Economie
Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs
Voor dit examen zijn maximaal 85 punten te behalen; het examen bestaat uit 43 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Bij dit examen hoort een boekje met informatie. Voor de uitwerking van de vragen 31, 38, 39 en 41 is een bijlage toegevoegd.
200016 17
20
02
Tijdvak 1 Maandag 27 mei 9.00–11.00 uur
Als bij een open vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Begin
’Groene’ stroom Bij de beantwoording van de vragen 1 tot en met 5 moet je soms gebruik maken van informatie 1 tot en met 3 uit het informatieboekje. Per 1 januari 2001 koopt het gezin Zonneveld ’groene’ stroom bij energiebedrijf Kaloria. Vader Zonneveld zegt dat het gezin op deze manier een bijdrage wil leveren aan het milieu.
2p
1
2p
2 A B C
2p
2p
3
4 A B C D
2p
5 A B C D E F
200016 17
Kaloria maakt voor de verkoop van ’groene’ stroom gebruik van verschillende marketinginstrumenten. Noem twee marketinginstrumenten en leg uit hoe Kaloria daarvan gebruik maakt. Het gezin Zonneveld verbruikt jaarlijks 3500 kilowattuur (kWu) stroom. Hoeveel gaat het gezin Zonneveld in 2001 voor stroom bij Kaloria betalen? € 630,– € 635,67 € 698,04 Dochter Carla Zonneveld vindt bij de post de folder van energiebedrijf Energo. Zij zegt: ”We kunnen beter vanaf 1 juli ’groene’ stroom kopen bij Energo.” Pa Zonneveld leest deze folder en zegt: ”Ik kies toch voor Kaloria.” Geef voor elk van beide standpunten een argument. Greenpeace zegt dat sommige energiebedrijven de prijs van ’groene’ stroom kunstmatig hoger houden dan de prijs van gewone stroom. Het gevolg is dat weinig consumenten overstappen op ’groene’ stroom. Het CBS denkt daar anders over. Het verwacht dat ’groene’ stroom in de toekomst bij geen enkel energiebedrijf duurder zal zijn dan gewone stroom. Hieronder staan twee mogelijke argumenten die het CBS kan gebruiken voor die verwachting: 1 de ecotax wordt hoger; 2 de productiekosten per eenheid ’groene’ stroom dalen. Welke van de bovenstaande argumenten kan/kunnen ervoor zorgen dat ’groene’ stroom in de toekomst niet duurder hoeft te zijn dan gewone stroom? geen van beide alleen 1 alleen 2 beide De overheid wil dat er meer zonnepanelen op huizen worden geplaatst. Om deze vorm van ’groene’ stroom te stimuleren kunnen huiseigenaren subsidie krijgen. De overheid denkt dat deze subsidie zal leiden tot minder vraag naar gewone stroom in de toekomst. Hieronder staan drie tussenstappen: 1 zonnepanelen gaan een groter deel van het totale stroomverbruik leveren; 2 de vraag naar zonnepanelen neemt toe; 3 de aanschaf van zonnepanelen wordt goedkoper. In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde dat ze deze gedachtegang goed weergeven? subsidie op zonnepanelen → 1 → 2 → 3 → minder vraag naar gewone stroom subsidie op zonnepanelen → 1 → 3 → 2 → minder vraag naar gewone stroom subsidie op zonnepanelen → 2 → 1 → 3 → minder vraag naar gewone stroom subsidie op zonnepanelen → 2 → 3 → 1 → minder vraag naar gewone stroom subsidie op zonnepanelen → 3 → 1 → 2 → minder vraag naar gewone stroom subsidie op zonnepanelen → 3 → 2 → 1 → minder vraag naar gewone stroom
2
Lees verder
Het arbeidscontract van Aad Bij de beantwoording van de vragen 6 tot en met 11 moet je soms gebruik maken van informatie 4 en 5 uit het informatieboekje. Aad van den Berg, 21 jaar oud, heeft een arbeidscontract gesloten met bloembollenbedrijf Geerlings BV. Aad ontvangt een schriftelijke arbeidsovereenkomst, die hij zelf ook moet ondertekenen. Er is sprake van een tijdelijke overeenkomst (voor bepaalde tijd). 2p
6
Noem twee argumenten voor Geerlings om een nieuwe werknemer een contract voor bepaalde tijd aan te bieden.
2p
7
Verdient Aad bruto per maand méér of minder dan het wettelijk minimumloon? Mag dit volgens de wet en waarom? Meer; dat mag omdat een minimumloon het laagste loon is dat toegestaan is. Meer; dat mag niet omdat het niet gelijk is aan het wettelijk voorgeschreven loon. Minder; dat mag niet omdat een minimumloon het laagste loon is dat toegestaan is. Minder; dat mag niet omdat het niet gelijk is aan het wettelijk voorgeschreven loon.
A B C D
2p
8 A B C D
2p
9
2p
10
De werkgever heeft afgesproken dat Aad niet alle vrije dagen zelf mag kiezen. Leg uit waarom een werkgever dit afspreekt.
B
Een arbeidsovereenkomst kan door beide partijen opgezegd worden. Kan Aad op 21 februari 2001 door Geerlings ontslagen worden zonder opgave van redenen? En waarom? Ja, want de proeftijd is nog niet verstreken. Ja, want er is sprake van een overeenkomst voor bepaalde tijd.
C
Nee, want Aad mag eerst de proeftijd afmaken.
D
Nee, want er geldt een opzegtermijn van 3 maanden.
A
2p
Aad heeft uitgerekend dat hij bij Geerlings bruto per week € 222,92 verdient. Aad heeft in de laatste week van februari 10 uren overgewerkt bij Geerlings. Hoe hoog wordt het bruto salaris voor Aad in de laatste week van februari? € 55,73 € 69,66 € 278,65 € 292,58
11 A B C D
200016 17
Op 3 april 2001 wordt Aad een baan aangeboden bij een ander bedrijf. Op welke datum kan Aad op zijn vroegst bij dat andere bedrijf gaan werken? direct op 3 april 2001 op 4 april 2001 op 4 mei 2001 op 4 juni 2001
3
Lees verder
Ziekenfonds uit ... wat dan? Voor de beantwoording van de vragen 12 tot en met 16 moet je soms gebruik maken van informatie 6 tot en met 8 uit het informatieboekje.
2p
12 A B C D
Het ziekenfonds is een onderdeel van de sociale zekerheid. Het ziekenfonds is een De verzekerde heeft recht op sociale sociale sociale sociale
verzekering. verzekering. voorziening. voorziening.
loonderving voor niet gewerkte uren. vergoeding van gemaakte ziektekosten. loonderving voor niet gewerkte uren. vergoeding van gemaakte ziektekosten.
Henk van Loon, een alleenstaande vader, is timmerman bij een bouwbedrijf. Hij krijgt loonopslag en gaat meer verdienen dan de loongrens. Henk en zijn kinderen moeten hierdoor uit het ziekenfonds. Henk gaat zich particulier verzekeren.
2p
13
A B C D
2p
14 A B C D E F
2p
2p
15
16
200016 17
Enkele uitspraken over een particuliere ziektekostenverzekering: Hoe hoger het eigen risico, hoe…..(1)….. de premie. Naarmate de leeftijd van een volwassen verzekerde toeneemt wordt de premie in het algemeen…..(2)….. . Wat moet bij (1) en (2) worden ingevuld? (1)
(2)
hoger hoger lager lager
hoger lager hoger lager
Henk kiest voor zijn gezin de Zilver Voordeelpolis en neemt een eigen risico van € 400,– per jaar. Bij toetreding is Henk 53 jaar en zijn de kinderen Rick en Britt 14 en 11 jaar oud. Verder sluit hij voor zichzelf en zijn twee kinderen de Tandarts Extrapolis verzekering af. Welk bedrag moet Henk elke maand aan premies betalen? € 108,20 € 123,25 € 141,45 € 148,05 € 156,50 € 163,10 Eind april 2002 ontving Henk de eerste nota van de tandarts over het jaar 2002. Laat met een berekening zien welk bedrag aan tandartskosten vergoed wordt door de verzekeringsmaatschappij. Gerard, alleenstaand en een collega van Henk, gaat door de loonopslag ook meer verdienen dan de loongrens. Hij zegt: ”Ik heb de risico’s en de kosten vergeleken: ik kies niet voor een extra tandartsverzekering.” Leg uit hoe Gerard redeneert.
4
Lees verder
Europa Bij de beantwoording van de vragen 17 tot en met 21 moet je soms gebruik maken van informatie 9 en 10 uit het informatieboekje.
2p
17 A B C D
2p
18 A B C D
2p
19 A B C D E F
200016 17
Vanaf 1993 hebben we in Europa een vrije interne markt: de Europese Unie (EU). Dit betekent dat er binnen de EU voor..…(1)..… een vrij verkeer is zonder dat de overheid daarvoor beperkingen oplegt. Hieronder staan drie mogelijkheden die bij (1) kunnen worden ingevuld: 1 goederen en diensten; 2 kapitaal; 3 personen. Welke van de drie mogelijkheden moeten bij (1) ingevuld worden? alleen 1 en 2 alleen 1 en 3 alleen 2 en 3 1, 2 en 3 Sinds 1 januari 1999 hebben de meeste lidstaten van de EU één gemeenschappelijke munt. De overgang van de gulden naar de euro wordt in de informatie weergegeven door een tijdpad van zes perioden. Hieronder staan twee beweringen: 1 In periode II waren zowel de gulden als de euro wettig betaalmiddel in Nederland; 2 In periode IV moet je betalen voor het storten of wisselen van guldens bij de banken. Welke van de bovenstaande bewering(en) is/zijn juist? geen van beide alleen 1 alleen 2 beide Een leraar economie zegt in de klas: ”Ik verwacht dat door de invoering van de euro de welvaart in Europa zal stijgen.” Hieronder staan drie tussenstappen: 1 geen wisselkoersrisico; 2 meer handel; 3 meer werkgelegenheid. In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde dat ze deze gedachtegang goed weergeven? invoering euro → 1 → 2 → 3 → de welvaart in Europa stijgt invoering euro → 1 → 3 → 2 → de welvaart in Europa stijgt invoering euro → 2 → 1 → 3 → de welvaart in Europa stijgt invoering euro → 2 → 3 → 1 → de welvaart in Europa stijgt invoering euro → 3 → 1 → 2 → de welvaart in Europa stijgt invoering euro → 3 → 2 → 1 → de welvaart in Europa stijgt
5
Lees verder
2p
20 A B C D
2p
21
200016 17
Een groot aantal landen wil zich aansluiten bij de EU. In 2000 is voor deze kandidaatleden bij de EU-top in Nice het aantal EU-stemmen bepaald. Hieronder staan twee beweringen over de voorgestelde stemverhouding in de EU: 1 Een lidstaat met méér inwoners heeft altijd méér stemmen dan een lidstaat met minder inwoners; 2 Als alle kandidaatleden zijn toegetreden hebben de vier grootste leden een meerderheid van stemmen. Welke van de bovenstaande bewering(en) is/zijn juist? geen van beide alleen 1 alleen 2 beide Tot de kandidaatleden behoren ook kleine landen zoals Malta. Deze landen krijgen weinig EU-stemmen. Toch willen deze landen toetreden tot de EU. Waarom wil een klein land tot de EU behoren? Noem twee redenen.
6
Lees verder
Alles wordt maar duurder Bij de beantwoording van de vragen 22 tot en met 26 moet je soms gebruik maken van informatie 11 en 12 uit het informatieboekje. President Wellink van De Nederlandsche Bank zei in het jaar 2000: ”Ik verwacht voor 2001 dat de inflatie in Nederland zal toenemen.” Als de belangrijkste oorzaken noemde hij: • de daling van de koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar; • de krapte op de arbeidsmarkt; • belastingmaatregelen van de overheid.
2p
22 A B C D E
2p
23 A B C D E F
2p
24
A B C D
2p
25
2p
26
200016 17
Op 1 januari 1999 werden de onderlinge waardeverhoudingen van de valuta’s van de eurolanden vastgesteld. Sinds die tijd is de koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar flink gedaald. Met hoeveel procent is de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar gedaald in de periode van 1 januari 1999 tot 1 mei 2000? minder dan 20% tussen 20% en 25% tussen 25% en 30% tussen 30% en 35% meer dan 35% Door de daling van de koers van de euro in dollars kan de inflatie in alle eurolanden toenemen. Hieronder staan drie tussenstappen: 1 hogere productiekosten; 2 hogere prijzen voor geïmporteerde grondstoffen; 3 hogere verkoopprijzen. In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde dat ze deze gedachtegang goed weergeven? daling koers euro in dollars → 1 → 2 → 3 → toename inflatie eurolanden daling koers euro in dollars → 1 → 3 → 2 → toename inflatie eurolanden daling koers euro in dollars → 2 → 1 → 3 → toename inflatie eurolanden daling koers euro in dollars → 2 → 3 → 1 → toename inflatie eurolanden daling koers euro in dollars → 3 → 1 → 2 → toename inflatie eurolanden daling koers euro in dollars → 3 → 2 → 1 → toename inflatie eurolanden Een krappe arbeidsmarkt kan leiden tot meer inflatie. Omdat op de arbeidsmarkt het aanbod..…(1).…. is dan de vraag gaan de werkgevers…..(2)….. lonen betalen. Wat moet bij (1) en (2) worden ingevuld? (1)
(2)
groter groter kleiner kleiner
hogere lagere hogere lagere
Op 1 januari 2001 is de energieheffing op gas weer verhoogd. Ook dit leidt tot meer inflatie. Noem twee verschillende manieren waarop deze hogere energieheffing leidt tot stijgende kosten van levensonderhoud voor de gezinnen. De vakbonden in Nederland vinden de koopkracht van werknemers belangrijk. Leg uit waarom de vakbonden zich zorgen maakten over de koopkrachtontwikkeling in 2001.
7
Lees verder
Het onderzoek van Matthijs Bij de beantwoording van de vragen 27 tot en met 34 moet je soms gebruik maken van informatie 13 tot en met 15 uit het informatieboekje. Bij vraag 31 moet een bijlage ingevuld worden. Paul wil een nieuwe auto kopen. Daarom gaat zijn zoon Matthijs voor hem een klein onderzoek doen. Een onderzoek doe je in stappen. Hieronder staat een stappenplan.
2p
27 A B C D E F
1
Het onderwerp kiezen
2
De onderzoeksvraag opstellen
3
Informatie verzamelen
4
Informatie verwerken
5
De onderzoeksvraag beantwoorden
6
Het onderzoeksresultaat presenteren
Matthijs wil eerst alle voorwaarden en eisen van zijn vader op papier zetten. Met welk deel van het onderzoek is Matthijs dan bezig? stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 stap 5 stap 6
2p
28
Aan welke drie voorwaarden/eisen moet de aanschaf van de auto volgens Paul voldoen?
2p
29
Matthijs haalt bij de bank de folder ”Wat bent u waard?” over persoonlijke leningen. Noem twee redenen om geld te lenen voor de aanschaf van een auto.
30
Een medewerker van de bank heeft een tip: ”Als je een auto koopt met geleend geld dan moet je rekening houden met de looptijd van de lening en de gebruiksduur van de auto.” Leg uit wat de bankmedewerker met zijn tip bedoelt.
2p
200016 17
8
Lees verder
Enkele gegevens over Paul: • Paul is getrouwd en alleenverdiener; • Netto salaris: € 1.650,– per maand • Kinderbijslag: € 150,– per kwartaal • Huur woning: € 350,– per maand 3p
31
Bepaal het bedrag dat Paul maximaal zou mogen lenen. Vul hiervoor de bijlage in.
2p
32
Paul wil graag een lening met een looptijd van 5 jaar. Welk bedrag kan Paul maximaal lenen bij Bel&Leen als je rekening houdt met het bedrag dat hij maximaal per maand wil betalen?
2p
33
A B C D
2p
34
200016 17
Matthijs vindt in de Consumentengids een vergelijkend warenonderzoek over compacte ruimteauto’s. Een vergelijkend warenonderzoek is een…..(1)….. onderzoek waarin …..(2)….. merken en typen worden beoordeeld op een aantal testonderdelen. Wat moet worden ingevuld op plaats (1) en (2)? plaats (1)
plaats (2)
afhankelijk afhankelijk onafhankelijk onafhankelijk
dezelfde verschillende dezelfde verschillende
Matthijs gebruikt dit vergelijkend warenonderzoek en de leningtabel van Bel&Leen in zijn eigen onderzoek. Uiteindelijk presenteert hij het onderzoeksresultaat aan zijn vader. Welke auto zal Matthijs aan zijn vader adviseren? Geef drie argumenten voor dit advies.
9
Lees verder
Kortingen, kortingen en nog eens kortingen Bij de beantwoording van de vragen 35 tot en met 39 moet je soms gebruik maken van informatie 16 tot en met 18 uit het informatieboekje. Bij vraag 38 en bij vraag 39 moet een bijlage ingevuld worden.
2p
35 A B C D
In januari 2001 is het nieuwe belastingstelsel ingevoerd. Vanaf die datum hebben we in Nederland te maken met een aantal heffingskortingen. Wat is een heffingskorting? Een korting op het bedrag dat bruto verdiend wordt. het bedrag dat netto verdiend wordt. het belastbaar inkomen. het te betalen belastingbedrag. Gerda en Marcel Roozen zijn sinds 1997 getrouwd. Hun zoontje Bram is 3 jaar oud en woont bij zijn ouders. Gerda en Marcel ontvangen kinderbijslag voor Bram. Gerda is lerares op een basisschool. Gerda’s bruto jaarinkomen bedraagt € 30.000,–. Marcel heeft een deeltijdbaan bij een automatiseringsbedrijf. Zijn bruto jaarinkomen is € 18.000,–.
2p
36
2p
37
De werkgevers van Gerda en Marcel zijn door de overheid verplicht om bij de bepaling van het nettoloon rekening te houden met de arbeidskorting. Dit is een extra korting voor werkenden naast de algemene heffingskorting. Noem een reden voor de overheid om deze arbeidskorting in te voeren. Gerda komt in aanmerking voor deze arbeidskorting.
A B C D E
2p
2p
38
39
200016 17
Welk bedrag is dit?
€ 540,– € 920,– € 2.424,– € 2.556,– € 3.210,– Gerda ontvangt van de belastingdienst de papieren voor de ’Voorlopige teruggaaf heffingskortingen 2001’. Komt Gerda in aanmerking voor de kinderkorting, de aanvullende kinderkorting en de combinatiekorting? Vul hiervoor op de bijlage bij deze vraag de kolommen ’Kinderkorting’ en ’Combinatiekorting’ in. Gerda maakt nu een totaaloverzicht van alle heffingskortingen waarvoor ze in aanmerking komt. Bereken voor welk totaalbedrag aan heffingskortingen Gerda in aanmerking komt. Vul hiervoor de bijlage bij deze vraag in.
10
Lees verder
Steeds meer anderhalfverdieners? Bij de beantwoording van de vragen 40 tot en met 43 moet je soms gebruik maken van informatie 19 uit het informatieboekje. Bij vraag 41 moet een bijlage ingevuld worden. Onder echtparen en samenwonenden neemt het aantal tweeverdieners in Nederland toe. In 1998 behoorde maar 4 procent van de paren tot het zogenaamde half-om-half verdienerstype. Veel méér mannen en vrouwen zouden het liefst beiden een deeltijdbaan willen hebben. Noem een reden waarom het veel echtparen of samenwonenden niet lukt om beiden een deeltijdbaan te hebben, terwijl ze het wel willen.
1p
40
2p
41
Maak op de bijlage met behulp van de informatie een samengesteld staafdiagram voor 1998.
2p
42
Hoeveel tweeverdieners waren er in 1998 méér dan in 1986? 1.400.000 1.712.000 2.132.000 2.496.000 2.916.000
A B C D E
1p
43
Frank en Sylvana wonen samen. Frank werkt tot nu toe voltijd, Sylvana werkt voor 50%. Ze besluiten dat ze beiden voor 75% gaan werken. Het totale gezinsinkomen blijft gelijk. Noem een argument voor de keuze van Frank en Sylvana.
Einde
200016 17
11
Lees verder