Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) Signaleringsrapport
Uitgebracht
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 20 juli 2006
© College bouw zorginstellingen, 2006 Rapportnummer 598 ISBN-10: 90-8517-067-2 ISBN-13: 978-90-8517-067-9
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
INHOUDSOPGAVE 1.
Inleiding
3
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Multifunctionele centra (MFC’s) Zorginhoudelijk kader Bouwkundig-functioneel en financieel kader Capaciteit Praktijkervaringen en nieuwe ontwikkelingen Conclusies en aanbevelingen
5 5 7 8 10 22
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Intramurale motivatiecentra (IMC’s) Zorginhoudelijk kader Bouwkundig-functioneel en financieel kader Capaciteit Praktijkervaringen en nieuwe ontwikkelingen Conclusies en aanbevelingen
25 25 26 28 29 36
Bijlage Aanbiedingsbrief aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 juli 2006
Cbz/nr 0428-06
1
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Cbz/nr 0428-06
2
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
1. INLEIDING In het werkprogramma 2006 van het Bouwcollege is het onderwerp evaluatie nieuwe GGZvoorzieningen (tweede signaleringsrapport) opgenomen. In 2005 is door het Bouwcollege het eerste signaleringsrapport Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen uitgebracht over ‘nieuwe’ voorzieningen in de GGZ voor specifieke doelgroepen. De evaluatie beperkte zich tot drie soorten voorzieningen, te weten forensisch psychiatrische afdelingen (FPA) bij APZ’en, woon-/werkvoorzieningen voor autisten (WWA) en logeerhuizen in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Dit vervolgrapport gaat over twee andere nieuwe voorzieningen die in de jaren ’90 zijn gestart: de multifunctionele centra voor licht verstandelijk gehandicapten met psychiatrische stoornissen (MFC’s) en de intramurale motivatiecentra (IMC’s) in de verslavingszorg. Door middel van dit evaluatieonderzoek wordt nagegaan wat tot dusver de ervaringen zijn met de genoemde voorzieningen die nu enige tijd in bedrijf zijn. Van deze voorzieningen zal de bouwkundig-functionele en zorginhoudelijke opzet worden beschreven die in de praktijk wordt aangetroffen. Onder meer zal worden ingegaan op zorginhoudelijke aspecten, omvang, belevingsaspecten (healing environment), locatie, lay-out, materialisatie en eventuele knelpunten die zich voordoen. Nagegaan zal worden of binnen de categorieën opvallende verschillen in opzet bestaan en of hierin bepaalde trends zijn waar te nemen. Verder komen good practice voorbeelden aan de orde. Hiermee wordt een beeld gegeven van het functioneren van deze voorzieningen en worden praktijkervaringen aangereikt die bij de verdere ontwikkeling van deze voorzieningen gebruikt kunnen worden. In afzonderlijke hoofdstukken zal worden ingegaan op de twee genoemde categorieën van voorzieningen. Elk hoofdstuk sluit af met een aantal conclusies en aanbevelingen. Ten behoeve van dit onderzoek zijn enkele instellingen bezocht en zijn gesprekken gevoerd met deskundigen. Verder is gebruik gemaakt van het archief van het Bouwcollege.
Cbz/nr 0428-06
3
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Cbz/nr 0428-06
4
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
2. Multifunctionele centra (MFC’s) 2.1 Zorginhoudelijk kader Multifunctionele centra bieden diagnostiek en kortdurende behandeling aan (licht) verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychiatrische stoornissen. De centra zijn een samenwerkingsvorm tussen instellingen voor verstandelijk gehandicapten en instellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie. In de onderstaande documenten zijn de zorginhoudelijke uitgangspunten voor de MFC’s beschreven. Nota VGN/GGZN In april 1998 verscheen de gezamenlijke nota ‘Multifunctionele centra voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychiatrische stoornissen’ van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en GGZ Nederland. Deze nota signaleert twee belangrijke knelpunten in de zorgverlening aan de groep licht verstandelijk gehandicapten met psychiatrische stoornissen, namelijk de willekeurige verwijzingen naar de sector gehandicaptenzorg (GHZ) of de sector GGZ en het ontbreken van eenduidige diagnostische instrumenten, waardoor de benadering van de problematiek een eenzijdig karakter heeft. Afstemming, samenwerking en het opbouwen van deskundigheid worden door de opstellers van de nota noodzakelijk geacht voor zorg op maat voor deze doelgroep. Cliënten uit deze doelgroep komen terecht in kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen, behandelinstituten voor (licht) verstandelijk gehandicapten met gedragsstoornissen, de observatiecentra en de orthopedagogische centra. Gewezen wordt op de raakvlakproblematiek tussen de GHZ en de GGZ. In de instellingen voor (licht) verstandelijk gehandicapten ontbreekt het vaak aan voldoende kwantitatieve en kwalitatieve inzet van psychiatrische deskundigheid. In de kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen bestaat vaak onvoldoende kennis over de specifieke betekenis van de psychopathologie bij verstandelijk gehandicapten. Voorgesteld wordt om multifunctionele centra te realiseren die een bundeling bevatten van expertise, middelen en personeel uit beide sectoren. Uitgangspunt is dat er tussen beide participanten een geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst is gesloten, opdat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het project. De MFC’s moeten behandeling bieden gericht op het verminderen of stabiliseren van psychische en gedragsstoornissen. Na stabilisatie van de psychiatrische problematiek komt het accent te liggen op de orthopedagogische benadering, gericht op het verhogen van de sociale redzaamheid. Als maximale behandelduur wordt een half jaar genoemd. Mogelijkheden tot crisisinterventie en BOPZ-opnames worden als reguliere functies van het MFC gezien. Naast klinische functies biedt het MFC ambulante ondersteuning, zowel in de thuissituatie als in GHZen GGZ-instellingen. Als optimale capaciteit van een MFC wordt uitgegaan van 24 plaatsen, gebaseerd op overwegingen van continuïteit en differentiatie van zorg en een doelmatige en effectieve inzet van expertise en middelen. De landelijk benodigde capaciteit wordt geraamd op circa 300 plaatsen, evenwichtig gespreid. Uitvoeringstoets Raakvlak geestelijke gezondheidszorg /verstandelijk gehandicaptenzorg Het College voor ziekenhuisvoorzieningen bracht op 28 september 1998 de uitvoeringstoets raakvlak geestelijke gezondheidszorg/verstandelijk gehandicaptenzorg uit. Deze uitvoeringstoets bevat onder
Cbz/nr 0428-06
5
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
meer een bouwkundig-functioneel beoordelingskader voor MFC’s. Dit kader gaat ervan uit dat gezien de gedragsproblematiek van de doelgroep uitsluitend eenpersoonskamers acceptabel zijn, dat separeermogelijkheden aanwezig moeten zijn en dat zoveel mogelijk behandel- en dagbestedingsfaciliteiten binnen het MFC voorhanden moeten zijn. Dit laatste om onnodige verplaatsing van cliënten te voorkomen en een efficiënte personele bezetting te kunnen garanderen. De voorkeur wordt uitgesproken voor het onderbrengen van het MFC bij een orthopedagogisch centrum, omdat hier in de meeste gevallen de vervolgbehandeling plaats zal vinden. Standpunt raakvlak licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychische stoornissen Op 13 april 1999 verscheen het ‘Standpunt raakvlak licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychische stoornissen’ van de Minister en de Staatssecretaris van VWS. Dit standpunt bevat een reactie op de uitvoeringstoets van het College voor ziekenhuisvoorzieningen. De problematiek van de genoemde doelgroep wordt onderkend en het nut van multifunctionele centra voor deze doelgroep wordt onderschreven. De oprichting van de MFC’s wordt beschouwd als een goede aanzet om de samenwerking tussen de GHZ en de GGZ verder vorm te geven. Er zijn echter meer zorgvragers die baat kunnen hebben bij een hulpaanbod op het raakvlak van beide sectoren; onderzocht zou moeten worden in hoeverre een verbreding met matig en ernstig verstandelijk gehandicapte jeugdigen met psychiatrische problematiek plaats kan vinden. De bewindslieden achten verder samenwerking in de regio noodzakelijk, zowel wat betreft toegang (Bureaus Jeugdzorg, voogdij-instellingen, de MEE-organisaties (voormalige SPD)), zorgverlening (ambulante zorg, behandelvoorzieningen voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten, instellingen voor jeugdhulpverlening en justitiële jeugdinrichtingen) en de consulententeams. Ingestemd wordt met het implementatiekader uit de bovengenoemde nota, waarbij twee bestaande voorzieningen voor kinder- en jeugdpsychiatrie die zich al op de betreffende doelgroep richtten als MFC’s worden beschouwd. Het gaat om ’t Ruige Veld te Rolde en de Ederhorst te Ede. Ook met het bouwkundig-functionele beoordelingskader van het Bouwcollege wordt ingestemd. Prestatie-eisen Met ingang van 15 januari 2004 zijn voor MFC’s de AWBZ-bouwmaatstaven (thans Prestatie-eisen) van toepassing. Gezien de behandeling die wordt geboden is de categorie ‘zwaar’ van toepassing. Voor deze categorie is individueel verblijf, groepsverblijf of afdelingsverblijf mogelijk. Er is sprake van een besloten/gesloten setting met separeervoorzieningen. Het verblijfsareaal omvat tevens ruimten voor ondersteunende en activerende begeleiding en behandeling. Beleidsvisie en beleidsregels ex WTZi Op 1 januari 2006 is de WTZi in werking getreden. In het kader van deze wet is door de Minister een beleidsvisie geformuleerd. Op deze visie zijn beleidsregels gebaseerd die criteria bevatten, aan de hand waarvan initiatieven van instellingen worden beoordeeld. Volgens de beleidsvisie is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in capaciteit in MFC’s. Voor de realisatie van capaciteit ten behoeve van MFC’s is echter tijd nodig. Daardoor zijn nog niet in alle regio’s vraag en aanbod in evenwicht. Zorgkantoren en zorgaanbieders zijn verantwoordelijk om hier alsnog voor te zorgen, aldus de beleidsvisie. Verwezen wordt naar het bovengenoemde regeringsstandpunt van 13 april 1999. Toelatingsaanvragen die buiten dit standpunt vallen worden niet gehonoreerd.
Cbz/nr 0428-06
6
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Volgens de beleidsregels mogen er in het hele land twaalf MFC’s met elk een capaciteit van 24 klinische plaatsen worden gerealiseerd. In verband met de hoge kosten van deze voorzieningen worden bouwplannen voor een dertiende MFC en/of een groter aantal dan 24 plaatsen afgewezen. Voor zover het gaat om acute zorg (bijv. crisisinterventie en BOPZ-opnames) moeten de verschillende zorgaanbieders het regionaal aanbod afstemmen en moeten afspraken worden gemaakt over de beschikbaarheid van deze zorg. 2.2 Bouwkundig-functioneel en financieel kader De verklaringen die tot nu toe voor MFC’s zijn afgegeven zijn gebaseerd op de uitvoeringstoets raakvlak geestelijke gezondheidszorg/verstandelijk gehandicaptenzorg en de afgegeven vergunningen op de prestatie-eisen. De uitvoeringstoets uit 1998 ging voor een MFC uit van een toegestane oppervlakte van 71 m². Bij de bepaling van de ruimtebehoefte werd rekening gehouden met de capaciteit van 24 plaatsen. De groepsgrootte was aan de hand van de toen geldende beleidsregels van het Ministerie van VWS voor de LVG gesteld op 8 plaatsen. De uitvoeringstoets stelt als nadrukkelijke voorwaarde dat binnen het MFC eenpersoonskamers, separeermogelijkheden, en zoveel mogelijk behandel- en dagbestedingsfaciliteiten aanwezig zijn. Van de 71 m² werd circa 50 m² toegerekend aan de verblijfsfunctie, 14 m² aan dagactiviteiten en 7 m² aan behandelfaciliteiten. De oppervlakte voor verblijf was opgebouwd uit 40 m² voor woonfunctie, circa 4 m² voor separeervoorzieningen en circa 6 m² voor activerings- en stafruimte. Er werd uitgegaan van gemeenschappelijk sanitair. De oppervlakte van 14 m² voor de dagactiviteiten had betrekking op dagactiviteiten zoals deze in de gehandicaptenzorg voorkomen, te weten arbeidsmatige werkzaamheden en creatieve en recreatieve activiteiten. Voor de ruimtelijke voorzieningen voor ondersteunende diensten werd er van uitgegaan dat aansluiting zou kunnen worden gezocht bij bestaande voorzieningen. De bruto/nuttig-verhouding was 1,45. Prestatie-eisen Met het van kracht worden van de prestatie-eisen in 2004 zijn alle bouwmaatstaven die voor AWBZ voorzieningen golden geharmoniseerd. In de prestatie-eisen is een rekenoppervlakte ter bepaling van de toegestane investeringskosten voor zorgvoorzieningen vastgelegd. Voor MFC’s geldt geen specifiek kader. De uitvoeringstoets en het daarin gehanteerde kader is met de inwerkingtreding van deze prestatie-eisen vervallen. De MFC’s vallen in de categorie zwaar van de prestatie-eisen. In een MFC worden voornamelijk de functies verblijf, behandeling en activerende begeleiding aangeboden. In de prestatie-eisen wordt voor de rekenoppervlakte van de realisatie van volledige functiegroepen in nieuwbouw uitgegaan. Om dezelfde redenen als hiervoor aangegeven moeten oppervlakten van de functiegroepen met uitzondering van verblijf als additioneel op aanwezige oppervlakte worden beschouwd. Dit resulteert in de praktijk in een geringere oppervlakte voor behandeling en ondersteunende diensten (circa de helft van de oppervlakte). De overige ondersteunende diensten zijn reeds elders gerealiseerd en gehuisvest. Mocht een instelling aanspraak op de volledige oppervlakte willen maken dan zal zij moeten aantonen dat voor geen van de functies van aanwezige voorzieningen op de locatie gebruik kan worden gemaakt.
Cbz/nr 0428-06
7
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
In de prestatie-eisen wordt de mogelijkheid geboden om verschillende verblijfsconcepten te realiseren. De nuttige rekenoppervlakte voor kleinschalig groepsverblijf, afdelingsverblijf en individueel verblijf zijn aan elkaar gelijk. Individueel verblijf komt bij de onderzochte MFC’s niet voor. De bruto/nuttig-verhouding voor alle functies behalve verblijf is verruimd van 1,5 naar 1,7 als sprake is van één gebouw met een interne verkeersstructuur waarin alle functies zijn ondergebracht. Op MFC’s zijn de basiskwaliteitseisen voor de categorie zwaar van toepassing (15 m² voor een cliëntenkamer exclusief kamergebonden sanitair). Voor afdelingsverblijf is de basiskwaliteitseis voor de oppervlakte per plaats van gemeenschappelijke ruimten van 7 m² en voor kleinschalig groepsverblijf van 9 m² (nuttige oppervlakte) van toepassing. Bij groepsverblijf is zowel individueel als gemeenschappelijk sanitair mogelijk, bij afdelingsverblijf alleen individueel sanitair. Het verblijfsareaal van een MFC kan uit een combinatie van open, besloten en gesloten afdelingen of groepen bestaan. Nabij de gesloten afdeling wordt over het algemeen een separeerunit met twee separeerkamers gerealiseerd. Indien de noodzaak is aangetoond kan binnen een afdeling ook een afzonderingskamer worden gerealiseerd. In de prestatie-eisen is voor besloten en gesloten afdelingen realisatie van topkoeling toegestaan. Voor een MFC wordt over het algemeen van specifieke bouw uitgegaan. Dit betekent dat de meest aangewezen eigendomsverhouding eigendom is. Hierbij treedt één van de participerende instellingen als bouwheer en eigenaar op. Het eigendom is meestal in handen van de partij die ook als bouwheer optreedt. Naar rato van de inbreng van de overige participanten worden de kapitaallasten in de huur verrekend. Uitgaande (bij wijze van rekenmodel) van realisatie van een MFC met 12 plaatsen op een terrein dat reeds in bezit van een instelling is, komt de bruto rekenoppervlakte uit op 85 m² per plaats. Deze oppervlakte heeft betrekking op verblijf (49,5 m²), ondersteunende begeleiding (17 m²), activerende begeleiding en behandeling (11 m²) en een separeerunit (7,5 m²). De toegestane investeringskosten komen met gebruikmaking van de norm voor de categorie zwaar volgens de Bouwkostennota 2005 en de rekenoppervlakte van 85 m² per plaats uit op circa € 139.000,-- per plaats (exclusief grond- en startkosten, bouwtijd van twaalf maanden), prijspeil januari 2005 en inclusief BTW. Eventuele additionele kosten ten behoeve van beveiligingsvoorzieningen zijn mogelijk, maar moeten apart worden onderbouwd. Bij het bepalen van de rekenoppervlakte van 85 m² is er van uitgegaan dat voor een deel van de therapievoorzieningen en ondersteunende diensten gebruik wordt gemaakt van reeds op het terrein aanwezige faciliteiten. De rekenoppervlakte is exclusief deeltijdbehandeling en poliklinische functies.
2.3 Capaciteit Inmiddels zijn 4 MFC’s gerealiseerd met een totale klinische capaciteit van 120 plaatsen. In twee gevallen (Accàre en Karakter) betreft het een (bestaande) GGZ-voorziening die door VWS als MFC wordt beschouwd (zie 2.1). Binnen de antroposofische instelling Zonnehuizen Veldheim Stenia is een MFC in bestaande accommodatie gehuisvest (deze instelling beschikt zowel over een GHZ- als een GGZ-toelating). Er zijn nog slechts twee MFC’s gerealiseerd waarbij zowel vanuit een GHZ- en GGZ-instelling klinische plaatsen zijn ingebracht. Hiervan is één MFC in een interim-voorziening gehuisvest. Verder zijn twee MFC’s in aanbouw en moet voor vier MFC’s nog een vergunningsaanvraag worden ingediend.
Cbz/nr 0428-06
8
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Instelling
‘t Ruige Veld – Rolde (onderdeel van Accàre te Groningen) L. Kannerhuis – Doorwerth Karakter (voorheen SKJPON) - Ede J.P. Heije – Oosterbeek* Karakter – MFC Ederhorst Zonnehuizen Veldheim Stenia – Zeist Bascule – Duivendrecht OZC – Alkmaar *** Triversum – Alkmaar De Jutters – Den Haag De Compaan – Den Haag RMPI – Barendrecht * Auriga – Dordrecht Emergis – Kloetinge * De Veerse Singel (Agogische Zorgcentra Zeeland) - Middelburg GGZ ’s-Hertogenbosch – Den Bosch Hondsberg LaSalle – Boxtel * Mondriaan Zorggroep – Heerlen St. Sint Anna – Urmond *
fase ****
opmerkingen
gerealiseerd verkl. 02-07-04. nieuwbouw verg. 08-08-05
wordt beschouwd als MFC vervangende nieuwbouw voorzien (met 36 klin. en 12 OVDB-plaatsen)
12
gerealiseerd gerealiseerd
8
verkl. 09-07-02 verkl. 21-12-01
wordt beschouwd als MFC in bestaande accommodatie; landelijke functie totaal goedgekeurd 48 plaatsen inclusief deeltijdbehandeling
klinische capaciteit ggz ghz 48
7 7 7 24 12 8 ** 12
verkl. 25-04-01 12
12
inmiddels is een interim-voorziening gerealiseerd met 12 plaatsen
verkl. 04-05-04 6
11
verg. 06-12-04 10
16
verkl. 27-07-99 8
8
gerealiseerd 16
* locatie van vestiging ** alleen deeltijdbehandeling/polikliniek *** klinische plaatsen worden geconcentreerd op locatie Driehuis; deeltijdbehandeling wordt gespreid **** verkl.: verklaring afgegeven in het kader van de WZV; verg.: vergunning; OVDB: opnamevervangende deeltijdbehandeling Naast de bovengenoemde initiatieven, gericht op licht verstandelijk gehandicapte kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek is door de GHZ-instelling Talant en door GGZ Friesland in Beetsterzwaag een MFC gerealiseerd gericht op de doelgroep volwassenen. Na realisering van alle lopende initiatieven zullen 244 klinische MFC-plaatsen (voor kinderen en jeugdigen) gerealiseerd zijn, vrij evenwichtig gespreid over Nederland. Ongeveer de helft van de MFC’s zal gevestigd zijn bij een kinder- en jeugdpsychiatrische voorziening, de andere helft bij een instelling voor licht verstandelijk gehandicapten. Naast klinische plaatsen beschikken deze voorzieningen ook over poliklinische functies en deeltijdbehandeling.
Cbz/nr 0428-06
9
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
2.4 Praktijkervaringen en nieuwe ontwikkelingen Algemeen De goedgekeurde capaciteit van 244 klinische MFC-plaatsen onderschrijdt de capaciteit van 288 plaatsen die volgens de vigerende beleidsregels gerealiseerd mag worden. Daarnaast kan worden geconstateerd dat de ontwikkeling van MFC’s in het algemeen moeizaam tot stand komt. In het veld worden voor deze trage ontwikkeling de volgende mogelijke verklaringen gegeven: het zorginhoudelijke concept van een MFC moest tot ontwikkeling worden gebracht; het gaat om twee sectoren met verschillen in regelgeving en financiering; het kost voor de betrokken instellingen met hun eigen cultuur soms tijd en moeite om tot samenwerking en overeenstemming te komen; instellingen zijn niet altijd gemotiveerd om voor een relatief kleine voorziening exploitatierisico’s te lopen; het is soms moeilijk een geschikte locatie voor het MFC te vinden (bestaande instellingslocaties bieden soms onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden). Op het gebied van de ambulante zorg zijn wel veel voorzieningen tot stand gekomen waarbij deskundigheid van zowel de gehandicaptenzorg als de GGZ wordt ingebracht. Inmiddels is een MFC-platform opgericht. Binnen dit platform wordt uitwerking gegeven aan zorginhoudelijke en beleidsmatige zaken en aan belangenbehartiging; ook vindt er uitwisseling van kennis plaats. Door het kleine aantal MFC’s dat nu in bedrijf is, zijn de praktijkervaringen waarover nu gerapporteerd kan worden nog beperkt. Zorginhoudelijke aspecten Het MFC wordt in de praktijk gezien als een onmisbare schakel tussen de GGZ en de licht verstandelijk gehandicaptenzorg (LVG). De combinatie van psychiatrische en orthopedagogische deskundigheid levert een duidelijke meerwaarde op. Door deze combinatie kunnen diagnostiek, advies en behandeling worden geboden, afgestemd op de problematiek en het verstandelijk niveau van de doelgroep. Na het behandelen of hanteerbaar maken van psychiatrische problematiek vindt overdracht plaats naar de reguliere zorg. Om deze overdracht goed te laten verlopen kan een plan tot verdere behandeling en begeleiding worden meegegeven en (ambulante) begeleiding, nazorg en consultatie worden geboden. De doorstroming wordt bevorderd door het bieden van een terugplaatsmogelijkheid in geval van een crisissituatie. Om BOPZ-opnames mogelijk te kunnen maken is de beschikbaarheid van een separeervoorziening noodzakelijk. Bij de opzet van de MFC’s wordt alleen uitgegaan van groepsverblijf- of afdelingsverblijf. Individueel verblijf komt tot op heden binnen MFC’s niet voor. De maximale verblijfsduur kan oplopen tot een jaar. Na behandeling in het MFC gaan de meeste cliënten naar een orthopedagogische instelling, naar de thuissituatie of een pleeggezin.
Cbz/nr 0428-06
10
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Voor cliënten die langdurig zijn aangewezen op een beschermende verblijfsituatie ontbreken vaak geschikte voorzieningen. Voor deze groep zijn specifieke woonvoorzieningen (bijv. in het RIBW-circuit) wenselijk. Door differentiatie in het zorgaanbod met naast klinische behandeling ook ambulante, poliklinische en deeltijdbehandeling kan de continuïteit van zorg worden vergroot. Om de opnameduur te verkorten wordt de mogelijkheid van een (tijdelijke) opname (bijv. enkele dagen per week) in combinatie met intensieve ambulante zorg vanuit het veld wenselijk geacht. Ouders worden zo veel mogelijk betrokken bij de zorg. De relatie met het gezin moet hersteld worden en loyaliteitsconflicten moeten worden voorkomen. Vaak vindt (met name bij de klinische groep) ook gezinsbehandeling plaats, omdat in de gezinnen in veel gevallen sprake is van complexe problematiek (bijvoorbeeld psychiatrische problematiek, zwakbegaafdheid, druggebruik, mishandeling). In de praktijk kan het moeilijk zijn van bestaande (externe) onderwijsvoorzieningen gebruik te maken. Deze kunnen vaak niet passende lesprogramma’s bieden. Bovendien is extern onderwijs moeilijk met het dagprogramma te combineren en zijn er onder de doelgroep van het MFC veel drop outs die moeilijk een aaneengesloten onderwijsprogramma kunnen volgen. De in het overheidsstandpunt wenselijk geachte verbreding van de MFC-doelgroep naar matig en ernstige verstandelijk gehandicapten wordt in de praktijk onderschreven. Voor zover bekend zijn hiervoor echter nog geen initiatieven in ontwikkeling, met uitzondering van het eerder genoemde MFC voor volwassenen te Beetsterzwaag dat zich richt op crisisinterventie en kortdurende behandeling van cliënten die tot het moment van crisis relatief zelfstandig woonden. De praktische belemmeringen die verband houden met de intersectorale samenwerking dreigen te worden versterkt door de stelselwijzing, indien het GGZ-deel van het MFC onder de zorgverzekeringswet komt te vallen en het GHZ-deel onder de AWBZ blijft. Omvang en locatie Een klinische capaciteit van ten minste 24 plaatsen wordt vanuit de praktijk aanbevolen om voldoende te kunnen differentiëren in behandelgroepen qua leeftijd, zorgvraag en behandelfase. Ook uit het oogpunt van exploitatie, beschikbaarheid van deskundigheid en aanbod van therapie en recreatieve faciliteiten is een capaciteit van een zekere omvang vereist. Om de opnamemogelijkheden flexibeler te maken en de bezettingsgraad te optimaliseren zijn enkele (extra) crisis- of overbedden wenselijk. De kwetsbaarheid van een stand alone situatie kan worden vermeden door aan te haken bij een orthopedagogische voorziening voor licht verstandelijk gehandicapten of een kinder- en jeugdpsychiatrische voorziening. Situering bij een orthopedagogische voorziening of unit heeft als voordeel dat het behandelaanbod en behandelklimaat van beide voorzieningen beter op elkaar aansluiten dan in het geval van een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek. Het orthopedagogische behandelaanbod is optimaal afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de cliënten. Door situering van het MFC in of aangrenzend aan een woonwijk kunnen cliënten gemakkelijker oefenen met vrijheden in de maatschappij. Enige afstand tot omwonenden kan gewenst zijn om (geluids)overlast te voorkomen. Voorts zou de locatie voldoende ruimte moeten bieden voor buitenactiviteiten (sport en spel). Voldoende overzicht, veiligheid en beslotenheid zijn belangrijk.
Cbz/nr 0428-06
11
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Gezien de aanwezigheid van polikliniek en deeltijdbehandeling is een goede bereikbaarheid van het MFC essentieel. Van de huidige of in ontwikkeling zijnde MFC’s zijn c.q worden vijf MFC’s gesitueerd op het terrein van een kinder- en jeugdpsychiatrische voorziening (waaronder één gemengde GGZ/GHZ-instelling) en vier MFC’s op het terrein van een orthopedagogische instelling. Het MFC in Den Haag is thans nog gehuisvest in een tijdelijke stand-alone situatie in een woonwijk. Een nieuwbouwplan moet nog worden ontwikkeld. Het MFC van Oosterbeek grenst aan een woonwijk; de relatief kleine hoofdlocatie in Urmond ligt binnen de dorpskern. Lay-out Algemeen De definitieve huisvesting van de MFC’s in Goes en Oosterbeek is na afgifte van de vergunning (nagenoeg) in aanbouw. MFC Urmond is in gebruik genomen in een nieuwgebouwde woonvoorziening op de hoofdlocatie. Het MFC van Veldheim Stenia is verweven in het zorgaanbod van deze GHZ/KJPinstelling en niet als aparte unit te onderscheiden. De als MFC aangemerkte voorzieningen van Accare en Karakter zijn in kinder- en jeugdpsychiatrische voorzieningen gehuisvest. MFC Den Haag betreft een tijdelijke setting. In de navolgende beschouwing zijn de MFC’s van Goes, Oosterbeek, Urmond en Den Haag betrokken. In de bezochte MFC’s in Den Haag en Urmond is geconstateerd dat het ontbreken van een separeerunit medebepalend is voor het opnamebeleid. Hierdoor worden geen cliënten opgenomen met een zware problematiek. Aan het gebouw in Urmond zijn ten tijde van de bouw geen extra eisen gesteld. Het gebouw was van oorsprong niet bestemd voor de functie van MFC. De situering van de cliëntenkamers op de verdieping wordt als een belemmering voor een goed toezicht ervaren. Een gelijkvloerse situering van de hele afdeling zou de voorkeur hebben. De ligging van het MFC achteraf op het terrein van Urmond wordt als een pre ervaren. De situering van het MFC in de dorpskern heeft daarnaast als voordeel dat de cliënten praktijkervaringen kunnen opdoen in de maatschappij (bijv. boodschappen doen). Bij de bezochte instellingen kwamen vooral thema’s als ruimtelijke opzet en omvang van de locatie aan de orde. De instellingen spraken een voorkeur uit voor een MFC met een omvang van 32 plaatsen met afdelingen van 8 cliënten. Een flexibele opzet van de afdelingen kan het daarnaast mogelijk maken om meer aan te sluiten op de hulpvraag en de leeftijd van de cliënten. Hoofdopzet Het MFC in Urmond is gehuisvest in een voor LVG bestemde woonvoorziening die op dat moment in aanbouw was. Het betreft twee woningen die door een tussenzone met enkele behandelruimten met elkaar zijn verbonden. Verder wordt medegebruik gemaakt van de behandelruimten elders op het terrein. Het MFC is als zodanig geen specifiek gebouw.
Cbz/nr 0428-06
12
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Bij het ontwerp van de nieuwe voorzieningen in Goes en Oosterbeek is uitgegaan van een verblijfsgebouw en een behandelgebouw. Beide gebouwen worden in elkaars nabijheid gerealiseerd dan wel gekoppeld. De verblijfsgebouwen bestaan uit twee tot drie bouwlagen. Het behandelgebouw bevat meerdere bouwlagen. De beide MFC’s hebben ten opzichte van elkaar een zeer verschillend karakter. MFC Goes kent een opzet met drie geschakelde eengezinswoningen zoals dit in de gehandicaptenzorg veel voorkomt, terwijl de opzet bij MFC Oosterbeek meer het karakter heeft van afdelingen in een GGZ-instelling (zie onderstaande afbeeldingen). Ieder gebouwdeel en iedere groep hebben een eigen entree. Door het schakelen van de woningen en de afdelingen zijn per afdeling/woning ook buitenruimten gecreëerd.
hoofdopzet van het MFC in Goes met de geschakelde woningen links en het ambulatorium rechts van het pad Verblijf De beide nieuwe MFC’s in Goes en Oosterbeek zijn bestemd voor 21 klinische. In beide gevallen zijn 3 (additionele) plaatsen omgezet in deeltijdbehandeling en poliklinische/ ambulante functies. Bij beide voorzieningen zijn de cliënten verdeeld over drie groepen of afdelingen. Eén van de afdelingen is gesloten en de overige twee zijn besloten en open. De opzet van de verblijfsafdelingen van de MFC’s verschilt ten opzichte van elkaar. MFC Urmond was een voor LVG gebouwd pand waarin de MFC-functie wordt uitgevoerd. Qua opzet komt het overeen met twee woningen onder één kap met de gemeenschappelijke woonkamer en keuken op de begane grond en de cliëntenkamers op de verdieping. De afdeling is besloten met een afgesloten tuin. De L-vormige woonkamer wordt als een pre ervaren omdat de groep gemakkelijker te splitsen is in subgroepjes. De voornaamste nadelen zijn de over twee etages verspreide afdeling en het ontbreken van een toezichtmogelijkheid vanuit de teamkamer over de afdeling.
Cbz/nr 0428-06
13
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Vanuit de praktijkervaring worden een aparte hobbyruimte bij de woonkamer, bredere gangen, een goed toezicht van de groepsleiding op de gemeenschappelijke ruimten en grotere zit-/slaapkamers (voor meer eigen ruimte voor de cliënt) als aandachtspunt voor nieuwe initiatieven genoemd. Bij de grotere zit-/slaapkamers wordt wel opgemerkt dat bijkomende ruimten, zoals multifunctionele ruimten, binnen de afdeling als belangrijker worden ervaren dan grotere zit-/slaapkamers. De cliënten zouden overigens zelf eerder kiezen voor een grotere kamer dan voor individueel sanitair, aldus de instelling. De verblijfsafdelingen van MFC Goes zijn gehuisvest in drie onderling met elkaar verbonden woningen. De woningen hebben drie bouwlagen. De gemeenschappelijke woonkamer met een gemeenschappelijke keuken en een hobbyruimte zijn op de begane grond gesitueerd en de cliëntenkamers op de beide verdiepingen. Eén kamer heeft individueel sanitair. Deze is met name bestemd voor een cliënt met een bijzondere zorgvraag (bijv. als gevolg van een autistische stoornis). Tussen de woningen liggen een extra kamer voor mindervaliden (MIVA-kamer), een time-outkamer en personeelsruimten. De MIVA-kamer kan ook worden gebruikt voor een cliënt die niet binnen de groep kan functioneren.
MFC Goes
Cbz/nr 0428-06
14
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
MFC Goes Alleen in MFC Oosterbeek is een rookruimte opgenomen. In de overige MFC’s zijn geen rookruimten gerealiseerd vanwege het antirookbeleid van de instelling. Het voorkomen van brandgevaar is hierbij ook een overweging. Iedere afdeling heeft een eigen hoofdtoegang vanaf de straat. In MFC Oosterbeek zijn de gesloten en besloten afdelingen op de begane grond onderling bereikbaar. De open en de besloten afdeling zijn op de verdieping onderling bereikbaar. De zit-/slaapkamers tussen de open en besloten afdelingen zijn zodanig gesitueerd dat deze afhankelijk van de behoefte bij de ene of bij de andere afdeling kunnen worden ingezet. De afdelingen zijn onderling voor de bewoners niet bereikbaar. In de gesloten afdeling zijn alle zit-/slaapkamers evenals de gemeenschappelijke ruimten gelijkvloers. In de gesloten afdeling zijn additionele ruimten in de vorm van een multifunctionele ruimte en een groepsruimte opgenomen. Bij de open en besloten afdelingen zijn de cliëntenkamers op de verdieping ondergebracht. Iedere afdeling beschikt over een MIVA-kamer en een teampost. Uit de tekeningen is tot slot af te leiden dat indien voor verdiepingsbouw wordt gekozen, tevens een ruimte voor de slaapwacht op de verdiepingen wordt gerealiseerd. Separeerunit De nieuwe MFC’s worden over het algemeen voorzien van een separeerunit met twee separeerkamers. De unit grenst aan de gesloten afdeling. In MFC Urmond is recent de separeerunit opgeleverd. Hierdoor zullen ook zwaardere cliënten met een complexere zorgvraag opgenomen kunnen worden. MFC Goes vormt een uitzondering: men volstaat met een afzonderingskamer. Een separeerkamer wordt overbodig geacht.
Cbz/nr 0428-06
15
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
De separeerunit van MFC Oosterbeek is tussen de gesloten en besloten afdeling gesitueerd. Verder is er een ambulance-ingang en een buitenruimte. In MFC Oosterbeek heeft iedere afdeling additioneel een afzonderingskamer. Ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling De behandelruimten in MFC Urmond zijn, afgezien van enkele behandelruimten tussen de beide woningen, voornamelijk in het hoofdgebouw ondergebracht. In het dagcentrum wordt medegebruik gemaakt van ruimten door de cliënten van het MFC. Verder kan in de woonkamers nog behandeling worden gegeven. De instelling beschikt over een sportterrein waardoor ook voldoende aan lichaamsbeweging kan worden gedaan. De instelling wil een nieuw behandelgebouw realiseren waar tevens ruimten voor onder andere sport, fitness en muziek worden ondergebracht. Hiermee kan meer worden aangesloten bij de behandelplannen van de cliënten. Met deze ruimtelijke uitbreiding van de behandelfaciliteiten komt bestaande kantoorruimte beschikbaar voor uitbreidingen van de poliklinische functies. De behandelruimten van MFC Goes zijn in een apart behandelgebouw, het zogenaamde ambulatorium, gehuisvest. Hier zijn ook de niet-klinische functies ondergebracht. De behandelruimten betreffen behandel- en spreekruimten, groepsruimten, een ruimte voor spel en therapie, een PMT-zaal, kantoren en een rookruimte. Het behandelgebouw in Oosterbeek komt hier nagenoeg mee overeen.
MFC met kunsttoepassing in Urmond
Beveiliging, materialisaties en installaties Uit de hoofdopzet van de bezochte MFC’s en de schetsontwerpen van de nieuwe MFC’s is af te leiden dat beveiliging en overzichtelijkheid niet altijd een grote rol spelen. De bestaande MFC’s konden voor wat betreft de ervaringen met het materiaalgebruik en de inrichting een indruk geven van de wensen voor de toekomst.
Cbz/nr 0428-06
16
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Het situeren van de cliëntenkamers op andere verdiepingen dan de verdiepingen waar de gemeenschappelijke afdelingsruimten zijn gelegen wordt, zoals hiervoor reeds is opgemerkt, in MFC Urmond en MFC Den Haag als onveilig en onoverzichtelijk ervaren. Er is geen of onvoldoende toezicht mogelijk vanuit de teamkamer op de groep of afdeling. De afdelingen en verkeersruimten van MFC Goes zijn door de woningachtige opzet in meerdere bouwlagen niet overzichtelijk en onvoldoende breed. Door de smalle gangen en trappen in Urmond en Goes wordt separeren of afzonderen bemoeilijkt. Door het (tot voor kort) ontbreken van separeerunits in Urmond en Den Haag zijn hier verder nog geen ervaringen mee opgedaan. Bij de situering van de teamkamers in Oosterbeek is rekening gehouden met toezicht op de gemeenschappelijke ruimten op de afdelingen. De teamkamer op de gesloten afdeling biedt tevens uitzicht op de separeerunit en de cliëntenkamers. De gangbreedte van de gangen vanuit de gesloten en besloten afdeling in Oosterbeek is afgestemd op separeren vanuit de besloten en de gesloten afdelingen. Ondanks de jeugdige leeftijd van de cliënten komt veel agressie voor hetgeen leidt tot vernielingen van de losse en vaste inventaris. De tussenwanden zouden eerder van metselwerk dan van metalstud moeten zijn. In Den Haag wordt geëxperimenteerd met metalstud met een harde plaat. Deze constructies zijn beter in staat om klappen op te vangen. Gezien de molestgevoeligheid ligt het voor de hand om geen radiatoren toe te passen maar vloerverwarming. Bestaande radiatoren kunnen omkast worden. In MFC Urmond kunnen de cliënten de deuren van hun eigen kamer van binnenuit op slot doen, onder andere ter bescherming tegen dadergedrag van ander cliënten. Deurverklikkers worden als een optie gezien als het gaat om kinderen met dadergedrag. De deuren van de cliëntenkamers zijn verzwaard uitgevoerd met aparte deurklinken. Kamers kunnen van buitenaf worden afgesloten van water en elektra. In iedere cliëntenkamer is een roestvrijstalen wastafel geïncorporeerd in een kast met de privéspullen van de cliënt. De elektrotechnische voorzieningen in de MFC’s zijn uitgevoerd met inbouwwandcontactdozen en slagvaste armaturen. De beglazing dient bij voorkeur slagvast te zijn. Voor de uiteindelijke nieuwbouw in Den Haag wordt lexaan als beglazing overwogen in plaats van normaal (dubbel) glas. De wens komt voort uit de hoge mate van glasbreuk van het enkel glas in het huidige pand. Eventuele beweegbare ramen dienen zodanig te worden uitgevoerd dat ze beperkt open kunnen in verband met de veiligheid. In de uitvoeringstoets uit 1998 is rekening gehouden met extra kosten voor een bouwkundig verzwaarde uitvoering en molestbestendigheid van de voorziening. Vanuit de prestatie-eisen en de Bouwkostennota is de norm voor de categorie zwaar van toepassing. De gesloten afdelingen kunnen tevens worden voorzien van extra koeling (topkoeling). Eventuele additionele kosten voor de veiligheidsvoorzieningen moeten functioneel en financieel onderbouwd zijn. Voor MFC Oosterbeek zijn additionele kosten toegekend voor elektrotechnische voorzieningen voor beveiliging, zoals inbraaksignalering, afstandsbediening voor het afsluiten van de kamers, vergrendeling van de binnendeuren en interne toegangscontrole.
Cbz/nr 0428-06
17
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
De buitenruimte van de gesloten afdelingen is zowel in Urmond als in Oosterbeek omsloten door een hek. Bij MFC Urmond is voor de veiligheid van de cliënten ook een hek rond het terrein geplaatst om ongewenste indringers buiten te houden.
hoofdopzet MFC in Oosterbeek
Cbz/nr 0428-06
18
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
plattegrond begane grond MFC Oosterbeek
Cbz/nr 0428-06
19
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Belevingsaspecten (healing environment) De nieuwbouw van MFC Urmond had volgens de instelling een direct merkbaar positief effect op het gedrag van de cliënten. Dit illustreert het belang van belevingsaspecten van de gebouwde omgeving. Bij de vormgeving en inrichting van een MFC bestaat een spanningsveld tussen enerzijds de wens van een huiselijke, geborgen uitstraling en anderzijds het bieden van de noodzakelijke veiligheid en molestbestendigheid. Een deel van de MFC-doelgroep wordt gekenmerkt door gedragsstoornissen met agressieproblematiek. In verband hiermee moet bij de keuze van de bouwkundige afwerking, de inrichting en het meubilair gelet worden op ‘molestbestendigheid’, zonder dat een institutionele sfeer ontstaat. Kleurgebruik, materiaalkeuze en een goede geluidsisolatie spelen een belangrijke rol. De veiligheid voor cliënten en personeel kan worden bevorderd door voldoende brede gangen, overzichtelijke huiskamers en de situering van de personeelsruimte (direct grenzend aan de huiskamer). Ook moet aandacht worden geschonken aan de risico’s van contact tussen verschillende groepen. De overzichtelijkheid van gezamenlijke ruimtes wordt door de bezochte instellingen als zeer belangrijk ervaren. Soms is gescheiden gebruik van gezamenlijke (buiten)ruimten noodzakelijk. Dit heeft ook te maken met de behoefte aan voldoende differentiatie in ruimten, zodat cliënten individueel of in kleinere groepen verschillende activiteiten kunnen ontplooien. Een centraal thema bij de MFC’s Den Haag en Urmond is het creëren van huiselijkheid geweest. Gekozen is voor een degelijke inventaris en inrichting met een huiselijke uitstraling, die de aantrekkelijkheid en vertrouwdheid van de voorziening voor cliënten en ouders vergroot.
huiselijkheid in MFC Urmond
kinderkamer in MFC Den Haag
In MFC Urmond is bij de inrichting gestreefd naar een ‘chique’ uitstraling die respect afdwingt waardoor de cliënt zorgvuldiger met het gebouw omgaat. Het MFC moet zijn afgestemd op de behoeftes van de verschillende leeftijdscategorieën van de cliënten. Bij jongere kinderen zal eerder sprake zijn van gemeenschappelijk sanitair en bij pubers, oudere jeugd en jong volwassenen eventueel van individueel sanitair. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt ook de behoefte aan een privé-domein toe.
Cbz/nr 0428-06
20
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Qua vormgeving heeft de geleding van het gebouw in Oosterbeek geleid tot een langgerekt gebouw. In Goes lijkt, zoals hiervoor al is opgemerkt, gestreefd naar een ‘vermaatschappelijkt’ beeld van de huisvesting. De voornaamste toepassing van kunst is aangetroffen in Urmond. De woonvoorzieningen hebben hier een eenvoudige uitstraling en een identieke gevel. Door middel van kunsttoepassing (boven de voordeur van een groep) is gestreefd naar een beeldverbetering van de gevel en het creëren van een onderscheidend element tussen de groepen en woningen. Good practice Inpassing MFC in de omgeving Het MFC Oosterbeek wordt gesitueerd aan de rand van het terrein tegenover een bestaande woonwijk. Ten opzichte van de overige voorzieningen op het terrein is het opgezet in een meer 'stand alone' situatie. In Urmond is in de vormgeving geen onderscheid gemaakt tussen het MFC en de overige woongebouwen op het terrein. Groepsgrootte De MFC’s Goes en Oosterbeek hebben beide kleinschalig groepsverblijf met eenpersoonskamers met gemeenschappelijk sanitair. De groepen bieden huisvesting aan 7 cliënten. Hierbij is één kamer bestemd voor crisisopvang. In Oosterbeek zijn tussen de open en besloten afdelingen twee wisselkamers opgenomen. De wisselkamers kunnen door het openen en sluiten van enkele deuren bij de één of andere groep worden betrokken. De groepsgrootte kan daardoor gevarieerd worden. Bereikbaarheid therapieruimten De behandelfaciliteiten zijn in MFC Goes direct vanuit de verblijfsafdelingen bereikbaar. Bij de MFC’s Urmond en Oosterbeek is deze functie in een apart gebouw op het terrein gehuisvest. Separeer- en afzonderingsvoorzieningen In de MFC’s Urmond en Oosterbeek kan rechtstreeks gesepareerd worden vanuit de gesloten en besloten afdelingen. Er hoeft geen hoofdverkeersstructuur te worden doorkruist. Sportfaciliteiten De sportfaciliteiten zijn voornamelijk in de vorm van een PMT-zaal in de behandelgebouwen gesitueerd. In Urmond is tevens een sportterrein beschikbaar. Uitbreidbaarheid Bij het MFC in Oosterbeek is aangegeven hoe de uitbreiding van het gebouw ten behoeve van een grotere klinische capaciteit kan worden gerealiseerd. De uitbreiding zou het behandelgebouw en het verblijfsgebouw aan elkaar verbinden. Verder kan het behandelgebouw met een verdieping worden uitgebreid. Het MFC Goes heeft geen uitbreidingsmogelijkheid aangegeven, maar zou deze kunnen realiseren door het bijbouwen van een extra woning.
Cbz/nr 0428-06
21
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
2.5 Conclusies en aanbevelingen Conclusies •
•
•
• •
• •
• •
•
Voorzover MFC’s gerealiseerd zijn, beantwoorden zij aan de oorspronkelijke doelstelling, het bieden van een zorgaanbod op het raakvlak van de gehandicaptenzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie waarin de expertise van beide sectoren gebundeld is. Het aantal MFC’s dat vanaf 1999 daadwerkelijk tot stand is gekomen is nog beperkt, namelijk vier, met een totale capaciteit van 120 plaatsen. Op korte termijn zullen nog eens twee MFC’s met totaal 42 plaatsen in gebruik worden genomen; daarnaast zijn vier MFC’s in ontwikkeling met 82 klinische plaatsen (hiervan zijn inmiddels 12 plaatsen in een interim-voorziening ondergebracht). Het totaal aantal klinische plaatsen van 244 blijft achter bij de in totaal 288 klinische plaatsen die volgens de beleidsregels gerealiseerd mogen worden. De trage ontwikkeling van de MFC’s wordt verklaard door het nieuwe zorgconcept dat ontwikkeld moest worden, verschillen in regelgeving en financiering in de GHZ en de GGZ, samenwerkingsproblemen, exploitatierisico’s die betrokken instellingen lopen en een tekort aan geschikte locaties. Op het gebied van de ambulante zorg zijn wel veel voorzieningen tot stand gekomen waarbij deskundigheid van zowel de gehandicaptenzorg als de GGZ wordt ingebracht. Het behandelaanbod en behandelklimaat in een MFC sluiten in het algemeen beter aan bij een orthopedagogische voorziening dan bij een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek. Gelet hierop heeft de realisering van een MFC bij een GHZ-instelling de voorkeur. Adequate externe onderwijsmogelijkheden afgestemd op de doelgroep zijn niet altijd beschikbaar. Voor cliënten die langdurig zijn aangewezen op een beschermende verblijfssituatie ontbreken vaak geschikte voorzieningen. Voor deze groep zijn specifieke woonvoorzieningen (bijv. in het RIBWcircuit) wenselijk. De door de overheid gewenste verbreding van de MFC-doelgroep is in de praktijk nog niet tot stand gekomen. De praktische belemmeringen die verband houden met de intersectorale samenwerking dreigen te worden versterkt door de stelselwijzing, indien het GGZ-deel van het MFC onder de zorgverzekeringswet komt te vallen en het GHZ-deel onder de AWBZ blijft. Er zijn nog weinig praktijkervaringen met een specifieke bouwkundige opzet voor een MFC opgedaan. De MFC’s die thans in gebruik zijn, zijn gerealiseerd in bestaande situaties. Hierdoor is er weinig concrete ervaring met het functioneren van een MFC. Vanuit de praktijkervaringen is wel aangegeven waaraan een MFC moet voldoen.
Aanbevelingen • • •
•
De verdere MFC-ontwikkeling zou vanuit het MFC-platform in samenwerking met de zorgkantoren versneld kunnen worden. De voorkeur gaat uit naar een capaciteit van tenminste 24 klinische plaatsen per MFC om voldoende te kunnen differentiëren in behandelgroepen qua leeftijd, zorgvraag en behandelfase. Om de opnameduur in het MFC te verkorten wordt in de praktijk de mogelijkheid van een (tijdelijke) opname (bijv. enkele dagen per week) in combinatie met intensieve ambulante zorg wenselijk geacht. Zonodig kunnen eigen lesprogramma’s in het zorgaanbod worden ingepast.
Cbz/nr 0428-06
22
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
• • • •
•
Voor cliënten die langdurig zijn aangewezen op een beschermende verblijfsituatie zijn specifieke woonvoorzieningen (bijv. in het RIBW-circuit) wenselijk. Een goed bereikbare locatie die aansluit bij een woonwijk en voldoende ruimte biedt voor buitenactiviteiten heeft de voorkeur. Bij de bouwkundige vormgeving en de inrichting van een MFC moet, gezien de problematiek van de doelgroep, aandacht worden besteed aan veiligheid, zonder dat een institutionele sfeer ontstaat. Overzichtelijkheid van ruimten, ‘molestbestendigheid’, voldoende brede gangen, het vermijden van niveauverschillen en het kunnen scheiden en opsplitsen van groepen zijn voorbeelden van factoren die kunnen bijdragen aan een betere veiligheid. Het gebouw moet de nodige flexibiliteit hebben om in te kunnen spelen op de leeftijd en zorgvraag van de cliënten. De aanwezigheid van individueel sanitair maakt het mogelijk om dit af te sluiten bij jonge cliënten en zonodig in te zetten voor de oudere cliënten.
Cbz/nr 0428-06
23
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Cbz/nr 0428-06
24
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
3. Intramurale motivatiecentra (IMC’s) 3.1 Zorginhoudelijk kader Een intramuraal motivatiecentrum is een voorziening voor mensen die langdurig verslaafd zijn. Het IMC is oorspronkelijk bedoeld om bij een cliënt een basisstabiliteit te bewerkstelligen, waardoor de mogelijkheden en de effectiviteit van vervolgopvang worden vergroot. De IMC-ontwikkeling is door de overheid gestimuleerd, mede in het kader van vermindering van door verslaafden veroorzaakte overlast. Beoordelingskader IMC’s In december 1993 verscheen de nota van de Staatssecretaris van WVC ‘Vermindering Overlast’. Hierin wordt ingegaan op de overlast die werd veroorzaakt door specifieke groepen verslaafden, die door het bestaande hulpaanbod niet meer bereikt werden. Genoemd werden verslaafden met psychiatrische stoornissen en verslaafden waarbij de verslaving onderdeel is van een bredere maatschappelijke problematiek. Het verder ontwikkelen van een gedifferentieerd aanbod van zorgvoorzieningen, waaronder motivatiecentra, werd als een van de uitgangspunten van beleid gezien. In aansluiting hierop is in oktober 1995 door het Ministerie van VWS het Beoordelingskader ten behoeve van het realiseren van regionaal gespreide IMC’s opgesteld. Volgens dit kader moest een IMC, uitgaande van de behoefte en mogelijkheden van de cliënt, een basisstabiliteit realiseren door: het hanteren van een minder verstrekkende behandelingsdoelstelling dan gebruikelijk binnen de klinische sector; het in een periode van ongeveer drie maanden aanbrengen van structuur binnen een veiligheid biedende omgeving; het aanleren van sociale vaardigheden; het verzorgen van activiteiten op het terrein van resocialisatie in de vorm van arbeidstraining en vrijetijdsbesteding; assessment gericht op alle mogelijke leefgebieden waaruit een hulpvraag kan ontstaan. Het IMC werd gezien als een tussenvoorziening die het mogelijk moet maken dat cliënten niet alleen effectiever in zorg komen maar ook in zorg blijven. De opname in het IMC kan onder drang gebeuren, op basis van overleg tussen het Openbaar Ministerie en de zorgverlening, of op vrijwillige basis. Het Ministerie ging met betrekking tot de realisering van voorzieningen uit van een experimenteerperiode. De IMC’s moesten passen binnen een (inter)gemeentelijk plan, waaruit de samenhang met andere beleidssectoren (gemeente, politie, justitie, ambulante en intramurale verslavingszorg e.d.) moest blijken. Het IMC moest bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de doelgroep (in grootstedelijke agglomeraties) worden gerealiseerd. Initiatiefnemers moesten de beschikking hebben over mogelijkheden tot vervolgbehandeling. Prestatie-eisen Met ingang van 15 januari 2004 zijn voor IMC’s de AWBZ-bouwmaatstaven (thans prestatie-eisen) van toepassing.
Cbz/nr 0428-06
25
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Gezien de zorg die wordt geboden is de categorie ‘zwaar’ van toepassing. Voor deze categorie is individueel verblijf of groepsverblijf mogelijk, dan wel afdelingsverblijf, met een maximale groepsgrootte van 10 personen. Er is sprake van een open of eventueel besloten setting zonder separeervoorzieningen. In een IMC vinden geen dwangopnames plaats. Beleidsvisie en beleidsregels ex WTZi De beleidsregels bevatten geen specifieke criteria voor IMC’s. Het zorgaanbod in een IMC is te beschouwen als electieve complexe (niet-acute) geestelijke gezondheidszorg. De beleidsregels stellen dat GGZ-aanbieders en zorgverzekeraars het aanbod van deze zorg moeten afstemmen. Zij moeten afspraken maken over voldoende capaciteit in de regio. In het geval dat een verzekeraar een nieuwe aanbieder voorstelt voor deze zorg, dan zal de nieuwe aanbieder moeten afstemmen met zorgaanbieders in de keten van deze zorg. Hierbij zal de doelmatigheid moeten worden aangetoond en de kwaliteit moeten worden gewaarborgd.
3.2 Bouwkundig-functioneel en financieel kader De eerste IMC’s zijn gebouwd aan de hand van een toetsingskader uit 1995 van het College voor ziekenhuisvoorzieningen dat als bouwkundig-functionele invulling van het Beoordelingskader van het Ministerie van VWS voor het beoordelen van bouwplannen werd gehanteerd. Voor de bouwkundige invulling was naast de woonaccommodatie voor verslaafden ruimte nodig voor therapie en staf. Op grond hiervan werd uitgegaan van een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² per plaats.Deze bruto vloeroppervlakte was zowel van toepassing voor een tijdelijke als een definitieve situatie. In de Bouwmaatstaven voor de nieuwbouw van voorzieningen voor de verslavingszorg (d.d. 8 juli 2002, rapportnummer 0.105) zijn de IMC’s nader uitgewerkt. In deze bouwmaatstaven werd voor een IMC uitgegaan van een gesloten of eventueel besloten afdeling met een toegestane oppervlakte van 77 m² tot 93 m² per plaats. Voor de behandelfuncties werd in de Bouwmaatstaven uitgegaan van een kortdurend klinisch verblijf in een doorgaans gesloten setting, waarbij het ging om een minder verstrekkende behandeldoelstelling dan gebruikelijk is in de klinische sector, namelijk het aanbrengen van een structuur en veiligheid biedende omgeving. Voor de ruimtebehoefte en functionele opzet van een IMC-afdeling werd uitgegaan van klinisch groepsverblijf. In de Bouwmaatstaven werd gesignaleerd dat het grote verloop binnen een IMC tot onrust zou leiden op andere afdelingen. Aanbevolen werd om extra aandacht te besteden aan de situering van een IMC ten opzichte van andere afdelingen voor klinisch verblijf. Als de capaciteit van een IMC voldoende groot zou zijn, kon er voor worden gekozen het IMC op een stand-alone locatie te situeren. Voor een dergelijke locatie gaf de bouwmaatstaf een locatie in een buitenwijk of een locatie aan de rand van een grote bevolkingsconcentratie in overweging. In beide gevallen zou de locatie goed bereikbaar moeten zijn met openbaar vervoer. Ook werden gecombineerde voorzieningen mogelijk geacht met bijvoorbeeld een DD-afdeling of resocialisatieafdeling.
Cbz/nr 0428-06
26
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Van de 77 m² was circa 48 m² toegerekend aan de verblijfsfunctie, 19 m² aan behandelvoorzieningen en 9 m² aan ondersteunende functies. In geval van het realiseren van een separeerunit werd uitgegaan van een additionele bruto oppervlakte van 65 m². De basiskwaliteitseis voor de cliëntenkamers ging uit van eenpersoonskamers met een nuttige oppervlakte van 12 m² en een nuttige oppervlakte van 15 m² voor rolstoelgebruikers. Er werd uitgegaan van kamergebonden sanitair. De groepsgrootte kon variëren van 8 tot 12 cliënten. De bruto/nuttig-verhouding was 1,5. Prestatie-eisen Met het van kracht worden van de prestatie-eisen in 2004 zijn alle bouwmaatstaven die voor de AWBZvoorzieningen golden geharmoniseerd. In de prestatie-eisen is een rekenoppervlakte ter bepaling van de toegestane investeringskosten voor zorgvoorzieningen vastgelegd. Voor IMC’s geldt geen specifiek kader. Het in eerste instantie gehanteerde kader en de bouwmaatstaven voor de verslavingszorg zijn met de inwerkingtreding van deze prestatie-eisen vervallen. In een IMC worden voornamelijk de functies verblijf, ondersteunende begeleiding (in de vorm van dagactiviteiten), en in mindere mate behandeling aangeboden. De medische en paramedische behandeling is vooral gericht op medisch onderzoek en controles. Een afgeronde behandeling op basis van een behandelplan vindt hier (nog) niet plaats. In de maatstaven wordt voor de rekenoppervlakte van realisatie van volledige functiegroepen in nieuwbouw uitgegaan. Oppervlakten van de functiegroepen moeten met uitzondering van verblijf als additioneel op aanwezige oppervlakte worden beschouwd. Dit resulteert in de praktijk in een geringere oppervlakte voor behandeling (medisch en paramedisch) en ondersteunende diensten (circa de helft van de oppervlakte) in verband met medegebruik van ruimten en functies in bestaande voorzieningen. Mocht een instelling aanspraak op de volledige oppervlakte willen maken dan zal zij moeten aantonen dat voor geen van de functies van aanwezige voorzieningen op de locatie gebruik kan worden gemaakt. In de prestatie-eisen wordt de mogelijkheid geboden om verschillende verblijfsconcepten te realiseren. De nuttige rekenoppervlakte in de categorie zwaar voor kleinschalig groepsverblijf, afdelingsverblijf en individueel verblijf zijn aan elkaar gelijk. Individueel verblijf komt bij de onderzochte IMC’s tot dusver niet voor. De bruto/nuttig-verhouding voor alle functies behalve verblijf is verruimd van 1,5 naar 1,7 als sprake is van één gebouw met een interne verkeersstructuur waarin alle functies zijn ondergebracht. Op IMC’s zijn de basiskwaliteitseisen (zoals 15 m² voor een cliëntenkamer exclusief kamergebonden sanitair) voor de categorie zwaar van toepassing. Voor afdelingsverblijf is de basiskwaliteitseis voor de oppervlakte per plaats van gemeenschappelijke ruimten van 7 m² en voor kleinschalig groepsverblijf van 9 m² (nuttige oppervlakte) van toepassing. Bij groepsverblijf is zowel individueel als gemeenschappelijk sanitair mogelijk, bij afdelingsverblijf alleen individueel sanitair. Het verblijfsareaal van een IMC kan uit een combinatie van open en besloten afdelingen of groepen bestaan. Wanneer een IMC wordt gecombineerd met een gesloten afdeling, kan zo nodig gebruik gemaakt worden van de aanwezige separeerunit met twee separeerkamers. Vooralsnog is het realiseren van een separeerunit bij een IMC niet gebruikelijk. Voor een IMC wordt over het algemeen van specifieke bouw uitgegaan. Dit betekent dat eigendom het meest voor de hand ligt.
Cbz/nr 0428-06
27
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Uitgaande van realisatie van een IMC met 24 plaatsen op een terrein dat reeds in bezit van een instelling is, komen de toegestane investeringskosten met gebruikmaking van de norm voor de categorie zwaar volgens Bouwkostennota 2005 en op basis van een rekenoppervlakte van circa 82 m² per plaats uit op circa € 103.500,-- per plaats (exclusief grond- en startkosten) prijspeil januari 2005 en inclusief BTW. Eventuele additionele kosten ten behoeve van beveiligingsvoorzieningen (bijvoorbeeld signalering e.d.) zijn mogelijk, maar moeten apart worden onderbouwd. Bij het bepalen van de rekenoppervlakte van 82 m² is er van uitgegaan dat voor een deel van de therapievoorzieningen en ondersteunende diensten gebruik wordt gemaakt van reeds op het terrein aanwezige faciliteiten. De rekenoppervlakte is exclusief eventuele ruimten voor deeltijdbehandeling en poliklinische functies.
3.3 Capaciteit Er zijn in Nederland elf IMC’s gerealiseerd, met een totale capaciteit van 195 plaatsen. Hiervan zijn vijf IMC’s in een interim-voorziening ondergebracht. Opvallend is dat het IMC in Amsterdam in 2005 is gesloten. Hiermee is de IMC-functie in deze stad, met een concentratie van verslaafden, niet meer beschikbaar. Instelling Verslavingszorg Noord Nederland - Eelde Tactus – Zutphen
goedgekeurde capaciteit 16 24
De Grift – Arnhem Centrum Maliebaan – Utrecht
16 10
Brijderstichting - Alkmaar
14
Jellinek - Amsterdam Parnassia - Den Haag Bouman GGZ – Rotterdam
16 16 31
De Hoop - Dordrecht Novadic-Kentron – Sint Oedenrode
14 24
Mondriaan Zorggroep – Heerlen
14
fase
opmerkingen
verklaring verv. nieuwbouw aanvraag nieuwbouw ingediend gerealiseerd nog geen nieuwbouwplan bekend gerealiseerd
interim-voorziening
gerealiseerd gerealiseerd verklaring verv. nieuwbouw gerealiseerd 10 pl. gerealiseerd vergunning 14 pl. vergunning verv. nieuwbouw
interim-voorziening op twee locaties i.c.m. resocialisatie interim-voorziening onderdeel van verslavingskliniek/RGC in Hoofddorp inmiddels gesloten op hoofdlocatie interim-voorziening op hoofdlocatie 10 pl. interim-voorziening (St. Oedenrode); 10 pl. hoofdlocatie (Breda) interim-voorziening
De IMC’s die nieuw gebouwd zijn, zijn vrijwel alle gecombineerd met een andere voorziening of bevinden zich op de hoofdlocatie van de instelling.
Cbz/nr 0428-06
28
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
3.4 Praktijkervaringen en nieuwe ontwikkelingen Algemeen Jellinek in Amsterdam is als eerste instelling in 1990 gestart met een IMC voor extreem problematische drugsverslaafden. Dit IMC, aangeduid als Intercultureel Motivatie Centrum, richtte zich met name op de allochtone doelgroep. Deze voorziening had als doelstelling om allochtone verslaafden, die aansluiting met de reguliere zorg missen en overlast veroorzaken, te ondersteunen en te motiveren tot behandeling. Expliciet werd aandacht besteed aan de culturele achtergrond van de cliënten en de rol die deze speelt bij een mogelijke gedragsverandering. Sinds 2005 is dit IMC gesloten, om middelen vrij te maken voor andere voorzieningen. Bij deze beslissing speelde de overweging mee dat de exploitatie van het IMC door de beperkte omvang en de geïsoleerde ligging niet kostendekkend was. Na sluiting zijn de cliënten van het IMC opgenomen binnen het circuit complexe zorg van Jellinek. De tien IMC’s, die op basis van het eerder genoemde beoordelingskader IMC’s eind jaren ’90 in het kader van het overlastbeleid werden ontwikkeld, hadden een experimentele status en gingen voor het merendeel in interim-voorzieningen van start. Na afronding van een evaluatieonderzoek door Bureau HHM (Eindrapportage Evaluatie IMC’s, oktober 2001) werden aan alle IMC’s definitieve vergunningen verleend. Zorginhoudelijke aspecten Uit het evaluatieonderzoek van HHM komt naar voren dat de IMC’s de doelgroep bereiken van overlast veroorzakende, langdurig problematische harddrugsverslaafden met weinig motivatie om hun drugsgebruik af te bouwen. Van de cliënten is 89% verslaafd aan harddrugs; 86% van de cliënten is langer dan 5 jaar verslaafd. In slechts bescheiden mate (circa 20%) worden cliënten met een justitiële titel opgenomen. Wel is meer dan helft van alle cliënten in het jaar voorafgaand aan de opname strafrechtelijk in aanraking geweest met politie en/of justitie. Voor langgestraften lijkt het IMC minder geschikt. De korte opnameduur, de grote mate van vrijheid en het feit dat een garantie voor vervolgvoorzieningen ontbreekt, spelen hierbij een rol. Volgens het onderzoek is de doelstelling van de IMC’s verschoven. Oorspronkelijk waren ze bedoeld als een ‘intermediair’ tussen de mogelijkheden en de behoeften die verslaafden veelal bij opname hebben, en de eisen die bij vervolgvoorzieningen aan de orde zijn. In toenemende mate krijgen IMC’s ook een meer zelfstandige functie. Naast motiveren en voorbereiden op een vervolgbehandeling zijn IMC’s zich ook gaan richten op stabilisatie en voorkomen van achteruitgang. Het grootste deel van de uitgestroomde cliënten (70%) komt terecht bij een vorm van ambulante zorg of beschermd of begeleid wonen met een arbeidsmatige dagbesteding. Een relatief klein deel, 18% stroomt door naar een vorm van klinische behandeling. De gemiddelde opnameduur in het IMC is 40 dagen. In de definitieve vergunningen die door VWS in 2002-2004 aan de IMC’s zijn verleend zijn de volgende, algemene voorwaarden opgenomen: - de functie van het IMC moet als zodanig behouden blijven; - verdere methodiekontwikkeling is noodzakelijk, met als specifieke punten: o het maken van afspraken met vervolgvoorzieningen;
Cbz/nr 0428-06
29
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
het vormgeven van trajectbegeleiding; het vastleggen van een minimale doelstelling: hoewel voor een deel van de doelgroep abstinentie geen haalbaar doel is, is ook voor die groep het uitsluitend bieden van een tijdelijk ‘asiel’ onvoldoende. Stabilisatie (het hanteerbaar maken van gebruik) en verbetering van de situatie op medisch en sociaal gebied moeten het minimale doel zijn; cliënten moeten op justitiële titel kunnen worden opgenomen; de doelgroep wordt gevormd door overlast veroorzakende, langdurig problematische verslaafden met weinig motivatie en intrinsieke mogelijkheden om hun middelengebruik snel en volledig af te bouwen. De doelgroep bestaat uit zowel drugs- als alcoholverslaafden en uit zowel justitiële als niet-justitiële cliënten. o o
-
In maart 2003 is vanuit het project van GGZ Nederland ‘Resultaten Scoren’ het handboek Intramuraal Motivatie Centrum samengesteld. In dit handboek zijn de doelgroepen, doelstellingen en methodiek vastgelegd op basis van de huidige situatie in de IMC’s. De bovenstaande omschrijving van VWS vormt het uitgangspunt voor de doelgroep van de IMC’s. Binnen deze doelgroep worden de ‘zorgmijders’ onderscheiden, die weinig ervaring hebben met de hulpverlening en de cliënten met onsuccesvolle behandelingen in het verleden. Binnen de zorgketen kan het IMC verschillende posities innemen: aan het begin van de zorgketen, aan het einde van een behandelketen of als onderdeel van rehabilitatie (het verlenen van praktische hulp en het bevorderen van zelfstandigheid) binnen de sociale verslavingszorg. Gezien de functie van schakel in de zorgketen, is de samenwerking en afstemming met andere voorzieningen en instanties essentieel. Het gaat hierbij onder meer om politie, openbaar ministerie, maatschappelijke opvang, ambulante zorg en klinische zorg. De behandeldoelen kunnen op verschillende niveaus liggen, van het instellen op medicatie, lichamelijk herstel en vergroting van vaardigheden tot voorbereiding op een vervolgbehandeling gericht op abstinentie of drastische verandering van het verslavingsgedrag en leefstijl. Er wordt aandacht besteed aan ondersteuning op alle leefgebieden, het stimuleren van zelfstandig functioneren en ondersteuning van de maatschappelijke omgeving. Indien trajectbegeleiding ontbreekt wordt deze voor de cliënt georganiseerd. Dit houdt in dat de cliënt wordt toegewezen aan een externe ‘trajectbegeleider’ of casemanager. Dit kan bijv. zijn een huisarts, ambulante hulpverlener of reclasseringsmedewerker. Een trajectbegeleider is betrokken bij de voorbereiding van de opname, evalueert het traject en is betrokken bij de doorplaatsing naar een vervolgvoorziening. Het IMC is nadrukkelijk een laagdrempelige voorziening. Door de meervoudige problematiek van de doelgroep en de overlastsituaties die deze tot gevolg heeft is deelname aan reguliere zorgprogramma’s vaak niet mogelijk. Wachtlijsten en wachttijden verminderen de toegankelijkheid en de effectiviteit van het IMC en werken demotiverend voor de cliënt. In de praktijk blijken de cliënten veelal afkomstig te zijn van een voorziening voor maatschappelijke opvang. Bij de cliënten is vrijwel altijd sprake van poly-druggebruik. Uitsluitend alcoholverslaving komt slechts zelden voor onder de cliënten. Vaak zijn er bijkomende psychiatrische problemen. Er kan sprake zijn van een eenmalige opname in het IMC, of er kan een korte opname plaatsvinden die onderdeel vormt van een serie opnames. De opname kan een voorbereiding zijn op klinische
Cbz/nr 0428-06
30
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
behandeling of op een woonvoorziening. In aansluiting op het IMC zijn soms binnen de instelling specifieke vervolgvoorzieningen beschikbaar (een ‘IMC+’ als vervolgafdeling of een kleinschalige woonvoorziening gericht op verdere resocialisatie). Nazorg kan worden verleend in de vorm van ambulante of poliklinische hulpverlening. Capaciteit en locatie De capaciteit van een IMC varieert van 10 tot 31 plaatsen. Een iets grotere capaciteit (24 plaatsen) biedt de mogelijkheid te differentiëren naar behandelfase en zorgvraag. Met het oog op de voor het IMC gewenste laagdrempeligheid heeft een goed bereikbare locatie op korte afstand van een stadscentrum de voorkeur. De overgang naar het verblijf in het IMC is voor cliënten op deze wijze minder ingrijpend. Bovendien biedt een dergelijke locatie cliënten de mogelijkheid te leren omgaan met vrijheden en weerstand te bieden aan ‘verleidingen’. Een stand alone locatie wordt in dit opzicht als positief ervaren. Deze werkt drempelverlagend en biedt een meer genormaliseerde situatie dan situering bij een kliniek. Daarnaast kan een kleinschalige, overzichtelijke voorziening meer veiligheid bieden. Schaalvoordelen kunnen worden behaald door de combinatie met een resocialisatievoorziening. Zonodig kan voor sport- en werkvoorzieningen van faciliteiten elders gebruik worden gemaakt. Enige ruimte tot omringende bebouwing wordt wenselijk gevonden om overlast te voorkomen. De huisvesting op de hoofdlocatie van een verslavingskliniek heeft daarentegen als voordeel dat het IMC een meer geïntegreerd onderdeel vormt van het zorgpalet en dat verschillende voorzieningen direct voorhanden zijn (bijv. sportzaal en activiteitenvoorzieningen). Daarnaast biedt een dergelijke locatie logistieke en bedrijfseconomische voordelen door de grotere schaal en is sprake van een grotere flexibiliteit (de capaciteit van de IMC-functie kan gemakkelijker worden gevarieerd). Lay-out Hoewel de situering van de IMC’s varieert van een stand-alone situatie tot een volledige integratie in de instelling, komt de hoofdopzet van de afdelingen redelijk overeen. Omgevingsfactoren zijn medebepalend geweest of in één of meerdere bouwlagen is gebouwd. Alle IMC’s hebben een opzet die varieert van open tot besloten. Binnen een afdeling bestaat de gebruikelijke opzet uit een gemeenschappelijke woonkamer, een keuken, een rookruimte, een multifunctionele ruimte, een teamkamer en eenpersoons zit-/slaapkamers met individueel sanitair. Aangrenzend of nabij de afdelingen worden enkele spreek-/behandelruimten gesitueerd. Eén van de benodigde ruimten is bestemd voor urineonderzoek ter controle van middelengebruik. De risico’s van besmetting door zieke cliënten kunnen door de eenpersoonskamers worden beperkt. Indien de afdelingen een meer besloten karakter hebben is er een extra spreek-/behandelkamer opgenomen. De afdelingen hebben, eventueel naast een gemeenschappelijke entree, een eigen entree. Hierdoor is ook in de nachtsituatie directe toegang tot het IMC mogelijk.
Cbz/nr 0428-06
31
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
twee IMC afdelingen van Novadic in Vught: de beide vleugels zijn opgezet als klinische verblijfsafdelingen
IMC Mondriaan
Cbz/nr 0428-06
32
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Enkele spreek-/behandelruimten van de hulpverleners in het IMC van De Grift zijn binnen de afdeling gesitueerd. De bereikbaarheid en het directe contact met de hulpverleners dat hierdoor mogelijk is, wordt door de cliënten als ondersteunend en daarmee zeer positief ervaren. In de IMC’s in Breda en in Nijmegen zijn gemeenschappelijke ruimten op de begane grond en de zit/slaapkamers op de verdieping gesitueerd. Dit sluit in Breda aan op het behandelprogramma dat onder andere gericht is op het aanbrengen van structuur in de dag. Het uitgangspunt daarbij is dat de slaapkamer uitsluitend bedoeld is om te slapen en overdag niet gebruik wordt.
IMC Kentron te Breda
IMC De Grift te Nijmegen
De groepsgrootte van de IMC’s varieert van een minimum van 8 plaatsen bij Novadic in Vught tot een maximum van 16 plaatsen bij De Grift. De Grift ervaart de aanwezige groepsgrootte van 16 cliënten als te omvangrijk. Het opsplitsen van de groep in het huidige gebouw lijkt mogelijk. Een setting met 3 groepen van 8 zou de voorkeur hebben. Hierdoor is een verdeling mogelijk in een start-, doorstroom- en uitstroomgroep. Een gesloten afdeling zou wenselijk zijn wanneer ook zwaardere (justitiële) cliënten worden opgenomen. Behandelruimten Spreek- en behandelruimten zijn in of nabij de afdelingen gesitueerd. Zij worden gebruikt voor het voeren van individuele of groepsgesprekken. Om ervaring op te kunnen doen met verschillende manieren van daginvulling moeten voldoende activiteitenvoorzieningen beschikbaar zijn, alwaar ondersteunende begeleiding wordt geboden. Hiervoor wordt (mede)gebruik gemaakt van voorzieningen op het instellingsterrein of van maatschappijvoorzieningen. Het dagprogramma draagt ook bij aan het leren structureren van de dag. De activiteiten zijn vooral gericht op uitvoerende werkzaamheden. Dit kunnen bijvoorbeeld tuinbouwachtige werkzaamheden, werkprojecten in een zorgboerderij of huishoudelijke werkzaamheden zijn. Verder zijn ruimten nodig voor creatieve therapie en hobby’s, psychomotore therapie, het maken van muziek en fitness. Voor zwemmen wordt gebruik gemaakt van aanwezige voorzieningen op of buiten het terrein.
Cbz/nr 0428-06
33
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
kassen voor tuinproject bij IMC Breda
sportzaal IMC Breda
Belevingsaspecten (healing environment) Belangrijke kenmerken van het IMC zijn laagdrempeligheid en het gericht zijn op rehabilitatie. De motivatie van de cliënt kan worden bevorderd door een positieve beleving van het verblijf en het activiteitenaanbod dat structuur biedt in een veilige sfeer. Met deze aspecten moet bij de opzet van de voorziening zoveel mogelijk rekening worden gehouden. Een kleinschalige genormaliseerde opzet, een huiselijke sfeer, kleur- en materiaalgebruik kunnen bijdragen aan een positieve beleving van de voorziening en zorgen voor een lage drempel. Van belang zijn voldoende geluidsisolatie (zowel intern als extern), een goede buitenruimte en ‘molestbestendig’ meubilair.
woonkamer in IMC Breda
woonkamer in IMC Nijmegen
Om de autonomie van de cliënten te versterken wordt een normale leefsituatie zo goed mogelijk nagebootst. Cliënten zijn zelf (onder begeleiding) verantwoordelijk voor huishouding, schoonmaak, boodschappen, koken e.d. Situering van het IMC zo dicht mogelijk bij de maatschappij en een genormaliseerde opzet van de voorziening dragen bij aan een zo’n gewoon mogelijke leefomgeving.
Cbz/nr 0428-06
34
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
uitzicht vanuit cliëntenkamer in IMC Nijmegen Nieuwbouw en/of een goed ingericht en onderhouden gebouw motiveert de cliënten om met meer zorg met de omgeving om te gaan. Materialisatie De IMC’s zijn gerealiseerd volgens de normen voor de categorie zwaar zoals omschreven in de prestatie-eisen. Behoudens aandacht voor de keuze van materialen zijn vanuit de prestatie-eisen geen additionele maatregelen nodig, zoals extra beveiligingsvoorzieningen of een verzwaarde bouwkundig uitvoering. Door het open karakter van het IMC is geen topkoeling nodig. De aard van de doelgroep maakt het wel noodzakelijk om in de bouw maatregelen te treffen voor geluidsisolatie. Hoewel de afdelingen een open/besloten karakter hebben, worden de inrichting en inventaris ‘hufterproof’ uitgevoerd. Uitgangspunt bij de lay-out van de afdelingen is dat vanuit de teampost overzicht mogelijk is over de gangen. Cameratoezicht wordt op de afdelingen niet als wenselijk ervaren. Binnen de nieuwbouw van de klinieken van de Mondriaan Groep en Novadic-Kentron (locatie St. Oedenrode) worden separeerunits gerealiseerd die eventueel ook voor het IMC kunnen worden gebruikt. Gezien het beoogde karakter van de voorziening lijkt separeren vooralsnog niet voor de hand te liggen. Bij De Grift wordt een separeerunit niet als een gemis ervaren. Indien behoefte is om een cliënt van de groep af te zonderen, wordt hiertoe meestal de eigen kamer gebruikt of wordt er met de betreffende cliënt een wandeling gemaakt.
Cbz/nr 0428-06
35
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
Flexibiliteit en uitbreidbaarheid De bestaande IMC’s hebben over het algemeen geen mogelijkheid om fysiek uit te breiden. Uitbreidingen kunnen alleen worden gerealiseerd door verdringing van andere functies (de resocialisatie bij het IMC van De Grift of functies van een collega-instelling bij het IMC in Hoofddorp). In het IMC van Mondriaan is inpandige flexibiliteit mogelijk door het verplaatsen van niet-dragende binnenwanden. Hierdoor zijn eventueel tweepersoonskamers te realiseren. Good practices In het kader van het opstellen van dit rapport zijn twee IMC’s bezocht. Voorts is een aantal door het Bouwcollege beoordeelde plannen onderling met elkaar vergeleken op tekening. De visie van de instelling over de situering van een IMC varieert per instelling. De situering in en aansluiting op de maatschappij wordt door de Grift als een pre ervaren en draagt ook bij aan de laagdrempeligheid van de voorziening. De keuze om het IMC in een woonwijk te situeren benadrukt deze visie. De dagelijkse activiteiten moeten dan vooral gezocht worden in de maatschappij, aangezien een instellingsterrein niet onmiddellijk beschikbaar is. De koppeling met de resocialisatie biedt de cliënten een perspectief op wat ze na een eventuele behandeling kunnen bereiken. Het fysiek aanhaken op een kliniek zorgt daarentegen voor een goede integratie van het IMC binnen de organisatie. Het IMC lijkt in deze keten vooral gericht op het voorbereiden van de cliënt op de vervolgbehandeling. Zowel bij De Grift als bij Kentron wordt gebruik gemaakt van voorzieningen in de maatschappij om invulling te geven aan het dagprogramma van de cliënten. De cliënten bij Kentron werken bijvoorbeeld mee op een boerderij.
3.6 Conclusies en aanbevelingen Conclusies •
•
•
In Nederland zijn tien IMC’s beschikbaar, met een totale capaciteit van 179 plaatsen. Hiervan zijn vijf IMC’s in een interim-voorziening ondergebracht. Opvallend is dat het IMC in Amsterdam in 2005 uit financiële overwegingen is gesloten. Hiermee is de IMC-functie in deze stad, met een concentratie van verslaafden, niet meer beschikbaar, terwijl het beleid is gericht op het behoud van deze functie. Uit een eerder evaluatieonderzoek is naar voren gekomen dat de IMC’s de beoogde doelgroep bereiken van overlast veroorzakende, langdurig problematische harddrugsverslaafden met weinig motivatie om hun drugsgebruik af te bouwen. Het grootste deel van de uitgestroomde cliënten (70%) komt terecht bij een vorm van ambulante zorg of beschermd of begeleid wonen met een arbeidsmatige dagbesteding. Een relatief klein deel (18%) stroomt door naar een vorm van klinische behandeling. Gebleken is dat de doelstelling van de IMC’s is verruimd. Naast motiveren en voorbereiden op een vervolgbehandeling (de oorspronkelijke doelstelling), vervullen IMC’s nu ook een meer zelfstandige functie aan het eind van de zorgketen door zich te gaan richten op stabilisatie en voorbereiding op een woonvoorziening.
Cbz/nr 0428-06
36
Evaluatie nieuwe GGZ-voorzieningen (vervolg) signaleringsrapport
• • • •
•
•
• •
Belangrijke kenmerken van het IMC zijn laagdrempeligheid en het gericht zijn op rehabilitatie. Een situering nabij de maatschappij maakt het mogelijk om (eventueel onder begeleiding) te experimenteren met vaardigheden en vrijheden. IMC’s worden bouwkundig gerealiseerd als integraal onderdeel van een verslavingskliniek, maar ook als stand alone voorziening. Het voordeel van een stand alone locatie is dat deze drempelverlagend werkt en een meer genormaliseerde situatie biedt dan situering bij een kliniek. Daarnaast kan een kleinschalige, overzichtelijke voorziening meer veiligheid bieden. De huisvesting op de hoofdlocatie van een verslavingskliniek heeft daarentegen als voordeel dat het IMC een meer geïntegreerd onderdeel vormt van het zorgaanbod en dat verschillende voorzieningen direct voorhanden zijn (bijv. sportzaal en activiteitenvoorzieningen). Daarnaast biedt een dergelijke locatie logistieke en bedrijfseconomische voordelen. In geval van een stand alone voorziening kunnen schaalvoordelen worden behaald door de combinatie met een resocialisatievoorziening. Bovendien kan van een dergelijke voorziening een motiverende werking uitgaan: deze biedt zicht op de te verwezenlijken doelen. Zonodig kan voor sport- en werkvoorzieningen van faciliteiten elders gebruik worden gemaakt. Kleinere groepen en afdelingen maken meer differentiatie mogelijk in het zorgaanbod.
Aanbevelingen • • •
•
•
In het algemeen heeft een capaciteit van tenminste 24 plaatsen de voorkeur: Deze biedt de mogelijkheid voldoende te differentiëren naar behandelfase en zorgvraag. Met het oog op de voor het IMC gewenste laagdrempeligheid heeft een goed bereikbare locatie op korte afstand van een stadscentrum de voorkeur. De motivatie van de cliënt kan worden bevorderd door een positieve beleving van het verblijf en het activiteitenaanbod dat structuur biedt in een veilige sfeer. Een kleinschalige genormaliseerde opzet, een huiselijke sfeer en kleur- en materiaalgebruik kunnen daartoe bijdragen. Rekening moet worden gehouden met de bouwkundig-functionele eisen die te maken hebben met de aard van de doelgroep, zoals het ‘hufterproof’ zijn van de materialen, voldoende geluidsisolatie en overzichtelijkheid van de gangen. In het IMC moet worden voorzien in een gedifferentieerd activiteitenaanbod. Voor deze ondersteunende begeleiding kan medegebruik worden gemaakt van bestaande voorzieningen in de maatschappij.
Cbz/nr 0428-06
37