaat is 138 x 163 cm.
2p
{
1
Bekijk het schilderij op afbeelding 1. Het schilderij straalt een rustige sfeer uit. Æ Noem twee aspecten van de voorstelling waarmee een rustige sfeer is verbeeld. Æ Noem twee aspecten van de vormgeving die bijdragen aan de verbeelding van een rustige sfeer.
2p
{
2
2p
{
3
Bekijk het schilderij op afbeelding 1. De vrouwenfiguur lijkt apart te staan van de rest van de voorstelling. Æ Geef voor deze bewering drie argumenten.
2p
{
4
Bekijk het schilderij op afbeelding 1. De vrouwenfiguur trekt veel aandacht. Toch wordt de aandacht van de beschouwer ook naar de achtergrond geleid. Æ Noem twee manieren waarop de aandacht naar de achtergrond wordt geleid.
Op afbeelding 2 zie je het schilderij 'De slapende zigeunerin' van Henri Rousseau uit 1897. Het formaat is 129 x 200 cm.
3p
{
5
Bekijk het schilderij op afbeelding 2. In de tijd waarin Rousseau dit werk maakte, vond men deze voorstelling exotisch. Æ Noem drie aspecten van de voorstelling die bijdragen aan dit exotische karakter.
3p
{
6
Bekijk het schilderij op afbeelding 2. Het schilderij heeft een onwerkelijke sfeer. Æ Noem drie aspecten van de voorstelling waardoor een onwerkelijke sfeer ontstaat.
2p
{
7
Bekijk het schilderij op afbeelding 2. De vormgeving versterkt de onwerkelijke sfeer. Æ Noem twee aspecten van de vormgeving die de onwerkelijke sfeer versterken.
2p
{
8
Bekijk het schilderij op afbeelding 2. Over dit schilderij is beweerd dat er sprake is van '... spanning tussen dreiging en vredigheid...'. Æ Licht deze uitspraak toe aan de hand van de voorstelling.
400009-1-552-555-558o
2
ga naar de volgende pagina
Op afbeelding 3 zie je het schilderij 'De rustende slaapwandelaarster II' van Pyke Koch uit 1965. Het formaat is 65 x 110 cm.
9
Vergelijk de schilderijen op de afbeeldingen 2 en 3. Pyke Koch heeft zich voor dit schilderij laten inspireren door het werk van Rousseau. Æ Noem drie aspecten van de voorstelling van het schilderij op afbeelding 3 die je ook in het werk van Rousseau ziet.
3p
{
2p
{ 10
Bekijk het schilderij op afbeelding 3. De meisjesfiguur maakt een weerloze en kwetsbare indruk. Æ Geef voor deze bewering twee argumenten.
2p
{ 11
Bekijk het schilderij op afbeelding 3. Het schilderij heeft kenmerken van het Surrealisme. Æ Noem twee kenmerken van het Surrealisme die je aantreft in dit schilderij.
Op afbeelding 4 zie je een foto van Cindy Sherman uit 1981. Het meisje op de foto is Cindy Sherman zelf. Het formaat is 60 x 121 cm.
2p
{ 12
Vergelijk de foto op afbeelding 4 met het schilderij op afbeelding 1. Evenals de vrouwenfiguur op afbeelding 1 lijkt het meisje op afbeelding 4 te dagdromen. Æ Noem twee aspecten waardoor in de foto de indruk van dagdromen ontstaat.
1p
{ 13
Bekijk de foto op afbeelding 4. Het meisje vormt beeldend een eenheid met de achtergrond. Æ Geef hiervan twee voorbeelden.
2p
{ 14
Bekijk de foto op afbeelding 4. De foto suggereert dat de beschouwer zich vlak boven het meisje bevindt. Æ Geef voor deze bewering twee argumenten.
PATCHWORK
Patchwork is een techniek waarbij verschillende lapjes stof aan elkaar worden genaaid. Oorspronkelijk met het doel om, op een goedkope manier, (lappen)dekens te maken. Op afbeelding 5 zie je een lappendeken uit Hindeloopen uit het begin van de 19e eeuw. De deken is grotendeels samengesteld uit lapjes waarop dessins zijn gedrukt. Het formaat is 101 x 121 cm.
3p
{ 15
Bekijk de deken op afbeelding 5. De deken is opgebouwd uit geometrische vormen. Deze zijn op een strakke manier geordend. Æ Noem drie manieren waarop toch een levendig geheel is ontstaan.
400009-1-552-555-558o
3
ga naar de volgende pagina
Figuur 1 toont schematisch de indeling van de deken op afbeelding 5.
c b a
Figuur 1 2p
{ 16
Bekijk de deken op afbeelding 5 en het schema van figuur 1. Vlak c bestaat uit verschillende lapjes die beeldend een eenheid vormen. Æ Geef twee voorbeelden van deze beeldende eenheid.
2p
{ 17
Bekijk de deken op afbeelding 5 en het schema van figuur 1. De rand met rozen (a) contrasteert met de rest van de lappendeken. Dat komt onder andere doordat deze rand een ruimtelijke indruk maakt. Æ Noem twee manieren waarop in de rand met rozen een ruimtelijke indruk ontstaat.
1p
{ 18
Bekijk de deken op afbeelding 5 en het schema van figuur 1. De rand met rozen (a) heeft het effect van een omlijsting. Æ Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor dit effect ontstaat.
Op afbeelding 6 zie je een wandkleed van Caryl Bryer Fallert uit 1987. Het formaat is 132 x 132 cm. Evenals de lappendeken op afbeelding 5 is dit wandkleed ontstaan doorkleine lapjes stof aan elkaar te naaien. Figuur 2 toont schematisch de indeling van het wandkleed op afbeelding 6.
e d
Figuur 2
400009-1-552-555-558o
4
ga naar de volgende pagina
3p
{ 19
Bekijk het wandkleed op afbeelding 6 en het schema van figuur 2. De grote stervorm (e) steekt af tegen de rest van het kleed (d). Æ Noem drie aspecten van de vormgeving die dit veroorzaken.
1p
z 20
Bekijk het wandkleed op afbeelding 6 en het schema van figuur 2. Binnen de grote stervorm (e) zijn nog meer andere stervormen zichtbaar door: 1 herhaling van dessins 2 toepassing van verschillende tonen blauw 3 het licht/donkercontrast A B C D
alleen 1 en 2 zijn juist alleen 1 en 3 zijn juist alleen 2 en 3 zijn juist 1, 2 en 3 zijn juist
3p
{ 21
Bekijk het wandkleed op afbeelding 6. In dit kleed is variatie bereikt door toepassing van verschillende soorten contrasten. Æ Noem drie soorten contrasten waarmee variatie is bereikt.
2p
{ 22
Bekijk het wandkleed op afbeelding 6. De kunstenares heeft portretjes van zichzelf in het wandkleed verwerkt. Æ Noem twee effecten van het toepassen van deze portretjes.
1p
z 23
Bekijk het wandkleed op afbeelding 6. Het kleed is samengesteld uit geometrische vormen. Welke aspecten doorbreken het geometrische karakter: 1 kleurgebruik 2 organische dessins 3 toepassing van gedraaide stroken stof A B C D
1 en 2 zijn juist 1 en 3 zijn juist 2 en 3 zijn juist 1, 2 en 3 zijn juist
2p
{ 24
Vergelijk het wandkleed op afbeelding 6 met de deken op afbeelding 5. Het wandkleed en de deken vertonen een aantal overeenkomsten, onder andere door de toepassing van geometrische vormen. Æ Noem nog drie overeenkomsten in de vormgeving van het wandkleed en de deken.
1p
{ 25
Vergelijk het wandkleed op afbeelding 6 met de deken op afbeelding 5. Het wandkleed op afbeelding 6 maakt een minder traditionele indruk dan de deken op afbeelding 5. Æ Geef één reden waarom het wandkleed op afbeelding 6 een minder traditionele indruk maakt.
400009-1-552-555-558o
5
ga naar de volgende pagina
SERVEERWAGENS
Een serveerwagen wordt gebruikt voor het opdienen van etenswaren en drank. Op afbeelding 7 zie je een serveerwagen naar een ontwerp van Alvar Aalto uit 1936. De wagen is vervaardigd van beukenhout en linoleum. De hoogte van de wagen is slechts 56 cm. Aalto ontwierp de serveerwagen voor een verpleeginrichting. Daar werd deze, bijvoorbeeld voor het serveren van voedsel of drank, naast een stoel geplaatst.
2p
{ 26
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 7. De twee elementen van het frame zijn vervaardigd door beukenhouten latten te verhitten in stoom en in een mal te buigen. Æ Noem twee voordelen van deze werkwijze die zichtbaar zijn in afbeelding 7.
3p
{ 27
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 7. Het frame van de wagen bestaat uit twee gebogen houten elementen. Æ Noem drie manieren waarop deze twee elementen de uiteindelijke vorm van de serveertafel bepalen.
2p
{ 28
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 7. De serveerwagen heeft functionele kenmerken. Æ Noem er drie.
2p
{ 29
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 7. Æ Noem twee kenmerken die minder praktisch zijn.
2p
{ 30
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 7. In de serveerwagen is een aantal contrasten te zien. Æ Noem drie contrasten die in de serveerwagen zichtbaar zijn.
Op afbeelding 8 zie je een serveerwagen naar een ontwerp van Gabriele Regondi uit 1985. De serveerwagen is vervaardigd van glas, staal en kunststof. De hoogte is 75 cm.
2p
{ 31
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 8. Æ Noem drie aspecten die het ontwerp van Regondi geschikt maken als serveerwagen.
2p
{ 32
Vergelijk de serveerwagen op afbeelding 8 met de serveerwagen op afbeelding 7. In vergelijking met de serveerwagen op afbeelding 7 maakt de serveerwagen op afbeelding 8 een lichte indruk. Æ Noem drie aspecten van de vormgeving waardoor die lichte indruk ontstaat.
2p
{ 33
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 8. Door de schuine richtingen in het buisframe lijkt de serveerwagen niet zo stabiel. Æ Noem twee aspecten van de vormgeving waardoor de serveerwagen toch stabiel is.
400009-1-552-555-558o
6
ga naar de volgende pagina
2p
{ 34
Bekijk de serveerwagen op afbeelding 8. Deze serveerwagen is geschikt voor industriële productie. Æ Geef voor deze bewering twee argumenten.
WONEN IN BLOKKEN
Op afbeelding 9 zie je het flatgebouw 'Bergpolder' dat in 1933 in Rotterdam werd gebouwd naar een ontwerp van de architecten Brinkman, Van Tijen en Van der Vlugt. Het gebouw heeft een stalen skeletconstructie die bekleed is met beton en glas. De woningen zijn bereikbaar via trappenhuizen aan de zijkant van het gebouw.
2p
{ 35
Bekijk het flatgebouw op afbeelding 9. Aan het exterieur van het gebouw is te zien dat er een skeletconstructie is toegepast. Æ Geef hiervan drie voorbeelden.
3p
{ 36
Bekijk het flatgebouw op afbeelding 9. De architecten stelden zich als doel een flatgebouw te realiseren met veel licht, lucht en ruimte. Æ Geef van elk van deze drie uitgangspunten een ander voorbeeld in dit gebouw.
3p
{ 37
Bekijk het flatgebouw op afbeelding 9. De vormgeving van het flatgebouw kreeg destijds kritiek. Zo werd het gebouw onder andere vergeleken met een gevangenis. Æ Noem drie aspecten van het flatgebouw die de vergelijking met een gevangenis konden oproepen.
3p
{ 38
Bekijk het flatgebouw op afbeelding 9. De architectuur van het flatgebouw wordt gerekend tot het Functionalisme. Æ Noem drie kenmerken van het Functionalisme die je in dit flatgebouw aantreft.
Op de afbeeldingen 10 en 11 zie je het wooncomplex 'De nieuwe haven' te Vlissingen. Het werd in 1999 gebouwd naar een ontwerp van de architecten van Bebber, Lockefeer en Mook. Het complex is een combinatie van woonblokken met woningen voor alleenstaanden, gezinnen en ouderen.
2p
{ 39
Bekijk het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11. Het complex staat op de plaats waar vroeger een haven was. De architecten hebben zich hierdoor in hun ontwerp laten inspireren. Æ Noem twee manieren waarop het complex verwijst naar een havengebied.
2p
{ 40
Bekijk het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11. De verschillende delen van het complex vormen een eenheid, bijvoorbeeld doordat een aantal delen scheef staat. Æ Noem nog vier manieren waarop deze delen van het complex een eenheid vormen. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
400009-1-552-555-558o
7
ga naar de volgende pagina
2p
{ 41
Bekijk het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11. Door de scheve stand van verschillende elementen van het complex ontstaat een ongewoon effect. Æ Noem daarnaast nog twee aspecten van de vormgeving van het complex die aan dit ongewone effect bijdragen.
2p
{ 42
Vergelijk het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11 met het flatgebouw op afbeelding 9. In het flatgebouw op afbeelding 9 is de omvang van elke afzonderlijke woning zichtbaar. In de gevels van het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11 is het echter nauwelijks mogelijk de omvang van de afzonderlijke woningen vast te stellen. Æ Noem hiervoor twee oorzaken.
1p
{ 43
Bekijk het wooncomplex op de afbeeldingen 10 en 11. Het wooncomplex werd gerealiseerd in een bestaande woonomgeving. De vormgeving van het complex riep echter weerstand op. Æ Noem twee argumenten voor het ontstaan van deze weerstand.
400009-1-552-555-558o* 400009-1-552-555-558o
8
ga naar de volgende pagina
einde