Evaluatierapport Bouwstenen KNA 3.0
Archol
T.D. Hamburg
68
Evaluatierapport test bouwstenen KNA 3.0
Archeologisch Onderzoek Leiden bv (Archol)
Colofon Archol Rapport 68 Evaluatierapport test bouwstenen Auteur: drs. T. Hamburg Redactie: C. Leeflang
Opmaak: dhr. A. Allen ISSN 1569-2396 Archeologisch Onderzoek Leiden bv (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl
[email protected]
Inhoudsopgave
Inleiding Werkbaar en overzichtelijk Toepasbaarheid Conclusie/aanbevelingen
5 5 5 6
BIJLAGE I Bouwstenen toepassing op IVO – Hanzelijn Productenlijst digitaal
7 7 7 13
Formulieren Sporenlijst formulier Vondstnummerlijst formulier Lagenlijst Fotolijst
15 16 17 18
BOUWSTENEN KNA 3
5
Evaluatierapport test Bouwstenen KNA 3.0
Inleiding Archol BV heeft in opdracht van de SIKB een test uitgevoerd om de opgravingsdocumentatie van een IVO (inventariserend veldonderzoek) te beschrijven in de vorm van de KNA 3.0 – Bouwstenen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de documentatiewijze zoals gebruikt bij het IVO op de Hanzelijn - Oude Land. De test bestond uit het controleren van de wijze van documenteren van de opgravingsgegevens aan de hand van alle beschikbare bouwstenen (zie: bijlage I). Hierbij is gekeken naar de werkbaarheid en overzichtelijkheid van de bouwstenen, gevolgd door een controle van de toepasbaarheid van de bouwstenen op de documentatie. In eerste instantie is voor alle individuele bouwstenen gecontroleerd of de vereiste data in het door Archol gebruikte systeem wordt vastgelegd. In tweede instantie is gekeken of er gegevens zijn die wel ingevoerd worden door archol maar niet voorkomen in de bouwstenen. De informatie, zoals beschreven in bijlage I, is ingevoerd in tabel 1 (Bouwsteen-productmatrix bij analoge en digitale producten-) waarbij zowel de analoge- als digitale producten zijn gescoord. Vervolgens wordt voor de digitale producten een kort meta-informatie-bestand gepresenteerd. Tenslotte wordt in tabel 2 (Bouwsteen-gedetailleerde productmatrix bij analoge producten-) een overzicht gegeven van de verschillende analoge producten. Het getoetste project omvat een uitgebreid sleuvenonderzoek op drie locaties binnen het toekomstige tracé van de Hanzelijn (tracédeel OudeLand: Provincie Overijssel en Gelderland). De drie locaties (Module 3, 4 en 5) zijn onderzocht met behulp van 4 m brede sleuven van variabele lengte (tussen 15 en 160 m). Module 3 en 4 bevinden zich ten zuiden van de gemeente Kampen. Het archeologische onderzoek bestond respectievelijk uit één en vier sleuven. Op de derde locatie, ten noorden van knooppunt Hattemerbroek aan weerszijde van de A28, zijn 24 sleuven van 4 m breed en variabele lengte (tussen 40 en 160 m) gegraven. Het onderzoek heeft zeer veel informatie opgeleverd over de bewoning van het gebied vanaf het laat paleolithicum tot en met de vroege bronstijd. De velddocumentatie (formulieren, etc.) is ingevoerd in een door Archol ontwikkelde Access-database die bij alle projecten gebruikt wordt. De overige documentatie (vlak- en coupe- tekeningen, foto’s, meetgegevens, etc.) is eveneens allemaal digitaal beschikbaar. Werkbaar en overzichtelijk In de inleiding van het bouwstenen hoofdstuk wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de wijze waarop met de bouwstenen moet worden omgegaan en wat ze precies inhouden. Het stuk bevat echter dusdanig veel informatie dat de lezer af en toe de draad kwijtraakt. Een en ander wordt verduidelijkt aan de hand van enkele beschrijvingen van documentatieonderdelen van verschillende typen modelopgravingen. Deze voorbeelden geven een goed en overzichtelijk beeld van de toepasbaarheid van de bouwstenen bij verschillende typen opgravingen. Toepasbaarheid Gebruikmakend van de ‘ideaal’-voorbeelden zijn alle bouwstenen getoetst aan de documentatie van het IVO van de Hanzelijn, zoals Archol BV die heeft toegepast. De minimumeisen waaraan voldaan moet worden staan duidelijk vermeld in het schema evenals de verplichte verwijzingen naar alle andere bouwstenen. Met name de gebruiksinstructie en de mogelijke
6
BOUWSTENEN KNA 3
verschijningsvormen zijn een handig hulpmiddel bij het beschrijven van de individuele bouwstenen. Het merendeel van de bouwstenen is goed toepasbaar en zinvol. Uitzonderingen hierop zijn enkele kleine onderdelen binnen de bouwstenen die naar mijn mening niet in de bouwstenen geadministreerd moeten worden en één bouwsteen die overbodig lijkt. Kleine aanpassingen • Bouwsteen -Project-: opdrachtgever en bevoegd gezag worden niet apart geadministreerd aangezien deze informatie ook in het rapport voorkomt en ook een digitaal product is dat wordt aangeleverd. •
Bouwsteen –spoor-: datering; de datering van een spoor wordt bij een IVO over het algemeen alleen ingevuld voor de gecoupeerde sporen, waarbij deze gebaseerd is op het vondstmateriaal of 14C-gegevens.
•
Bouwsteen –digitaal_medium en inhoud-: Indien het hierbij gaat om de uiteindelijk aan te leveren digitale bestanden is dit een goede bouwsteen. Als hier echter ook gaat om een lijst van digitale bestanden vóór het veldwerk, tijdens het veldwerk en tijdens de uitwerking dan zou dat deel van de bouwsteeneis moeten vervallen. Op dit moment is de bedoeling onduidelijk.
•
Bouwsteen –ordner en inhoud-: voor deze beide bouwstenen geldt dat het gaat om de ordners die aangeleverd worden aan het depot en NIET de ordners die tijdens het veldwerk of uitwerking worden gebruikt.
Overbodig Bouwsteen –spoor_coupe-: De vorm van de coupe wordt niet omschreven en moet blijken uit de coupetekening. Het verplichte kenmerk “diepte” hoort hier niet in thuis. Het is een waarde die is gekoppeld aan de grondsporen en daar ingevoerd kan worden. Op basis van dit gegeven zou deze bouwsteen kunnen vervallen. Conclusie/aanbevelingen De bouwstenen vormen een zeer goede aanvulling op de controle en overzichtelijkheid van de minimale eisen van de KNA 3.0. Het biedt alle partijen (bijvoorbeeld: archeologische uitvoerende bedrijven, adviesbureau’s, controlerende instantie (RIA), toekomstige onderzoekers) goede handvatten voor de wijze waarop de documentatie (digitale en analoge) van een willekeurig archeologisch onderzoek moet worden benaderd. De inleiding en de praktijkvoorbeelden van het bouwstenen hoofdstuk vormen mogelijk een struikelblok voor de lezer, aangezien er zeer veel informatie wordt gegeven die niet direct toepasbaar lijkt. Bij het gebruik van de bouwstenen is echter gebleken dat de voorbeelden goed als referentie zijn gekozen. Mogelijk dat er met enkele lay-out technische aanpassingen de leesbaarheid verbeterd kan worden. Na het toetsen van de bouwstenen is gekeken of er eventueel bouwstenen ontbreken voor onderdelen van de documentatie. Hierbij is vastgesteld dat er noch voor dit IVO noch voor een DO bouwstenen ontbreken. Het is echter wel raadzaam om voor de verschillende specialistische disciplines een bouwsteen te maken. Dit zou niet alleen een bouwsteen voor de uitwerking maar ook voor het veldwerk moeten zijn, waarin de minimale eisen voor bijvoorbeeld monstername beschreven moeten worden.
BOUWSTENEN KNA 3
7
BIJLAGE I Bouwstenen toepassing op IVO – Hanzelijn Bouwsteen -ProjectProject: digitaal. Tabblad in de ACCESS-database met alle Archis gegevens. NB. Opdrachtgever en bevoegd gezag niet genoemd. Lijkt mij overbodig voor deze bouwsteen (Informatie staat namelijk in het rapport dat ook als product gedeponeerd moet worden). Bouwsteen –GrondslagpuntGrondslag punten: digitaal. In een .txt export bestand staan alle hoofdmeetpunten die gebruikt zijn voor het RD inmeten van de putten, sporen, etc. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –GrondslagpuntenkaartGrondslagpuntenkaart: digitaal. In een .dxf export bestand -RD- weergegeven. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –PutPut: digitaal. In de database is een tabblad gereserveerd voor iedere gegraven put. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –PuttenkaartPuttenkaart: digitaal. In een .dxf export staan de RD - ingemeten putgrenzen. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –VlakVlak: digitaal. In de ACCESS-database een overzicht van de gegraven vlakken per put. Hierbij zijn tevens de profielen (die eveneens een vlaknummer (vlaknummers 91, 92, 93 en 94) hebben gekregen) per put geregistreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –VlakkenkaartVlakkenkaart: digitaal. In een .dxf export bestand staan de vlakken weergegeven die samenvallen met de putomtrek. De profielen (die eveneens een vlaknummer hebben) zijn niet als vlakkenkaart beschikbaar. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –ReferentiepuntenNiet van toepassing: Inmeten van de putten wordt direct in RD gedaan (zie bouwsteen grondslagpunt). Geen referentiepunt nodig. NVT Bouwsteen –Vlak_hoogteVlakhoogte: digitaal. Is er een .txt export bestand waarin alle vlakhoogtes zijn opgenomen. Om de 5 meter een meting in een sleuf van 4 meter breed. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Vlak_hoogtekaartVlak_hoogtekaart: digitaal. In een .dxf export is een overzicht van de vlakhoogtes (RD-coordinaten). NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –ProfielProfiel: digitaal. Een .txt bestand met de codering van de profielen per put met een uniek volgnummer. [code: pro_{putnummer}_{volgnummer}]. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken.
8
BOUWSTENEN KNA 3
Bouwsteen –ProfielenkaartProfielenkaart: digitaal. Een .dxf export van de locatie van de profielen met een unieke code (zie Bouwsteen –Profiel-) (RD-coordinaten). NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –SpoorSpoor: analoog en digitaal. Tijdens het veldwerk wordt een formulier ingevuld met de spoornummers (beginnend bij: S1, S2, etc.) per put. Hierbij wordt o.a. put, vlak, spoortype, diepte gedocumenteerd. NB. De datering van de sporen wordt niet ingevuld. Dit formulier wordt ingevuld in een ACCESS-database waarbij na analyse van het materiaal de datering per spoor (indien mogelijk) wordt toegevoegd. De NAP hoogte van de sporen wordt automatisch toegevoegd op basis van de dichtsbijzijnde vlakhoogte meting. Bouwsteen –SporenkaartSporenkaart: analoog en digitaal. In het veld worden de sporen op A0-MMF getekend (schaal 1:50). Deze tekening wordt vervolgens in Mapinfo gedigitaliseerd als gesloten polygonen die in REGIONS worden omgezet, met daarbij tenminste de volgende informatie (put, vlak, spoornummer). De bestandsnaam wordt voorafgegaan door de {projectcode}. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Spoor_coupeSpoor_coupe: analoog en digitaal. Sporen worden getekend op A3-MMF (schaal 1:20 of gedetailleerder). Deze worden gescand en opgeslagen [{projectcode} + {tekenbladnummer} + {putnummer} + {type tekening}]. De bestandsnaam wordt voorafgegaan door de {projectcode}. NB. De diepte van de sporen wordt gedocumenteerd in Bouwsteen –Spoor-. De vorm van het spoor wordt niet apart genoteerd en blijkt uit de analoge of digitale coupetekening. Bouwsteen –Spoor_hoogteSpoor_hoogte: digitaal. De spoorhoogte wordt bepaald aan de hand van de dichtstbijzijnde vlakmeting. De vlakhoogte wordt als .txt bestand uit de TS gehaald (Bouwsteen_vlakhoogte). De spoorhoogte wordt geadministreerd in de ACCESStabel –Spoor- (Bouwsteen_Spoor). NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Spoor_relatiesSpoor_relaties: analoog en digitaal. Op de spoorformulieren wordt tijdens het veldwerk de duidelijke spoorrelatie tussen sporen aangegeven. Deze gegevens worden ingevoerd in de ACCESS-database bij het tabblad ‘Spoorrel’. Tijdens de uitwerking worden evt. niet opgemerkte relaties direct ingevoerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –StructuurStructuur: analoog en digitaal. Op het spoorformulier in het veld worden de structuurnummers en het type geadministreerd. Deze informatie wordt in de ACCESS-database ingevoerd in de tabel –structuur-. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –CoupeCoupe: analoog en digitaal. Op het formulier –spoorformulier- wordt aangevinkt of een spoor gecoupeerd is. Deze informatie wordt ingevoerd in de ACCESSdatabase onder tabblad –spoor-. Op de vlaktekening wordt door middel van coupehaken aangegeven welk spoor is gecoupeerd en tevens welk deel is verwijderd. Deze haken worden gedigitaliseerd in Mapinfo. De coupes krijgen geen nummers tenzij er meerdere coupes worden gezet. In dit geval wordt in het opmerkingenveld vermeldt hoeveel coupes zijn gezet en met welke code. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken.
BOUWSTENEN KNA 3
9
Bouwsteen –CoupelijnenCoupelijnen: digitaal. Op de vlaktekening worden de coupehaken gezet. Deze worden in Mapinfo gedigitaliseerd (Bouwsteen –Coupe-). NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –CoupetekeningCoupetekening: analoog en digitaal. Coupes worden getekend op A3-MMF. Welke sporen op het tekenblad staan wordt direct vanaf het vel in de ACCESS-database ingevoerd in het tabblad -tek_onderw-. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –LaagLaag: analoog en digitaal. De geologische/bodemkundige/antropogene lagen worden als spoor behandeld. Deze onderscheiden zichzelf van de antropogene sporen door een spoornummer hoger dan bijvoorbeeld 1000. Deze worden geadministreerd op de coupe {bouwsteen –coupe}/profiel {bouwsteen –profiel}/ vlak {bouwsteen –sporenkaart}-tekening en op het spoorformulier. De textuur/ organische stof/kleur worden geadministreerd op het sporenformulier. Deze informatie wordt ingevoerd in de ACCESS-database op tabblad –vullingNB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –LagenkaartLagenkaart: digitaal. In de profieltekeningen worden de lagen (bouwsteen –laag-) weergegeven. Deze data (bouwsteen –spoor-)wordt ingevoerd in de ACCESS-database in het tabblad –sporen-. In Mapinfo worden met behulp van de spoornummers verschillende kaarten gemaakt op basis van deze gegevens (interpolatiekaarten). NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –VakVak: analoog en digitaal. De vaknummers (van 1 bij 1m) worden geadministreerd op de vondstnummerlijst, waarin de ‘link’ met o.a. vondstnummer, put, vlak, spoor wordt weergegeven. Deze lijst wordt in de ACCESS-database ingevoerd. NB. De vakgrootte is voor dit onderzoek standaard 1 bij 1 m en is dus niet apart genoemd in een formulier. De vakken zoals weergegeven op de gedigitaliseerde tekeningen meten exact 1 bij 1 meter. Het lijkt me niet noodzakelijk de grootte van de vakken apart te noemen aangezien er vaak in het PvE reeds sprake is van een bepaalde ‘verzamel_ eenheid_grootte’. Bouwsteen –VakkenkaartVakkenkaart: analoog en digitaal. Op de A0 vlaktekeningen wordt een overzicht van de nummers weergegeven (schaal 1:50), die in MAPINFO wordt in RD gedigitaliseerd (incl. de vaknummers) NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –VakhoogteVakhoogte: de vakhoogte (top van de vondsthoudende laag) is, conform de eisen van het PvE, niet bepaald. NVT Bouwsteen –VullingVulling: analoog en digitaal. De vulling van de grondsporen en de lagen is geadministreerd op de coupe en profieltekeningen. Deze worden gescand (bouwsteen –profiel- en –spoor-). De vullingen van de lagen zijn ingevoerd in de ACCESS-database in de vulling tabel. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken.
10 BOUWSTENEN KNA 3 Bouwsteen –VullingenkaartVullingenkaart: er is geen aparte vullingenkaart gemaakt. Zie hiervoor de digitale en analoge vlak en coupe tekening NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –SegmentSegment: analoog en digitaal. Op de vondstenlijst zijn de segmenten van de gecoupeerde sporen geadministreerd (volgnummers beginnend bij ‘1’). Deze nummers zijn vervolgens in de vondst_v tabel ingevoerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –SegmentenkaartSegmentenkaart: er is geen aparte segmentenkaart gemaakt. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –InsluitselsInsluitsels: analoog en digitaal. Op de coupe- en profieltekeningen zijn de insluitsels weergegeven. Deze zijn gescand. De insluitsels van de lagen zijn in de ACCESS-databse geadministreerd in de vulling tabel. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Punt_locatiePunt_locatie: er zijn geen puntvondsten ingemeten. NVT Bouwsteen –Punt_locatiekaartPunt_locatiekaart: er is geen puntlocatiekaart gemaakt. NVT Bouwsteen -Vondst_veldVondst_veld: analoog en digitaal. In het veld worden de unieke vondstnummers uitgedeeld aan vondsten en monsters en geadministreerd op de vondstnummerlijst. Deze wordt ingevoerd in de ACCESS-database in de vondst_v tabel inclusief de algemene materiaalcode (in de meeste gevallen: MIX) en de verzamelwijze. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Monster_veldMonster_veld: zie Bouwsteen –Vondst_veld-. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –VondstverwerkingVondstverwerking: digitaal. De vondsten en monsters worden per vondstnummer gesplitst in de verschillende categorieën inclusief het aantal, gewicht en doosnummer. Dit wordt in de ACCESS-database geadministreerd in de Vondst_s tabel. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Monster_verwerkingMonster_verwerking: digitaal. De niet gezeefde monsters worden in een (virtuele) doos gestopt die terug is te vinden in de Vondst_s tabel. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –FotoFoto: analoog en digitaal. In het veld worden de digitale fotonummers genoteerd op een formulier. Deze nummers worden ingevoerd in de ACCESS-database in de foto tabel, waarbij o.a. de projectcode, foto (digitaal door de camera gegenereerde nummer), medium type, fotograaf worden geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken.
BOUWSTENEN KNA 3
11
Bouwsteen –Foto_onderwerpFoto_onderwerp: analoog en digitaal. In het veld wordt alle informatie op het fotoformulier geadministreerd. Dit wordt ingevoerd in de ACCESS-database in de foto_onderw tabel. Hierbij wordt o.a. projectcode, foto (digitaal door de camera gegenereerde nummer), put vlak, spoor geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –TekeningTekening: digitaal. Alle tekeningen (A0 en A3) krijgen een uniek nummer. In de ACCESS-database wordt in de tekening tabel o.a. het soort tekening en datum geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Tekening_onderwerpTekening_onderwerp: digitaal. In de ACCESS-database wordt in de tek_onderw tabel een overzicht gegeven wat er op het tekenvel staat. Hierbij wordt o.a. het tekenbladnummer, put, vlak, spoor geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –DoosTabel 2: Doos: digitaal. In de ACCESS-database wordt in de doos tabel o.a. het waardering vindplaats doosnummer, categorie, bewaarconditie geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Doos_inhoudDoos_inhoud: digitaal. In de ACCESS-database wordt in de vondst_s tabel het doosnummer van iedere vondst of monster geadministreerd. NB. Er wordt voldaan aan alle Kenmerken. Bouwsteen –Digitaal_mediumDigitaal_medium: digitaal. Bestanden van het netwerk (met daarop alle data) worden dagelijks op tape ‘ge-backuped’. Deze backup tapes worden echter niet geadministreerd op een analoge of digitale lijst. Bij een levering worden de gevraagde bestanden gebrand op een CD. Deze wordt echter niet voorzien van een cd-nummer, alleen een leveringsdatum. NB. Bij grotere projecten wordt er bij tussentijdse leveringen aan de opdrachtgever een CD of DVD gebrand die voorzien is van de projectcode/datum/volgnummer. Bouwsteen –Digitaal_mediuminhoudDigitaal_mediuminhoud: digitaal. Bij levering van een cd wordt een overzicht van de bestanden toegelicht in de vorm van een bestandenlijst in EXCEL, met daarin de volgende informatie: Datalevering_{datum}, bestandsnaam, grootte, datum en toepassing. NB. Deze informatie lijkt mij genoeg, maar hiermee voldoen we nog niet aan de minimumeisen. Bouwsteen –OrdnerOrdner: alle informatie wordt opgeborgen in A4 ordners. Hiervan wordt echter geen lijst gemaakt. NB. Lijkt me niet een product dat geëist kan worden van de uitvoerders. Heeft meer te maken met de interne administratie en logistiek. Bouwsteen –Ordner_inhoudOrdner_inhoud: analoog. In de deponering projectmap (de map die gedeponeerd gaat worden) is een inhoudopgave toegevoegd. NB. Het gaat hierbij alleen om de deponeringsmap en niet de overige mappen die niet gedeponeerd hoeven worden.
12 BOUWSTENEN KNA 3
Bouwsteen
Analoog ACCESS bestanden
project
Digitaal Mapinfo txt tabellen export
dxf export
overig
+
grondslag punten
+
grondslagpuntenkaart
+
put
+
puttenkaart
+
vlak
+
vlakkenkaart
+
referentiepunten
nvt
vlak_hoogte
+
vlakhoogtekaart
+
profiel
+
profielenkaart
+
spoor
+
+
sporenkaart
+
+
spoor_coupe
+
+
spoor_hoogte
+ scan
+
spoor_relaties
+
+
+
structuur
+
+
coupe
+
+
coupetekening
+
+
laag
+
+
coupelijnen
+ +
lagenkaart
+
vak
+
vakkenkaart
+
vakhoogte
nvt
vulling
+
vullingenkaart
+
+ +
+
+ scan
nvt
segment
+
segmentenkaart
nvt
insluitsels
+
punt_locatie
nvt
puntlocatiekaart
nvt
vondstveld
+
+
monsterveld
+
+
+
vondstverwerking
+
monsterverwerking
+
foto
+
+
foto onderwerp
+
+
tekening
+
tekeningonderwerp
+
doos
+
doos_inhoud
+
digitaal_medium
Tabel 1:
+ scan
+
nvt
digitaal_mediuminhoud
+ excel
ordner
nvt
ordner_inhoud
+
Bouwsteen-productmatrix bij analoge en digitale producten-
BOUWSTENEN KNA 3
13
Productenlijst digitaal Access database In de bijlage wordt een overzicht gegeven van de relationele database met alle tabellen en de relaties hiertussen. Mapinfo tabellen De mapinfo tabellen die in RD gegenereerd worden zijn: {projectcode}_ASK: een alle sporen kaart, met daarop alle grondsporen en lagen die zijn gedigitaliseerd van de A0 vlaktekening. {projectcode}_AKK: een alle vakkenkaart, met daarop alle 1 bij 1 meter vakken met de vaknummers, overgenomen van de A0 vlaktekening. {projectcode}_APK: een alle puttenkaart, met daarop alle putgrenzen die zijn overgenomen van de A0 vlaktekening. {projectcode}_ACK: een alle coupekaart, met daarop alle coupelijnen van de gecoupeerde sporen. {projectcode}_AHK: een alle vlakhoogtekaart, met daarop de locaties (in RD) en hoogtes van de vlakken in alle putten. {projectcode}_vervallen: een overzicht van alle sporen die vervallen zijn. {projectcode}_zones_module5: een overzicht van de zones die voor dit project zijn gedefinieerd. {projectcode}_overig: alle lijnen die niet direct aan één van de bovenstaande tabellen kan worden toegeschreven. .txt export In de directory: Veldwerk/meetdata/textfiles wordt een totaal overzicht gegeven van alle gemeten data {projectcode}_totaal). .dxf export In de directory: Veldwerk/meetdata/dxffiles wordt een totaal overzicht gegeven van alle overgezonden data van uit de TS: {projectcode}_totaal). Overig De scans van de A3 tekeningen staan in de directory scans_A3, met de onderverdeling in profielen en coupes. Het gaat hierbij om .jpeg bestanden. De foto’s staan in de directory foto’s. Deze zijn verdeeld over twee camera’s (camera 10 en camera 11). Het gaat om .jpeg bestanden met een uniek door de camera aangemaakt nummer, voorafgegaan door: HPIM{****}.
spoor
Ordner_inhoud
Profieltekening
+ +
sporenkaart spoor_coupe
+
spoor_relaties
+
structuur
+
coupe
+ +
coupelijnen +
coupetekening laag
vlaktekening
coupetekening
fotolijst
tekeningenlijst
vondstnummerlijst
lagenlijst
sporenlijst
14 BOUWSTENEN KNA 3
+
+
+
vak
+
vakkenkaart
+
+
vulling
+
+
insluitsels
+
+
vondstveld
+
monsterveld
+
foto
+
foto onderwerp
+
Ordner_inhoud
Tabel 2: Bouwsteen –gedetailleerde productmatrix bij analoge producten-
+
vlak
spoor type
diepte
gelijk aan spoor
oversnijdt spoor
JAAR: oversneden door spoor
Sporenlijst
gecoupeerd
monster
structuurnr
opmerkingen
BLAD:
Spoortype : cr =crematiegraf, gr =greppel, ha =haard, hg =huisgreppel, kg =kringgreppel, kl =kuil, pg =paalgat, pgk =paalgat met paalkuil, pk =paalkuil, rpa =rij palen, ss =spitspoor, vl =vlek/depressie, wa =waterput, XXX =onbekend/vervallen monster: ( J ) ja of ( N )nee, gecoupeerd (J) ja of (N) nee paraaf veldwerkleider (MA): Opmerkingen : o.a. rec=recent, vwt=vervallen (wortel), vdg=vervallen (diergang)
put
Vindplaats: SIC:
Archol BV
BOUWSTENEN KNA 3
15
tekblad nr
put
vlak
vak
spoor
vulling
segment
Vondstnummerlijst datum
soort monster
volume
Paraaf Veldwerkleider (MA):
Segment: segmentnummer bij segmentering van een grondspoor Vak: vaknummer bij verzamelen van vondsten in vakken Soort Monster: algemeen (MA), hout (MHT), ecologisch (ME), zaden (MZ), zoölogisch (MBOT), pollen (MP), crematie (MCR), C14 (MC14), dendro (MD), fosfaat (MFF), houtskool (MHK), schelp (MSC), slijpplaat (MSP), MIX Volume: volume in liters van het monster
vondstnr.
SIC:
Vindplaats:
opmerkingen
Blad:
Archol BV
16 BOUWSTENEN KNA 3
Vindplaats: SIC:
put vlak spoor tint bijkleur hoofdkleur textuur organische stof
insluitsels Lagenlijst
hoort bij spoor gelijk aan spoor paraaf veldwerkleider
door
Type = LG
oversnijdt spoor oversneden spoor
opmerkingen
BLAD:
BOUWSTENEN KNA 3
17
18 BOUWSTENEN KNA 3
Vindplaats: SIC: Foto id
Archol BV Fotolijst Type
Fotogr.
Richting
Datum
Blad: Put
Vlak
Spoor
Gehanteerde codes: Foto id = bestandsnummer Type = coupe (coup), vlak (vlak), profiel (prof), detail (det), overzicht (over), personen (pers) of divers (div) Fotograaf = initialen; Richting = N,Z,ZW,ZZO etc.
paraaf veldwerkleider (MA):
Opmerkingen
BOUWSTENEN KNA 3
19
20 BOUWSTENEN KNA 3