Evaluatie ketenanalyse Prefab Beton inzake CO2 prestatieladder
Arnhem, 25 november 2010
KEMAi
18810002-TOS/HSM 10-5019 Evaluatie ketenanalyse Prefab Beton inzake C 0 2 prestatieladder
Arnhem, 25 november 2010 Auteur R.S. van Beek
In opdracht van Mobilis B.V.
10-12- 2s 10-12-7^
KEMA Nederland B.V. Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem Postbus 9035, 6800 ET Arnhem T (026) 3 56 91 11 F (026) 3 89 24 77
[email protected] www.kema.com Handelsregister Arnhem 09080262
© KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Het is verboden om dit document op enige manier te wijzigen, het opsplitsen in delen daarbij inbegrepen. In geval van afwijkingen tussen een elektronische versie (bijv. een PDF bestand) en de originele door KEMA verstrekte papieren versie, prevaleert laatstgenoemde. KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte, bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door de onmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken. De inhoud van dit rapport mag slechts als één geheel aan derden kenbaar worden gemaakt, voorzien van bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot auteursrechten, aansprakelijkheid, aanpassingen en rechtsgeldigheid.
-3-
18810002-TOS/HSM 10-5019
INHOUD
SAMENVATTING .....................................................................................................................4 1
Inleiding ..................................................................................................................5
2
CO2 prestatieladder TBI Infra .................................................................................6
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Ketenanalyse ..........................................................................................................7 Waardeketen ..........................................................................................................7 Emissiecategorieën ................................................................................................8 Ketenpartners .........................................................................................................8 Kwantificering emissies ..........................................................................................9
4
Conclusie ..............................................................................................................11
5
Aanbevelingen ......................................................................................................12
6
Referenties ...........................................................................................................13
-4-
18810002-TOS/HSM 10-5019
SAMENVATTING TBI Infra heeft in het kader van de CO2 prestatieladder KEMA als onafhankelijk kennisinstituut gevraagd om de ketenanalyse Prefab Betonproducten te evalueren Hierbij zijn van twee analyses de waardeketen, emissiecategorieën, ketenpartners en kwantificering van de emissies becommentarieerd: •
grondstoffen betonproducten (productie en transport)
•
transport producten.
Voor deze twee analyses is de waardeketen zowel upstream als downstream in kaart gebracht voor de bovenstaande scope 3 emissies. Deze emissies komen uit verschillende categorieën en voldoen aan de randvoorwaarden van de CO2 prestatieladder. Daarnaast zijn de ketenpartners gespecificeerd en is de kwantificering transparant. Andere scope 3 emissies binnen TBI Infra zijn niet gespecificeerd. Een inventarisatie/ beschrijving conform het 'Greenhouse Gas' protocol is gewenst. Ook zijn er onduidelijkheden qua bronvermelding geconstateerd, waarbij de belangrijkste wapeningstaal betreft. Geconcludeerd kan worden dat TBI Infra afgezien van enkele aanbevelingen volledig aan de eisen voldoet wat betreft invalshoek A, niveau 4.1 en 4.3 voor de CO2 prestatieladder. Additioneel, TBI Infra heeft de aanbevelingen behandeld waarbij er nog aan de bronvermelding van enkele conversiegetallen gewerkt wordt.
-5-
1
18810002-TOS/HSM 10-5019
INLEIDING
TBI Infra richt zijn specialistische kennis en capaciteit op de marktsegmenten infra, water, logistiek en industrie. Onder de naam TBI infra werken diverse bedrijven die zich certificeren voor de CO2 prestatieladder: Binnen TBI Infra richt Voorbij Prefab Beton te Amsterdam zich op de toelevering van prefab betonelementen op de verschillende marktsegmenten. Dit proces bestaat uit de aanvoer van de diverse grondstoffen, het produceren van de betonelementen en transport naar bestemming. Ten slotte worden de elementen verwerkt, aangebracht of geplaatst. Voor dit proces heeft TBI Infra (Mobilis B.V.) KEMA gevraagd om de ketenanalyse prefab betonproducten te becommentariëren in het kader van de CO2 prestatieladder (eis 4.A.3). De werkzaamheden bestaan uit: •
analyseren aangeleverde informatie van Mobilis
•
becommentariëren conform eisen CO2 prestatieladder
•
rapporteren van de bevindingen.
-6-
2
18810002-TOS/HSM 10-5019
CO2 PRESTATIELADDER TBI INFRA
Op dit moment bevindt TBI infra zich op niveau 3 van de CO2 prestatieladder, waarbij een hoger niveau gewenst is. Een onderdeel van niveau 4, invalshoek A, is het opstellen van een ketenanalyse bestaande uit de subonderdelen (ProRail 2010): 4.A.1. Het bedrijf kan uit scope 3 tenminste twee analyses van GHG-genererende (ketens van) activiteiten voorleggen conform de eisen daaraan gesteld. Van belang is dat het ketens (activiteiten) zijn waarbij het bedrijf hoofdzakelijk actief is. Aan de volgende (rand)waarden moet voldaan worden: 1 de 4 algemene stappen -waardeketen, emissiecategorieën, ketenpartners en
2 3
4
5
kwantificering emissies (GHG Protocol 2004) - vormen de structuur van de ketenanalyse het dient te gaan om een significant deel van de emissies indien het bedrijf werken en of leveringen aanbiedt, bijvoorbeeld een aannemer, dan dient de analyse tenminste een activiteit of een keten van activiteiten, uit de categorie "Extraction and production of purchased materials and fuels" en één uit een andere categorie te omvatten indien het bedrijf alleen diensten aanbiedt, bijvoorbeeld ingenieursbureau, dan dient de analyse tenminste twee activiteiten uit verschillende categorieën te omvatten (niet van toepassing voor TBI Infra) het resultaat van zulk een analyse dient een aanvulling te zijn op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten of anders gesteld: dient bij te dragen aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht.
4.A.3. Tenminste 1 van de analyses uit 4.A.1. (scope 3) is professioneel ondersteund of becommentarieerd door een ter zake als bekwaam erkend en onafhankelijk kennisinstituut. TBI Infra heeft KEMA als onafhankelijk kennisinstituut gevraagd voor professioneel commentaar voor de ketenanalyse van prefab betonproducten. De ketenanalyse omvat 2 analyses uit subonderdeel 4.A.1, te weten: •
grondstoffen betonproducten (productie en transport)
•
transport producten.
-7-
3
18810002-TOS/HSM 10-5019
KETENANALYSE
In dit hoofdstuk wordt de ketenanalyse van TBI infra beoordeeld op basis van de vier algemene stappen van het 'Greenhouse Gas Protocol' (GHG-protocol) en de randvoorwaarden van ProRail beide in hoofdstuk 2 gepresenteerd.
3.1
Waardeketen
Het eerste onderdeel voor de ketenanalyse is de beschrijving van de waardeketen. Hierbij is vooral duidelijkheid van de keten een belangrijk aspect. De volgende bedrijven zijn gezamenlijk gecertificeerd onder TBI infra: •
Voorbij Prefab Beton (VPB)
•
Voorbij Funderingstechniek (VFT)
•
Voorbij Spantchniek (VST)
•
Voorbij Betonsystemen (VBS)
•
Mobilis.
De verbindende factor binnen TBI Infra is het werken met beton. Het produceren van de betonelementen en het transport daarvan veroorzaakt veel CO2 emissie. Voorbij Prefab beton is gekozen voor het in kaart brengen van scope 3 emissies. Een belangrijk punt is hier de algemene beschrijving van de ketenanalyse voor scope 3. Alhoewel Voorbij Prefab Beton is gekozen is om de scope 3 emissies in beeld te brengen, is het belangrijk dat VFT, VST, VBS en Mobilis worden meegenomen in de algemene beschrijving van de ketenanalyse voor scope 3. Op dit moment is het niet duidelijk welke scope 3 activiteiten er per bedrijf of per categorie spelen. Het GHG-protocol (GHG Protocol 2004 p30) geeft hierbij het volgende aan: 'Because the assessment of scope 3 emissions does not require a full life cycle assessment, it is important, for the sake of transparency, to provide a general description of the value chain and the associated GHG sources.' Het 'Greenhouse Gas Protocol' stelt voor dat dit door middel van een categorie checklist kan worden uitgevoerd. Mocht deze inventarisatie of een dergelijk diagram voor scope 3 er al zijn dan kan deze als bron vermeld worden. Verder hoeven de emissiecategorieën, ketenpartners en kwantificering van de emissies niet gespecificeerd worden per bedrijf aangezien enkel een algemene beschrijving wordt gevraagd door het GHG-Protocol.
-8-
3.2
18810002-TOS/HSM 10-5019
Emissiecategorieën
De relevante scope 3 emissiebronnen die door TBI Infra genoemd worden zijn: •
productie van grondstoffen
•
transport van grondstoffen
•
transport van verkochte producten.
In figuur 5 van het ketenanalyse rapport van TBI Infra (TBI Infra 2010) is te zien dat er sprake is van een 'upstream' en 'downstream' categorie die relevant is voor de bedrijven onder TBI Infra. De drie genoemde emissiebronnen zijn onderverdeeld in: 1 productie en transport grondstoffen 2 transport producten. Hierbij komt productie en transport grondstoffen uit de categorie 'Extraction and production of purchased materials and fuels' (eis in randwaarde 3 hoofdstuk 2) en Transport producten uit de categorie 'Suppliers'. Wat echter niet duidelijk wordt weergegeven in figuur 5 van het ketenanalyse rapport van TBI Infra is door welke instantie het verwerken, aanbrengen en plaatsen van producten wordt gedaan. De significantie van de emissies van deze activiteiten staan niet ter discussie aangezien de grondstoffen (in ieder geval een aantal) voor het produceren van beton en het transporteren van zware goederen significante emissiefactoren hebben. Voor de productie en het transporteren van de grondstoffen zijn zeven verschillende grondstoffen gespecificeerd: cement, water, vulstoffen, staal, wapening, overig en afval. Hierbij is aangegeven dat de grondstof water en afval verwaarloosd kunnen worden. Hiervan is geen berekening weergegeven. Voor transport producten zijn tien verschillende producten gespecificeerd: heipalen, wanden, alfen, flomels, balken, kolommen, Terre Armee, funderingsbalken, wanden special, Hitachi counterweights. Dit is totaal 99% van de productie.
3.3
Ketenpartners
De ketenpartners voor productie en transport van grondstoffen en transport van verkochte producten zijn allen geselecteerd op basis van de 80-20 regel op de inkoopomzet (ProRail 2010). Hierbij is volgens TBI Infra onderscheid gemaakt tussen A, C en AC aanbieders. De berekening en het onderscheid tussen A, C en AC partners zijn niet weergegeven vanwege
-9-
18810002-TOS/HSM 10-5019
confidentialiteit. Belangrijk is dat de bepaling van de ketenpartners wel inzichtelijk zijn voor certificatie. Deze analyse is ook vereist voor de vaststelling van de 'organizational boundaries'.
3.4
Kwantificering emissies
De kwantificering van de scope 3 emissies voor de productie en het transport van de grondstoffen en transport van de verkochte producten zijn over het jaar 2009 en eerst helft van 2010 berekend. De kwantificering van de productie en transport van de grondstoffen zijn uitgesplitst en vervolgens als totaal bij elkaar opgeteld. Hierbij is aan de volgende factoren gedacht en hoe deze tot stand zijn gekomen: •
gewicht grondstoffen
•
transportafstanden
•
transport modaliteit
• conversiefactor. Ook zijn de bronvermeldingen en berekeningen gerapporteerd. Bovendien is de kwantificering per grondstof uitgebreid uitgevoerd. Echter de bronvermelding van het wapeningsstaal is maar voor een deel ingevuld. De aannames zijn gepresenteerd op basis van 'de wel bekende cijfers'. Aangezien de productie van wapeningstaal een hoge CO2 uitstoot heeft en de bijdrage in de scope 3 emissies hoog is, is het belangrijk om aan te tonen hoe deze aanname tot stand is gekomen. Dit ondanks het feit dat de nauwkeurigheid van de kengetallen in scope 3 wat lager mag zijn. Hoewel minder relevant, geldt dit ook voor Portlandcement (HC) waarbij aangegeven zou moeten worden waar de getallen specifiek vandaan komen. De kwantificering voor transport voor verkochte producten is ook uitgebreid uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van het gemiddelde volume en gewicht per product en aan de hand van dezelfde parameters als voor de kwantificering van de productie en transport van grondstoffen duidelijk gepresenteerd.
-10-
18810002-TOS/HSM 10-5019
Percentage cement in het mengsel voor betonproductie In de rapportage ketenanalyses van TBI Infra is op hetzelfde onderwerp een vergelijking opgenomen met andere betonfabrikanten. Hieruit blijkt dat het relatieve CO2 emissie in het mengsel voor de productie van beton erg varieert tussen de bedrijven Dit percentage varieert van 39 tot 80% (TBI Infra 2010). Dit kan aan de volgende factoren liggen: •
verhouding mengsel voor beton. In het ene mengsel wordt meer cement gebruikt dan het andere
•
aangenomen dichtheid (Dit resulteert tot verschillen in CO2 uitstoot per m3 of per ton cement)
•
het gebruik van hoogovencement of portlandcement
•
verschillen in conversiegetallen CO2/ton cement in het mengsel
•
verschillen in conversiegetallen CO2/ton wapening in het mengsel.
Conversiefactoren cement TBI Infra hanteert conversiefactor van Portlandcement van 0,8615 ton CO2/ton. De rekensheet van de website van het GHG-protocol hanteert bij standaardwaardes een conversiefactor van 0,856 ton CO2/ton (GHG Protocol, 2002). De NEa hanteert een waarde van 0,525 ton CO2/ton voor enkel de cement klinker productie. Met de aanname dat er nog processtappen volgen komt de totaalwaarde in de buurt van de waarde van de GHG-protocol en van TBI Infra. Daarnaast komen ook andere onderzoeken met een bereik van 0,65 tot 0,92 ton CO2/ton cement (GGW 2010).
-11-
4
18810002-TOS/HSM 10-5019
CONCLUSIE
Aan de hand van invalshoek A (inzicht) niveau 4 van de CO2 prestatieladder beschreven in hoofdstuk 2 kan worden geconcludeerd dan TBI Infra bijna volledig aan de eisen voldoet. Uit scope 3 zijn twee analyses van GHG-genererende ketens van Voorbij Prefab Beton behandeld. De waardeketen (upstream en downstream), emissiecategorieën, ketenpartners en kwantificering van productie en transport van grondstoffen en transport producten zijn transparant uitgevoerd. Hierbij geldt dat de activiteiten significant zijn en uit verschillende categorieën komen waarvan één uit "Extraction and production of purchased materials and fuels" (grondstoffen voor prefab beton producten). Daarnaast is kennis over CO2 verbruik van grondstofwinning en transport van grondstoffen en producten een aanvulling op het inzicht van TBI Infra. Per hoofd van de wereldbevolking wordt 1 m3 beton per jaar gebruikt (TBI Infra 2010) en dus acties door middel van inzicht op CO2 verbruik van de genoemde activiteiten draagt bij aan voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Echter, punt één van de randvoorwaarden van 4.A.1 is niet duidelijk beschreven. Een algemene beschrijving is inderdaad uitgevoerd voor Voorbij Prefab Beton en ondanks dat andere bedrijven hiermee nauw samenwerken geldt deze algemene beschrijving niet voor andere activiteiten binnen TBI Infra. Een inventarisatie/beschrijving aan de hand van de scope 3 categorieën is volgens het GHG-protocol voldoende. Daarnaast zijn er nog een aantal kleine onduidelijkheden. Zo bevat de ketenanalyse een groep 'verwerken, aanbrengen en plaatsen producten'. Het is onduidelijk onder welke scope deze groep valt. De grondstof water en afval worden verwaarloosd in de emissiecategorieën. Hier is geen concrete berekening voor, maar volgens TBI Infra aan te tonen. Sommige conversiefactoren zijn op aannames gebaseerd. Nu mag de berekening in scope 3 onnauwkeuriger zijn dan scope 1 & 2, maar er moet wel duidelijk vermeld zijn hoe de getallen tot stand zijn gekomen. Dit is voor wapeningstaal bestandsdeel T en M niet duidelijk. Als laatste zijn de conversiegetallen van cement bekeken van TBI Infra. Hierbij is te concluderen dat de getallen opgegeven door de fabrikant goed voldoen vergeleken met de standaard waarden.
-12-
5
18810002-TOS/HSM 10-5019
AANBEVELINGEN
KEMA adviseert TBI Infra het volgende te doen voor de volledigheid van de ketenanalyse van TBI Infra conform invalshoek A niveau 4 van de CO2 prestatieladder. −
algemene inventarisatie/beschrijving scope 3 activiteiten conform het GHG-protocol per bedrijf dat onder TBI Infra valt. Hierbij is een diagram per bedrijf en/of per categorie het meest overzichtelijk
−
duidelijke vermelding presenteren in rapport voor de groep verwerken, aanbrengen en plaatsen producten. Onder welke scope en categorie vallen deze emissies? (Aangezien deze stroom de volgende stap downstream is hoeft deze niet gemeld te worden)
−
duidelijke bronvermelding presenteren in rapport van de conversiefactoren voor emissieberekeningen. Vooral wapeningstaal is belangrijk
−
het aantonen van de verwaarlozing van emissiecategorieën water en afval kan aangegeven worden met conversiefactoren of een indicatieve berekening.
Deze aanbevelingen zijn door TBI Infra uitgevoerd, enkel aan de conversiefactoren werd nog gewerkt.
-13-
6
18810002-TOS/HSM 10-5019
REFERENTIES
GGW 2010, Global Greenhouse Warming, Cement CO2 Emissions, http://www.globalgreenhouse-warming.com/cement-CO2-emissions.html op 15-11-2010. GHG Protocol 2002, Calculating (using cement-based methodolgy) CO2 emissions from the Production of Cement Calculation worksheets, Version 1.0 (http://www.ghgprotocol.org/calculation-tools/downloads/downloadsregistration?referred_from=/downloads/calcs/co2-cement-epa.xls op 12-11-2010). GHG Protocol 2004, A Corporate Accounting and Reporting Standard (Revised edition), World Resources Institute, World Business Council for Sustainable Development, ISBN 156973-568-9. ProRail 2010, CO2-Prestatieladder Samen zorgen voor minder CO2, Handboek 1.1. TBI Infra 2010, Rapportage ketenanalyses prefab betonproducten, S. Harm, L. Plekkenpol, R. vd Meer, C. Cleonisse, versie 0,5.