EINDVERSLAG COMMISSIE INVENTARISATIE PROTESTANTSE GEMEENTE ZEIST
Inhoud Instelling van de Inventarisatiecommissie
2
Werkwijze van de Commissie
2
Ordening van de antwoorden en standpunten van de wijkgemeenten
4
Ordening van de antwoorden en standpunten van de Colleges
8
Aanvullende opmerkingen van de wijkgemeenten
11
Schematisch overzicht van de ingenomen standpunten
14
Conclusies en aanbevelingen
15
1
Instelling van de Inventarisatiecommissie In hun vergadering van 15 mei 2008 hebben de Hervormde Algemene Kerkenraad en de Gereformeerde Algemene Kerkenraad de Commissie Inventarisatie Protestantse Gemeente Zeist ingesteld. Per 19 februari 2009 zijn daarin als leden benoemd: mw. Hanneke van Dooren, ds. Joep Dubbink, dhr. Piet Jonkers, dhr. Leo van Noort, dhr. Piet Swager en dhr. Bert Tolsma, en als secretaris mw. Marian van Giezen. De taak van de Commissie was, binnen de Hervormde en Gereformeerde wijkgemeenten en Colleges te inventariseren, hoe gedacht wordt over de vereniging van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk van Zeist tot één Protestantse Gemeente Zeist.
Werkwijze van de Commissie De Commissie heeft in totaal acht vergaderingen gehad, waarvan één keer met de heer H. Breunese, regionaal adviseur van de Classicale Vergaderingen regio Utrecht. Alle acht (hervormde en gereformeerde) wijkgemeenten zijn aangeschreven met het verzoek tot een gesprek over hun visie op een eventuele vereniging. De hervormde en gereformeerde Colleges van Kerkrentmeesters en Diakenen zijn met hetzelfde verzoek aangeschreven. Met de brief meegestuurd is steeds een artikel over het verenigen van gemeenten, door genoemde heer H. Breunese, alsmede een vereenvoudigde versie daarvan, bedoeld als praatpapier, geschreven door commissielid Piet Jonkers. Met alle wijkgemeenten en Colleges zijn gesprekken gevoerd, steeds door twee leden van de Commissie en de secretaris van de Commissie. Alle – door de gesprekspartners goedgekeurde - gespreksverslagen zijn als bijlagen toegevoegd aan dit verslag. In een later stadium is op verzoek van de voorzitters van de GAK en de HAK ook de Evangelisch Lutherse Gemeente aangeschreven (waarbij de genoemde artikelen ook meegestuurd zijn), omdat ons signalen bereikten dat ook zij geïnteresseerd zouden zijn in een eventuele vereniging. Gesprekken met de wijkgemeenten en de Colleges Aan de wijkgemeenten en de Colleges zijn per brief de volgende vragen voorgelegd. Deze vragen zijn behandeld tijdens de gesprekken. 1. Hoe staat u in eerste instantie tegenover vorming van een Protestantse Gemeente Zeist? (Graag uw antwoord toelichten) • Positief, want… • Positief, mits… • Neutraal, want… • Negatief, tenzij… • Negatief, want… 2. a) Wat moet er nog duidelijk gemaakt worden vóórdat u een besluit kunt nemen? b) Welke wensen en meningen leven er binnen uw wijk; welke mogelijkheden en onmogelijkheden ziet uw wijk om tot een fusie te komen? 2
Voor de Colleges nog de volgende vraag: Welke aspecten acht u vanuit uw College van specifiek belang? 3. Wat wilt u ons nog meer meegeven?
3
Ordening van de antwoorden en standpunten van de wijkgemeenten Van de acht wijkgemeenten staan er zes positief tegenover de vorming van een Protestantse Gemeente Zeist (PGZ). Van de andere twee wijkgemeenten is er één ‘niet positief’ (Pniël) en de ander ‘negatief’ (Oosterkerk). Van de zes wijkgemeenten die positief staan tegenover de vorming van een PGZ, zijn er vier (Het Witte Kerkje, Bethel, Thomas, Zeist-West) die zowel pro-argumenten als mitsen en maren formuleren; één wijkgemeente (de Bron) formuleert alleen mitsen; één wijkgemeente (Noorderlicht) noemt uitsluitend pro-argumenten. Voor een schematisch overzicht van de argumenten: zie pagina 14. Wijkgemeenten Het Witte Kerkje, Bethel, Thomas, De Bron, Zeist-West, Noorderlicht Genoemde argumenten vóór vereniging (in tamelijk willekeurige volgorde, maar wel enigszins geclusterd): 1. De geloofwaardigheid is in het geding: één kerk met één gezicht (Thomas). 2. Het is nú een principiële, missionaire stap, omdat de verdeeldheid niet is uit te leggen aan buitenstaanders (Witte Kerkje; Thomas). 3. Het is voor nieuwkomers in Zeist of binnen de PKN niet te begrijpen dat men zich in Zeist nog bij één van beide kerken (NHK en GKN) moet inschrijven (Bethel; Noorderlicht). 4. Men voelt zich tot eenheid geroepen o.g.v. Joh. 17 (Bethel). 5. Als kerken moet er gezamenlijk opgetrokken worden en moeten elkaars krachten benut worden (Zeist-West). 6. Het heeft evangelisatorische aspecten (Bethel). 7. Er is al één gezamenlijk kerkblad, waardoor er al meer bekendheid met elkaar en dus toenadering gegroeid is (Zeist-West). 8. Met één Algemene Kerkenraad kun je veel sterker opereren (Zeist-West). 9. Men staat volledig achter samengaan op centraal niveau; op wijkniveau is dit niet in elke wijk noodzakelijk (Bethel; Witte Kerkje). 10. Op bestuurlijk niveau zijn de verschillen niet zo groot; die verschillen zijn er wel meer in de wijken, maar die hoeven niet te verenigen/veranderen als ze niet willen (ZeistWest). 11. Het is een belangrijk gegeven dat de eigenheid van een wijkgemeente niet hoeft te veranderen (Bethel). 12. Het is voor wijkgemeenten de enige manier om ‘protestantse wijkgemeente’ te worden (Thomas; Witte Kerkje). 13. Het is in de toekomst misschien een noodzakelijke stap (Witte Kerkje). 14. Men voelt mededogen met reeds gefedereerde wijken (Bethel). 15. De beide gefedereerde wijkgemeenten (Zeist-West en Noorderlicht) zijn al jaren samen op weg om inhoudelijke en praktische redenen en in die tijd is men zo naar elkaar toegegroeid dat men vaak van elkaar niet meer weet wie hervormd en wie gereformeerd is.
4
16. Gefedereerde wijkgemeenten hebben moeite met de dubbele vertegenwoordigingen naar de meerdere vergaderingen en de Colleges (Zeist-West; Noorderlicht). 17. De administratie van gefedereerde wijkgemeenten is niet meer ingericht op het onderscheid hervormd-gereformeerd (Zeist-West); bijvoorbeeld bij Kerkbalans en het bijhouden van het ledenbestand (doordat er twee aparte kerkelijke bureaus zijn) (Noorderlicht). 18. Gefedereerde wijkgemeenten hebben last van de verschillen in de Plaatselijke Reglementen (Zeist-West). 19. Gefedereerde wijkgemeenten hebben moeite de verschillende collecteroosters op elkaar af te stemmen (Zeist-West; Noorderlicht). 20. Vooral de Diaconieën van gefedereerde wijkgemeenten hebben last van het nog niet verenigd zijn (geld moet eerst gesplitst worden, om vervolgens via twee kanalen/penningmeesters bij hetzelfde doel terecht te komen!) (Zeist-West). 21. De benoeming van een nieuwe predikant in een gefedereerde wijkgemeente wordt bemoeilijkt doordat de beide Algemene kerkenraden het niet eens konden worden (Noorderlicht). 22. De subsidies voor jeugdwerk zijn verschillend georganiseerd (Noorderlicht). Genoemde mitsen en maren (in tamelijk willekeurige volgorde, maar wel enigszins geclusterd): 1. 2. 3. 4.
Men wil een eigen identiteit/karakter behouden (Witte Kerkje). Men wil een eigen beleid kunnen blijven voeren (Witte Kerkje). Gereformeerde en hervormde tradities moeten mogen blijven verschillen (Thomas). Met betrekking tot principiële punten moet goed naar elkaar geluisterd worden (Zeist-West). 5. Door alle wijkgemeenten binnen de Protestantse Gemeente van Zeist moet de belofte uitgesproken worden om de aard van de verschillende wijkgemeentes, theologisch, liturgisch, pastoraal, rondom het ‘hart’ van de Protestantse Kerk in Nederland, zoals uitgesproken in Artikel I van de Kerkorde, te respecteren, en het functioneren van de verschillende wijkgemeenten waar mogelijk en nodig te stimuleren (de Bron). 6. Er moet volwassen en solidair omgegaan worden met knelpunten op financieel gebied (Zeist-West). 7. Er moet een transparant financieel beleid gevoerd worden; met financiën moet fair omgesprongen worden. Op welk moment ben je als gemeente voldoende één om de financiën niet meer te splitsen? Er is een risico dat mensen wél zullen willen blijven betalen voor de wijkkas, maar niet voor ‘heel Zeist’ (Witte Kerkje). 8. Er moet helderheid komen over wat samengaan betekent voor het College van Kerkrentmeesters (Bethel). 9. Is het financieel haalbaar?– waarbij men zelf antwoordt dat hervormd en gereformeerd nu ook al een zekere financiële verantwoordelijkheid voor elkaar hebben (Thomas). 10. Naast de geestelijke betrokkenheid van de wijkgemeenten op elkaar, moet men ook een financiële verantwoordelijkheid voor elkaar accepteren, waarbij gezocht wordt
5
naar een middenweg tussen ‘draagt elkanders lasten’ en ‘de eigen broek ophouden’. Kortom een weg van zorg, rechtvaardigheid en billijkheid (de Bron). 11. De vorming van de Protestantse Gemeente van Zeist kan alleen plaats vinden als de colleges van diakenen en van kerkrentmeesters van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk unaniem achter deze vorming staan en ten aanzien van beleid en visie tot eenheid zijn gekomen. Er moet een soort convenant komen; dit punt moet heel zorgvuldig worden voorbereid. Anders lopen er straks twee discussies door elkaar, namelijk die over bezuinigingen en die over de vorming van een protestantse gemeente (de Bron). 12. De verschillende werkwijzen van de Diaconieën kunnen een probleem opleveren (Thomas; Zeist-West). 13. Men wil niet opnieuw de wijkgrenzen moeten verleggen (Bethel). 14. Er moeten goede afspraken komen over de vertegenwoordiging van de wijken in de Algemene Kerkenraad (Thomas). 15. Het proces tot eventuele vereniging mag niet nodeloos gerekt worden (Zeist-West). Wijkgemeenten Pniël en Oosterkerk De wijkgemeente Pniël is niet voor en de Oosterkerk is tegen een vereniging tot Protestantse Gemeente Zeist. Pniël pleit voor een uitstel van zo’n beslissing van ten minste vijf jaar. De Oosterkerk is tegen een fusie en besprekingen die daartoe de weg moeten bereiden. Genoemde argumenten tegen vereniging Pniël 1. Men was ten tijde van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) al niet voor die fusie. 2. De fusie tot PKN heeft landelijk geleid tot het vertrek van een aantal gemeenteleden uit de PKN. 3. De vorming van een PGZ zal, nadat de afgelopen jaren al een herstructureringsproces heeft plaatsgevonden, opnieuw leiden tot veel onrust binnen de (momenteel redelijk stabiele) wijkgemeenten. 4. De wijkgrenzen zouden bij de vorming van een PGZ opnieuw herzien moeten worden, iets waar het pastoraat aan gemeenteleden niet mee gediend is. 5. Men verwacht dat de financiële situatie na de vorming van een PGZ minder rooskleurig zal zijn; dit terwijl de afgelopen jaren al veel van gemeenteleden gevraagd is met het oog op de (hervormde) kerkgebouwen. 6. Een minder goede financiële situatie zal ook weerslag hebben op de predikantsformatie. 7. De diaconale werkwijze is zeer verschillend. 8. Het hele traject van gesprekken ten behoeve van een vereniging zal veel tijd en energie kosten. Oosterkerk 9. Fusie is een bestuurlijke zaak, geen theologische, en men wil een opinie hierover daarom baseren op bestuurlijke argumenten. De Oosterkerk hecht er belang aan te onderstrepen een dergelijke benadering heilzamer te vinden dan het aangaan van
6
een theologisch debat. Men vindt dat de oproep tot eenheid gestalte dient te vinden in erkenning en waardering van christelijke kerken onderling, hetgeen samenhangt met het uitgangspunt: dat de Oosterkerk zich ten diepste verbonden voelt, en wil samenwerken met alle kerken die het evangelie van Jezus Christus belijden. 10. Het totaalbeeld van de PKN laat zien dat het grootste deel van de gemeenten die uit hervormde en gereformeerde wijkgemeenten zijn samengesteld niet gefuseerd is, en dat waar er wél gefuseerd is, er dikwijls geen positief resultaat is bereikt. Een fusie zal niet leiden tot een productieve samenwerking tussen beide kerken, en zal geen heil geven aan alle betrokken wijkgemeenten en aan de samenleving als geheel. De Oosterkerk verwacht dat de kerk als fusiekerk in de toekomst slechter af is dan de som der delen nu, zonder fusie. 11. Er is geen evenwichtigheid tussen de fusiepartners, zowel qua ledental als aantal wijkgemeenten. Ook op financieel gebied geldt deze ongelijksoortigheid, onder andere door verschil in offervaardigheid; dit zal leiden tot een achteruitgang in inkomsten, die hooguit verzacht kan worden als de wijkgemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor inkomsten, uitgaven en beleid. 12. De Oosterkerk kiest mét de GAK voor het toekennen van verantwoordelijkheid voor eigen beleid op wijkniveau en de daarmee onlosmakelijk verbonden verantwoordelijkheid voor inkomsten en uitgaven per wijk. Het hervormde bestuursmodel vindt men echter zeer ongewenst en niet in overeenstemming met deze tijd. De neiging tot hiërarchie, tot heersen over elkaar is inherent aan dit bestuursmodel. 13. De verschillende inzichten op bovengenoemde punten zouden reden moeten zijn elkaar vrij en zelfstandig te laten in de bestuurlijke zin. 14. De Oosterkerk vindt dat het aantal predikantsplaatsen op wijkniveau moet worden bepaald. Hierbij moet de offervaardigheid van gemeenteleden een cruciale rol spelen. 15. De Oosterkerk is van mening dat het gebruik van het kerkgebouw onder de volledige zeggenschap van de WKR dient te vallen. Dit is niet zo in de GKZ, maar de overzichtelijkheid van de GKZ brengt met zich mee dat het gebouw en wijkgemeente samen zullen blijven vallen. Bij de hervormde Gemeente echter zijn in het verleden centraal gebouwen opnieuw, maar dan anders, toegekend aan wijkgemeenten. 16. De zienswijze op de geografische indeling van wijken verschilt sterk tussen de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde kerk. De hervormde geografische indeling gaat voorbij aan de grote verscheidenheid van wijkgemeenten en staat ver af van de huidige samenleving. De Gereformeerde kerk kent een ledenadministratie per wijkgemeente. Deze twee zienswijzen sluiten niet op elkaar aan. 17. Er bestaat groot verschil in cultuur van besturen door GAK en HAK.
7
Ordening van de antwoorden en standpunten van de Colleges Diakenen Het Hervormde College van Diakenen staat positief tegenover de vorming van een PGZ, mits dit echt Zeist-breed gebeurt, dus alle wijken moeten zonder uitzondering meedoen. Onder andere om deze reden pleit het College ervoor om ook de Evangelisch-Lutherse Gemeente bij een vereniging te betrekken. Men denkt dat als de intentie er is om één te worden, overal wel uit te komen zal zijn. Naast dit standpunt plaatst het College echter wel een aantal kanttekeningen: 1. binnen de Nederlandse Hervormde kerk zijn de rechtspersonen van Algemene Kerkenraad en Diaconie goed afgebakend; binnen de Gereformeerde kerken niet. Er moet een duidelijke scheiding zijn tussen diaconaal geld en kerkrentmeesterlijk geld. 2. het College hecht erg aan een centrale aanpak (onder andere om versnippering tegen te gaan), in tegenstelling tot een aanpak waarbij de wijkdiaconieën bijna autonoom worden. Er zou één collecterooster moeten zijn. 3. de inkomsten van de Hervormde diaconie en die van de Gereformeerde diaconie komen nu verschillend binnen (hervormde actie ‘diaconale verantwoordelijkheid’ tegenover aangegeven bedrag bij Kerkbalans aan gereformeerde zijde). 4. het vermogen van de Hervormde diaconie wordt ingezet om verplichtingen goed te kunnen nakomen; aan gereformeerde zijde heeft men een meer ad hoc-beleid. Het Gereformeerde College van Diakenen staat in meerderheid (twee van de drie wijken, namelijk wijk II en III) positief tegenover vereniging. Deze beide wijken nemen geen genoegen met alleen een samenwerkingsovereenkomst. Wijk I zou wél positief zijn indien het hervormde beslismodel gewijzigd zou worden. (N.B.: binnen het College wordt de standpuntbepaling beïnvloed door de wijze waarop men heeft gekozen te werken, namelijk zodanig, dat de leden het standpunt van hun wijk meenemen. Het is denkbaar dat de vertegenwoordiger van wijk I als lid van het College eerder de noodzaak zou zien van een fusie dan als lid van wijk I. Overigens worden overige beslissingen doorgaans met meerderheid van stemmen genomen). De meerderheid van het College ervaart momenteel vooral praktische problemen vanwege dubbele afvaardigingen en gescheiden financiële stromen. Ten aanzien van de situatie die ontstaat bij een vereniging verwacht men wel dat het op elkaar afstemmen van de verschillende werkwijzen en de verschillen in beleid ingewikkeld zal zijn. Dit gaat onder andere om ondersteuningen, hulpaanvragen, financiën, acties en collecteroosters. Het College denkt dat op basis van wederzijds vertrouwen en volledige openheid een vereniging mogelijk is. Bij het College leeft de wens om het werk dat samen gedaan kán worden, samen te doen. Met betrekking tot ZWO en buitenlandse projecten laat men wél één ‘gezicht naar buiten toe’ zien. Dit eenheidsstreven heeft men ook in het beleidsplan opgenomen. Men denkt dat, hoe ruimer de diaconale doelen geformuleerd worden, hoe meer armslag er zal zijn voor gezamenlijk beleid. De vraag wordt gesteld of de Colleges van Diakenen niet alvast één kunnen worden, ook als het (nog) niet tot een vereniging van de beide gemeenten komt. In elk geval zouden de
8
Colleges samen kunnen gaan vergaderen. Ook de roosters voor de diaconale collecte zouden op elkaar afgestemd kunnen worden. Het gereformeerde College spreekt uit dat het wil streven naar één Zeist-breed diaconaal collecterooster; dat moet in elk geval haalbaar zijn. Kerkrentmeesters Het Hervormde College van Kerkrentmeesters staat positief tegenover de vorming van een PGZ, mits 1. er overeenstemming kan worden bereikt rond het punt van de solidariteit tussen de Hervormde en Gereformeerde wijkgemeenten. Dit punt is voor het College essentieel: als dit niet op hetzelfde niveau komt, zal het College de HAK adviseren niet tot een fusie over te gaan. Probleem is het verschil in denkwijze tussen hervormden en gereformeerden. Binnen de Hervormde Gemeente is men solidair met elke wijkgemeente; alle inkomsten komen in één ‘pot’, waaruit de uitgaven ten behoeve van de diverse posten worden gedaan; inkomsten per wijk zijn van ondergeschikt belang voor bijvoorbeeld predikantsformatie, gebouwen en dergelijke. Het gereformeerde beleidsplan/Plaatselijk Reglement begint bij de gedachte van de zelfstandigheid van de wijk: elke wijk is voor zichzelf verantwoordelijk; daarná is er een solidariteitsfonds beschikbaar voor problemen. Het Hervormde College vindt dit uitgangspunt onacceptabel. 2. er door de Algemene Kerkenraad, die na vereniging zal zijn ontstaan, een gezamenlijk beleidsplan wordt gemaakt en op basis daarvan een gezamenlijke (meerjaren)begroting. Over de vraag of er eerst een beleidsplan moet zijn en daarna een fusie, of andersom, heeft men geen hard standpunt; dit hangt samen met de afspraken die tijdens een eventueel fusieproces zullen worden gemaakt. 3. er in die meerjarenbegroting afspraken gemaakt worden over de uitgangspunten van beleid met betrekking tot • • • • • • • • •
Predikantsformatie Gebouwen Kosters Reserveringen Bezittingen (vermogen en onroerende zaken) Wijkkassen Eerst zelf saneren of gezamenlijk saneren Kerkelijk bureau (bijvoorbeeld plaats, al dan niet samen met diaconaal bureau?) Diensten in de verzorgingshuizen.
Algemene zorgpunten zijn voor het College: • • • •
De monumentale gebouwen Zeist-West (KC) Noorderlicht (predikantsformatie) De toekomstverwachting op het gebied van inkomsten is somber. De meerjarenbegroting voor 2010-2020 laat een te groot negatief saldo zien. Tot 2010 heeft het College zich garant gesteld voor de predikantsplaatsen en de gebouwen;
9
daarna zullen rigoureuze maatregelen genomen moeten worden ( met name op het gebied van predikantsformatie en het eventueel delen van gebouwen). Het Gereformeerde College van Kerkrentmeesters heeft geen mening ten aanzien van de eventuele vorming van een PGZ: dit is een beslissing van de GAK. Wél heeft men opmerkingen bij een eventuele vereniging: • Bij een eventuele fusie moet erover gepraat worden welke keuzen worden gemaakt ten aanzien van het Plaatselijk Reglement: wordt gekozen voor een meer gecentraliseerd bestuur (zoals nu het hervormde) of voor de zelfstandigheid van de wijkgemeenten (zoals nu bij de gereformeerden) of komt er een compromis? Het gaat dan over welke beslissingen door de AK genomen worden en welke door de wijkgemeenten zelf. Hoe wordt de solidariteitsparagraaf concreet ingevuld? (De Gereformeerde Kerk heeft nu een solidariteitsfonds). Dit College vindt dat, als uitgegaan wordt van de gedachte dat de wijkgemeente het hart van de kerk is, men in elk geval per wijk een begroting moet hebben. Bij de discussie over het plaatselijk reglement kunnen de volgende aandachtspunten worden meegenomen: o Er zijn grote verschillen in werkwijze. o Er is geen structureel overleg tussen de beide Colleges; bij de hervormden is geen of weinig besef dat er met elkaar gesproken moet worden. o Het gereformeerde College wil graag de vaste vrijwillige bijdragen, de inkomsten en de uitgaven en het aantal (betrokken) leden per wijkgemeente weten; nu weet men niet hoe de wijkgemeenten ervoor staan. Tot voor kort werd dit onderwerp onbespreekbaar genoemd. o Het gaat nu vaak zo dat zonder nadere argumenten wordt gemeld wat het hervormde College van Kerkrentmeesters heeft besloten. Het gereformeerde College kent een meer democratische wijze van overleg en besluitvorming. o Het College verwacht dat de kerkbijdrage van wijk 1 drastisch omlaag zal gaan (wel met ± 1/3) als de fusie niet breed wordt gedragen door de wijkgemeente en de kerkenraad. Dit betekent dat na zo’n fusie meteen fors bezuinigd dient te worden! Het College heeft de zorg voor de voortgang van de kerk. Er zullen in de toekomst gebouwen moeten worden afgestoten. Maar dit zal in versneld tempo nodig zijn als er een ongewenste fusie komt. o Wat positief zou kunnen werken is een grotere betrokkenheid van mensen bij hun eigen wijk. Zij zouden voor meer inkomsten kunnen zorgen. Voorwaarde hiervoor is wel een grote mate van zelfstandigheid van de wijken.
10
Aanvullende opmerkingen van de wijkgemeenten Witte Kerkje Het Witte Kerkje zou een hervormde wijkgemeente kunnen blijven, maar ook een aanvraag kunnen indienen om ‘Protestantse wijkgemeente Het Witte Kerkje’ te gaan heten. In dat geval moeten wel afspraken gemaakt worden met aangrenzende protestantse (wijk)gemeenten. Voor deze wijkgemeente is eventueel verenigen met een andere wijkgemeente op dit moment niet relevant, omdat men geografisch te ver van de andere mogelijke wijkgemeenten af gelegen is. De Bron Men vindt dat de Colleges wel een inspanningsverplichting hebben wanneer de meerderheid van de wijken vóór blijkt te zijn, aangezien de Colleges faciliteren wat in de wijken leeft. De wijken bepalen het beleid. Maar de combinatie van het beleidsplan van de GAK samen met de vorming van een Protestantse Gemeente Zeist levert een probleem op. De eigen visie van de wijken op zelfstandigheid zal hier het probleem worden, verwacht De Bron. Wijkgemeente De Bron beraadt zich nog of ze bij de vorming van de Protestantse gemeente van Zeist daar binnen hervormde wijkgemeente wil blijven of protestantse wijkgemeente wil worden. Deze beslissing zal pas gaande het proces genomen worden, omdat dit gevoelig kan liggen. Zij spreekt wel uit dat het eigene van wijkgemeente De Bron niet in het hervormde ligt, maar in de gebondenheid aan de Schriften, de verbondenheid met de Reformatorische traditie en de openheid ten aanzien van de context van deze tijd voor gemeente-zijn en eredienst. Bethel Men wil nog aan de commissie meegeven dat er binnen de WKR zeer diverse reacties zijn op het financiële aspect van een vereniging, variërend van ‘hervormd wordt er armer van, want dat is op dit moment rijker dan gereformeerd’ tot ‘bij een huwelijk uit liefde kijk je ook niet naar wat ieder precies inbrengt’. Hoe dit binnen de wijkgemeente leeft, is moeilijk in te schatten. Thomas Eén wijkgemeente heeft geen veto ten aanzien van vereniging tot Protestantse Gemeente Zeist. Er wordt wél naar geluisterd! Maar de GAK en HAK beslissen; de leden stemmen zonder last of ruggespraak. Zo’n beslissing wordt genomen met gewone meerderheid van stemmen (ordinantie 4-5-1). De wijken moeten tot twee keer toe hierover gehoord worden. Zeist-West Men moet het op hoofdlijnen eens zijn over de diaconie en de plaatselijke regeling voordat een besluit genomen kan worden. Maar de uitwerking kan later. Hoe staan de leden van de wijkgemeente hiertegenover? • Rond Pasen is het nieuwe beleidsplan uitgebracht. Hierin stonden stevige ideeën met betrekking tot dit onderwerp (bijvoorbeeld over de afvaardigingen), maar daar
11
is geen enkele negatieve reactie op gekomen. De meeste gemeenteleden willen liever vandaag dan morgen een vereniging. Wat men dan ook aan de Commissie wil meegeven, is: • Het gevoel van urgentie. Oponthoud wordt alleen geaccepteerd als er een goede reden voor is! Anders ontstaat in Zeist-West gemor. • Begin met kleine praktische stapjes, zoals een gezamenlijk collecterooster in 2010; gezamenlijk diaconaal beleid (bijvoorbeeld: welke beslissingen laat je aan de wijken over?). Het samenvoegen van de kerkelijke bureaus zou ook veel helpen. Noorderlicht Als gevolg van de federatie zijn eigenlijk weinig problemen ontstaan. De meeste strubbelingen die er zijn (geweest), hebben te maken met zaken die daarná gebeurd zijn (bv. rond de gebouwen; slechts heel af en toe steken de oude tegenstellingen nog de kop op tijdens gemeenteavonden). Dit heeft meer te maken met al dan niet zorgvuldige besluitvorming en (on)volledige voorlichting rond cijfers. Door deze strubbelingen heeft de gemeente méér mensen verloren dan door de federatievorming. De gereformeerde wijk is qua grondgebied groter dan de hervormde wijk, wat komt doordat er maar drie gereformeerde wijken zijn en zeven hervormde. Dit praktische probleem is wel overbrugbaar. Bij de actie 'Ken uw leden' blijkt overigens dat er veel meer passieve hervormde dan gereformeerde leden zijn. Pniël Dat het niet vormen van een Protestantse Gemeente Zeist de situatie van enkele wijkgemeenten in Zeist niet makkelijker maakt beseft de kerkenraad van wijkgemeente Pniël. De kerkenraad heeft dit meegenomen en meegewogen in het bepalen van zijn standpunt. Pniël vreest niet voor verlies van eigen hervormde identiteit wanneer het tot een samengaan met gereformeerden komt, omdat er ook binnen de Hervormde Kerk al een breed gespreide identiteit is. Pniël pleit er op grond van alle genoemde argumenten daarom voor dat haar eigen pijn zodanig serieus genomen zal worden dat de beslissing tot een eventuele vereniging zeker vijf jaar vooruit geschoven zal worden. Het behoort volgens Pniël zeker tot de (goede) mogelijkheden dat de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk van Zeist naast elkaar blijven bestaan. Oosterkerk De Oosterkerk kan wel leven met het bestaan in de PKN, maar niet met het zetten van een verdere stap, namelijk vereniging tot een Protestantse Gemeente Zeist. De commissie vraagt onder welke voorwaarden men wél mogelijkheden zou zien tot vereniging. Hierover is in de WKR niet gesproken.
12
Evenmin is gesproken over de vraag wat men zou doen als zou blijken dat alle andere Zeister wijkgemeenten vóór een vereniging zijn; en ook niet over de optie om een zelfstandige gereformeerde kerk te worden binnen of buiten een Protestantse Gemeente Zeist. De Oosterkerk benadrukt dat het van belang is met elkaar te blijven praten en niet over elkaar te heersen. Men wil nadrukkelijk in gesprek blijven, zij het niet over een fusie. Dit omdat van de andere kant (van hervormde zijde, red.)gezegd wordt niet over het kerkmodel te willen praten. De gespreksonderwerpen die de Oosterkerk belangrijk vindt (bijvoorbeeld over hoe men fusies elders waardeert), worden door anderen niet altijd geaccepteerd. Evangelisch-Lutherse Gemeente De positie van de Evangelisch-Lutherse Gemeente is een wat andere dan die van de andere wijkgemeenten: alle hervormde en gereformeerde wijkkerkenraden vallen onder GAK of HAK, maar de ELG heeft een meer zelfstandige positie. Doordat bovendien de EvangelischLutherse Gemeente een streekgemeente is, waarvan de leden niet alleen uit Zeist, maar ook uit diverse plaatsen in de omgeving afkomstig zijn, is de gemeente tot nu toe niet erg gericht geweest op Zeist. De Evangelisch-Lutherse Gemeente heeft op onze brief geantwoord dat men noch binnen de kerkenraad, noch binnen de gemeente als geheel ooit serieus gesproken of gedacht heeft over een fusieproces. Als Kerkenraad wil men zich echter niet isoleren van de omgeving en van de hervormde en gereformeerde medegelovigen. Om die reden lijkt het de Kerkenraad nuttig om met de Commissie een gesprek te hebben om haar mening te geven over het fusie-initiatief en te vernemen wat de plannen op afzienbare termijn op dit gebied zijn. De Kerkenraad wil zich eerst beraden over de stukken die zijn toegezonden en over het fusieplan als zodanig. Dit interne gesprek kan pas in de loop van januari gehouden worden. Afgesproken is dat vervolgens, in februari, een gesprek met de Commissie zal plaatsvinden. Dit is gecommuniceerd met de voorzitters van de GAK en de HAK.
13
Schematisch overzicht van de ingenomen standpunten
14
Conclusies en aanbevelingen 1. In alle wijken en Colleges heerst ten aanzien van het fusievraagstuk een grote betrokkenheid. Voor een aantal wijken brengt dit een duidelijke pijn met zich mee. Dit geldt zowel voorstanders als tegenstanders van vereniging. Dat maakt het vraagstuk buitengewoon lastig. 2. Van de wijkgemeenten zegt driekwart ja, want of ja, mits tegen een vereniging; één kwart zegt nee of nee, tenzij. De wens tot samenvoeging zit bij de voorstanders heel diep; zo ook de pijn bij de tegenstanders. Een compromis lijkt nauwelijks mogelijk. Een extra moeilijkheid wordt ook gevormd door het feit dat enkele wijken en Colleges unanimiteit als voorwaarde stellen voor een vereniging. De vraag is nu of er een oplossing is die recht doet aan beide standpunten. 3. De Commissie voorziet dan ook dat nog een lange en zorgvuldige weg afgelegd moet worden, waarbij de aandacht met name dient uit te gaan naar het kerkmodel, de financiën en het denken over de mate van zelfstandigheid voor de wijken. 4. Een belangrijk punt waar de schoen wringt, is de kwestie van de mate van zelfstandigheid van de wijken. Waar de GAK via het nieuwe Plaatselijk Reglement door toekenning van een grotere mate van zelfstandigheid aan de wijken enigszins tegemoet kwam aan de aanvankelijke wens van de Oosterkerk om als zelfstandige Gereformeerde Kerk in de PKN opgenomen te worden, wijzen sommige hervormden dit aspect van grotere zelfstandigheid van de wijken in het gereformeerde kerkmodel juist af. Op hun beurt wijzen sommige gereformeerden het hervormde kerkmodel af. 5. De Commissie is van mening dat het geen zin heeft zaken te forceren. Er moet niet aan de wijkgemeenten die geen vereniging willen, getrokken worden. Dit zou wellicht leiden tot een verharding van standpunten. Het door de Commissie hier en daar (wederzijds) gevoelde wantrouwen zou erdoor versterkt kunnen worden. De Commissie ziet er daarom geen heil in te proberen de afwijzende wijken zonder meer te bewegen tot deelname aan een vereniging. 6. Er dient op creatieve wijze gezocht te worden naar een oplossing. Het zal een zaak van de lange termijn worden. Hierbij zouden eventueel ook geheel nieuwe dimensies in de overwegingen betrokken kunnen worden. De Commissie constateert dat de Kerkorde onder andere de volgende mogelijkheden biedt: • het bestaan van twee (al dan niet Protestantse) Gemeenten naast elkaar (dit kan volgens ordinantie 2-12-10); • het verdelen van de gefedereerde wijken tussen de Hervormde Gemeente Zeist en de Gereformeerde Kerk Zeist (dit zou de genoemde ‘verdubbelingen’ verhelpen); • het zich laten overschrijven van alle gereformeerde leden van de gefedereerde wijkgemeenten naar de Hervormde Gemeente Zeist; waarna de Hervormde Gemeente Zeist aanvraagt aangemerkt te worden als Protestantse Gemeente Zeist (ordinantie 2-12-6); de Oosterkerk kan dan de Gereformeerde Kerk Zeist worden. • beide gefedereerde wijken richten samen een nieuwe Protestantse Gemeente Zeist op (ordinantie 2-13-1); wie wil, kan daar lid van worden. 7. Als GAK en HAK zouden besluiten opnieuw een Commissie in te stellen, zou dat een onafhankelijke Commissie moeten zijn, die niet historisch is belast met standpunten vanuit de afzonderlijke wijken, en die op basis van voorliggende inventarisatie een
15
actiestappenplan gaat ontwikkelen van wat eerst geregeld moet zijn om ooit tot een vereniging te kunnen komen. De Commissie beseft dat veel mensen al geruime tijd meelopen in dit hele proces. Dat kan een bepaalde verstarring met zich meebrengen ten aanzien van de standpunten van anderen. 8. Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn het inschakelen van (church)mediation, waarbij de vertegenwoordigers van de verschillende denkrichtingen samen gaan zoeken naar een voor ieder aanvaardbare oplossing. 9. De Commissie adviseert om te wachten met het raadplegen van de hervormde en gereformeerde gemeenteleden tot er meer zicht is op een oplossing. 10. Beide kerken worden de komende tijd geconfronteerd met ingrijpende kwesties: predikantsvacatures, bezuinigingen op gebouwen en/of predikantsplaatsen. Zoals de situatie nu is, dreigen die besluiten apart genomen te worden (in GAK respectievelijk HAK) terwijl ze ingrijpende gevolgen hebben voor beide kerkgemeenschappen: in elk geval voor de gefedereerde wijken, maar ook voor de andere. Apart besluiten nemen is ongewenst; het proces van toenadering zou zeer geschaad worden, als de kerken elkaar voor voldongen feiten zouden plaatsen. De Commissie beveelt aan dat HAK en GAK afspreken dat ze intensief overleg plegen, voordat ze besluiten nemen die ook de partner raken. Dat betreft in feite alle grote beslissingen: over kerkmodel, kerkgebouwen, predikantsplaatsen, enzovoorts; dit uiteraard met inachtneming van beider autonomie. 11. De Commissie proeft bij de Colleges van Diakenen een vrij grote bereidheid tot samenwerking. De Colleges van Diakenen zouden samen kunnen gaan vergaderen. Ook de roosters voor de diaconale collectes zouden op elkaar afgestemd kunnen worden: er kan gestreefd worden naar één Zeist-breed diaconaal collecterooster. De Commissie is van mening dat hiervoor voldoende draagvlak is. Zeist, februari 2010 Inventarisatiecommissie Protestantse Gemeente Zeist: Hanneke van Dooren Joep Dubbink Marian van Giezen Piet Jonkers Leo van Noort Piet Swager Bert Tolsma
14 Bijlagen I. II. III. IV.
Bijlage artikel H. Breunese Bijlage praatstuk P. Jonkers Gespreksverslagen van de wijkgemeenten (1 t/m 8) Gespreksverslagen van de Colleges (A t/m D)
16