Europaproject V4
Handleiding mini-pws
2015-2016
Inleiding In het laatste jaar van je opleiding schrijf je een profielwerkstuk (PWS). Hiermee begin je in de vijfde klas. Omdat jij zelf en de school hoge eisen aan het PWS stellen, oefenen we in de vierde alvast met een mini-PWS. Als groep van vier ga je onderzoek doen naar een Europees thema. Er is een grote keuze aan onderwerpen, kies dus iets dat je interessant vindt! Dit boekwerkje geeft je informatie over het mini-PWS. Het tijdschema in grote lijnen Tijdens de Europadag op 19 november schrijf je je in voor een onderwerp. De onderwerpen zijn erg breed geformuleerd. Het is aan jullie om een goede hoofdvraag (onderzoeksvraag) op te stellen. Daarna gaan jullie je verder verdiepen in dit onderwerp. Je gaat op zoek naar bronnen die meer over jouw onderwerp vertellen. Je noteert deze bronnen en maakt een samenvatting van de informatie die je uit deze bron kunt halen. Onderschat dit niet. Het vinden van goede bronnen vergt tijd en vormt de basis voor jouw mini profielwerkstuk! Na het verzamelen van materiaal (bronnen) formuleer je voorlopige deelvragen. Je maakt bovendien een globale planning en werkverdeling (wie doet wat en wanneer?) In week 48 ga je tijdens de les wetenschap oriëntatie (WON) aan de slag met het opstellen van de definitieve deelvragen. Deze deelvragen worden uiteraard door een docent WON beoordeeld. Nadat jullie deelvragen zijn goedgekeurd krijgen jullie een docent toegewezen die jullie tijdens het verdere traject gaat begeleiden. Hij of zij neemt te zijner tijd contact met jullie op. In ieder mini-pws moet een deelvraag voorkomen die gaat over het “subsidiariteitsbeginsel” Europa. Hieronder vind je daarover meer informatie. Jullie hebben nu de basis voor jullie mini-pws gelegd: de hoofdvraag, minimaal vier goede deelvragen (minimaal één per groepslid) en de “vaste” deelvraag (subsidiariteitsbeginsel). Nu ga je de deelvragen aan de hand van de bronnen die je al eerder hebt verzameld, uitwerken tot een verslag. Uiterlijk woensdag 16 december 2015 lever je het concept verslag bij jullie begeleidend docent in. In de week van 18 januari 2016 maakt jullie begeleider een afspraak om het concept verslag met jullie te bespreken. Jullie hebben vervolgens twee weken de tijd om het concept verslag daar waar nodig aan te passen. Op 8 februari 2016 moet het definitieve verslag bij jullie begeleider zijn ingeleverd. Deze geeft uiterlijk op 18 februari 2016 haar of zijn eindoordeel over jullie mini-pws. Daar is natuurlijk ook een cijfer aan gekoppeld. In de projectweek (19 april 2016) geven jullie een presentatie van het mini-pws aan elkaar, aan de docenten en ook aan jullie ouders en, eventueel, andere belangstellenden. Beoordeling Het mini-pws en de presentaties worden uiteraard beoordeeld. Het eindcijfer dat dit oplevert, telt voor 10% mee voor je schoolexamencijfer WON!
De Europese Unie Jullie mini-PWS gaat over een onderwerp dat betrekking heeft op de Europese Unie. Maar wat is de Europese Unie eigenlijk? De Europese Unie dat zijn jij en ik als burgers van 28 landen, de lidstaten. Leuk en aardig maar hoe zit dat? Dat zit zo: de Lidstaten hebben een deel van hun soevereiniteit*(baas in eigen land) overgedragen aan door henzelf gecreëerde gemeenschappelijke instellingen zoals de Europese Commissie, Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Alles wat de Europese Unie doet is gebaseerd op verdragen. Alle landen van de Europese Unie hebben daar vrijwillig en op democratische wijze mee ingestemd. De EU is dus een Verdragsstaat. Het is een verdragsorganisatie met 28 lidstaten. De Europese Unie heeft veel invloed op ons dagelijks leven vaak zonder dat we dat direct in de gaten hebben. Iedereen in Europa heeft bijvoorbeeld hetzelfde alarmnummer 112, we kunnen zonder grenscontroles binnen de EU reizen, hebben (bijna allemaal) dezelfde munt, de beltarieven voor onze mobiele telefoons zijn verlaagd door EU afspraken… Kan de EU zomaar haar gang gaan? Nee, zeker niet. In de verdragen staat op welke beleidsterreinen de EU besluiten kan nemen. Er zijn terreinen waarop: • • •
De EU uitsluitend bevoegd is (op die terreinen hebben de lidstaten hun bevoegdheid overgedragen, bijvoorbeeld op het gebied van de vrije mededinging); Er een gedeelde bevoegdheid bestaat tussen de EU en de lidstaten (bijvoorbeeld landbouw en milieu); De lidstaten bevoegd zijn (indien het betreffende beleidsterrein niet nadrukkelijk in verdrag is genoemd)
Bovendien is er het subsidiariteitsbeginsel: In het Verdrag van Maastricht (1992) is afgesproken dat de Europese Unie zich moet houden aan het subsidiariteitsprincipe1: de Europese Unie mag alleen optreden op die gebieden waar dat noodzakelijk en gewenst is (tenzij de EU natuurlijk uitsluitend bevoegd is zoals hiervoor genoemd). Dit is een erg belangrijk principe, het moet voorkomen dat de EU zich bezig houdt met zaken die lidstaten beter zelf kunnen oplossen. Er mag dus alleen actie worden ondernomen op EU niveau, wanneer dit niet even goed (of beter) kan worden gedaan op lidstaatniveau. Europese Wetgeving Wat belangrijk is om te weten, is dat er verschillende soorten Europese wetgeving bestaan. De belangrijkste twee zijn de Verordening en de Richtlijn. Er is een belangrijk verschil tussen beide. 1
http://europa.eu/legislation_summaries/institutional_affairs/treaties/lisbon_treaty/ai0017 _nl.htm
Verordening Een verordening is bindend en vanuit de EU-afdwingbaar. Een verordening geldt als gewone wetgeving die net zo belangrijk is als wetgeving van de lidstaten zelf. Dat houdt kort gezegd in dat een Nederlandse rechter beslissingen kan nemen op basis van Europese wetgeving (die Europese wetgeving hoeft niet eerst te worden “omgezet” in een nationale wet). De Europese wetgeving werkt dus rechtstreeks. Richtlijn De tweede variant van wetgeving is de richtlijn. Een richtlijn is nadrukkelijk geen bindende Europese wetgeving waar burgers rechtstreeks een beroep op kunnen doen, maar een opdracht aan de lidstaten. Als de Europese Unie een richtlijn invoert, bijvoorbeeld over de bescherming van de badwaterkwaliteit, moeten lidstaten zelf wetgeving doorvoeren die in overeenstemming met deze richtlijn is. Een richtlijn is dus een opdracht aan de lidstaten om een bepaald onderwerp op nationaal niveau te regelen. Het kan per lidstaat nog wel eens verschillen hoe streng de richtlijnen in eigen wetgeving worden opgenomen en toegepast. Zo is er een EU-richtlijn die inhoudt dat websiteproviders hun gebruikers wijzen op privacy. Nederland heeft dit erg streng toegepast: elke nieuwe website die je bezoekt moet volgens de Nederlandse wetgeving aangeven dat er cookies worden verzameld (ga maar eens naar Volkskrant.nl, dan zie je onderin zo’n grijze balk waar je toestemming moet geven voor cookiegebruik), terwijl dat in andere landen helemaal niet zo is. Een richtlijn kan dus streng of minder streng worden toegepast. Het mini-PWS en het subsidiariteitsbeginsel Terug naar het subsidiariteitsbeginsel. Je kiest straks een onderwerp voor het mini-pws, of hebt dat inmiddels gedaan. Omdat wij het belangrijk vinden dat jullie je burgerschapscompetenties ontwikkelen in een wereld die steeds internationaler wordt, krijg je de opdracht mee het subsidiariteitsbeginsel als deelvraag in jullie mini-pws op te nemen. Je onderzoekt de werkzaamheden van de Europese Unie op het door jou gekozen beleidsterrein, omschrijft deze, en beargumenteert vervolgens of de Europese Unie zich volgens jou met dit beleidsterrein moet bezig houden en zo ja, hoe zij zich daarmee moet bezig houden, zo nee, waarom niet? Het subsidiariteitsbeginsel zal misschien tijdens de bespreking van je (vrije) deelvragen al zijdelings aan de orde zijn geweest. Toch is het de bedoeling dat je in deze vaste deelvraag dieper in gaat op dit belangrijke beginsel. Wist je dat de vraag of voldaan is aan het subsidiariteitsbeginsel (de subsidiariteitstoets) zelfs bij ieder nieuw Commissievoorstel moet worden beantwoord? Nogmaals, er mag alleen actie worden ondernomen op gemeenschapsniveau, wanneer dit niet even goed (of beter) kan worden gedaan op lidstaatniveau. De vaste deelvraag luidt dus: is het noodzakelijk en gewenst dat er door de EU actie wordt (of is) ondernomen met betrekking tot het door jullie gekozen onderwerp?
Jullie argumentatie is erg belangrijk! Daarnaast verwachten wij van jullie dat je feiten gebruikt en objectieve informatie van gerenommeerde schrijvers/instanties. Wikipedia is niet zo’n instantie, maar een hulpmiddel. Onderwerpen mini-pws De onderwerpen waar je uit kunt kiezen, vind je in de bijlage. Probeer zo veel mogelijk een onderwerp/beleidsterrein te kiezen dat aansluit bij jouw interesse/profiel. Met een Natuur en Gezondheid profiel kun je bijvoorbeeld de rol van de Europese Unie onderzoeken op het gebied van de Europese medicijnenmarkt. Met een Natuur en Techniek profiel kun je het Europese energiebeleid onder de loep nemen en met de maatschappijprofielen kun je natuurlijk alle kanten op. Je zult erachter komen dat de Europese Unie zich met veel zaken bezighoudt. Stappenplan mini-PWS Met behulp van dit boekje ga je stapsgewijs je onderzoek vormgeven. Het boekje staat ook in SOMtoday. In SOMtoday moet je vervolgens ook de concept- en eindversie van jullie miniPWS zetten. Als groep wijs je één SOMtoday verantwoordelijke aan die namens jullie alle opdrachten inlevert. Uiteindelijk lever je ook dit boekje bij je begeleider in. Jullie krijgen een vaste docent als begeleider in het doen van het onderzoek en het schrijven van het mini-PWS. Voor algemene vragen kun je terecht bij de heer P. Nijenhuis (
[email protected]) en mevrouw N. Wieringa (
[email protected]).
Oriëntatie Deze groep bestaat uit (voor- en achternaam en klas vermelden): 1) 2) 3) 4)
De SOMtoday verantwoordelijke is:
Jullie moeten als groep een onderwerp kiezen. In de bijlage is het overzicht gegeven met de verschillende onderwerpen. Elk onderwerp kan maar door één groepje gekozen worden. In de 60- en 70-gang is een lijst met de onderwerpen opgehangen. Hierop maak je jullie keuze bekend.
Ons onderwerp is:
Motivatie van keuze voor dit onderwerp:
Hoofdvraag Bij een onderzoek hoort een onderzoeksvraag. Zonder een goede vraagstelling is het onmogelijk tot een goed onderzoek te komen. Besteed hier ruimschoots aandacht aan anders loop je later vast in je onderzoek! Belangrijk is dat je vraagstelling niet te algemeen is. Als jullie onderwerp bijvoorbeeld ‘Europese landbouwsubsidies’ is, dan is ‘Hoe werken de Europese landbouwsubsidies?’ geen goede vraag. Het is te algemeen en daardoor (te) veel omvattend. Je zou wel kunnen vragen ‘Zijn Europese landbouwsubsidies nodig voor Nederlandse veehouders?’ Via deelvragen kun je dan tot een antwoord komen. Bijvoorbeeld: ‘welke subsidies ontvangen Nederlandse boeren?’, ‘hoe groot is de omzet van een gemiddelde/bepaalde veehouder en welk deel komt uit subsidies? Een andere mogelijke hoofdvraag zou kunnen zijn: ‘met welk doel is de interventie regeling boter en melk ingevoerd en in hoeverre is dit doel behaald?’ Je begint het onderzoek dus met het formuleren van een onderzoeksvraag (hoofdvraag). Er zijn verschillende typen onderzoeksvragen (hoofdvragen)
Beschrijvende; op basis van onderzoek beschrijf je een persoon, bedrijf of situatie. Voorbeeld: Hoe worden Europese milieuregels gecontroleerd?
Vergelijkende; je probeert overeenkomsten en verschillen te vinden. Voorbeeld: Wat is het verschil tussen Frankrijk en Engeland met betrekking tot de scheiding van kerk en staat?
Verklarende; je zoekt antwoord op de vraag: “Hoe komt het dat......”. Voorbeeld: Waarom wilden de Oost-Europese landen zich graag aansluiten bij de EU?
Voorspellende; je gaat onderzoeken hoe iets in de toekomst zou kunnen zijn. Voorbeeld: Hoe ziet de EU er over 20 jaar uit als ze besluit een politieke unie te worden?
Probleemoplossende; je probeert een oplossing te vinden voor een bepaald probleem. Voorbeeld: Hoe kan de financiële crisis van Spanje het best opgelost worden?
Beoordelende; je geeft aan wat wel of niet het nut is van een bepaald onderwerp/voorwerp. Voorbeeld: Is het gemeenschappelijke buitenlandse beleid van de EU effectief?
Onze hoofdvraag is:
Het verzamelen van informatie Jullie gaan op zoek naar informatiebronnen voor het mini-pws. Bronnen kunnen boeken zijn, websites, organisaties die je hierover gaat bellen, interviews die je afneemt etc. Voor dit onderzoek gebruik je verschillende soorten bronnen, dus niet alleen maar websites, of alleen maar folders, of alleen maar boeken. Een handige zoekmachine is https://scholar.google.nl. Van elke bron maak je een samenvatting zodat je straks gemakkelijk de juiste informatie kunt vinden en ordenen. In het mini-pws zelf moet je de gebruikte bronnen natuurlijk ook vermelden door gebruik te maken van voetnoten of door gebruik te maken van een bijlage waar de bronnen in vermeld staan. Bij een internetbron vermeld je niet alleen wie de informatie geschreven heeft maar ook wie er verantwoordelijk is voor de inhoud van die website (bijvoorbeeld: een bepaald bedrijf, een particulier, een belangenorganisatie, een overheidsdienst). Wikipedia is geen bron, maar een hulpmiddel. a. Welke bronnen hebben jullie gevonden?
b. Geef een samenvatting van elke bron
Opstellen deelvragen De hoofdvraag heb je gekozen en je hebt inmiddels materiaal verzameld (bronnen). Op basis daarvan formuleer je deelvragen. Deelvragen zijn bedoeld om de hoofdvraag te beantwoorden. Zorg er bij dit onderzoek voor dat je minimaal vijf deelvragen hebt. Ieder groepslid beantwoordt er dus in ieder geval één. Daarnaast gaan jullie aan de slag met de vaste deelvraag over het subsidiariteitsbeginsel. Deelvragen helpen je om structuur aan te brengen in je onderzoek én in je verslag.
Wat zijn goede deelvragen? Belangrijk is dat je vraagstelling niet te algemeen is. Deelvragen gaan in op de kernbegrippen van de hoofdvraag. Een deelvraag kan dus nooit “groter” zijn dan de hoofdvraag. Deelvragen moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.
Deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag. Ze moeten in een logische volgorde staan: o Chronologisch, zodat ze een lopend verhaal opleveren. o In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz.
Met goede deelvragen kun je bij het verzamelen van informatie beter bepalen of iets binnen of buiten je onderzoek valt. Materiaal dat bij dezelfde deelvraag hoort, houd je bij elkaar.
Hoe pak je het stellen van deelvragen aan?
Bedenk wat je allemaal moet weten om de hoofdvraag te beantwoorden.
Schrijf deze deelproblemen in vraagvorm op.
Controleer of ze voldoen aan de criteria (wat zijn goede deelvragen?)
Rangschik ze in een logische volgorde.
Deelvragen beginnen vaak met wie, wat, waar, welke, waardoor, wanneer.
Bronnen en concept-planning Geef per deelvraag aan welke bronnen je nodig hebt om de deelvraag te beantwoorden Wie gaat welk deel van het onderzoek doen? (een of twee deelvragen) Wanneer is wat af?
UITERLIJK 22 NOVEMBER 24:00 UUR hebben jullie de voorlopige deelvragen opgesteld en in SOMtoday geplaatst. In de week die daarop volgt, week 48, gaan jullie tijdens de WON les de deelvragen bespreken.
Uitwerking Nadat je deelvragen zijn goedgekeurd ga je het mini-pws (in concept) schrijven: 1.) Aan de hand van je bronnen je deelvragen beantwoorden: Selecteer wat er in het werkstuk moet komen (alleen dat wat nodig is om je onderzoeksvraag te beantwoorden); Gebruik in eigen bewoordingen de geselecteerde bronnen; Citeer waar nodig; Elke deelvraag eindigt met een conclusie. 2.) Schrijf een conclusie: Geef een korte samenvatting van het onderzoek Aan de hand van de beantwoorde deelvragen beantwoord je de hoofdvraag (in totaal 5000 tot 6000 woorden). Denk ook aan de bronvermelding. Bijlagen en bronnen ondersteunen je onderzoek, maar tellen niet mee bij het totaal aantal woorden. Verwerken data zoveel mogelijk tot tabellen/ grafieken/ thematische kaarten
Je complete werkstuk bestaat uit: (1) Een inleiding waarin je de onderzoeksvraag toelicht. (2) De beantwoording van je deelvragen (NB. Een lopend verhaal met verschillende hoofdstukken is mooier dan een vraag + antwoord opzet). (3) Een conclusie waarin je je onderzoeksvraag beantwoordt aan de hand van de deelvragen. Ook kun je hier verwoorden welke vragen onbeantwoord zijn gebleven, of welke nieuwe vragen zijn ontstaan. (4) Een literatuurlijst (bronnenlijst)
UITERLIJK 16 december 24.00 uur 2015 plaatsen jullie de conceptversie in SOMtoday UITERLIJK in de week van 18 januari 2016 maakt jullie begeleider een afspraak om het concept verslag met jullie te bespreken. UITERLIJK 8 februari 2016 moet het definitieve verslag bij jullie begeleider zijn ingeleverd en in SOMtoday staan. UITERLIJK 18 februari geeft begeleider haar of zijn eindoordeel
In de projectweek (19 april 2016) geven jullie een presentatie van het mini-pws aan elkaar, aan de docenten en ook aan jullie ouders en eventueel andere belangstellenden
Logboek Het is belangrijk om van het begin af aan een logboek bij te houden: op welke momenten komen jullie bij elkaar om de voortgang te bespreken? Natuurlijk is het daarbij niet alleen belangrijk om de voortgang te bespreken maar ook wat er onderzocht is (en door wie) en wat je met die informatie hebt gedaan en waarom. Sommige informatie zal misschien toch minder bruikbaar zijn, motiveer waarom je iets wel of niet in je onderzoek betrekt. Een logboek heeft een aantal functies: het is voor jullie een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie en je begeleidend docent ziet snel het werkproces dat gevolgd is. Het is een soort PWS-dagboek. Bijeenkomst/ Datum 1
2
3
4
5
6
7 Enz.
Wat is onderzocht en door wie?
Wat is daarmee gedaan en waarom (motivatie)?
Projectweek 18-22 april 2016 In de projectweek zullen de eindpresentaties gegeven worden en daarnaast wordt er aandacht besteed aan het thema ´Oorlog en vrede´. Maandag (18 april): Thema ´Oorlog en vrede´. Dinsdag (19 april): Thema ´Oorlog en vrede´. Eind van de middag: presentatie voor ouders en docenten + beoordeling! Woensdag (20 april)
Voorbereiding excursie.
Donderdag (21 april) en vrijdag (22 april)
Excursie naar Brussel en Leuven
Excursie Op dit moment wordt hard gewerkt aan het programma voor de tweedaagse excursie naar Brussel in de projectweek. Zoals het er nu naar uitziet zullen wij in ieder geval een bezoek aan de EU Raad, de Europese Commissie en aan het Europees Parlement brengen.
Bijlage: onderwerpen mini-PWS Europa 1) Het democratisch gehalte van de Europese Unie 2) De Europese Unie op weg naar een federale staat 3) De invloed van lidstaten op de EU besluitvorming 4) De invloed van lobbyisten op het Europese Parlement 5) Het TTIP handelsverdrag EU-VS 6) Het begrotingstekort en de staatschuld van Griekenland 7) Het Britse referendum over het EU lidmaatschap 8) Het Europees fonds voor Strategische Investeringen 9) De Kapitaalmarktunie 10) Uitbreiding van de Economische en Monetaire Unie 11) De Energie unie 12) Turkije en de EU 13) De relatie tussen de EU en Rusland 14) Klimaatverandering en de EU 15) Schending van de grondwaarden van de EU door een lidstaat 16) Het streven van Catalonië naar onafhankelijkheid in relatie tot de EU 17) Schotland na een Brexit 18) Migratie (vluchtelingen) 19) Het Verdrag van Schengen 20) De rol van de EU in conflictgebieden (buiten EU) 21) Het Nederlands Voorzitterschap van de Raad van de EU 22) Het associatieverdrag met Oekraïne 23) De EU en het nationaal raadgevend referendum 24) De melkquota van de EU 25) Natura 2000
26) De rol van Duitsland in de EU 27) het Europees Nabuurschapsbeleid 28) Syrië en de EU 29) De permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de EU (Coreper) 30) Lobbyisten en de EU 31) Het EU defensiebeleid 32) Europese militaire missies 33) ECHO (humanitaire hulp EU) 34) EU vredesmissies 35) Het EU beleid op het gebied van buitenlandse handel 36) De EU en het Israëlisch-Palestijnse conflict 37) De Europese Vrijhandelsassociatie 38) Het werkgelegenheidsbeleid van de EU 39) Het Europees Sociaal Fonds 40) Het Hof van Justitie 41) Het Comité van de Regio’s 42) Het Europees Economisch en Sociaal Comité 43) De EU en China 44) Het ontwikkelingsbeleid van de EU 45) De EU en internetpiraterij 46) Sociaal zekerheidsbeleid in de EU 47) Arbeidswetgeving in de EU 48) Het EU strafrecht 49) Het milieubeleid van de EU 50) Voedselveiligheid in de EU
51) Verkeersveiligheid in de EU 52) Dierenwelzijnsbeleid in de EU 53) Het landbouwbeleid in de EU 54) Het mensenrechtenbeleid van de EU 55) Het EU sportbeleid 56) Drugsbeleid in de EU 57) Tabaksbeleid in de EU 58) De digitale agenda van de EU 59) De digitale interne markt 60) Het energiebeleid in de EU 61) De gezondheidszorg in de EU 62) Kernenergiebeleid in de EU 63) Asielbeleid in de EU 64) Ouderenbeleid in de EU 65) Onderwijsbeleid in de EU 66) Innovatiebeleid in de EU 67) Ruimtevaartbeleid in de EU 68) Cultuurbeleid in de EU