EUROFEDOP-SEMINARIE 30.09-01.10.2004 NH Koningshof Hotel Veldhoven, Nederland
VERSLAG
"Veteranen in Europa"
Europese Federatie van het Overheidspersoneel Fédération Européenne du Personnel des Services Publics • Europäische Föderation der Öffentlich Bediensteten European Federation of Employees in Public Services • Federación Europea del Personal de los Servicios Públicos Montoyerstraat 39, B-1000 Brussel, België • Rue Montoyer 39, B-1000 Bruxelles, Belgique tel. + 32 (0)2 230 38 65 • fax + 32 (0)2 231 14 72 • e-mail:
[email protected] • website: www.eurofedop.org
Verslag
"Veteranen in Europa"
2
Veteranen in Europa
‘’Militairen voeren uit wat de samenleving en de politiek belangrijk vinden. De prijs voor onze idealen moet niet overgelaten worden aan enkelen.’’ Met dat citaat zette dagvoorzitter Pim Gooijers – voorzitter van de Beroepsraad Defensie – de toon voor de themadag ‘Veteranenzorg in Europees perspectief’. De dag werd georganiseerd door Eurofedop, de organisatie van overheidspersoneel waar de ACOM lid van is, in samenwerking met EZA.
Tal van gasten uit diverse Europese landen waren voor deze dagen, 30 september en 1 oktober 2004, naar Veldhoven gekomen om onderling ervaringen uit te wisselen en – simultaan vertaald – te luisteren naar de sprekers, waarvan enkele ‘s middags in discussie gingen met onder andere generaal De Veer, bekend van zijn rapport over veteranen. In die paneldiscussie kwam sterk naar voren dat er nog veel te verbeteren valt. ‘Zingeving’ is bijvoorbeeld een cruciale factor in het al dan niet optreden van problemen. Maar wat is dan zingeving? Is het je levensovertuiging, heb je daar een geestelijk verzorger bij nodig – of is zingeving zoiets als ‘de resultaten zien van wat je doet’ en moet je dergelijke resultaten dus (breed) communiceren? Een ander punt, meer toegespitst op de praktijk van veteranenzorg, is het aanwezig zijn van een ‘frontoffice’. Nog steeds kunnen veteranen tussen wal en schip vallen, hulpverleningstrajecten zijn nog niet goed gestroomlijnd. Vooral generaal De Veer pleitte voor een eenduidige visie: ‘‘Niet altijd op dezelfde manier, maar wel steeds vanuit dezelfde visie die militair voor, tijdens en na elke uitzending begeleiden. Je moet iedere keer de situatie in ogenschouw nemen.’’ Vooral lang na de uitzending, wanneer de militair weer burger is, valt er nog het nodige te verbeteren. ‘’Er moeten’’, zo stelde De Veer ‘’bruggen geslagen worden richting de civiele artsen en er moet een sluitende veteranenadministratie komen.’’
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
3
Cultuuromslag Tweede Kamerlid Ineke Aasted-Madsen was ook aanwezig en schetste een toekomst waarin heel veel veteranen zijn – product van de vele uitzendingen nu – en het belang van een cultuuromslag bij huisartsen in het bijzonder en de samenleving als geheel. Een koppeling van veteranen aan actief dienende onderdelen, zoals zij voorstelde, werkt echter alleen bij grote groepen. ACOM-voorzitter Jan Kleian ziet bij deze werkwijze veel ‘los’ uitgezonden militairen geen plaats krijgen. Bovendien roerde hij het fundamentele probleem van de definiëring aan: wie is eigenlijk veteraan? Er is daarover niets wettelijk vastgelegd. Eveneens wees hij er op dat Defensie altijd haar verantwoordelijkheid voor veteranenzorg moet nemen, al betekent dat niet dat Defensie alles zelf moet doen. Wat wel zou kunnen is: ‘’meer contact met het thuisfront en met maatschappelijke organisaties die veteranen onder hun cliënten hebben. Nu bellen ze ons, als vakbond.’’
Veteranenzorg Terug naar de ochtend. De inleiders brachten diverse aspecten van veteranenzorg onder de aandacht. Staatssecretaris Cees van der Knaap, de Belgische geneesheercommandant, professor M. Zizi, gevolgd door Dr. J. van der Meulen (Stichting Maatschappij en Krijgsmacht), de adjunctdirecteur van Vormingscentrum Beukbergen drs. K. Ubels, drs. J. Weerts van het Kennis- en Onderzoekscentrum Veteranen Instituut en Ilse Heylen van de Belgische CCOD gaven allen hun visie, waarna Jan Kleian, Algemeen Voorzitter van de ACOM, het ochtendgedeelte besloot. U vindt enkele van deze toespraken hier, in samengevatte vorm. Staatssecretaris van der Knaap: ‘’Het is mijn overtuiging dat de beschaving van een samenleving mede is af te lezen aan de mate van erkenning en aan de kwaliteit van de zorg die veteranen ten deel valt. Als ik spreek over ‘de veteraan’, dan heb ik het zowel over de ‘oudere’ veteraan die onder oorlogsomstandigheden heeft gediend als over de ‘jonge’ veteraan die in een
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
4
vredesoperatie zijn of haar sporen verdiend heeft. Het verheugt mij dat de discussie over de noodzaak van een deugdelijk veteranenbeleid ook steeds meer in internationale fora gevoerd wordt. Zo kwamen vorig najaar veteranen en beleidsmakers uit dertien Noordeuropese landen in Denemarken bijeen om over de ondersteuning van veteranen van vredesmissies te spreken.
Cees van der Knaap Twee vragen die centraal stonden waren: Wie zijn verantwoordelijk voor de nazorg aan veteranen en dienstslachtoffers? En: Hoe moeten veteranen zichzelf organiseren? Eén van de observaties was dat militairen van verschillende nationaliteiten weliswaar steeds vaker samen optreden in vredesoperaties, maar dat tegelijkertijd de nazorg voor deze militairen sterk verschilt van land tot land.’’
Nederlandse veteranenzorg ‘’Vorige week met Prinsjesdag heb ik aangekondigd dat de zorg voor de ‘jonge’ veteranen verdere verbetering behoeft. Ik neem daarbij de aanbevelingen over van het advies over de veteranenzorg van de voormalige Inspecteur Generaal der Krijgsmacht luitenant-generaal De Veer. Zo zal Defensie de ‘jonge’ veteranen actiever benaderen, zonder dat hun zorg wordt opgedrongen of dat medicalisering plaatsheeft. Belangrijk
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
5
kenmerk van deze actievere benadering is dat de civiele zorgverlener, in het bijzonder de huisarts, beter wordt toegerust om veteranen met gezondheidsklachten in verband met hun uitzendverleden te verwijzen naar de juiste zorgverlener. Daarbij zal de structuur van de militaire geestelijke gezondheidszorg het komende jaar tegen het licht worden gehouden. In 2005 moeten een blauwdruk voor de herinrichting van de militaire geestelijke gezondheidsorganisatie en een duidelijke zorgvisie voor zowel actief dienende militairen als veteranen gereed zijn. In de richting van de ACOM wil ik dan ook zeggen: met uw conclusie dat de veteranenzorg voor Defensie nog altijd een ver van mijn bed show is, slaat u de plank volledig mis. Defensie schakelt juist naar een hogere versnelling om de veteranenzorg verder te verbeteren, òndanks de bezuinigingstaakstelling van Defensie.
Ilse Heylen
Gemakzuchtig Er is sprake van een groeiende maatschappelijke belangstelling voor de gezondheidsproblemen die samenhangen met de uitzending van militairen. Dat is een goede zaak. Tegelijkertijd bespeur ik in de media een neiging om bij geweldsdelicten waarbij oud-militairen betrokken zijn vrij gemakkelijk een verband te leggen met het uitzendverleden van betrokkenen. Ik wil krachtig stelling nemen tegen deze
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
6
gemakzuchtige verklaringen die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Tegelijkertijd beschouw ik het als een aansporing om het wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan de uitzending van militairen te bevorderen. Defensie zal daarom op korte termijn een expertisecentrum opzetten waarin al deze onderzoeken worden gebundeld. We moeten ons wel blijven realiseren dat alle inspanningen om de veteranenzorg verder te verbeteren ook grenzen kennen. Het leed van militairen die psychisch beschadigd terugkeren uit een uitzendgebied kun je niet ongedaan maken. Een ander belangrijk aandachtspunt in het Nederlandse veteranenbeleid is de relatie tussen ‘oude’ en ‘jonge’ veteranen. Volgend jaar zal op de verjaardag van Prins Bernhard de eerste Nederlandse veteranendag worden georganiseerd als blijk van erkenning en respect voor zowel oorlogsveteranen als veteranen van vredesmissies. Kroonprins Willem-Alexander is een drijvende kracht achter dit initiatief. Met een jaarlijkse veteranendag wordt een nieuwe stap gezet in de ontwikkeling van een Nederlandse veteranencultuur’’, zo besloot de staatssecretaris.
Legitimiteit ‘’Boeken over de oorlog worden nooit gesloten, integendeel, ze worden voortdurend herlezen en herschreven’’ stelde dr. J. van der Meulen van Stichting Maatschappij en Krijgsmacht. ‘’Veteranen zijn er niet allemaal en altijd zo goed in, en dan denk ik bepaald niet alleen aan de Indië-veteranen, om dat te accepteren en om de legitimiteit van de kritiek en de controverse, juist als het om oorlogsgeschiedenissen gaat, te erkennen. Ze hebben groot gelijk als ze, met kracht van argumenten, tegen generaliserende aantijgingen in het geweer komen. Maar er kan en mag geen taboe liggen op het steeds opnieuw oprakelen, uiteenrafelen en ter discussie stellen van waarom en hoe, met welke gevolgen en met welke resultaten, oorlog gevoerd werd. Wat de inzet en het sneuvelen van soldaten rechtvaardigde. Waarom burgers niet ontzien of beschermd werden. Dergelijke vragen gaan, mutatis mutandis, ook op bijvoorbeeld voor Bosnië (vanaf 1992), voor Somalië
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
7
(1993), voor Rwanda (1994). En voor Irak (vanaf 2003). Dat brengt ons van de grote oorlogen van de twintigste eeuw op de conflicten van na de Koude Oorlog en van na 9/11. En dus van oude veteranen op jonge veteranen. Die hebben veel gemeen, genoeg in ieder geval, om ze tot dezelfde categorie te rekenen, al werd en wordt er niet in ieder land dezelfde definitie van wie en wat een veteraan is gebruikt. Belangrijk lijkt mij de congruentie tussen het zelfbeeld van militairen en de publieke perceptie: ik beschouw mezelf als veteraan en zo word ik ook door anderen gezien. Hoe dan ook zijn essentiële brokstukken, uit het klassieke veteranenbeeld herkenbaar genoeg. Ook over jonge veteranen wordt vaak het verhaal verteld dat ze zich in de steek gelaten voelen, door de overheid, de krijgsmacht, de samenleving, hun omgeving. Ook zij doorlopen, zo lijkt het, veelal de cyclus van vervreemding via ontlading en counseling naar erkenning en aanpassing. Heel schematisch gezegd natuurlijk en in aanmerking genomen de heterogeniteit van hun ervaringen en van de verwerking daarvan. Bovendien wijst onderzoek uit, begrijp ik, dat het met verreweg de meeste (jonge) veteranen goed gaat of goed komt.’’ ‘’Hoewel het niet eens zo makkelijk is om precies onder woorden te brengen, hebben we als samenleving, denk ik, voldoende noties paraat om de bijzondere positie van militairen, te markeren en te erkennen. En die heeft in laatste instantie nog steeds iets te maken met het ultieme offer dat van hem of haar gevraagd kan worden.
Dr. J. van der Meulen
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
8
Wel is het veel uitzonderlijker geworden dat soldaten sneuvelen, godzijdank. De dood van een militair, dat was tijdens de politionele acties echt geen nieuws. In het algemeen zijn er grote verschillen tussen de dienstplichtige massalegers die de oorlogen van de twintigste eeuw uitvochten of hielpen afschrikken, en de kleine beroepslegers die nu crises dempen, vrede afdwingen, terrorisme bestrijden. Over die verschillen valt vanuit allerlei invalshoeken heel veel te zeggen, dat hier en nu te ver voert. Het meest relevant voor de gedachtewisseling van vandaag is, lijkt mij, de andere positie die die relatief kleine beroepslegers in de samenleving innemen. In de Verenigde Staten wordt heden ten dage in de media en in de wetenschappelijke literatuur gedebatteerd over de in sociaaldemografisch opzicht veel smallere rekruteringsbasis van de all volunteer force. Wat betekent het wanneer de offers van de militairen in Irak (de doden, de gewonden, de getraumatiseerden) onevenredig zwaar drukken op bepaalde groepen, segmenten uit de samenleving? En dus niet gedragen worden door een dwarsdoorsnee van de bevolking en in het bijzonder niet door de (hogere) middenklasse en de sociaal-economische elite? Die vragen zijn in Nederland vooralsnog niet in deze scherpte aan de orde, om diverse redenen niet. Dat neemt niet weg dat het goed is om oog te hebben voor dergelijke historische veranderingen. Op langere termijn gezien heeft deze civiel- militaire macro-ontwikkeling, wel degelijk gevolgen voor het micro-proces van erkenning. Van militairen en dus van veteranen. Zo blijft erkenning hoe dan ook dynamisch.’’
Hoge drempel Na de uiteenzetting van drs. K. Ubels, over de praktijk van het werk op Vormingscentrum Beukbergen sprak drs. J. Weerts van het Veteraneninstituut. Na het schetsen van de aanbevelingen van de Commissie Tiesinga ging hij in op het Nederlandse Veteranenbeleid tot nu toe, om te komen tot ‘mogelijkheden om de zorg voor veteranen te verbeteren’: ‘’Voor velen is er immers nog altijd een drempel om hulp te zoeken, en ondanks alle inspanningen zijn er nog altijd veteranen die tussen de wal en het schip vallen. Mogelijke oorzaken daarvan zijn de ernstige problemen die een klein deel van de huidige generatie veteranen ervaart, de onmogelijkheid om alle veteranen te bereiken en te informeren, en het feit dat sommige veteranen ondanks alles de stap naar de zorg niet kunnen of willen zetten. Voor een deel moeten wij daarin onze eigen onmacht en beperkingen onderkennen: zelfs het beste zorgsysteem kan niet alle problemen voorkomen of oplossen.
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
Drs. K.H. Ubels
9
Drs. J. Weerts
Voor het vergroten van de reikwijdte van de veteranenzorg is de beschikbaarheid van een volledige en sluitende veteranenadministratie absoluut noodzakelijk. Ook het terrein van onderzoek behoefte verbetering. Het laatste en belangrijkste terrein waarop winst te behalen valt is de communicatie - met de doelgroep zelf. Wat zijn de behoeften en de wensen van de veteranen zelf op het gebied van zorg? Hoe willen zij geïnformeerd en benaderd worden? Daarvoor is het nodig dat voortdurend wordt onderzocht welke behoeft zij zelf hebben op het gebied van zorg en erkenning. Daarmee ben ik weer terug bij de uitgangspunten van het veteranenbeleid: erkenning en zorg. Sinds 1990 is er een consistent veteranenbeleid, dat echter een krachtige voortzetting nodig heeft. Het werk is nog niet af, en misschien zal het dat ook nooit zijn.’’
Weerbarstig ACOM-voorzitter Jan Kleian sloot de ochtend af: Het dossier- ’Veteraan-en-krijgsmacht’ is een buitengewoon weerbarstig dossier, dat zich al jaren in de bijzondere aandacht van de ACOM mag verheugen. In dat kader heeft de ACOM in samenwerking met het CNV in 1996 al een rapport uitgebracht. Dit rapport wordt in het komende jaar geactualiseerd.
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
10
Jan Kleian Nu wil ik van de gelegenheid gebruik maken om hier op een aantal punten te reageren op de ‘veteranenparagraaf’ in de Personeelsbrief 2004. Laat mij beginnen met de aspecten die wij als ‘positief beoordelen. De door de staatssecretaris aangekondigde ‘duidelijke zorgvisie met daaraan gekoppeld een systematische kwaliteitsbewaking’ zal - mits adequaat vorm gegeven en ingevuld - uiteraard in een nijpende behoefte voorzien. Beter laat dan nooit zouden we in dit verband willen zeggen, zonder overigens al op voorhand hoera te roepen. Daarvoor bestaat voorlopig nog geen enkele aanleiding. Evenzeer positief beoordeelt de ACOM in dit verband het feit dat er medio volgend jaar een blauwdruk voor de herinrichting van de militaire geestelijke gezondheidszorg klaar moet liggen. Een derde positief punt betreft het feit dat de relatie van Defensie met de Stichting Veteraneninstituut wordt omgevormd naar een klant-leverancierrelatie. Dat laat onverlet dat wij van oordeel zijn, dat de in dat kader ter beschikking te stellen subsidiegelden vast onderdeel van de Defensiebegroting dienen te gaan uitmaken. Helaas laat voor het overige de benadering van dit dossier door de staatssecretaris nog veel te wensen over. De constatering van de staatssecretaris, dat het huidige veteranenbeleid voor de categorie oude veteranen in zijn algemeenheid als toereikend kan worden beschouwd is naar onze mening wat ‘kort door de bocht’. Voorts missen wij ook nog aandacht voor het aspect case-management. Deze tak van sport is binnen de hulpverlening van het Veteranen Instituut nog niet bekend.
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
11
Rapport Vanuit onze langdurige betrokkenheid bij de veteranenproblematiek waren wij gematigd tevreden met de conclusies van het rapport dat door de luitenant-generaal b.d. C.J.M. de Veer, voormalig Inspecteur-Generaal voor de Krijgsmacht, deze zomer is aangeboden aan de staatssecretaris van Defensie. Dat nam overigens niet weg, dat de ACOM in het rapportDe Veer nog het nodige miste, hetgeen wij de staatssecretaris deze zomer ook schriftelijk hebben medegedeeld. Zo heeft de ACOM destijds onder andere gepleit voor verruiming en verdieping van de (na)zorgplicht (met name ook voor de familieleden van de (PTSS)getraumatiseerde (ex-)militair), een nadere definiëring van het begrip ‘veteraan’ en een adequate verankering van de positie van de Geestelijke Verzorging in het veteranendossier. Daarbij hebben wij als absolute randvoorwaarde gesteld, dat er voor het overige door het kabinet niet ‘selectief gewinkeld’ zou worden in het rapport-De Veer, zoals dat immers al bij zo veel andere dossiers is gebeurd, met name ook in de sociale zekerheid.
Frontoffice Tot onze grote teleurstelling gebeurde dat wel. De kernaanbeveling van de generaal De Veer om binnen Defensie een herkenbaar ‘frontoffice’ te creëren voor zowel de veteranenzorg als de militaire dienstslachtoffers wordt niet overgenomen, grotendeels onder verwijzing naar de bestaande instanties, die - eventueel via wat ‘finetuning’ voldoende zouden zijn om de veteranenproblematiek adequaat te benaderen. In die zin spreekt de staatssecretaris slechts de intentie tot een inspanningsverplichting uit. Het enige dat wordt toegezegd is dat er-conform de aanbevelingen van De Veer - een expertisecentrum zal komen. Juist op dit punt hadden wij concrete bedenkingen. Op dit moment fungeert het Kennis- en Onderzoek Centrum van het Veteraneninstituut als een onafhankelijk orgaan. Wij zijn bang dat een ‘kenniscentrum’ zoals de generaal De Veer dat positioneert, niet die onafhankelijkheid en onbevangenheid zal hebben die vereist is om aanspraak te kunnen maken op een academische kwaliteitsborging. Alsdan zou het adagium ‘wie betaalt, bepaalt’ opgeld kunnen doen. Als dit laatste het geval zou zijn kan maar beter op voorhand worden afgezien van het instellen van een expertisecentrum.
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)
Verslag
"Veteranen in Europa"
12
Alles tezamen genomen voedt een en ander de bij de ACOM reeds bestaande twijfel, dat Defensie er – voornamelijk vanuit budgettaire redenen – niet echt in is geïnteresseerd de veteranen-annex PTSS-problematiek adequaat aan te pakken. Een buitengewoon kortzichtige opstelling aangezien het maatschappelijk niet onopgemerkt blijft indien in deze ‘de wal het schip keert’.
Geen Europees perspectief Tenslotte wil ik nog kort stilstaan bij veteranenzorg in Europees perspectief. Dat is er niet. Binnen Europa wordt gesproken over Defensie, quick reaction forces en materiaal. De mens in de militair wordt volledig over het hoofd gezien, geen politicus praat over de Europese militair als mens, hij of zij praat alleen maar over bommen en granaten. Naar mijn oordeel wordt het hoog tijd dat er een platform komt op Europees niveau waarin kan worden gesproken over de militair als mens, veteranenzorg, preventie, arbeidsomstandigheden et cetera. Wellicht dat Nederland, op dit moment voorzitter van de Europese Unie, hier een eerste aanzet kan geven.
EUROFEDOP-SEMINARIE
30.09-01.10.2004
Veldhoven (Nederland)