Evaluatie bron- en contactonderzoek bij tuberculosepatiënten in Nederland, 2006-2010
Den Haag, augustus 2014
Auteurs J.F. van Rest C.G.M. Erkens G. de Vries Referenties Evaluatie bron- en contactonderzoek bij tuberculosepatiënten in Nederland, 2006-2010 Illustratie voorblad Foto is in eigen beheer van KNCV Tuberculosefonds
Inhoudsopgave
Samenvatting
4
Executive summary
5
1. Inleiding
6
2. Methoden
7
3. Resultaten
9
3.1. Bij welke indexpatiënten is bron- en contactonderzoek vaker uitgevoerd?
10
3.2. Dekkingsgraad
12
3.3. Hoe groot waren bron- en contactonderzoeken en welke factoren bepaalden de omvang?
12
3.4. Welke methoden van onderzoek zijn toegepast in het bron- en contactonderzoek?
14
3.5. W at was de opbrengst van tuberculose en latente tbc-infectie bij het bron- en contactonderzoek en welke factoren van de indexpatiënt waren daarop van invloed?
15
3.5.1. Opbrengst naar intensiteit van contact
15
3.5.2. O pbrengst naar etniciteit
17
3.5.3. Transmissie en groepsinfecties
18
4. Discussie
19
5. Conclusies en aanbevelingen
22
6. Literatuur
23
BIJLAGE 1 Module bron- en contactonderzoek Osiris-NTR (versie 2014)
24
BIJLAGE 2 Tabellen en figuren bij de resultaten
25
3
Samenvatting De Wet op het bevolkingsonderzoek (Wbo) vereist regelmatige evaluatie van screening ten einde de effectiviteit te bewaken. Daaronder valt ook het bron- en contactonderzoek in de tuberculosebestrijding. Sinds 2006 registeren GGD’en daarom de gegevens over de omvang en de opbrengst van het bron- en contactonderzoek in het Nederlands Tuberculose Register (NTR). Dit rapport omvat de analyse van de gegevens over de periode 2006-2010. KNCV Tuberculosefonds voerde de evaluatie uit. Op een na registreerden alle GGD’en gegevens van bron- en contactonderzoek in het NTR. Bij 61% van de 4.500 tuberculosepatiënten werden één of meer contacten onderzocht. Bron- en contactonderzoek werd vaker verricht als de indexpatiënt een besmettelijke vorm van tuberculose had, de indexpatiënt een Nederlandse etniciteit had en de tuberculose naar aanleiding van klachten was vastgesteld. Ruim 61.000 contacten werden onderzocht, waarvan 45.000 op latente tuberculoseinfectie (LTBI) met een huidtest of bloedtest. De overige contacten werden op actieve tuberculose onderzocht met een thoraxfoto. Tweehonderdzeventig contacten hadden actieve tuberculose en 3.050 een LTBI. De prevalentie van tuberculose is daarmee 439 per 100.000 onderzochte contacten en van LTBI 6,7%. Bij eersteringscontacten van microscopie- of kweekpositieve longtuberculosepatiënten was de prevalentie van tuberculose zelfs 1.100 per 100.000. Bij Nederlandse indexpatiënten werden gemiddeld meer contacten onderzocht en vaker op LTBI gescreend, terwijl juist bij contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten relatief vaker tuberculose of LTBI werd vastgesteld. De evaluatie toont aan dat bron- en contactonderzoek in Nederland een zeer effectieve methode is voor de vroege opsporing en preventie van tuberculose. De opbrengst aan (secundaire) tuberculosegevallen bij bron- en contactonderzoek is vergelijkbaar met die van de screening van asielzoekers. Via bron- en contactonderzoek worden bovendien veel contacten geïdentificeerd met een LTBI die voor een preventieve behandeling in aanmerking komen. Contactonderzoek kan aan efficiëntie winnen door de contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten ook op LTBI te screenen en contactonderzoek te beperken tot contacten met een reëel risico op blootstelling en alleen op te schalen indien er overtuigende aanwijzingen zijn voor transmissie. De resultaten en de aanbevelingen van deze evaluatie worden voorgelegd aan de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding (CPT). De aanbevelingen om bij contactonderzoek nadruk te leggen op screening op LTBI en opschaling te beperken zijn al opgenomen in de nieuwe CPT-richtlijn Tuberculose bron- en contactonderzoek.
4
Executive summary The Dutch Population Screening Act requires regular evaluation of screening interventions in order to monitor and assess its effectiveness. This requirement includes source and contact investigation in tuberculosis control. Since 2006 municipal health services (GGDs) therefore record the size and yield of source and contact investigation in the Dutch Tuberculosis Register (NTR). This report covers the analysis of the data over the period 2006-2010. The evaluation was carried out by KNCV Tuberculosis Foundation. All but one GGD reported source and contact investigation data to the NTR. Contacts were investigated in 61% of the 4,500 notified tuberculosis patients. Source and contact investigation was done more often if the index patient had a infectious form of tuberculosis, the index patient had a Dutch ethnicity, or tuberculosis was diagnosed in patients presenting with symptoms. More than 61,000 contacts of tuberculosis patients were examined, of which 45,000 screened for latent tuberculosis infection (LTBI) with a skin test or blood test. The other contacts were examined for active tuberculosis with a chest radiograph. Two hundred and seventy contacts had active tuberculosis and 3,050 LTBI. The prevalence of tuberculosis was 439 per 100,000 contacts and 6.7% for LTBI. For close contacts of smear-positive or culture-positive pulmonary tuberculosis patients the prevalence was even higher: 1,100 per 100,000. Contacts of native index patients were more often screened and more often examined for LTBI, while tuberculosis and LTBI was relatively more frequently diagnosed among contacts of non-native index patients. This evaluation shows that source and contact investigation in the Netherlands is a very effective method for the early detection and prevention of tuberculosis. The yield of tuberculosis cases in sourceand contact investigation is comparable to tuberculosis screening of asylum seekers. However, source and contact investigation also identifies many contacts with LTBI eligible for preventive treatment. Efficiency of contact investigation can be improved if contacts of non-native index patients are also screened for LTBI and scaling up of contact investigation is limited to situations with convincing evidence of transmission. The results and recommendations of this evaluation will be submitted to the Committee for Practical Tuberculosis Control (CPT). Recommendations to emphasize LTBI screening in source and contact investigation and limit scaling up to large numbers are already included in the new CPT guideline Tuberculosis source and contact investigation.
5
1.
Inleiding
Bron- en contactonderzoek (BCO), bestaande uit contactonderzoek of bronopsporingsonderzoek, wordt beschouwd als een belangrijke interventie in de tbc- bestrijding in landen met een lage tbcincidentie (1,2). Contactonderzoek wordt gedaan onder personen die in contact zijn geweest met een patiënt met besmettelijke tuberculose en is gericht op het vroegtijdig opsporen en behandelen van personen die een tbc-infectie hebben opgelopen of al actieve tuberculose hebben ontwikkeld. Bronopsporingsonderzoek wordt ook gedaan bij patiënten met niet-besmettelijke tuberculose, wanneer de bronpatiënt nog onbekend is en in Nederland mogelijk traceerbaar is. Het bestrijdingsdoel van BCO is de transmissieketen te onderbreken. BCO dient daarom zowel een individueel als een collectief belang en dient overwogen te worden bij iedere tbc-patiënt. De Wet op het bevolkingsonderzoek (Wbo) stelt dat het te verwachten nut van bevolkingsonderzoek moet opwegen tegen de risico’s daarvan voor de gezondheid van de te onderzoeken personen. De Wbo vereist regelmatige evaluatie van de screening (inclusief BCO), om de effectiviteit van het bevolkingsonderzoek te bewaken. In 1999 schreef de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport GGD’en voor om daartoe samen met KNCV Tuberculosefonds en de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding (CPT) de screening voor tuberculose jaarlijks te evalueren. Vanwege de te verwachten beleidsconsequenties vinden evaluaties om de drie tot vijf jaar plaats. Deze evaluatie van het BCO is uitgevoerd door KNCV Tuberculosefonds in samenwerking met de afdelingen tuberculosebestrijding van de GGD’en. Het is één van de tbc-bestrijdingstaken die KNCV Tuberculosefonds uitvoert en waarvoor zij een subsidie van de Nederlandse overheid ontvangt. De CPT-werkgroep Monitoring Screening van Risicogroepen (MSR) adviseerde bij de opzet van de evaluatie. Voor de evaluatie zijn de volgende vragen gesteld: 1. Bij welke indexpatiënten is BCO vaker uitgevoerd? 2. Hoe groot waren BCO’s en welke factoren bepaalden de omvang? 3. Welke methoden van onderzoek zijn toegepast in het BCO? 4. Wat was de opbrengst van tuberculose en van latente tbc-infectie (LTBI) bij het BCO en welke factoren van de indexpatiënt waren daarop van invloed? Een beschrijving van de methoden en de onderzoekspopulatie staat in hoofdstuk 2, de resultaten in hoofdstuk 3, de bespreking in hoofdstuk 4 en de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 5.
6
2.
Methoden
GGD’en rapporteren sinds 1 januari 2006 de resultaten van BCO via het landelijke surveillancesysteem Osiris-NTR in het Nederlands Tuberculose Register (NTR). Via deel 1-3 van Osiris-NTR wordt de tbc-patiënt gemeld volgens de Wet publieke gezondheid aan het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM en worden demografische kenmerken, ziekte- en behandelgegevens geregistreerd. Via deel 4 (zie Bijlage 1) worden de resultaten van het BCO gerapporteerd, waarbij allereerst gevraagd wordt of er een BCO is verricht. Indien dat zo is, volgen er vragen over het aantal opgeroepen en onderzochte personen, de wijze van onderzoek en het aantal contacten met tuberculose en LTBI. De gegevens van BCO van patiënten gemeld tussen 1 januari 2006 en 31 december 2010 zijn geïncludeerd in de evaluatie. In totaal was 99% van de deel 4 meldingen in de periode 2006-2010 afgerond en gevalideerd. Een BCO werd ook geëxcludeerd als er sprake was van inconsistente data, namelijk als: - in een contactring meer personen werden onderzocht dan er in totaal opgeroepen waren; - het aantal onderzochte contacten ongelijk was aan de som van het aantal onderzochte contacten met een röntgenfoto en met een tuberculinehuidtest (THT)/interferon-gamma release assay (IGRA); - er meer contacten met LTBI werden gevonden dan contacten met THT/IGRA onderzocht waren; - het aantal gevonden contacten met tuberculose en met LTBI samen meer was dan het aantal onderzochte personen. De NTR Registratie Commissie gaf goedkeuring voor verstrekking van de geanonimiseerde patiëntgegevens. De volgende gegevens werden verstrekt: diagnosejaar, geslacht, leeftijd, etniciteit, risicogroep, soort tuberculose, Ziehl-Neelsen (ZN)/auraminekleuring en kweekresultaten van sputum en broncho-alveolaire lavage (BAL), reden van onderzoek (klachten, screening). Per onderzochte contactring: het aantal opgeroepen en onderzochte contacten en het aantal contacten met tuberculose en LTBI. Definities Dekkingsgraad - De dekkingsgraad voor tuberculosescreening is het aantal onderzochte contacten gedeeld door het aantal opgeroepen contacten. - Het percentage LTBI screening is het aantal met THT/IGRA onderzochte contacten gedeeld door het totaal aantal onderzochte contacten. Opbrengst - De opbrengst of prevalentie van tuberculose is het aantal contacten met tuberculose gedeeld door het totaal aantal onderzochte contacten. - De opbrengst of prevalentie van LTBI is het aantal contacten met LTBI (exclusief contacten met actieve tuberculose) gedeeld door het aantal onderzochte contacten met THT en/of IGRA. Transmissie en groepsinfectie De opbrengst van BCO per indexpatiënt is als volgt geclassificeerd: - “Geen transmissie”, indien er in BCO geen contacten met tuberculose of LTBI zijn gevonden; - “Mogelijke transmissie”, indien er in BCO tenminste één contact met tuberculose of met LTBI is vastgesteld; - “Groepsinfectie”, indien er in BCO bij 20 of meer contacten tuberculose of LTBI is aangetoond (3).
7
Besmettelijkheid De besmettelijkheid van de indexpatiënt is ingedeeld in vier categorieën op basis van de soort tuberculose, de ZN/auraminekleuring en kweekresultaten van het sputum en/of de BAL: 1 “ZN-positieve longtuberculose”: patiënten met longtuberculose en met ZN/auramine positief sputum of BAL; 2 “Kweekpositieve longtuberculose”: patiënten met longtuberculose, waarbij sputum/BAL niet ZN/ auramine-positief was, maar de kweek wel positief voor Mycobacterium tuberculosis complex; 3 “Kweeknegatieve longtuberculose”: patiënten met longtuberculose, waarbij zowel de ZN/ auramine als de kweek van sputum/BAL niet positief of onbekend was; 4 “Extrapulmonale tuberculose”: patiënten met uitsluitend extrapulmonale tuberculose. Patiënten met zowel pulmonale als extrapulmonale tuberculose zijn als longtuberculose geclassificeerd. Patiënten uit categorieën 1 en 2 zijn potentieel infectieus; het BCO is in dit geval een contactonderzoek. Patiënten uit categorieën 3 en 4 zijn niet besmettelijk (enkele uitzonderingen daargelaten) en het BCO is dus een bronopsporingsonderzoek. Etniciteit Patiënten geboren in het buitenland of met één of beide ouder(s) geboren in het buitenland zijn als niet-Nederlands beschouwd, de overige patiënten als Nederlands. Risicogroep Patiënten kunnen tot meerdere risicogroepen behoren. In dit rapport worden patiënten die tot meerdere risicogroepen behoren in elke risicogroep apart meegeteld. Voor de statistische analyse van de gegevens is gebruik gemaakt van SPSS (versie 21.0.0.1).
8
3.
Resultaten
Patiënten in het NTR 2006-2010: 5.265 (100%)
Geen bron of contactonderzoek gegevens geregistreerd: 785 (14,9%)
GGD registreert structureel bron- en contactonderzoek: 4.480 (85,1%)
Inconsistente data: 44 patiënten (1,0%)
Patiënten in analyse: 4.436 (99,0%)
Geen (of onbekend) bron of contactonderzoek verricht: 1.700 (38,3%)
Bron of contactonderzoek verricht: 2.736 (61,7%)
Contacten onderzocht: 2.668 (97,5%)
Geen contacten onderzocht: 68 (2,5%)
Figuur 1. Stroomschema inclusie indexpatiënten in de evaluatie.
Vijfentwintig van de 26 GGD’en registreerden structureel gegevens over BCO in Osiris-NTR gedurende de evaluatieperiode. Deze 25 GGD’en meldden in totaal 4.480 (85,1%) van de 5.265 patiënten die in de periode 2006-2010 aan het NTR zijn gemeld (Figuur 1). Vanwege inconsistente data zijn 44 (1,0%) patiënten geëxcludeerd, wat resulteerde in 4.436 indexpatiënten. Bij 2.736 (61,7%) patiënten is in Osiris-NTR gemeld dat er een BCO werd verricht; bij 2.668 (60,1%) zijn ook daadwerkelijk contacten op tuberculose of LTBI onderzocht.
9
3.1. Bij welke indexpatiënten is bron- en contactonderzoek vaker uitgevoerd? Tabel 1 laat zien dat BCO vaker werd uitgevoerd: - Bij vrouwen (63%) dan bij mannen (58%) met tuberculose. - Bij indexpatiënten tussen 45 en 59 jaar (70%) en tussen 60 en 74 jaar (72%) dan bij indexpatiënten tussen 0 en 14 jaar (33%) of tussen 15 en 29 jaar (50%). - Bij Nederlandse indexpatiënten (69%) dan bij niet-Nederlandse indexpatiënten (57%). - Bij indexpatiënten die vanwege klachten werden gediagnosticeerd (66%) dan bij indexpatiënten die actief zijn gevonden (33%). - Bij indexpatiënten met ZN-positieve longtuberculose (90%) dan bij indexpatiënten met alleen kweekpositieve longtuberculose (65%). Bronopsporingsonderzoek werd bij minder dan de helft van de indexpatiënten met kweeknegatieve longtuberculose (36%) of met extrapulmonale tuberculose (45%) gedaan. - Bij 10% (114 van de 1.176) van alle ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten is geen BCO verricht (bij 8% geen BCO als deze patiënten passief waren opgespoord en 26% geen BCO in geval van actieve opsporing). - Bij asielzoekers korter dan 2,5 jaar in Nederland (32%, 26 van de 81) en illegalen (20%, 9 van de 44) werd er vaker geen BCO uitgevoerd (niet in tabel). Tussen bovenstaande variabelen bestaat echter interactie. De gegevens zijn daarom gestratificeerd weergegeven naar besmettelijkheid van de indexpatiënt en de wijze van opsporing (de belangrijkste bepalende factoren of een BCO is gedaan) in tabellen 2 en 3. Als voorbeeld van de interactie zijn de resultaten bij indexpatiënten jonger dan 15 jaar illustratief: - Bij slechts 33% van deze indexpatiënten is een BCO gedaan. - Maar slechts een klein percentage van deze indexpatiënten heeft ZN-positieve longtuberculose (7%, 14 van de 199). Bij deze patiënten werd vrijwel altijd een BCO gedaan (93%, 13 van de 14). - Ook kweekpositieve longtuberculose kwam relatief weinig voor (14%, 27 van de 199) bij deze indexpatiënten. Bij 63% werd een BCO uitgevoerd, vrijwel gelijk aan het gemiddelde percentage uitgevoerde BCO’s (65%) bij indexpatiënten met kweekpositieve longtuberculose. - Bij de overige 158 (79%) indexpatiënten jonger dan 15 jaar was er sprake van een kweeknegatieve longtuberculose of extrapulmonale tuberculose. In principe is in deze groep alleen een bronopsporingsonderzoek geïndiceerd. Bronopsporingsonderzoek werd slechts bij 12 van de 85 patiënten (14%) met kweeknegatieve longtuberculose gedaan. De verklaring voor dit lage percentage is dat een groot deel (94%; 71 van de 85) van deze patiënten zelf actief gevonden is, meestal via een contactonderzoek, zodat de bron al bekend was. De stratificatie naar besmettelijkheid en wijze van opsporing gecombineerd is voor ZN-positieve en kweekpositieve longtuberculose weergegeven in Figuren 1a en 1b. Samen met tabellen 2 en 3 laten deze zien dat: - Bij passief opgespoorde patiënten met ZN-positieve longtuberculose zijn er geen verschillen percentages uitgevoerde BCO’s tussen subgroepen naar geslacht, leeftijd en etniciteit (voor elke subgroep >90%; totaal 92%). - Bij actief opgespoorde patiënten met ZN-positieve longtuberculose is minder vaak een BCO verricht (74%); vooral minder vaak bij indexpatiënten in de leeftijdsgroepen 15-29 en 30-44 jaar. - Bij passief opgespoorde patiënten met kweekpositieve longtuberculose is het percentage uitgevoerde BCO’s 76%; voor actief opgespoorde patiënten met kweekpositieve longtuberculose 45%. - Bij actief opgespoorde indexpatiënten met kweeknegatieve longtuberculose of extrapulmonale tuberculose is bij 10% van de patiënten een BCO verricht en bij passief opgespoorde patiënten respectievelijk 59% en 48%. (tabel 3).
10
100% 1% 90% 0,9 % 80% 0,8 % 70% 0,7 % 60% 0,6 % 50% 0,5 % 40% 0,4 % 30% 0,3 % 20% 0,2 % 10% 0,1 %
Actieve opsporing
N ed er ni la et nd -N ed er la nd
75 +
60 -7 4
45 -5 9
30 -4 4
15 -2 9
014
To ta al
00% %
Passieve opsporing
Figuur 1a. Percentage bron- en contactonderzoek verricht bij ZN-positieve longtuberculosepatiënten naar leeftijd en etniciteit voor actieve en passieve opsporing.
11% 100% 0.9 0,9 % 90% 0.8% 0,8 80% 0.7% 0,7 70% 0.6% 0,6 60% 0.5% 0,5 50% 0.4% 0,4 40% 0.3% 0,3 30% 0.2% 0,2 20% 0.1% 0,1 10%
Aceve opsporing
Actieve opsporing
N ed er ni la et nd -N ed er la nd
75 +
60 -7 4
45 -5 9
30 -4 4
15 -2 9
014
To ta al
0% 00%
Passieve opsporing
Passieve opsporing
Figuur 1b. Percentage bron- en contactonderzoek verricht bij kweekpositieve longtuberculosepatiënten naar leeftijd en etniciteit voor actieve en passieve opsporing.
11
3.2. Dekkingsgraad Bij de 2.668 indexpatiënten met een uitgevoerd BCO werden 70.588 contacten opgeroepen en 61.482 (87%) contacten onderzocht op tuberculose of LTBI. In tabel 4 is te zien dat: - De dekkingsgraad geleidelijk afneemt van 91% in 2006 tot 84% in 2010. - De dekkingsgraad het hoogst is rondom 0-14 jarige indexpatiënten (94%), en bij alle andere leeftijdscategorieën tussen de 85% en 88% is.
3.3.
Hoe groot waren bron- en contactonderzoeken en welke factoren bepaalden de omvang?
100% 100% 90% 90%
101+
N ed ni er e l tZN N and -p ed s Kw os er la ee itie nd ve s Kw kpo lo s n iti ee g tu kn eve be eg l o at ng rcu i e lo Ex t tra ve l ube se rc pu on lm gtu ulo on be se rc al e ul tu o be se rc ul os Ac e tie ve Pa ss ops ie ve por op ing sp or in g
75 +
014 15 -2 9 30 -4 4 45 -5 9 60 -7 4
To ta al
80% 80% 100% 70% 90% 70% 80% 60% 60% 70% 50% 50% 60% 40% 40% 50% 40% 30% 30% 30% 20% 20% 20% 10% 10% 10% 0% 0% 0%
51-100
11-50
1-10
Figuur 2. 101+naar51-100 11-50 1-10 Omvang van bron- en contactonderzoeken totaal, leeftijdscategorieën, etniciteit, besmettelijkheid van indexpatiënten en wijze van opspring (alleen indien contacten zijn onderzocht).
De omvang van het BCO naar etniciteit en leeftijd is weergegeven in figuur 2. Hierin is te zien dat: - Bij 62% van alle indexpatiënten bij wie een BCO is uitgevoerd, beperkte BCO zich tot maximaal 10 contacten, bij 29% van de indexpatiënten werden tussen de 11 en 50 contacten onderzocht en bij 4% van de indexpatiënten omvatte het BCO meer dan 100 contacten. Vijf BCO’s omvatten meer dan 1.000 contacten. Deze vijf grote contactonderzoeken vonden plaats tijdens de eerste twee jaren (2006 en 2007) van de evaluatie. - Bij indexpatiënten van 75 jaar en ouder omvatte het BCO in meer dan de helft van de gevallen meer dan 10 contacten. - Het BCO bij Nederlandse indexpatiënten was vaak groter dan BCO bij niet-Nederlandse indexpatiënten. - Alle grote contactonderzoeken (>500 contacten) werden uitgevoerd bij passief gevonden indexpatiënten.
12
- Contactonderzoeken waren gemiddeld groter bij indexpatiënten met ZN-positieve longtuberculose dan bij indexpatiënten met alleen kweekpositieve longtuberculose: bij twee derde van de indexpatiënten met ZN-positieve longtuberculose, en bij één derde van de indexpatiënten met kweekpositieve longtuberculose werden meer dan 10 contacten onderzocht. Bij bronopsporingsonderzoek beperkte het onderzoek zich in meer dan 85% van de BCO’s tot minder dan 10 contacten. In Figuur 3 zijn de gegevens uit Tabel 1 (geen contacten onderzocht) en Tabel 5 (wel contacten onderzocht) gecombineerd weergegeven voor verschillende variabelen. 100% 100% 90% 90%
101+
N ed ni er e l tZN N and -p ed s Kw os er la ee itie n ve ds Kw kpo lo s n it ee kn ieve gtu be eg at long rcu i e lo Ex t tra ve l ube se o rc pu n lm gtu ulo on be se rc al e ul tu o be se rc ul os Ac e tie ve Pa ss ops ie ve por op ing sp or in g
75 +
014 15 -2 9 30 -4 4 45 -5 9 60 -7 4
To ta al
80% 80% 100% 90% 70% 70% 80% 60% 60% 70% 50% 50% 60% 40% 40% 50% 40% 30% 30% 30% 20% 20% 20% 10% 10% 10% 0% 0% 0%
51-100
11-50
1-10
0
Figuur 3. 101+ naar 51-100 1-10 0 Omvang van bron- en contactonderzoeken totaal,11-50 leeftijdscategorieën, etniciteit, besmettelijkheid van indexpatiënten en wijze van opsporing (inclusief ‘geen bron- en contactonderzoek’/geen contacten onderzocht).
Het gemiddelde aantal onderzochte contacten wordt sterk beïnvloed door een beperkt aantal zeer grote contactonderzoeken. De mediaan geeft daarom een beter inzicht in het aantal onderzochte contacten rond een tuberculosepatiënt. De mediaan van het aantal onderzochte contacten voor alle BCO’s was 7 (Tabel 4). De mediaan was veel groter bij 75+ jarige indexpatiënten (mediaan=14), bij Nederlandse indexpatiënten (mediaan 12 versus 6 bij niet-Nederlandse indexpatiënten) en bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten (mediaan=20) (Figuur 4). Bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten is zowel de mediaan als de interkwartielafstanden veel groter dan bij indexpatiënten met andere vormen van tuberculose. Dat betekent dat bij indexpatiënten met ZN-positieve longtuberculose er meer contacten worden onderzocht en de spreiding van de omvang van het BCO veel groter is: bij een kwart van deze BCO’s werden tussen 1-8 contacten onderzocht, in een kwart tussen 9-20 contacten, in een kwart 21-44 contacten en in een kwart van de BCO’s werden meer dan 44 contacten onderzocht (met als maximum 1.347). De spreiding van de omvang van het BCO is ook groter bij kinderen <15 jaar en bij Nederlandse indexpatiënten.
13
70 70
50 50 40 40
30 30 20 20 10 10
N ed ni er et ZN -N land ed s -p er Kw osi l a tie nd ee ve s k Kw po lo ee sitie ngt u kn v eg e lo ber cu at ng lo tu Ex ieve se b tra er lo c n pu ul o lm gtu be se on r al cu e lo tu be se rc ul os Ac e tie ve Pa op ss sp ie or ve i op ng sp or in g
75 +
014 15 -2 9 30 -4 4 45 -5 9 60 -7 4
0 To ta al
Aantal contacten onderzocht
60 60
Figuur 4. Mediaan en interkwartielafstanden van het aantal contacten onderzocht.
3.4. Welke methoden van onderzoek zijn toegepast in het bron- en contactonderzoek? Van de 61.482 onderzochte contacten werden 45.132 (73%) onderzocht op LTBI door middel van THT/IGRA (Tabel 4 en 6). - Contacten van Nederlandse patiënten (83%) werden vaker op LTBI onderzocht dan contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten (65%). - Contacten van patiënten jonger dan 15 jaar werden frequenter op LTBI onderzocht dan contacten van oudere indexpatiënten. - Contacten van patiënten die actief werden opgespoord, werden minder vaak op LTBI onderzocht. - Contacten werden frequenter op LTBI onderzocht naar mate de indexpatiënt besmettelijker was: bij ZN-positieve longtuberculose, kweekpositieve longtuberculose, kweeknegatieve longtuberculose en extrapulmonale tuberculose indexpatiënten werden respectievelijk 76%, 71%, 67% en 55% van de contacten op LTBI onderzocht. - Minder intensieve contacten werden vaker op LTBI onderzocht: 67% van de contacten in de eerste ring, 74% in de tweede ring en 83% in de derde ring werd op LTBI onderzocht. - Bij Nederlandse indexpatiënten werd in vrijwel elke ring en voor elke categorie besmettelijkheid meer dan 80% van de contacten op LTBI onderzocht (Tabel 6a). Bij niet-Nederlandse indexpatiënten werd vrijwel altijd minder dan 70% van de contacten in de verschillende ringen op LTBI onderzocht (Tabel 6b).
14
3.5. Wat was de opbrengst van tuberculose en latente tbc-infectie bij het bron- en contactonderzoek en welke factoren van de indexpatiënt waren daarop van invloed? - Via BCO werd bij 270 contacten (0,4%) tuberculose vastgesteld en werd bij 3.050 contacten (6,8%) een LTBI gevonden (Tabel 7). - De opbrengst van BCO was hoger bij mannelijke indexpatiënten (0,5% tuberculose en 7,6% LTBI) dan bij vrouwelijke indexpatiënten (0,4% tuberculose en 5,8% LTBI). - De opbrengst was het hoogst bij BCO van jongvolwassen indexpatiënten. Bij BCO van 15-29 jarige indexpatiënten werd bij 0,7% en 8,1% van de contacten tuberculose en LTBI vastgesteld. Deze opbrengst nam gradueel af en was bij 75+ jarige indexpatiënten respectievelijk nog 0,1% en 5,0%. De opbrengst bij 0-14 jarige indexpatiënten viel buiten deze trend (0,4% tuberculose en 3,8% LTBI). - De prevalentie van tuberculose was bij contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten (0,6%) tweemaal zo hoog als bij contacten van Nederlandse indexpatiënten (0,3%). Ook de prevalentie van LTBI was hoger bij contacten van de niet-Nederlandse indexpatiënt (7,2%) dan bij contacten van de Nederlandse indexpatiënt (6,3%). - De meeste contacten met tuberculose (208 van 270; 77%) en met LTBI (2.587 van 3.050; 85%) werden gevonden bij BCO bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten. In totaal 17% (47 van de 270) van de contacten met tuberculose werden gevonden bij BCO van indexpatiënten met kweekpositieve longtuberculose. - Opvallend is dat de prevalentie van tuberculose bij de contacten van patiënten met kweekpositieve longtuberculose (0,6%) gemiddeld hoger was dan bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten (0,4%). In deze groep waren echter twee BCO’s waarbij veel transmissie werd vastgesteld, waarbij bij 15 contacten tuberculose werd vastgesteld. - Via bronopsporingsonderzoek (rondom kweeknegatieve longtuberculose of extrapulmonale longtuberculose indexpatiënten) werd bij 15 contacten actieve tuberculose vastgesteld. Dit komt overeen met een prevalentie van 272 per 100.000 contacten.
3.5.1. Opbrengst naar intensiteit van contact - De prevalentie van tuberculose onder eersteringscontacten van zowel ZN-positieve en kweekpositieve longtuberculose indexpatiënten was 1,1% (1.100 per 100.000 contacten). In de tweede ring had respectievelijk 0,3% en 0,1% van deze contacten tuberculose (Tabel 8 en Figuur 5). - B ij 13,4% van de eersteringscontacten van ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten werd LTBI vastgesteld (Tabel 9 en Figuur 6). De prevalentie van LTBI was lager bij afnemende blootstelling (ringen) en afnemende besmettelijkheid van de indexpatiënt.
15
0.012 1,2% 0.01 1,0% 0.008 0,8% Eerste ring Eerste ring
0,6% 0.006
Tweede ring Tweede ring Derde ring Derde ring
0,4% 0.004 0,2% 0.002 0,0% 0
ZN-positieve ZN-posieve longtuberculose longtuberculose
Kweekpositieve Kweeknegatieve Kweek posieve Kweek negaeve longtuberculose longtuberculose longtuberculose longtuberculose
Extrapulmonale Extrapulmonale tuberculose tuberculose
Figuur 5. Percentage tuberculose bij contacten naar besmettelijkheid van de indexpatiënt en intensiteit van contact.
16% 16% 14% 14%
12% 12% 10% 10% Eerste Eerstering ring
8% 8%
Tweede Tweedering ring
6% 6%
Derde Derdering ring
4% 4% 2% 2% 0% 0%
ZN-positieve ZN-posieve longtuberculose longtuberculose
Kweekpositieve Kweeknegatieve Kweek posieve Kweek negaeve longtuberculose longtuberculose longtuberculose longtuberculose
Extrapulmonale Extrapulmonale tuberculose tuberculose
Figuur 6. Percentage latente tbc-infectie bij contacten naar besmettelijkheid van de indexpatiënt en intensiteit van contact. 16
3.5.2. Opbrengst naar etniciteit Bij niet-Nederlandse ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten was de prevalentie van tuberculose onder eersteringscontacten twee keer zo hoog als bij Nederlandse indexpatiënten (1,3% versus 0,7%, Figuur 7). Ook de prevalentie van LTBI onder Nederlandse en niet-Nederlandse eersteringscontacten van ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten (12,1% versus 14,5%, Figuur 8) was hoger bij niet-Nederlandse indexpatiënten.
1.4% 1,4% 1,2% 1.2% 1,0% 1.0% 0,8% 0.8%
Eerstering ring Eerste Tweedering ring Tweede
0,6% 0.6%
Derde Derdering ring
0,4% 0.4% 0,2% 0.2% 0,0% 0.0%
Nederlands Nederlands
niet-Nederlands niet-Nederlands
Figuur 7. Percentage tuberculose bij contacten bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten naar intensiteit van contact.
16% 16% 14% 14% 12% 12% 10% 10%
Eerste ring Eerste ring
8% 8%
Tweede ring Tweede ring
6% 6%
Derde ring Derde ring
4% 4%
2% 2% 0% 0%
Nederlands Nederlands
niet-Nederlands niet-Nederlands
Figuur 8. Percentage latente tbc-infectie bij ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten naar intensiteit van contact. 17
3.5.3. Transmissie en groepsinfecties - Bij 70% van alle BCO’s (1.866 van 2.668) werd geen transmissie vastgesteld (Tabel 10). - Bij 40% van de Nederlandse indexpatiënten werden één of meerdere contacten gevonden met tuberculose of LTBI en bij 26 % van de niet-Nederlandse indexpatiënten (Tabel 10). - Bij ruim de helft van de ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten werden één of meerdere contacten gevonden met tuberculose of LTBI. Bij kweekpositieve longtuberculose, kweeknegatieve longtuberculose en extrapulmonale tuberculose indexpatiënten was dat respectievelijk 22%, 15% en 9% het geval (Tabel 10). - Bij 169 BCO’s (6,3%) werd bij één of meerdere contacten tuberculose vastgesteld (Tabel 11). - Bij 13% van de BCO’s had 1 contact tuberculose of LTBI, bij 10% van de BCO’s was er bij 2-4 contacten sprake van tuberculose of LTBI, bij 6% van de BCO’s had 5-19 contacten tuberculose of LTBI en bij 1% van de BCO’s (24 in totaal) werd een groepsinfectie (meer dan 20 contacten met tuberculose of LTBI) geconstateerd (Tabel 11).
18
4.
Discussie
Deze evaluatie betreft de systematische cohortanalyse van de uitvoering en opbrengst van bron- en contactonderzoeken (BCO) over een vijfjaarperiode (2006-2010) van het overgrote deel van tuberculosepatiënten (85%) in Nederland. In deze onderzoeken werden ruim 61.000 contacten gescreend en werd bij 270 contacten tuberculose en bij 3.050 LTBI opgespoord. De prevalentie van tuberculose is daarmee 439 per 100.000 onderzochte contacten; bij eersteringscontacten van ZN-positieve of kweekpositieve longtuberculosepatiënten zelfs 1.100 per 100.000. Onder tweede- en derderingscontacten (van alle tbc-patiënten) was de tuberculoseprevalentie 224 en 41 per 100.000. De prevalentie van LTBI was 6,8% voor contacten die op tbc-infectie zijn onderzocht. Van de eersteringscontacten van ZN-positieve longtuberculosepatiënten had zelfs 1 op de 7 contacten een LTBI. Bronopsporing werd bij minder dan de helft van de tbc-patiënten met kweeknegatieve tuberculose of extrapulmonale tuberculose verricht. In totaal werden bij bronopsporing 15 contacten met tuberculose gevonden, wat overeenkomt met een prevalentie van 272 per 100.000 onderzochte contacten. Bij Nederlandse tbc-patiënten werd relatief vaker een BCO uitgevoerd; ook werden meer contacten onderzocht en werden contacten vaker op LTBI gescreend. Een derde van de contacten van nietNederlandse patiënten werd niet op LTBI onderzocht. Dit hangt samen met het in deze jaren nog vaak gangbare beleid om BCG-gevaccineerde contacten en contacten afkomstig uit tbc-endemische landen alleen met een thoraxfoto te onderzoeken. Bij niet-Nederlandse ZN-positieve longtuberculose patiënten was de tuberculoseprevalentie onder contacten bijna twee keer zo hoog als bij Nederlandse ZN-positieve longtuberculose patiënten. Ook de opbrengst aan LTBI was hoger. De lagere dekkingsgraad van het BCO onder contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten is waarschijnlijk gerelateerd aan een lagere bereidheid van deze contacten om aan het onderzoek deel te nemen (4). Met de komst van de IGRA is de screeningsmethode in contactonderzoek primair om LTBI op te sporen. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen het onderzoek van Nederlandse en niet-Nederlandse contacten (5,6). De gevonden prevalentie van tuberculose en LTBI onder contacten van ZN-positieve longtuberculose indexpatiënten is iets lager dan eerder is beschreven in Nederland. Van Geuns bestudeerde in de jaren zestig van de vorige eeuw contactonderzoeken in een aantal GGD’en in Nederland en vond een prevalentie van LTBI van 20,2% onder gezinscontacten van ZN-positieve longtuberculosepatiënten (7). De eersteringscontacten in de studie van Van Geuns betroffen voornamelijk huiscontacten, die doorgaans een hogere mate van expositie hadden dan de eersteringscontacten volgens de huidige definitie en in de huidige tijd. Een evaluatie van contactonderzoeken in de regio Rotterdam-Rijnmond van 2001-2006 vond dat 2,0% van de eersteringscontacten tuberculose en 19,1% LTBI had (8). Onze evaluatie laat verder zien dat de prevalentie van tuberculose en LTBI hoog is onder eersteringscontacten van ZN-negatieve kweekpositieve longtuberculosepatiënten, en dat het zinvol is om ook rond deze ogenschijnlijk weinig besmettelijke tbc-patienten een contactonderzoek te doen. Daarnaast blijkt uit onze evaluatie dat maar één van de twee patiënten met ZN-positieve tuberculose mogelijk besmettelijk is geweest voor de contacten die onderzocht zijn. Deze vaststellingen ondersteunen de werkwijze van het BCO volgens het ringprincipe, waarbij de volgende contactring pas onderzocht wordt als transmissie is aangetoond in de voorgaande ring.
19
Een deel van de prevalentie van tuberculose of LTBI onder contacten is toe te schrijven aan de achtergrondprevalentie. Bij in Nederland geboren contacten is de achtergrondprevalentie zeer laag, uitgezonderd in de hoogste leeftijdsgroepen. Bij contacten geboren in hoog-endemische landen kan de achtergrondprevalentie oplopen tot meer dan 20% (9). De herkomst van de contacten en de contacten met tuberculose en LTBI wordt niet geregistreerd in Osiris-NTR, maar het is aannemelijk dat contacten van niet-Nederlandse patiënten ook vaak in het buitenland zijn geboren en dus een hogere achtergrondprevalentie van tuberculose en LTBI hebben. De richtlijn Bron- en contactonderzoek beveelt aan bij het beoordelen of transmissie plaatsgevonden kan hebben en of het contactonderzoek dient te worden opgeschaald, de achtergrondprevalentie in de specifieke populatie in beschouwing te nemen (6). De opzet en uitvoering van BCO is complex en van vele factoren afhankelijk. De relatieve opbrengst van het contactonderzoek, in termen van het percentage contacten met tuberculose of LTBI, is afhankelijk van het aantal geïdentificeerde en onderzochte contacten. De beschikbare data geeft geen informatie over de context van het BCO en de overwegingen en besluitvorming om een BCO wel of niet uit te breiden. De resultaten van dit rapport moeten daarom met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Daarnaast is er sprake van interactie met betrekking tot de kenmerken van de indexpatiënten. Multivariate analyse van de gegevens kan meer inzicht geven in de factoren die invloed hebben op de opbrengst van het BCO. Of een contact met tuberculose daadwerkelijk geïnfecteerd is door de indexpatiënt is alleen met zekerheid te bepalen aan de hand van overeenkomst in de DNA fingerprint van de bacterie-isolaten van de indexpatiënt en het contact. De GGD registreert in Osiris-NTR geen informatie over de DNA fingerprint van de vervolggevallen met tuberculose. Bovendien blijft de sputumkweek bij contacten relatief vaak negatief en kan het DNA-patroon niet worden bepaald. In de Rotterdamse evaluatie was de diagnose bij 47% van de contacten met tuberculose met kweek bevestigd, en daarvan had 77% een overeenkomende DNA fingerprint met de indexpatiënt (10). Anderzijds worden ook patiënten aan het NTR gemeld met een moleculair en bewezen epidemiologisch bevestigd verband, die niet via BCO zijn opgespoord (11). Om de effectiviteit van het BCO te beoordelen is ook relevant te weten of geïnfecteerde contacten een preventieve behandeling voor LTBI startten en deze ook voltooiden. Volgens het surveillancerapport Tuberculose in Nederland werden in de jaren 2006-2010 4.784 contacten met een LTBI bij BCO gevonden; 74% van deze personen werden preventief behandeld en van deze groep voltooide 88% de preventieve behandeling (12). De opsporing en behandeling van LTBI bij BCO draagt waarschijnlijk substantieel bij aan de bestrijding van tuberculose in Nederland met deze hoge aantallen en hoog percentage van (voltooide) behandeling.
20
Interventie
Evaluatie periode
Aantal onderzochte personen
Aantal tuberculose
Prevalentie (per 100.000)
Number needed to screen
Bron- en contactonderzoek
2006-2010
61.482
270
439
228
Screening asielzoekers (13)
2006-2010
51.907
286
551
181
Screening immigranten (14)
2005-2010
117.389
127
108
924
Screening gedetineerden (15)
2006-2010
203.897
119
58
1.713
Internationaal wordt de term “number needed to screen” (NNS) gebruikt om efficiëntie van screeningen te bepalen en interventies te vergelijken (16). De NNS is het aantal personen dat onderzocht moet worden om een tbc-patiënt te ontdekken en is omgekeerd gerelateerd aan de prevalentie. BCO identificeerde in de periode 2006-2010 bij 1 op de 228 onderzochte contacten actieve tuberculose en is daarmee vergelijkbaar met de resultaten van de screening van asielzoekers, en heeft een veel betere efficiëntie dan de screeningen van immigranten en gedetineerden. BCO is de enige van bovengenoemde interventies die ook gericht is op de opsporing van LTBI. Dat 1 op de 15 contacten in de periode 2006 tot 2010 een LTBI had, laat de kracht zien van het BCO om personen met risico te identificeren.
21
5. •
•
•
•
22
Conclusies en aanbevelingen ron- en contactonderzoek is een zeer effectieve vorm van actieve opsporing in de tbc-bestrijding B in Nederland, met hoge opbrengst aan tuberculose en LTBI onder eersteringscontacten van ZN-positieve longtuberculose en kweekpositieve longtuberculose indexpatiënten. Contactonderzoek kan aan efficiëntie winnen door, conform de nieuwe Richtlijn Tuberculose Bron- en contactonderzoek i) personen afkomstig uit endemische gebieden en BCG-gevaccineerde contacten ook op LTBI te screenen en ii) contactonderzoek te beperken tot contacten met een reëel risico op blootstelling en het contactonderzoek alleen op te schalen indien er overtuigende aanwijzingen zijn voor transmissie. Brononderzoek van contacten van kweeknegatieve indexpatiënten en patiënten met extrapulmonale tuberculose draagt bij aan de vroege opsporing in een risicogroep voor tuberculose, en het zoeken van nog niet geïdentificeerde bronpatiënten. Wij bevelen de volgende studies en vervolgstappen aan: o Multivariate analyse naar de factoren die voorspellend zijn voor transmissie / groepsinfectie en de dekkingsgraad/omvang van bron- en contactonderzoeken; o Studie naar de kenmerken van de contacten met tuberculose; o O nderzoek naar DNA fingerprint van de bacterie van contacten met tuberculose en de indexpatiënt; enerzijds om de rol van bronopsporingsonderzoek te analyseren (is het contact de vermeende bron?) en anderzijds om te bepalen wat het aandeel niet-prevalente gevallen onder contacten met tuberculose is, dat wil zeggen contacten met een niet-overeenkomende DNA fingerprint met de indexpatiënt; o Systematisch onderzoek en monitoring van met DNA fingerprint clusterende patiënten met een bewezen epidemiologisch verband met een indexpatiënt in Nederland die niet via bron- en contactonderzoek zijn gevonden.
6.
Literatuur
1. Erkens CG, Kamphorst M, Abubakar I, Bothamley GH, Chemtob D, Haas W, et al. Tuberculosis contact investigation in low prevalence countries: a European consensus. Eur Respir J. 2010;36:925–49. 2. Hwang TJ, Ottmani S, Uplekar M. A rapid assessment of prevailing policies on tuberculosis contact investigation. Int J Tuberc Lung Dis. 2011 Dec;15(12):1620–3. 3. Handboek tbc-bestrijding Nederland. Den Haag: KNCV Tuberculosefonds; 2008. 4. Mulder C, Erkens CGM, Kouw PM, Huisman EM, Meijer-Veldman W, Borgdorff MW, et al. Missed opportunities in tuberculosis control in The Netherlands due to prioritization of contact investigations. Eur J Public Health. 2012 Apr;22(2):177–82. 5. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding. Richtlijn Interferon Gamma Release Assays bij de diagnostiek van tuberculose. Den Haag: KNCV Tuberculosefonds; 2010. 6. Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding. Richtlijn Tuberculose bron- en contactonderzoek. Den Haag: KNCV Tuberculosefonds; 2014. 7. Van Geuns HA. Contactonderzoek. Tegen de Tuberculose. 1972;70–6. 8. De Vries G, Kidgell-Koppelaar I, Verdier J, Van Hest NAH, Richardus JH. Evaluatie contactonderzoeken in de regio Rijnmond, 2001-2006. Tegen de Tuberculose. 2012;108(2):3–7. 9. Mulder C, van Deutekom H, Huisman EM, Toumanian S, Koster BFPJ, Meijer-Veldman W, et al. Role of the QuantiFERON(R)-TB Gold In-Tube assay in screening new immigrants for tuberculosis infection. Eur Respir J. 2012 Dec;40(6):1443–9. 10. De Vries G, Kidgell-Koppelaar I, van Hest NAH, Verdier J, Richardus JH. Evaluation of contact investigations as intervention for urban tuberculosis control in Rotterdam, the Netherlands. London, United Kingdom: IUATLD; 2012. 11. Van Deutekom H, Hoijng SP, de Haas PE, Langendam MW, Horsman A, van Soolingen D, et al. Clustered tuberculosis cases: do they represent recent transmission and can they be detected earlier? Am J Respir Crit Care Med. 2004;169:806–10. 12. Tuberculose in Nederland 2010. Surveillancerapport. Den Haag: KNCV Tuberculosefonds; 2011. 13. Jaarverslag Tuberculose Screening Asielzoekers in Opvangcentra 2010. Lelystad: GGD Flevoland en GGD Hart voor Brabant; 2012. 14. Evaluatie tuberculosescreening immigranten. Resultaten binnenkomst- en vervolgscreening op tuberculose van immigranten in de jaren 2005 t/m 2010. Den Haag: KNCV Tuberculosefonds; 2012. 15. Jaarverslag 2010 Tuberculoseonderzoek in penitentiaire inrichtingen. Utrecht: GGD Nederland; 2011. 16. Systematic screening for active tuberculosis: principles and recommendations. WHO/HTM/TB/2013.04. Geneva: World Health Organization; 2013.
23
Bijlage 1. Module bron- en contactonderzoek Osiris-NTR (versie 2014)
24
Bijlage 2. Tabellen en figuren bij de resultaten Tabel 1. Bron- of contactonderzoek verricht naar kenmerken van indexpatiënten Indexpatiënten
Bron- en contactonderzoek verricht Nee
Ja
N
N
%
N
%
4.436
1.768
40%
2.668
60%
2006
830
327
39%
503
61%
2007
856
310
36%
546
64%
Totaal Diagnosejaar
2008
877
373
43%
504
57%
2009
982
434
44%
548
56%
2010
891
324
36%
567
64%
Man
2.498
1.043
42%
1.455
58%
Vrouw
1.938
725
37%
1.213
63%
199
134
67%
65
33%
15-29
1.321
659
50%
662
50%
30-44
1.206
455
38%
751
62%
45-59
768
230
30%
538
70%
Geslacht
Leeftijdscategorieën 0-14
60-74
535
150
28%
385
72%
75+
407
140
34%
267
66%
Nederlands
1.027
315
31%
712
69%
niet-Nederlands
3.282
1.399
43%
1.883
57%
127
54
43%
73
57%
1.176
114
10%
1.062
90%
Kweek positieve longtuberculose
941
328
35%
613
65%
Kweek negatieve longtuberculose
512
328
64%
184
36%
1.807
998
55%
809
45%
847
565
67%
282
33%
3.589
1.203
34%
2.386
66%
Etniciteit
Onbekend Besmettelijkheid ZN-positieve longtuberculose
Extrapulmonale tuberculose Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing N = aantal, ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
25
Tabel 2. Bron- of contactonderzoek verricht naar besmettelijkheid van de indexpatiënten ZN-positieve longtuberculose Totaal N Totaal
Kweekpositieve longtuberculose
BCO verricht Totaal
Kweeknegatieve longtuberculose
BCO verricht Totaal
Extrapulmonale tuberculose
BCO verricht Totaal
N
%
N
N
%
N
N
1.176 1.062
90%
941
613
65%
512
184
BCO verricht
N
N
%
36% 1.807
809
45%
%
Diagnosejaar 2006
228
202
89%
187
121
65%
107
41
38%
308
139
45%
2007
255
232
91%
175
131
75%
106
36
34%
320
147
46%
2008
229
198
86%
200
123
62%
94
35
37%
354
148
42%
2009
240
223
93%
187
104
56%
121
41
34%
434
180
41%
2010
224
207
92%
192
134
70%
84
31
37%
391
195
50%
Geslacht Man
729
644
88%
565
341
60%
299
102
34%
905
368
41%
Vrouw
447
418
94%
376
272
72%
213
82
38%
902
441
49%
0-14
14
13
93%
27
17
63%
85
12
14%
73
23
32%
15-29
333
293
88%
306
169
55%
142
25
18%
540
175
32%
Leeftijdscategorieën
30-44
329
293
89%
266
163
61%
101
42
42%
510
253
50%
45-59
230
209
91%
124
91
73%
89
45
51%
325
193
59%
60-74
135
127
94%
117
99
85%
64
42
66%
219
117
53%
75+
135
127
94%
101
74
73%
31
18
58%
140
48
34%
48%
303
137
45%
30% 1.447
648
45%
Etniciteit Nederlands
349
329
94%
216
169
78%
159
77
niet-Nederlands
795
705
89%
701
427
61%
339
103
32
28
88%
24
17
71%
14
4
29%
57
24
42%
126
93
74%
333
149
45%
244
25
10%
144
15
10%
1.050
969
92%
608
464
76%
268
159
59% 1.663
794
48%
Onbekend Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing
BCO = bron- en contactonderzoek; N = aantal, ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
26
Tabel 3. Bron- of contactonderzoek verricht naar wijze van opsporing van de indexpatiënten Actieve opsporing Totaal
Passieve opsporing
BCO verricht
Totaal
BCO verricht
N
N
%
N
N
%
874
282
32%
3.589
2.386
66%
2006
158
62
39%
672
441
66%
2007
152
59
39%
704
487
69%
2008
177
45
25%
700
459
66%
2009
205
48
23%
777
500
64%
2010
155
68
44%
736
499
68%
Man
514
160
31%
1.984
1.295
65%
Vrouw
333
122
37%
1.605
1.091
68%
0-14
132
19
14%
67
46
69%
15-29
396
133
34%
925
529
57%
30-44
231
87
38%
975
664
68%
45-59
67
31
46%
701
507
72%
60-74
16
10
63%
519
375
72%
5
2
40%
402
265
66%
Totaal Diagnosejaar
Geslacht
Leeftijdscategorieën
75+ Etniciteit Nederlands
133
58
44%
894
654
73%
niet-Nederlands
698
217
31%
2.584
1.666
64%
16
7
44%
111
66
59%
ZN-positieve longtuberculose
126
93
74%
1.050
969
92%
Kweekpositieve longtuberculose
333
149
45%
608
464
76%
Kweeknegatieve longtuberculose
244
25
10%
268
159
59%
Extrapulmonale tuberculose
144
15
10%
1.663
794
48%
Onbekend Besmettelijkheid
BCO = bron- en contactonderzoek; N = aantal, ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
27
Tabel 4. Aantal verrichte bron- en contactonderzoeken, aantal opgeroepen en onderzochte contacten op tuberculose en latente tbc-infectie in bron- en contactonderzoeken naar kenmerken indexpatiënten Aantal contacten onderzocht
BCO verricht
Totaal
Aantal contacten opgeroepen (a)
Totaal (b)
Mediaan
ICR(1)
ICR(3)
Percentage contacten onderzocht Aantal Percentage op contacten onderzocht tuberculose onderzocht op LTBI (b/a) op LTBI (c) (c/b)
2.668
70.588
61.482
7
3
20
87%
45.132
73%
2006
503
13.901
12.587
7
3
21
91%
8.696
69%
2007
546
18.369
16.409
7
3
23
89%
12.318
75%
Diagnosejaar
2008
504
13.837
11.974
7
3
21
87%
8.762
73%
2009
548
13.433
11.281
6
3
18
84%
8.448
75%
2010
567
11.048
9.231
6
3
16
84%
6.908
75%
Man
1.455
39.756
33.983
7
3
22
85%
24.573
72%
Vrouw
1.213
30.832
27.499
6
3
18
89%
20.559
75%
0-14
65
2.873
2.689
7
4
39
94%
2.393
89%
15-29
662
18.353
15.810
7
3
20
86%
11.248
71%
30-44
751
19.137
16.924
5
2
15
88%
12.716
75%
45-59
538
14.181
12.026
6
3
16
85%
8.849
74%
Geslacht
Leeftijdscategorieën
60-74
385
8.821
7.680
7
3
18
87%
5.520
72%
75+
267
7.223
6.353
14
5
29
88%
4.406
69%
712
31.225
27.580
12
4
34
88%
22.926
83%
1.883
37.103
31.930
6
3
15
86%
20.595
65%
73
2.260
1.972
7
3
25
87%
1.611
82%
ZN-positieve longtuberculose
1.062
54.710
47.595
20
8
44
87%
35.992
76%
Kweekpositieve longtuberculose
613
9.652
8.381
6
3
14
87%
5.954
71%
Kweeknegatieve longtuberculose
184
1.480
1.259
4
2
7
85%
834
66%
Extrapulmonale tuberculose
809
4.746
4.247
3
2
5
89%
2.352
55%
282
4.877
4.118
5
2
14
84%
2.747
67%
2.386
65.711
57.364
7
3
21
87%
42.385
74%
Etniciteit Nederlands niet-Nederlands Onbekend Besmettelijkheid
Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing
BCO = bron- en contactonderzoek; ICR = interkwartielafstand; LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
28
Tabel 5. Omvang van het bron- of contactonderzoek naar kenmerken van de indexpatiënt
Aantal contacten onderzocht in bron- en contactonderzoek 1-10
51-100
101-500
N
Rij %
N
Rij %
N
Rij %
N
Rij %
1.642 61,5% 774 29,0% 145
5,4%
95
3,6%
7
0,3%
5
0,2% 2.668
N Totaal
11-50
Rij %
N
Rij %
501-1000
>1000
Totaal N
Diagnosejaar 2006
305 60,6% 140 27,8%
35
7,0%
21
4,2%
0
0,0%
2
0,4%
503
2007
326 59,7% 164 30,0%
27
4,9%
24
4,4%
2
0,4%
3
0,5%
546
2008
296 58,7% 166 32,9%
23
4,6%
16
3,2%
3
0,6%
0
0,0%
504
2009
341 62,2% 148 27,0%
34
6,2%
24
4,4%
1
0,2%
0
0,0%
548
2010
374 66,0% 156 27,5%
26
4,6%
10
1,8%
1
0,2%
0
0,0%
567
Man
854 58,7% 459 31,5%
85
5,8%
50
3,4%
5
0,3%
2
0,1% 1.455
Vrouw
788 65,0% 315 26,0%
60
4,9%
45
3,7%
2
0,2%
3
0,2% 1.213
7 10,8%
2
3,1%
0
0,0%
1
1,5%
65
Geslacht
Leeftijdscategorieën 0-14
39 60,0%
16 24,6%
15-29
403 60,9% 192 29,0%
41
6,2%
22
3,3%
2
0,3%
2
0,3%
662
30-44
508 67,6% 179 23,8%
31
4,1%
30
4,0%
1
0,1%
2
0,3%
751
45-59
342 63,6% 144 26,8%
25
4,6%
25
4,6%
2
0,4%
0
0,0%
538
60-74
236 61,3% 120 31,2%
17
4,4%
10
2,6%
2
0,5%
0
0,0%
385
75+
114 42,7% 123 46,1%
24
9,0%
6
2,2%
0
0,0%
0
0,0%
267
339 47,6% 251 35,3%
68
9,6%
46
6,5%
5
0,7%
3
0,4%
712
1.263 67,1% 498 26,4%
73
3,9%
46
2,4%
1
0,1%
2
0,1% 1.883
4
5,5%
3
4,1%
1
1,4%
0
0,0%
ZN-positieve longtuberculose
340 32,0% 499 47,0% 125 11,8%
87
8,2%
6
0,6%
5
0,5% 1.062
Kweekpositieve longtuberculose
400 65,3% 191 31,2%
Kweeknegatieve longtuberculose
159 86,4%
Extrapulmonale tuberculose
Etniciteit Nederlands niet-Nederlands Onbekend
40 54,8%
25 34,2%
73
Besmettelijkheid
15
2,4%
6
1,0%
1
0,2%
0
0,0%
613
22 12,0%
3
1,6%
0
0,0%
0
0,0%
0
0,0%
184
743 91,8%
62
7,7%
2
0,2%
2
0,2%
0
0,0%
0
0,0%
809
193 68,4%
74 26,2%
7
2,5%
8
2,8%
0
0,0%
0
0,0%
282
1.449 60,7% 700 29,3% 138
5,8%
87
3,6%
7
0,3%
5
0,2% 2.386
Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing
N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
29
Tabel 6. Totaal aantal onderzochte contacten en aantal en percentage onderzocht op latente tbc-infectie ZN-positieve longtuberculose Totaal
Kweekpositieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Kweeknegatieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Extrapulmonale tuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Onderzocht op LTBI
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
Eerste ring
14.194 10.108
71%
3.953
2.513
64%
698
413
59%
3.386
1.771
52%
Tweede ring
19.826 14.651
74%
3.437
2.523
73%
473
348
74%
842
572
68%
Derde ring
13.575 11.233
83%
991
918
93%
88
73
83%
19
9
47%
Totaal
47.595 35.992
76%
8.381
5.954
71%
1.259
834
66%
4.247
2.352
55%
N
LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
Tabel 6a. Totaal aantal onderzochte contacten van Nederlandse indexpatiënten en aantal en percentage onderzocht op latente tbc-infectie ZN-positieve longtuberculose Totaal
Kweekpositieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Kweeknegatieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Extrapulmonale tuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Onderzocht op LTBI
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
Eerste ring
5.206
4.296
83%
1.236
1.020
83%
278
229
82%
697
566
81%
Tweede ring
8.853
6.981
79%
1.201
976
81%
245
193
79%
332
274
83%
Derde ring
8.665
7.560
87%
855
822
96%
12
9
75%
0
0
-
22.724 18.837
83%
3.292
2.818
86%
535
431
81%
1.029
840
82%
Totaal
LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
Tabel 6b. Totaal aantal onderzochte contacten van niet-Nederlandse indexpatiënten en aantal en percentage onderzocht op latente tbc-infectie ZN-positieve longtuberculose Totaal
Eerste ring Tweede ring Derde ring Totaal
Kweekpositieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Kweeknegatieve longtuberculose
Onderzocht op LTBI
Totaal
Onderzocht op LTBI
Totaal
Onderzocht op LTBI
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
8.589
5.497
64%
2.588
1.413
55%
399
166
42%
2.582
1.120
43%
10.399
7.181
69%
2.103
1.453
69%
216
155
72%
492
290
59%
4.334
3.153
73%
133
94
71%
76
64
84%
19
9
47%
23.322 15.831
68%
4.824
2.960
61%
691
385
56%
3.093
1.419
46%
LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
30
Extrapulmonale tuberculose
Tabel 7. Opbrengst van het bron- en contactonderzoek naar kenmerken indexpatiënt
BCO verricht
Totaal
Aantal contacten onderzocht (a)
Aantal contacten onderzocht op LTBI (b)
Aantal contacten met tuberculose (c)
Opbrengst tuberculose (c/a)
Aantal contacten met LTBI (d)
Percentage contacten met LTBI (d/b)
2.668
61.482
45.132
270
0,4%
3.050
6,8%
2006
503
12.587
8.696
47
0,4%
593
6,8%
2007
546
16.409
12.318
66
0,4%
714
5,8%
2008
504
11.974
8.762
52
0,4%
557
6,4%
2009
548
11.281
8.448
54
0,5%
671
7,9%
2010
567
9.231
6.908
51
0,6%
515
7,5%
Diagnosejaar
Geslacht Man
1.455
33.983
24.573
156
0,5%
1.857
7,6%
Vrouw
1.213
27.499
20.559
114
0,4%
1.193
5,8%
0-14
65
2.689
2.393
11
0,4%
90
3,8%
15-29
662
15.810
11.248
118
0,7%
911
8,1%
Leeftijdscategorieën
30-44
751
16.924
12.716
77
0,5%
843
6,6%
45-59
538
12.026
8.849
40
0,3%
676
7,6%
60-74
385
7.680
5.520
15
0,2%
308
5,6%
75+
267
6.353
4.406
9
0,1%
222
5,0%
712
27.580
22.926
77
0,3%
1.441
6,3%
1.883
31.930
20.595
191
0,6%
1.491
7,2%
73
1.972
1.611
2
0,1%
118
7,3%
ZN-positieve longtuberculose
1.062
47.595
35.992
208
0,4%
2.587
7,2%
Kweekpositieve longtuberculose
613
8.381
5.954
47
0,6%
331
5,6%
Kweeknegatieve longtuberculose
184
1.259
834
1
0,1%
30
3,6%
Extrapulmonale tuberculose
809
4.247
2.352
14
0,6%
102
4,3%
282
4.118
2.747
18
0,4%
186
6,8%
2.386
57.364
42.385
252
0,4%
2.864
6,8%
Etniciteit Nederlands niet-Nederlands Onbekend Besmettelijkheid
Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing
BCO = bron- en contactonderzoek ; LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
31
Tabel 8. Opbrengst voor actieve tuberculose ZN-positieve longtuberculose Eerste ring Tweede ring Derde ring Totaal
Kweek positieve longtuberculose
Kweek negatieve longtuberculose
Extrapulmonale tuberculose
Totaal
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
152
1,1%
43
1,1%
1
0,1%
13
0,4%
209
0,9%
51
0,3%
4
0,1%
0
0,0%
0
0,0%
55
0,2%
5
0,0%
0
0,0%
0
0,0%
1
5,3%
6
0,0%
208
0,4%
47
0,6%
1
0,1%
14
0,3%
270
0,4%
ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
Tabel 9. Opbrengst voor latente tbc-infectie ZN-positieve longtuberculose
Kweek negatieve longtuberculose
Extrapulmonale tuberculose
Totaal
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
1.359
13,4%
184
7,3%
19
4,6%
86
4,9%
1.648
11,1%
Tweede ring
878
6,0%
114
4,5%
8
2,3%
16
2,8%
1.016
5,6%
Derde ring
350
3,1%
33
3,6%
3
4,1%
0
0,0%
386
3,2%
2.587
7,2%
331
5,6%
30
3,6%
102
4,3%
3.050
6,8%
Eerste ring
Totaal
ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
32
Kweek positieve longtuberculose
Tabel 10. Transmissie naar kenmerken indexpatiënten BCO verricht
Geen transmissie
Mogelijke transmissie*
N
N
%
N
%
2.668
1.866
70%
802
30%
2006
503
353
70%
150
30%
2007
546
372
68%
174
32%
2008
504
347
69%
157
31%
Totaal Diagnosejaar
2009
548
382
70%
166
30%
2010
567
412
73%
155
27%
Man
1.455
984
68%
471
32%
Vrouw
1.213
882
73%
331
27%
Geslacht
Leeftijdscategorieën 0-14
65
38
58%
27
42%
15-29
662
461
70%
201
30%
30-44
751
533
71%
218
29%
45-59
538
374
70%
164
30%
60-74
385
288
75%
97
25%
75+
267
172
64%
95
36%
712
429
60%
283
40%
1.883
1.387
74%
496
26%
73
50
68%
23
32%
1.062
495
47%
567
53%
Kweekpositieve longtuberculose
613
476
78%
137
22%
Kweeknegatieve longtuberculose
184
156
85%
28
15%
Extrapulmonale tuberculose
809
739
91%
70
9%
Etniciteit Nederlands niet-Nederlands Onbekend Besmettelijkheid ZN-positieve longtuberculose
Wijze van opsporing Actieve opsporing Passieve opsporing
282
210
74%
72
26%
2.386
1.656
69%
730
31%
*Minimaal 1 tuberculose of 1 LTBI gevonden tijdens BCO BCO = bron- en contactonderzoek; N = aantal; ZN = Ziehl-Neelsen/auraminekleuring
33
Tabel 11 Aantal contacten met tuberculose en latente tbc-infectie per bron- en contactonderzoek Aantal contacten per BCO met tuberculose 0
1
2-5
5-8
Totaal
0
Aantal contacten in BCO met LTBI
1.866
31
7
1
1.905
1
310
30
1
0
341
2-5
218
32
6
0
256
5-19
100
26
15
3
144
5
5
9
3
22
2.499
124
38
7
2.668
≥20 Totaal
BCO = bron- en contactonderzoek; LTBI = latente tuberculose-infectie
Tabel 12 Aantal opgeroepen en onderzochte contacten en de opbrengst voor tuberculose en latente tbc-infectie naar risicogroep Contacten
Contacten
Index
BCO
Contacten
onderzocht
met
Opbrengst
Contacten
patiënten
verricht
onderzocht
op LTBI
tuberculose
tuberculose
met LTBI
Opbrengst LTBI
(a)
(b)
(c)
(c/a)
(d)
(d/b)
N
N
N
N
N
%
N
%
4.436
2.668
61.482
45.132
270
0,4%
3.050
6,8%
2.143
1.576
39.285
29.501
159
0,4%
1.939
6,6%
Contact van besmettelijke patiënt
349
132
4.202
3.350
18
0,4%
240
7,2%
Immigrant<2,5jr
373
212
2.602
1.495
27
1,0%
143
9,6%
Asielzoeker<2,5jr
576
134
1.393
735
9
0,6%
51
6,9%
Illegaal
141
78
645
333
5
0,8%
29
8,7%
32
18
335
226
0
0,0%
19
8,4%
Totaal Risicogroep* Geen risicogroep
Dak- en thuisloze Alcoholverslaafd
43
31
1.340
937
4
0,3%
101
10,8%
Drugverslaafd
84
59
2.147
1.584
12
0,6%
91
5,7%
Gedetineerde
50
21
625
467
2
0,3%
18
3,9%
Professionele contactgroep
21
15
655
442
1
0,2%
23
5,2%
Oud-patiënt
244
139
2.958
2.116
8
0,3%
113
5,3%
Reiziger
121
84
1.459
1.178
3
0,2%
84
7,1%
Andere risicogroep
259
169
3.836
2.768
22
0,6%
199
7,2%
*Een indexpatiënt wordt meerdere keren geteld indien de indexpatiënt tot meerdere risicogroepen behoort. BCO = bron- en contactonderzoek ; LTBI = latente tuberculose-infectie; N = aantal
34
35
KNCV TUBERCULOSEFONDS PARKSTRAAT 17 2514 JD DEN HAAG TELEFOON (070) 416 72 22 FAX (070) 358 40 04
[email protected] WWW.TUBERCULOSE.NL