1 STERKTE / ZWAKTE ANALYSE Marjon van Kan Loopbaan 1977- heden in het onderwijs Basisonderwijs Als leerkracht en vakleerkracht beeldende vorming Speciaal basisonderwijs Als adjunct-directeur, zorg coördinator, Voortgezet onderwijs VMBO-HAVO-VWO-GYM Als ambulant begeleider cluster 4 en schoolbegeleider Passend Onderwijs, stagiaire beeldende vorming Docent studievaardigheden, trainer gedragsstoornissen, omgaan met moeilijk gedrag, interactiewijzer, oplossingsgerichte gespreksvoering en handelingsgericht werken Speciaal voortgezet onderwijs Als vakleerkracht beeldende vorming en mentor, intern begeleider MBO-HBO Trainer gedragsstoornissen, omgaan met moeilijk gedrag, interactiewijzer, oplossingsgerichte gespreksvoering en handelingsgericht werken Cursussen en projecten Voor jongeren in eigen atelier
Ervaring Soort onderwijs Onderbouw/bovenbouw
Examens
Soort leerlingen
Sterke kant (speciaal) basis- en (speciaal) voortgezet onderwijs Onderbouw stage Nieuw lyceum, Bilthoven Lessen studievaardigheid HAVO 2 en 3, Bonifatius Doorn Bovenbouw stage Revius Lyceum, Doorn HAVO-VWO Onder- en bovenbouw Stage St. Bonifatius college, Utrecht Speciaal onderwijs onder- en bovenbouw door elkaar. Individuele begeleidende contacten met leerlingen in onder- en bovenbouw Speciaal voortgezet onderwijs Van 10 tot 16 jaar (doorelkaar). Observatie van mondelinge examens bij het Nieuw Lyceum. Voorbereidende lessen bijgewoond en gegeven bij het Revius. Van 6 – 18 jaar Leerlingen met ontmoedigd of faalangstig gedrag, leerlingen met grensverleggend en psychopathologisch gedrag Laag begaafde –en hoogbegaafde leerlingen in het speciaal onderwijs en in de begeleiding in het reguliere onderwijs.
Aandachtspunten geen lesgevende ervaring in het VMBOMBO-HBO
alleen ervaring als stagiaire m.b.t. lessen beeldende vorming theorie en praktijk alleen ervaring in reguliere scholen met traditioneel onderwijs
Nooit zelf afgenomen.
Geen ervaring met oudere studenten uit het MBO-HBO.
Leerlingen in het reguliere onderwijs HAVO-VWO-GYMNASIUM.
Methodes
Individuele begeleiding: alle niveaus. Ervaring met het ontwikkelen van eigen lessen en projecten. Dat vind ik ook leuk om te doen. Tijdens de stage op het Revius heb ik geleerd relevante informatie voor toetsen uit de methode te halen en in de les te verwerken. Ik denk dat ik een methode snel onder de knie heb. Thematisch en projectmatig werken heeft mijn voorkeur.
Weinig ervaring met methodisch werken. Heeft ook niet mijn voorkeur.
2 Werken in secties/team
Ik ben een teamwerker, heb ook altijd in een team gewerkt. Ik vind het leuk om samen met anderen lessen, projecten, activiteiten te ontwikkelen. Ik houd van structuur en overzicht. Ik ben een betrouwbare collega en ik houd mij aan de afspraken die worden gemaakt. Ik kan goed organiseren en zit graag in die rol.
Bijzondere kwaliteiten Binnen en buiten het vak
Feedback van mijn stage mentoren -goed contact met de klas -introductie van thema’s is goed -formuleert goed -verschillende werkvormen geprobeerd, het een werkt beter dan het ander -kan differentiëren (verantwoordelijkheden aan leerlingen geven) -spreekt de leerlingen aan op gedrag en lost het op -leerlingen weten wat ze moeten doen Feedback van de leerlingen -geeft goede tips -werkvorm studievaardigheid heeft geholpen -werkvorm gedichten heeft inspiratie gegeven Feedback van mijn medestudenten op presentaties -ronde verhalen, duidelijk, helder, mooie en rustige stem, goede opdrachten, Feedback aan mijzelf -lesmateriaal is verzorgd -collegiaal Feedback van collega’s -betrouwbaar -kan goed analyseren -kan goed organiseren, creatief -veel kennis van gedrag en gespreksvoering -goed bekend (beroepsmatig) met schoolsystemen en Passend Onderwijs -ik kan goed reflecteren op anderen en Mijzelf.
Visie Visie op het vak algemeen
Ik heb geen ervaring in het werken met een vaksectie. Ik heb dus nooit vakgenoten als teamlid gehad. Het lijkt mij erg verrijkend en inspirerend. Als collega’s hun afspraken niet nakomen vind ik dat lastig. Ik kan mensen daar goed en tactisch op aanspreken maar als dat niet wordt opgepakt heb ik de neiging om in mijn eentje verder te gaan op de afgesproken weg. Feedback van mijn stage mentoren -theorie verrijken en verdiepen -relatie tussen maken en beschouwen is in ontwikkeling -de juiste termen gebruiken bij het beschouwen oefenen -bij goede voorbereiding gaan de lessen goed -reageert goed op leerlingen, mag nog meer uitwisselen Feedback van mijn medestudenten op presentaties -kenmerken van stroming(en) verder specificeren (verdiepen en gerichter) Feedback van mijzelf -meer verdieping is leerstof is nodig -het leggen van de link tussen de verschillende disciplines is nog lastig -meer ervaring in de bovenbouw (theorie) -nog meer werkvormen eigen maken -meer ervaring in onderwijsleergesprekken met een hele klas; de juiste vragen stellen -ingezet op het bekend worden met de doelgroep, dit verder ontwikkelen -aanspreken van grote groepen leerlingen (reguliere klas) verder ontwikkelen -vaardiger worden in het omgaan met digitale apparatuur -planning in de gaten houden.
Kunst is overal om ons heen. We zitten lekker op een stoel omdat er goed is nagedacht over hoe een stoel moet ‘zitten’. Toch hebben we niet allemaal dezelfde stoel in huis staan, maar kunnen we kiezen uit stoffen, kleuren, vormen die ons aanspreken omdat daar door vormgevers over nagedacht is. Dichter bij de jongeren: mooie printjes op je mobiel, stoere scooters, videoclips, kleding waarmee je je kan onderscheiden van je ouders etc. Er is door kunstenaars over nagedacht hoe kleuren, beelden, vormen gebruikt kunnen worden om schilderijen, beelden, theater, dans, film, voorwerpen om ons heen aantrekkelijk te maken. Of niet. Want er zijn ook kunstenaars die ergens tegen aan willen schoppen. Die iets zichtbaar willen maken. Zij dwingen ons om over cultuur, het materialisme, de politiek, of andere zaken na te denken en positie te kiezen. We leven in een vrij land. Maar in landen waar dat niet zo is, is kunst een goed middel om te laten zien dat het anders kan en anders moet. Het is goed om naar de geschiedenis van kunst, door de eeuwen heen, te kijken. Omdat kunst een stuk is van de maatschappij. Kunst maakt de geschiedenis van de maatschappij waarin we leven zichtbaar. Als het je lukt als docent om dit aan leerlingen duidelijk te maken, dan geef je de
3
Bekendheid op methodes en visie BRONNEN
Methodes stagescholen -Ad de Visser, Hardop kijken, Sun, Nijmegen 1986, 5de druk. -Jos Smeets e.a., Zienderogen Kunst, HAVO/VWO, Malmberg 1990, 2de druk. -Bert Boermans, Beeldende begrippen, Lambo, Arnhem 2004, 4de druk. -Betty Edwards, Leer tekenen, Bigot & van Rossum, Baarn1983, 2de druk. -Methodes door de docenten zelf ontwikkeld.
Methodes eigen lessen en projecten -Artikort, Meulenhoff educatief, Amsterdam, 2de druk. -Herbert van Rheeden e.a., Kunst in zicht, Wolters-Noordhoff, Groningen 1992. -Fer Remmers e.a., Zienderogen kunst CKV 1 en Kunstbegrip VMBO/HAVO/VWO, Malmberg, Den Bosch, 1ste druk -Mart Janssens, Palet CKV 2, ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2004, 1ste druk. Thema’s: Massacultuur. De cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw. -Riewert Catz, Art history, de twintigste eeuw, werkboek, Lambo, Arnhem 2008, 1ste druk. -Betty Edwards, Leer tekenen, Bigot & van Rossum, Baarn1983, 2de druk. -Ad de Visser, Hardop kijken, Sun,
Nijmegen 1986, 5de druk. -Tijdschrift DaDa, Plint, Eindhoven, jaargang 3-4-5-6-7-8.
leerlingen begrip voor het verleden, het heden en een open blik voor de toekomst mee. Door samen met de leerlingen de werkwijze en ideeën van een kunstenaar of kunstenaarsgroepen en stromingen te volgen en te bestuderen leer je ze creatief te denken en creatief met de dingen van alledag om te gaan. Buiten de kaders denken, buiten je eigen gebaande patronen. Verder heeft het creatief bezig zijn, het houden van tentoonstellingen en kunstveilingen van leerlingenwerk mijn leerlingen in het speciaal onderwijs geholpen weer een goed gevoel over zichzelf te krijgen. Kunst als middel om weer steviger in je schoenen te komen staan. Dat zijn mooie processen die ook in het reguliere onderwijs een goede plek kunnen krijgen. Maar het maakt ook dat ik het soms benauwd krijg als ik zie hoe prestatiegericht en cognitief ingesteld het kunstonderwijs, vooral op het VWO is. Ik ben nog niet heel erg bekend met het werken met kunstmethodes. Ik heb zelf altijd mijn eigen praktijk- en theorielessen ontwikkeld, vaak waren die thematisch. Hiervoor gebruikte ik o.a. diverse methodes CKV, kunstgeschiedenis en kunstbeschouwing door elkaar. (zie bronnen) Tijdens mijn opleiding aan de Pedagogische Academie, in de jaren zeventig, leerden we werken met projecten en thema’s in het basisonderwijs. De methode die we toen gebruikte heette ‘Didactische Analyse’. Voor mijn leerlingen in het basisonderwijs maakte ik 2 x per jaar een project dat vakkenoverschrijdend was. Of ik werkte een thema uit voor aardrijkskunde/geschiedenis. Eén keer per jaar was er een groot schoolproject waarbij de leerlingen van alle leeftijden door elkaar een thema uitwerkten. Ik vond dat fantastisch ondanks het vele werk dat er aan vast zat. Je zag leerlingen op een hele andere manier. Ze lieten soms onvermoede kwaliteiten zien en waren erg enthousiast over de fijne opdrachten die ze kregen en de nieuwe inzichten die ze hadden opgedaan. Tijdens mijn opleidingen speciaal onderwijs, intern en ambulant begeleider kreeg ik modules over o.a. adaptief onderwijs en coöperatief onderwijs. Alternatieven voor klassikaal onderwijs, handvatten voor differentiëren en meer aansluiten bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Van alles is wat blijven hangen. Tijdens de didactieklessen van Jacqueline merkte ik dat ik de onderwijsprincipes van Parreren onbewust tijdens mijn vroegere lessen en later in mijn werk als schoolbegeleider in praktijk heb gebracht. Het motiveren door de leerling het doel van een opdracht uit te leggen. De leerling mede eigenaar maken van doelstellingen rondom werk en gedrag. Die dialoog vind ik erg boeiend en belangrijk. Het geeft de leerling inzicht in eigen ontwikkeling en stimuleert eigen initiatief en creativiteit. Projectonderwijs vind ik een goed middel om deze onderwijsprincipes in de praktijk te brengen. De docent staat niet meer frontaal voor de klas en is meer coach en stimulator. Omdat je als docent tijdens het proces een stapje achteruit kan doen heb je ook de tijd om de leerling op individueel niveau te observeren en te stimuleren. Tijdens mijn stage ben ik veel in gesprek gegaan met leerlingen over het proces waar ze inzitten. De cirkel van Korthage is een mooi middel om ook leerlingen te laten reflecteren op zichzelf. Het accent verschuift van resultaat naar ondervinding en proces als beste leermeester. Op dit moment geef ik lessen studievaardigheid aan HAVO 2/3 leerlingen. Ik ben begonnen met de leerlingen te laten kijken naar wat ze goed vinden gaan en wat ze willen ontwikkelen. Ik gebruik als middel om met de leerlingen in gesprek te gaan ‘Mission Possible’ Kids’ Skills voor jongeren van Caroline Beumer-Peetsers, Nelissen, Amsterdam 2010. Een oplossingsgerichte methode die, net als Korthage, werkt aan bewustwording van eigen kracht en hoe die ingezet kan worden in een volgende (problematische) situatie. Ik vul dit aan met de oefeningen die Kaat Timmermans heeft ontwikkeld en beschreven in haar boek ‘Een eigen persoonlijke denk- en leerstijl’, Acco, Leuven 2003. Deze oefeningen zijn vooral gericht op eigen inzicht in ordenen, organiseren en ontwikkelen van leerstrategieën. Het is jammer dat de vakken Beeldende Vorming, Kunst Algemeen en CKV zo strikt gescheiden en methodisch worden gegeven. Tijdens mijn stage heb ik geobserveerd hoe leerlingen hiermee omgaan. Veel leerlingen ervaren de vakken kunst algemeen en CKV als een extra
4
Toepassing werkvormen, accent leerstof
Omgaan met verschillen, resultaatgericht, effectieve werkvormen, zelfstandig werkende en lerende leerlingen, gebruik ICT…….
Veilige leeromgeving, teamgericht handelen, pedagoog zijn……
werkdruk (zelfs in de examenklassen); ze zien CKV en Kunstbeschouwing als een extra vak dat veel tijd kost, en ‘ze hebben al zoveel huiswerk’. Ik ben mij er wel van bewust dat de scholen waar ik stage heb gedaan traditioneel onderwijs geven en erg cognitief en op prestatie gericht zijn. In de onderbouw zou ik leerlingen, chronologisch de kunst- en cultuur geschiedenis willen aanbieden, maar gecombineerd met beeldende vorming en ook gericht op eigen studievaardigheid. Tijdens mijn stage in het tweede jaar van de opleiding heb ik tijdens de lessen KUA opdrachten bedacht waarbij de leerlingen leerden de leerstof voor zichzelf te ordenen en de essentie er uit te halen. Ook zou ik de leerlingen willen leren hoe en waar ze snel goede informatie kunnen vinden. Het is uit onderzoek gebleken dat jongeren wel vaardig zijn in het technisch omgaan met social media, maar het toepassen ervan en het gericht zoeken naar informatie is nauwelijks ontwikkeld. Zo gebruikt slechts 10% van de jongeren hun (media) contacten voor het vinden van een (vakantie)baan! In de bovenbouw zou ik de basiskennis die ze hebben willen gebruiken in thema’s, ook weer in combinatie met de praktijk (beeldende vorming, theater, atelier en museumbezoek e.d.). Ik kan mij goed vinden in de onderwijskundige uitgangspunten zoals beschreven staan in ‘Een leraar van klasse’ van Lagerwerf en Korthagen, Nelissen, Soest 2006, Hoofdstuk 29 De leerling is een samenwerkingspartner voor mij als docent en voor zijn/haar medeleerling. De docent is een coach die het onderzoek van de leerling en de zelfreflectie aanmoedigt. De docent is een bron van informatie en hulp bij het vinden van informatie voor de onderzoekende en lerende leerling. Het product/resultaat dient als middel voor ontwikkeling en groei van de leerlingen en ook van de docent. Eigenlijk heb ik dat hierboven als beschreven. De leerstof en de werkvormen zijn dus wat mij betreft gericht op: -inzicht in cultuur- en kunstgeschiedenis en de bijdrage en rol in de maatschappelijke ontwikkelingen in heden en verleden -het maak- en denkproces van de kunstenaar -het vergroten van eigen creativiteit in werk en eigen visie op eigen ontwikkeling -ontwikkelen van studievaardigheden, het vinden van de juiste bronnen en de essentie van de gevonden informatie -het toepassen van vaardigheden en gevonden informatie in eigen werkstukken en een begin maken aan een eigen creatief proces. Voor leerlingen die minder gemotiveerd zijn kan er altijd een thema, werkvorm en een gepaste opbrengst gezocht worden die aansluit bij hun belevingswereld. Als het kader, waarbinnen de leerstof staat duidelijk is, en leerlingen ontwikkelen vaardigheden die ze zelfstandiger maken (zie boven) dan is het voor de docent ook veel gemakkelijker om te differentiëren, Ook het beoordelen van de resultaten kan op verschillende niveaus plaatsvinden. Minimale opbrengst, medium opbrengst en maximale opbrengst. De docent kan ook variëren in accenten: een leerling die erg creatief is en praktisch hoge cijfers haalt kan theoretisch uitgedaagd worden en omgekeerd. Bij zelfstandig werken is het gebruik van ICT een goed middel, mits leerlingen weten hoe ze efficiënt een computer kunnen inzetten. Middelen zoals atelier en museumbezoek zijn hierboven al beschreven. Verder specialisten de klas in halen en samen met de leerlingen laten werken, de docent die meedoet en ook zelf aan het werk gaat. Een veilige leeromgeving is erg belangrijk. Structuur en duidelijke regels is voor ieder type leerling in ieder type onderwijs belangrijk. Het is voor mij logisch dat ik als docent de regels consequent hanteer zonder rigide te zijn. En dat ik als docent zelf het goede voorbeeld geef. Uitzondering op de regel kunnen er alleen zijn als de context duidelijk is. Regels zijn er niet om regels te hebben, het is de leerlingen duidelijk waarom dingen wel of niet kunnen en wat de grenzen zijn. Een goed klassenmanagement is noodzakelijk. Spullen hebben een vaste plek. Het lokaal is schoon en op orde. De leerlingen weten wat er van ze verwacht wordt en de opdrachten zijn eenduidig. Als een leerling door mij wordt aangesproken op zijn/haar gedrag vertel ik erbij wat het alternatief (het gewenste gedrag) is, maar ook wat het gevolg
5 is als de leerling het ongewenste gedrag blijft volhouden. Ongewenst gedrag kan ik zien als een signaal dat er met deze leerling wat aan de hand is. Ik kan het gedrag veroordelen, niet de leerling. Ik kan in gesprek gaan met de leerling en als hij/zij een hulpvraag heeft de leerling de goede hulp bieden door bijvoorbeeld ondersteuning van deskundige (in- of extern) in gang te zetten. Hierover kan ik ook overleg met de leerling en ouder(s) hebben. Het betekent dat ik dus niet alleen de cognitieve prestaties van mijn leerlingen in de gaten houd maar ook hun welbevinden. Het geven van complimenten vind ik een belangrijk onderdeel van mijn pedagogisch handelen. Ik wil een waardevol collega zijn voor het team waarin ik werk en een betrouwbare medewerker voor de organisatie. Dat kan ik doen door zelf open te zijn over mijn functioneren als docent voor de klas. Dus ook met mijn problemen naar collega’s gaan en open staan voor hun adviezen. Zij kunnen omgekeerd ook bij mij terecht. Samen ervaren en samen leren vind ik erg belangrijk. Krachten bundelen en samen ontwikkelen. Maar ik wil ook een kritische collega zijn. Bij vergaderingen zal ik niet schromen om mee te denken, mee te doen en mee te handelen. Niet alleen in de klas, in de lessen moet er een veilige sfeer zijn maar in de hele school moet duidelijk zijn wat de grenzen zijn. Directie en team en het onderwijs ondersteunend personeel moeten daarin elkaar ondersteunen en elkaar op durven aanspreken. Eigenlijk moet het voor de leerling niet uitmaken bij welke docent ze les hebben. Als ze het goed doen krijgen ze een compliment, als ze regels overschrijden is het duidelijk wat de consequentie is. Binnen een veilig kader moet het kunstonderwijs, zoals ik hier boven beschrijf goed mogelijk zijn en voor de leerlingen een feestje worden.