Eindrapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Januari 2013
Onderzoek met subsidie van: het programma Veilige Publieke Taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties & het Landelijk programma Aanpak geweld van de Nationale Politie uitvoering: Drs. Rianne van Middelaar - Veiligheidshuis Regio Utrecht
Eindrapport Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................ 1 Samenvatting ........................................................................................................................... 4 Inleiding .................................................................................................................................... 9 Het programma Veilige Publieke Taak en het Landelijk programma Aanpak geweld ....... 9 Dadergerichte Aanpak Geweld .......................................................................................... 9 Doelstellingen ................................................................................................................... 10 Afbakening geweld tegen politie en andere werknemers met een publieke taak ............ 10 Onderzoeksvragen ........................................................................................................... 11 Deel 1: Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak.......................................................................................................................................... 12 Onderscheid geweld tegen politieambtenaren en geweld tegen andere werknemers met een publieke taak ............................................................................................................. 12 Onderzoeksvraag 1.1: Welke kenmerken hebben verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak? ................................................................................... 12 Samenstelling onderzoeksgroep ...................................................................................... 12 Verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak................................. 13 Onderzoeksvraag 1.2: Verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT van de overige geweldplegers in de publieke ruimte en verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT onderling? .................................................................................................................... 15 Dadergerichte Aanpak Geweld (DAG) ............................................................................. 15 Vergelijking verdachten GTPA en VPT die wel en niet in het databestand voorkomen .. 16 Vergelijking van verdachten GTPA en VPT met overige verdachten van geweld in de publieke ruimte ................................................................................................................. 16 Onderzoeksvraag 1.3: Is er overlap tussen de verdachten van geweld GPTA en VPT?.... 19 Onderzoeksvraag 1.4: Is de onderverdeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers die uit de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren kwam, terug te vinden onder de verdachten van GTPA en VPT? .................................................. 19 Conclusies deel 1 ............................................................................................................. 22 Deel 2: De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk........................... 23 Het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut............................................................... 23 Het onderzoek van Beke .................................................................................................. 23 Korte beschouwing van dadertypologieën in de literatuur ............................................... 24 De dadertypen volgens het Verwey Jonker Instituut........................................................ 25 De dadertypen volgens Beke ........................................................................................... 25 Onderzoeksvraag 2.1: Worden geweldplegers tegen werknemers met een publieke taak herkend in de dadertypologieën van het Verwey Jonker Instituut en Onderzoeksbureau Beke? ................................................................................................................................... 26 Samenstelling steekproef ................................................................................................. 26 Analysemodel dadertypering............................................................................................ 27
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
1
Veelplegers geweld .......................................................................................................... 28 Herkenning van geweldplegers in de dadertypen ............................................................ 28 Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Verwey Jonker .................... 28 Type 1: de machteloos gefrustreerde geweldpleger ........................................................ 28 Type 2: het korte lontje..................................................................................................... 29 Type 3: de verwarde geweldpleger .................................................................................. 33 Type 4: geweld als leefstijl ............................................................................................... 33 Type 5: de beïnvloedbare jongere ................................................................................... 34 Type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed ......................................................... 35 Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Beke ..................................... 36 Type 1: de verslaafde geweldpleger ................................................................................ 36 Type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger........................................................ 36 Type 3: de gewoontegeweldpleger .................................................................................. 38 Type 4: de criminele geweldpleger .................................................................................. 39 Onderzoeksvraag 2.2: Zijn alle geweldplegers in de steekproef in te delen volgens de dadertypologieën? ............................................................................................................... 40 Onderzoeksvraag 2.3: Welke kenmerken hebben niet in te delen geweldplegers?............ 42 Bewust opzoeken van confrontaties met politie en opkomen voor anderen.................... 42 Onderscheiden van jongere geweldplegers..................................................................... 42 Specificeren van psychiatrische stoornissen ................................................................... 43 Delict- en persoonskenmerken......................................................................................... 43 Eergerelateerd geweld ..................................................................................................... 44 Onderzoeksvraag 2.4: Zijn beide dadertypologieën bruikbaar in de praktijk, zijn er knelpunten?.......................................................................................................................... 44 Mogelijkheden en beperkingen bij het gebruik van dadertypologieën volgens medewerkers uit de praktijk.............................................................................................. 44 Conclusies met betrekking tot het gebruik van de dadertypologieën van Verwey Jonker en Beke ............................................................................................................................ 45 Conclusies met betrekking tot het gebruik van dadertypologieën in het algemeen......... 46 Deel 3: Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies ................. 47 Onderzoeksvraag 3.1: Welke afdoeningen volgen op een veroordeling voor geweld tegen werknemers met een publieke taak? ................................................................................... 47 Onvoorwaardelijk strafdeel............................................................................................... 47 Voorwaardelijke straf........................................................................................................ 48 Bijzondere voorwaarden................................................................................................... 48 Onderzoeksvraag 3.2: Welke verbeteringen zijn er mogelijk in de ketenaanpak van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak?...................................................... 48 Het aanvragen van een reclasseringsrapportage ............................................................ 51 Aandacht voor geweld en agressie in de rapportages ..................................................... 52 Verdachten die niet mee willen werken aan een rapportage ........................................... 52 Verhoogde strafeis ........................................................................................................... 54 De hoogte van de voorwaardelijke straf........................................................................... 54 Hoger beroep ................................................................................................................... 55 Bescherming van de maatschappij .................................................................................. 55
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
2
Kwaliteitsverbetering ........................................................................................................ 56 Onderzoeksvraag 3.3: Welke rol zou het Veiligheidshuis hierbij kunnen spelen? .............. 56 Aanbevelingen ter verbetering van de ketenaanpak van plegers van geweld tegen de publieke taak .................................................................................................................... 57 Rol van het Veiligheidshuis en andere ontwikkelingen in de ketensamenwerking .......... 58 Discussie ................................................................................................................................ 59 Literatuur ................................................................................................................................ 61 Bijlagen ................................................................................................................................... 62 Bijlage 1: vergelijking verdachten GTPA en VPT die wel en niet voorkomen in de Dadergerichte Aanpak Geweld ........................................................................................ 62 Bijlagen 2: overige tabellen bij onderzoeksvraag 1.4....................................................... 65 Bijlage 3: Dadertypologie Plegers van geweld tegen de publieke taak en van publiek geweld. Onderzoeksbureau Verwey Jonker, 2010 .......................................................... 66 Bijlage 4: Kenmerken van dadertypen Verweij Jonker (2010) schematisch weergegeven .......................................................................................................................................... 68 Bijlage 5: Dadertypologie Veelplegers geweld, Onderzoeksbureau Beke, 2005............. 72 Bijlage 6: Onjuiste registratie als geweldsdelict tegen de publieke taak en de verhoogde strafmaat........................................................................................................................... 77 Bijlage 7: Analysemodel dadertypering............................................................................ 78
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
3
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Samenvatting In 2012 is vanuit het Veiligheidshuis Utrecht, met subsidie van het programma Veilige Publieke Taak en het Landelijk programma Aanpak geweld, onderzoek gedaan naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak. Het doel van het onderzoek is drieledig: 1. Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak; 2. De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk; 3. Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen twee vormen van geweld tegen personen met een publieke taak: -
Geweld tegen politieambtenaren: afgekort als GTPA Geweld tegen andere werknemers met een publieke taak: afgekort als VPT
Deel 1: Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak In deel 1 worden de verdachten van geweld GTPA en VPT beschouwd op basis van geweldszaken die in 2011 zijn ingestroomd binnen het OM en geregistreerd zijn als geweld GTPA of VPT. Het gaat om 206 personen die worden verdacht van het plegen van geweld GTPA en 134 personen van geweld VPT. De verdachten GTPA blijken gemiddeld iets jonger dan de verdachten van geweld VPT, met name het aandeel jongvolwassenen (18 t/m 24 jaar) onder de verdachten GTPA is hoger dan onder de verdachten VPT. Het aandeel beledigingen onder geweld GTPA ligt een stuk hoger dan onder geweld VPT. Als deze vorm van (verbaal) geweld buiten beschouwing wordt gelaten, komen bedreiging en eenvoudige mishandeling het meeste voor onder het geweld gepleegd tegen de publieke taak. Plegers van geweld tegen de publieke taak vergeleken met overige plegers van geweld in de publieke ruimte In 2011 is in het Veiligheidshuis een databestand aangelegd van alle aangehouden verdachten (966) van geweld in de publieke ruimte in de Stad Utrecht. Dit is gedaan in het kader van het project Dadergerichte Aanpak Geweld. In dit project werden drie soorten geweldplegers onderscheiden: -
De incidentele geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar één keer is geregistreerd als verdachte van een geweldsincident; De recidiverende geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar 2 of 3 keer is geregistreerd als verdachte van geweld; De ernstig recidiverende geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar 4 keer of vaker is geregistreerd als verdachte van geweld.
Binnen het huidige onderzoek zijn van de 966 verdachten in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld 70 verdachten geïdentificeerd als geweldplegers GTPA en 62 als geweldpleger VPT. Zij zijn vergeleken met de overige verdachten van geweld in de publieke ruimte. Het percentage mannen onder de drie groepen geweldplegers is ongeveer gelijk, geweldplegers GTPA en VPT zijn gemiddeld iets ouder dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte. Het percentage problematisch alcohol- of drugsgebruikers is hoger onder de verdachten GTPA en VPT en zij plegen minder vaak geweld tijdens het uitgaan dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte. Verdachten GTPA en VPT zijn in de afgelopen 10 jaar aanzienlijk vaker geregistreerd als verdachte van geweld dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte, terwijl het aantal registraties als betrokkene, getuige en slachtoffer van geweld ongeveer overeen komt. In het verlengde hiervan kunnen zij ook vaker
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
4
worden getypeerd als recidiverende of ernstig recidiverende geweldpleger en zijn zij vaker bekend binnen het Veiligheidshuis, met name omdat het gaat om veelplegers of plegers van huiselijk geweld, doelgroepen die binnen het Veiligheidshuis worden besproken. Ten slotte zijn binnen de groep geweldplegers GTPA en VPT de incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers onderling vergeleken. Geweldplegers met een ernstiger geweldsgeschiedenis (recidiverend en ernstig recidiverend) zijn in de afgelopen 10 jaar vaker verdachte van geweld, maar zij zijn ook vaker betrokkene, getuige en slachtoffer van geweld, vaker bekend als problematisch alcohol- of drugsgebruiker, en vaker besproken in het Veiligheidshuis. Op grond van deze gegevens kan, zij het met enige terughoudendheid vanwege methodologische beperkingen, worden geconcludeerd dat verdachten van geweld GTPA en VPT een iets ernstiger groep geweldplegers betreffen dan de overige plegers van geweld in de publieke ruimte. Dit blijkt met name uit de geweldsgeschiedenis, registratie als problematisch alcohol- of drugsgebruiker en bekendheid in het Veiligheidshuis. Daarnaast zijn zij gemiddeld ouder dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte. De omvang van de geweldsgeschiedenis, gemeten in het aantal registraties als verdachte van geweld en vertaald naar een indeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers, blijkt een graadmeter te zijn voor een problematischer achtergrond, gezien de verhoogde registraties als problematisch alcohol- en drugsgebruiker, bekendheid in het Veiligheidshuis en registratie als betrokkene, getuige en slachtoffer van geweld onder de recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers.
Deel 2: De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk In deel 2 zijn dadertypologieën getoetst op bruikbaarheid in de praktijk. Hierbij is gekeken naar twee dadertypologieën: -
De dadertypologie van het Verwey Jonker Instituut (2010) van plegers van geweld tegen de publieke taak en van geweld in de publieke ruimte De dadertypologie van Beke (2005), een typologie van zogenaamde veelplegers geweld.
Van dertig geweldplegers GTPA en VPT zijn achtergrondgegevens verzameld en ‘gematcht’ met de kenmerken van de dadertypen van Verwey Jonker. Van deze 30 geweldplegers voldoen er 14 aan de criteria voor 'veelpleger geweld', zij zijn vergeleken met de typologie van Beke. Per dadertypologie is hieronder weergegeven in hoeverre de geweldplegers werden herkend in de dadertypen. Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Verwey Jonker Het Verwey Jonker Instituut onderscheidt 6 typen geweldplegers: de machteloos gefrustreerde geweldpleger, het korte lontje, de verwarde geweldpleger, geweld als leefstijl, de beïnvloedbare jongere en de incidentele geweldpleger onder invloed. Type 1: de machteloos gefrustreerde geweldpleger: Dit type wordt duidelijk teruggezien bij drie geweldplegers VPT, twee geweldplegers worden als twijfelgeval ingedeeld. Dit type geweldpleger heeft naast het betreffende VPT-delict geen veroordelingen voor andere geweldsdelicten en de afhankelijkheidsrelatie met het slachtoffer is duidelijk aanwezig. Dit type pleegt volgens Verwey Jonker over het algemeen minder ernstig geweld, maar bij de geweldplegers uit de onderzoeksgroep is er ook sprake van fysiek geweld. Type 2: het korte lontje: Twee geweldplegers uit de onderzoeksgroep worden duidelijk herkend in dit type, drie als twijfelgeval. Dit dadertype lijkt veel overlap te vertonen met andere typen: het onderscheid met type 4 en type 5 is niet altijd goed te maken. Of er sprake is van frequente agressie is lang niet altijd op te maken uit de informatie, wanneer gewelddadig gedrag heeft geleid tot veroordelingen is er al snel sprake van type 4. De lage frustratietolerantie die kenmerkend is voor dit type is lastig te definiëren: veel vormen van reactief geweld lijken gerelateerd aan een (te) lage frustratietolerantie. Ten slotte lijkt dit type
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
5
vaak naar voren te komen als weinig informatie beschikbaar is over de persoon van de verdachte en de typologie vooral op de delictsomschrijving is gebaseerd. Type 3: de verwarde geweldpleger: Drie geweldplegers worden duidelijk herkend in dit type, over twee wordt getwijfeld of zij binnen dit type passen. De psychiatrische stoornissen waar dit type aan zou lijden zijn in de beschrijving van dit type niet duidelijk gedefinieerd. Type 4: geweld als leefstijl: Twee geweldplegers kunnen duidelijk getypeerd worden als dit type dader, dat geweld in de leefstijl heeft ingepast. Het gaat om veelplegers geweld, die eveneens goed herkend worden in type 3 van Beke. Vijf geweldplegers zijn als twijfelgeval ingedeeld, zij zouden ook gekenmerkt kunnen worden als type 2, type 3, of type 4. Type 5: de beïnvloedbare jongere: Vijf geweldplegers worden duidelijk herkend in dit type, in vijf gevallen wordt er getwijfeld of type 2 of type 4 meer passend zijn. De onduidelijkheid zit met name in de vraag of er sprake is van beïnvloedbaarheid, en wanneer een jongere met een uitgebreid strafblad als type 4 getypeerd kan worden. Type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed: Eén geweldpleger is als twijfelgeval herkend. Indeling binnen dit type lijkt vooral aan de orde als de dader first offender is, geen andere geweldsdelicten gepleegd heeft en de situationele kenmerken van het delict overeenkomen met dit type. Zodra echter meer informatie beschikbaar is, omdat de dader meerdere gewelddelicten pleegt, wordt de dader vaak beter in een ander dadertype herkend. Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Beke Beke onderscheidt vier typen geweldplegers: de verslaafde geweldpleger, de psychisch onberekenbare geweldpleger, de gewoontegeweldpleger en de criminele geweldpleger. De gewoontegeweldpleger wordt onderverdeeld in twee subtypes: de gewone gewoontegeweldpleger en de gewoontegeweldpleger met criminele inslag. Ook de criminele geweldpleger wordt onderscheiden in twee subtypes: de harde kern en de beïnvloedbare jongere. Type 1: de verslaafde geweldpleger: Eén geweldpleger VPT en één geweldpleger GTPA worden duidelijk herkend als dit type, er zijn geen twijfelgevallen. In beide gevallen gaat het om harddrugsverslaafden met een zeer uitgebreid strafblad met geweld- en vermogensdelicten, al dan niet in combinatie, en drugsbezit. Type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger: Dit type komt alleen voor onder de geweldplegers VPT. Drie keer wordt een geweldpleger duidelijk herkend en over één geweldpleger wordt getwijfeld. De stoornissen waar dit type aan lijdt zijn niet gedefinieerd en het twijfelgeval betreft een man bij wie o.a. sprake van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis en alcoholverslaving. Hoewel het gewelddadige gedrag van deze man duidelijk samenhangt met zijn stoornissen, lijkt deze man iets beter te passen binnen type 3. Type 3: de gewoontegeweldpleger: Drie geweldplegers zijn duidelijk herkend in dit type, over één persoon wordt getwijfeld. Het onderscheid met type 2 is niet altijd goed te maken, doordat beide typen aan psychiatrische stoornissen kunnen leiden. Het onderscheid tussen de ‘gewone gewoontegeweldpleger’, zonder criminele inslag en de ‘gewoontegeweldpleger met criminele inslag’ is goed te maken. Type 4: de criminele geweldpleger: Vier geweldplegers zijn duidelijk herkend in dit type. In alle gevallen gaat het om jongeren die opgroeien in een ongunstig gezinsklimaat, er is sprake van schoolproblemen, psychiatrische stoornissen en LVB-problematiek komen vaak voor. Het plegen van berovingen wordt echter niet vaak teruggezien in het strafblad van deze jongeren. Het onderscheid tussen de twee subtypen: de harde kern en beïnvloedbare jongere is niet altijd even goed te maken. Ten slotte zijn er drie geweldplegers die niet ingedeeld konden worden. Hoewel meerdere geweldplegers lastig in te delen waren (zie de 'twijfelgevallen' hierboven), werden zij in geen van de types voldoende herkend.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
6
Er zijn verschillende punten aan te wijzen die het lastig maken om een geweldpleger in te delen in één van de dadertypen. Het onderscheiden van de jongere geweldplegers in harde kern en beïnvloedbare jongere, het specificeren van psychiatrische stoornissen en het feit dat sommige dadertypen gebaseerd zijn op persoonskenmerken en anderen op delictkenmerken vormen een obstakel bij het indelen van geweldplegers in dadertypen. Het feit dat veel geweld tegen politie bewust wordt opgezocht of het opkomen voor vrienden en bekenden die in conflict zijn met politie, is niet terug in beide dadertypologieën. Conclusies t.a.v. dadertypologieën Concluderend kan worden gesteld dat het indelen van geweldplegers in de dadertypologieën van Verwey Jonker en Beke op zichzelf een waardevolle bron van informatie oplevert, maar dat het moeilijk is om daders eenduidig in te delen. Het feit dat de typologie van Verwey Jonker gebaseerd is op minder en andere informatie dan in het huidige onderzoek het geval is, maakt dat de geweldplegers GTPA en VPT minder goed in deze typologie te herkennen zijn dan in de typologie van Beke, die grotendeels dezelfde informatiebronnen gebruikte als in het huidige onderzoek. Over het algemeen is het indelen van geweldplegers in dadertypen subjectief en afhankelijk van de inschattingen van de onderzoeker. Door een geweldpleger te plaatsen in ‘het best passende type’ kan veel waardevolle informatie verloren gaan die juist relevant kan zijn bij het vinden van een passende (justitiële) reactie op een geweldsdelict. In de literatuur is (nog) geen consistent beeld gevonden van dadertypen van geweldplegers en de meeste onderzoeken zijn nog verkennend van aard. Daarom lijkt de meerwaarde van dadertypologieën – althans voorlopig – meer te liggen in het kenniselement: verduidelijken hoe een daderpopulatie eruit ziet, waarmee inzicht verkregen kan worden in oorzaken van geweld en mogelijkheden om geweld te voorkomen. Dit beeld wordt bevestigd door gesprekken die gevoerd zijn met medewerkers die in de praktijk werken met geweldplegers.
Deel 3: Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies In deel 3 zijn de (strafrechtelijke) reacties in beeld gebracht die volgden op de geweldsdelicten tegen werknemers met een publieke taak, gepleegd door de 30 geweldplegers uit deel 2. Hoewel er voldoende mogelijkheden zijn om interventies in te zetten die de kans op recidive verkleinen (bijvoorbeeld middels bijzondere voorwaarden), blijken vrijwel alleen werkstraffen, geldboetes en gevangenisstraffen te zijn opgelegd. In 17 van de 35 strafzaken naar aanleiding van een geweldsdelict GTPA of VPT is een voorwaardelijke straf opgelegd. Slechts in 6 gevallen is hier een bijzondere voorwaarde aan gekoppeld, op één jongvolwassene na betroffen dit allemaal minderjarigen. Verschillende onderdelen van het strafproces zijn in kaart gebracht aan de hand van de 30 geweldplegers GTPA en VPT, op basis hiervan zijnde volgende aanbevelingen geformuleerd: 1. Er is meer aandacht nodig voor het aanvragen van reclasseringsrapportages bij geweldsdelicten, met name waar het meerderjarigen betreft. In lang niet alle gevallen wordt een rapportage aangevraagd terwijl de omstandigheden hier wel aanleiding toe gaven. 2. De reclasseringsorganisaties voor volwassenen zouden 'geweld en agressie' standaard op kunnen nemen in hun rapportages, zoals ook het geval is bij rapportages voor minderjarigen. Nu wordt lang niet altijd het gewelddadige of agressieve gedragspatroon besproken terwijl het soms een opvallend kenmerk is van het delictgedrag. 3. Versoepeling van de mogelijkheden om rapportages op te stellen bij niet meewerkende verdachten van geweldsdelicten: reclassering kan rapportages opstellen over verdachten zonder hun medewerking, maar alleen onder de voorwaarde dat de gebruikte informatie niet ouder is dan een jaar. Hierdoor kunnen vaak geen rapportages worden opgemaakt over verdachten die structureel weigeren in gesprek te gaan. Op grond van eventueel aanwezige oudere rapportages en informatie van politie (zoals processen verbaal) kan echter een beter beeld worden gevormd van de verdachte dan wanneer deze informatie in zijn geheel achterwege wordt gelaten. 4. De mogelijkheid tot verplichte opname ter observatie kan in een aantal gevallen eerder overwogen worden. Door een verdachte die weigert mee te werken verplicht ter observatie op te nemen, kan de observerende instelling alsnog een strafadvies
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
7
5.
6.
7.
8.
9.
10.
kan formuleren. Opname ter observatie moet door de Rechter Commissaris worden opgelegd en kan door Reclassering slechts geadviseerd worden. Toch zou deze mogelijkheid zou in een aantal gevallen eerder kunnen worden overwogen, mede gezien het feit er vaak lange tijd overheen gaat tot alle partijen (met name de Rechter Commissaris) overtuigd zijn en het betreffende delict van dien aard is dat daadwerkelijk kan worden overgegaan tot verplichte observatie. Het OM eist hogere straffen voor geweldsdelicten tegen de publieke taak, deze worden zelden overgenomen door rechters. Mogelijk moeten de richtlijnen die het OM hanteert worden bijgesteld zodat een realistischer straf wordt geëist, en is extra aandacht nodig om de Rechtbank te overtuigen van de ernst van geweld tegen de publieke taak en de noodzaak in deze gevallen zwaarder te straffen. Het voorwaardelijk strafdeel zou meer in verhouding moeten staan tot de opgelegde bijzondere voorwaarden. Vooral bij verdachten die recidiveren en niet openstaan voor hulpverlening, zou een hoger voorwaardelijk strafdeel een stok achter de deur kunnen vormen om toch de motivatie te vinden om de afspraken met reclassering na te komen of een behandeling te starten. Veel verdachten gaan in hoger beroep tegen hun veroordeling. Zij winnen hiermee (soms bewust) tijd omdat de tenuitvoerlegging van de straf soms jaren op zich laat wachten. Extra aandacht voor de snelheid waarmee hoger beroep voor geweldsdelicten wordt behandeld zou hier verandering in kunnen brengen. Door bij recidive een vaste rechter, officier of beoordelaar te koppelen aan de geweldpleger, kan sneller een beeld gevormd worden van de verdachte dan wanneer telkens iemand anders zich in het strafdossier met bijbehorende achtergrondinformatie, ingezette hulpverlening e.d. moet verdiepen. Hiermee kan tijd gewonnen worden en is er minder kans dat de ernst van de delictgeschiedenis, andere problematiek en gegeven kansen over het hoofd gezien worden. Bescherming van de maatschappij tegen geweld zou op een gegeven moment meer prioriteit moeten krijgen bij de strafrechtelijke reactie op geweldsdelicten. Er lijken onvoldoende mogelijkheden te zijn om structureel in te grijpen tegen personen die keer op keer de fout in gaan en daarbij anderen en zichzelf in gevaar brengen. De mogelijkheden voor het ontwikkelen van een maatregel die vergelijkbaar is met de ISD-maatregel voor reguliere veelplegers, zouden nader onderzocht moeten worden. Ten slotte zouden de ketenpartners meer kunnen investeren in kwaliteitsverbetering. Veel keuzes die in het strafproces gemaakt worden, zijn afhankelijk van individuele medewerkers. Door meer zicht te krijgen op de keuzes die zij maken, kunnen verbeteringen aangebracht worden en kan beter gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die er zijn. Belangrijk hierbij is dat recidiverende geweldplegers al aan de voorkant, dus zo vroeg mogelijk, herkend worden.
Aangezien het Veiligheidshuis een plek is waar alle betrokken ketenpartners elkaar treffen, biedt deze setting mogelijkheden om de individuele aanpak van geweldplegers in het algemeen, maar ook van geweldplegers GTPA en VPT in het bijzonder, vorm te geven. De mogelijkheid om informatie uit te wisselen maakt het makkelijker de achtergrond van een geweldpleger in beeld te krijgen en nieuwe ideeën vorm te geven om de aanpak van geweldplegers vorm te geven. Relevant voor de vroegtijdige signalering van geweldspatronen en de inzet op een passend vervolgtraject is echter ook de introductie van ZSM, een project waarbij direct bij binnenkomst op het politiebureau eenvoudige strafzaken zo snel, selectief en samen mogelijk strafrechtelijk worden afgedaan.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
8
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Inleiding In 2012 is vanuit het Veiligheidshuis Utrecht, met subsidie van het programma Veilige Publieke Taak en het Landelijk programma Aanpak geweld, onderzoek gedaan naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak. In deel 1 van het onderzoek worden plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak vergeleken met andere plegers van geweld in de publieke ruimte. Hierbij wordt gekeken naar achtergrondkenmerken als het aantal registraties als verdachte, betrokkene en getuige van geweld bij politie. Vervolgens wordt in deel 2 aan de hand van twee dadertypologieën van geweldplegers bekeken of plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak herkend kunnen worden in deze dadertypen, en of een dergelijke typologie bruikbaar kan zijn in de praktijk. In deel 3 worden vervolgens de (strafrechtelijke) reacties in beeld gebracht die volgen op een geweldsdelict tegen werknemers met een publieke taak. Aan de hand hiervan worden ten slotte aanbevelingen gedaan om de aanpak van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak te verbeteren. Binnen het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen plegers van geweld tegen politieambtenaren (GTPA) en plegers van geweld tegen andere werknemers met een publieke taak (VPT). In deze inleiding worden eerst de programma's en het project beschreven die aanleiding gaven tot het huidige onderzoek. Vervolgens worden de doelstelling, afbakening van het geweld tegen de publieke taak en de onderzoeksvragen verder uitgewerkt. Het programma Veilige Publieke Taak en het Landelijk programma Aanpak geweld Het onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak is uitgevoerd met subsidie van het programma Veilige Publieke Taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Landelijk programma Aanpak geweld van de Nationale Politie. Beide programma's richten zich op de aanpak van geweld. Het programma Veilige Publieke Taak is geïnitieerd om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak (zoals ambulancemedewerkers, brandweermensen, onderwijzer en conducteurs) landelijk aan te pakken. Het programma richt zich op drie sporen: grenzen stellen, het aanpakken van daders en het ondersteunen van werkgevers, en heeft als doel om het percentage van werknemers met een publieke taak dat geconfronteerd wordt met agressie en geweld te verminderen. Het Landelijk programma Aanpak geweld heeft het doel een landelijke integrale aanpak van geweld en geweldsplegers te realiseren. Uit onderzoek en uit de praktijk is gebleken dat een fors aantal gewelddadige personen zich op meerdere fronten en domeinen manifesteert (bijvoorbeeld voetbal, uitgaan, verkeer, werk/school en huiselijke sfeer), terwijl de aanpak van geweld en geweldplegers daarentegen versnipperd is. Speerpunten van het programma Geweld zijn o.a. het verbeteren van de informatiepositie rondom geweld, het ontwikkelen en invoeren van een persoonsgerichte aanpak voor geweldplegers en het versterken van de ketensamenwerking. Dadergerichte Aanpak Geweld Vanuit het Veiligheidshuis Utrecht is in 2010-2011 een onderzoeksproject uitgevoerd met als doel recidiverende geweldplegers in beeld te krijgen en te zorgen dat zij een persoonsgerichte aanpak op maat krijgen: de Dadergerichte Aanpak Geweld (afgekort als DAG). Een recidiverende geweldpleger is binnen het project gedefinieerd als persoon die in de afgelopen twee jaar twee keer of vaker is geregistreerd als verdachte van een geweldsincident. Recidiverende geweldplegers worden daarmee onderscheiden van de incidentele geweldplegers.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
9
Gedurende een jaar zijn alle aangehouden verdachten voor geweldsdelicten geanalyseerd: valt de verdachte binnen de definitie recidiverende geweldpleger en valt hij vervolgens binnen één van de doelgroepen van het Veiligheidshuis? Waar nodig zijn de ketenpartners gewezen op het geweldsverleden van de verdachte en is een aanpak op maat geadviseerd. Binnen de Dadergerichte Aanpak Geweld is een uitgebreid databestand aangelegd met informatie over plegers van geweld in de publieke ruimte. Onder deze geweldplegers bevinden zich ook plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak. Door de geweldplegers tegen de publieke taak te identificeren kunnen zij op basis van dit bestand vergeleken worden met de overige geweldplegers in de publieke ruimte. Deze vergelijking wordt in deel 1 van dit rapport beschreven. Het programma Veilige Publieke Taak en het landelijk programma Geweld in het (semi-) publieke domein hebben in 2010 een verkennend kwalitatief onderzoek laten uitvoeren naar de daders van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak en van publiek geweld (Verweij Jonker, 2010). Op basis van dit onderzoek is een typologie van geweldplegers opgesteld. De dadertypologie van Verwey Jonker en een dadertypologie van zogenaamde ‘veelplegers geweld’, welke is opgesteld door onderzoeksbureau Beke (2005), zullen in deel 2 van het huidige onderzoek o.a. getoetst worden op bruikbaarheid in de praktijk. In deel 3 wordt bekeken of deze dadertypen gekoppeld kunnen worden aan interventies voor geweldplegers. Doelstellingen Het doel van het onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak is het verkrijgen van meer inzicht in de kenmerken van daders van dergelijk geweld en inzicht in de (strafrechtelijke) reactie en interventies voor deze doelgroep. In het onderzoek worden drie doelstellingen onderscheiden: 1. Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak; 2. De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk; 3. Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies. Afbakening geweld tegen politie en andere werknemers met een publieke taak In het onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak wordt onderscheid gemaakt tussen geweld tegen medewerkers van politie en geweld tegen andere werknemers met een publieke taak. In het vervolg wordt dit onderscheid als volgt weergegeven -
Geweld tegen politieambtenaren: afgekort als GTPA Geweld tegen andere werknemers met een publieke taak: afgekort als VPT
Tot het geweld VPT wordt het geweld gerekend dat gericht is tegen werknemers van alle sectoren die tot de doelgroep van het programma Veilige Publieke Taak behoren, met uitzondering van politie: -
-
Onderwijs, bijvoorbeeld leerkrachten, (con)rectoren, conciërges. Openbaar Bestuur, bijvoorbeeld politici, medewerkers van de gemeente, stadswachten, parkeerwachten, toezichthouders, belastinginspecteurs, belastingdeurwaarders, boswachters. Openbaar Vervoer / Infrastructuur, bijvoorbeeld buschauffeurs, trein- en tramconducteurs. Sociale Zekerheid, bijvoorbeeld medewerkers van uitkeringsinstanties. Veiligheid / justitie, bijvoorbeeld medewerkers brandweer, DJI, arbeidsinspecteurs, private beveiligers (als zij taken uitvoeren voor de overheid). Woningcorporaties, bijvoorbeeld baliemedewerkers. Zorg, bijvoorbeeld ambulancepersoneel, ziekenhuispersoneel, medewerkers GGZ, medewerkers Jeugdzorg.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
10
Het onderscheid tussen geweld GTPA en VPT komt ook terug in de registratie van geweldsdelicten in de systemen van politie en OM. Politie gebruikt de projectcodes GTPA en VPT bij het vastleggen van incidenten in BVH (Basis Voorziening Handhaving) en het Openbaar Ministerie kan zaken bij de beoordeling registreren onder maatschappelijke classificaties die aangeven dat het slachtoffer een politieambtenaar of werknemer met een publieke functie is. GTPA vormt daarnaast een deelproject van het landelijke programma Veilige Publieke Taak. Onderzoeksvragen Op grond van de drie eerder geformuleerde doelstellingen is het onderzoek in drie delen opgedeeld. Per onderdeel worden hieronder de onderzoeksvragen beschreven. Deel 1: Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak Onderzoeksvraag 1.1: Welke kenmerken hebben verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 1.2: Verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT van de overige geweldplegers in de publieke ruimte en verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT onderling? Onderzoeksvraag 1.3: Is er overlap tussen de verdachten van geweld GTPA en VPT? Onderzoeksvraag 1.4: Is de onderverdeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers die uit de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren kwam, terug te vinden onder de verdachten van GTPA en VPT?
Deel 2: De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk Onderzoeksvraag 2.1: Worden geweldplegers tegen werknemers met een publieke taak herkend in de dadertypologieën van het Verwey Jonker Instituut en Onderzoeksbureau Beke? Onderzoeksvraag 2.2: Zijn alle geweldplegers in de steekproef in te delen volgens de dadertypologieën? Onderzoeksvraag 2.3: Welke kenmerken hebben niet in te delen geweldplegers? Onderzoeksvraag 2.4: Zijn beide dadertypologieën bruikbaar in de praktijk, zijn er knelpunten?
Deel 3: Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies Onderzoeksvraag 3.1: Welke afdoeningen volgen op een veroordeling voor geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 3.2: Welke verbeteringen zijn er mogelijk in de ketenaanpak van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 3.3: Welke rol zou het Veiligheidshuis hierbij kunnen spelen?
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
11
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Deel 1: Inzicht krijgen in de achtergronden van plegers van geweld tegen de publieke taak In dit deel wordt in beeld gebracht hoe de groep van geweldplegers tegen werknemers met een publieke taak in de stad Utrecht in 2011 eruit ziet. De geweldplegers zijn in beeld 1 gebracht op basis van de zaken die ingestroomd zijn bij het OM . Het gaat daarbij om zaken waarvan is aangemerkt dat het slachtoffer een publieke taak heeft. Op grond van de beschikbare gegevens is in beeld gebracht hoe deze groep geweldplegers eruit ziet. Om inzicht te verkrijgen in de kenmerken van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak, is een deel van deze verdachten nader bekeken. Dit is gedaan op basis van een databestand dat is aangelegd binnen de Dadergerichte Aanpak Geweld, een project dat in 2011 in het Veiligheidshuis Utrecht is uitgevoerd. Binnen deze aanpak is informatie verzameld over kenmerken van de geweldplegers in de publieke ruimte in de stad Utrecht. Omdat zich onder deze geweldplegers ook de plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak bevinden, kunnen de kenmerken van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak op basis van de bevindingen uit de Dadergerichte Aanpak Geweld nader in beeld gebracht worden en vergeleken met de overige geweldplegers in de publieke ruimte. Onderscheid geweld tegen politieambtenaren en geweld tegen andere werknemers met een publieke taak Binnen het gehele onderzoek worden verdachten van geweld tegen politieambtenaren onderscheiden van de verdachten van geweld tegen overige werknemers met een publieke taak. Beide vormen van geweld zullen in deze rapportage als volgt afgekort worden: -
GTPA: geweld tegen politieambtenaren VPT: geweld tegen overige werknemers met een publieke taak
In dit onderdeel van het onderzoek worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: Onderzoeksvraag 1.1: Welke kenmerken hebben verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 1.2: Verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT van de overige geweldplegers in de publieke ruimte en verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT onderling? Onderzoeksvraag 1.3: Is er overlap tussen de verdachten van geweld GTPA en VPT? Onderzoeksvraag 1.4: Is de onderverdeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers die uit de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren kwam, terug te vinden onder de verdachten van GTPA en VPT?
Onderzoeksvraag 1.1: Welke kenmerken hebben verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Samenstelling onderzoeksgroep Om zicht te krijgen op de groep verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak in de stad Utrecht, is eerst onderzocht hoe de groep geweldplegers tegen werknemers 1
Omdat niet in alle gevallen een onherroepelijke veroordeling is uitgesproken, wordt in dit deel gesproken van 'verdachten'
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
12
met een publieke taak in beeld gebracht kon worden. Daarbij is eveneens nagegaan hoe de plegers van geweld tegen de publieke taak die zich onder de verdachten uit het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld bevinden, konden worden geselecteerd. Het in beeld brengen van de verdachten bleek niet eenvoudig en verschillende mogelijkheden zijn onderzocht en tegen elkaar afgewogen, waaronder een analyse op grond van de projectcodes GTPA en VPT uit het politiesysteem BVH (Basis Voorziening Handhaving), handmatige zoekopdrachten op trefwoorden in de politiesystemen Blue View en Cognos en zoekopdrachten in het politiesysteem HKS (Her Kennings Systeem) op zaken waarvan het slachtoffer politieambtenaar is of andere openbare functie vervult. Uiteindelijk is ervoor gekozen om uit te gaan van de zaken die bij het OM zijn ingestroomd en daar zijn geregistreerd onder de maatschappelijke classificaties ‘slachtoffer politieambtenaar’, ‘slachtoffer werknemer met een publieke taak’ en ‘ander gekwalificeerd slachtoffer’ en de evenementscode 'Veilige Publieke Taak'. De feiten die geregistreerd zijn onder de maatschappelijke classificatie ‘slachtoffer politieambtenaar’ worden hierbij aangeduid als geweld GTPA, geweld tegen een politieambtenaar, de overige feiten zijn onderverdeeld in de 2 categorie geweld VPT ofwel geweld tegen overige werknemers met een publieke taak . Verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak Op 9 mei 2012 waren bij het OM Utrecht 416 geweldszaken beoordeeld en geclassificeerd onder de genoemde maatschappelijke classificaties of projectcode. Op basis hiervan is de onderzoeksgroep samengesteld, bestaande uit 339 individuele personen die verdacht zijn van een feit dat in 2011 gepleegd is in Utrecht Stad en is geregistreerd als geweld tegen een werknemer met een publieke taak. Deze 339 personen worden verdacht van 355 feiten. 206 personen worden verdacht van het plegen van geweld tegen een politieambtenaar en 134 3 personen van geweld tegen een werknemer met een publieke taak . Eén persoon wordt van zowel geweld GTPA als geweld VPT verdacht. Dit is opmerkelijk omdat dit zou kunnen betekenen dat plegers van geweld tegen politieambtenaren hun geweld vrijwel altijd richten op politie, en verdachten van geweld tegen werknemers met een andere publieke taak hun slachtoffers juist niet onder politie maken. Gezien de totstandkoming van de onderzoeksgroep (zie noot 2 en 3) en de kleine aantallen kan deze conclusie echter (nog) niet getrokken worden. In deel 2 van het onderzoek worden de geweldsincidenten door middel van dossieronderzoek inhoudelijk in beeld gebracht en wordt meer gezegd over de slachtoffers van het geweld. In totaal zijn de geweldplegers in de onderzoeksgroep verdacht van 218 feiten GTPA en 137 feiten geweld VPT. Onder de verdachten van geweld GTPA zijn 8 personen die meerdere keren worden verdacht van geweld GTPA: één persoon is zelfs 5 keer verdachte van geweld GTPA. Onder de verdachten van geweld VPT bevinden zich minder ‘recidivisten’: 3 personen worden van meerdere geweldsincidenten VPT verdacht.
2
Omdat de project- en evenementscodes in de praktijk niet heel nauwgezet gebruikt worden (codes kunnen maar één keer ingevuld worden, terwijl meerdere codes relevant kunnen zijn, zo valt ook de codering voor het project ZSM of de aanpak veelplegers hieronder)is hiermee waarschijnlijk niet de totale groep verdachten van geweld GTPA en VPT in beeld gebracht. Ook is niet met zekerheid te zeggen of het geweld dat is weggeschreven onder de classificatie ‘slachtoffer werknemer met een publieke taak’ niet tegen een politieambtenaar is gepleegd, maar hier is wel vanuit gegaan. Verder is het mogelijk dat het geweld binnen één incident zowel tegen een politieambtenaar als een andere publieke werknemer is gepleegd, maar ook dit is niet op te maken uit deze gegevens. 3
Een aantal zaken, feiten die gepleegd zijn door dezelfde verdachte op hetzelfde tijdstip, komt meerdere malen voor in de lijst die door het OM is aangeleverd. Hiervoor zijn verschillende redenen: binnen één gebeurtenis (door het OM omschreven als feitencomplex) kan een persoon meerdere strafbare feiten plegen, bijvoorbeeld iemand mishandelen en iemand – dezelfde of een andere persoon – bedreigen. In dit geval wordt de verdachte gedagvaard voor zowel mishandeling als bedreiging. Ook kan de officier van Justitie iemand primair dagvaarden voor doodslag, en subsidiair voor mishandeling, In het geval de rechter het zwaardere, primaire misdrijf, de doodslag, niet bewezen verklaart, kan er wel voldoende bewijs zijn voor het minder zware, subsidiaire misdrijf, de mishandeling. In 8 gevallen binnen de onderzoeksgroep zijn de verschillende feiten die bij één gebeurtenis horen, weggeschreven onder verschillende maatschappelijke classificaties. In deze gevallen is het op voorhand niet duidelijk of het geweld GTPA en/of VPT betreft. In deze gevallen is het proces verbaal ingezien, in deze vallen bleek het telkens te gaan om GTPA.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
13
Van de 339 geweldplegers in de onderzoeksgroep is een aantal kenmerken bekend. Deze kenmerken zijn weergegeven in tabel 1. We zien dat de verdachten GTPA gemiddeld iets jonger zijn dan de verdachten van geweld VPT. Dit verschil lijkt met name veroorzaakt te worden doordat het aandeel jongvolwassenen onder de verdachten GTPA hoger is dan onder de verdachten VPT. Het aandeel minderjarige verdachten is daarentegen juist lager onder de verdachten GTPA dan onder de verdachten VPT, en het aandeel volwassenen binnen de groep verdachten GTPA is gelijk aan dat binnen de groep verdachten VPT. Het aandeel verdachten dat woonachtig is in de plaats waar het feit gepleegd is (Utrecht Stad) is voor beide groepen verdachten vrijwel gelijk. Verdachten van geweld GTPA zijn iets vaker dan verdachten VPT woonachtig buiten de regio Utrecht. Van de incidenten GTPA is vaker een eindvonnis bekend dan van de incidenten VPT. Er wordt in dit onderdeel nog niet verder ingegaan op de inhoud van de afdoening en ook is niet gekeken naar de doorlooptijden, maar deze gegevens lijken er op te wijzen dat GTPA-zaken gemiddeld sneller door het justitieel proces gaan dan VPT. Tabel 1: Overzicht van kenmerken van verdachten van GTPA en VPT en de totale onderzoeksgroep (GTPA+VPT) VPT Totaal GTPA Aantal individuele verdachten Gemiddelde leeftijd Aandeel minderjarigen (jonger dan 18 jaar) Aandeel jongvolwassenen (18 t/m 24 jaar) Aandeel volwassenen (25 en ouder) Woonplaats Utrecht Stad Regio Utrecht overig Overig Nederland Percentage ‘recidivisten’ (werd in 2011 meerdere malen verdacht van geweld GTPA of VPT in Utrecht Stad) Eindvonnis bekend
339
4
206
134
29,9 jaar 6% 32% 62% 66% 15% 19%
32,3 jaar 15% 23% 62% 67% 18% 15%
30,8 jaar 9% 29% 62% 66% 16% 18%
4%
2%
4%
65%
47%
55%
Geweld gericht tegen de publieke taak bestaat het vaakst uit bedreiging (artikel 285 SR, 30% van alle feiten GTPA en VPT), belediging (art. 267 SR, 25%) en eenvoudige mishandeling (art. 300 SR, 15%). Zowel onder het geweld GTPA als VPT komen deze delicten het vaakst voor, maar er zijn ook verschillen aan te wijzen tussen beide groepen. In tabel 2 zijn de geweldsdelicten naar wetsartikel vermeld, waarbij het geweld GTPA en VPT onderscheiden worden. Het aandeel beledigingen onder het geweld GTPA ligt een stuk hoger dan onder het geweld VPT. Het geweld VPT betreft juist vaker bedreiging en eenvoudige mishandeling en lijkt daardoor op het eerste gezicht ernstiger van aard dan het geweld GTPA. Als echter de beledigingen buiten beschouwing worden gehouden (dit is niet weergegeven in de tabel) en ook naar de meer ernstige vormen van geweld wordt gekeken (doodslag, zware mishandeling en mishandeling onder verzwarende omstandigheden), dan blijkt dat deze vormen van geweld vaker voorkomen onder het geweld GTPA. Daarnaast komen verzet tegen ambtenaar, wederspannigheid en opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering (art. 180, 181 en 184 SR) logischerwijs vaker voor onder het geweld GTPA.
4
Omdat één persoon van zowel geweld GTPA als VPT wordt verdacht, komt het totaal uit op de som van het aantal verdachten GTPA en VPT, min één.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
14
Tabel 2: Vormen van geweld GTPA en VPT naar wetsartikel5
138: Huisvredebreuk 141: Openlijke geweldpleging 180: Verzet tegen ambtenaar 181: Wederspannigheid 184: Opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering 239: Openbare schennis der eerbaarheid 266: Eenvoudige belediging 267: Belediging openbaar gezag/ ambtenaar in functie 282a: Gijzeling 285: Bedreiging 287: Doodslag 300: Eenvoudige mishandeling 302: Zware mishandeling 304: Mishandeling onder verzwarende omstandigheden (w.o. mishandeling ambtenaar in functie) 350: Vernieling Totaal:
GTPA GTPA VPT VPT absolute % absolute % aantallen aantallen 2 1% 5 2% 9 7% 7 3% 1 1% 4 2% 1 1% 7 3% 4 3% 1 1% 11 5% 4 3% 69 32% 18 13% 1 1% 55 25% 53 39% 6 3% 3 2% 24 11% 30 22% 19 9% 7 5% 11 5% 2 2% 218
1 137
1%
Onderzoeksvraag 1.2: Verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT van de overige geweldplegers in de publieke ruimte en verschillen de verdachten van geweld GTPA en VPT onderling? Dadergerichte Aanpak Geweld (DAG) Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de plegers van geweld GTPA en VPT, is van alle verdachten GTPA en VPT nagegaan of zij voorkomen in het databestand van de Dadergericht Aanpak Geweld. Binnen de Dadergericht Aanpak Geweld (DAG), een onderzoeksproject dat in 2011 is uitgevoerd vanuit het Veiligheidshuis Utrecht, zijn alle personen die in 2011 in Utrecht Stad zijn aangehouden op verdenking van een geweldsdelict in de publieke ruimte geregistreerd. Het gaat hier om 966 verdachten die aangehouden zijn voor in totaal 1006 delicten die in BVH zijn geregistreerd als bedreiging, doodslag/moord, eenvoudige mishandeling, gijzeling/ontvoering, openlijke geweldpleging tegen personen, overige misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, overval in woning, overval op overige objecten, straatroof en zware mishandeling. Het project had tot doel de recidiverende geweldplegers in beeld te krijgen en te stimuleren dat zij een persoonsgerichte aanpak op maat krijgen. In de Dadergerichte Aanpak Geweld is van alle aangehouden verdachten middels het raadplegen van politiesystemen nagegaan hoe vaak iemand is aangemerkt als verdachte, betrokkene, getuige en slachtoffer van geweldsmisdrijven. Op grond van deze gegevens is onderscheid gemaakt tussen incidentele en recidiverende geweldplegers. Een recidiverende geweldpleger wordt als volgt gedefinieerd: Een recidiverende geweldpleger is een persoon die in de afgelopen 2 jaar minstens twee keer is geregistreerd als verdachte van een geweldsdelict. Binnen de groep recidiverende geweldplegers zijn vervolgens nog de ernstig recidiverende geweldplegers onderscheiden: Een ernstig recidiverende geweldpleger is een persoon die in de afgelopen 2 jaar minstens vier keer is geregistreerd als verdachte van een geweldsdelict. 5
Zoals vermeld in voetnoot 3 is in de gevallen dat aan één feitencomplex meerdere wetsartikelen zijn gekoppeld, in deze analyse uitgegaan van het ernstigste feit.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
15
Daarnaast is in de Dadergerichte Aanpak Geweld gekeken naar mutaties over alcohol- of drugsoverlast door de betreffende persoon en of de persoon ooit besproken is in het Veiligheidshuis, omdat deze informatie een aanwijzing kan geven voor een passende afdoening. Ook is binnen de Dadergerichte Aanpak Geweld op basis van tijdstip en locatie is aannemelijk gemaakt in welke gevallen het uitgaansgeweld betreft. Van alle 339 verdachten GTPA en VPT uit de onderzoeksgroep die in het voorgaande hoofdstuk is beschreven, is nagegaan of zij voorkomen in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld. Op basis van de informatie die beschikbaar is uit de Dadergerichte Aanpak Geweld kunnen achtergrondkenmerken van de geweldplegers GTPA en VPT in beeld worden gebracht en vergeleken worden met de overige verdachten van geweld in de publieke ruimte. Vergelijking verdachten GTPA en VPT die wel en niet in het databestand voorkomen Slechts een deel van de verdachten GTPA en VPT komt voor in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld. Van de 206 verdachten GTPA komt 34% (71 verdachten) voor in het databestand, van de 134 verdachten VPT is dit 47% (63 verdachten). Het gaat hier om de persoon van de verdachte, als gekeken wordt naar het specifieke delict dat gepleegd is, dan liggen de percentages nog lager, respectievelijk 28% en 40%. Dit is deels te verklaren doordat in de Dadergerichte Aanpak Geweld beledigingen niet mee zijn genomen, terwijl die in het huidige onderzoek wel onder geweld worden gerekend, maar ook doordat gebruik is gemaakt van verschillende bronsystemen waarin een ander soort informatie is vastgelegd en doordat, zoals we in deel 2 zullen zien, de coderingen voor geweld GTPA en VPT niet altijd consequent gebruikt worden. Dit heeft consequenties voor de generaliseerbaarheid van de uitkomsten van de vergelijking. Om de uitkomsten beter te interpreteren worden in bijlage 1 de verdachten GTPA en VPT die wel voorkomen in het databestand vergeleken met de verdachten die niet in het databestand voorkomen, op grond van de bij onderzoeksvraag 2.1 beschreven kenmerken (gemiddelde leeftijd, percentage minderjarigen, jongvolwassenen en volwassenen, woonplaats en wetsartikelen). Samenvattend kan worden gesteld dat het geweld gepleegd door de verdachten GTPA en VPT die wel in het databestand voorkomen, iets ernstiger van aard is (vaker fysiek geweld dan verbaal geweld) dan het geweld gepleegd door de verdachten GTPA en VPT die niet in het databestand voorkomen. Deze verschillen worden echter kleiner als de beledigingen buiten beschouwing worden gelaten. Verdachten GTPA en VPT die wel in het databestand voorkomen zijn gemiddeld jonger en er is vaker een eindvonnis bekend. Ten slotte valt op dat de verdachten GTPA minder vaak in de het databestand voorkomen (34%) dan verdachten VPT (47%). Als de verdachten van beledigingen buiten beschouwing worden gelaten, wordt het verschil kleiner maar blijft bestaan: 47% van de verdachten GTPA komt dan terug in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld, tegenover 55% van de verdachten VPT. Vergelijking van verdachten GTPA en VPT met overige verdachten van geweld in de publieke ruimte Van de 966 verdachten in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld, zijn 71 personen geïdentificeerd als verdachte van geweld GTPA en 63 personen als verdachten VPT. De verdachten uit het databestand zijn hiermee opgesplitst in drie groepen die hierna vergeleken zullen worden: verdachten GTPA, verdachten VPT en overige verdachten van geweld in de publieke ruimte. In tabel 3 zijn de gegevens met betrekking tot geslacht, verslaving en uitgaansgeweld vergeleken. De verdachten van geweld GTPA en VPT bestaan uit ongeveer evenveel mannen als de overige verdachten van geweld in de publiek ruimte. Opvallend is dat het percentage verdachten dat bekend staat als problematisch alcohol- of drugsgebruiker (dit
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
16
geeft dus niet aan of iemand ten tijde van het plegen van het delict onder invloed was) bijna 6 twee keer zo hoog is onder personen die verdacht zijn van geweld GTPA en VPT . Verder ligt het aantal personen dat het geweldsdelict waarvoor zij zijn aangehouden 7 vermoedelijk tijdens het uitgaan heeft gepleegd, iets lager bij de verdachten GTPA, maar een stuk lager onder de verdachten van geweld VPT. Tabel 3: Achtergrondkenmerken: Geslacht, drugs/alcoholverslaving en vermoeden van uitgaansgeweld % bekend als Verdachte is: problematisch alcohol- % vermoedelijk Aantal % man of drugsgebruiker uitgaansgeweld Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 833 89% 15% 16% Bekend als pleger van geweld GTPA 70 91% 27% 13% Bekend als pleger van geweld VPT 62 92% 29% 6% Totale groep DAG 966 89% 17% 16% In tabel 4 is informatie over de leeftijd van de verdachten opgenomen. Verdachten van geweld tegen werknemers met een publieke taak (zowel GTPA als VPT) zijn gemiddeld iets ouder zijn dan de rest van de geweldplegers. Dit is te meer opvallend omdat in de vergelijking tussen verdachten GTPA en VPT die wel en niet in de DAG voorkomen, al naar voren kwam dat verdachten GTPA en VPT die in de DAG voorkomen, gemiddeld jonger zijn dan de verdachten GTPA en VPT die niet in de DAG voorkomen. Op grond hiervan kan worden aangenomen dat het verschil in leeftijd tussen verdachten van geweld GTPA en VPT en verdachten van overig geweld in de publieke ruimte, over de gehele groep nog groter is. Gekeken naar de leeftijdscategorieën blijkt dat dit verschil met name komt doordat zich onder de verdachten GTPA relatief gezien minder minderjarigen en juist meer volwassenen bevinden dan onder de overige groep geweldplegers, terwijl zich onder de verdachten VPT relatief veel minderjarigen, minder jongvolwassenen en meer volwassenen bevinden. Tabel 4: Achtergrondkenmerken: Leeftijd en leeftijdscategorie Verdachte is: Gem. % minderjarigen % jongvolwassenen % volwassenen leeftijd (t/m 17 jaar) (18 t/m 24 jaar) (25 jaar en ouder) Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 27,4 16% 39% 45% Bekend als pleger van geweld GTPA 28,3 9% 36% 56% Bekend als pleger van geweld VPT 31,8 23% 24% 53% Totale groep DAG 27,7 16% 38% 46% Van alle verdachten uit de Dadergerichte Aanpak Geweld is in beeld gebracht hoe vaak zij in de afgelopen 2 jaar zijn geregistreerd als verdachte van een geweldsincident en hoe vaak zij 8 in de afgelopen 10 jaar zijn geregistreerd als verdachte, betrokkene, getuige en slachtoffer of aangever van een geweldsincident. Deze gegevens zijn weergegeven in tabel 5. Er is niet onderzocht of de personen daadwerkelijk schuldig zijn bevonden, het gaat hier om registraties in het politiesysteem en dus niet om veroordelingen. Deze cijfers schetsen een beeld van de mate waarin iemand in aanraking komt met geweld. 6 Met de interpretatie hiervan dient enige terughoudendheid in acht gehouden te worden: het gaat hier om informatie uit de klantenkaarten van het Veiligheidshuis, maar ook om waarnemingen van politie die zij geregistreerd hebben. Hoe vaker iemand in contact is met politie, hoe groter de kans dat áls hij of zij bijvoorbeeld drugsverslaafde is, dit wordt geregistreerd door politie. Als dit niet door politie geregistreerd is, wil dit dus niet zeggen dat een verdachte niet verslaafd is. noot van maken! 7 Dit is gebaseerd op het tijdstip en de locatie (binnenstad Utrecht, op vrijdag- zaterdag- of zondagochtend tussen 0.00 en 7.00 uur) waar het geweld waarvoor de verdachte is aangehouden, is gepleegd. 8 Er is gekeken naar het totaal aantal registraties in het politiesysteem Module Integrale Bevraging (MIB), deze gaan gemiddeld niet verder dan 10 jaar terug.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
17
Vooral opvallend is dat verdachten van geweld GTPA en VPT in de afgelopen 10 jaar substantieel vaker geregistreerd zijn als verdachte van geweld, terwijl het aantal registraties als betrokkene, getuige en slachtoffer of aangever ongeveer overeen komt. Tabel 5: Geweldsgeschiedenis: gemiddeld aantal registraties rond geweldsincidenten Verdachte is: Als verdachte Als verdachte Als betrokkene Als getuige Als slachtoffer/ in 2 jaar in 10 jaar in 10 jaar in 10 jaar aangever in 10 jaar Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 1,4 2,5 0,9 0,4 0,4 Bekend als pleger van geweld GTPA 1,7 4,1 1,3 0,3 0,5 Bekend als pleger van 4,0 1,0 0,3 0,4 geweld VPT 1,9 Totale groep DAG 1,5 2,7 0,9 0,4 0,5 Binnen de Dadergerichte Aanpak Geweld zijn verdachten van geweld op grond van het aantal registraties als verdachte in de afgelopen twee jaar getypeerd als incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers. Voor de duidelijkheid worden deze typen geweldplegers hier nogmaals gedefinieerd: Incidentele geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar één keer is geregistreerd als verdachte van een geweldsincident; Recidiverende geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar 2 of 3 keer is geregistreerd als verdachte van geweld; Ernstig recidiverende geweldpleger: een verdachte die in de afgelopen twee jaar 4 keer of vaker is geregistreerd als verdachte van geweld. Uit tabel 6 blijkt dat verdachten van geweld GTPA en VPT vaker dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte getypeerd worden als recidiverende dan wel ernstig recidiverende geweldpleger. Tabel 6: Typering als incidentele, recidiverende of ernstig recidiverende geweldpleger % ernstig Verdachte is: % incidentele % recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 75% 21% 4% Bekend als pleger van geweld GTPA 59% 34% 7% Bekend als pleger van geweld VPT 61% 26% 13% Totale groep DAG 73% 22% 5% Of een verdachte bekend is in het Veiligheidshuis, geeft mogelijk aanknopingspunten voor de inzet van een persoonsgerichte aanpak voor daders van geweld tegen werknemers met een publieke taak. Het soort overleg waarin een verdachte is besproken, zegt iets over de achtergrond van de verdachte. Het gaat er hier niet om of de verdachte n.a.v. het huidige geweldsdelict is besproken in het Veiligheidshuis, maar of de verdachte ooit in het Veiligheidshuis is besproken, dit kan dus ook een aantal jaar geleden zijn. In tabel 7 zijn deze gegevens weergegeven. Over het algemeen geldt dat verdachten van geweld GTPA en VPT vaker in het Veiligheidshuis bekend zijn dan de overige geweldplegers. Zij zijn vaker in de diverse overleggen besproken dan de overig geweldplegers. Opvallend is dat verdachten
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
18
GTPA en VPT vooral vaker in het Justitieel Casusoverleg Veelplegers (JCV) en het Justitieel Casusoverleg Huiselijk Geweld (JCHG) zijn besproken. Tabel 7: Bekendheid in het Veiligheidshuis Verdachte is: % bekend Besproken Besproken Besproken Besproken Besproken 9 10 11 12 13 14 in VH in JCJ in JCV in JCHG in JOVO in EOG Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 27% 16% 6% 4% 3% 1% Bekend als pleger van geweld GTPA 37% 13% 17% 7% 11% 0% Totale groep DAG 29% 16% 8% 5% 4% 1%
Onderzoeksvraag 1.3: Is er overlap tussen de verdachten van geweld GPTA en VPT? In bovenstaande beschrijving zijn telkens de verdachten van geweld GTPA en VPT afgezet tegen de overige verdachten van geweldsdelicten in de publieke ruimte. Slechts één persoon is verdachte van zowel geweld GTPA als geweld VPT en op grond van deze gegevens kan geen algemeen beeld worden gegeven van verdachten die zowel geweld GTPA als geweld VPT plegen. In de onderzoeksgroep is dus zeer weinig overlap te vinden tussen verdachten van geweld tegen politieambtenaren en verdachten van geweld tegen andere werknemers met een publieke taak. Omdat de projectcodes op grond waarvan de onderzoeksgroep is samengesteld niet heel nauwkeurig weergeven of het geweld waarvan men verdacht wordt, gericht was tegen een werknemer met een publieke taak (zowel politie als andere werknemers), kunnen hier geen conclusies aan worden verbonden.
Onderzoeksvraag 1.4: Is de onderverdeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers die uit de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren kwam, terug te vinden onder de verdachten van GTPA en VPT? Uit de Dadergerichte Aanpak Geweld kwam onder andere naar voren dat de verdachten die getypeerd waren als recidiverende geweldpleger en ernstige recidiverende geweldpleger op een aantal kenmerken verschillen van de incidentele geweldplegers. In dit onderdeel wordt kort teruggekeken naar de verschillen die uit de analyse van de geweldplegers in de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren kwamen, en wordt aangegeven of deze verschillen ook terug te zien zijn bij de verdachten van geweld GTPA en VPT. In tabel 8 de aantallen incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers weergegeven binnen de verschillende groepen verdachten. Omdat het aantal ernstig recidiverende geweldplegers onder de verdachten GTPA en VPT vrij laag is, dienen de resultaten voor deze groep enigszins terughoudend geïnterpreteerd te worden.
9
VH: Veiligheidshuis, ofwel het Veiligheidshuis Utrecht ofwel Veiligheidshuis Amersfoort Justitieel Casusoverleg Jeugd 11 Justitieel Casusoverleg Veelplegers 12 Justitieel Casusoverleg Huiselijk Geweld 13 Justitieel Casusoverleg Jongvolwassenen of Groepsaanpak 14 Overleg Ernstig Overlastgevende Gezinnen 10
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
19
Tabel 8: Aantal incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 631 170 30 Bekend als pleger van geweld GTPA 41 24 5 Bekend als pleger van 16 8 geweld VPT 38 Totale groep DAG 710 210 43 Uit de Dadergerichte Aanpak Geweld kwam naar voren dat het percentage mannen binnen de groepen geweldplegers toeneemt, naarmate de groep uit ernstiger geweldplegers bestaat. Gekeken naar het totaalplaatje bestaat de groep incidentele geweldplegers voor 88% uit mannen, de recidiverende geweldplegers voor 92% en de groep ernstig recidiverende geweldplegers voor 95%. Dit beeld is terug te vinden bij de verdachten GTPA, maar niet bij de verdachten VPT, het aandeel mannen is hier het laagst onder de recidiverende geweldplegers. Tabel 9: Percentage mannen Verdachte is: Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT Bekend als pleger van geweld GTPA Bekend als pleger van geweld VPT Totale groep DAG
Incidentele geweldpleger
Ernstig Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger
88%
92%
93%
88%
96%
100%*
92% 88%
87% 92%
100% 95%
*
De recidiverende geweldplegers uit totale groep aangehouden verdachten zijn gemiddeld jonger dan de incidentele en ernstig recidiverende geweldplegers. Ook dit beeld zien we terug onder de verdachten GTPA, maar niet onder de verdachten VPT, waar de ernstig recidiverende geweldplegers juist gemiddeld ouder zijn. Tabel 10: Gemiddelde leeftijd Verdachte is: Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT Bekend als pleger van geweld GTPA Bekend als pleger van geweld VPT Totale groep DAG
Incidentele geweldpleger
Ernstig Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger
27,8
26,0
26,4
29,9
25,5
29,0*
31,1 28,0
31,8 26,4
35,0* 28,3
Naast het aantal registraties van verdenking van een geweldsdelict in de afgelopen twee jaar (op basis waarvan de definitie recidiverende geweldplegers is gesteld), is ook bijgehouden hoe vaak een persoon in totaal als verdachte, betrokkene, getuige en slachtoffer van een geweldsdelict staat geregistreerd in MIB. Zoals te verwachten zijn de zwaardere groepen geweldplegers ook in de afgelopen 10 jaar vaker verdachte van geweld, maar zijn zij ook vaker betrokkene, getuige en slachtoffer.
*
Let op de lage aantallen, zie tabel 8: het betreft hier slechts vijf (GTPA) dan wel acht (VPT) geweldplegers.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
20
Gekeken naar de aantallen registraties als verdachte in de afgelopen 10 jaar, komt ook hier naar voren dat de geweldsgeschiedenis van de verdachten GTPA en VPT iets ernstiger is dan die van de overige geweldplegers. Zowel de incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers onder de verdachten GTPA en VPT zijn vaker geregistreerd als verdachte van een geweldsincident. Tabel 11: Gemiddeld aantal registraties als verdachte van geweld in de afgelopen 10 jaar Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 1,7 4,3 8,3 Bekend als pleger van * geweld GTPA 2,5 5,0 13,4 Bekend als pleger van geweld VPT 2,6 6,1 6,3* Totale groep DAG 1,8 4,5 8,5 Ook het beeld van verdachten GTPA en VPT met betrekking tot het aantal registraties als betrokkene, getuige en slachtoffer of aangever van geweldsincidenten komt in grote lijnen overeen met de overige verdachten: de recidiverende en ernstig recidiverende geweldpleger worden gemiddeld vaker geregistreerd als betrokkene, getuige en slachtoffer of aangever van geweld. Deze tabellen zijn terug opgenomen in bijlage 2. Uit de Dadergerichte Aanpak Geweld kwam naar voren dat de recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers vaker bekend staan als problematisch alcohol- of drugsgebruiker. Dit beeld is terug te zien onder de verdachten GTPA en VPT, zoals is weergegeven in tabel 12. Ook over het algemeen zien we hier een problematischer beeld onder de verdachten GTPA en VPT: zij zijn over het geheel genomen vaker bekend als problematisch alcohol- of drugsgebruiker dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte. Tabel 12: Percentage dat bekend is als problematisch alcohol- of drugsgebruiker Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 12% 23% 40% Bekend als pleger van geweld GTPA 24% 29% 40%* Bekend als pleger van geweld VPT 21% 38% 50%* Totale groep DAG 13% 25% 42% Ten slotte komt uit de gegevens van de Dadergerichte Aanpak Geweld naar voren dat hoe ernstiger de geweldsgeschiedenis is, hoe groter de kans dat een persoon ooit in het Veiligheidshuis is besproken. Ook hier zien we, in grote lijnen, dat de verdachten GTPA en VPT onder alle typen geweldplegers vaker bekend zijn in het Veiligheidshuis dan de overige verdachten van geweld in de publieke ruimte.
*
Let op de lage aantallen, zie tabel 8: het betreft hier slechts vijf (GTPA) dan wel acht (VPT) geweldplegers.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
21
Tabel 13: Percentage dat bekend is in het Veiligheidshuis Verdachte is: Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT Bekend als pleger van geweld GTPA Bekend als pleger van geweld VPT Totale groep DAG
Incidentele geweldpleger
Ernstig Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger
19%
46%
80%
22%
58%
60%*
32% 20%
69% 49%
50%* 72%
Conclusies deel 1 Hoewel enige terughoudendheid geboden is vanwege methodologische beperkingen die in dit deel en in bijlage 1 zijn besproken, kunnen plegers van geweld GTPA en VPT op basis van geweldsgeschiedenis, registratie als problematisch alcohol- of drugsgebruiker en bekendheid in het Veiligheidshuis worden aangemerkt als een groep met ernstiger geweldskenmerken dan de overige plegers van geweld in de publieke ruimte. Ook zijn geweldplegers GTPA en VPT gemiddeld ouder dan de overige geweldplegers in de publieke ruimte. De omvang van de geweldsgeschiedenis, gemeten in het aantal registraties als verdachte van geweld en vertaald naar een indeling in incidentele, recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers, lijkt een graadmeter te zijn voor een problematischer achtergrond. Dit blijkt uit de verhoogde registraties als problematisch alcohol- en drugsgebruiker, bekendheid in het Veiligheidshuis en registratie als betrokkene, getuige en slachtoffer van geweld onder de recidiverende en ernstig recidiverende geweldplegers. Belangrijk bij de interpretatie van bovenstaande bevindingen is dat in deel 2 van dit onderzoek bleek dat een groot gedeelte van de zaken die geregistreerd zijn als geweld tegen de publieke taak, niet als zodanig gekenmerkt kan worden. In veel gevallen blijkt het te gaan om personen die tijdens de uitvoering van hun werk slachtoffer zijn geworden van een geweldsdelict, maar hun werk niet per definitie onder de sectoren vallen die gerekend worden tot de publieke taak. Meer hierover is beschreven in deel 2 en in bijlage 6.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
22
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Deel 2: De bruikbaarheid van dadertypologieën toetsen in de praktijk Verschillende onderzoekers hebben geprobeerd om meer inzicht te krijgen in kenmerken van geweldplegers, plegers van geweld in de publieke ruimte of nog specifieker, plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak, door achtergrondkenmerken van de dader en het delict te bestuderen en de geweldplegers op basis hiervan in te delen in verschillende dadertypen. Op deze manier wordt beschreven hoe een daderpopulatie eruit ziet, wat inzicht kan bieden in oorzaken van geweld en mogelijkheden om geweld te voorkomen. Bij dadertypologieën wordt dan ook vaak een link gelegd tussen dadertypen en mogelijke interventies voor deze typen geweldplegers. Wanneer men dadertypologieën wil gebruiken om vorm te geven aan de persoonsgerichte aanpak van geweldplegers, of in de (justitiële) reactie op een geweldsdelict, is eerst de vraag van belang of individuele geweldplegers ook daadwerkelijk herkend kunnen worden in de verschillende dadertypen. Waar bij het ontwikkelen van dadertypologieën geweldplegers op basis van overeenkomstige kenmerken worden gegroepeerd, zouden hier juist de kenmerken van een individuele geweldpleger zoveel mogelijk ‘gematcht’ moeten worden met de kenmerken van de verschillende dadertypen, om zo te kunnen bepalen tot welk type dader iemand behoort. Van belang daarbij is de vraag of het zinvol is dergelijk dadertypologieën te gebruiken: kunnen ze een bijdrage leveren aan het verbeteren van de praktijk van het strafproces, zo ja, op welke manier en welke beperkingen en knelpunten zijn er? In dit deel wordt beoogd om de bruikbaarheid van dadertypologieën van geweldplegers te toetsen in de praktijk. Dertig plegers van geweld GTPA en VPT zijn op grond van hun achtergrondkenmerken, welke afkomstig zijn van strafdossiers van geweldsdelicten en overige informatie van ketenpartners, vergeleken met verschillende bestaande dadertypologieën van geweldplegers. Hierbij is gebruik gemaakt van twee dadertypologieën. Ten eerste de dadertypologie van het Verwey Jonker Instituut dat in 2010 onderzoek heeft gedaan naar plegers van geweld tegen de publieke taak en van publiek geweld (Bakker, Drost, & Roeleveld, 2010). De tweede dadertypologie is afkomstig van onderzoeksbureau Beke die in 2005 de zogenaamde ‘veelplegers geweld’ onderzocht (Beke, Arts & Giesberts, 2005). De mogelijkheden om dadertypologieën in de praktijk te gebruiken zijn ook besproken met een aantal medewerkers uit de praktijk. Het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut Het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut (2010) is uitgevoerd in opdracht van het programma Veilige Publieke Taak van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het programma Geweld in het (semi-) publieke domein van het Ministerie van Justitie. Doel van het onderzoek was inzicht te verkrijgen in kenmerken van geweldplegers en vanuit deze kenmerken een typologie op te stellen, waarbij verschillen tussen publiek geweld en geweld tegen de publieke taak worden toegelicht. Vormen van geweld zijn in dit onderzoek beperkt tot geweld in de publieke ruimte van het expressieve soort. Huiselijk geweld en instrumenteel geweld zijn niet meegenomen in het onderzoek. Naast strafdossiers van geweldsdelicten van zowel publiek geweld als geweld tegen de publieke taak, zijn ook interviews met slachtoffers van geweld tegen de publieke taak (medewerkers van o.a. NS, ambulance en politie en gemeente) en interviews met geweldplegers gebruikt om tot een dadertypologie te komen. De informatie uit deze bronnen hebben zij gestructureerd in een stramien waarin diverse persoonskenmerken, sociale context en situationele kenmerken en incident- of delictkenmerken worden onderscheiden. Deze kenmerken hebben zij ontleend aan een literatuuronderzoek naar aanleidingen en motieven van geweld, persoonskenmerken van geweldplegers, situationele kenmerken van geweld en bestaande dadertypologieën van geweldplegers. Door de kenmerken van 142 geweldplegers gefaseerd te clusteren is men tot een dadertypologie gekomen van zes typen geweldplegers: (1) de machteloos gefrustreerde geweldpleger, (2) het korte lontje, (3) de
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
23
verwarde geweldpleger, (4) geweld als leefstijl, (5) de beïnvloedbare jongere en (6) de incidentele geweldpleger onder invloed. Het onderzoek van Beke Het onderzoek van Beke, naar veelplegers geweld, is uitgevoerd in opdracht van het Programmabureau Veilig van de gemeente Rotterdam. Doel van het onderzoek was om, naast de aandacht die er voor reguliere veelplegers was, beter in te kunnen zetten op die groep daders die verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van het geweld dat gepleegd wordt. Beke heeft een breed scala aan vormen van geweld meegenomen in het onderzoek: zowel geweld in de publieke ruimte, als huiselijk geweld en instrumenteel geweld in de vorm van bijvoorbeeld overvallen zijn meegenomen bij het definiëren van de veelplegers geweld. Na een kwantitatieve selectie op grond van het aantal veroordelingen voor geweldsdelicten, heeft Bureau Beke van 70 veelplegers geweld vier tot vijf strafdossiers van geweldsdelicten geanalyseerd. De informatie uit de strafdossiers is gestructureerd aan de hand van een analysemodel waarin achtergronden (werk/scholing, huisvesting, verslaving en psychische problematiek), de werkwijze van de geweldpleger en de aard van het delictgedrag in kaart zijn gebracht. Op basis van deze informatie hebben zij de geweldplegers ingedeeld in vier typen: Oplopend in ernst gaat het om de volgende vier typen: (1) de verslaafde geweldpleger, (2) de psychisch onberekenbare geweldpleger, (3) de ‘gewoonte’ geweldpleger en (4) de criminele geweldpleger. Korte beschouwing van dadertypologieën in de literatuur Omdat een uitgebreide literatuurstudie geen deel uitmaakt van dit onderzoek, is vooraf geen diepgaand onderzoek verricht naar diverse dadertypologieën. Wel kan op grond van een beknopte inventarisatie van de literatuur over dadertypologieën van geweldplegers en de literatuuronderzoeken die hierin beschreven zijn (Bakker, Drost, & Roeleveld, 2010, Beke, Arts & Giesberts, 2005, Beke, Haan & Terlouw 2001, Jong, Dedert, Leijstra en Hekkert, 2009, Loef & Dijk, 2010, Lunnemann & Bruinsma 2005), worden gesteld dat een verscheidenheid aan dadertypologieën van geweldplegers ontwikkeld is. Hoe de dadertypologie er precies uitziet, is afhankelijk van het soort geweld dat geanalyseerd is. Er is wel degelijk overlap te vinden tussen bepaalde dadertypen die uit de verschillende typologieën naar voren komen. In zowel het onderzoek van Beke als Verwey Jonker, komt de verwarde (Verwey Jonker), ofwel psychisch onberekenbare geweldpleger (Beke) voor, een geweldpleger die het geweld pleegt doordat hij aan een psychiatrische stoornis lijdt. Beke onderscheid daarnaast een verslaafde geweldpleger, die ook als zodanig wordt herkend in een onderzoek van de DSP-groep, Typologie van plegers van geweldsdelicten (Loef, Heijke en Van Dijk, 2010). Binnen de typologie van de DSP-groep komt ook een dadertype voor, de incidentgestuurde alleen-pleger, die overeenkomsten vertoont met een dadertype van Verwey Jonker, de machteloos gefrustreerde geweldpleger. Een consistent beeld van een aantal overeenkomstige dadertypen dat terugkomt in de diverse daderprofielen van geweldplegers, ontbreekt echter. Op grond van dit gegeven zijn in het huidige onderzoek beide typologieën los van elkaar beschouwd: ze zijn niet geïntegreerd tot één nieuwe typologie. Op deze manier blijft de oorspronkelijke opzet van de typologieën in stand en kunnen de onderzoeksmethoden die geleid hebben tot beide dadertypologieën meegenomen worden in het beschouwen van de resultaten van het huidige onderzoek. Hieronder zullen kort de dadertypen van Verwey Jonker en Beke beschreven worden, en zal een relatie gelegd worden tussen beide typologieën. In bijlage 3 t/m 5 is een uitgebreidere beschrijving te vinden, voor de volledige beschrijvingen wordt verwezen naar de onderzoeken van Verwey Jonker en Beke. Vervolgens zal in dit deel antwoord gegeven worden op de volgende onderzoeksvragen: Onderzoeksvraag 2.1: Worden geweldplegers tegen werknemers met een publieke taak herkend in de dadertypologieën van het Verwey Jonker Instituut en Onderzoeksbureau Beke?
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
24
Onderzoeksvraag 2.2: Zijn alle geweldplegers in de steekproef te delen volgens de dadertypologieën? Onderzoeksvraag 2.3: Welke kenmerken hebben niet in te delen geweldplegers? Onderzoeksvraag 2.4: Zijn beide dadertypologieën bruikbaar in de praktijk, zijn er knelpunten? De dadertypen volgens het Verwey Jonker Instituut De dadertypologie van het Verwey Jonker Instituut is gebaseerd op onderzoek naar strafdossiers van en interviews met plegers van geweld gericht tegen werknemers met een publieke taak en geweld in de publieke ruimte. Zij hebben de volgende dadertypes onderscheiden: 1: de machteloze gefrustreerde geweldpleger: deze dader pleegt geweld tegen werknemers met een publieke taak, waarbij een duidelijke afhankelijkheidsrelatie, onmacht en grote mate van frustratie typerend zijn. Vaak zijn er meerdere problemen op gebied van schulden, werkloosheid en mogelijk verslaving. Het geweld wordt bijvoorbeeld gericht tegen medewerkers van de sociale dienst, waar iemand een schuld heeft die hij niet kan afbetalen. 2: het korte lontje: heeft een zeer lage frustratiedrempel, waardoor iemand bij een geringe aanleiding uit zijn slof schiet. Dit type wijt zijn gedrag aan een temperamentvol karakter en legt de schuld bij anderen. Hij richt zijn geweld bijvoorbeeld tegen een medewerker van stadstoezicht wanneer een boete wordt uitgedeeld voor fout parkeren. 3: de verwarde geweldpleger: dit type heeft een psychiatrische stoornis en mogelijk een verslaving. Het geweld is onvoorspelbaar en komt voort uit de stoornis, de aanleiding speelt zich af in het hoofd van de geweldpleger. 4: geweld als leefstijl: deze geweldpleger is agressief en gewelddadig in het dagelijks leven en gebruikt geweld ook instrumenteel. Dit type zou vermoedelijk aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis lijden en heeft vaak een uitgebreid strafblad. 5: de beïnvloedbare jongere: dit type heeft vaak problemen in de thuissituatie of op school, is niet overig crimineel actief en laat zich onder druk van de verkeerde vrienden negatief beïnvloeden. Geweld is vaak een signaal van achterliggende problematiek. 6: de incidentele geweldpleger onder invloed: maakt zich incidenteel en onder invloed van alcohol of drugs schuldig aan geweld tijdens het uitgaan of bezoeken van evenementen. Omstanders kunnen een stimulerend effect hebben, soms wordt het geweld zelfs in groepsverband gepleegd. De dadertypen volgens Beke Het onderzoek van Beke is uitgegaan van veelplegers geweld, die zij gedefinieerd hebben als personen die in de afgelopen 10 jaar 3 keer of vaker zijn veroordeeld voor een geweldsdelict. Op grond van informatie van justitie, politie en andere ketenpartners zijn zij gekomen tot een typering van 4 soorten daders: 1: de verslaafde geweldpleger: er is sprake van een verslaving met verregaande verloedering. Het geweld wordt instrumenteel gebruikt (vermogensdelicten met geweld naast ‘gewone’ vermogensdelicten). Verslaving kan leiden tot of gaat hand in hand met psychische problematiek, maar de psychische problematiek vormt niet de basis voor het criminele gedrag. 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger: dit type kampt in de eerste plaats met psychische problemen, een fors deel raakt na verloop van tijd ook verslaafd. Langzamerhand gaat het bergafwaarts en leiden ze een zwervend bestaan. Het geweld is ongericht, plotseling en bizar.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
25
3: de gewoontegeweldpleger: geweld is bij dit type onderdeel van een gangbaar gedragsrepertoire. De dader is niet of slecht in staat zichzelf te beheersen, vaak is er sprake van (excessief) alcoholgebruik, wat als katalysator voor het geweld werkt. Er is echter geen sprake van alcoholverslaving met verregaande verloedering. Binnen dit type worden twee subtypes onderscheiden: De gewone gewoontegeweldpleger: dit type pleegt alleen geweldsdelicten. De gewoontegeweldpleger met criminele inslag: heeft naast geweldsdelicten een uitgebreid strafblad met o.a. vermogensdelicten (zónder geweld). 4: de criminele geweldpleger: dit is de startende geweldpleger, die aan het begin van een lange criminele carrière staat. Er wordt onderscheid gemaakt tussen: Het type harde kern: ontwikkelt zich tot professional, calculerend en uiterst brutaal. De meeloper: wordt later teruggezien als gewoontegeweldpleger mét criminele inslag, en glijdt vaak door verslavings- of psychische problematiek verder af in de criminaliteit. Op basis van de beschrijvingen van de dadertypen in beide dadertypologieën kan een relatie gelegd worden tussen bepaalde dadertypen van Verwey Jonker met dadertypen van Beke. Zo lijkt type 3 van Verwey Jonker, de verwarde geweldpleger, veel overeenkomst te vertonen met type 2 van Beke: de psychisch onberekenbare geweldpleger. Ook type 4 van Verwey Jonker: geweld als leefstijl, lijkt in algemene zin op type 3 van Beke: de gewoontegeweldpleger. Ten slotte zijn de beïnvloedbare jongere van Verwey Jonker (type 5) en de criminele geweldpleger (type 4), subtype beïnvloedbare jongere, op bepaalde kenmerken aan elkaar gerelateerd. Het gaat hier met name om de beïnvloedbaarheid, het type van Verwey Jonker pleegt echter vrijwel geen andere criminaliteit en is vaak first offender, dit geldt voor het type van Beke uiteraard niet omdat het hier om veelplegers geweld gaat, die per definitie al meerdere keren veroordeeld zijn.
Onderzoeksvraag 2.1: Worden geweldplegers tegen werknemers met een publieke taak herkend in de dadertypologieën van het Verwey Jonker Instituut en Onderzoeksbureau Beke? Samenstelling steekproef Op basis van een steekproef van 30 plegers van geweld GTPA en VPT is bekeken of de dadertypen van het Verwey Jonker Instituut en Bureau Beke in de praktijk herkend worden. Er werd in eerste instantie beoogd om een selecte steekproef van 61 geweldplegers samen te stellen: 30 geweldplegers GTPA, 30 geweldplegers VPT en één pleger van zowel geweld GTPA als geweld VPT. Gedurende het onderzoek bleek dat het analyseren van de geweldplegers veel meer tijd kost dan vooraf werd verwacht, en bleek een groot gedeelte van de geweldplegers VPT (en ook de geweldpleger die zowel een GPTA- als VPT-delict pleegde) bij nadere analyse niet tot de doelgroep te behoren. De geweldsdelicten werden weliswaar gepleegd tegen iemand die ten tijde van het delict zijn beroep uitoefende, maar dit bleek niet te behoren tot de sectoren van Veilige Publieke Taak te behoren. De maatschappelijke classificaties en evenementscodes voor geweld VPT blijken door het OM ook vaak voor andere sectoren gebruikt te worden. Een nadere toelichting hierover is te vinden in bijlage 6. Uiteindelijk bestaat de steekproef uit 30 geweldplegers: 15 plegers van geweld tegen politieambtenaren (GTPA) en 15 plegers van geweld tegen andere werknemers met een publieke taak (VPT). De geweldplegers in de steekproef zijn vooraf geselecteerd op basis van de volgende kenmerken: -
-
Woonplaats: alle geweldplegers zijn woonachtig in Utrecht zodat, indien hij /zij bekend is bij ketenpartners of in het Veiligheidshuis, dit in de vestigingen in Utrecht zal zijn. Leeftijd: om een gevarieerde steekproef te krijgen is (waar mogelijk) een selectie gemaakt op basis van de drie leeftijdscategorieën: minderjarigen (18-), jongvolwassenen (18 t/m 24 jaar) en volwassenen (25 jaar en ouder).
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
26
-
-
De afdoening is bekend: de afdoening volgend op het geweldsdelict was bekend op het moment van het samenstellen van de steekproef, zodat hier in deel 3 uitspraken over kunnen worden gedaan. Variatie in delicttype: om variatie in delicttype te bewerkstelligen, zijn verschillende delict-typen geselecteerd.
De steekproef bestaat daarmee uit de volgende geweldplegers, op grond van leeftijd en delicttype: Tabel 14: Delicttypen15 per leeftijdscategorie van steekproef geweldplegers GTPA Minderjarigen Zware mishandeling Zware mishandeling Zware mishandeling Bedreiging Belediging
Jongvolwassenen Zware mishandeling Verzet tegen ambtenaar Wederspannigheid Belediging Belediging
Volwassenen Moord/ doodslag (poging) Mishandeling Openlijke geweldpleging Belediging Belediging
Tabel 15: Delicttypen per leeftijdscategorie van steekproef geweldplegers VPT Minderjarigen Bedreiging Mishandeling
Jongvolwassenen Bedreiging Belediging
Volwassenen Zware mishandeling Mishandeling Mishandeling Mishandeling Mishandeling Bedreiging Bedreiging Bedreiging Belediging Belediging Belediging
Analysemodel dadertypering Voor het analyseren van de beschikbare informatie en het indelen van de geweldplegers in dadertypen is een analysemodel opgesteld waarin alle benodigde en beschikbare informatie verzameld is. Het analysemodel is opgenomen in bijlage 7. In het model zijn de volgende onderdelen terug te vinden: Overzicht justitiële documentatie: per geweldpleger is allereerst een overzicht gemaakt van alle strafzaken, op basis van het Uittreksel Justitiële Documentatie. Hierin is o.a. ook de beslissing van de rechter opgenomen. Beschrijving en analyse van geweldsdelicten: vervolgens zijn per geweldpleger van vijf geweldsdelicten (of minder als er minder dan vijf geweldsdelicten zijn) de strafdossiers opgevraagd en zijn de geweldsdelicten beschreven en geanalyseerd. Hierbij is o.a. gekeken naar de aanleiding van het geweld, de mate van intimidatie en krachtsverhouding tussen dader en slachtoffer, hoe de geweldpleger achteraf terugkijkt op het delict (of hij spijt heeft, het ontkent, etc.) Achtergrondinformatie: informatie die nodig is om tot een dadertypering te komen, is verzameld op basis van informatie uit de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering en het NIFP, processen verbaal van geweldsdelicten en indien de geweldpleger bekend is in het Veiligheidshuis de klantenkaart (hierin registreren de verschillende partijen die deelnemen aan het casusoverleg relevante informatie over de cliënt). Deze informatie is geordend op leefgebied. Binnen dit onderdeel is ook inhoudelijke informatie m.b.t. de afdoening en eerder ingezette hulpverlening opgenomen (bijvoorbeeld afkomstig uit advies van de Raad voor de Kinderbescherming en Reclassering). Indeling dadertypen: voor beide dadertypologieën is een overzicht van de kenmerken per type gemaakt, zodat per geweldpleger ‘gescoord’ kan worden op welke kenmerken de geweldpleger overeen komt met de verschillende dadertypen.
15
Hierbij is wederom uitgegaan van het ernstigste delicttype, het primaire feit. Uit de analyse van de strafdossiers blijkt dat de uiteindelijke veroordeling vaak het subsidiaire, minder ernstige feit betreft.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
27
Op basis van de informatie die in het analysemodel verzameld is, is per geweldpleger een korte samenvatting gemaakt van het geweldsdelict, de afdoening die hierop is gevolgd en een algemeen beeld van de criminaliteit die de geweldpleger pleegt. Ook is beschreven in welk dadertype de geweldpleger herkend wordt, waarom hij hierin herkend wordt en op welke punten hij afwijkt van dit dadertype. Deze samenvattingen zijn gebruikt als uitgangspunt bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten, waar nodig aangevuld met informatie uit het analysemodel. Veelplegers geweld In het onderzoek van Verwey Jonker zijn zowel geweldplegers opgenomen die voor het eerst veroordeeld zijn voor een geweldsdelict, als geweldplegers die meerdere geweldsdelicten op hun naam hebben staan. Het onderzoek van Beke is daarentegen specifiek gericht op personen die zij gedefinieerd hebben als veelplegers geweld. Het gaat hier om geweldplegers die aan de volgende definitie voldoen: Een veelpleger geweld is iemand die in de afgelopen 10 jaar 3 keer of vaker is 16 veroordeeld voor een geweldsdelict . Deze definitie is overgenomen binnen het huidige onderzoek, waarbij de veroordeling voor één of meerdere strafbare feiten op dezelfde datum als één veroordeling wordt gerekend (iemand kan op één dag zowel een mishandeling als bedreiging plegen). Geweldsmisdrijven die gevoegd zijn op zitting maar op een andere dag gepleegd zijn, worden als aparte veroordeling gerekend. In de onderzoeksgroep bevinden zich 12 geweldplegers die volgens de definitie van Beke gedefinieerd kunnen worden als veelpleger geweld. Dit aantal is met 40% behoorlijk hoog. Omdat de dadertypologie van Verwey Jonker in principe beide soorten geweldplegers omvat (zowel veelplegers geweld als de geweldplegers die niet aan deze definitie voldoen), zijn alle geweldplegers vergeleken met de typologie van Verwey Jonker. Die geweldplegers die voldoen aan de definitie veelpleger geweld van Beke, zijn ook met de dadertypologie van Beke vergeleken. Aan deze laatste groep zijn nog de geweldplegers toegevoegd die weliswaar officieel niet als veelpleger geweld beschouwd kunnen worden, maar een grensgeval waren: ofwel vanwege openstaande zaken, ofwel omdat zij voortdurend ernstig gewelddadig gedrag laten zien dat niet leidde tot veroordelingen. Herkenning van geweldplegers in de dadertypen In tabel 16 en 17 is weergegeven in welk dadertype de geweldplegers uit de steekproef het best herkend worden. Hieronder wordt per dadertype een beschrijving gegeven van de geweldplegers die in dit type herkend worden, te beginnen bij de dadertypologie van Verwey Jonker en daarna de dadertypologie van Beke. Daarbij worden overeenkomsten en kenmerken die afwijken van de dadertypen die uit de onderzoeken van Verwey Jonker en Beke zijn gekomen, beschreven. Per type wordt eerst gekeken naar de geweldplegers die duidelijk herkenbaar zijn in het dadertype en vervolgens naar geweldplegers die lastiger te typeren zijn en als twijfelgeval aangemerkt worden. Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Verwey Jonker Type 1: de machteloos gefrustreerde geweldpleger Omschrijving Verwey Jonker: deze dader pleegt geweld tegen werknemers met een publieke taak, waarbij een duidelijke afhankelijkheidsrelatie, onmacht en grote mate van frustratie typerend zijn. Vaak zijn er meerdere problemen op gebied van schulden, werkloosheid en mogelijk verslaving. Het geweld wordt bijvoorbeeld gericht tegen medewerkers van de sociale dienst, door een dader die een schuld heeft die hij niet kan afbetalen. Dit type wordt duidelijk teruggezien bij drie plegers van VPT-geweld. Deze personen hebben naast het betreffende VPT-geweldsdelict geen veroordelingen voor andere geweldsdelicten 16
Let op het onderscheid met de ‘gewone’ veelpleger, die gedefinieerd wordt op basis van het totaal aan antecedenten bij politie (minimaal 10 in 5 jaar), waartoe alle soorten misdrijven worden gerekend.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
28
en het lijkt dan ook te gaan om een type dat, voor zover bij justitie bekend is, verder niet agressief of gewelddadig is. In alle gevallen is het de afhankelijkheidsrelatie tussen de dader en het slachtoffer die duidelijk aanwezig is: Geweldpleger VPT 5: Een 52-jarige man heeft een belastingdeurwaarder bedreigd met een mes. Dit gebeurt wanneer de deurwaarder tegen de verwachting van de dader in beslag kwam leggen op zijn auto. De geweldpleger zou wegens huurschuld de volgende maand met zijn gezin zijn woning worden uitgezet, zijn auto was noodzakelijk voor het inkomen en het inkomen noodzakelijk om de overige schulden af te lossen en een nieuwe woning te krijgen. De deurwaarder kan vluchten wanneer de echtgenote van de dader tussen beide komt. De machteloos gefrustreerde geweldpleger pleegt volgens Verwey Jonker in het algemeen minder ernstig geweld: het zou voornamelijk gaan om verbaal geweld en bedreigingen, zonder wapens. In de onderzoeksgroep blijkt echter regelmatig sprake van een fysiek geweld, zoals het volgende voorbeeld laat zien: Geweldpleger VPT 7: Een man van 41 is veroordeeld voor de mishandeling van een schooldirecteur. De man krijgt te horen dat zijn zoon na de mishandeling van een klasgenoot van school wordt verwijderd. Hij is teleurgesteld over de hulp die de directeur kan bieden bij het vinden van een nieuwe school, waarop hij in woede ontsteekt. Hij slaat met zijn vuisten op tafel en geeft er een harde duw tegen, waardoor de directeur aan klem komt te zitten tussen de muur en de tafel. Eén geweldpleger GTPA en één geweldpleger VPT worden als twijfelgeval ingedeeld bij dit type, maar zijn niet heel duidelijk te herkennen. Een man heeft een beveiliger van een AZC mishandeld en een telefoon tegen de wand gegooid, naar eigen zeggen omdat hij onmenselijk werd behandeld en geen dekens kreeg. Hoewel de afhankelijkheidsrelatie aanwezig is, zijn er vermoedens dat deze man zou leiden aan een psychose, mogelijk schizofrenie, of een drugsverslaving. De taalbarrière en verblijfsstatus van deze man bemoeilijken een goede diagnose, op grond waarvan de man mogelijk zou kunnen worden ingedeeld in type 3: de verwarde geweldpleger. Het tweede twijfelgeval betreft een geweldpleger die veroordeeld is voor het mishandelen en bedreigen van een agent: Geweldpleger GTPA 15: Politie krijgt een melding van een lastige klant bij een café. Ter plaatste wordt de man bij zijn arm gepakt en naar buiten begeleid waarop hij een elleboogstoot geeft en dreigt de agenten zodra hij vrij is kapot te schieten. De onaangepaste leefstijl, alcoholafhankelijkheid en mentale status (instabiel) zijn duidelijk kenmerkend voor type 1: deze man heeft zijn leven al enige tijd niet goed op de rit en er bestaat een risico dat hij verder afglijdt in zijn verslaving aan alcohol, schulden en psychische problemen (hij slikt al 15 jaar antidepressiva). Het feit dat juist de afhankelijkheidsrelatie die zo kenmerkend is voor type 1 ontbreekt, én het delict gepleegd is tijdens het uitgaan en onder invloed van alcohol, maakt dat de man mogelijk ook getypeerd kan worden als type 6: de incidentele pleger onder invloed. Type 2: het korte lontje Omschrijving Verwey Jonker: deze geweldpleger heeft een zeer lage frustratiedrempel, waardoor iemand bij een geringe aanleiding uit zijn slof schiet. Dit type wijt zijn gedrag aan een temperamentvol karakter en legt de schuld bij anderen. Hij richt zijn geweld bijvoorbeeld tegen een medewerker van stadstoezicht wanneer een boete wordt uitgedeeld voor fout parkeren. Twee geweldplegers worden duidelijk herkend in dit type, waaronder een geweldpleger VPT:
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
29
Tabel 16: Herkenning van geweldplegers GTPA in de dadertypen van Verwey Jonker en/of Beke Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
17
18
Veelpleger geweld Nee
Leeftijd 16
Nr 2
16
7
Delicttype GTPA Openlijk geweld Openlijk geweld en mishandeling
14 14 16
8 10 11
Openlijk geweld Belediging Bedreiging
Ja Nee Nee
18 20 22
3 4 9
Mishandeling Belediging Belediging
Nee Nee Nee
18 24
12 13
Openlijk geweld Wederspannigheid
Ja Ja
42 25 30
1 5 6
48
14
3x bedreiging, 2x belediging Belediging Openlijk geweld Poging zware mishandeling
39
15
Mishandeling
Aantal geweldsdelicten 17
2
Type Verwey Jonker Beïnvloedbare jongere
3
Beïnvloedbare jongere
19
1 1
Geweld als leefstijl of beïnvloedbare jongere Beïnvloedbare jongere Beïnvloedbare jongere
1 0 1
Het korte lontje Het korte lontje of beïnvloedbare jongere Geen typering mogelijk, evt. Het korte lontje
21
5
Geweld als leefstijl of beïnvloedbare jongere Geen typering mogelijk
16 (32) 1 (2) 1
Geweld als leefstijl Geen typering mogelijk, evt Het korte lontje Geen typering mogelijk
Gewoontegeweldpleger
22
Geen typering mogelijk Machteloos gefrustreerde geweldpleger of incidentele geweldpleger onder invloed
Gewoontegeweldpleger
Ja 18
5
20
Ja Nee Nee Ja
3
13 (20)
Nee
Criminele geweldpleger, beïnvloedbare jongere Criminele geweldpleger, harde kern of beïnvloedbare jongere
Criminele geweldpleger, harde kern of beïnvloedbare jongere Verslaafde geweldpleger
Beledigingen worden niet gerekend als geweldsdelict. Het gaat hier om het aantal geweldsdelicten in 10 jaar, tussen haakjes is het aantal geweldsdelicten in totaal aangegeven, indien dit hoger is
Afhankelijk van openstaande zaken. Waarvan 3 openstaande zaken. 20 Afhankelijk van openstaande zaken 21 Twee zaken zijn in hoger beroep, voor een derde geweldsdelict is de geweldpleger gedagvaard 22 Waarvan 3 openstaande zaken 19
1
Type Beke
30
Tabel 17: Herkenning van geweldplegers VPT in de dadertypen van Verwey Jonker en/of Beke Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Leeftijd 17 17
Nr 11 14
Delicttype VPT Bedreiging Mishandeling
Veelpleger geweld Nee Nee
19
8
Bedreiging
19
10
44 28 59 32 52
Aantal geweldsdelicten 23
1 2
Type Verwey Jonker Beïnvloedbare jongere Het korte lontje of beïnvloedbare jongere
Nee
1
Machteloos gefrustreerde
Belediging
Ja
5
Geweld als leefstijl of beïnvloedbare jongere
1 2 3 4 5
Belediging Belediging Bedreiging Belediging Bedreiging
Ja Nee Ja Ja Nee
24
3 (4) 1 (2) 6 (25) 4 1
25
34 41
6 7
Mishandeling Mishandeling
Nee Nee
1 1
48 41 40 37
9 12 13 15
Mishandeling Mishandeling Mishandeling Bedreiging
Ja Nee Nee Ja
6 (7) 2 (6) 2 (3) 4 (5)
Het korte lontje of geweld als leefstijl Het korte lontje Verwarde geweldpleger Geweld als leefstijl Machteloos gefrustreerde Machteloos gefrustreerde of verwarde geweldpleger Machteloos gefrustreerde Verwarde geweldpleger of geweld als leefstijl Verwarde geweldpleger Verwarde geweldpleger Geen typering mogelijk
Type Beke
Criminele geweldpleger: beïnvloedbare jongere De gewoontegeweldpleger Psychisch onberekenbare geweldpleger Gewoontegeweldpleger met criminele inslag
Psychisch onberekenbare geweldpleger of gewoontegeweldpleger Psychisch onberekenbare geweldpleger Psychisch onberekenbare geweldpleger Verslaafde geweldpleger
23
Beledigingen worden niet gerekend als geweldsdelict. Het gaat hier om het aantal geweldsdelicten in 10 jaar, tussen haakjes is het aantal geweldsdelicten in totaal aangegeven, indien dit hoger is
24
Afhankelijk van hoger beroep Waarvan 1 hoger beroep
25
31
Geweldpleger VPT 2: Een 28-jarige man is veroordeeld voor het beledigen van een parkeercontroleur. Wanneer hij een boete krijgt omdat hij geen kaartje heeft gekocht, zegt de man dat hij geld aan het wisselen was in de winkel van zijn vader. Als dit geen excuus blijkt, scheldt hij de controleur uit. Uit het delict spreekt een lage frustratietolerantie, maar niet bekend is of de dader vaker agressief is. Van deze geweldpleger is weinig informatie beschikbaar. Hij is op 14-jarige leeftijd veroordeeld voor openlijk geweld, daarnaast is er één veroordeling voor rijden onder invloed. Een ander voorbeeld is de mishandeling van een politieagent, de dader is first offender: Geweldpleger GTPA 3: Een 18-jarige man word enige tijd door een stilstaande politieauto opgehouden, zodra de weg vrij is rijden ze met (te) hoge snelheid voorbij. De agent wil de inzittende controleren en houdt de man staande. De man reageert geïrriteerd, waarop de agent zegt dat hij dit volgens de wet mag, en dat de man bovendien had geseind met groot licht, waar hij een bekeuring voor kan krijgen. De man komt agressief de auto uit en de agent duwt hem terug waarop heen en weer geduwd wordt, waarop hij uiteindelijk op de agent springt en hem meerde vuistslagen in zijn gezicht geeft. Hier is duidelijk sprake van een lage frustratiedrempel, hoewel het geweld ernstiger is (het slachtoffer is onder doktersbehandeling gesteld) dan het geweld dat dit type doorgaans pleegt. Op grond van zijn leeftijd zou deze man getypeerd kunnen worden als type 5: de beïnvloedbare jongere. De vrienden die tijdens het delict bij de dader in de auto zitten hebben echter geen rol gespeeld bij de escalatie van het geweld, maar hebben juist geprobeerd hem te kalmeren. Dit dadertype lijkt veel overlap te vertonen met andere typen daders. Drie geweldplegers worden dan ook als twijfelgeval herkend als dit type. Het onderscheid tussen type 4: geweld als leefstijl, of type 5: de beïnvloedbare jongere, is niet altijd goed te maken. Of er sprake is van frequente agressie is lang niet altijd op te maken uit de informatie. Dit hoeft namelijk niet bekend te zijn bij politie en justitie, als dit wel zo is, is er al snel sprake van type 4: geweld als leefstijl. De lage frustratietolerantie die kenmerkend is voor de persoonlijkheid van dit type is lastig te definiëren en ook niet altijd goed te herkennen in de beschikbare informatie: je zou ook kunnen stellen dat de meeste vormen van reactief geweld gerelateerd zijn aan een (te) lage frustratietolerantie. Ten slotte lijkt dit type vaak naar voren te komen als er weinig informatie beschikbaar is, zoals bij bovengenoemde voorbeelden waar de typering met name op de delictsomschrijving is gebaseerd. Het volgende voorbeeld beschrijft een geweldpleger die op grond van het delict gekenmerkt zou kunnen worden als type 2: het korte lontje, maar op grond van zijn strafblad en overige informatie ook anders getypeerd kan worden: Geweldpleger VPT 1: Een 44-jarige man had zijn auto stilgezet om te telefoneren, en wordt erop gewezen dat hij daar een parkeerkaartje voor moet hebben. Hij reageert direct agressief, waarop de parkeerwacht aangeeft een boete te zullen uitschrijven als hij niet ophoudt met schreeuwen. Hierop volgt een grove scheldpartij. De man heeft een uitgebreid strafblad, in hetzelfde jaar heeft deze man zijn buurman mishandeld nadat de buurman bezwaar maakte tegen het feit dat de man in zijn tuin stond om de ramen te wassen, in de jaren daarvoor is hij veroordeeld voor nog eens twee mishandelingen, een andere mishandeling is geseponeerd omdat het slachtoffer mede schuldig zou zijn aan het geweld. e e Opvallend is de overstap van voornamelijk vermogensdelicten vanaf zijn 17 tot 36 levensjaar (de man is voor zo’n 40 vermogensdelicten veroordeeld) , hierna is hij enkel nog veroordeeld voor geweldsincidenten. De dader geeft aan ernstige AHDH te hebben en een verleden van cocaïneverslaving, en sinds een aantal jaar zijn leven weer op de rit hebben. Deze geweldpleger heeft veel kenmerken van type 4, geweld als leefstijl: het uitgebreide strafblad, er is sprake van ADHD en de man had, met name in het verleden, een onaangepaste leefstijl en lage sociale status. Het feit dat de man tegenwoordig een stabiele thuissituatie en goede sociale status heeft (de man heeft werk en een woning en is bezig zijn
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
32
schulden uit het verleden af te lossen), geen wapens gebruikt en wel frequent agressief is, zijn kenmerkend voor type 2. Deze geweldpleger blijkt het beste getypeerd te kunnen worden als type 3 van Beke: de gewoontegeweldpleger. Type 3: de verwarde geweldpleger Omschrijving Verwey Jonker: dit type heeft een psychiatrische stoornis en mogelijk een verslaving. Het geweld is onvoorspelbaar en komt voort uit de stoornis, de aanleiding speelt zich af in het hoofd van de geweldpleger. Drie geweldplegers VPT worden duidelijk herkend in dit type. Het gaat om personen met een psychiatrische stoornis die duidelijk samenhangt met het gepleegde geweld. Opvallend is dat het geweld zeer ernstig is en deze personen veelvuldig agressief en gewelddadig gedrag vertonen en opgenomen zijn of zijn geweest in een forensisch psychiatrische instelling: Geweldpleger VPT 12: Een man van 41 jaar is veroordeeld voor het mishandelen van twee begeleiders van een forensisch psychiatrische instelling. Hij is sinds 6 dagen opgenomen met een rechterlijke machtiging en zit in de isoleer om de andere patiënten te kunnen beschermen tegen zijn gedrag. Hij probeert al een aantal dagen de grenzen op te zoeken. De begeleiding van de man tijdens zijn rookpauzes is inmiddels teruggeschroefd van 8 naar 2 personeelsleden. Tijdens een rookpauze gaat het mis en haalt de man eerst uit naar de eerste begeleider, gooit een tafel door de ruimte en slaat vervolgens met zijn vuisten in op de tweede begeleider. Deze man is geen veelpleger geweld, maar uit diverse rapportages blijkt dat hij veelvuldig agressief en dwingend gedrag vertoond, samenhangend met zijn stoornis. In de afgelopen 10 jaar is hij veroordeeld voor twee geweldsdelicten, in de jaren daarvoor is hij zes keer veroordeeld voor geweldsdelicten en twee keer voor brandstichting. Het lage aantal geweldsdelicten dat bekend is bij justitie is opmerkelijk: de man woonde voor de opname zelfstandig en veroorzaakte lange tijd ernstige overlast voor de buren, o.a. door bij hen op de deur te bonken, te schelden en te schreeuwen en te dreigen hen dood te maken. Er zijn diverse psychiatrische stoornissen vastgesteld: een schizoaffectieve stoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en afhankelijkheid van verschillende middelen (tegenwoordig methadon). Twee geweldplegers worden als twijfelgeval ingedeeld bij dit type. Eén van hen is beschreven bij type 1: de machteloos gefrustreerde geweldpleger, en wordt er getwijfeld of er al dan niet een stoornis aanwezig is, op grond waarvan deze dader als type 1 of type 3 gekenmerkt kan worden. Bij het tweede twijfelgeval wordt er getwijfeld tussen het soort stoornis dat typerend is voor type 3: de verwarde geweldpleger. De psychiatrische stoornissen waar dit type aan lijdt zijn in het onderzoek van Verwey Jonker niet duidelijk gedefinieerd (hetzelfde geldt voor de typologie van Beke) en uit de beschrijving van dit type blijkt dat stoornissen als een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ADHD en verslaving niet kenmerkend zijn voor dit type. Om deze reden is één van de geweldplegers als twijfelgeval ingedeeld in zowel type 3 als type 4 (gewoontegeweldpleger). Bij de beschrijving van type 2 van Beke: de psychisch onberekenbare geweldpleger, en bij beantwoording van onderzoeksvraag 2.3 wordt hier nader op ingegaan. Ten slotte dient opgemerkt te worden dat personen die in eerste instantie verslaafd zijn, en vanuit hun verslaving geweldsdelicten plegen om aan geld te komen, niet in dit type herkend worden. Type 4: geweld als leefstijl Omschrijving Verwey Jonker: deze geweldpleger is agressief en gewelddadig in het dagelijks leven en gebruikt geweld ook instrumenteel. Dit type zou vermoedelijk aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis lijden en heeft vaak een uitgebreid strafblad. Twee geweldplegers worden duidelijk herkend in dit type dader. Het gaat in deze gevallen om veelplegers geweld, die eveneens goed herkend worden in type 3 van Beke: de
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
33
gewoontegeweldpleger. Het gaat om personen die veelvuldig geweld plegen in diverse situaties, en vaak onder invloed van alcohol: Geweldpleger VPT 4: Een man van 32 jaar heeft een parkeercontroleur grof uitgescholden. Hij doet dit omdat hij het niet eens is met een boete die hij gekregen heeft. Deze man heeft daarnaast een uitgebreid strafblad met vermogensdelicten, huiselijk geweld en rijden onder invloed. Opvallend is de samenhang tussen alcohol of drugs en het geweld. Er zijn vijf geweldplegers die als twijfelgeval getypeerd kunnen worden als dit type. Het gaat om geweldplegers die ook kenmerken vertonen van type 2: het korte lontje, type 3, de verwarde geweldpleger, of type 5, beïnvloedbare jongere. Van drie geweldplegers wordt getwijfeld of zij passen binnen type 4: geweld als leefstijl, of binnen type 5: de beïnvloedbare jongere. Het gaat om één geweldpleger VPT en twee geweldplegers GTPA, die beide betrokken zijn bij eenzelfde delict (het gaat hier om een incident waarbij een grote groep jongeren zich tegen de politie keerde, waarbij o.a. met stenen werd gegooid, waarbij vier geweldplegers uit de onderzoeksgroep betrokken waren: geweldpleger GTPA 2, 7, 8 en 12): Geweldpleger GTPA 8: Een 14-jarige jongen is veroordeeld voor het eerder genoemde delict waarbij stenen naar politie werden gegooid door een grote groep jongeren. Hij is in hetzelfde jaar veroordeeld voor openlijke geweldpleging: de jongen heeft samen met een groepje vrienden een schoolgenootje mishandeld. Het slachtoffer geeft aan dat hij regelmatig door dit groepje in elkaar wordt geslagen. Daarnaast zijn er nog drie openstaande zaken: twee voor (ernstige) geweldsdelicten (een steekpartij waarbij een groep jongens een klasgenootje neersteekt, en een openlijke geweldpleging waarbij de beveiliger van een supermarkt wordt mishandeld en bedreigd) en één voor belediging van straatcoaches, is de jongen veroordeeld voor vier vermogensdelicten en is een aantal vermogensdelicten geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Op grond van de meeste kenmerken kan deze jongen getypeerd worden als type 4: geweld als leefstijl. Deze jongen heeft, vooral gezien zijn leeftijd, een uitgebreid strafblad met zowel ernstige geweldsdelicten als vermogensdelicten, heeft geen spijt van de geweldsdelicten (deze worden simpelweg ontkent, zelfs wanneer er videobeelden zijn) en er is sprake van een gedragsstoornis en een verstandelijke beperking. Uit de beschikbare informatie kan niet goed worden opgemaakt of en in hoeverre deze jongen beïnvloed wordt door leeftijdgenoten, een duidelijk kenmerk van type 5: de beïnvloedbare jongere. Het geweld wordt in alle gevallen in groepsverband gepleegd en, mede gelet op de lage leeftijd van de geweldpleger, is het goed mogelijk dat er sprake is van beïnvloeding door vrienden of andere leeftijdgenoten. Afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep voldoet deze man wel of niet aan de definitie veelpleger geweld, om deze reden is ook de dadertypologie van Beke bekeken. In deze typologie is de dader goed te herkennen in type 4: de criminele geweldpleger, maar ook hier zullen we een soortgelijk punt van twijfel tegenkomen rond het onderscheid tussen de subtypes harde kern en beïnvloedbare jongere. Type 5: de beïnvloedbare jongere Omschrijving Verwey Jonker: dit type heeft vaak problemen in de thuissituatie of op school, is niet overig crimineel actief en laat zich onder druk van de verkeerde vrienden negatief beïnvloeden. Geweld is vaak een signaal van achterliggende problematiek. Vijf geweldplegers GTPA worden duidelijk herkend in dit type, in vijf gevallen wordt er getwijfeld over dit type of een ander type (type 2: het korte lontje, of type 4: geweld als leefstijl). Opvallend is dat de meeste (gewelds) delicten die dit type pleegt, in groepsverband worden gepleegd. Eén keer is dit niet het geval: Geweldpleger GTPA 10: Een 14-jarige jongen is veroordeeld voor het beledigen van agenten. De jongen heeft vanuit het raam van zijn woning eieren gegooid naar een politievoertuig dat in de straat staat tijdens een surveillance. Wanneer hij hiervoor wordt aangehouden scheldt hij de agenten uit voor junkies.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
34
Naast het GTPA-delict is de jongen veroordeeld voor een fietsendiefstal, ook wordt in de raadsrapportage vermeld dat de jongen verdachte was van een mishandeling van een tramconducteur. Dit is tevens terug te vinden in het politiesysteem, maar niet in de justitiële documentatie, waarschijnlijk is de zaak geseponeerd. Hij maakt deel uit van een hinderlijke jeugdgroep, is aangemerkt als negatief kopstuk in deze groep en speelt vermoedelijk een leidende rol in het organiseren en aanzetten tot woninginbraken. Er is mogelijk sprake van achterliggende problematiek, in het verleden is een zorgmelding gedaan i.v.m. huiselijk geweld binnen het gezin, maar hulpverlening wordt tot op heden buiten de deur gehouden. Zoals bovenstaand voorbeeld laat zien speelt deze jongere, althans in de ogen van politie en justitie, een leidende rol binnen de groep waar hij deel van uitmaakt. Hij heeft, net als veel van de jongere geweldplegers in de onderzoeksgroep, een uitgebreid strafblad met meerdere geweldsdelicten. Op basis hiervan past hij ook binnen type 4: geweld als leefstijl. Het punt van twijfel zit in het feit dat deze jongere, evenals bijna alle andere jongere geweldplegers, geweldsdelicten juist pleegt in groepsverband, terwijl de het type geweld als leefstijl juist over het algemeen alleen geweld pleegt. Opvallend is ten slotte dat het geweld gericht tegen de politie vaak niet zozeer reactief is, maar soms zelfs als recreatief kan worden getypeerd. Het incident waarbij een grote groep jongeren de politie bekogelde met stenen na afloop van een gratis muziekfestival is hier een voorbeeld van, evenals bovenstaand delict waarbij eieren werden gegooid naar een politieauto. Duidelijk is dat een groep jongeren doelbewust uit is op confrontaties met de politie en dat de verhoudingen tussen politie en jongeren vaak slecht is. Geweld lijkt een normale gang van zaken te zijn voor jongeren die opgroeien in probleemwijken en continue in strijd zijn met de politie. Ook veroorzaken de jeugdgroepen vaak overlast in de wijk, politie ziet de groep waartoe de jongere behoort continue overlast veroorzaken, waar zij maar af en toe tegen op kunnen treden: Geweldpleger GTPA 4 : Een 20-jarige man is veroordeeld voor het beledigen van een politieagent. De man stond bij een theehuis zonnebloempitten te eten. Hij is een bekende van politie omdat hij deel uitmaakt van een jongerengroep die veel overlast en rommel in de wijk veroorzaakt en buurtbewoners bedreigt. Politie zag dat hij de schillen op de grond gooide en gaf er een bekeuring voor. De man reageert hierop door te zeggen dat hij dit maar moest doen, maar de schillen niet op gaat ruimen. Hierbij verhief hij zijn stem. Wanneer de man wegloopt, lopen de agenten richting hun auto, en horen de man zijn onvrede over de bekeuring herhalen, waarbij hij ook kankerhonden zegt.
Type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed Omschrijving Verwey Jonker: dit type maakt zich incidenteel en onder invloed van alcohol of drugs schuldig aan geweld tijdens het uitgaan of bezoeken van evenementen. Omstanders kunnen een stimulerend effect hebben, soms wordt het geweld zelfs in groepsverband gepleegd. Hoewel een aantal geweldsdelicten gepleegd wordt terwijl de dader onder invloed is en in een horecagelegenheid, lijkt hier hetzelfde principe te werken als bij type 1 en 2 het geval is: op grond van situationele en delictkenmerken kan de dader ingedeeld worden in dit type en dit lukt vrij goed als de dader first offender is of geen andere geweldsdelicten gepleegd heeft. Zodra echter meer informatie beschikbaar is, omdat de dader meerdere gewelddelicten pleegt, er rapportages zijn opgemaakt of bijvoorbeeld bekend is dat er sprake is van een stoornis, verslaving, of andere problematiek, wordt de dader vaak beter in een ander dadertype herkend. Vooral bij type 3 en 4 spelen persoonskenmerken, zoals psychiatrische aandoeningen, verslaving of het hebben van een uitgebreid strafblad, een belangrijke rol bij het onderscheiden van dit type. Maar ook bij type 5: de beïnvloedbare jongere die wordt invloed door vrienden en daardoor delicten pleegt, lijkt dit principe te gelden. Er is dan ook maar één geweldpleger die als twijfelgeval herkend zou kunnen worden in dit type. Het gaat hier om de man die bij type 1: de machteloos gefrustreerde geweldpleger, is
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
35
beschreven en door politie een café wordt uitgeleid waar hij overlast veroorzaakte en daarbij de agent een elleboogstoot geeft en hem bedreigt. De onaangepaste leefstijl van deze man maakt dat hij niet past binnen type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed, die doorgaans juist een aangepast leefstijl heeft.
Herkenning van geweldplegers in de dadertypen van Beke Type 1: de verslaafde geweldpleger Omschrijving Beke: Dit type is veelal afgegleden als gevolg van verslaving, op den duur vaak gepaard gaand met psychische stoornissen. Het gaat waarschijnlijk om een specifieke groep verslaafden die in het kader van criminele activiteiten niet schroomt om geweld te gebruiken en van nature geneigd is gewelddadig te zijn. Geweld wordt instrumenteel gebruikt (beroving) en is van het forsere soort. Eén geweldpleger VPT en één geweldpleger GTPA worden duidelijk herkend in dit type. In beide gevallen gaat het om mannen die verslaafd zijn aan harddrugs en een zeer uitgebreid strafblad hebben met geweld- en vermogensdelicten, al dan niet in combinatie, en drugsbezit. De geweldsdelicten zijn wel verschillend van aard. De geweldpleger VPT heeft een beveiliger bedreigd van het hostel waar hij op dat moment verblijft, de geweldpleger GTPA is veroordeeld voor diefstal gevolgd door bedreiging en wederspannigheid: Geweldpleger GTPA 13: Een 24-jarige man is op heterdaad betrapt tijdens een woninginbraak en wordt aangehouden door de politie. De man verzet zich tegen zijn aanhouding en probeert weg te rennen, waarbij de agente die hem vast heeft ten val komt, met haar hoofd tegen een radiator komt en daarbij een snijwond oploopt. Het gaat hier om een veelpleger geweld, die in de afgelopen 10 jaar vijf keer is veroordeeld voor een geweldsdelict, in drie gevallen gaat het om vermogen met geweld, toen hij 15 was is de man twee keer veroordeeld voor openlijke geweldpleging. Naast de geweldsdelicten pleegt de man voortdurend vermogensdelicten, voornamelijk (woning)inbraken, in totaal is hij hier 23 keer voor veroordeeld. Deze geweldpleger is duidelijk te typeren als type 1: de verslaafde geweldpleger. Hij is eveneens ‘gewone’ veelpleger en de inbraken worden gepleegd om drugs of sigaretten te kopen. Het merendeel van de inbraken wordt gepleegd in de eigen woonomgeving, op klaarlichte dag, waaruit enige naïviteit spreekt. Op het moment van het geweldsdelict GTPA is hij net 12 dagen uit detentie. Omdat deze man relatief jong is, zijn diverse rapportages beschikbaar uit de tijd dat hij nog minderjarig was. Hieruit wordt een duidelijke ontwikkeling zichtbaar van een beïnvloedbare, kwetsbare jongen die opgroeit in een kansarm milieu, al vroeg in aanraking komt met drugs en steeds verder afglijd in verslaving en criminaliteit. Al sinds jonge leeftijd ontbreekt toezicht en structuur van ouders. Meerdere familieleden hebben een strafblad en hij is op jonge leeftijd een tijd ondergebracht in een pleeggezin omdat de ouders vastzaten wegens drugssmokkel. Hij gaat na groep 7 naar een school voor speciaal onderwijs i.v.m. spraak-, taal- en gehoorproblemen, waar hij in aanraking komt met softdrugs en gaat spijbelen. Na 4 jaar wordt hij van deze school gestuurd vanwege gedragsproblemen en het spijbelen en wordt naar een internaat gestuurd. De beïnvloedbaarheid van deze jongere was dusdanig dat in een persoonlijkheidsonderzoek wordt gesproken van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger Omschrijving Beke: Dit type kampt in de eerste plaats met psychische problemen, een fors deel raakt na verloop van tijd ook verslaafd, het middelengebruik is veel diverser en vaak gaat het om een combinatie van middelen. Langzamerhand gaat het bergafwaarts en leidt dit type een zwervend bestaan. Verbetering is mogelijk in langdurige behandeling (die er vaak niet is). Bij een volgend feit kan het ziektebeeld volstrekt genegeerd worden, door het ontbreken van duidelijke afstemming binnen het veld van diagnosticeren en hulpverlenen.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
36
Dit type komt alleen voor onder de geweldplegers VPT. Drie keer wordt een geweldpleger duidelijk herkend als dit type. Twee van deze geweldplegers zijn volgens de definitie geen veelpleger geweld, maar uit de documentatie blijkt dat het gaat om personen die veelvuldig agressief en gewelddadig gedrag vertonen of zeer ernstig geweld plegen, samenhangend met de stoornis. Het strafblad van beide daders is in omvang beperkt gebleven, ofwel doordat de dader lange tijd in de TBS verbleef, ofwel omdat een lange weg is afgelegd naar een gedwongen opname waarbij veel gewelddadig gedrag richting buurtbewoners heeft plaatsgevonden (o.a. bedreigingen en ernstige overlast) en waarbij politie weliswaar veelvuldig betrokken is geweest, maar geen aangiftes zijn gedaan die leidden tot een veroordeling. Deze personen zijn ook in de typering van Verwey Jonker duidelijk herkend als type 3: de verwarde geweldpleger. De derde geweldpleger die duidelijk wordt herkend binnen dit type heeft het geweld niet in een forensische zorginstelling gepleegd, maar tegen een buschauffeur: Geweldpleger VPT 3: Een man van 59 jaar heeft een buschauffeur bedreigd en beledigd. Hij wordt de bus uitgezet wegens het drinken van een blikje bier, waarop hij de chauffeur bedreigt met de dood en op zijn trui spuugt. Bij het verlaten van de bus gooit hij het blikje tegen de bus. Deze man staat bij diverse (zorg)instellingen bekend om zijn moeilijke gedrag en heeft een TBS verleden. Na enige tijd buiten beeld van justitie geweest te zijn, heeft hij in 2010 eveneens een buschauffeur bedreigd. Hij is in de afgelopen 10 jaar zes keer veroordeeld voor een geweldsdelict, in totaal zijn er 25 veroordelingen voor geweldsdelicten en een aantal vermogensdelicten, zedendelicten, brandstichting en vele overtredingen (m.n. verkeer en openbare orde). Ook deze man is zeer duidelijk te herkennen als type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger. Opvallend en niet overeenkomstig met de beschrijving van dit type, zijn het zeer ongunstige gezinsklimaat waarin de man is opgegroeid, waar onder andere sprake was van seksueel misbruik, en zijn lage intelligentie, waardoor hij al jong niet mee kon komen op school en daar gepest werd. Over één geweldpleger wordt getwijfeld over het type waartoe hij behoort. Zoals ook bij type 3 van Verwey Jonker: de verwarde geweldpleger, is beschreven, zijn de stoornissen waar dit type aan leidt niet gedefinieerd. Personen die vanuit een psychotisch ziektebeeld geweld plegen, vallen duidelijk onder dit type. Zowel ADHD, borderline- en antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslaving zijn ook psychiatrische stoornissen, en duidelijk is dat personen die hieraan lijden niet allemaal onder dit type vallen. Bij de volgende dader is er sprake van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, alcoholverslaving en diabetes, die allemaal duidelijk gerelateerd zijn aan het geweld dat deze man pleegt: Geweldpleger VPT 9: Deze man van 48 jaar is veroordeeld voor het mishandelen en bedreigen van ambulancepersoneel. Hij zou tijdens een feestje last hebben van ademhalingsproblemen, de man is dronken en diabetespatiënt en zijn glucosespiegel blijkt extreem hoog te zijn. Wanneer hem wordt verteld dat hij beter geen alcohol meer kan drinken wordt hij zeer agressief en gaat het ambulancepersoneel te lijf. De man is veelpleger geweld: hij is in de afgelopen 10 jaar veroordeeld voor zes geweldsdelicten, twee daarvan betreffen mishandeling van agenten. In tegenstelling tot de meeste veelplegers geweld is er bij deze man pas vanaf latere leeftijd sprake van delinquentie: deze persoon wordt op 35-jarige leeftijd voor het eerst veroordeeld. Hoewel het gewelddadige gedrag van deze man duidelijk samenhangt met zijn stoornissen, lijkt deze man iets beter te passen binnen type 3: de gewoontegeweldpleger, die hierna zal worden besproken. Er worden vrijwel alleen geweldsdelicten gepleegd, deze delicten worden altijd gepleegd onder invloed van alcohol. Er is ook duidelijk sprake van alcoholverslaving, maar niet van verregaande verloedering, de man heeft een relatie, een woning en ontvangt een uitkering, daarnaast werkt hij als vrijwilliger. Tevens zijn er meerdere veroordelingen voor (ernstig) huiselijk geweld. De man komt echter op een aantal karakteriserende kenmerken overeen met type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger: psychische problematiek, die
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
37
al vanaf jonge leeftijd aanwezig is, medicijngebruik en geweld dat soms is terug te voeren op niet innemen van medicijnen, waardoor het een twijfelgeval blijft. Overigens is één van de geweldplegers die duidelijk binnen type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger valt, ook iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Het lijkt dus zo dat de scheidslijn tussen type 2 en andere typen niet duidelijk te trekken is op grond van een gediagnosticeerde stoornis. Deze man zit echter al lange tijd in een TBSinstelling. Mogelijk is het onderscheid te maken op grond van de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid. Type 3: de gewoontegeweldpleger Omschrijving Beke: Geweld is onderdeel van een gangbaar gedragsrepertoire. Het gaat hier om een geweldpleger die niet of slecht in staat is zich te beheersen, een deel ervaart deze ‘handicap’ niet als een probleem. Binnen dit type worden de ‘gewone gewoontegeweldpleger’ en de ‘gewoonte geweldpleger met criminele inslag’ onderscheiden, waarbij het eerste subtype alleen geweldsdelicten pleegt, terwijl het tweede subtype er een (uitgebreid) strafblad heeft met o.a. ook vermogensdelicten. Zoals hierboven is beschreven, is het onderscheid tussen type 2: de psychisch onberekenbare geweldpleger en type 3: de gewoontegeweldpleger, niet altijd goed te maken, doordat beide typen, zoals ook uit het volgende zal blijken, aan psychiatrische stoornissen kunnen leiden. Mede om deze reden is één van de geweldplegers als twijfelgeval ingedeeld onder dit type. Toch zijn vier geweldplegers uit de steekproef duidelijk herkend in dit type. Het gaat hier steeds om geweldplegers met een omvangrijk strafblad, dat vaak voornamelijk bestaat uit geweldsdelicten, regelmatig gecombineerd met veelvuldige verkeersdelicten als rijden onder invloed, rijden zonder geldig rijbewijs of het verlaten van plaats na ongeval. Deze geweldplegers zijn dan ook allemaal te typeren als de ‘gewone gewoonte geweldpleger’, zonder criminele inslag. Eén geweldpleger behoort tot het subtype ‘ gewoonte geweldpleger met criminele inslag’, hij pleegt naast de geweldsdelicten een groot aantal vermogensdelicten. Bijna alle geweldplegers van dit type (met en zonder criminele inslag), plegen de geweldsdelicten als zij onder invloed van alcohol zijn. Uitzondering hierop is de geweldpleger die een verleden van cocaïneverslaving heeft, hij pleegt het geweld nuchter. Ook zijn deze geweldplegers, overeenkomstig met de beschrijving van Beke, ondanks hun verslaving niet totaal afgegleden naar een marginaal bestaan. Ze hebben een woning, inkomsten (uit werk of uitkering) en vaak een relatie. Huiselijk geweld is ook een kenmerk dat zich vaak onder deze geweldplegers voordoet: vier van de vijf geweldplegers die in dit type herkend worden, is ook veroordeeld voor huiselijk geweld. Soms wordt het geweld tegen de publieke taak herhaaldelijk gepleegd. Twee van deze geweldplegers zijn meerdere keren veroordeeld voor geweld tegen politie. Eén van hen rijdt regelmatig onder invloed, ondanks het feit dat hij geen geldig rijbewijs heeft. Hij is in een periode van ruim een jaar tweemaal ingereden op een agent dan wel een politievoertuig, in een poging om te ontkomen aan een alcoholcontrole. De tweede man die herhaaldelijk geweld tegen politie pleegt spant qua aantal geweldsdelicten GTPA de kroon: Geweldpleger GTPA 1: Deze man van 42 jaar is in één jaar veroordeeld voor 3 bedreigingen en 2 beledigingen tegen politie. In bijna alle gevallen gaat het om delicten waarbij omstanders (waaronder personeel van een dagopvang en horecagelegenheid, winkelend publiek, of een vriend van de geweldpleger), de politie bellen omdat de man agressief en dronken is. Zodra de politie arriveert reageert hij zijn woede op hen af door te bedreigen, te slaan en schoppen, spugen of beledigen. Opvallend is dat de man onder invloed van alcohol zeer agressief en vervelend wordt en confrontaties lijkt op te zoeken om zijn agressie af te reageren. In de meeste verhoren weigert hij een verklaring af te leggen, zegt zich niks te herinneren vanwege dronkenschap, of ontkent simpelweg iets gedaan te hebben. Het gaat om een veelpleger geweld, die in de afgelopen 10 jaar voor 16 geweldsdelicten is veroordeeld, in totaal gaat het om 32
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
38
geweldsdelicten. De man is duidelijk te typeren als type 3, de gewoontegeweldpleger: hij kan en wil zijn agressie niet beheersen, pleegt tevens huiselijk geweld en er is duidelijk sprake van excessief alcoholgebruik, wat als katalysator werkt voor het geweld. Verslaving zou bij dit type niet samengaan met verregaande verloedering, bij deze geweldpleger lijkt het verhaal echter anders te lopen: de man heeft geen werk en woning en lijkt wel degelijk verder af te glijden dan voor dit type gebruikelijk is. Bij dit type is er doorgaans geen sprake van psychiatrische problematiek. Er is bij deze man, voor zover bekend, dan ook geen diagnose gesteld. Toch is het moeilijk voor te stellen dat dergelijk gedrag voortkomt uit een psychisch gezond persoon. Er zou goed sprake kunnen zijn van een psychiatrische stoornis, die door de onwil van de geweldpleger om hulpverlening te accepteren, niet gediagnosticeerd wordt. Type 4: de criminele geweldpleger Omschrijving Beke: Het gaat hier om een startende geweldpleger, die aan het begin staat van een lange criminele carrière. Vaak is al te zien welke richting ze later op zullen gaan: er ligt een scheidslijn tussen het type harde kern (ontwikkelt zich tot professional, calculerend en uiterst brutaal) en meelopers (zien we later terug als gewoontegeweldpleger mét criminele inslag, die vaak door verslavings- of psychische problematiek verder afglijden in criminaliteit). Zoals ook in het onderzoek van Beke wordt aangegeven, vallen praktisch alle minderjarige geweldplegers onder dit type. In het huidige onderzoek vallen twee minderjarige en drie jongvolwassen geweldplegers onder de definitie veelpleger geweld (in twee gevallen is dit nog afhankelijk van een hoger beroep) en van hen is dan ook onderzocht of zij binnen de typologie van Beke geplaatst kunnen worden. Vier van hen zijn duidelijk herkenbaar als type e 4: de criminele geweldpleger (de 5 – jongvolwassen- geweldpleger is duidelijk herkenbaar als type 1: de verslaafde geweldpleger). In alle gevallen gaat het om jongeren die opgroeien in een ongunstig gezinsklimaat. In het gunstigste geval zijn de ouders onvoldoende betrokken, weten niet waar en met wie hun kind zich ophoudt en bestraffen ongewenst gedrag niet. Het kan echter slechter. Twee van deze vier jongeren zijn al op jonge leeftijd uit huis geplaatst of onder toezicht gesteld, bijvoorbeeld wegens mishandeling door vader. Soms plegen ouders samen met hun kind een geweldsdelict, zoals in uit een reclasseringsrapportage blijkt (dit delict is niet bij justitie bekend): Geweldpleger VPT 10: Deze geweldpleger is met zijn vader op het kantoor van de reclassering, waar onenigheid met de receptiemedewerkster ontstaat omdat zij vinden dat ze te lang moeten wachten tot de reclasseringswerker naar beneden komt (de geweldpleger en zijn vader zijn 20 minuten voor het afgesproken tijdstip aanwezig). Vader en zoon vinden dat zij onfatsoenlijk zijn behandeld en vanwege hun agressieve en intimiderende houding van beide wordt het alarm in werking gezet. In aanwezigheid van het calamiteitenteam dreigt de geweldpleger dat hij naar huis gaat om zijn AK 47 (een machinegeweer) te halen. In alle gevallen is er duidelijk sprake van schoolproblemen. Psychiatrische stoornissen en LVB-problematiek komen vaak voor: bij twee jongens is een verstandelijke beperking en gedragsstoornis (ODD/OC) vastgesteld, bij een derde zijn er sterke vermoedens van een autistische stoornis of verbale leerstoornis. Er zijn echter ook een aantal punten waarop de geweldplegers niet overeen komen met de beschrijving van Beke. Zo wordt de criminele geweldpleger van Beke omschreven als een type dat vaak in groepjes berovingen pleegt onder bedreiging van geweld, en willekeurige geweldsdelicten waarbij het meer om de kick gaat (recreatief geweld). Het plegen van berovingen komt echter niet vaak terug in het strafblad van deze jongeren. Het in groepen plegen van geweldsdelicten voor de kick echter des te vaker, vrijwel alle geweldsdelicten die deze 4 jongeren plegen zijn als zodanig te omschrijven. Ook kan worden opgemerkt dat het onderscheid tussen de twee subtypen: de harde kern en de beïnvloedbare jongere, in twee gevallen lastig te maken is. Eén van de jongens bij wie een verstandelijke beperking is vastgesteld, en bij een jongen bij wie sprake is van een beperkt vermogen om non-verbale informatie of gezichtsuitdrukkingen te interpreteren, spelen juist
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
39
regelmatig een leidende rol in de groep bij het aanzetten tot geweld, terwijl een verstandelijke beperking en sociale handicaps als kenmerkend worden gezien voor het subtype beïnvloedbare jongere. Ten slotte is opvallend dat dit type voortdurend geweld tegen politie pleegt. Zoals ook bij type 5 van Verwey Jonker: de beïnvloedbare jongere, is vermeld, gaat het om een groep jongeren die doelbewust uit is op confrontaties met de politie en voor wie geweld de normale gang van zaken is. Een voorbeeld van de geweldsdelicten die een jongere binnen een jaar pleegt (meerdere zaken zijn in hoger beroep, de jongen is nog niet onherroepelijk veroordeeld voor deze delicten): Geweldpleger GTPA 12: Een 18-jarige man zou stenen hebben gegooid naar de politie. Tijdens een festival veroorzaakt een groep jongeren problemen waarbij een agressieve confrontatie tussen politie en de groep ontstaat. Er ontstaat een zeer dreigende sfeer waarin het geweld zich richt op de aanwezige politie. De groep blijft ondanks een charge van politie staan en er verzamelen zich meer mensen en er worden meerdere stenen gegooid. Uiteindelijk lukt het om de groep uit elkaar te drijven en het gooien van stenen te stoppen. Eerder dat jaar wordt de man door een agent op straat aangesproken op een eerder incident waarbij de agent in zijn vrije tijd door het winkelcentrum liep en door hem en zo'n acht andere jongens werd nageroepen. Hij ontkent hierbij betrokken te zijn geweest, wanneer de agent en zijn collega weer in hun voertuig willen stappen, bedreigt hij de agent. De man wordt aangehouden. Tijdens het vervoer zegt hij dat hij aangifte gaat doen en begint steeds harder te schreeuwen en bedreigt de agent nog een keer. Ten slotte was deze geweldpleger in een groep van zo'n 50-60 jongeren aanwezig op een sportveld vlakbij de plek waar politie op dat moment een verdachte aanhoudt. Een aantal jongens uit de groep begint te schreeuwen en rent in de richting van de agenten. Daarbij roepen ze o.a. 'Wat moeten die wouten. Kankerwouten. Het zijn er drie. Het zijn er maar drie. wat moeten jullie'. Een andere agent zet zijn dienstvoertuig tussen de groep en de agenten, op het moment dat deze agent zijn autodeur opent komt de groep abrupt tot stilstand. De diensthond in de auto begint te blaffen, waarop de groep zich terugtrekt. De geweldpleger begint dan luidt blaffende geluiden te maken en zwaait met zijn armen, waarop de rest van de groep om hem heen komt staan en weer een dreigende houding aanneemt en begint te schreeuwen. Uiteindelijk keert de groep zich om.
Onderzoeksvraag 2.2: Zijn alle geweldplegers in de steekproef in te delen volgens de dadertypologieën? Op grond van bovenstaande bevindingen kan worden geconcludeerd dat een deel van de geweldplegers redelijk goed geplaatst kan worden in één van de dadertypes van Beke of Verwey Jonker, hoewel vrijwel alle geweldplegers op enkele kenmerken afwijken van de beschrijving. Een ander deel heeft kenmerken van twee of meer typen daders waardoor er twijfel is over het dadertype. De geweldplegers waarover getwijfeld werd, zouden mogelijk op basis van een andere interpretatie binnen een ander type worden ingedeeld. Van alle geweldplegers GTPA en VPT is in bovenstaand onderdeel nagegaan of zij te herkennen zijn in één van de typen geweldplegers van Verwey Jonker. Vijftien van de dertig geweldplegers waren goed in te delen binnen één van de zes dadertypen. Negen geweldplegers waren twijfelgeval: zij waren te herkennen in meer dan één type. Vier geweldplegers werden niet herkend in één van de dadertypen van Verwey Jonker. Drie van hen werden echter wel goed herkend in de dadertypologie van Beke, twee keer als type 1: de verslaafde geweldpleger en één keer als type 3: de gewoontegeweldpleger. Van 14 geweldplegers is bekeken of zij te herkennen zijn in de dadertypologie van Beke. Het gaat hier om de 12 personen die gedefinieerd kunnen worden als veelpleger geweld, Daarnaast om twee geweldplegers die vanwege frequent en ernstig gewelddadig gedrag, waardoor zij geplaatst zijn in een forensisch psychiatrische instelling. Dertien geweldplegers
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
40
waren duidelijk te herkennen in één van de typen geweldplegers van Beke. Van twee van deze dertien geweldplegers werd echter getwijfeld over het subtype waartoe ze zouden behoren. Het gaat hier om twee criminele geweldplegers (type 4) waarbij het onderscheid tussen de subtypes harde kern of beïnvloedbare jongere slecht te maken is. Van één geweldpleger werd tenslotte getwijfeld binnen welk type hij geplaatst kon worden. Drie geweldplegers werden niet herkend in zowel de typering van Verwey Jonker als de typering van Beke. In het eerste geval gaat het om een geweldsdelict dat mogelijk verband houdt met eergerelateerd geweld. Deze vorm van geweld valt niet onder publiek geweld, ware het niet dat in dit geval de politie er bij betrokken is en het geweld zich daarom op hen richt: Geweldpleger GTPA 6: Een 30-jarige man is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen twee agenten. Deze man is samen met een familielid twee agenten te lijf gegaan op het politiebureau waar zijn zusje tijdelijk is ondergebracht, omdat zij bedreigd wordt door familieleden (waaronder de geweldpleger, haar broer). Het meisjes zit mogelijk in het loverboy circuit en zowel het meisje als politie en hulpverlening vermoeden dat familieleden haar iets aan willen doen om de eer van de familie te herstellen. Even voor het geweldsdelict is het meisje onder begeleiding van politie en politiehonden naar het bureau gebracht, omdat haar broer en een ander familielid het pand binnen wilden en de daar aanwezige hulpverleners en het meisje voor hun leven vreesden. De man heeft de agenten meerdere vuistslagen gegeven en de agenten zijn onder doktersbehandeling gesteld. Deze geweldpleger is twee keer veroordeeld voor rijden onder invloed, en acht jaar geleden voor twee inbraken. Verder is acht jaar geleden een openlijke geweldpleging geseponeerd wegens ontbreken van wettig bewijs. De man blijkt deel uit te maken van een criminele jeugdgroep die bekend staat om het plegen van ernstige vermogensdelicten en een intimiderende en dreigende houding richting buurtbewoners. Mogelijk is deze geweldpleger te plaatsen als het type ‘geweld als leefstijl’ (type 4, Verwey Jonker) of als de ‘criminele geweldpleger’ van Beke (type 4), maar vanwege het ontbreken van verdere veroordelingen en achtergrondinformatie is deze conclusie nog voorbarig. De twee andere niet in te delen geweldplegers zijn met enige moeite binnen de dadertypologie van Verwey Jonker te plaatsen, maar doordat geen van de typen echt goed lijkt te passen, zijn ze niet ingedeeld. Het gaat in beide gevallen om personen die incidenteel geweld plegen en een aantal andere veroordelingen op hun naam heeft: Geweldpleger GTPA 9: Een man van 22 jaar is veroordeeld voor het beledigen van een politieagent. Dit feit vond plaats nadat hij via via vernam dat zijn neefje gearresteerd werd. Ter plekke zou hij gezien hebben dat zijn neefje geslagen werd door agenten. Hierop is hij verhaal gaan halen op het politiebureau, waar hij de agente zag die de klap uitgedeeld zou hebben. De man scheldt haar uit, waarop hij wordt aangehouden. Deze man is op 15-jarige leeftijd verdacht geweest van een overval, maar deze zaak is geseponeerd. Er is een aanzienlijk strafblad met 7 veroordelingen voor vermogensdelicten en 7 overige veroordelingen, voornamelijk voor verkeersdelicten en openbare orde. In 2007 is deze persoon enige tijd gelabeld geweest als veelpleger. Deze geweldpleger zou getypeerd kunnen worden als type 2: het korte lontje. De geweldpleger is boos wanneer hij hoort dat zijn neefje is gearresteerd en gaat verhaal halen. In tegenstelling tot type 2 is de levensstijl van deze man redelijk onaangepast (gezien het strafblad, overige informatie ontbreekt), en is hij voor zover bekend niet frequent agressief. Geweldpleger GTPA 5: Een 25-jarige man is veroordeeld voor belediging van een agent. Hij heeft agenten uitgescholden voor racisten wanneer zij bij aanhouding van een voor hem onbekende Marokkaanse jongen pepperspray gebruiken. e
De man is op zijn 16 veroordeeld voor een steekincident waarbij hij een klasgenoot met een schaar heeft gestoken, verder zijn er geen geweldsincidenten bekend. Er zijn nog vier
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
41
veroordelingen voor vermogensdelicten en twee voor rijden onder invloed en de man komt tevens voor als betrokkene in verband met overlast door jongeren. Er is te weinig achtergrondinformatie om een goede inschatting te maken, informatie over levensstijl, sociale status en thuissituatie ontbreekt. Beide daders zouden op grond van de beschikbare informatie ingedeeld kunnen worden binnen type 2 van Verwey Jonker: het korte lontje. Er is echter geen informatie die er op duidt dat deze personen frequent agressief zijn en het feit dat zij agressief worden omdat iemand anders wordt aangehouden door politie, geeft een andere nuancering aan het soort geweld.
Onderzoeksvraag 2.3: Welke kenmerken hebben niet in te delen geweldplegers? In deze paragraaf wordt zowel gekeken naar kenmerken van geweldplegers die niet ingedeeld konden worden in één van de dadertypen, als naar kenmerken van de dadertypen die niet aansluiten bij de kenmerken van de geweldplegers uit de steekproef. Deze kenmerken zouden mogelijk aangepast kunnen worden om de dadertypologieën beter geschikt te maken voor het gebruik in de praktijk. Bewust opzoeken van confrontaties met politie en opkomen voor anderen Niet alleen de niet in te delen geweldplegers, maar ook een groot aantal van de geweldplegers GTPA die wel in te delen is binnen een dadertype, heeft als kenmerk dat zij het geweld tegen de politie bewust opzoeken. Agressie tegen en het bewust opzoeken van confrontaties met politie lijkt vanzelfsprekend deel uit te maken van het gedrag binnen de groep. Daarnaast voelen sommige plegers van geweld tegen politie zich geroepen om op te komen voor familieleden, vrienden of zelfs onbekenden wanneer deze personen in aanraking komen met politie. Het bewust opzoeken van confrontaties met politie komt in de dadertypologie van Verwey Jonker niet naar voren. Dit gedrag is enigszins te herkennen in de dadertypologie van Beke onder type 4: de criminele geweldpleger, in het feit dat zij geweld om de kick kunnen plegen. Het opkomen voor anderen die geconfronteerd worden met politie, is in beide typologieën niet terug te zien. Het aantal geweldsincidenten waarbij (groepen) geweldplegers bewust de confrontatie met politie opzoeken, of zich ‘bemoeien’ met de aanhouding van iemand anders, is echter dusdanig groot dat dit kenmerk een prominentere plek zou kunnen innemen binnen een dadertypering van personen die geweld plegen tegen werknemers met een publieke taak. In eerder onderzoek naar geweldplegers tegen politie komen deze kenmerken duidelijker naar voren: Kruize en Wijmer (in Bakker, Drost en Roeleveld, 2010) onderscheidden in 1994 vier typen daders die geweld tegen politie plegen, waaronder de ‘straatvechters’, ‘bekenden’ van de politie die bij het zien van politie meteen aanslaan, en de ‘verongelijkten’ die in het minste of geringste aanleiding zien om met de politie in conflict te gaan. Overigens moet hierbij opgemerkt te worden dat het aantal geweldplegers GTPA in de steekproef dat afkomstig is uit een van de probleemwijken in Utrecht die bekend staat om de conflicten tussen politie en daar aanwezige jongeren, groot is. Onderscheiden van jongere geweldplegers Bij beide dadertypologieën zijn er beperkingen in het indelen van de groep jonge geweldplegers. Type 5 van Verwey Jonker: de beïnvloedbare jongere, is duidelijk te licht voor veel van de jongere geweldplegers in de onderzoeksgroep, terwijl in type 4: geweld als leefstijl, het groepsgedrag en de mogelijke invloed van leeftijdgenoten niet aan de orde is. In de dadertypologie van Beke zijn jongere geweldplegers vooral terug te vinden in type 4: de criminele geweldpleger. Jonge veelplegers geweld worden in dit type wel duidelijk herkend, maar de binnen dit type onderscheiden subtypes (de harde kern en de beïnvloedbare jongere) worden op grond van de in het onderzoek gebruikte informatie niet altijd duidelijk herkend. Mogelijk komt dit omdat niet in alle rapportages even expliciet wordt aangegeven of een jongere beïnvloed wordt door leeftijdgenoten, of juist een leider is, en dit is ook niet altijd af te leiden uit de beschikbare informatie. In een aantal gevallen is iemand wel duidelijk te
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
42
classificeren binnen één van de subtypes. Wellicht behoort een deel van de jonge geweldplegers dan ook niet specifiek tot de leiders of beïnvloedbare types en zou een verdere uitwerking van de subtypes relevant kunnen zijn. Interessant in dit verband is de typologie van Jong, Dedert, Leijstra en Hekkert (2009), die de overvallers in Rotterdam in kaart hebben gebracht. Zij onderscheiden de volgende dadertypen, waarvan de eerste drie tot de jongere (minderjarige en jongvolwassen) dadertypen behoren: -
-
-
-
Meelopers: jongeren tussen de 12 en 17 jaar die vrijwel uit het niets in het criminele circuit verschijnen. Hun omgeving beïnvloedt hen sterk en soms is ook de overval onder druk van anderen gepleegd. Het aantal aanwezige risicofactoren is laag. Doorgroeiers: jongeren van 12 tot 24 jaar die al een aantal delicten hebben gepleegd. Zij vertonen probleemgedrag en staan aan het begin van een leven in de criminaliteit. Routiniers: zij zijn dit stadium al gepasseerd, en tussen de 18 en 24 jaar. Zij zijn relatief ouder en hebben al veel delicten gepleegd, waaronder overvallen. Zij plegen delicten om geld en status te verwerven. Overlevers: hebben eveneens het motief om geld te verwerven, maar dan om hun verslaving te bekostigen. Zij zijn tussen de 25 en 49 jaar en hebben veel delicten gepleegd, maar niet eerder een overval.
Specificeren van psychiatrische stoornissen In beide dadertypologieën kan het dadertype dat geweld pleegt vanuit een psychiatrische stoornis beter worden gedefinieerd. Het gaat hier om type 3 van Verwey Jonker: de verwarde geweldpleger, en type 2 van Beke: de psychisch onberekenbare geweldpleger. Duidelijk is dat stoornissen die leiden tot bizar gedrag en ontoerekeningsvatbaarheid beter passen binnen dit type dan andere stoornissen als ADHD en verslaving. Waar de grens precies ligt zou nader onderzocht moeten worden, mogelijk speelt de mate van toerekeningsvatbaarheid hier een doorslaggevende rol. Delict- en persoonskenmerken De meeste dadertypen onderscheiden zich van de andere dadertypen op grond van kenmerken die meer in de persoon van de geweldpleger liggen, en daardoor (enigszins) stabiel van aard zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld om het hebben van een psychiatrische stoornis of verslaving en het totaalbeeld met betrekking tot iemands sociale status (o.a. opleidingsniveau, werk, inkomen, het al dan niet steeds verder afglijden en algemene verloedering), opvoedingsklimaat of een uitgebreide delictgeschiedenis. Ook delictkenmerken vormen een relevant onderdeel in de beschrijving van een dadertype, maar het soort delicten dat iemand pleegt, lijkt vaak het gevolg te zijn van bepaalde persoonskenmerken. Zo pleegt een verslaafde eerder geweldsdelicten om aan geld te komen voor drugs dan andersom – iemand is niet verslaafd omdat hij geweldsdelicten pleegt om drugs te kunnen kopen. Hoewel de manier waarop persoonskenmerken en (delict)gedrag zich tot elkaar verhouden veel genuanceerder ligt en het ver buiten het bereik van dit onderzoek ligt om uitspraken te doen over het al dan niet bestaan van een causaal verband tussen beiden, lijken delictkenmerken minder leidend te zijn in het bepalen tot welk type dader iemand behoort dan meer stabielere persoonskenmerken. Een aantal dadertypen van Verwey Jonker heeft discriminerende kenmerken die voornamelijk betrekking hebben op het geweldsdelict. Het gaat hier met name om type 1: de machteloze gefrustreerde geweldpleger en type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed en in mindere mate om type 2: het korte lontje. Bij deze types zijn met name de situatie waarin het geweld plaatsvindt en de aanleiding voor het geweldsdelict bepalend bij het herkennen van het type dader. Het gaat hier bijvoorbeeld om de afhankelijkheidsrelatie met het slachtoffer, de uitgaanssituatie en het plotseling uit zijn slof schieten na een terechtwijzing of boete. De nadruk op de aard en aanleiding van het geweldsdelict komt mogelijk voort uit het feit dat de dadertypologie van Verwey Jonker gebaseerd is op steeds één strafdossier per geweldpleger (of op interviews met geweldplegers), waardoor dit ene geweldsdelict meer nadruk heeft gekregen. Sommige geweldplegers plegen echter verschillende soorten geweldsdelicten Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
43
waardoor zij onder meerdere dadertypen geplaatst kunnen worden. Zo is er een geweldpleger die de volgende geweldsdelicten heeft gepleegd: Geweldpleger VPT 14: Een jongen van 17 jaar pleegt een geweldsdelict tijdens het uitgaan, in groepsverband, wanneer hij dronken is en geblowd heeft, en zou op grond hiervan kunnen worden getypeerd als ‘incidentele geweldpleger onder invloed’. Hij wordt echter ook veroordeeld voor mishandeling van een conducteur in de trein, nadat hij een boete heeft gekregen omdat hij geen geldig vervoersbewijs had. Op grond van dit delict zou de jongen gerekend kunnen worden tot type 2: ‘het korte lontje’. Daarnaast is hier ook nog sprake van een jongere die sterk beïnvloed wordt door zijn leeftijdgenoten, wat reden kan zijn om hem te typeren als type 5: beïnvloedbare jongere. Mogelijk zouden aan de dadertypologie van Verwey Jonker een aantal stabielere kenmerken kunnen worden toegevoegd, zodat de nadruk van het type minder ligt op delictkenmerken. De lage frustratiedrempel van het ‘korte lontje’ is hier een voorbeeld van. Dit kenmerk komt ook naar voren in type 3 van Beke: de gewoontegeweldpleger. Dit kenmerk lijkt in de praktijk niet altijd even makkelijk te onderscheiden van ander agressief gedrag. Eergerelateerd geweld Ten slotte is er nog de geweldpleger die een politieagent heeft mishandeld, waarbij mogelijk sprake is van eergerelateerd geweld. Dit voorbeeld lijkt een uitzondering te vormen en doordat er verder geen geweldsdelicten van deze man bekend zijn, is het niet mogelijk hem in te delen. Omdat de onderzoeksgroep relatief klein is, kunnen geen conclusies worden getrokken over hoe vaak dergelijke geweldplegers voorkomen en of hier een apart dadertype aan te koppelen is, maar dit lijkt niet het geval te zijn.
Onderzoeksvraag 2.4: Zijn beide dadertypologieën bruikbaar in de praktijk, zijn er knelpunten? Terugkijkend op de in het voorgaande deel beschreven onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat, zij het met enige beperkingen, een aanzienlijk deel van de geweldplegers te herkennen is in de dadertypen van Verwey Jonker en Beke. Een gedeelte van de geweldplegers wordt echter minder makkelijk herkend, of er waren twijfels bij het herkennen van het best passende type. In dit deel wordt ingegaan op de bruikbaarheid van dadertypologieën. De dadertypologieën zijn besproken met medewerkers uit de praktijk, hun overwegingen met betrekking tot het gebruik ervan worden eerst besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de bruikbaarheid van de dadertypologieën van Verwey Jonker en Beke, ten slotte op de bruikbaarheid van dadertypologieën in het algemeen. Mogelijkheden en beperkingen bij het gebruik van dadertypologieën volgens medewerkers uit de praktijk De dadertypologieën van Verwey Jonker en van Beke zijn voorgelegd aan een aantal medewerkers uit de praktijk. Aan hen is de vraag voorgelegd of de verschillende typen daders herkend worden, en zo ja, of de dadertypologieën gebruikt kunnen worden bij hun werk. Er is gesproken met een parketsecretaris van het Openbaar Ministerie, een behandelcoördinator van Kade 17 (altrecht), een GZ-psycholoog van De Waag, een casusregisseur van de Raad voor de Kinderbescherming en een unitmanager en reclasseringswerker van Reclassering Nederland. Zowel Reclassering, Raad voor de Kinderbescherming, OM en de zorginstellingen (Altrecht en De Waag) zijn terughoudend om individuele geweldplegers in het justitiële proces in te delen in dadertypen. Hoewel zij aangeven de typen daders wel te herkennen, zouden zij niet iedereen willen indelen volgens deze typen. De achtergrondkenmerken van daders, die een belangrijke rol spelen bij het indelen van de dadertypen, worden door de Raad voor de Kinderbescherming en Reclassering op zichzelf meegenomen in de rapportages die zij schrijven. Zij gaan, afhankelijk van de organisatie, uit van een aantal leefgebieden (bijvoorbeeld werk, wonen, gezinssituatie, relatie, opleiding), op grond waarvan zij de Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
44
risicofactoren en beschermende factoren, of problemen die zich voordoen en die mogelijk samenhangen met het delictgedrag, beschrijven. Op deze manier wordt een genuanceerd beeld van de geweldpleger beschreven waarop het strafadvies wordt gebaseerd. Door de medewerker van het OM wordt aansluitend hierop nog aangegeven dat meer kennis van de verschillende dadertypen en kennis over achtergronden van geweldplegers in het algemeen bij zouden kunnen dragen aan het verbeteren van de aanpak van geweldplegers en de mogelijkheden met betrekking tot het inzetten van hulpverlening binnen een strafrechtelijk kader. Dit is deels afhankelijk van de ervaring en kennis van medewerkers. Meer informatie hierover, mogelijk gekoppeld aan een dadertype, wordt als wenselijk ervaren. Het gaat hierbij dus niet om het indelen van iedere individuele geweldpleger in een daderprofiel, maar wel om achtergrondkennis. De medewerkers van Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming geven hierbij aan dat, hoewel de dadertypen wel degelijk herkend worden, dergelijke wetenschappelijke onderzoeken geen directe aansluiting vinden bij hun werk omdat dit te ver van de praktijk af staat. Door de zorginstellingen (Kade 17 en De Waag) wordt ten slotte aangegeven dat in hun optiek de geweldsdelicten erg centraal staan binnen de dadertypologieën van Verwey Jonker en Beke. Bij de behandeling van geweldplegers en andere personen is de psychiatrische stoornis altijd uitgangspunt. Het indelen in dadertypen en hieraan koppelen van interventies is niet altijd wenselijk, omdat voor de juiste behandeling gedetailleerde informatie nodig is en een goede diagnose. In het gesprek met Kade 17 en De Waag is vooral de dadertypologie van Beke aan bod gekomen. Daarover gaven zij aan dat vooral bij geweldplegers van type 3 en 4 meer informatie nodig is over de geestelijke gezondheid van de geweldplegers. In type 3: de gewoontegeweldpleger, worden vooral personen herkend met ADHD en/of een antisociale persoonlijkheidsstoornis, hetgeen overeenkomt met de bevindingen in deel 2.1. De groep geweldplegers die getypeerd kan worden als type 4: de criminele geweldpleger, ofwel de jongere geweldpleger, is zo divers, dat veel meer informatie nodig is voor een conclusie kan worden getrokken over de oorzaken van het gewelddadige gedrag en alvorens een geschikte behandeling kan worden ingezet. Conclusies met betrekking tot het gebruik van de dadertypologieën van Verwey Jonker en Beke Allereerst levert het verzamelen van informatie om tot een indeling in dadertypen te komen veel waardevolle informatie op die gebruikt kan worden bij de aanpak van geweldplegers. De informatie geeft een gedetailleerd beeld van de achtergrond van de geweldpleger en brengt duidelijk in beeld hoe lang iemand al delicten pleegt, welke strafrechtelijke reacties erop gevolgd zijn, welke problemen er op diverse leefgebieden zijn en hoe zowel strafrecht als hulpverlening soms jarenlang tevergeefs proberen iemand op het rechte pad te krijgen. Nadeel is dat het verzamelen en verwerken van deze gedetailleerde informatie om tot een goede beoordeling te komen, erg tijdrovend is en daarom in de uitvoeringspraktijk door tijdsdruk niet realistisch is. Een beperking die bij het gebruik van de dadertypologie van Verwey Jonker naar voren kwam, is dat hun typering gebaseerd is op verschillende soorten kenmerken (persoonskenmerken, sociale context, situationele kenmerken en delictkenmerken). Bij het ene type staan persoonskenmerken meer op de voorgrond, terwijl bij het andere type de situationele en delictkenmerken belangrijker zijn. Wanneer iemand meerdere geweldsdelicten pleegt die verschillend van aard zijn, kom je al snel uit bij één van de dadertypen waar de persoonskenmerken meer op de voorgrond staan, maar lang niet altijd is dan duidelijk welk type dit moet zijn. Het is goed mogelijk dat een andere onderzoeker hierbij andere keuzes zou hebben gemaakt. Het blijkt ook dat juist de meer incidentele geweldplegers (de geweldplegers die niet onder de definitie veelpleger geweld vallen), lastiger in te delen zijn omdat er vaak niet veel informatie beschikbaar is, en de beschrijving van het delict daarmee een prominente plaats inneemt bij het indelen van de dader. Het herkennen van veelplegers geweld ging in het algemeen makkelijker, voor een deel komt dit omdat van veelplegers geweld meer informatie beschikbaar is. De dadertypen van Beke lijken iets beter aan te sluiten bij de onderzoeksgroep (waar het de veelplegers geweld betreft). Een verklaring hiervoor ligt mogelijk in het feit dat de manier waarop informatie
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
45
verzameld is, overeenkomt met de manier waarop de dadertypologie van Beke tot stand is gekomen. De dadertypologie van Verwey Jonker gebaseerd is op analyse van één strafdossier van een geweldsdelict per geweldpleger, interviews met slachtoffers van geweld tegen de publieke taak en interviews met plegers van geweld. De dadertypologie van Beke is daarentegen gebaseerd op vier of vijf strafdossiers van geweldsdelicten en heeft daarmee meer overeenkomsten met de methode waarmee binnen het huidige onderzoek informatie is verzameld (binnen het huidige onderzoek zijn maximaal vijf strafdossiers van geweldsdelicten, informatie uit een registratiesysteem van politie en de klantenkaart van het veiligheidshuis gebruikt, waarin informatie van de verschillende ketenpartners vastgelegd is). Conclusies met betrekking tot het gebruik van dadertypologieën in het algemeen Zoals in de inleiding van dit deel beschreven is, geven dadertypologieën meer duidelijkheid over hoe een daderpopulatie eruit ziet, waarmee ze inzicht kunnen bieden in de oorzaken van geweld en mogelijkheden om geweld te voorkomen. Wanneer dadertypologieën gebruikt worden bij het vormgeven van de persoonsgerichte aanpak van geweldplegers, zullen de individuele geweldplegers geplaatst moeten worden binnen één van de dadertypen van de gebruikte dadertypologie. Hoewel sommige daders goed lijken te passen, zal altijd een aanzienlijk deel van de daders niet direct worden herkend als het schoolvoorbeeld van een bepaald dadertype, en er meer moeite worden gedaan om te bekijken welk type het beste past. In dit laatste, het feit dat gezocht moet worden naar een dadertype dat ‘het beste past’, ligt een belangrijk bezwaar. Door daders in groepjes in te delen, met het doel om het overzichtelijker te maken, gaat ook een hoop waardevolle informatie verloren die juist relevant kan zijn bij het vinden van een passende (justitiële) reactie op het delict en interventie op de persoon, waarop in deel 3 zal worden ingegaan. Dit argument wordt versterkt door het gegeven dat de diverse dadertypologieën die in de literatuur te vinden zijn, geen consistent beeld laten zien. Veel onderzoeken naar dadertypologieën zijn verkennend van aard, en de uitkomsten lijken afhankelijk te zijn van het soort geweld dat bekeken is en de informatie die is gebruikt om tot de typologie te komen. Wanneer verschillende dadertypologieën naast elkaar gelegd worden, vinden we onder de verschillende dadertypologieën dadertypen die vrijwel identiek zijn, dadertypen die overeenkomsten vertonen maar niet gelijk zijn, en dadertypen die vrijwel geen gelijkenis vertonen met de andere dadertypen. Hieruit blijkt dat het tot nu toe niet gelukt is die kenmerken te pakken te krijgen, waarop geweldplegers wezenlijk van elkaar verschillen en de vraag is ook in hoeverre dit mogelijk is. De bruikbaarheid van dadertypologieën lijkt daarmee voornamelijk te liggen in het kenniselement. Zowel onderzoekers, beleidsmakers als mensen uit de praktijk die over het algemeen minder zicht hebben op de achtergronden van geweldplegers, kunnen gebaat zijn bij meer inzicht in deze achtergronden. Een beschrijving van een groep geweldplegers aan de hand van een dadertypologie geeft een gedifferentieerder beeld van de verscheidenheid aan achtergrondkenmerken dan een beschrijving van de groep geweldplegers als geheel en biedt daarom meer aanknopingspunten voor het ontwikkelen van beleid. Daarnaast biedt het handvatten voor organisaties met publieke taken, om hun interne beleid af te stemmen op de typen geweldplegers waarmee hun werknemers te maken kunnen krijgen. Ook voor hen kan meer inzicht in de achtergronden van daders zeer waardevol zijn.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
46
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Deel 3: Een mogelijke koppeling leggen tussen dadertypen en interventies Zowel in het onderzoek van Verwey Jonker als Beke worden aanbevelingen gedaan voor het voorkomen van (herhaling van) geweld dat gepleegd wordt door de verschillende dadertypen die zij onderscheiden. Het onderzoek van Verwey Jonker richt zich voornamelijk op interventies die vanuit de publieke organisaties zelf ingevoerd kunnen worden (bijvoorbeeld cursussen voor medewerkers in het omgaan met agressie). Onderzoeksbureau Beke doet in hun onderzoek naar veelplegers geweld aanbevelingen voor interventies gericht op de geweldpleger die vanuit de justitiële keten en vanuit zorg- en hulpverlening kunnen worden ingezet. Een van de oorspronkelijke doelstellingen binnen dit deel van het onderzoek was om te onderzoeken of de dadertypologieën aanknopingspunten bieden om passende interventies in te zetten. Dit zou indicaties moeten opleveren voor een betere matching tussen daderprofielen van geweldplegers en interventies om deze geweldspatronen te doorbreken. Omdat in deel 2 geconcludeerd is dat het direct koppelen van dadertypen aan individuele geweldplegers vrij veel beperkingen met zich meebrengt, wordt in dit gedeelte voornamelijk gekeken naar de strafrechtelijke reacties en interventies die volgen op de geweldsdelicten die gepleegd zijn door de geweldplegers uit deel 2 van dit onderzoek. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende dadertypen. Ten slotte wordt in beeld gebracht op welke punten verbeteringen mogelijk zijn bij het succesvol inzetten van de juiste interventies voor een specifieke geweldpleger. Omdat dit samenwerking van diverse partijen vereist, wordt daarbij ook aangegeven welke rol het Veiligheidshuis hierbij zou kunnen spelen. In dit gedeelte worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: Onderzoeksvraag 3.1: Welke afdoeningen volgen op een veroordeling voor geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 3.2: Welke verbeteringen zijn er mogelijk in de ketenaanpak van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Onderzoeksvraag 3.3: Welke rol zou het Veiligheidshuis hierbij kunnen spelen?
Onderzoeksvraag 3.1: Welke afdoeningen volgen op een veroordeling voor geweld tegen werknemers met een publieke taak? Aan de hand van de strafdossiers van de GTPA- en VPT-delicten gepleegd door de 30 26 geweldplegers uit deel 2 van dit onderzoek , is onderzocht welke straffen worden opgelegd voor geweldsdelicten GTPA en VPT. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen het onvoorwaardelijke strafdeel en het voorwaardelijke strafdeel. Het voorwaardelijke strafdeel dient als 'stok achter de deur' om de dader te bewegen zijn gedrag te veranderen. De voorwaardelijke straf kan alsnog ten uitvoer worden gelegd wanneer de veroordeelde recidiveert (over het algemeen geldt hiervoor een proeftijd van twee jaar), of wanneer bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en men zich hier niet aan houdt. Onvoorwaardelijk strafdeel Wanneer de afdoeningen worden bekeken die volgen op de GTPA- of VPT-delicten die gepleegd zijn door de 30 geweldplegers, valt op dat vrijwel alleen werkstraffen (14 keer), 26
Er is hierbij alleen gekeken naar de GTPA- en VPT-delicten gepleegd in 2011.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
47
geldboetes (8 keer) en gevangenisstraf (8 keer) worden opgelegd. Een enkele keer wordt een schadevergoeding opgelegd (5 keer), één keer is een ontzegging van de rijbevoegdheid 27 opgelegd en 3 keer is géén onvoorwaardelijke straf opgelegd . Dit is overeenkomstig met de bevindingen van het onderzoek van Verwey Jonker. De hoogtes van de werkstraffen variëren, als gekeken wordt naar het onvoorwaardelijke deel, van 10 tot 140 uur, gemiddeld zijn onvoorwaardelijke werkstraffen opgelegd van 47 uur. De onvoorwaardelijke geldboetes variëren van €200,00 tot €650,00 (gemiddeld €363,00) en de onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd voor de duur van 7 dagen tot 10 maanden, met een gemiddelde duur van 3 maanden. Voorwaardelijke straf In 17 strafzaken GTPA of VPT is ook een voorwaardelijke straf opgelegd. Het gaat hier meestal om een werkstraf (6 keer) of gevangenisstraf (9 keer) die (deels) voorwaardelijk wordt opgelegd. Voorwaardelijke werkstraffen hebben een gemiddelde duur van 22 uur, voorwaardelijke gevangenisstraffen 38 dagen, variërend van 7 dagen tot 5 maanden. Bijzondere voorwaarden In slechts zes van de 17 gevallen waarin een voorwaardelijke straf is opgelegd, zijn hieraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. De bijzondere voorwaarden worden vrijwel alleen opgelegd aan de minderjarigen: slechts één jongvolwassen geweldpleger heeft een reclasseringstoezicht gekregen. Bij tien (jong)volwassenen zijn aan de voorwaardelijke straf dus geen bijzondere voorwaarden gesteld. Dit geldt ook voor één minderjarige, maar voor deze jongere liep al een jeugdreclasseringstoezicht. Dit is opmerkelijk, gezien de mogelijkheden die er zijn om binnen een strafrechtelijk kader, (een reclasseringsmaatregel of bijzondere voorwaarden) interventies op te leggen die bij kunnen dragen aan het verminderen van recidive.
Onderzoeksvraag 3.2: Welke verbeteringen zijn er mogelijk in de ketenaanpak van plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak? Zoals uit de vorige paragraaf duidelijk wordt, is er weinig variatie in de afdoeningen die volgen op een geweldsdelict, met name als het gaat om (jong)volwassenen. Er zijn echter diverse interventies beschikbaar die direct of indirect gericht zijn op het voorkomen van recidive en binnen of in combinatie met een strafrechtelijk kader ingezet kunnen worden. Zo doet Beke op basis van hun dadertypering suggesties voor mogelijk effectieve interventies en hulpverlening bij de aanpak van veelplegers geweld, per dadertype. In afbeelding 1 op pagina 50 is dit schematisch weergegeven. Er zijn de afgelopen jaren meerdere initiatieven geweest om het gebruik van bijzondere voorwaarden te vergroten. Zo heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de Dadergerichte Aanpak Geweld een menukaart bijzondere voorwaarden opgesteld die kunnen worden ingezet bij geweldplegers. Deze menukaart is terug te vinden in afbeelding 2 op pagina 51. De door het Ministerie van Veiligheid en Justitie ingestelde Erkenningscommissie Gedragsinterventies heeft het beoordelen van interventies op effectiviteit tot taak. Zij hebben een aantal interventies beoordeeld die bewezen effectief zouden zijn in het verminderen van recidive van geweld en agressie. Zo is de ART Wiltshire-Nederland training (Agressie Regulatie Training) gericht op het bereiken van een substantiële afname van het risico op recidive van geweldsdelicten bij volwassen justitiabelen met een patroon van reactieve, interpersoonlijke agressieve delicten. De training Agressieregulatie op maat is gericht op jongeren van 16 tot 21 jaar met forse agressieproblematiek die reactieve en/of proactieve agressie vertonen en wordt gegeven in een intramural setting. De meeste erkende
27
Omdat binnen één vonnis meerdere straffen kunnen worden opgelegd, is het totaal aantal afdoeningen hoger dan het aantal geweldplegers. Daarnaast is één geweldpleger 5 keer veroordeeld voor 5 GTPA-delicten.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
48
Afbeelding 1: Mogelijke interventies een strafrechtelijke maatregelen voor de persoonsgerichte aanpak van veelplegers geweld (Beke, 2005).
Type 1 Verslaafde geweldplegers
- ISD (plaatsing in Inrichting voor Stelselmatige Daders) met programma voor verslaving - Opname in verslavingskliniek (residentieel) - Detentie (> 9 maanden) als afkickmogelijkheid - Dagopvangmogelijkheden voor verslaafden - Dagbestedingprojecten voor verslaafden
Type 2 Psychisch onberekenbare geweldplegers
- Opzet van een volgsysteem vanuit psychiatrische zorg (met aandacht voor vroegtijdige signalering) - Aanstellen zorgmanager - Periodieke controle persoonlijk functioneren door gemeente + plan van aanpak (huisvesting, schuldsanering, werk/dagbesteding, etc) - Psychiatrische behandeling (ambulant of residentieel) opgelegd als bijzondere voorwaarde door rechter - Gecontroleerd medicijngebruik
Type 3 “Gewoonte” geweldplegers
- Traceren adres + persoonsgegevens geweldpleger (GBA check) + terugkoppeling wijkagent/-team + monitoren (zichtbaar) - Controle wijkagent (meldplicht) huiselijk geweld - Ambulant aanbod van behandeling/trainingen (bijvoorbeeld sociale vaardigheden, werk&scholing, agressieregulatie) - Opvang in verslavingskliniek (ambulant) (alcoholverslaving) - Gebiedsverbod - Meldplicht / elektronisch toezicht
Type 4 Criminele geweldplegers
- In beeld brengen jeugdgroepen (shortlist methodiek) - Identiteitscontroles + traceren woonadres + persoonsgegevens wijkagent/-team + monitoren (zichtbaar) - ITB harde kern - PIJ maatregel (minderjarigen) - Ambulant aanbod van behandeling/trainingen (bijvoorbeeld sociale vaardigheden, werk&scholing, agressieregulatie) - Werk en scholingstrajecten inclusief bredere dagbestedingprojecten (vanuit gemeente) - Meldplicht / elektronisch toezicht
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
49
Afbeelding 2: Menukaart bijzondere voorwaarden (Ministerie van Justitie, 2005).
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
50
gedragsinterventies zijn niet direct gericht zijn op het voorkomen van agressie of geweld, maar kunnen doordat zij gericht zijn op bepaalde risicofactoren, de kans op geweld verkleinen. Een voorbeeld hiervan is de Leefstijlstraining voor verslaafde justiabelen. Ten slotte is in Utrecht de Handreiking geweld opgesteld naar aanleiding van de Dadergerichte Aanpak Geweld in deze regio. Hierin zijn diverse mogelijkheden omschreven die in de regio Utrecht toepasbaar zijn. Het gaat hier onder andere om de hierboven genoemde erkende gedragsinterventies, de menukaart bijzondere voorwaarden voor geweldplegers en de interventies die Beke suggereert voor de verschillende dadertypen. Hierbij is uitgegaan van de interventies die in de regio Utrecht beschikbaar zijn. Bij het inzetten van dergelijke interventies binnen een strafrechtelijk kader, zijn diverse partijen betrokken. Allereerst is het belangrijk dat het Openbaar Ministerie een rapportage aanvraagt om meer informatie over de verdachte te verkrijgen. Deze rapportages worden opgemaakt door de reclassering of Raad voor de Kinderbescherming en zij geven op grond van deze informatie, het delict en de justitiële documentatie een strafadvies. Dit stafadvies wordt door de officier van justitie meegenomen in de strafeis en de rechter kan er rekening mee houden bij het vonnis, maar zij kunnen het advies ook naast zich neerleggen. Er zijn dus diverse stappen in het strafproces waarin beslissingen worden genomen over hoe een (gewelds)delict wordt afgedaan. Verschillende onderdelen van het strafproces worden hieronder beschreven, waarbij voorbeelden worden gegeven uit de onderzoeksgroep en zal worden ingegaan op de verbeteringen die er mogelijk zijn. Het aanvragen van een reclasseringsrapportage Wanneer iemand een geweldsdelict pleegt, kan een geldboete of werkstraf een passende straf zijn. Zoals in deel 2 te lezen is, is er een groot aantal geweldplegers waarbij het niet bij één geweldsdelict blijft. Omdat er verschillende oorzaken ten grondslag kunnen liggen aan het agressieve of gewelddadige gedrag, kunnen interventies ingezet worden die specifiek gericht zijn op de aanpak van geweld of andere problemen aanpakken die het problematische gedrag veroorzaken. Een (deels) voorwaardelijke straf vormt dan een stok achter de deur om de afspraken m.b.t. de interventie na te komen. Om een beter beeld te krijgen van de mogelijkheden die er op dit gebied zijn, moet, indien het om volwassen verdachten gaat, een reclasseringsrapportage worden aangevraagd. Reclassering formuleert op basis van gesprekken met de verdachte en andere informanten een advies voor de strafrechtelijke afdoening van het (gewelds)delict of de (voorwaardelijke) schorsing van de voorlopige hechtenis. Omdat informatie over diverse leefgebieden wordt verzameld (o.a. dagbesteding, inkomen, (geestelijke) gezondheid, wonen), kan beter in beeld worden gebracht op welke gebieden er problemen zijn en of deze verband houden met het geweldsdelict (en eventueel ander delict gedrag). De individuele beoordelaar (parketsecretaris), officier van Justitie of Rechter Commissaris neemt naar eigen inzicht de beslissing om een rapportage aan te vragen. In de praktijk blijkt dat dit lang niet altijd gebeurt. Voor de GTPA- en VPT-delicten die gepleegd zijn door de 30 geweldplegers die in het voorgaande deel zijn geanalyseerd, is 12 keer een rapportage opgevraagd en ook opgeleverd. Vijf keer gaat het om een rapportage voor een minderjarige, vier keer om een rapportage voor een jongvolwassene en drie keer is een rapportage opgevraagd voor een volwassen geweldpleger. In twee gevallen is het verzoek door reclassering retour gezonden, omdat de verdachte weigerde mee te werken aan de rapportage. Voor 15 geweldplegers (vrijwel allemaal volwassenen) is dus geen rapportage opgevraagd, en is zes van deze gevallen bleek er op basis van de binnen dit onderzoek verzamelde gegevens aanzienlijke reden om dit wel te doen. Een verklaring voor het niet opvragen van een rapportage kan zijn dat het delict op zichzelf niet genoeg aanleiding geeft om een rapportage aan te vragen, bijvoorbeeld omdat het niet ernstig genoeg is, waaruit het belang blijkt om altijd oog te hebben voor de delictgeschiedenis. De situatie van de volgende geweldpleger is daar een voorbeeld van:
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
51
Geweldpleger VPT 1. Deze 44 jarige man is veroordeeld voor het beledigen van een parkeerwachter. De man is in hoger beroep gegaan, er is in eerste instantie een geldboete van 250,00 opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand (tevens voor een eerder gepleegde mishandeling), proeftijd 2 jaar, zonder toezicht. Er is geen rapportage opgevraagd, ondanks het (zeer) uitgebreide strafblad en het feit dat de man in de afgelopen acht jaar drie keer gedagvaard is voor mishandelingen. Opmerkelijk is dat de man een scala e e aan vermogensdelicten zonder geweld pleegt van zijn 17 tot 36 levensjaar, daarna pleegt hij enkel nog regelmatig geweldsincidenten. De geweldpleger geeft in een ander proces verbaal aan ernstige AHDH te hebben en een verleden van cocaïne-verslaving, en sinds een aantal jaar zijn leven weer op de rit hebben. Mogelijk ligt bij het laatste gegeven een oorzaak van het probleem: de man heeft duidelijk zijn agressie niet onder controle en reageert zeer agressief en impulsief. Mogelijk heeft cocaïne lange tijd een dempend effect heeft gehad op het gedrag van deze man (cocaïne heeft vaak een rustgevend effect op mensen met ADHD). Omdat geen rapportages zijn opgevraagd voor deze man, is niet bekend dat de man ADHD heeft en of hij hiervoor in behandeling is, medicatie gebruikt of juist niet. Een gemiste kans, aangezien het mogelijk is dat dit een gunstig effect zou hebben op het agressieve gedrag. Aandacht voor geweld en agressie in de rapportages Uit het in 2011 verrichte onderzoek naar de Dadergerichte aanpak geweld is gebleken dat in veel van de rapportages die worden opgemaakt naar aanleiding van een geweldsdelict, geen expliciete aandacht word besteed aan de agressie- of geweldsproblematiek. Om deze reden is ook in het huidige onderzoek nagegaan of in de aangevraagde rapportages de geweldsproblematiek expliciet besproken werd. Vijf rapportages zijn opgemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming. In de rapportages van de Raad wordt altijd (dit is een vast onderdeel van de rapportage) het delict besproken. Indien er sprake was van een geweldsdelict wordt besproken wat externe en interne aanleidingen van het delict waren (situaties en gebeurtenissen versus gedachten en gevoelens). Tevens wordt het risico op recidive in het algemeen en het risico op recidive van geweld tegen personen weergegeven en worden risico- en beschermingsfactoren in beeld gebracht, waar agressie een onderdeel van uitmaakt. In één van de rapportages worden daarnaast nog expliciet de zorgen om het agressieve gedrag van de jongere besproken, in andere rapportages wordt juist meer aandacht besteed aan andere factoren die met het delictgedrag verband houden. Op grond hiervan wordt het strafadvies bepaald. In drie van de vijf rapportages van de reclasseringsorganisaties kwam het geweld specifiek aan de orde. Ofwel wordt vermeld dat het delictgedrag met name geweldsdelicten betreft, is de aanleiding van het geweld met de geweldpleger besproken of wordt de samenhang met een psychiatrisch ziektebeeld besproken. In twee gevallen wordt het agressieve gedrag in zijn geheel niet genoemd terwijl dit wel op zijn plek zou zijn. In beide gevallen is alleen uitgegaan van de genoemde leefgebieden die standaard worden beschreven in de rapportages. Ook in het geval van geweldpleger GTPA 14, die in de afgelopen jaar 13 keer voor een geweldsdelict is veroordeeld, wordt met name gesproken over de samenhang tussen alcoholgebruik en delictgedrag. Ook in de twee rapportages die retour zijn gezonden wordt de delictgeschiedenis met betrekking tot geweldsdelicten (in beide gevallen gaat het om veelplegers geweld) niet vermeld, terwijl dit toch een punt van aandacht had kunnen zijn, waar de verdachte niet voor gesproken hoeft te worden. Op grond van bovenstaande bevindingen lijkt het raadzaam agressie of geweld standaard en expliciet op te nemen in de rapportages, ofwel binnen een van de leefgebieden, ofwel als apart leefgebied. Op deze manier is het niet meer afhankelijk van de individuele rapporteur of het onderwerp besproken wordt. Indien andere factoren van doorslaggevend(er) belang zijn, kan dit ook aangegeven worden. Verdachten die niet mee willen werken aan een rapportage Niet alle geweldplegers willen meewerken aan een reclasseringsrapportage. In dat geval kan de reclassering het rapportageverzoek retour zenden aan het Openbaar Ministerie en ligt het
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
52
voor de hand dat het delict alsnog wordt afgedaan met een werkstraf, gevangenisstraf of geldboete. Op deze manier kan een geweldpleger jaren achter elkaar doorgaan met het plegen van geweldsdelicten, zonder dat er een structurele aanpak wordt ingezet gericht op het gewelddadige gedrag, en ook niet duidelijk wordt wat de achterliggende problematiek is. Reclassering kan in dat geval een rapportage opmaken zonder medewerking van de verdachte. De rapportage kan dan gebaseerd worden op een recent uitgevoerde Risc of Quickscan (instrumenten die reclassering gebruikt om risico's in te schatten), een reclasseringstoezicht of werkstraf, Pro Justitia rapportage of gedragskundig rapport of informatie uit andere professionele instanties zoals bijvoorbeeld het Veiligheidshuis. Voorwaarde is wel dat deze informatie niet ouders is dan een jaar. Juist van die verdachten in de onderzoeksgroep die structureel iedere medewerking weigeren, zijn geen recente rapportages aanwezig, omdat zij immers weigeren met deze instanties in gesprek te gaan. Hiermee vervalt dus de mogelijkheid om alsnog een rapportage op te stellen. De gedetailleerde informatie die in het huidge onderzoek op grond van strafdossiers, oudere rapportages en processen verbaal is verzameld, geeft echter een veel beter beeld van de verdachte, dan wanneer deze informatie geheel achterwege was gelaten. Het lijkt dan ook raadzaam om de voorwaarden voor het rapporteren zonder medewerking van de verdachte nog eens nader te beschouwen. Soms is oudere informatie beschikbaar, die wellicht niet meer up to date is, maar een goed beeld geeft van de geschiedenis van de verdachte. De omstandigheden waarin iemand opgroeide veranderen niet naarmate iemand ouder wordt en eventuele diagnoses die in het verleden zijn gesteld mogen weliswaar geen uitgangspunt vormen voor het huidige strafadvies, maar geven wel een beeld van het verleden van de persoon en kunnen daarmee inzicht bieden in het huidige gedrag. Ook processen verbaal van eerdere veroordelingen kunnen bijdragen aan de beeldvorming over een verdachte. Juist in die gevallen waar een verdachte niet bereid is tot enige medewerking, maar structureel gewelddadig gedrag laat zien, zouden de mogelijkheden voor bijvoorbeeld langdurige elektronische controle en/of urinecontrole onderzocht kunnen worden. Indien de voorwaardelijke straf die daar tegenover staat, hoog genoeg is, biedt dit wellicht een stap in de goede richting om alsnog een reclasseringscontact op te bouwen. Ten slotte is er nog de mogelijkheid van gedwongen observatie, op basis waarvan alsnog een rapportage kan worden geschreven en een strafadvies wordt opgesteld. Dat dergelijke mogelijkheden pas zeer laat worden overwogen, laat het volgende voorbeeld zien: Geweldpleger GTPA 1: Deze man van 42 jaar is in één jaar (2011) veroordeeld voor 3 bedreigingen en 2 beledigingen tegen politie. De man krijgt voor deze delicten telkens een gevangenisstraf opgelegd, variërend van één week tot 2 maanden, in één geval is ook een schadevergoeding opgelegd en voor één van de beledigingen is de man schuldig verklaard zonder oplegging van een straf. Er zijn geen reclasseringsrapportages opgevraagd. Deze man is in totaal voor minimaal 32 geweldsdelicten veroordeeld, daarnaast 9 keer voor belediging, 8 keer voor schending van het openbaar gezag en een aantal vermogensdelicten, rijden onder invloed en zedendelicten. In de laatste 20 jaar zijn vrijwel alle feiten afgedaan met een gevangenisstraf, variërend van een paar dagen tot een paar maanden, af en toe afgewisseld met een schadevergoeding of geldboete. De man weigert ook maar ergens aan mee te werken en lijkt, meestal onder invloed van alcohol, confrontaties met diverse personen op te zoeken om zijn agressie af te reageren. Wanneer hij vervolgens wordt aangehouden leeft hij zijn agressie verder uit op politie. In de meeste verhoren weigert hij een verklaring af te leggen, zegt zich niks te herinneren vanwege dronkenschap, of ontkent simpelweg iets gedaan te hebben en geeft verder af op de Nederlandse samenleving. In 2008 en 2009 zijn reclasseringsrapportages aangevraagd, hij geeft dan via de bewaarder van de Penitentiaire inrichting aan geen gesprek te willen. Daar blijft het vervolgens bij. De man is besproken in het Veiligheidshuis, in 2009 vanwege huiselijk geweld, in 2011 en 2012 omdat hij veelpleger is. Daarin is uiteindelijk (in 2012) aangedrongen op voorgeleiding en rapportage bij een volgend feit, met aandacht voor alcoholproblematiek en een NIFP consult i.v.m. alcohol, agressie en zedenproblematiek. Enkele maanden later pleegt de man weer een delict en is hij voorgeleid, maar wordt een persoonlijkheidsonderzoek
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
53
en rapportage door het NIFP niet gehonoreerd door de Rechter Commissaris, omdat de verdachte te kennen geeft nergens aan mee te zullen werken. Verhoogde strafeis Het Openbaar Ministerie heeft in hun richtlijnen met betrekking tot de strafeis opgenomen dat bij geweld tegen werknemers met een publieke taak een hogere straf geëist wordt. Het gaat hier om een verhoging met 200%. In deel 2 kwam al naar voren dat in de praktijk niet altijd duidelijk wordt onderscheiden welke functies tot de publieke sectoren worden gerekend en dat ook overige personen die tijdens hun werk slachtoffer worden van een geweldsdelict op een verhoogde strafeis voor de dader kunnen rekenen. Uit een kleine enquête die door zes officieren van Justitie is beantwoord, blijkt dat de strafeis door rechters zelden wordt overgenomen en dat ook een aantal officieren van mening is dat de verhoging te fors is ingezet (dit wil niet zeggen dat zij de strafeis niet volgens de richtlijn verhogen). Er zijn dus nog wat stappen te gaan als het gaat om het daadwerkelijk opleggen van zwaardere straffen aan plegers van geweld tegen de publieke taak. Mogelijk moeten de richtlijnen die het OM hanteert worden herzien zodat een realistischer straf wordt geëist, en is extra aandacht nodig om de Rechtbank te overtuigen van de ernst van geweld tegen de publieke taak en de noodzaak om in deze gevallen zwaarder te straffen. De hoogte van de voorwaardelijke straf Een voorwaardelijke straf kan een stok achter de deur zijn om mee te werken aan het reclasseringstoezicht. Wanneer iemand niet meewerkt, wordt het toezicht terug gemeld en kan alsnog het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer worden gelegd (hetzelfde geldt wanneer iemand recidiveert). Het voorwaardelijke strafdeel zou dan wel hoog genoeg moeten zijn om enig tegenwicht te bieden aan de moeite die het kost om de afspraken met reclassering na te komen. In het volgende voorbeeld een geweldpleger die niet bereid is mee te werken aan het toezicht, waarna bij volgende delicten, ondanks het advies van de reclassering, geen bijzondere voorwaarden meer worden opgelegd. De vraag is echter of een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur een goede stok achter de deur vormde om mee te werken aan een twee jaar durend reclasseringstoezicht: Geweldpleger GTPA 12: Een uitgebreide geschiedenis van deze geweldpleger: Een half jaar voor het GTPA- delict is een rapportage door de Raad opgemaakt t.b.v. een eerdere strafzaak inzake leerplicht en een poging tot diefstal. Voor deze rapportage is o.a. gesproken met een psycholoog die enige tijd geleden vanuit school psychologisch onderzoek heeft verricht n.a.v. zorgen om het gedrag van de jongen. Omdat de kenmerken passen bij het profiel van een non-verbale leerstoornis of autisme spectrum stoornis, wordt verdere diagnostiek geadviseerd. De jongen heeft moeite met het interpreteren van sociale situaties en een beperkt inzicht in anderen. Hij onttrekt zich steeds meer aan het gezinsleven en leeft steeds meer op straat, waar hij negatieve jongeren opzoekt. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat en verdachte staat niet open voor hulpverlening. Daarom adviseert de Raad een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering (ITBCriem), ook als dit inhoudt diagnostiek en/of behandeling bij Kade 17 of een dergelijke instelling. Dit advies is door de rechter gevolgd en er is een werkstraf van 80 uur opgelegd, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. Vier maanden na de zitting wordt de geweldpleger opgepakt voor het GTPA-delict (stenen gooien naar politie) en is er dus sprake van recidive. Het reclasseringstoezicht is ook terug gemeld omdat hij zich niet aan de afspraken hield. Hij is inmiddels 18 geworden dus wordt een reclasseringsrapportage opgevraagd bij Reclassering Nederland. Omdat de verdachte niet mee wil werken, wordt een advies geschreven op basis van eerder documentatie, de klantenkaart van de geweldpleger (Veiligheidshuis) en informatie van de toezichthouder van Bureau Jeugdzorg. Reclassering heeft het beeld van een man die dreigt af te glijden of aan het afglijden is en wil de mogelijkheden van elektronische controle onderzoeken en indien verdachte wil meewerken, dienen de vermoedens van psychische problematiek verder te worden
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
54
onderzocht. Een volgende aanvraag voor een reclasseringsrapport wordt retour gezonden omdat verdachte niet wil meewerken. Gezien de niet coöperatieve houding van de geweldpleger acht de Rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden niet zinvol. Zij nemen de onwil van de jongen om mee te werken aan reclasseringsbegeleiding mee in de op te leggen strafsanctie en leggen een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 2 voorwaardelijk. De geweldpleger gaat in hoger beroep en pleegt drie maanden na de eerste zitting (dit is zes maanden na het eerste delict GTPA, het hoger beroep heeft nog niet gediend) weer een delict GTPA, dit keer bedreigt hij een agent die hem aanspreekt omdat verdachte hem in zijn vrije tijd samen met een groep jongens in het winkelcentrum heeft nageroepen. Tevens wordt hij gedagvaard voor wapenbezit. Ook dit keer wordt een reclasseringsrapportage opgevraagd, maar is de geweldpleger zonder tegenbericht niet op de gesprekken verschenen. Er wordt een rapportage opgesteld op basis van o.a. gesprekken met de wijkagent en Bureau Jeugdzorg en beschikbare documentatie. Het recidive risico wordt ingeschat als hoog. Hoewel de ontvankelijkheid voor behandeling en begeleiding wordt ingeschat als laag, adviseert Reclassering Nederland een meldingsgebod en behandelverplichting, omdat het criminele gedrag mogelijk samenhangt met psychische problemen. De officier vordert een gevangenisstraf van zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de hij zich gedraagt naar de aanwijzingen van reclassering; zich houdt aan een huisarrest geldend van 8.00-19.00 uur; zich meldt wanneer en hoe vaak de reclassering dit nodig acht; zal meewerken aan het vinden van dagbesteding en geen contact zal hebben met andere leden van de jeugdgroep waartoe de jongen wordt gerekend. De rechter veroordeeld hem tot 5 weken gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. De geweldpleger gaat weer in hoger beroep. Weer vier maanden later wordt de geweldpleger opnieuw aangehouden voor het plegen van een GTPA-delict: bedreiging, belediging, opruiing en openbare orde. Hij heeft samen met een groep van zo’n 50 andere jongens 3 agenten bedreigt en toegeschreeuwd die op dat moment een verdachte aanhielden en spoorde de groep hierin aan. De jongen is op het moment van schrijven voor dit delict gedagvaard. Hoger beroep Zoals uit bovenstaande casusbeschrijving is op te maken, gaat een aantal geweldplegers in hoger beroep tegen hun veroordeling. Van de GTPA -verdachten zijn 7 geweldplegers in hoger beroep gegaan, ofwel 47%, van de VPT-verdachten zijn dat er 3, ofwel 20%. Omdat de behandeling van een hoger beroep soms één tot drie jaar kan duren, levert dit uitstel van de opgelegde straf op. Naar schatting wordt in 10-13% van de lichte standaard zaken hoger beroep ingesteld (Kamerstukken 29279-132, 2012) waarmee het aantal hoger beroepen onder de GTPA- en VPT-geweldplegers een stuk hoger ligt. Versnelling van het hoger beroep maakt onderdeel uit van het actieprogramma ‘Sneller recht doen, sneller straffen’ van het ministerie van Veiligheid en Justitie, maar komt in de praktijk nog lang niet altijd tot stand. Bescherming van de maatschappij Ten slotte een voorbeeld van de lange geschiedenis van geweldsdelicten die vooraf gaat tot het moment dat er wél een reclasseringsrapportage wordt aangevraagd en behandeling expliciet wordt opgenomen in het vonnis:
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
55
Geweldpleger GTPA 14. Een man van 48 jaar is ingereden op een agent terwijl hij dronken achter het stuur zat en is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en bedreiging. Er is 10 maanden gevangenisstraf opgelegd waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek om zich te laten behandelen voor zijn ADHD en alcoholproblematiek en zal meewerken aan begeleiding van stadsgeldbeheer. Centrum Maliebaan houdt toezicht op het naleven ervan, de proeftijd is 3 jaar. Deze man is voor 10 geweldsdelicten veroordeeld in de afgelopen 10 jaar, in totaal voor 17 geweldsdelicten en er zijn nog 3 openstaande geweldszaken. Meerdere delicten betreffen geweldsdelicten GTPA, waaronder een poging doodslag en zware mishandeling. Verder is hij veroordeeld voor minstens 15 verkeersdelicten, voornamelijk rijden onder invloed, rijden zonder geldig rijbewijs en verlaten plaats van ongeval. Er is een enkel vermogensdelict terug te vinden. Opvallend is dat de verplichte behandeling voor ADHD en alcoholproblematiek en schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarden letterlijk in het vonnis worden opgenomen, maar dat dit gebeurt terwijl de geweldpleger al veelvuldig is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten en je je af zou kunnen vragen of de bescherming van de maatschappij of meer specifiek de weggebruikers inmiddels niet meer prioriteit zou verdienen. De man gaat keer op keer tijdens zijn proeftijd opnieuw de fout in voor hetzelfde delict en het is verbazingwekkend te noemen dat voor de eerdere aanrijding met politie (de man rijd in 2010 dronken op een politievoertuig in) pas een rapportage is aangevraagd. Ook na het bovenstaande vonnis is de man opnieuw gerecidiveerd en zijn wederom dezelfde bijzondere voorwaarden in het vonnis opgenomen. Waar het aanbod van interventies en behandelingen voor geweldplegers ruim is, zijn er niet altijd mogelijkheden om de maatschappij te beschermen tegen personen die keer op keer de fout in gaan en daarbij anderen en zichzelf in gevaar brengen. Structureel ingrijpen in dergelijke gevallen zou meer aandacht moeten krijgen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan maatregelen als de ISD-maatregel, maar dan gericht op plegers van geweld. Om die groep geweldplegers in beeld te krijgen die de maatschappij zwaar belast, zou bijvoorbeeld uitgegaan kunnen worden van de definitie voor veelplegers geweld die Beke hanteert. Kwaliteitsverbetering De bevinding dat niet altijd wanneer dit relevant is een reclasseringsrapportage wordt opgevraagd, het frequent gewelddadige gedrag niet altijd wordt vermeld in de reclasseringsrapportage, of weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om bijzondere voorwaarden op te leggen, kan voor een deel verklaard worden uit het feit dat dit afhankelijk is van de keuzes die individuele medewerkers in het strafproces maken. Om hier verbetering in aan te brengen, zouden richtlijnen kunnen worden opgesteld, en waar deze richtlijnen er al zijn, meer worden ingezet op de naleving ervan. Door meer te investeren in de verbetering van de kwaliteit van de werkprocessen door bijvoorbeeld steekproefsgewijs in beeld te brengen welke keuzes medewerkers maken, kan beter gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die er zijn.
Onderzoeksvraag 3.3: Welke rol zou het Veiligheidshuis hierbij kunnen spelen? Op grond van de bevindingen die in deel 3 tot nu toe beschreven zijn, kan worden gesteld dat er veel mogelijkheden zijn voor interventies voor geweldplegers, maar dat deze onvoldoende worden toegepast. Vrijwel altijd worden enkel werkstraffen, geldboetes en gevangenisstraffen opgelegd en in een aantal gevallen ook een schadevergoeding. De mogelijkheden die er zijn om andere straffen op te leggen, worden onvoldoende benut, ondanks de aandacht die er is voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. Hoewel een kanttekening bij deze bevindingen is dat er gekeken is naar strafzaken uit 2011, en de aandacht voor de extra inzet van bijvoorbeeld bijzondere voorwaarden tijd nodig heeft en het gebruik ervan inmiddels wellicht meer ingebed is. In dit deel worden eerst op grond van de bevindingen in dit hoofdstuk aanbevelingen geformuleerd ter verbetering van de aanpak van geweldplegers.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
56
Vervolgens wordt beschreven hoe het Veiligheidshuis een rol zou kunnen spelen bij de verbetering van de ketenaanpak van geweldplegers en wordt eveneens ingegaan op andere relevante ontwikkelingen binnen de justitiële ketenpartners. Aanbevelingen ter verbetering van de ketenaanpak van plegers van geweld tegen de publieke taak 1. Er is meer aandacht nodig voor het aanvragen van reclasseringsrapportages bij geweldsdelicten. In lang niet alle gevallen wordt een rapportage aangevraagd terwijl de omstandigheden hier wel om vroegen. 2. Er zou expliciete aandacht besteed moeten worden aan geweld en agressie in reclasseringsrapportages, vooral wanneer er sprake is van recidive op geweldsdelicten.. Met name bij meerderjarige geweldplegers wordt het gewelddadige of agressieve gedragspatroon lang niet altijd beschreven terwijl het soms een opvallend kenmerk is van het delictgedrag. Het lijkt erop dat rapporteurs soms teveel uitgaan van de leefgebieden die onderdeel uitmaken van de opzet van de rapportages. Door agressief en gewelddadig gedrag als (sub)onderdeel op te nemen in de rapportages, kan dit ondervangen worden. 3. De regels voor het gebruik van informatie bij het opstellen van een rapportage over verdachten die weigeren mee te werken, zouden versoepeld moeten worden. Nu kan reclassering een rapportage opmaken zonder medewerking van de verdachte, onder de voorwaarde dat de gebruikte informatie niet ouder is dan een jaar. Gevolg is dat over geweldplegers die structureel iedere medewerking weigeren, nooit een rapportage wordt opgesteld en achtergrondinformatie op zitting ontbreekt. Door oudere informatie te gebruiken kan in ieder geval de geschiedenis van de verdachte in beeld gebracht worden, die mogelijk inzicht biedt in de oorzaken van het gedrag. Ook informatie van politie (o.a. processen verbaal van eerdere veroordelingen en informatie van wijkagenten) kan als bron dienen voor het opstellen van een rapportage en strafadvies. Op deze manier kunnen alsnog de mogelijkheden van bijvoorbeeld langdurige elektronische controle en/of urinecontrole onderzocht worden. 4. In die gevallen waarin een verdachte weigert mee te werken, kan onderzocht worden of hij of zij verplicht ter observatie kan worden opgenomen. Op deze manier kan de observerende instelling alsnog een strafadvies formuleren. Deze mogelijkheid zou in een aantal gevallen eerder kunnen worden overwogen. Er gaat vaak lange tijd overheen tot alle partijen overtuigd zijn van het belang van een dergelijke observatie, daarna moet het betreffende delict waarvoor de persoon is aangehouden nog van dien aard zijn dat daadwerkelijk kan worden overgegaan tot de verplichte observatie. 5. Het OM eist hogere straffen voor geweldsdelicten tegen de publieke taak. Volgens officieren van Justitie wordt deze verhoogde strafeis zelden door rechters overgenomen. Mogelijk kunnen de richtlijnen die het OM hanteert worden bijgesteld zodat een realistischer straf wordt geëist, en is extra aandacht en voorlichting nodig om de Rechtbank te overtuigen van de ernst van geweld tegen de publieke taak en de noodzaak in deze gevallen zwaarder te straffen. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met het feit dat veel geweldplegers in hoger beroep gaan, waarna zij alsnog een lagere straf kunnen krijgen. Dus ook rechters van het Hof zouden betrokken moeten worden in de voorlichting. 6. Het voorwaardelijk strafdeel zou meer in verhouding moeten staan tot de opgelegde bijzondere voorwaarden. Vooral bij verdachten die recidiveren en niet volledig openstaan voor hulpverlening, zou een hoger voorwaardelijk strafdeel een stok achter de deur kunnen vormen om toch de motivatie te vinden om de afspraken met reclassering na te komen of een behandeling te ondergaan. Een punt van aandacht hierbij is dat de hoogte van de voorwaardelijke straf in verhouding moet zijn met het delict waarvoor verdachte veroordeeld wordt. 7. Veel verdachten gaan in hoger beroep tegen hun veroordeling. Zij winnen hiermee tijd omdat de tenuitvoerlegging van de straf soms meerdere jaren op zich laat wachten en dit is een bekende tactiek voor sommige daders om hun straf uit te stellen. Extra aandacht voor de snelheid waarmee een hoger beroep voor geweldsdelicten wordt behandeld zou hier verandering in kunnen brengen. 8. Door bij recidive een vaste medewerker te koppelen aan de geweldpleger, kan sneller een beeld gevormd worden van de verdachte dan wanneer iedere keer een andere
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
57
medewerker zich in het strafdossier met bijbehorende achtergrondinformatie, ingezette hulpverlening e.d. moet verdiepen. Hiermee zou tijd gewonnen kunnen worden en is er minder kans dat de ernst van de delictgeschiedenis, andere problematiek en gegeven kansen over het hoofd gezien worden. 9. Bescherming van de maatschappij tegen geweld zou op een gegeven moment meer prioriteit moeten krijgen bij de strafrechtelijke reactie op geweldsdelicten. Er lijken onvoldoende mogelijkheden te zijn om structureel in te grijpen tegen personen die keer op keer de fout in gaan en daarbij zichzelf en anderen in gevaar brengen. De mogelijkheden voor het ontwikkelen van een maatregel die vergelijkbaar is met de ISD-maatregel voor reguliere veelplegers zouden nader onderzocht moeten worden, zodat een oplossing gevonden kan worden voor die geweldplegers die de maatschappij structureel schade toebrengen. Net als in de reguliere ISD zouden dan in een gedwongen kader passende interventies ingezet kunnen worden. 10. Ten slotte zouden de ketenpartners meer moeten investeren in kwaliteitsverbetering. Veel keuzes die in het strafproces gemaakt worden, zoals die met betrekking tot het aanvragen van een reclasseringsrapportage, het bespreken van frequent gewelddadig gedrag in de rapportages of gebruik te maken van de mogelijkheden van het opleggen van bijzondere voorwaarden, zijn – ondanks de richtlijnen die hierover beschreven zijn – afhankelijk van individuele medewerkers. Door meer zicht te krijgen op de keuzes die zij maken, kunnen verbeteringen aangebracht worden en kan beter gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die er zijn. Rol van het Veiligheidshuis en andere ontwikkelingen in de ketensamenwerking Aangezien het Veiligheidshuis een plek is waar alle betrokken ketenpartners elkaar treffen, biedt deze setting mogelijkheden om de individuele aanpak van geweldplegers in het algemeen, maar ook van geweldplegers GTPA en VPT in het bijzonder, vorm te geven. Aan de casusoverleggen die plaatsvinden binnen een Veiligheidshuis zitten vrijwel alle partijen aan tafel die betrokken zijn bij de aanpak van geweldplegers, zodat onderlinge afstemming plaats kan vinden over de acties die volgen op een gepleegd geweldsdelict. De mogelijkheid om informatie uit te wisselen maakt het makkelijker de achtergrond van een geweldpleger in beeld te krijgen. Zowel informatie met betrekking tot eerdere veroordelingen als informatie van politie over mogelijke betrokkenheid bij misdrijven, of iemand deel uitmaakt van een jeugdgroep, als wel informatie over eerdere hulpverleningstrajecten kunnen het beeld van een geweldpleger zo volledig mogelijk maken, zodat op een passende straf of interventie ingezet kan worden. Een aantal medewerkers van de ketenorganisaties heeft tijdens de gesprekken ook aangegeven dat er behoefte is aan meer afstemming en kennisuitwisseling over de aanpak van geweldplegers. Zo is er vanuit het OM soms onduidelijkheid over het opleggen van een gepaste straf aan bijvoorbeeld psychiatrisch patiënten die een geweldsdelict hebben gepleegd in de instelling waar zij verblijven. Relevant is in dit verband ook de ontwikkeling van ZSM, een snelrechtprocedure die vanaf 2011 eerst als pilot is ingevoerd en waarbij eenvoudige strafzaken zo snel, slim, selectief en samen mogelijk strafrechtelijk worden afgedaan, direct bij binnenkomst op het politiebureau. Op deze plek zouden vroegtijdige signalering van geweldspatronen tot een passend vervolgtraject moeten leiden. Informatie van zowel politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering en andere ketenpartners wordt hier direct beschikbaar gesteld en is dus bepalend in het verdere verloop van de strafzaak. Door hier extra alert te zijn op geweldszaken en oog te hebben voor de (al dan niet strafrechtelijke) voorgeschiedenis, kan waar nodig een reclasseringsrapportage worden aangevraagd en ingezet worden op specifieke interventies gericht op het voorkomen van verder geweld.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
58
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Discussie Dit onderzoek is uitgevoerd met het doel meer zicht te krijgen op de plegers van geweld tegen de publieke taak, de bruikbaarheid van dadertypologieën in de praktijk en de mogelijkheid op basis daarvan tot de juiste interventies voor deze geweldplegers te komen. In deel 1 is op grond van kwantitatieve gegevens meer zicht verkregen op plegers van geweld tegen de publieke taak en kan, zij het met een aantal kanttekeningen, geconcludeerd worden dat plegers van geweld tegen de publieke taak gemiddeld een omvangrijkere geweldsgeschiedenis hebben dan andere plegers van geweld in de publieke ruimte, gemiddeld ouders zijn, er vaker sprake is van verslavings-problematiek en zij vaker bekend zijn in het Veiligheidshuis. Hoewel vervolgonderzoek nodig is om deze resultaten te bevestigen, benadrukken ze het belang van specifieke aandacht voor de aanpak van geweld tegen de publieke taak. Het gebruik van dadertypologieën is in deel 2 getoetst in de praktijk. Een belangrijk pluspunt van het typeren van geweldplegers volgens een dadertypologie is dat het een zeer overzichtelijk beeld geeft van de informatie die bekend is bij de betrokken partijen. Dit geeft in veel gevallen een gedetailleerd beeld van de achtergronden van de geweldpleger, eerdere veroordelingen, probleemgebieden en eerder ingezette hulpverlening. Daarmee wordt met dit gedeelte van het onderzoek bijgedragen aan inzicht in de achtergronden van geweldplegers tegen de publieke taak. Een dergelijk beeld van geweldplegers wordt in de meeste strafzaken niet zo uitgebreid geschetst en daarmee lijken kansen te worden gemist om in te grijpen op die gebieden waar dat het meest nodig is. Echter is ook gebleken dat een dergelijke werkwijze tijdrovend is, hetgeen vanwege de tijdsdruk in de uitvoeringspraktijk niet haalbaar is. Wat betreft het gebruik van dadertypologieën lijkt er nog het nodige werk te verrichten voor een typologie ontwikkeld is die in de praktijk herkenbaar en toepasbaar is. Vrijwel alle onderzoeken naar dadertypen zijn verkennend van aard en telkens wordt een nieuwe typologie ontwikkeld, voor een andere dadergroep of met andere informatiebronnen. Hoewel het Verwey Jonker Instituut getracht heeft een typologie te ontwikkelen van de gehele groep geweldplegers, blijkt deze in het huidige onderzoek niet op alle vlakken een adequate afspiegeling te geven van de verscheidenheid aan geweldplegers in de onderzoeksgroep en kunnen niet alle geweldplegers goed worden ingedeeld. Het matchen van de veelplegers geweld met de dadertypen van Beke was over het algemeen makkelijker. Wanneer een dadertypologie gebruikt dient te worden om individuele daders te matchen met de dadertypen uit een typologie, lijkt het dan ook raadzaam om een dadertypologie te gebruiken die gebaseerd is op ongeveer dezelfde informatiebronnen als beschikbaar zijn om de kenmerken van de in te delen daders in beeld te brengen. De vraag is echter welk voordeel het oplevert om individuele daders in het strafproces te koppelen aan dadertypologieën. Achtergrondinformatie over daders, zoals die bekend is bij de justitiële partners, geeft een genuanceerder en gedifferentieerder beeld van de geweldpleger dan een algemene beschrijving van een bepaald type dader. Vrijwel alle geweldplegers uit de onderzoeksgroep wijken op bepaalde punten af van deze beschrijvingen, en vele kunnen slechts met enige moeite ingedeeld worden naar de beschreven dadertypen. Het reduceren van een geweldpleger tot een bepaald type dader zou daarmee juist de blik vernauwen. In deel 3 zijn de interventies aan bod gekomen die worden opgelegd aan geweldplegers. Er lijken voldoende mogelijkheden te zijn om een geschikte interventie op te leggen aan geweldplegers, maar er wordt nog onvoldoende gebruik van gemaakt. Er is op dit gebied nog veel te winnen. Dit zou bereikt kunnen worden door meer aandacht te hebben voor kwaliteitsverbetering: voor de keuzes die individuele medewerkers in het strafproces maken, hun kennisniveau en mogelijkheden om de verschillende werkprocessen die verband houden Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
59
met de in te zetten interventies beter te stroomlijnen. In het verlengde hiervan zou gekeken moeten worden naar de mogelijkheden die er zijn om structureel in te grijpen wanneer een geweldpleger keer op keer de fout in gaat en zouden hiervoor eventueel nieuwe interventies ontwikkeld kunnen worden. Ten slotte een opmerking over de reikwijdte van dit onderzoek. De aandacht binnen dit onderzoek is voornamelijk gericht op daders en de aanpak van daders. In gesprekken met medewerkers van de ketenorganisaties kwam ook regelmatig de rol van met name politie en de verstandhouding met het publiek aan de orde. Daar waar het gedrag van geweldplegers onacceptabel is en een halt moet worden toegeroepen, lijken pogingen om in gesprek te gaan met juist die groepen die het meest negatief staan tegenover politie, een gunstig effect te hebben op het contact tussen beide partijen. Dit zou zelfs een afname van geweld tot gevolg hebben. Deze mogelijkheid zou beter onderzocht kunnen worden.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
60
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Literatuur Bakker, I., Drost, L. & Roeleveld, W. (2010), Wat hebben geweldplegers gemeen? Een typologie van plegers van geweld tegen de publieke taak en van publiek geweld. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Beke, B., Arts, N. & Giesberts, M. (2005), Veelplegers geweld: van typologie naar aanpak, SWP Amsterdam. Beke, B.M.W.A., Haan, W.J.M. de & Terlouw, G.J. (2001), Geweld verteld. Daders, slachtoffers en getuigen over ‘geweld op straat’. Den Haag: WODC. Jong, M. de, Dedert, P., Leijstra, Y. en Hekkert, A (2009). De Overvaller in Beeld. Secondant, 68. Loef, L., Heijke, M. & Dijk, B. van (2010). Typologie van plegers van geweldsdelicten. Amsterdam: DSP – Groep BV Lunnemann, K.D. & Bruinsma, M.Y. (2005). Geweld binnen en buiten. Aard, omvang en daders van huiselijk en publiek geweld in Nederland. Utrecht/ Tilburg: Verwey Jonker Instituut/ IVA beleidsonderzoek en advies. Kamerstukken / 2010-2011, 28 684, nr. 21 Kamerstukken / 2011-2012, 29 279, nr. 126 Kamerstukken / 2011-2012, 29 279, nr. 132
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
61
Rapportage GEWELDPLEGERS VPT Onderzoek naar plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak Bijlagen Bijlage 1: vergelijking verdachten GTPA en VPT die wel en niet voorkomen in de Dadergerichte Aanpak Geweld In deel 2, onderzoeksvraag 2.2, zijn verdachten van geweld GTPA en VPT geïdentificeerd in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld. Op grond van de gegevens die in dit databestand zijn verzameld, zijn geweldplegers GTPA en VPT vergeleken met andere geweldplegers in de publieke ruimte (de overige verdachten uit het databestand die niet zijn geïdentificeerd als geweldpleger GTPA of VPT). Omdat slechts een klein deel (71 verdachten GTPA en 63 verdachten VPT) van de groep verdachten GTPA en VPT (in totaal 339 personen) terug te vinden is in het databestand van de Dadergerichten Aanpak Geweld, heeft dit consequenties voor de generaliseerbaarheid van de uitkomsten van de vergelijking. Om de uitkomsten beter te interpreteren worden in deze bijlage de verdachten GTPA en VPT die wel voorkomen in het databestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld, vergeleken met de verdachten die niet in het databestand voorkomen. Deze vergelijking is gedaan op grond van de kenmerken die uit het brondbestand van het OM zijn meengenomen (gemiddelde leeftijd, percentage minderjarigen, jongvolwassenen en volwassenen, woonplaats en wetsartikelen bij de geweldsdelicten). Er is zowel bekeken of de verdachte als persoon voorkomt in het bestand van de Dadergerichte Aanpak Geweld (DAG), als wel of het feit zelf voorkomt in het bestand. Van de 206 verdachten GTPA komen er 71 als persoon voor in het bestand DAG, ofwel 34%. Van de 218 feiten GTPA die gepleegd zijn, zijn er 60 terug te vinden in de DAG. Dit betekent dat 28% van deze feiten GTPA heeft geleid tot een aanhouding voor een delict dat in BVH is geregistreerd als bedreiging, doodslag/moord, eenvoudige mishandeling, gijzeling/ontvoering, openlijke geweldpleging tegen personen, overige misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, overval in woning, overval op overige objecten, straatroof en zware mishandeling. Het ligt voor de hand dat de zaken GTPA die niet in de DAG voorkomen, voor een groot deel beledigingen betreffen, omdat deze niet zijn opgenomen in de DAG. Dit blijkt inderdaad het geval, bijna de helft van de verdachten GTPA die niet in de DAG zijn teruggevonden, wordt verdacht van belediging (art. 266 of 267SR, bij meerdere delicten per verdachte is uitgegaan van de ernstigste vorm van geweld, zie voetnoot 3). Verdachten die wel voorkomen in de DAG worden vaker verdacht van bedreiging en fysiek geweld: verdachten van zowel openlijke geweldpleging, bedreiging, doodslag en eenvoudige mishandeling komen vaker wel dan niet terug in de DAG. Op basis van deze bevindingen kan gesteld worden dat de verdachten GTPA die terug te vinden zijn de in de DAG, geweld plegen dat iets ernstiger van aard is (vaker bedreiging en fysiek geweld dan belediging) dan de verdachten die niet voorkomen in de DAG. Als de beledigingen buiten beschouwing worden gelaten, worden de verschillen in ernst van het geweld echter een stuk kleiner. Verder gaat het om gemiddeld jongere verdachten die vaker minderjarig of jongvolwassen zijn, is er vaker een eindvonnis bekend en komt de woonplaats overeen met de verdachten die niet in de DAG voorkomen. Van de 134 personen die verdacht worden van geweld VPT komen er 63 (47%) voor in het bestand DAG. Van de 137 feiten geweld VPT komen er 55, ofwel 40% voor in de DAG en hebben dus geleid tot een aanhouding voor de hierboven genoemde delicttypen. Ook bij de verdachten van geweld VPT zien we een verschil in het type geweld tussen personen die wel en niet in de DAG voorkomen. Bijna alle personen die verdachte zijn van belediging, komen niet terug in de DAG, terwijl de personen die wel in de DAG voorkomen vaker verdacht worden van openlijke geweldpleging, bedreiging en eenvoudige mishandeling. Hier zien we dus wederom dat het soort geweld gepleegd door personen die in de DAG voorkomen, iets ernstiger is. Uitzondering hierop vormt de zware mishandeling, die komt in beide groepen even veel voor. En ook hier geldt dat de verschillen in ernst van het geweld een stuk kleiner zijn wanneer beledigingen buiten beschouwing worden gelaten. Qua leeftijd zijn de
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
62
verdachten VPT die in de DAG voorkomen gemiddeld jonger en vaker minderjarig en is er vaker een eindvonnis bekend. Ook hier geldt dat de woonplaats vrijwel overeen komt. Ten slotte valt op dat de verdachten GTPA minder vaak in de DAG voorkomen (34%) dan verdachten VPT (47%). Als de verdachten van beledigingen buiten beschouwing worden gelaten, wordt het verschil kleiner maar blijft bestaan: 47% van de verdachten GTPA komt terug in de DAG tegenover 55% van de verdachten VPT. Tabel 18: Vergelijking verdachten GTPA, wel en niet in de DAG: leeftijd, woonplaats, eindvonnis bekend GTPA: wel in DAG GTPA: niet in DAG Percentage 34% Gemiddelde leeftijd 28,5
66% 30,7
Minderjarigen Jongvolwassenen Volwassenen Woonplaats Utrecht Stad Regio Utrecht overig Overig Nederland
9% 35% 56% 67% 13% 20%
4% 30% 65% 65% 15% 20%
Eindvonnis bekend
73%
60%
Tabel 19: Vergelijking verdachten GTPA, wel en niet in de DAG: delicttype naar wetsartikel GTPA wel GTPA in DAG wel in absolute DAG aantallen % 138: Huisvredebreuk 141: Openlijke geweldpleging 5 7% 180: Verzet tegen ambtenaar 181: Wederspannigheid 2 3% 184: Opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering 2 3% 239: Openbare schennis der eerbaarheid 266: Eenvoudige belediging 267: Belediging openbaar gezag/ ambtenaar in functie 11 15% 282a: Gijzeling 285: Bedreiging met 7 delicten 22 31% 5 7% 287: Doodslag 12 17% 300: Eenvoudige mishandeling 302: Zware mishandeling 7 10% 304: Mishandeling t.o.v. gezinslid, ambtenaar in 5 7% functie of door toedienen schadelijke stoffen 350: Vernieling 71 Totaal:
GTPA niet in DAG absolute aantallen
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
6 2 4 10 56 27 1 12 12 6
GTPA niet in DAG %
4% 1% 3% 7% 41% 20% 1% 9% 9% 4%
136
63
Tabel 20: Vergelijking verdachten GTPA, wel en niet in DAG: delicttypen, belediging buiten beschouwing gelaten GTPA wel GTPA GTPA niet GTPA in DAG wel in in DAG niet in absolute DAG - absolute DAG aantallen % aantallen % 138: Huisvredebreuk 141: Openlijke geweldpleging 5 8% 6 9% 180: Verzet tegen ambtenaar 181: Wederspannigheid 2 3% 2 3% 184: Opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering 2 3% 4 6% 239: Openbare schennis der eerbaarheid 282a: Gijzeling 285: Bedreiging met 7 delicten 22 37% 27 40% 5 8% 1 1% 287: Doodslag 300: Eenvoudige mishandeling 12 20% 12 18% 302: Zware mishandeling 7 12% 12 18% 304: Mishandeling t.o.v. gezinslid, ambtenaar in 5 8% 6 9% functie of door toedienen schadelijke stoffen 350: Vernieling 60 67 Totaal:
Tabel 21: Vergelijking verdachten VPT, wel en niet in de DAG: leeftijd, woonplaats, eindvonnis bekend VPT: wel in DAG VPT: niet in DAG Percentage 47% Gemiddelde leeftijd 31,6 jaar
53% 32,7 jaar
Minderjarigen Jongvolwassenen Volwassenen Woonplaats Utrecht Stad Regio Utrecht overig Overig Nederland
22% 22% 56% 67% 19% 14%
8% 24% 68% 66% 17% 17%
Eindvonnis bekend
55%
40%
Tabel 22: Vergelijking verdachten VPT, wel en niet in de DAG: delicttype naar wetsartikel VPT wel VPT in DAG wel in absolute DAG aantallen % 138: Huisvredebreuk 141: Openlijke geweldpleging 6 10% 180: Verzet tegen ambtenaar 181: Wederspannigheid 184: Opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering 239: Openbare schennis der eerbaarheid 266: Eenvoudige belediging 267: Belediging openbaar gezag/ ambtenaar in functie 1 2% 282a: Gijzeling 1 2% 285: Bedreiging met 7 delicten 33 52% 287: Doodslag 2 3% 300: Eenvoudige mishandeling 16 25% 302: Zware mishandeling 3 5% 304: Mishandeling t.o.v. gezinslid, ambtenaar in 1 2% functie of door toedienen schadelijke stoffen 350: Vernieling 63 Totaal:
VPT niet in DAG absolute aantallen
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
2 3 1 1 4 1 4 17 18 1 13 4 1 1 71
VPT niet in DAG % 3% 4% 1% 1% 6% 1% 6% 24% 25% 1% 18% 6% 1% 1%
64
Tabel 23: Vergelijking verdachten VPT, wel en niet in de DAG: delicttypen, belediging buiten beschouwing gelaten VPT wel VPT VPT niet in VPT in DAG wel in DAG niet in absolute DAG - absolute DAG aantallen % aantallen % 138: Huisvredebreuk 2 4% 141: Openlijke geweldpleging 6 10% 3 6% 1 2% 180: Verzet tegen ambtenaar 181: Wederspannigheid 1 2% 184: Opzettelijk niet voldoen aan bevel of vordering 4 8% 239: Openbare schennis der eerbaarheid 1 2% 282a: Gijzeling 1 2% 285: Bedreiging met 7 delicten 33 53% 18 36% 2 3% 1 2% 287: Doodslag 300: Eenvoudige mishandeling 16 26% 13 26% 302: Zware mishandeling 3 5% 4 8% 304: Mishandeling t.o.v. gezinslid, ambtenaar in 1 2% 1 2% functie of door toedienen schadelijke stoffen 350: Vernieling 1 2% 62 50 Totaal:
Bijlagen 2: overige tabellen bij onderzoeksvraag 1.4 Tabel 24: Gemiddeld aantal registraties als betrokkene bij geweld in afgelopen 10 jaar Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 0,7 1,4 2,3 Bekend als pleger van geweld GTPA 1,0 1,7 2,0 Bekend als pleger van geweld VPT 0,8 1,6 1,0 Totale groep DAG 0,7 1,4 2,0 Tabel 25: Gemiddeld aantal registraties als getuige van geweld in afgelopen 10 jaar Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 0,3 0,5 0,8 Bekend als pleger van geweld GTPA 0,2 0,5 0,4 Bekend als pleger van geweld VPT 0,3 0,4 0,3 Totale groep DAG 0,3 0,5 0,6 Tabel 26: Gemiddeld aantal registraties als slachtoffer/ aangever van geweld in afgelopen 10 jaar Ernstig Verdachte is: Incidentele Recidiverende recidiverende geweldpleger geweldpleger geweldpleger Niet bekend als pleger geweld GTPA of VPT 0,3 0,8 1,3 Bekend als pleger van geweld GTPA 0,4 0,6 1,4 Bekend als pleger van 0,6 0,8 geweld VPT 0,3 Totale groep DAG 0,3 0,7 1,2
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
65
Bijlage 3: Dadertypologie Plegers van geweld tegen de publieke taak en van publiek geweld. Onderzoeksbureau Verwey Jonker, 2010 Korte omschrijving van het onderzoek Op basis van persoonskenmerken, sociale context en situationele kenmerken van geweldplegers die verkregen zijn uit strafdossiers en interviews met geweldplegers, is een typologie opgesteld waarbij zes typen geweldplegers onderscheiden worden. Deze types worden hieronder kort omschreven. In de bijgevoegde tabel worden de overige kenmerken schematisch weergegeven. Afdoening, interventies en hulpverlening In het onderzoek van Verwey Jonker is binnen de instanties met een publieke taak geïnventariseerd welke interventies worden ingezet om geweld tegen te gaan. De interventies worden ingedeeld in persoonsgerichte interventies (bijvoorbeeld waarschuwingen en strafrechtelijke interventies), contextgerichte interventies (zoals het sturen van een brief naar de ouders), situationele interventies (een de-escalerende werkhouding, stellen van duidelijke grenzen en de fysieke inrichting van de organisatie) en ten slotte organisatiegerichte interventies (een protocol geweld, registratiesystemen en trainingen). In onderstaande beschrijving van dadertypen wordt telkens aangeven waar het zwaartepunt voor interventies bij dit type geweldpleger het beste kan liggen: op persoonskenmerken, de sociale context of situationele kenmerken. Type 1: de machteloze gefrustreerde geweldpleger Bij dit type is er sprake van mentale instabiliteit. Dit kan voortvloeien uit het feit dat er vaak meerdere problemen zijn: schulden, werkloosheid en mogelijk alcohol- of drugsverslaving. Het meest kenmerkend is de afhankelijkheidsrelatie tussen de pleger en het slachtoffer en het grote gevoel van machteloosheid dat de pleger voorafgaand aan het incident ervaart. Hij heeft het gevoel de situatie niet meer goed aan te kunnen en is hierdoor gefrustreerd. Het geweld wordt gepleegd tegen werknemers met een publieke taak, bijvoorbeeld tegen medewerkers van de sociale dienst, waar een verdachte een schuld heeft die hij niet kan afbetalen. Interventies: beïnvloeden van de situatie: hoe wordt de klant bejegend, is duidelijk gemaakt wat de situatie is en hoe deze tot stand gekomen is? Een vast contactpersoon bevorderd het kennen en gekend worden, het trainen van werknemers in de omgang met frustratie en deescalerend werken. Ten slotte kan hulpverlening ingezet worden gericht op het verbeteren van de sociale context. Type 2: het korte lontje Dit type wordt het meest gekenmerkt door een te lage frustratiedrempel. Hij schiet bij de geringste aanleiding uit zijn slof en heeft doorgaans weinig spijt van zijn daad en wijt het gedrag aan een temperamentvol karakter. Hij richt zijn geweld bijvoorbeeld tegen een medewerker van stadstoezicht wanneer een boete wordt uitgedeeld voor fout parkeren. Interventies: Een agressieregulatietraining kan zich richten op de persoonskenmerken, hoewel de effecten op het eerste gezicht gering lijken omdat de dader lijkt te accepteren en het normaal te vinden dat hij snel uit zijn slof schiet. Gekeken naar de situationele kenmerken zijn het stellen van grenzen en een de-escalerende werkhouding (en het trainen van werknemers hierin) belangrijk. Type 3: de verwarde geweldpleger Dit type leidt aan een psychiatrische stoornis, waardoor hij verward is. Daarnaast kan er ook sprake zijn van verslaving. Door de stoornis is dit type doorgaans werkloos en ontvangt een uitkering. Het geweld van deze geweldpleger is onvoorspelbaar en speelt zich af in het hoofd van de dader. Door de stoornis is dit type vaker agressief en ontremd en is de frustratiedrempel laag. Interventies: goede psychiatrische hulp en behandeling voor de dader en daarnaast het volgen van een gerichte opleiding en training van werknemers om de eigen veiligheid te borgen. Type 4: geweld als leefstijl
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
66
Dit type kenmerkt zich door agressief en gewelddadig gedrag in het dagelijks leven. Geweld wordt ook instrumenteel en calculerend gebruikt. Het vermoeden bestaat dat dit type lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, vaak is er een uitgebreid strafblad. Een duidelijke aanleiding voor het geweld is niet altijd aanwezig. Interventies: dit type lijkt het moeilijkst te beïnvloeden. Onderkenning van onderliggende psychiatrische problematiek lijkt van belang. De fysieke inrichting van ruimten, kwaliteit van dienstverlening en training in de bejegening van cliënten of burgers lijkt van belang, en daarnaast ook de training van werknemers in de omgang met geweld. Type 5: de beïnvloedbare jongere Vaak doen zich één of meerdere problemen in de thuissituatie of op school voor. Dit type is veelal niet crimineel actief, het betreft vaak first-offenders en het geweld vindt vaak in groepsverband plaats. De jongere laat zich door groepsdruk en verkeerde vrienden beïnvloeden. Het geweld is vaak een signaal van achterliggende problematiek of een roep om aandacht. Interventies: zowel persoonskenmerken, sociale context en situationele kenmerken spelen een rol. De beïnvloedbaarheid van jongeren kan gebruikt worden om het tij te keren, belangrijk is dat de signaalfunctie van afwijkend, gewelddadig gedrag wordt opgepikt door zowel wijkagenten, docenten en jongerenwerkers. De inzet van (jeugd)hulpverlening kan voor dit type belangrijk zijn en niet alleen gericht moeten zijn op de jongere zelf, maar ook op de omgeving. Om jongeren op aansprekende wijze te benaderen zouden sociale media ingezet kunnen worden. Type 6: de incidentele geweldpleger onder invloed Dit type maakt zich incidenteel schuldig aan geweld, en alleen onder invloed van alcohol of drugs, bij het uitgaan of het bezoeken van en evenement. Een geringe aanleiding kan voldoende zijn om over te gaan tot geweld. Bekenden of omstanders kunnen een stimulerend effect hebben op de pleger of samen met de pleger, in groepsverband, het geweld plegen. Interventies: situationele preventie gericht op de beperking van alcohol- en drugsgebruik lijkt het meest geschikt. Plegers staan vermoedelijk open voor preventieve communicatie en voorlichting.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
67
Bijlage 4: Kenmerken van dadertypen Verweij Jonker (2010) schematisch weergegeven Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Dadertype
Geslacht (pers)
Leeftijd (pers)
Mentale status (pers) Levensstijl (pers)
Vaker agressief (pers)
De machteloze gefrustreerde
Vaker mannen
> 25
meer onaangepast dan aangepast
Niet frequent agressief Veelal niet overig crimineel
Het korte lontje
Man/ vrouw
Alle leeftijden
Instabiel, geen psychiatrische stoornis, (alcohol) verslaving Vaker stabiel, geen psychiatrische stoornis
Vaker aangepast dan onaangepast
Veelal niet overig crimineel
De verwarde
Voornamelijk mannen
> 25
Instabiel, psychiatrische/ psychische stoornis aanwezig
Door stoornis onaangepaste leefstijl
Frequent agressief, frustratiedrempel is (zeer) laag (ligt in persoonlijkheid Door stoornis vaker agressief en ontremd, lage frustratiedrempel
Geweld als leefstijl
Mannen
Alle leeftijden
Instabiel, vaak vermoeden stoornis, antisociale persoonlijkheidsstoornis, niet formeel gediagnosticeerd Vaker instabiel, vaak geen stoornis
Onaangepast, niet welwillend t.a.v. autoriteit
Vaker frequent agressief en gewelddadig Lage frustratiedrempel
Overig crimineel, uitgebreid strafblad
Vaker meer aangepaste leefstijl, houding t.a.v. autoriteit welwillend
Niet frequent agressief. Geweld is signaal achterliggende problematiek
Geen overige criminaliteit, vaak first offender
Mentaal stabiel, maar tijdelijk onder invloed waardoor instabiel. Geen stoornis
Aangepast. Houding t.a.v. autoriteit is welwillend
Eenmalig agressief. Frustratiedrempel is normaal
Niet overig crimineel
De Man/ vrouw beïnvloedbare jongere
<25
De incidentele Vaker man pleger onder invloed
<35
Overige criminaliteit (pers)
Soms door stoornis overig crimineel
68
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Dadertype
Sociale status (soc)
Thuissituatie (soc)
Relatie met het slachtoffer (sit)
Groepsdruk (sit)
Alcohol- en drugsgerbruik (sit)
Aanwezigheid omstanders (sit)
De machteloze gefrustreerde Het korte lontje
Lager opgeleid, vaker werkloos, vaker schulden Vaker lager opgeleid, opleiding of werkend, geen opvallendheden
Problematische thuissituatie
Niet van toepassing
Zowel nuchter als onder invloed
nvt
Nvt
Vaker nuchter
Niet van invloed, laat dader zich niets aan gelegen liggen
De verwarde
Werkloos ivm stoornis, Divers opleidingsniveau, Uitkering
Bekenden van elkaar, duidelijk aanwezige afhankelijkheidsrelatie Vaker onbekenden van elkaar, doorgaans geen afhankelijkheidsrelatie Zowel bekenden als onbekenden. Afhankelijkheidsrelatie kan zowel aan- als afwezig zijn (m.n. in zorgsector) Zowel bekenden als onbekenden
Nvt
Verslaafd, kan onder invloed worden gepleegd.
Niet van invloed
Nvt
Kan zowel nuchter als onder invloed
Niet van invloed
Zowel bekenden als onbekenden, vaker geen afhankelijkheidsrelatie
Sterk van invloed
Vaker nuchter
Onbekenden van elkaar, geen afhankelijkheidsrelatie
Kan van invloed zijn
Onder invloed
Door omstanders lijken incidenten eerder te escaleren, worden beïnvloed door omstanders Omstanders zijn aanwezig, kunnen stimulerende rol hebben
Geweld als leefstijl
Werkloos door onaangepast gedrag, vaker laag opgeleid, schulden De Vaker laag opgeleid, beïnvloedbare scholier, jongere schoolproblemen
De incidentele Werkend, divers pleger onder opleidingsniveau invloed
Stabiel
Problematische thuissituatie, traumatische ervaringen in verleden Problemen in gezinssituatie, geweld als signaal van achterliggende problematiek Stabiel
69 69
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Dadertype
Aanleiding (sit)
Type delict (dlct)
Ernst van het delict (dlct)
Solo gepleegd (dlct)
Wapengebruik (dlct)
Slachtoffer: VPT of burger?
Gevoel van machteloosheid en frustratie door interactie. Ziet geweld laatste mogelijkheid Het korte lontje Geringe aanleiding, uiteenlopend van aard
Voornamelijk bedreiging en verbaal geweld (ook telefonisch en per email of brief) Verbaal geweld, belediging en bedreiging
Minder ernstig
Ja
Nee
Alleen VPT
Minder ernstig tot ernstig
Ja
Nee
Beide, door lage frustratie-drempel
De verwarde
Geen duidelijke aanleiding. Vaak niet persoonsgericht, zonder opzet
Expressief Varieert: van verbaal tot (zwaar) fysiek geweld
Van licht tot zeer ernstig
Ja
nee
Vaker VPT dan burgers
Geweld als leefstijl
Aanleiding niet nodig om tot geweld over te gaan. Instrumenteel
Van niet ernstig tot zeer ernstig
Ja
Ja
Beide
De beïnvloedbare jongere
Expressief en instrumenteel Varieert: van verbaal tot (zwaar)fysiek geweld. Lopen zeer uiteen, het Expressief geweld lijkt soms Verbaal tot zwaar ‘spontaan’ te ontstaan fysiek geweld
Niet tot zeer ernstig
Zowel solo als in groep
nee
Burgers en ook VPT
De incidentele pleger onder invloed
Geringe aanleiding, een foute blik kan voldoende zijn
Van niet tot zeer ernstig
Zowel solo als in groep
nee
Uitgaanspubliek en VPT werkzaam tijdens uitgaan
De machteloze gefrustreerde
Expressief Verbaal tot fysiek
70 70
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Dadertype
Emotie achteraf (dlct)
De machteloze gefrustreerde
Vaak achteraf spijt
Overig (pers)
Sterke gevoelens van machteloosheid, sprake van externe attributie (pers)
Het korte lontje Weinig spijt: verklaart gedrag in termen van ‘zo ben ik nu eenmaal’.
Sprake van externe attributie
De verwarde
Niet toerekeningsvatbaar
Sprake van externe attributie (twijfel)
Geweld als leefstijl
Geen spijt, geweld is normaal
De beïnvloedbare jongere
Vaker spijt
Bevindt zich vaker in (licht) crimineel circuit. Er is sprake van calculerend gedrag, geweld wordt ingezet om doel te bereiken Sprake van externe attributie
De incidentele pleger onder invloed
Vaker spijt
Zowel interne als externe attributie
71 71
Bijlage 5: Dadertypologie Veelplegers geweld, Onderzoeksbureau Beke, 2005 Korte omschrijving van het onderzoek Beke stelt een dadertypologie op van veelplegers geweld: dit zijn personen die in de afgelopen 10 jaar 3 keer of vaker zijn veroordeeld voor een geweldsdelict. Aan de hand van de strafdossiers van een geweldpleger, zo nodig aangevuld met informatie van NIFP, Reclassering, verslavingszorg, Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg hebben zij voor 70 geweldplegers een overzichtsdossier opgesteld. Hier zijn o.a. de achtergronden in termen van werk/scholing, huisvesting, verslaving en psychische problematiek beschreven. Daarnaast zijn maximaal 5 geweldsdelicten geanalyseerd, waarmee de werkwijze van de betreffende geweldpleger en de aard van zijn delictgedrag in beeld zijn gebracht. Op grond hiervan zijn de onderzoekers tot een profielschets van vier typen geweldplegers. Deze worden hieronder kort beschreven. Type 1: de verslaafde geweldpleger Korte omschrijving: Dit type is veelal afgegleden als gevolg van verslaving, op den duur vaak gepaard gaand met psychische stoornissen. Het gaat waarschijnlijk om een specifieke groep verslaafden die in het kader van criminele activiteiten niet schroomt om geweld te gebruiken en waarschijnlijk van nature geneigd is gewelddadig te zijn. Geweld wordt instrumenteel gebruikt (beroving) en is van het forsere soort.. Gezinsklimaat: Ongunstig, vaak jonge moeders, gebroken gezinnen, sociaal-emotionele verwaarlozing, criminele gezinsleden en ernstige taalproblemen. Huisvesting: Al op jonge leeftijd wordt veel tijd op straat doorgebracht of gaan ze zwerven, afgewisseld met periodes van detentie. Aanvankelijk gaat men van adres tot adres, maar na verloop van tijd worden alle contacten verbroken en leidt men een dak- en thuisloos bestaan. Integratie: Opvallend is dat veel van deze geweldplegers op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Slechte integratie, problemen met maatschappelijke mogelijkheden tot succesvol integreren. Psychische problematiek: Verwardheid, suïcidale neigingen en persoonlijkheidsstoornissen komen bij dit type geweldpleger regelmatig voor. Verslaving en langdurig gebruik leiden tot of gaan hand in hand met psychische problematiek, na verloop van tijd treden bewustzijns- orientatie- en denkstoornissen op. De psychische problematiek vormt dus niet de basis voor het criminele gedrag, in tegenstelling tot type 2, de psychisch onberekenbare geweldpleger waarbij de stoornis de basis vormt voor hun criminele gedrag en vaak ook voor excessief drugs- of alcoholgebruik en verslaving. Middelengebruik/ verslaving: Er is sprake van verslaving en langdurig gebruik. Geweldsprofiel: Dit type bezorgt justitie handenvol werk, men heeft een indrukwekkende lijst met strafzaken, naarmate de tijd vordert loopt het aantal gestaag op. Het gaat om allesplegers: zware vermogensmisdrijven, vaak in combinatie met zware geweldsmisdrijven (straatroof en beroving, de verslaafde geweldpleger onderscheidt zich van de ‘gewoonte’ geweldpleger met criminele inslag die gewelddelicten pleegt en daarnaast vermogensdelicten – zonder geweld). Daarnaast is er een scala aan kleinere delicten als winkeldiefstal, auto-inbraak en diefstal. Geweldspatroon: Komt overeen met de psychisch onberekenbare geweldpleger. Door langdurig drugsgebruik treden bewustzijn-, oriëntatie- en denkstoornissen op en vaak komen depressiviteit en suïcidale neigingen voor. Aard van het geweld: calculerend en professioneel, doelgericht. Naarmate het stadium waarin de verslaafde geweldpleger verkeerd vordert, wordt het geweld meer chaotisch en amateuristisch en soms zelfs bizar. Keuze van het slachtoffer: Is een indicatie voor het stadium waarin verslaafde geweldpleger verkeert. Geselecteerde (toevallige) slachtoffers, in een verder stadium minder zorgvuldig en worden bijvoorbeeld ook familieleden bedreigd. Doelgerichtheid: Is indicatie voor het stadium waarin verslaafde geweldpleger verkeert. Van redelijk calculerend en professioneel tot meer chaotische en amateuristisch, de doelgerichtheid wordt minder effectief en soms zelfs bizar. Rechtvaardiging achteraf: Selectief ontkennen, anderen de schuld geven, (gedeeltelijk) bekennen. Probeert de schade te beperken door selectief te bekennen of ontkennen, maar met een zekere naïviteit, vergeleken met andere typen die hier calculerender mee omgaan. Huiselijk geweld: Is geen kenmerk (is kenmerkt gewoontegeweldpleger). Aantal strafzaken: vaak meer dan 30, soms 40-50.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
72
Criminaliteit op jonge leeftijd: Ja Delictkenmerken Classificatie van het geweld: vermogen mét geweld + vermogen Aanleiding geweld: het beroven van mensen Letsel: geen of licht Wapens: vaak wel (categorie I t/m III) Krachtsverhouding: (zéér) ongelijk Intimidatie: (zeer) ernstig Type 2: De psychisch onberekenbare geweldpleger Korte omschrijving: Kampt in de eerste plaats met psychische problemen, een fors deel raakt na verloop van tijd ook verslaafd, het middelengebruik is veel diverser en vaak gecombineerd. Langzamerhand gaat het bergafwaarts en leiden ze een zwervend bestaan. Verbetering mogelijk in langdurige behandeling (is er vaak niet). Bij volgend feit kan het ziektebeeld volstrekt genegeerd worden. Door ontbreken van duidelijke afstemming binnen het veld van diagnosticeren en hulpverlenen. Gezinsklimaat: Gunstiger, als er problemen zijn dan hangen die vaak één op één samen met de stoornis. Ouders proberen soms lange tijd de schade te beperken en begeleiding te geven, soms ontbreekt dit. Huisvesting: Langzamerhand gaat het bergafwaarts. Op den duur leiden deze geweldplegers vaak een zwervend bestaan en moeten ze stelend en bedelend aan de kost komen, afgewisseld met periodes waarin ze gedetineerd zijn. De groep die vanaf jonge leeftijd een thuisbasis mist is veel slechter af. Psychische problematiek: Op een gegeven moment wordt het predicaat psychische stoornis opgeplakt. Wangedrag thuis of op school geeft daartoe vaak de eerste aanzet, bij nader onderzoek wordt vervolgens de diagnose gesteld en volgt vaak behandeling. Het proces van neergang is ingezet, hoe snel het dieptepunt wordt bereikt is afhankelijk van zorg uit de omgeving én de individuele capaciteiten. De indruk wordt gewekt dat er nog het een en ander aan verbetering mogelijk is/was m.b.t. de acties die worden ondernomen na het stellen van een diagnose. Er is geen langdurige begeleiding en monitoring van dergelijke geweldplegers, soms volgt een behandeling, maar in bijna alle gevallen wordt de zaak daarna weer op zijn beloop gelaten. Bij een volgend feit - afhankelijk van de ernst van het delict – kan het ziektebeeld volstrekt genegeerd worden. Psychische stoornissen op jonge leeftijd: Ja. Medicijngebruik: Vrijwel allemaal, of behoort medicijnen te gebruiken, om de psychische problemen binnen de perken te houden. Een deel van de geweldsdelicten is terug te voeren op het niet innemen van medicatie. Middelengebruik/ verslaving: Deze geweldpleger kampt in de eerste plaats met psychische problemen, vak ontstaat langzamerhand een verslavingsachtergrond. Er wordt veelvuldig cocaïne gebruikt (basen) in combinatie met alcohol en softdrugs. Het drugsgebruik hangt direct samen met psychische stoornis, het zorgt voor een broodnodige ontsnapping uit een psychisch en emotioneel ellendig bestaan. Onderwijstraject/ werk: lijkt vaak aanvankelijk nog wat te worden, maar meestal wordt einddoel niet gehaald. Geweldsprofiel: Dit type pleegt verhoudingsgewijs veel zware geweldsmisdrijven en er is een duidelijke samenhang tussen de stoornis en daaruit voortvloeiende agressie. Deze geweldpleger maakt zich schuldig aan vermogensdelicten, al dan niet in combinatie met geweld, maar ook aan geïsoleerde geweldsmisdrijven die ongericht en bizar van aard zijn. Daarnaast vinden geweldsdelicten vaak plaats in de sfeer van openbare ordeproblematiek: een confrontatie n.a.v. overlast gevend gedrag gaat juist door de stoornis vaak gepaard gaan met geweld. Geweldspatroon: Notoire geweldsplegers, door samenhang stoornis en daaruit voortvloeiende agressie. Aard van het geweld: Ongericht, plotseling, bizar. Keuze van het slachtoffer: Er is nauwelijks sprake van aanleiding, dit speelt zich af in hoofd van geweldpleger. Slachtoffers zijn toevallige voorbijgangers, familieleden, toezicht en handhaving. Valt vaak ten prooi aan verloedering en wordt dan vaker opgepakt voor openbare ordeproblematiek. Hierbij zijn regelmatig vertegenwoordigers van openbaar vervoer slachtoffer.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
73
Doelgerichtheid: Het gebruikte geweld dient meestal geen enkel redelijk doel. Kleine irritaties of minder kunnen leiden tot plotselinge woedeaanvallen en zodra is overgegaan tot geweld, lijkt er geen houden meer aan. Rechtvaardiging achteraf: Volledige ontkenning, alles en iedereen tegensprekend. Het lijkt alsof men zich afsluit van de werkelijkheid. Het ontkennen heeft min of meer een pathologisch patroon, unanieme verklaringen van getuigen worden gekwalificeerd als leugens en eigen geweld wordt volledig ontkend. Soms is men ook naderhand niet aanspreekbaar en in de war. Huiselijk geweld: Is geen kenmerk (is kenmerkt gewoontegeweldpleger). Aantal strafzaken: Gemiddeld bijna 33, iets lager dan verslaafde veelpleger Delictkenmerken Classificatie van het geweld: Vermogen (met geweld) + mishandeling + openbare orde Aanleiding geweld: kleine irritaties of minder kunnen leiden tot plotselinge woedeuitbarstingen. Met de grootste moeite wordt hij in bedwang gehouden. Vaak in de sfeer van openbare ordeproblematiek. Letsel: licht of ernstig, op zijn hoogst is doktersbehandeling nodig. Regelmatig loopt de verdachte zelf de ernstigste verwondingen op. Wapens: toevallige wapens (categorie IV) Krachtsverhouding: veelal gelijk (of zelfs in nadeel dader) Intimidatie: ernstig Type 3: De gewoonte geweldpleger Korte omschrijving: Geweld is onderdeel gangbaar gedragsrepertoire. Het gaat hier om een geweldpleger die niet of slecht in staat is zich te beheersen, een deel ervaart deze ‘handicap’ niet als een probleem. Binnen dit type worden de ‘gewone gewoontegeweldpleger’ en de ‘gewoonte geweldpleger met criminele inslag’ onderscheiden. Gezinsklimaat: Voor een deel min of meer normaal, hoogstens weinig structuur en discipline. Een deel groeit op in minder gunstige omstandigheden (grote gezinnen, wrijving en conflicten met ouders en soms criminele gezinsleden. Een opvoedingsklimaat van verwennen en neiging snel toe te geven leidt tot een lage frustratietolerantie en gewenning om behoeften snel te bevredigen. . Psychische problematiek: Nee. Hierin onderscheid deze geweldpleger zich van de psychisch onberekenbare geweldpleger. Lage frustratietolerantie en undercontrolled persoonlijkheid: Ja. Door opvoeding van verwennen en neiging snel toe te geven, en neiging dader snel en impulsief te reageren op externe prikkels (bij verhindering wordt men agressief). Medicijngebruik: N.v.t. Middelengebruik/ verslaving: Geweld vaak in combinatie met excessief alcoholgebruik, dit werkt als katalysator voor het geweld, maar er is geen echte verslaving gecombineerd met verregaande verloedering. Er worden net zo goed geweldsmisdrijven gepleegd als ze nuchter zijn. Een deel gokt regelmatig, er wordt fors geblowd en door een enkeling gesnoven (cocaïne). Gebruik blijft binnen de grenzen: er is sprake van gecontroleerde verslaving. Onderwijstraject/ werk: Over het algemeen is het opleidingsniveau redelijk (mavo, meao, techniek, lts), een groot deel heeft werk of bron van inkomsten. Geweldsprofiel: De tweedeling binnen dit type wordt duidelijk als gekeken wordt naar het criminaliteitsprofiel van deze geweldplegers: De gewone gewoontegeweldpleger pleegt alleen geweld, heeft verder geen criminele inslag. De gewoontegeweldpleger met criminele inslag heeft een veel breder criminaliteitsprofiel: er worden losstaande geweldsincidenten gepleegd en andere antecedenten op vermogensgebied. Dit type onderscheid zich van verslaafde en criminele geweldpleger die vooral vermogensdelicten mét geweld pleegt (instrumenteel). Onderscheid met psychisch onberekenbare geweldpleger zit primair in het al dan niet aanwezig zijn van psychische stoornissen, geuit in de bewuste intentie plegen geweld en rechtvaardiging achteraf. Wederspannigheid/ verzet tegen politie komt relatief vaak voor en past bij het geweldsbeeld: men gaat door het lint en daarbij is iedereen een potentieel target. Geweldspatroon: Er is weinig nodig tot exploderen, de dader neigt snel en impulsief te reageren op externe prikkels, bij verhindering wordt men agressief. Aard van het geweld: Impulsief en plotseling, weinig doelgericht en varieert in ernst. Wapens als ze toevallig voor het grijpen liggen. Alcohol werkt als katalysator. In sommige gevallen loopt het geweld
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
74
behoorlijk uit de hand, in de meeste gevallen blijft het bij verbaal geweld, wat geduw en getrek en (over en weer) de nodige klappen. Keuze van het slachtoffer: toevallig en relationeel. Doelgerichtheid: Weinig doelgericht, impulsief Rechtvaardiging achteraf: Relatief ongevoelig voor correctie. Neigt zichzelf te accepteren zoals hij is of de schuld buiten zichzelf te leggen (ik kan er niks aan doen, zo ben ik). Huiselijk geweld: Dit type is ook verantwoordelijk voor huiselijk geweld. Iedereen die deze geweldpleger een strobreed in de weg ligt, is een potentieel slachtoffer, en ook in het prive-domein is het vaak raak. Ex-relaties vormen een dubbel mikpunt omdat de geweldpleger hier bij uitstek geconfronteerd wordt met een situatie waarin hij zijn zin niet heeft gekregen. Aantal strafzaken: gemiddeld 21. Gewone geweldpleger (zonder criminele inslag) onder de 10, mét gewone geweldpleger met criminele inslag vaak 30 of meer, waaronder ook diefstal, veelal met geweld, drugshandel e.d.. Criminaliteit op jonge leeftijd: relatief op jonge leeftijd eerste contact. Delictkenmerken Classificatie van het geweld: uitsluitend geweld of geweld (primair) + vermogen Aanleiding geweld: De geweldpleging is meestal impulsief en niets anders dan een uiting van frustraties of irritaties. Letsel: Licht of ernstig Wapens: Meestal niet of toevallige wapens (categorie IV) Krachtsverhouding: Gelijk of in het nadeel van het slachtoffer (bij huiselijk geweld). Intimidatie: ernstig (vooral bij HG én door plotselinge en intimiderende karakter) Type 4: De criminele geweldpleger Korte omschrijving: Het gaat hier om een startende geweldpleger, aan het begin van een lange criminele carrière. Vaak is al te zien welke richting ze op zullen gaan: er ligt een scheidslijn tussen het type harde kern (ontwikkelt zich tot professional, calculerend en uiterst brutaal) en meelopers (zien we later terug als gewoontegeweldpleger mét criminele inslag, die vaak door verslavings- of psychische problematiek verder afglijden in criminaliteit). Gezinsklimaat: Veel uithuisplaatsing, opgroeien in kinderbeschermingstehuizen, of zonder controle en toezicht. De leiders (type harde kern) van de groep scoren aanzienlijk slechter. Meelopers hebben vaak een betere gezinssituatie met minder criminogene factoren, maar zijn makkelijk te beïnvloeden, relatief vaak zwakbegaafd, ook daarbij gepaard gaande sociaal maatschappelijke handicaps. Integratie: Integratieproblemen Psychische problematiek: Meelopers zijn relatief vaak zwakbegaafd met daarbij gepaard gaande sociale handicaps: gemakkelijk te beïnvloeden, gering vermogen om onderscheid tussen goed en kwaad te maken, het niet kunnen overzien van risico’s. Middelengebruik/ verslaving: Er is (nog) nauwelijks sprake van excessief middelengebruik. In een enkel geval wordt gebruik van softdrugs vermeld, of alcohol in de uitgaanscontext maar het gebruik staat los van de geweldpleging. Zoals alcohol bij gewoontegeweldpleger als katalysator werkt, doet sensatiezucht dit bij criminele geweldpleger. Onderwijstraject/ werk: Oorspronkelijke perspectieven zijn niet zo slecht. Gedragsproblemen zijn vaak de oorzaak van teloorgang van opleidingsperspectieven (bijvoorbeeld door verwijdering van school). Aantal strafzaken: gemiddeld 18, vooral geweld en/of vermogen, met accent op vermogen met geweld. Criminaliteit op jonge leeftijd: Delinquentie als 12-minner. Het gaat om startende geweldplegers, praktisch alle minderjarige geweldplegers behoren tot dit type, eerste veroordeling op meestal 15/16 jaar, soms 12 of 13. Ernstig crimineel gedrag is al op jonge leeftijd zichtbaar: niet-leeftijdsadequaat crimineel gedrag.
Geweldsprofiel: In kleine groepjes plegen van beroving onder bedreiging van geweld, straatroof en willekeurige geweldsincidenten om de kick (dan meer expressief of zelfs recreatief). Daardoor bij straatroof vaker meer geweld gebruikt dan nodig is. Dit type onderscheid zich van gewoontegeweldpleger door het plegen van vermogensdelicten mét geweld, terwijl gewoontegeweldpleger m.n. geweldsdelicten pleegt en (mogelijk) vermogensdelicten zonder geweld.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
75
Geweldspatroon: Sensatiezucht, groepsgedrag. Aard van het geweld: Doelgericht en impulsief, plotseling bij recreatief geweld. De harde kern gebruikt geweld bij uitstek calculerend, meelopers meer impulsief. Keuze van het slachtoffer: Toevallige of tussen groepen onderling. Doelgerichtheid: calculerend of om de kick (expressief of recreatief). Rechtvaardiging achteraf: Het type harde kern houdt altijd rekening met risico te worden gepakt (is bedrijfsrisico) en de schade ervan dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Waar mogelijk de schuld bij iemand anders leggen: door achteraf eigen aandeel te verkleinen ten koste van ander en door anderen op de voorgrond te schuiven bij plegen van misdrijf. De meelopers plegen impulsiever hun misdrijven en worden vaak direct betrapt. Daarbij bekennen ze vlotweg alles of ontkennen alles, zelfs bij overweldigend bewijs. Opereert bij uitstek in groepsverband: Dit type opereert bij uitstek in groepsverband (t.o.v. andere typen die voornamelijk als eenling opereren). Hierbij is ook de rolverdeling tussen de leiders en meelopers te zien Wapens: Vormen een opvallend kenmerk, wapens zijn verhoudingsgewijs vaak in het spel en worden bewust meegenomen. Messen (frequent) tot slagwapens en (nep-) vuurwapens. Om de bedreiging kracht bij te zetten. Bij geweld zonder beroving (vechtpartijen en openlijk geweld) worden ook toevallige voorwerpen als wapens gebruikt: tegels/bierflesjes/etc. Vroegtijdige signalen: ja, delinquentie 12-minner (niet leeftijdsadequaat crimineel gedrag)/ verstandelijk vermogen Delictkenmerken Classificatie van het geweld: geweld mét vermogen + (recreatief) geweld Letsel: meestal licht Wapens: Relatief vaak (categorie I t/m III) Krachtsverhouding: sterk in nadeel slachtoffer (groepsgewijs) of confrontaties tussen groepen Intimidatie: ernstig (m.n. door dreiging en getalsmatige verhouding)
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
76
Bijlage 6: Onjuiste registratie als geweldsdelict tegen de publieke taak en de verhoogde strafmaat Zoals vermeld is bij de beschrijving van de samenstelling van de steekproef van geweldplegers in deel 2, bleek tijdens het bestuderen van de dossiers dat bijna de helft van de verdachten die geregistreerd staan onder de maatschappelijke classificaties ‘werknemer met een publieke taak’, ‘ander gekwalificeerd slachtoffer’ en ‘overig’ bij de evenementscode ‘VPT’, niet tot werknemers met een publieke taak gerekend te kunnen worden. In twee gevallen ging het om werknemers van politie, maar in de meeste gevallen gaat het om overige werknemers zonder publieke taak zoals die door het programma Veilige Publieke Taak gedefinieerd is. Zo ging het om geweld gericht tegen beveiligers van een supermarkt en de prostitutie, een portier van een discotheek, maar ook om medewerkers van een poolcentrum en seksshop. Ook de geweldpleger die zowel geweld VPT als GPTA gepleegd zou hebben, viel op grond van deze bevindingen niet meer binnen de onderzoeksgroep. Naar aanleiding van deze constatering rees de vraag waarom de maatschappelijke classificaties in zoveel gevallen in principe onjuist gebruikt worden. Uit navraag bij een aantal personen die zaken beoordelen en daarbij de maatschappelijke classificatie en evenenmentscodes registreren, blijkt dat zij in 2010 geïnstrueerd zijn over het gebruik van deze codes en daarbij mogelijk niet exact is weergegeven welke sectoren onder de publieke taak vallen en welke maatschappelijke classificatie voor welke sectoren gebruikt kan worden. De maatschappelijke classificatie ‘ander gekwalificeerd slachtoffer’ lijkt onjuist gekozen om de doelgroep voor het onderzoek naar daders van geweld tegen de publieke taak mee definiëren, omdat dit overige werknemers zonder publieke functie zouden betreffen (in de praktijk blijken hieronder dan weer regelmatig zaken te vallen waarvan het slachtoffer wél een werknemer met een publieke taak is). Hoewel iedereen op de hoogte lijkt te zijn van de verhoogde strafmaat voor werknemers met een publieke functie, is niet iedere medewerker op de hoogte van de instructie en zijn er grote verschillen tussen de diverse afdelingen in wie de classificaties toekent (bijvoorbeeld een parketsecretaris, administratief medewerker, etc.), en ook zijn medewerkers soms in de veronderstelling dat deze registratie door een andere medewerker wordt gedaan terwijl dit niet het geval is. Ten slotte verschillen de medewerkers onderling van opvatting over wie tot een medewerker met een publieke functie behoort: een beveiliger van een supermarkt behoort officieel niet tot de publieke taak, terwijl dit vaak, begrijpelijk, wel zo gezien wordt. Verhoogde strafmaat Zoals eerder vermeld lijkt het bij iedereen bekend te zijn dat er een verhoogde strafmaat is voor werknemers met een publieke functie. Wat echter niet bij iedereen bekend blijkt te zijn, is dat deze verhoogde strafmaat, althans in straftoemeting die door BOSPolaris (een landelijk gebruikte richtlijn voor de straftoemeting van minder zware delicten, waarmee een eenduidig strafvorderingsbeleid wordt nagestreefd) wordt berekend, ook van toepassing is wanneer het slachtoffer een andere beroepsbeoefenaar is en het misdrijf terzake of gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn beroep werd gepleegd. Het blijkt hierbij in de praktijk dus niet uit te maken of het slachtoffer een publieke functie bekleed of tijdens de uitoefening van enig ander beroep slachtoffer is geworden van een misdrijf. Bij het berekenen van de richtlijn voor de straftoemeting moet iedere individuele beoordelaar expliciet aangeven of het slachtoffer de strafmaat kwalificeert en of het een ambtenaar of andere beroepsbeoefenaar betreft. Dit staat dus los van het (on)juist toekennen van de maatschappelijke classificatie en het is op grond van bovenstaande bevindingen niet aannemelijk dat de verhoogde strafmaat over het hoofd gezien wordt. Dit beeld wordt bevestigd middels de enquete die is afgenomen onder een aantal officieren van Justitie. Uiteindelijk is het dan ook aan de officier van Justitie of deze de straftoemeting overneemt in de strafeis en vervolgens aan de rechter of deze straf ook daadwerkelijk wordt opgelegd. Om voor iedere strafzaak afzonderlijk na te gaan of de verhoogde strafmaat ook daadwerkelijk is toegepast moet de berekening van BOS\Polaris, een proces verbaal van de zitting dan wel het requisitoir van de officier bestudeerd worden en deze zijn niet in alle gevallen beschikbaar. Om deze reden is niet onderzocht hoe vaak en in welke gevallen de strafmaat wordt aangepast (3 maal de strafeis). Concluderend kan worden gesteld dat de maatschappelijke classificaties niet consequent en naar eigen inzicht worden gebruikt. Deze bevinding zet de uitkomsten van deel 1 van het onderzoek in een ander daglicht.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
77
Bijlage 7: Analysemodel dadertypering Tabblad 1: algemene informatie Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Nummer verdachte Leeftijd GTPA/VPT Datum feit Tabblad 2: kwantitatieve informative van OM en uit de Dadergerichte Aanpak Geweld Tabblad 3: uittreksel Justitiele Documentatie Omschrijvin g delict
Pleegdatum 30-4-12
2
285
Belediging Bedreiging GTPA
1
239 Zeden overig Bedreiging 285 ambtenaar Openlijke 181 geweldpleg. Belediging 267 ambtenaar
24-2-11
Feit
Artikel
1
266
1 2 1 1 1 2 3
4
5
310
Diefstal fiets Diefstal in vereniging 311 Mishandeling 300 Openlijke 181pr. geweldpleg. Mishandeling ambtenaar 304sub Diefstal in 311 vereniging
312
Diefstal met geweld
30-4-12
12-9-11
GTPA/ VPT
Beslissing
Voorwaardelij k deel
Bijzonderh. voorwaarden
Datum zitting
Soort zitting
GTPA
Status
PV-nr geweld
Openst.
…
Openst.
…
Parketnr geweld
12-9-11
Veroordeling ja/nee
Bedreiging …
Openst. VPT
Classificatie
Geweld Zeden
Onherr.
…
Geweld
Ja
3-1-12
PR
Onherr.
…
…
Geweld
Ja
5-9-10
PR
Onherr.
…
…
Belediging
Ja
5-1-10
PR
Onherr.
Vermogen
Ja
23-4-09
Onherr.
Vermogen
Ja
06-2-09
Onherr.
Geweld
Ja
Geweld
Nee
Geweld
Ja
vermogen
Ja
Vermogen met geweld
Ja
23-1-10
GTPA 30 uur werkstraf
28-6-09
18-1-09
GTPA
18-1-09
GTPA
Vrijspraak
Onherr. Onherr.
8-12-08
8-12-08
…
…
Onherr. Feit 1,2,3sub, 4,5: 6mnd 2mnd gevangenisstraf gevangenisstraf Proeftijd 2 jaar
6-2-10
PR Onherr.
…
…
7878
Tabblad 4: omschrijving 5 geweldsincidenten Per geweldsdelict
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Aard van het geweld
Omschrijving van het geweld
Typering: Calculerend en doelgericht Professioneel Chaotisch Amateuristisch Plotseling en impulsief Recreatief Omschrijving: hoe ziet de aanleiding van het geweld Aanleiding geweld eruit? Omschrijving van geweld gebruikt door het slachtoffer/ Wederkerig geweld politie Letsel
Omschrijving Typeringen: Geen Licht Ernstig Materieel
Wapens
Zijn wapens gebruikt, hoe en welke wapens? Categorie (I t/m IV)
Krachtsverhouding Informatie m.b.t. krachtsverhouding Typeringen: zeer ongelijk, in het nadeel van het slachtoffer ongelijk, in het nadeel van het slachtoffer gelijk in het nadeel van de dader
Delict 1
Delict 2
Delict 3
Delict 4
Delict 5
Delictsoort
Delictsoort
Delictsoort
Delictsoort
Delictsoort
Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
GTPA/VPT/overig
GTPA/VPT/overig GTPA/VPT/overig GTPA/VPT/overig GTPA/VPT/overig
7979
Intimidatie
Informatie m.b.t. mate waarin sl zich geïntimideerd voelt
Typeringen: licht
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
ernstig zeer ernstig Slachtoffers
Wat is de relatie met het slachtoffer, hoe wordt SL'uitgekozen'
Typeringen: GTPA/VPT geselecteerde (toevallige) slachtoffers toevallig familie bekenden relationeel (HG) tussen groepen Rechtvaardiging
Hoe kijkt VE terug op het delict en gebruikte geweld? Heeft VE spijt van het geweld? Krijgt men de indruk dat VE zijn aandeel in het geweldsincident goedpraat? Wordt het geweld gebagatelliseerd? Heeft men de indruk dat VE erg selectief is in zijn weergave van het verhaal?
Typeringen: selectief ontkennen anderen de schuld geven weigeren verklaring af te leggen acceptatie (zo ben ik)
Medeplegers
schade beperken, o.a. door schuld bij anderen te leggen Wordt het delict met anderen gepleegd? Wat voor rol spelen de medeplegers Zijn er omstanders, spelen die een rol? Is er sprake van groepsdruk?
Verwarring
Is de VE in de war tijdens delict?
Onder invloed
Is de VE onder invloed tijdens delict?
8080
Tabblad 5: Leefgebieden
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Overzicht rapportages JDonline … … …
Datum
Datum delict waarop rapportage/ taakstraf betrekking heeft
…
…
Klantenkaart Veiligheidshuis, besproken in … … … … Werk/ scholing/ huisvesting
Opleiding
Soort, opleidingsniveau, al dan niet afgemaakt
Werk, inkomen
Soort werk, regelmaat van werk Ontvangt VE inkomen? Via werk, uitkering, etc? Om welke reden heeft VE geen werk? Bijv. arbeidsongeschikt. Dagbesteding indien geen werk Is er sprake van schulden?
Huisvesting Verslaving, psychische en gedragsproblematiek
Verslaving
Waar verblijft VE doorgaans? Bijv. dakloos, detentie, opvang Is er sprake van middelengebruik, hoe lang wordt gebruikt, hoeveel, welke middelen? Is er sprake van verslaving?
Psychiatrie
Leidt de verslaving tot criminaliteit en/of agressie? Zijn er officiele rapportages en diagnoses m.b.t. psychische stoornissen? Is er een vermoeden van een psychische stoornis? Voorbeelden van gedrag,? Worden medicijnen gebruikt? Vanaf welke leeftijd is er sprake van (vermoeden) van psych. stoornis of gedragsproblemen? Leidt de stoornis tot criminaliteit en/of agressie?
Verstandelijk vermogen Gezondheid
Is er sprake van LVB-problematiek? Is er sprake van traumatische gebeurtenissen in het verleden? Wat en wanneer? Informatie m.b.t. gezondheid algemeen
8181
Houding en gedrag
Hoe gaat VE om met stress, mate van beheersing en gevoel van controle? Wat is de houding tegenover autoriteit?
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Agressie en geweld
Is er sprake van een lage frustratietolerantie? Overig gewelddadig/ agressief gedrag van VE (naast de omschreven delicten) Is dit geweld expressief, calculerend, of beide? Houding t.o. gebruik van geweld. Rechtvaardigt VE geweld, goedpraten, bagatelliseren? Is bekend of VE wapens gebruikt of in bezit heeft? Wat voor wapens? Is er sprake van huiselijk geweld?
Sociale relaties
Opvoeding
Algemeen criminaliteitsbeeld obv mib, jd-online, etc. Hoe is/was de opvoedingssituatie? Wel/niet problematisch, was er hulpverlening in het gezin? Was er al op jonge leeftijd sprake van delinquentie of ander problematisch gedrag?
Sociale relaties
Maakt VE deel uit van een jeugdgroep,? Heeft VE 'verkeerde vrienden'? Is VE gevoelig voor groepsdruk? Heeft VE een vaste, stabiele relatie?
Integratie
Integratie
Interventies/ afdoening
Trajecten/ behandelingen
Is VE asielzoeker? Is er sprake van integratieproblematiek, om welke problemen gaat het? Welke trajecten en bahandelingen zijn voor VE inegzet? Ook weigeringen of afwijzingen. Indicaties voor interventies, relevante informatie m.b.t. afdoening/ interventie
VE is geboren in …
82 82
Tabblad 6: Dadertypologie Verwey Jonker Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Kenmerken
Type 1: Machteloos gefrustreerde
Type 2: Het korte lontje
Type 3: Verwarde geweldpleger
Type 4: Geweld als leefstijl
Type 5: beinvloedbare jongere
Type 6: Incidentele geweldpleger onder invloed
Vaker mannen
Mannen en vrouwen
Voornamelijk mannen
Mannen
Mannen en vrouwen
Vaker mannen
ouder dan 25
Alle leeftijden
Ouder dan 25
Alle leeftijden
Jonger dan 25
Jonger dan 35
Meestal niet
Nee
Geen kenmerk
Geen kenmerk. Tijdelijk onder invloed
Instabiel, vaak vermoeden van stoornis.
Vaker instabiel, meestal geen stoornis.
Mentaal stabiel, maar tijdelijk onder invloed van alcohol en/of drugs. Geen stoornis.
Onaangepast, niet welwillend t.o. autoriteiten
Vaker meer aangepaste leefstijl, houding t.o.v. autoriteiten is welwillend
Aangepast. Houding t.o.v. autoriteiten is welwillend.
Vaker frequent agressief en gewelddadig. Lage frustratiedrempel
Niet frequent agressief. Geweld is signaal van achterliggende problematiek.
Eenmalig agressief. Frustratiedrempel is normaal.
Geslacht Leeftijd
Nee
Nee
Ja
Vaak een vermoeden. Anti-sociale persoonlijkheidsstoornis, niet formeel gediagnosticeerd.
Alcohol
Geen kenmerk
Geen kenmerk
Geen kenmerk
Psych. stoornis
Verslaving Instabiel, door frustratie en omstandigheden. Geen psychiatrische stoornis, (alcohol) verslaving.
Vaker stabiel, geen psych. stoornis.
Instabiel, psych. stoornis aanwezig.
Mentale status: instabiel/ in de war tijdens delict of stabiel
Meer onaangepast dan Vaker aangepast dan aangepast onaangepast
Door stoornis onaangepaste leefstijl
Levensstijl
Niet frequent agressief Vaker agressief
Frequent agressief, frustratiedrempel is (zeer) laag. Dit ligt in de persoonlijkheid.
Door stoornis vaker agressief en ontremd, lage frustratiedrempel
8383
Kenmerken
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Overig crimineel, uitgebreid strafblad
Type 5: beinvloedbare jongere Geen overige criminaliteit, vaak first offender
Niet overig crimineel.
Werkloos ivm stoornis. Divers opleidingsniveau, uitkering
Werkloos door onaangepast gedrag, vaker laag opgeleid, schulden
Vaker laag opgeleid, scholier, schoolproblemen
Werkend, divers opleidingsniveau.
Stabiel
?
Problematische thuissituatie, traumatische ervaringen in het verleden
Problemen in gezinssituatie, geweld als signaal van achterliggende problematiek
Stabiel
Bekenden van elkaar, duidelijk aanwezige afhankelijkheidsrelatie
Vaker onbekenden, doorgaans geen afhankelijkheidsrelatie
Zowel bekenden als onbekenden. Afhankelijkheidsrelatie kan zowel aan- als afwezig zijn (m.n. in zorgsector)
Zowel bekenden als onbekenden.
Zowel bekenden als onbekenden, vaker geen afhankelijkheidsrelatie
Onbekenden van elkaar, geen afhankelijkheidsrelatie.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Sterk van invloed
Kan van invloed zijn
Vaker nuchter
Verslaafd, kan onder invloed worden gepleegd.
Kan zowel nuchter als onder invloed
Vaker nuchter
Onder invloed
Niet van invloed
Door omstanders lijken incidenten eerder te escaleren, worden beinvloed door omstanders
Omstanders zijn aanwezig, kunnen een stimulerende rol spelen.
Type 1: Machteloos gefrustreerde
Type 2: Het korte lontje
Type 3: Verwarde geweldpleger
Type 4: Geweld als leefstijl
Veelal niet overig crimineel
Veelal niet overig crimineel
Soms door stoornis overig crimineel
Lager opgeleid, vaker werkloos, vaker schulden
Vaker lager opgeleid, opleiding of werkend, geen opvallendheden
Type 6: Incidentele geweldpleger onder invloed
Overige criminaliteit
Sociale status
Problematische thuissituatie Thuissituatie
Relatie met het slachtoffer Groepsdruk Zowel nuchter als onder invloed Alcohol/ drugsgebruik
N.v.t. Aanwezigheid omstanders
Niet van invloed, dader laat zich aan niets gelegen liggen Niet van invloed
84 84
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Kenmerken
Type 4: Geweld als leefstijl
Type 5: beinvloedbare jongere
Type 6: Incidentele geweldpleger onder invloed
Aanleiding is niet nodig om tot geweld over te gaan. Instrumenteel
Loopt zeer uiteen, het geweld lijkt soms 'spontaan' te ontstaan.
Geringe aanleiding, een foute blik kan voldoende zijn.
Expressief geweld. Verbaal geweld, belediging en bedreiging
Expressief en instrumenteel geweld. Expressief geweld. Varieert van verbaal tot Varieert van verbaal tot (zwaar) fysiek geweld. (zwaar) fysiek geweld.
Expressief en instrumenteel geweld. Varieert van verbaal tot (zwaar) fysiek geweld.
Expressief geweld, van verbaal tot fysiek.
Minder ernstig
Minder ernstig tot ernstig
Van licht tot zeer ernstig
Van niet ernstig tot zeer ernstig
Van niet ernstig tot zeer ernstig
Van niet ernstig tot zeer ernstig
Solo
Solo
Solo
Solo
Zowel solo als in groep Zowel solo als in groep
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Nee
Alleen VPT
Beide, door lage frustratiedrempel
Vaker VPT dan burgers (zorg)
Beide
Burgers en ook VPT
Uitgaanspubliek en VPT werkzaam tijdens het uitgaan.
Vaak spijt
Weinig spijt, verklaart gedrag in termen van Niet 'zo ben ik nu eenmaal'. toerekeningsvatbaar
Geen spijt, geweld is normaal
Vaker spijt
Vaker spijt
Sprake van externe attributie
Bevindt zich vaker in (licht) criminele circuit. Er is sprake van calculerend gedrag, geweld wordt ingezet om doel te Sprake van externe bereiken attributie
Type 1: Machteloos gefrustreerde Gevoel van machteloosheid en frustratie door interactie. Ziet geweld als laatste mogelijkheid
Type 2: Het korte lontje
Type 3: Verwarde geweldpleger
Geen duidelijke aanleiding. Vaak niet Geringe aanleiding, persoonsgericht, uiteenlopend van aard. zonder opzet
Expressief dan wel doelgericht geweld. Voornamelijk bedreiging en verbaal geweld (ook telefonisch en per email of brief)
Aanleiding
Type delict
Ernst van het delict Solo of in groep gepleegd Wapengebruik
Slachtoffer: VPT of burger
Emotie achteraf
Sterke gevoelens van machteloosheid, sprake van externe attributie Overig
Sprake van externe attributie
Zowel interne als externe attributie.
8585
Tabblad 7: Dadertypologie Beke Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Kenmerken
Ongunstig, vaak jonge moeders
Type 2: psychisch onberekenbare geweldpl. Gunstiger, indien problemen vaak samenhangend met stoornis
Type 3: gewoontegeweldpleger Min of meer normaal, soms weinig structuur en discipline, verwennen en snel toegeven.
Type 4a: criminele geweldpleger: harde kern Veel uithuisplaatsing, opgroeien zonder controle en toezicht
Type 4b: criminele geweld pleger: beïnvloedbare jongere Beter dan 4a maar makkelijk te beinvloeden en sociale handicaps
Slecht, vaak op latere leeftijd naar NL
-
-
Integratieproblemen
idem, zie 4a
A.g.v. of hand in hand met verslaving
Ja, een groot deel raakt daarna ook verslaafd, maar stoornis is basis
Nee
Is geen kenmerk
LVG-problematiek+ sociale handicaps
-
Ja
-
-
-
-
-
Ja, verdachte reageert snel en impulsief, bij verhindering wordt men agressief. Houdt verband met opvoeding.
-
-
-
Ja, of behoort dit te gebruiken. Geweld mogelijk terug te voeren op niet innemen van medicijnen
-
-
-
Er is sprake van verslaving en langdurig gebruik
Langzamerhand ontstaat verslavingsachtergrond. Het gaat vaak om combigebruik, veelvuldig cocaine, icm alcohol en softdrugs en hangt direct samen met de psychische stoornis.
Geweld vaak in combinatie met excessief alcoholgebruik wat als katalysator werkt. Geen verslaving met verregaande verloedering, er wordt ook geweld gepleegd zonder alcohol.
Nauwelijks excessief gebruik, soms softdrugs, of alcohol tijdens uitgaan. Zoals alcohol bij type 3 als catalysator werkt, doet sensatiezucht dit idem, zie 4a bij type 4
Type 1: verslaafde geweldpleger
Gezinsklimaat
Integratie
Psychische problematiek Psych.st. op jonge leeftijd
Lage frustratietolerantie/ undercontrolled persoonlijkheid
Medicijngebruik
Middelengebruik/ verslaving
8686
Kenmerken
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Type 1: verslaafde geweldpleger
Type 2: psychisch onberekenbare geweldpl.
Type 3: gewoontegeweldpleger
?
Lijkt vaak aanvankelijk nog wat te worden, maar meestal wordt het einddoel niet gehaald
-
Type 4b: criminele geweld pleger: beïnvloedbare jongere
Redelijk (mavo, meao, lts), een groot deel heeft werk of bron van inkomsten
Type 4a: criminele geweldpleger: harde kern Oorspronkelijke perspectieven zijn niet zo slecht, gedragsproblemen zijn meestal de oorzaak van teloorgang.
idem, zie 4a
-
Ja
-
-
Gemiddeld 33
Gemiddeld 21. Gewone geweldpleger: <10. Geweldpleger met criminele inslag: 30 of meer Gemiddeld 18
Onderwijs/ werk Huiselijk geweld
Vaak meer dan 30, 40-50
idem, zie 4a
Aantal strafzaken
Ja
?
Relatief jong
Vaak al als 12-minner. Startende geweldplegers, vrijwel alle minderjarige geweldplegers behoren tot dit type. idem, zie 4a
Criminaliteit op jonge leeftijd
Allespleger: zware vermogensmisdrijven, vaak met geweld(o.a. beroving) en een scala aan kleinere delicten (winkeldiefstal, etc) 28
Gewone geweldpleger: pleegt alleen geweld, geen criminele inslag. Geweldpleger met Veel zware criminele inslag: losstaande geweldsmisdrijven. Pleegt vermogensdelicten, maar ook geweldsincidenten en andere geïsoleerde incidenten op vermogensgebied29 geweldsmisdrijven
Berovingen in kleine groepjes, willekeurige geweldsincidenten om de kick). 30
idem, zie 4a
Geweldsprofiel
28
hierin onderscheid dit type zich van de gewoontegeweldpleger met criminele inslag Onderscheid zich van verslaafde en criminele geweldpleger die vermogen met geweld plegen, dit geweld is instrumenteel i.p.v. expressief. Onderscheid met de psychisch onberekenbare geweldpleger: er zijn geen psychische stoornissen, er is een bewuste intentie om geweld te plegen. 30 Onderscheid met gewoontegeweldpleger: type 4 pleegt vermogen met geweld, terwijl type 3 m.n. geweldsdelicten pleegt en mogelijk vermogensdelicten zonder geweld. 29
8787
Kenmerken
Type 1: verslaafde geweldpleger
Type 2: psychisch onberekenbare geweldpl.
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Komt overeen met psychisch onberekenbare geweldpleger. Door langdurig drugsgebruik treden Notoire geweldplegers, door bewustzijns-, orientatie- en de stoornis en daaruit denkstoornissen op. voortvloeiende agressie.
Type 3: gewoontegeweldpleger
Er is weinig nodig om te exploderen. Alcohol werkt als katalysator.
Type 4a: criminele geweldpleger: harde kern Sensatiezucht, groepsgedrag. Startende geweldpleger, vaak aan het begin van een lange criminele cariere. Ontwikkelt zich tot professionals, calculerend en uiterst brutaal.
Impulsief en plotseling, weinig doelgericht en varieert in ernst.
Doelgericht en impulsief. Plotseling bij recreatief geweld. Type 4a gebruikt geweld bij uitstek calculerend.
Type 4b: criminele geweld pleger: beïnvloedbare jongere Idem, zie 4a. Wordt later teruggezien als gewoontegeweldpleger met criminele inslag, of glijdt door verslaving of psych. problematiek verder af.
Geweldspatroon Doelgericht en calculerend, professioneel, (zeer) ernstig. In een later stadium meer chaotisch en amateuristisch, minder effectief en soms zelfs bizar.
Chaotisch en amateuristisch, ongericht, plotseling, bizar.
Doelgericht en impulsief. Plotseling bij recreatief geweld. Type 4b gebruikt geweld meer impulsief.
Aard vh geweld
Vaak wel (cat. I t/m III)
Toevallige wapens (cat. IV)
Geen of toevallige wapens.
Relatief vaak. Wapens worden bewust meegenomen om bedreiging kracht bij te zetten. Ook toevallige voorwerpen als tegels, bierflesjes, etc. idem, zie 4a
Geen of licht
Licht of ernstig
Licht of ernstig
Meestal licht
idem, zie 4a
(zeer) ongelijk
Veelal gelijk of in nadeel van de dader
Gelijk of in het nadeel van het slachtoffer (bij huiselijk geweld)
Sterk in het nadeel van het slachtoffer (groepsgewijs) of confrontaties tussen groepen
idem, zie 4a
(zeer) ernstig
Ernstig
Ernstig, vooral bij HG en door Ernstig, m.n. door dreiging en het plotselinge karakter. getalsmatige verhouding. idem, zie 4a
Wapens Letsel
Krachtsverhouding
Intimidatie
8888
Kenmerken
Eindrapportage Plegers van geweld tegen werknemers met een publieke taak
Type 1: verslaafde geweldpleger
Type 2: psychisch onberekenbare geweldpl.
Type 3: gewoontegeweldpleger
Type 4a: criminele geweldpleger: harde kern
Type 4b: criminele geweld pleger: beïnvloedbare jongere
Geselecteerde (toevallige) slachtoffers. In een later stadium wordt de keuze minder zorgvuldig (ook familie)
Toevallige voorbijgangers, familie, toezicht en handhaving. De aanleiding speelt zich af in het hoofd van de geweldpleger. Wordt bij verdergaande verloedering vaker opgepakt voor openbare orde, slachtoffer is dan vaak VPT.
Toevallig en relationeel.
Toevallige slachtoffers
idem, zie 4a
Type 4b pleegt vaak impulsiever hun misdrijven en wordt vaak direct gepakt. Daarbij bekennen ze vlotweg alles of ontkennen alles, zelfs bij overweldigend bewijs.
Ja
Keuze slachtoffer Probeert de schade te beperken door selectief te bekennen/ ontkennen en anderen de schuld te geven, maar met een zekere naiviteit, vergeleken met andere typen die hier calculerender mee omgaan.
Totaal ontkennen, weigeren verklaring af te leggen. Alles en iedereen tegensprekend, soms ook naderhand niet aanspreekbaar en in de war.
Acceptatie (zo ben ik), relatief ongevoelig voor correctie en neigt zichzelf te accepteren of de schuld buiten zichzelf te leggen.
Type 4a houdt rekening met het risico gepakt te worden ('bedrijfsrisico'), de schade dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Het eigen aandeel verkleinen ten koste van een ander en door anderen naar de voorgrond te schuiven.
-
-
-
Ja
Rechtvaardiging achteraf Opereert bij uitstek in groepsverband
8989