EN12464-1 de norm bondig beschreven
Inhoud van EN 12464-1 De totstandkoming van de norm De norm werd geschreven door Werkgroep 2 van het Technisch Comité TC 169 van het Europese Normeringsinstituut CEN. De eerste vergadering vond plaats in juni 1990. Dertien jaar (en bijna dertig internationale vergaderingen) later is EN 12464-1 in Europa van kracht. Toepassingsgebied van de norm De norm behandelt de werkplekverlichting in binnenruimten. Zoals bij de meeste normen, worden minimumeisen opgelegd. Het is met andere woorden een ondergrens waaraan de verlichting van werkplekken en de directe omgeving moeten voldoen. Louter normconforme verlichting is op zich geen garantie voor goede verlichting. Hiervoor is immers ook toepassingskennis, productkennis en inlevingsvermogen in de vraag van de klant vereist. EN 12464-1 is een toepassingsnorm. Dit document overloopt de norm met in het achterhoofd de stappen die nodig zijn om tot een verlichtingsoplossing te komen: • verzamelen van de nodige projectgegevens en bepalen van de randvoorwaarden; • afwegen van verschillende alternatieven (bepaling van het meest geschikte verlichtingsconcept, keuze van het type armatuur, keuze van de lamp, ...); • berekenen en documenteren.
Projectgegevens verzamelen en randvoorwaarden vastleggen De toepassing afbakenen Bij een project kijken we eerst naar het type toepassing waarvoor de verlichting wordt gedefinieerd. Het ligt voor de hand dat de behoeften in een school anders zijn dan de behoeften in een kantoor of in een productiehal. De bijlage van de norm bevat daarom een lijst van 14 bladzijden met zulke toepassingen. Voor elke toepassing worden drie criteria voorgeschreven: • de minimaal te handhaven gemiddelde verlichtingssterkte per taak; • de minimaal vereiste kleurweergave. De lampkeuze is hiervoor bepalend. In ruimten waar mensen lange tijd verblijven, zijn lampen nodig met een Ra van ten minste 80; • de maximale UGR ("Unified Glare Rating"). UGR is een benaderend model dat de kans op directe verblinding door armaturen uitdrukt. Hoe hoger dit getal, hoe groter de kans op verblinding. Per armatuur kan een gestandaardiseerde tabel berekend worden met UGR waarden, met als parameters de afmetingen van het lokaal, de reflectiefactoren en de oriëntatie van de waarnemer in het lokaal. In de bijlagen van de norm staat per toepassing een UGR waarde die niet mag overschreden worden. Typische limieten worden in de norm gehanteerd.
3
Kantoren
Ref. nr.
Interieurtype, taak of activiteit
Em
UGRL
Ra
3.1
Uitvoeren, copiëren, enz.
300
19
80
Schrijven, typen, lezen,
500
19
80
3.2
gegevensverwerking op PC 3.3
Technisch tekenen
750
16
80
3.4
CAD werkstations
500
19
80
3.5
Conferentie- en vergaderzalen
500
19
80
3.6
Receptiebalies
300
22
80
3.7
Archieven
200
25
80 ETAP 3
Projectgegevens verzamelen en randvoorwaarden vastleggen In de praktijk wordt - voor de eenvoud - vaak een soort ‘standaard categorie’ bepaald (16, 19, 22, 25, 28). Deze UGR-categorie vindt men door de waarde te kiezen voor grootte van de ruimte; 4x hoogte x 8x hoogte en reflectiefactoren 70/50/20 uit de gestandaardiseerde tabel (voor de volledige lamp-lichtstroom). Het is aan de fabrikanten om de nodige gegevens over UGR (de standaard categorie en/of de volledige tabel) ter beschikking te stellen.
Al dan niet werken met beeldschermen Bij beeldschermgebruik, legt de norm luminantielimieten voor armaturen op, waarvan de waarde afhankelijk is van de kwaliteit van het beeldscherm. De normale uitstralingshoek die beschouwd wordt, is 65°. Beeldschermklasses volgens ISO 9241-7 Beeldschermkwaliteit Gemiddelde luminantie van armaturen, met reflecties in het scherm
I
II
III
goed
medium
zwak
≤ 1000/m2
≤ 200 cd/m2
Bij kritisch beeldschermgebruik (bijvoorbeeld wanneer tekeningen kleine details vertonen) of bij variabele schermhelling kan 55° als referentie genomen worden. Er zijn dus vier categorieën te onderscheiden, de vermelde luminantiegrenzen zijn steeds rondomrond de armatuur te evalueren.
65° 1000
65° 200
55° 1000
55° 200
Piekluminanties worden niet in de norm vermeld. Het ligt voor de hand dat een goede piekEQUILUM® schotjes zorgen voor een gelijkmatige afscherming in alle richtingen rondom de armatuur.
luminantiebeheersing een positief effect heeft op de gemiddelde luminantie en voor een rustig reflectorbeeld zorgt.
Rekening houden met specifieke omstandigheden Zoals vermeld in de inleiding legt de norm minimumeisen op. Maar de norm vermeldt ook dat er soms ’meer’ nodig is, afhankelijk van de situatie. Dit wordt niet altijd concreet ingevuld, maar de vermelding op zich is een aanknopingspunt om een betere oplossing voor te stellen: het is een uitnodiging aan iedereen om beter te doen dan het minimum van de norm.
Enkele voorbeelden van vermeldingen op dit gebied: • de vereiste verlichtingssterkte mag hoger zijn als de visuele omstandigheden ’afwijken van de normale omstandigheden’, bv.: als het duur is om fouten recht te zetten, als nauwkeurigheid of productiviteit van groot belang is, als kleine details moeten kunnen waargenomen worden, als het visuele vermogen van de werknemer minder is dan normaal, … • een verlichtingsoplossing moet toelaten om een taak goed uit te voeren, zelfs 'onder moeilijke omstandigheden en gedurende lange periodes'. • gericht licht op specifieke taken kan ervoor zorgen dat details duidelijker zichtbaar worden en dat de taak makkelijker uit te voeren is.
ETAP 5
Afwegen van verschillende alternatieven Beleving van de verlichting: keuze van het verlichtingsconcept EN 12464-1 behandelt een aantal aspecten die ingaan op de beleving van verlichting in een lokaal. Het is enerzijds positief dat er hiervoor aandacht is, anderzijds worden deze aspecten eerder vrijblijvend beschreven en daardoor zijn ze dus moeilijk hard te maken. Het is de taak van de verlichtingsontwerper om dit om te zetten naar concrete verlichtingsoplossingen. Als belangrijkste aspect onthouden we de aandacht voor het visueel comfort. Dit leidt tot een goed gevoel en hogere productiviteit. Er moet aandacht zijn voor alle vlakken in een kantoor: vooral muren en plafond moeten een zekere helderheid hebben. Daarbij moet de luminantieverdeling in de ruimte doordacht zijn: noch te hoge, noch te lage luminantieverschillen zijn Thalia® voor een efficiënte directe verlichting.
goed. De manier waarop visueel comfort bereikt moet worden, is niet beschreven in de norm. Dit blijft de verantwoordelijkheid van de verlichtingsontwerper, met inspraak van de klant. Zowel directe verlichting als indirecte verlichting, zowel reflectorarmaturen als Softlight, zowel algemene verlichting als taakverlichting, … kunnen gebruikt worden om visueel comfort te behalen, mits ze doordacht toegepast worden. Een ander aandachtspunt is modellering (zorgen voor een goede waarneming van driedimensionele objecten). Aanwezige personen en voorwerpen moeten zodanig verlicht worden dat vormen en oppervlaktestructuren duidelijk en aangenaam naar voren worden gebracht. Dit gebeurt als het voornamelijk uit één richting komt (gericht licht). Het licht mag niet te sterk gericht zijn, omdat dan overdreven slagschaduwen gevormd worden, maar het mag ook niet
Spatial 360™ zorgt voor een evenwichtige helderheid op muren en plafond.
te zwak zijn. Ook daglicht is een element van beleving. Het zorgt voor variabiliteit in de omgeving en visueel contact met de buitenwereld, wat door de meeste mensen geapprecieerd wordt.
ALTER Softlight, 'zacht' licht voor frisse en lichte ruimtes.
UM1 met MesoOptics™, perfect visueel comfort.
Unieke lichtbeleving bij ETAP.
Afbakenen van taak en omgeving Afhankelijk van de situatie kan het werkvlak (de taak) als volgt gedefinieerd worden: • Een volledige ruimte wordt beschouwd als werkvlak: dit is bijvoorbeeld nuttig als de exacte plaats van het werkvlak nog niet gekend is of indien flexibiliteit gewenst is om achteraf de plaats nog te kunnen wijzigen. • Maar er kan ook taakgericht gedacht worden: er is dan een onderscheid tussen de zones waar de taak plaatsvindt en de omgeving daaromheen. De vereiste minimale verlichtingssterkte op de taak is terug te vinden in de norm. Indien niet de gehele ruimte, maar individuele taken verlicht worden, mag in de directe omgeving de verlichtingssterkte 1 stap lager zijn, waarbij de stappen als volgt gedefinieerd zijn in de norm (waarden in lx):
20-30-50-75-100-150-200-300-500-750-1000-1500-2000-3000-5000
Hierbij wordt de directe omgeving vaak als ’de rest van de ruimte’ gedefinieerd, zodat vermeden wordt dat een te enge interpretatie van de norm zou leiden tot niet-volwaardige oplossingen (bv. kantoren waar men in een groot deel van de ruimte slechts 200 lux heeft). Over het gebruik van een randzone vermeldt de norm niets. In onderstaand voorbeeld is uitgegaan van een randzone van 60 cm.
In een typische industriële toepassing geeft dit bijvoorbeeld volgende alternatieven:
Toegepast op een kantoor geeft dit bijvoorbeeld volgende mogelijkheden: randzone 0,6m
500 lx gelijkmatigheid 0,7
Kantoor: de volledige ruimte is gedefineerd als werkplek randzone 0,6m
werkplek: Min. 1,6 x 1,8m 500 lx gelijkmatigheid 0,7
randzone 0,6m
randzone 0,6m
werkplek: Min. 1,6 x 1,8m 500 lx gelijkmatigheid 0,7
300 lx gelijkmatigheid 0,5
Kantoor: een werkplek, de rest van de ruimte voorzien van basisverlichting
500 lx (of andere verlichtingsterkte afhankelijk van het type industrie) gelijkmatigheid 0,7
Industrie: de volledige hal is de werkplek
randzone 0,6m
300 lx gelijkmatigheid 0,5
Kantoor: een werkplek dichtbij een venster, de rest van de ruimte voorzien van basisverlichting
werkplek: Min. 1,6 x 1,8m 500 lx gelijkmatigheid 0,7
300 lx gelijkmatigheid 0,5 werkplek: Min. 1,6 x 1,8m 500 lx gelijkmatigheid 0,7
Kantoor met verschillende werkplekken
werkplek: 500 lx gelijkmatigheid 0,7 300 lx, omgeving >0,5m gelijkmatigheid 0,5
200 lx
Industrie: grote hal met één of meerdere werkplekken voorzien in een ruimte met basisverlichting. De overige ruimte van de hal heeft het minimum verlichtingsniveau.
ETAP 7
Afwegen van verschillende alternatieven Energiezuinige verlichting De norm vermeldt uitdrukkelijk dat ook het
EN 12464-1 gaat evenwel niet in detail:
norm aanbevolen. Het zorgt immers voor
energieverbruik een rol speelt bij het
het is immers een toepassingsnorm, geen
variabiliteit in de omgeving (door de wijzi-
uitwerken van een verlichtingsoplossing: er
energieprestatienorm. Momenteel is in
gingen in niveau en spectrale samenstelling)
moet voldaan worden aan de toepassings-
Europa een norm in de maak die wel verder
en het kan bijdragen tot een goede 3D weer-
vereisten, zonder energie te verspillen.
ingaat op deze energieaspecten. Door een
gave van objecten. Bovendien wordt visueel
Anderzijds mag de kwaliteit van de verlich-
Europese richtlijn ('Directive 2002/91/EC of
contact met de buitenwereld door de meeste
tingsoplossing niet lijden onder de drang
the European Parliament and of the Council
mensen geapprecieerd. Door het gebruik
naar energiebesparing. Zo is het gebruik van
of 16 December 2002 on the energy perfor-
van daglichtregelsystemen kan de energie-
controlesystemen een uitgelezen manier om
mance of buildings') is elke lidstaat of regio
zuinigheid van verlichting uiteraard in de
verlichtingscomfort en energiezuinigheid
verplicht om regelgeving op te stellen
hand gewerkt worden.
met elkaar te verzoenen. En uiteraard bevor-
omtrent de energieprestatie van gebouwen,
deren hoge armatuurrendementen, het
zowel voor residentiële als voor niet-resi-
gebruik van lampen met hoge efficiëntie, …
dentiële gebouwen.
ook de energiezuinigheid van een oplossing.
Ook het gebruik van daglicht wordt in de
Uitgekiende reflectoren sturen het licht waar het nodig is.
Hoogreflectiealuminium zorgt voor een rendementsstijging van gemiddeld 10%.
ELS, ETAP Lichtregelsysteem, energiebesparing per armatuur.
Keuze van de armaturen en componenten Als het verlichtingsconcept gekozen is, volgt de praktische invulling: de keuze van de uiteindelijke armaturen en details zoals lampposities, type voorschakelapparaten, type lampen, … de toepassing, het klimaat, marktge-
Volgens de norm moet rekening gehouden
woontes, ...;
worden met volgende zaken: • De hoger vermelde randvoorwaarden:
Met de andere vermelde aspecten
zowel aan de eisen voor directe verblin-
(dimbaarheid, … ) moet rekening
ding (via UGR) als aan de luminantieli-
gehouden worden in functie van de
mieten bij beeldschermgebruik moet vol-
toepassing. • Keuze van eventuele lichtcontrolesystemen.
daan zijn. • Keuze van het type lamp: kleurweergave,
• Keuze van het type voorschakelapparaat.
kleurtemperatuur, dimbaarheid, opstart-
Flikkering (bv. bij gebruik van armaturen
gedrag, lamprendement, depreciatie, …
met CDM-T lampen in winkels) en stro-
zijn allemaal factoren die meespelen bij
boscopisch effect (in industrieën met
het kiezen van het juiste lamptype;
ronddraaiende machines) moeten ver-
•
Voor de kleurweergave-index (Ra)
meden worden. Het gebruik van elektro-
stelt de norm voor vrijwel alle taken
nische voorschakelapparaten is meestal
een minimumeis. In ruimten waar
de oplossing. Bovendien wordt zo ook
mensen lange tijd verblijven, zijn
het energieverbruik gereduceerd, een
lampen nodig met een Ra van ten
ander aandachtspunt in de norm. • Minimale lampafscherming ter voorko-
minste 80; Door de juiste keuze van armaturen en componenten worden zientaken eenvoudig.
•
•
De voorkeur voor een bepaalde
ming van verblinding: heldere lichtbron-
kleurtemperatuur van de lichtbron is
nen kunnen verblinding veroorzaken.
een zaak van psychologie, esthetiek
Daarom schrijft de norm een minimale
en gevoel. Deze keuze gaat samen
afscherming voor, afhankelijk van de
met de gebruikte kleuren in de ruimte,
lampluminantie.
Lampluminantie cd/m2
Minimale afschermingshoek
20.000 tot < 50.000
15°
50.000 tot < 500.000
20°
≥ 500.000
30°
Enkele voorbeelden: • T8-ø 26 mm lampen: 10.000 tot 15.000 cd/m
• compactlampen: 20.000 tot 70.000 cd/m2 2
• HE T5-ø16mm lampen: 17.000 cd/m2 • T5-ø16mm High Output lampen:
• laagspanning halogeen spotje: 9.000 tot 480.000 cd/m2 • CDM-T lampen: > 500.000 cd/m2
23.000 (voor 49W) en 33.000 cd/m2 Visueel comfort
(voor 80W) ETAP 9
Berekenen en documenteren Te hanteren gelijkmatigheid Op de taak wordt doorgaans een gelijkmatigheid van 0.7 voorgeschreven, in de omgeving is 0.5 voldoende. Onderbouwen van de behoudfactor De norm bepaalt de te handhaven verlichtingssterkte Em. Dit is de gemiddelde verlichtingssterkte op het werkvlak die minimaal behouden moet blijven tijdens het volledige gebruik van de verlichtingsinstallatie. Veroudering en vervuiling verminderen immers de lichtopbrengst en het verlichtingsontwerp moet dat incalculeren. In berekeningen compenseert de behoudfactor die verminderingen. EN 12464-1 vermeldt dat bij de bepaling van de behoudfactor rekening moet gehouden worden met volgende factoren: • lichtterugval van de lampen; • vervuiling van de armaturen; • vervuiling van de ruimte; • manier waarop armaturen worden onderhouden of gereinigd; • manier waarop de ruimte wordt onderhouden of gereinigd. Het gevaar bestaat dat bij berekeningen verkeerde vergelijkingen tussen fabrikanten gemaakt worden door verschil in aannames betreffende de behoudfactor. ETAP, Philips, Zumtobel Staff en Osram hebben daarom een rapport laten opstellen door een onafhankelijk wetenschappelijk instituut over het bepalen van de behoudfactor. In dit rapport staan factoren voor bepaalde types vervuiling, types armaturen, …
Bescherming tegen bouwstof.
Door uplight sleuven ontstaat een gerichte luchtcirculatie die storende stofafzetting op de reflector voorkomt.
Dit resulteert in onderstaande tabel die toepasbaar is voor aluminium reflectorarmaturen met elektronisch voorschakelapparaat in een op regelmatige basis, gereinigde ruimte. Bij de groepsvervanging van de lampen wordt er van uitgegaan dat de omgeving en de armaturen grondig worden gereinigd. Behoudfactor (BF) minimaal(1)
Vervuilingsgraad laag(2) medium(3)
Open armaturen voor directe verlichting (T5 - ø16 mm of T8 - ø26 mm: Ra > 85) groepsvervanging 0,85 0,80 0,75 kapotte lamp vervangen + groepsvervanging 0,90 0,85 0,80 correctiefactor voor armaturen met afdekplaat voor directe verlichting BF x 0,95 armaturen met geschilderde reflector BF x 0,90 Uplights (T5 - ø16 mm of T8 - ø26 mm: Ra > 85) groepsvervanging 0,85 0,70 0,65 kapotte lamp vervangen + groepsvervanging 0,90 0,75 0,70 correctiefactor voor armaturen met geschilderde reflector BF x 0,90 Armatuur met up- en downlight (T5 - ø16 mm of T8 - ø26 mm: Ra > 85) groepsvervanging 0,85 0,75 0,70 kapotte lamp vervangen + groepsvervanging 0,90 0,80 0,75 correctiefactor voor armaturen met geschilderde reflector BF x 0,90
hoog(4) 0,70 0,70
0,65 0,65 aluminium reflectorarmatuur
0,65 0,70
(1) Een stof- en rookvrije ruimte die dagelijks grondig wordt gereinigd. bv. cleanrooms, operatieruimtes, ... (2) Een ruimte waar nauwelijks stof of rook wordt geproduceerd. bv. kantoren, ziekenhuiskamers, ... (3) Een ruimte, in de buurt van een stof of rook producerende omgeving, waar in beperkte mate stof of rook wordt geproduceerd. bv. restaurants, bakkerijen, ... (4) Een ruimte waar meer stof of rook wordt geproduceerd. bv. industrie, ...
Armatuur met afdekplaat, BF x 0,95.
Armatuur met afdekplaat, BF x 0,95.
Armatuur met geschilderde reflector, BF x 0,90.
Documenteren van de behoudfactor EN 12464-1 schrijft voor dat diegene die de verlichtingsstudie maakt, melding moet maken van de veronderstellingen (betreffende lichtterugval van de lampen, vervuiling van armaturen en ruimte, reiniging van armaturen en ruimte) die hij gemaakt heeft om een bepaalde behoudfactor te nemen. De veronderstellingen moeten dus in de studie opgenomen worden. ETAP 1 1
ETAP biedt: • grondige kennis van de norm • studies conform de norm • een veelheid aan ergonomische en economische verlichtingsoplossingen • continu overleg en onderzoek van licht en ergonomie
E T A P N V - A n t w e r p s e s t e e n w e g 1 3 0 - 2 3 9 0 M a l l e - T e l . 0 3 3 1 0 0 2 11 - F a x 0 3 3 11 6 1 4 2 e-mail:
[email protected] - www.etaplighting.com ETAP BV - Tinstraat 7 - Postbus 3475 - 4800 DL Breda - Tel. 076 548 34 00 - Fax 076 542 09 62 e-mail:
[email protected] - www.etaplighting.com
05/07 8005516-012N/1 - De gegevens in deze publicatie zijn zonder verbintenis en kunnen wijzigen ingevolge technische evolutie.
EN12464-1