0,1 is statistisch geen effect van de objecten aan te tonen. In de tabellen worden de statistische verschillen tussen de objecten aangegeven met een letter. Objecten met een gelijke letter zijn statistisch niet verschillend van elkaar. Dit wordt tevens aangegeven door de LSD (Least Significant Difference). 4.7.1 Metingen test I Deze test is uitgevoerd op 11/3 (lampen uit) en 16/3 (lampen aan). Er is op drie verschillende hoogten op één vast plek in de ruimte gemeten (h: 10 cm, 150 cm en 250 cm). Per meting is er 25 liter lucht afgezogen. 1 specifiek voedingsmedium (SBM) is toegepast
Financiers:
financiers:
23
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Virobuster Viroxx Meting aan uit aan uit 0:00:00 0,0 a 1(start) 0:00:00 0,0 0,3 0,7 ab 0:30:00 2,7 b 2 0:15:00 1,0 0,0 0,7 ab 1:00:00 0,3 a 3 0:30:00 0,7 0,0 0,0 a 1:30:00 0,0 a 4 0:45:00 0,7 0,0 0,0 a 2:00:00 2,7 b 5 1:00:00 0,0 0,7 1,7 b 3:00:00 1,0 ab 6 1:30:00 1,3 0,0 0,3 ab 4:00:00 0,0 a 7 2:00:00 2,0 0,0 1,3 ab 5:00:00 0,0 a 8 2:30:00 0,7 0,0 0,7 ab 6:00:00 0,0 a 9 3:00:00 2,0 0,0 0,7 ab 0,27,09 0,519 0,473 0,017 P 1,4 lsd 2,3 0,7 1,8 Tabel 4 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) van 3 hoogtemetingen (25l) – test I Meting
Bij zowel de Virobuster als bij de Viroxx zijn geen statische verschillen waargenomen in het aantal gemeten sporen in de ruimtelucht. Het aantal gemeten sporen op het SBM-medium was laag. 4.7.2 Metingen test II Deze test is uitgevoerd op 2/4/2009. De omstandigheden waren idem als bij Test I met als verschil dat er per meting 50 liter lucht is afgezogen. 2 specifieke voedingsmedia (SBM) en (KHK) zijn toegepast Meting met Virobuster In Tabel 5 is het aantal gekiemde sporen weergegeven per medium. Er is bij het SBM medium in de test met de Virobuster met de lampen aan een duidelijke afname van het aantal sporen (CFU’s) gemeten (figuur 8). Het gemiddeld aantal gemeten sporen bij de test met de lampen uit blijft de gehele meetperiode op hetzelfde niveau. Na het invoeren van de gegevens in Genstat bleek dat de ‘P’ ligt tussen de 0,05 en <0,1 wat inhoudt dat er sprake is van een tendens (zie ook toelichting 4.7.1). Het aantal gemeten sporen op vooral het KHK-medium was laag te noemen en statistisch onbetrouwbaar. Tijd
Uit
Uit
Aan
Aan
(KHK-medium)
(SBM-medium)
(KHK-medium)
(SBM-medium)
1(start) 0:00:00
0,0
7,5
2,0
20,0 c
2
0:15:00
0,0
7,5
0,0
19,0 bc
3
0:30:00
0,0
6,0
0,0
9,5 abc
4
0:45:00
0,5
7,5
1,5
6,5 abc
5
1:00:00
0,0
5,5
0,0
4,5 ab
6
1:30:00
0,5
7,0
0,0
2,0 a
7
2:00:00
0,0
1,5
0,5
0,5 a
8
2:30:00
0,0
8,0
1,5
0,5 a
9
3:00:00
0,0
8,5
0,0
0,5 a
0,635
0,966
0,349
fprob
0,089
lsd 0,8 13,7 2,3 15,3 Tabel 5 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) van 2 hoogtemetingen (50l) met de Virobuster – test II
Financiers:
financiers:
24
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Figuur 8 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) van 2 hoogtemetingen (50l) met de Virobuster
Meting met Viroxx In Tabel 6 is het aantal gekiemde sporen weergegeven per medium. Er is een lichte afname in de tijd aanwezig van het aantal sporen (CFU’s) gemeten bij de Viroxx met de lampen aan (figuur 9). Het gemiddeld aantal gemeten sporen bij de test met de lampen uit blijft de gehele meetperiode op hetzelfde niveau. Na het invoeren van de gegevens in Genstat bleek echter dat de afname statisch gezien niet betrouwbaar genoeg kan worden genoemd. Het aantal gemeten sporen op vooral het KHK-medium was laag te noemen. Viroxx –aan KHKmedium
Tijd
SBMmedium
1(start)
0:00:00
0 a
2,5 ab
2
0:30:00
0 a
8 c
3
1:00:00
0 a
8 c
4
1:30:00
0 a
3 b
5
2:00:00
0,5 ab
2 ab
6
3:00:00
1 b
0 a
7
4:00:00
0,5 ab
3 b
8
5:00:00
0 a
0,5 ab
9
6:00:00
0 a
1 ab
P
0,27,09
0,090
lsd 1,4 0,7 Tabel 6 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) van 2 hoogtemetingen (50l) met de Viroxx-aan – test II
Financiers:
financiers:
25
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Figuur 9 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) van 2 hoogtemetingen (50l) met de Viroxx-aan
4.8
Discussie
4.8.1 Test I Het aantal gemeten sporen in zowel de test met de Virobuster als met de Viroxx is laag. Er zijn totaal niet meer dan 2 vitale sporen per meting aangetroffen. Vooral het aantal sporen bij de test met de Virobuster lampen aan, zijn over de gehele meetperiode laag; dit staat niet in verhouding met het aantal ingebrachte Botrytis-sporen (1 mg). Na 4 uur zijn er, bij de Virobustertest met de lampen uit, geen sporen meer in de lucht gemeten. In de metingen bij Virobuster-uit zijn er na 4 uur nog wel enkele kiemende sporen gemeten. Waarden zijn echter niet hoger dan 2 kiemende sporen per schaal. Tussen de meethoogten (10 cm, 150 cm en 250 cm) zijn geen verschillen in het aantal gemeten sporen aanwezig. 4.8.2 Test II Het aantal kiemende sporen op het KHK-medium is bij zowel de test met de Virobuster als bij de test met de Viroxx laag. Er zijn op het KHK totaal niet meer dan 2 vitale sporen per meting aangetroffen. Het aantal kiemende sporen ligt op het SBM medium gemiddeld hoger dan op het KHK-medium. Bij de Virobuster-aan is er een duidelijke afname zichtbaar van het aantal sporen in de lucht. Tussen de meethoogten (10 cm, 150 cm en 250 cm) zijn geen verschillen in het aantal gemeten sporen aanwezig. 4.9
Gewenste uitvoeringsvorm kasomgeving
4.9.1 Luchtbehandelingskast Onderzoeken en ontwikkelingen in het geconditioneerd telen hebben aangetoond dat het ventilatievoud en het opgestelde koelend vermogen geconditioneerde kassen verder teruggebracht kan worden. De meest recente ontwikkelingen op het gebied van geconditioneerd telen maken een gebruik van een ventilatievoud van 1 maal de kaslucht per uur. Indien als uitgangspunt 1 LBK per 200 m² wordt genomen dat zal er dus circa 1000-1200 m³ lucht per uur worden verplaatst, uitgaande van een moderne kas. Gezien de keuze voor UV-C techniek zal de kaslucht langs een centrale plaats geleidt moeten worden, waar het in aanraking kan komen met de UV-C straling. Aansluiting van de Virobuster techniek op de reeds ontwikkelde luchtbehandelingssystemen voor kassen is hierbij een logische stap. In de tuinbouw zijn er grofweg drie systemen te onderscheiden:
Financiers:
financiers:
26
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
1. Luchtbehandelingskast met luchtslang (wel/niet voorzien van buitenlucht aanzuiging); 2. Luchtbehandelingskast met vrije uitblaas; 3. Vertifan waarbij (warme) kaslucht van boven in de kas naar beneden wordt gebracht. De LBK met vrije uitblaas wordt toegepast door de begeleidende betrokken teler Groenwegen. Deze kweker ondervindt sommige perioden nadelen van de vrije uitblaas, met name wanneer het gewas jong is. Omdat de techniek voor het onderzoek toegepast wordt in een vrij kleine (200 m²) afdeling valt deze vorm af. Resteert de uitvoeringsvormen van een LBK met luchtslang en de Vertifan® (bijlage 4). De Vertifan® heeft als voordeel dat er op veel plaatsen in de kas luchtverplaatsing plaatsvindt. Een betere menging van de lucht is het gevolg. Toch is niet voor deze techniek gekozen, vanwege het feit dat de techniek vooralsnog niet gecombineerd wordt met geconditioneerd telen. Indien geconditioneerd telen en UV-C luchtontsmetting echter gescheiden worden gehouden is deze techniek een goede optie. Uiteindelijk is gekozen voor de configuratie waarbij de UV-C toegepast wordt in combinatie van een LBK met luchtslang. 4.9.1.1 Bepaling specificaties LBK + UV-C Onderzoeken en ontwikkelingen in het geconditioneerd telen hebben aangetoond dat het ventilatievoud en het opgestelde koelend vermogen verder teruggebracht kan worden. De meest recente ontwikkelingen op het gebied van geconditioneerd telen maken een gebruik van een ventilatievoud van 1 maal de kaslucht per uur. Indien als uitgangspunt 1 LBK per 200 m² wordt genomen dat zal er dus circa 1000-1200 m³ lucht per uur worden verplaatst, uitgaande van een moderne kas. Omdat na de Go/NoGo fase de techniek uitgetest zou worden in een onderzoeksafdeling, zijn de berekeningen op de onderzoeksafdeling afgestemd. De voorziene kasafdelingen zijn elk 200 m2, zodat er circa 900 m³ kaslucht rondgepompt moet worden wanneer men uitgaat van een ventilatievoud van 1. Uitgaande van een luchtbehandelingkast met hieraan een luchtslang zal er een zo optimaal mogelijke luchtstroming in de kas gecreëerd moeten worden. Hierbij is de luchtinlaat bij voorkeur bovenin de kas, omdat de lucht uitblaas van onderaf plaatsvindt middels een luchtslang. Op deze wijze ontstaat een circulatie. De meest logische plaats om de Virobuster buizen te plaatsen is aan de luchtinlaat van de luchtbehandelingskast, omdat wervelingen hier minimaal zijn. De Virobuster buizen zijn technisch vrij eenvoudig van opzet en zouden in principe in elke uitvoeringsvorm gemaakt kunnen worden. De uitvoeringsvorm dient uit een zodanig aantal UV-C buizen te bestaan dat de minimale stralingssom gehaald wordt welke voor Botrytis benodigd is. Reflectoren moeten ervoor zorgen dat er geen licht verloren gaat. De Virobuster buizen zijn voorzien van een reflector aan de binnenzijde, welke ervoor zorgt dat er zo min mogelijk UV-C licht verloren gaat. Om vervuiling van de reflector, en dus vermindering van het rendement tegen te gaan, zal de LBK voorzien moeten worden van een fijnfilter. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat het filter jaarlijks gereinigd of vervangen moet worden. Het filter moet worden geplaatst vóór de inlaat van de Virobuster en vormt feitelijk de aanzuiging. Het volume van de luchtbehandelinginstallatie neemt door de Virobuster buizen en filters toe met ten minste 0,25 m3, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat deze delen licht onderscheppen. Componenten die aan veroudering onderhevig zijn in de Virobuster, zijn de UV lampen en in mindere mate de voorschakelapparatuur. UV-C lampen verouderen zeer geleidelijk waarbij het lichtniveau afneemt en de warmteproductie toeneemt. In de regel worden UV-C lampen na 9000 uur vervangen. In de UV-C apparatuur 187 dagen per jaar (24hr) gebruikt zou worden dan zullen elke 2 jaar de lampen vervangen moeten worden.
Financiers:
financiers:
27
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
4.9.2
Economische haalbaarheid
Uitgaande van een economisch haalbare toepassing dienen de opbrengsten/besparingen van de UV-C toepassing in overeenstemming te zijn met de kosten . 4.9.2.1 besparingen Als uitgangspunt zijn de volgende besparingen genomen 1. besparing op gas doordat er minder actief ontvochtigd behoeft te worden 2. besparing op arbeid doordat in het gewas minder pleksgewijs bestreden hoeft te worden 3. besparing op (chemische) gewasbeschermingsmiddelen Ad 1) Uitgangspunt is dat in kassen circa 8 m³ gas per m² perjaar gebruikt wordt om de kas te ontvochtigen. Als aanname is genomen dat bij een lagere sporendruk op bepaalde momenten de vochtigheid in een kas verder op mag open. De aanname voor de besparing op gas is 3 m³/m² per jaar; bij een gasprijs van € 0,35/m³ (ten tijde van het aangaan van de proef) was dit dus € 1,05/m² per jaar. Ad 2) Bedrijven die willen voorkomen dat het gewas te lijden heeft onder Botrytis aantastingen en die tegelijkertijd niet teveel gas willen verstoken zullen veel moeten scouten en plekgewijs bestrijden. De aanname van besparing is gesteld op € 0,45/m² per jaar. Ad 3) De besparing op chemische gewasbescherming tbv Botrytis is gesteld op € 0,50/m² perjaar. 4.9.2.2 kosten De kosten van de UV-C toepassing in combinatie met de LBK kunnen worden in vaste en variabele kosten: 1. kosten installatie UV-C aangesloten op een bestaande LBK (vaste kosten); 2. vervangingskosten UV-C lampen 2 jaarlijks; 3. kosten filtrage lucht; 4. elektra kosten. Ad 1-4) De vaste kosten worden met name gevormd door de behuizing van de UV-C toepassing en de variabele kosten worden gevormd door elektriciteitskosten, vervangingskosten lampen en vervangingskosten filters. Indien de lucht in de kas vrij gehouden kan worden van sporen zou de Botrytis druk verminderd kunnen worden. Dit resulteert in de begroting van tabel 7.
Financiers:
financiers:
28
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
1 variabele kosten m2 per UV-C LBK opgesteld vermogen opgesteld vermog/m2 draaiuren/jaar kosten electra verbruik/jaar.m2
BEGROOT Virobuster 180 270 1,50 5000 € 0,06 € 0,45
2 onderhoud aantal lampen/unit kosten lamp Philips kosten lamp per m2 kosten filter GLA kosten filter per m2 subtotaal lamp+filter II
€ € € € €
25,00 0,42 70,00 0,39 0,81
3 investering 1 unit afschrijving 8 jr rente 6% R+A per m2
€ € € €
600,00 75,00 36,00 0,62
Variabele kosten (post 1) RAO totaal (post 2 en 3) TOTAAL kosten
€ € €
0,45 1,42 1,87
Gasbesparing in m3 Gasbesparing bij 35ct Arbeidsbesparing Chemie TOTAAL besparingen
€ € € €
3 1,05 0,45 0,50 2,00
SALDO
€
0,13
3
Tabel 7 : saldobegroting
Financiers:
financiers:
29
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
5 Discussie (Fase I) Het project om de haalbaarheid te bepalen van de toepassing van UV-C luchtontsmetting was opgedeeld in twee fasen. Hierbij was het voornaamste doel van de eerste Fase om bestaande kennis in kaart te brengen en om onderzoek te doen naar het de haalbaarheid van de techniek ‘an sich’. Voor de eerste Fase was een beperkt budget gereserveerd, omdat de belangrijkste vraagstukken het beste in een kasomgeving met planten konden uitgetest. In Fase I kwamen de volgende onderzoeksvragen naar voren: • is UV-C de meest geschikte techniek om schimmelsporen in de kaslucht te doden, of zijn er nog alternatieve technieken welke toegepast kunnen worden? • wat zijn de voor- en nadelen van verschillende technieken en welke toeleverancier kan zorg dragen voor een betrouwbare installatie? • welke stralingsdosis is benodigd voor afdoding van Botrytis sporen? • op welke wijze kan de concentratie van Botrytis sporen in de lucht gemeten worden? • is het mogelijk om in een afgesloten ruimte de sporendruk te verlagen na toepassing van de betreffende techniek van luchtontsmetting, zodat de werking van het apparaat aangetoond kan worden? • op welke wijze kan de betreffende techniek van luchtontsmetting geïntegreerd worden in de kasomgeving? • biedt de techniek economisch gezien mogelijkheden genoeg om het project voort te zetten? Hieronder volgt een korte discussie per één of twee onderwerpen, aangevuld met een discussie over vraagstukken. 5.1 Beschikbare technieken Zoals in 4.2 is beschreven zijn er meerdere technieken voorhanden waarmee lucht ontsmet zou kunnen worden. Qua werkingsprincipe kunnen er twee onderscheiden worden: UV-C en Ozon. Ozon is een oxidator en hierdoor heeft het gas bij voldoende geïnstalleerd vermogen een ruimtewerking. Dit kan als voordeel hebben dat de luchtstroming in een kas van minder groot belang is. Het gasverspreidt zich immers vanzelf, denk hierbij aan het verspreiden van een geur. Een zeer groot nadeel van Ozon is dat het onbekend is wat effect is op de plant. Is er een drempelwaarde voor het gewas en wat is deze drempelwaarde? Uit de literatuur (WUR/Dueck T., 2008) is bekend dat sommige gassen een zeer lage drempelwaarde kennen voor de plant. Om deze reden is besloten om deze techniek niet toe te passen. Uit interesse is na afloop van de proef wel een steekproef gedaan met deze techniek. UV-C is een veel gebruikte techniek in de tuinbouw, waar eveneens veel onderzoek naar gedaan is. De werking van UV-C staat niet ter discussie, echter de toepassing in een luchtontsmetting systeem was nog onbekend. Er zijn twee typen uitvoeringsvormen: een uitvoering waarin UV-C werkt met een katalysator en een uitvoering waarin UV-C opgesteld staat in een reflecterende omgeving. De fabrikant welke gebruik maakte van de katalysator bleek echter geen deugdelijke onderbouwing te kunnen geven van de aannames en wilde onvoldoende openheid van zaken geven. Na overleg met de bewuste rozengroep en de betrokken telers van TTO is besloten om niet met dit bedrijf verder te gaan. Daarnaast was er nog een praktische reden: titaandioxide is als poedervorm aangebracht op de wanden rond de UV-C lamp en dit kan zeer makkelijk vervuilen. Resteert de toepassing van de UV-C techniek in een reflecterende omgeving, welke aan werd geboden door het bedrijf Ergoline. Door de reflecterende omgeving gaat zo min mogelijk straling verloren en zullen sporen, bacteriën maar ook stofdeeltjes zo effectief mogelijk worden beschenen. Van alle bedrijven kon het bedrijf Ergoline de meeste onderbouwing geven voor het product. Een onbekende voor de techniek blijft de toepassing in een kasomgeving: hoe snel vervuilt de reflector en welke praktische problemen komt men tegen?
Financiers:
financiers:
30
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
5.2 Benodigde stralingsdosis Er is reeds veel onderzoek gedaan naar de bestrijding van Botrytis in het algemeen en naar het gebruik van UV-C als waterontsmetter. De onderzoeken van de bestrijding van Botrytis hebben zich in het geval van preventieve bestrijding veelal gericht op het klimaat of de weerbaarheid van het gewas. In ieder geval niet op het verlagen van de sporendruk. Een uitzondering hierop vormt een onderzoek van de Katholieke Hogeschool van Kempen, welke in kaart heeft gebracht wat het effect is van het bladruimen op de sporendruk. Er is echter geen betrouwbare onderbouwing aanwezig voor de relatie tussen sporendruk en aantasting in de kas. Betreffende UV-C kan na vele gesprekken met deskundigen geconcludeerd worden dat de toepassing zich met name gericht heeft op het curatief bestrijden van Botrytis (dus het mycelium). Er is geen informatie over de benodigde stralingsdosis welke benodigd is om Botrytis sporen te kunnen doden. Om deze reden is ervoor gekozen om af te gaan op de informatie welke bij de fabrikant aanwezig was. En een spore op te nemen welke qua grootte en structuur lijkt op die van Botrytis. Dit zijn Penicillium sporen. De benodigde stralingsdosis varieert hiervan en daarom is in eerste instantie gekozen voor een stralingsniveau van 13,3 mJ/cm² wat zou resulteren in een 90% afdoding in de ruimte van circa 4 uur. Voor de berekening van de apparatuur heeft de fabrikant een software pakket ontwikkeld. Omdat er nog onzekerheid is over de toepassing en de effecten in een kasomgeving was het advies om in het begin van de teelt de sporendruk intensief te monitoren en zo nodig het stralingsniveau bij te stellen. 5.3 Gesloten ruimte test De gesloten ruimte test voor twee apparaten, te weten de Viroxx en de Virobuster, in tweevoud uitgevoerd. In de eerste test is er per meting met de Airsampler 25 liter lucht aangezogen; gezien het relatief hoge aantal sporen in de ruimte was de verwachting dat dit voldoende was. Er zijn hiervoor twee soorten mediums gebruikt : het SBM medium en het KHK medium. Het aantal gemeten sporen in zowel de test met de Virobuster als met de Viroxx is laag, ongeachte of de apparaten aan of uit stonden. Er zijn totaal niet meer dan 2 vitale sporen per meting aangetroffen, ongeacht het type medium. Vooral het aantal sporen bij de test met de Virobuster lampen aan, zijn over de gehele meetperiode laag; dit staat niet in verhouding met het aantal ingebrachte Botrytis sporen (1 mg). Na 4 uur zijn er bij de Virobuster test met de lampen uit, geen sporen meer in de lucht gemeten. In de metingen bij Virobuster-uit zijn er na 4 uur nog wel enkele kiemende sporen gemeten. Tussen de meethoogten (10 cm, 150 cm en 250 cm) zijn geen verschillend in het aantal gemeten sporen aanwezig. Geen van de waarden van de metingen waren echter hoger dan 2 kiemende sporen per schaal, waardoor de statistische betrouwbaarheid zeer slecht is. Om deze reden is ervoor gekozen om in de tweede test het volume van de aangezogen lucht van de Airsampler te verdubbelen naar 50 liter lucht per meting. Uit deze test kwam naar voren dat het KHK medium selectiever is dan het SBM medium. Er zijn op het KHK totaal niet meer dan 2 vitale sporen per meting aangetroffen. Het aantal kiemde sporen lag op het SBM medium gemiddeld hoger dan op het KHK-medium. Bij de Virobuster-aan is er een duidelijke afname zichtbaar van het aantal sporen in de lucht. Kijkende naar figuur 3 in § 4.7.2 is een gelijkmatige daling te zien van de concentratie sporen welke in een vloeiende kromme afloopt. Het gemiddeld aantal sporen bij aanvang van de proef was 20 stuks en na afloop van de proef gemiddeld 0,5 stuks. Er werden dus na 3 uur tijd nog wel levende sporen gemeten in de lucht. Tussen de meethoogten (10 cm, 150 cm en 250 cm) zijn overigens geen verschillende in het aantal gemeten sporen aanwezig. De proef met de Virobuster liet weliswaar een duidelijke daling zien van het aantal sporen, echter doordat de meting in de eerste maal met 25 liter lucht werd uitgevoerd en in de tweede meting met 50 liter lucht is er sprake van 1 meting. Deze meting heeft wat betreft de statistische betrouwbaarheid het kenmerk ‘tendens’ doordat de P tussen de 0,05 en de 0,1 ligt.
Financiers:
financiers:
31
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bij de Viroxx-aan was er een veel onregelmatiger patroon te zien. Er was weliswaar sprake van een afname van het aantal sporen in de tijd gezien. Het gemiddeld aantal sporen bij aanvang van de proef was 8 stuks en na afloop van de proef gemiddeld 1 stuks. Na vier uur, twee uur voor het einde van de proef, was er nog een toename van het aantal sporen te zien. Dit is niet goed te verklaren. De Viroxx maakt echter ook gebruik van een Titaniumoxide katalysator en dit is ongewenst vanwege de gemakkelijke vervuiling. Er zijn daarom geen proeven meer uitgevoerd met de Viroxx. aanpassing selectief medium Het aantal sporen dat wordt gemeten op het KHK-medium is erg laag ten opzichte van het SBM-medium. Op beide media zijn er naast Botrytis sporen ook Penicillium ssp. sporen gemeten. De selectiviteit van met name het KHK medium is nog niet voldoende. Er is nauw contact geweest met zowel Blgg, De Katholieke Hogeschool Kempen (KHK) als de WUR (Bleiswijk) betreffende het toepassen van specifieke media voor luchtmetingen. Op basis van de resultaten van beide testen zullen er in overleg met deze instanties aanpassingen dienen te worden gemaakt in bereiding en/of recept. De betrouwbaarheid van de meetmethode dient verbeterd te worden. 5.4 Integratie in een kasomgeving Betrokken onderzoeksinstellingen en laboratoria hebben aangegeven dat de airsampler slechts gezien moet worden als een stuk ‘gereedschap’ en dat ten alle tijden de werking op het gewas bepaald moet worden. Een zeer grote onbekende is het functioneren van het apparaat in een kasomgeving. Ter voorbereiding van Fase II is daarom onderzocht hoe de apparatuur het beste in een kas geïmplementeerd kan worden. Gezien het feit dat er relatief veel onderzoek en praktijkervaring is opgedaan naar geconditioneerd telen was het logisch om de apparatuur hierop af te stemmen. Aangenomen dat duidelijk is welke exacte stralingsdosis in mili joule er nodig is om Botrytis sporen te doden? resteert de vraag hoeveel sporen er in de lucht aanwezig zijn, hoe snel de sporendruk toeneemt en dus hoe ‘grondig’ de lucht ontsmet dient te worden. Dit is zeer lastig te bepalen om een aantal redenen: • het is onbekend tot hoe ver de sporendruk in een kas kan oplopen als vanaf begin van de teelt de apparatuur wordt ingezet. • het is onbekend hoe de lucht zich exact door de kas beweegt; plekken met slechte luchtstroming zouden bronnen van Botrytis kunnen zijn. • het is onbekend hoe groot de infectiedruk van ‘buitenaf’ is bij een bepaalde stand van de luchtramen. Uiteindelijk is daarom gekozen voor een vast ventilatievoud van circa 1 maal de kaslucht per uur en de aanname dat de lucht per rondgang voor 90% ontsmet dient te worden. In principe wordt de kaslucht dan 24 maal per uur voor 90% ontsmet. In de berekening van de proef van Fase II heeft men middels het uittesten op een LBK en de luchtslang geprobeerd de situatie zo praktijkgericht mogelijk te maken. De berekening is gericht op 1 aanzuigpunt per 200 m². Ten tijde van de proef zal, op het moment dat het gewas nog niet vatbaar is voor schimmelsporen, nauwkeurig de sporendruk gevolgd moeten worden. Eventuele aanpassing van het systeem op basis van de ervaring op praktijkschaal kan dan nog ngepast worden. 5.5 Economie Gezien de relatie tussen sporendruk en opgesteld vermogen UV-C nog niet duidelijk is, is er een aanname gedaan van 5000 draaiuren per jaar (een jaar heeft 8760 uur). Hierbij is het elektriciteitsverbruik € 0,45 per m² per jaar. Het aantal draaiuren zorgt er ook voor dat de vervangingspost lampen met € 0,81 relatief zwaar op de kosten drukt. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat de fabrikant Philips een prijs heeft afgegeven welke gebaseerd is op kleine reeksen. Gezien de gebruikte grondstoffen voor UV-C is de verwachting dat de kosten kunnen dalen. Ten tijde van de proef was de gasprijs met € 0,35 hoog te noemen (op het moment van schrijven is deze € 0,23). De berekening kan in deze fase meer gezien worden als een model waarin variabelen ingevuld kunnen worden. Er zijn teveel onbekenden om zekerheid te geven.
Financiers:
financiers:
32
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
6 Conclusies (Fase I) Naar aanleiding van het onderzoek in Fase I kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • De techniek van ontsmetten met UV-C heeft de voorkeur boven toepassingen met Ozon. • De benodigde stralingsdosis voor Botrytis sporen is niet bekend. • Op basis van de resultaten van de gesloten ruimte test kan er worden geconcludeerd dat zowel de Virobuster als de Viroxx een afname veroorzaken in het aantal sporen in een luchtruimte. Bij de Virobuster zijn op 50 cm meethoogte na 1 uur 90% minder sporen gemeten dan bij de meting op 0:00. Bij de Viroxx zijn er na 4 uur 60% minder sporen aangetroffen. Ten opzichte van de Viroxx ontsmet de Virobuster de ruimtelucht sneller. • Het gebruik van de airsampler en bijbehorende selectieve Botrytis media zullen in de tweede fase verfijnd moeten worden; mogelijk moeten er aanpassingen worden gedaan aan het medium om de selectiviteit te vergroten en de kiemkracht van sporen toe te laten nemen • Door het UV-C systeem aan te sluiten op bestaande luchtbehandeling systemen is de techniek goed in te passen in een kas. • Met de aangenomen variabelen is er aanleiding dat de techniek economisch haalbaar is. 7 Aanbevelingen nav Fase I Naar aanleiding van het onderzoek in Fase I zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd voor Fase II: • Er zijn in een kasomgeving veel variabelen welke de werking van het apparaat kunnen beïnvloeden; om deze reden verdient het de aanbeveling om de sporenmetingen in de lucht voort te zetten en indien nodig het opgestelde vermogen te verhogen of te verlagen • Om de betrouwbaarheid van de metingen met een Airsampler te verhogen zal er bij metingen 50 liter lucht in plaats van 25 liter lucht dienen te worden afgezogen De concentratie van Botrytis-sporen in een kas met geïnfecteerde tomatenplanten kan variëren van 1 tot 116 sporen per m³bij een zware infectiedruk (Rudi Aerts, 2003). Wat de hoeveelheid sporen is in de toegepast 1 mg is niet bekend en zal ook moeilijk te bepalen zijn. Dit wordt veroorzaakt door de altijd aanwezige contaminatie van mycelium en andere deeltjes in het monster. In een kassituatie met gewas zullen er naast metingen met een Airsampler ook altijd visuele beoordeling op Botrytis-aantasting dienen te worden uitgevoerd. In overleg met de onderzoekscoördinatoren A. Dijkshoorn en L. Oprel is op basis van de resultaten van Fase I besloten om het onderzoek van Fase II voort te zetten.
Financiers:
financiers:
33
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Fase II (01/07/09 tot 12-12-09)
Financiers:
financiers:
34
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
8 Inleiding Het onderzoek in Fase II heeft zich gericht op de toepassing van de techniek in een kasomgeving. Op basis van de resultaten van een uitgevoerde gesloten ruimtetest, waarbij de effectiviteit van twee verschillende ontsmettingssystemen is getest, is besloten om het Virobuster systeem van Ergoline verder te gaan testen in een kasomgeving. Ondanks dat de brontechniek (UV-C / Ozon) effectief kan zijn en een apparaat op systeemniveau kan werken, biedt dit nog geen zekerheid voor een toepassing in de kas. Het uitgangspunt is dat de sporenconcentratie van Botrytis sporen in de lucht van de kasafdeling dermate verminderd wordt dat er minder aantasting van Botrytis plaatsvindt. Een belangrijke onzekerheid hierbij is de wijze waarop de lucht zich in de kas voortbeweegt en de relatie tussen sporendruk en aantastingen in het gewas. De doelstelling van Fase II luidt: ‘Kan met behulp van een UV-C ontsmettingssysteem de concentratie Botrytis sporen in de kaslucht dusdanig worden verlaagd dat het aantastingniveau van Botrytis in een tomatengewas hierdoor wordt verlaagd?’ De onderzoeksvragen hierbij luiden: • hoe beweegt de lucht zich door de kasafdeling? Met daarbij aandacht voor de dode hoeken in een kasafdeling en de snelheid van verplaatsing van lucht. • welke variabelen zijn van invloed op de werking van de ontsmettingstechniek in een kasafdeling en hoe kunnen deze beïnvloed worden? Er kan hierbij o.a. gedacht worden aan de luchtstroomsnelheid, aantal lampen en opgesteld vermogen. • is het mogelijk om de sporendruk in een kas te meten en een betrouwbare relatie te leggen tussen het opgestelde vermogen van de ontsmettingsapparatuur en de sporendruk in de afdeling? • geeft het verschil in sporendruk en aantastingniveau tussen de behandelde en onbehandelde afdeling voldoende aanleiding om het berekende stralingsniveau van UV-C (in mJ/cm²) aan te houden? • is de mate van aantasting van het gewas in de behandelde afdeling significant minder dan in de onbehandelde afdeling? • wat is de relatie tussen het aantal sporen in de kaslucht en het aantastingniveau met Botrytis in het gewas?
Financiers:
financiers:
35
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
9
Materiaal / methode
9.1 Methode In Fase II is de werking van het apparaat getest in een kasomgeving. Hiertoe is een kasproef uitgevoerd in twee identieke kasafdelingen van elk 184 m2. Beide afdelingen waren voorzien van een LBK + luchtslang. In één afdeling is de LBK gecombineerd met Virobusterbuizen (met UV-C lampen) en in één afdeling zijn deze buizen niet toegepast (referentie afdeling). Beide kasafdelingen hadden een inhoud van 900 m³3 lucht welke minimaal 1 maal per uur ververst diende te worden. Als minimale ventilatievoud is gekozen voor 1 maal per uur omdat dit correspondeert met de recente ontwikkelingen in geconditioneerde kassen en het ‘nieuwe telen’. Middels een rookproef is voorafgaande aan de proef de luchtstroming in kaart gebracht. Na het uitvoeren van de rookproef is net voor het planten een systeemtest uitgevoerd met het ontsmettingsapparaat. De gedachte was dat door een systeemtest in een lege kas uit te voeren er duidelijkheid zou ontstaan over de werking van het apparaat zonder gewas. Om de invloeden van de kas op de apparatuur in kaart te brengen is aan het begin en aan het einde van de proef een lichtmeting uitgevoerd in lux, zodat de vervuiling duidelijk is. De in fase II uitgevoerde gewasproef is gestart in de zomerperiode van 2009. Aangenomen mag worden dat in deze periode een tomatengewas relatief weinig problemen heeft met Botrytis aantasting. Dit wordt deels veroorzaakt door de relatief lage schommelingen in vochtpercentage en temperatuur en de weerbaarheid van gewassen. Deze weerbaarheid is onder normale zomerse teeltomstandigheden hoog, waardoor aantasting met Botrytis wordt geremd. In deze periode zijn er vooral kleine aanpassingen gedaan aan de toegepaste techniek. Na deze aanloopperiode is het gewas bewust zwak gemaakt door teelthandelingen en zijn de omstandigheden in beide afdelingen zo gemaakt dat het gewas zeer vatbaar werd voor Botrytis. Middels deze bewuste handelingen werd ‘de grens’ opgezocht en zou het verschil duidelijk moeten worden tussen een behandelde en onbehandelde afdeling. Gezien de zeer grote vatbaarheid van het gewas, was het uitgangspunt niet een nultolerantie voor Botrytis. Het is een illusie om te denken dat de lucht steriel gemaakt kan worden. Het bepalen van de werking van de techniek aan de hand van metingen aan het gewas vormde het belangrijkste onderdeel van de kasproef. Immers: een teler is vooral gebaat bij het eindresultaat. 9.2
Materiaal
9.2.1 Kas De proef werd uitgevoerd in twee vergelijkbare kasafdelingen (tabel 9). kastype tralie vakmaat oppervlakte poothoogte luchting gootsysteem watergift substraat luchtbehandelingsysteem
Venlo bouw bjr ‘87 8 m1 4,5 m1 8 x 22,5 m = 180 m2 (incl pad 1,5 m1) 4,5 m1 2 ruits voorzien van insektengaas 5 goten (AG 200) in 8 m1 ; hoogte 600 mm boven maaiveld druppelsysteem 2 L druppelaars steenwol 20 x 7 x 130 cm LBK + luchtslang met een ventilatievoud van 1 maal kaslucht per uur
Tabel 9 : Specificaties onderzoeksafdeling
Financiers:
financiers:
36
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
9.2.2 LBK + UV-C Kaslucht werd aangezogen middels luchtbehandelingskast (LBK) en geleid door totaal 3 Virobusterbuizen met 1 UV-C lamp per buis. De met UV-C behandelde lucht werd in een constante flow in de kas verspreid via een plastic luchtslurf (V=4,5 m/s). Deze luchtslurf lag in de verticale lengterichting van de afdeling onder de gehele middelste teeltgoot. De LBK was opgesteld aan de kopgevel waarbij de kaslucht op een hoogte van 2,5 m1 aangezogen werd en de uitblaas plaatsvond in een luchtslang welke onderaan de goot was bevestigd. Voor de proef was een juiste verdeling van de lucht van groot belang. Gekozen is voor een luchtslang met een diameter van 500 mm. Hierdoor was de luchtstroomsnelheid uit het gatenpatroon aan zowel de voor als achterzijde van de gelijk. Om vervuiling van de reflector in de Virobusterbuis tegen te gaan is er gekozen voor een opstelling waarbij eerst de lucht van ontdaan werd van fijne deeltjes door middel van filters. In de opstelling waren de UV-C buizen geplaatst aan de aanzuigzijde. De opbouw was als volgt: 1. Groffilter + Fijnfilter 2. Virobuster buizen 3. LBK 4. Plasticslurf 1
3 2 4
Figuur 11 : LBK en plastic slurf Figuur 10: Filterbak + Virobuster buizen
Onder de aanzuigzijde met hierin de filters, waren de Virobuster buizen geplaatst. De Virobuster buizen zijn buizen met een doorsnede van 155 mm inwendig, waarbij de binnenzijde voorzien is van een reflector. De Virobuster buizen waren aan het begin van de proef elk voorzien van 1 UV-C buis van 90 Watt opgenomen vermogen, goed voor een stralingsdosis voor 13,5 mJ/cm2. In totaal was er sprake van 270 Watt opgenomen vermogen. Het gedeelte dat omgezet wordt in UV-C bedraagt circa 41% ; het restant is warmte of licht in een niet effectief spectrum. De apparatuur bood de gelegenheid om het opgestelde vermogen te verdubbelen naar 540 Watt.
Financiers:
financiers:
37
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
9.2.3 Meetapparatuur Om de sporendruk ten tijde van de proeven in kaart te brengen is dezelfde Airsampler gebruikt als in Fase I (zie §3.1.2.1). Daarnaast is er gebruik gemaakt van een windmeter om de luchtsnelheid te kunnen meten in de luchtslang en de Virobuster buizen (figuur 10)
Figuur 12 : Windmeting in de onderzoeksafdeling
Financiers:
financiers:
38
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
10 Resultaten rookproef 10.1 Inleiding Doel van deze test was te onderzoeken op welke wijze de lucht zich in de kas verplaatst. Uitgangspunt hierbij was niet zozeer hoe de ontsmette lucht zich door de kas verplaatst, maar of de lucht uit de ‘dode’ hoeken in een kasafdeling zich voldoende verplaatst richting de aanzuigzijde van de LBK. 10.2 Materiaal en methode Door met een rookapparaat (figuur 11) rook in de dode hoeken van de kasafdeling te brengen kon worden bekeken of de lucht zich verplaatste richting de aanzuigzijde van de LBK. Er is voor gekozen om dit in een lege afdeling zonder gewas uit te voeren. Dit omdat de luchtstoom anders zeer lastig te beoordelen was. De meting was dus een subjectieve beoordeling en niet meer dan een indicatie van hoe de lucht zich zou gaan verplaatsen gedurende de kasproef. 10.3 Resultaat Uit de waarnemingen bleek duidelijk dat de lucht uit de dode hoeken zich verplaatste richting de aanzuigzijde van de LBK. Binnen 1 minuut werd de (rook)lucht weer aangezogen door de LBK. Rookapparaat
Na 30 seconden
Na 20 seconden
Na 40 seconden
Figuur 13 : Rookproef uitgevoerd (15-06-2009)
Financiers:
financiers:
39
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
11 Resultaten systeemtest in kas 11.1 Inleiding Het doel van deze test was om de effectiviteit te toetsen van het toegepaste UV-C ontsmettingssysteem in een lege kas. Door het testen in een lege kas is de test enerzijds zonder risico voor het gewas. Daarnaast zou deze meting een referentie kunnen vormen voor de werking van het apparaat met gewas in de kas. Indien ten tijde van de proef (met gewas) zou blijken dat de afdoding van Botrytis sporen niet afdoende was dan zou de verstoorde luchtstroom een oorzaak kunnen zijn. 11.2 Methode In een lege kasafdeling van 900 m3 zonder gewas, werd een bepaalde hoeveelheid sporen door de kaslucht verspreid middels de LBK en de luchtslang. De bedoeling was om te onderzoeken hoe snel de sporen concentratie in de kaslucht zou dalen ten gevolge van het toepassen van de LBK + UV-C. De volledige test is uitgevoerd met zowel de lampen aan als met de lampen uit. Tussen de testen met de lampen aan en uit is de betreffende kasafdeling geheel ontsmet met Mennoclean (1%). Gedurende de testen lagen de luchtramen in de afdeling dicht. In beide proeven zijn in de luchtstroom 50 volgroeide petrischalen met Botrytis cinerea gebracht. Deze open schalen zijn horizontaal gedurende 30 seconde in de luchtstroom geplaatst. Op het moment van inbreng stonden de UV-C lampen uit. Om de sporendruk in de kaslucht te meten is er wederom gebruik gemaakt van een Airsampler. Gezien de ervaringen in de eerste fase van het onderzoek zijn zowel het specifieke KHK-medium als het specifieke SBM-medium gebruikt, waarbij er 50 liter kaslucht is aangezogen. De metingen zijn gestart 10 minuten nadat de UV-C lampen zijn aangezet en v op 3 verschillende plaatsen in de afdeling op 2 verschillende hoogten gemeten. Uitgaande van een correcte berekening van Virobuster (zie § 4.3.2) zou na 4 uur tijd de sporenconcentratie met 90% gedaald moeten zijn. Echter doordat er sprake is van praktijkomstandigheden is periodiek de meting herhaalt en is er na 24 hr een eindmeting gedaan, zoals is weergegeven in tabel 8. Het ventilatievoud in de kas was 1 maal de kaslucht per uur, wat overeenkomt met 900 m3 per uur. De luchtsnelheid in de Virobuster buizen was 4,4 m/s. Na de metingen zijn de voedingsbodems weggezet voor een periode van 14 dagen bij 20 0C. Na 14 dagen zijn de schalen beoordeeld op het totaal aantal kiemende sporen (CFU’s - colony-forming units). Beoordelingen zijn uitgevoerd onder een binoculair. 11.3 Resultaten In tabel 8 zijn de resultaten weergegeven van de twee selectieve mediums, het KHK medium en het SBM medium. De test is voor beide mediums uitgevoerd met lampen aan en lampen uit (referentie). In de resultaten van tabel 8 is te zien dat het gemiddeld aantal gemeten Botrytis-sporen op de beide mediums zeer laag was. Aan het begin (0 minuten) en aan het einde van de proef (na 1440 minuten) is de gemeten concentratie laag te noemen, zowel in de behandelde als in de onbehandelde meting. Hoewel er in een ruimte van 900 m3 50 petrischalen met volgroeide sporen zijn ingebracht, zijn er op de petrischalen slechts enkele sporen gekiemd. De afname van de hoeveelheid sporen in de lucht was bij geen van de testen dan ook statistisch onbetrouwbaar.
Financiers:
financiers:
40
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Minuten -10
Lampen uit KHK-medium 3,3 b
Lampen aan
SBM-medium
KHK-medium
SBM-medium
0,0 a
0,3
0,0 a 0,0 a
0 (lampen aan)
0,3 a
0,0 a
0,0
30
0,7 a
0,0 a
0,7
0,0 a
90
0,3 a
0,0 a
0,3
0,0 a
150
2,0 ab
0,0 a
0,0
0,0 a 0,0 a
270
0,0 a
0,0 a
0,0
390
0,7 a
0,0 a
0,0
0,0 a
570
1,0 ab
0,0 a
0,7
1,0 a
750
0,0 a
0,0 a
0,0
7,0 b
0,0 0,0 a 1440 0,0 a 3,0 b P 0,198 0,007 0,300 0,000 1,7 lsd 2,5 1,4 0,7 Tabel 8 : Gemiddeld aantal Botrytis-sporen (CFU’s) van totaal 6 metingen (2 hoogte / 3 plekken)
Financiers:
financiers:
41
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
12 Resultaten gewasproef 12.1 Inleiding Het voornaamste gedeelte van het onderzoek naar de werking van UV-C luchtontsmetting in een tomatengewas was gericht op de gewasproef. In een praktijksituatie onder gecontroleerde omstandigheden is het pas mogelijk om de werking op ‘eindniveau’ te testen. Zelfs wanneer de meetmethode van ‘sporen meten in de lucht’ onbetrouwbare blijkt te zijn dan is het mogelijk om de effectiviteit van het apparaat te bepalen. Het gewas toont immers de mate van aantasting. De doelstelling van de gewasproef luidde: ‘De infectiedruk door Botrytis cinerea in een tomatengewas verlagen door toepassing van een UV-C ontsmettingssysteem, ten einde een vermindering te krijgen in de aantasting van het gewas’. 12.2 Methode In twee kasafdelingen van beide 184 m² zijn tomaten op exact dezelfde wijze geteeld; dit onder voor Botrytis cinerea gunstige teeltomstandigheden. Er is in deze afdelingen zowel een hoge stengeldichtheid als een hoge vruchtbelasting aangehouden. Ook is het klimaat zo ingesteld dat de gevoeligheid voor Botrytis werd bevorderd. In één van de kasafdelingen is een ontsmettingsysteem geplaatst, waarbij kaslucht langs UV-C lampen wordt geleid. De behandelde kaslucht werd met een vaste stroomsnelheid via een plastic slurf (met gaten) terug de kas ingebracht. Het te beproeven ontsmettingsysteem was zo afgesteld dat het totale volume van de kaslucht eenmaal per uur werd ververst. De basis voor het systeem was het Virobuster-systeem gecombineerd met een Luchtbehandelingkast (LBK). Reeds beschreven in hoofdstuk § 4.3 van Fase I .In de referentie afdeling was ook een LBK en een Virobustersysteem toegepast. Echter in deze afdeling hebben de UV-C lampen gedurende de proef niet aangestaan. De proef is uitgevoerd in de periode tussen 1-07-2009 en 12-12-2009. De proef is teelttechnisch begeleid door de tomatentelers Jaap Noordam en Arnold Groenewegen. Beide personen zijn lid van de telersvereniging TTO. Gedurende de proefperiode zijn er zowel luchtmetingen uitgevoerd als visuele waarnemingen op het gewas. Door het uitvoeren van luchtmetingen in de periode dat het gewas nog niet vatbaar was voor Botrytis sporen kon er bepaald worden hoe de werking van het apparaat was met gewas in de kas. Dit in tegenstelling tot de proef beschreven in § 11. Indien dit noodzakelijk zou zijn, dan zou de installatie aangepast kunnen worden aan de praktijkomstandigheden. 12.3 Teeltspecificaties In de gewasproef is het grove trostomaten ras Idooll (RZ) toegepast. Er is bewust voor dit ras gekozen, omdat in de praktijk de problemen met Botrytis bij dit ras aanzienlijk zijn. De tomatenplanten zijn in week 27 gepoot met een stengeldichtheid van 3,75 stengels per m2. Om voldoende grofheid van de vruchten te realiseren is in week 43 is de stengeldichtheid verlaagd naar 3,25 stengels per m2. De tomatenplanten zijn gepoot op steenwol matten. In tabel 10 is een samenvatting te vinden van de teeltspecificaties. In de eerste fase van de proef zijn planten geteeld onder algemene klimaatsinstellingen voor tomaat. Om de voor de sporenkieming noodzakelijk gewascondensatie te realiseren is vanaf half oktober (wk 42) de kastemperatuur in de nanacht periode (tot zonsopgang) ingesteld op 14 °C. Binnen een uur na zonsopkomst werd er een snelle stijging van de kasluchttemperatuur (>3 °C) gerealiseerd door o.a. de minimum buis te verhogen inclusief de maximale raamstand te verlagen. De temperatuur van het gewas kwam hierdoor onder het dauwpunt te liggen, waardoor er condensatie op het plantweefsel ontstond. Een ander effect van de snelle temperatuur stijging in de ochtendperiode na zonsopgang was het ontstaan van bladrandjes in vooral de kop van de plant. Het ontstaan van genecrotiseerd weefel aan de bladranden wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een snelle verandering in celspanning. Het vochtdeficit in het gewas stijgt te snel waardoor cellen problemen krijgen met de verdamping.
Financiers:
financiers:
42
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
In zowel de afdeling waar UV-C is toegepast als in de onbehandelde referentie afdeling kregen de planten bladrandjes. Beide afdelingen hebben gedurende de proef dezelfde voedingsconcentratie toegediend gekregen. Op basis van uitgevoerde voedingsanalyses zijn voedingschema’s opgesteld.
Duur teelt Locatie Gewas Ent Pootdatum Stengeldichtheid
Juni t/m december 2009 Afdeling 7 en 8 Demokwekerij Tomaat, Idooll Getopt, Maxiflor onderstam 1-7-09 3,75 stengels/m² (oktober verlaagd naar 3,25 stengels)
Tabel 10 : Teeltspecificaties kasproef
12.4 Meetmethode 12.4.1 Sporen metingen Om een indruk te krijgen van de hoeveelheid Botrtis-sporen in de kaslucht zijn er wekelijks op 10 vaste punten in beide kasafdeling luchtmonsters genomen. De metingen zijn uitgevoerd tussen de looppaden in en zijn uitgevoerd op 2 verschillende meethoogten (1,5 m en3 m). De luchtmonsters zijn genomen met een Airsampler. De aangezogen lucht werd geleid over een specifieke voedingsbodem voor Botrytis (SBM). Per meting is er 50 liter kaslucht bemonsterd. Na de metingen zijn de petrischalen weggezet voor een periode van 14 dagen bij 20 °C . Na 14 dagen zijn de schalen beoordeeld op het totaal aantal kiemende sporen (CFU’s - colony-forming units). Beoordelingen zijn uitgevoerd onder een binoculair. Gedurende de proef zijn er naast Botrytis-sporen ook secundaire schimmel sporen aangetroffen op de toegepaste voedingsbodems. Deze CFU’s (o.a Penicillium spp.) zijn niet beoordeeld in de tellingen. 12.4.2 Visuele beoordeling Gedurende de gehele proefperiode zijn de planten wekelijks beoordeeld op de mate van infectiedruk door Botrytis cinerea. Deze beoordelingen zijn uitgevoerd op zowel blad-, stengel- en vruchtniveau. Ook is de algemene gewasconditie hierbij meegenomen. Hierbij is vooral getoetst op vitaliteit van het blad, stengeldikte, lengtegroei, grofheid van de vruchten en zetting. Per kasafdeling zijn er per teeltgoot 10 vaste stengels gelabeld en beoordeeld (totaal 50 planten). De visuele beoordelingen zijn op deze stengels de gehele proefperiode uitgevoerd. In de tweede fase van de proef, na week 43, zijn er op de gelabelde planten ‘gecontroleerde’ beschadigingen aangebracht. Dit om de infectie met Botrytis in het gewas te stimuleren. De volgende beschadigingen zijn per gelabelde stengel aangebracht: • 2 lesies van 5cm op het onderste stengelgedeelte; • 2 bladstompjes (7cm) - gekneusd weefsel; • 2 vruchten van de onderste tros– middels een snee in het vruchtweefsel. Alle visuele beoordelingen zijn uitgevoerd doormiddel van een schaal : (1 geen aantasting t/m 10 totale aantasting), voor de beoordeling op plantconditie (1 dood t/m 10 zeer vitaal)
Financiers:
financiers:
43
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
12.5 Resultaten gewasproef 12.5.1 Sporenmeting in de lucht Wekelijks zijn er op 10 verschillende plekken per kasafdeling, op 2 verschillende hoogtes (1,5 meter en 3 meter) metingen gedaan. In totaal waren dit per afdeling 20 metingen. Voor het meten van de sporendruk is wederom gebruik gemaakt van een Airsampler en het SBM medium. Op het moment van de gewasproef waren er geen andere betrouwbare technieken voorhanden. Er werd 50 liter lucht aangezogen en daarnaast is steekproefsgewijs tot 300 liter lucht aangezogen. De statistische analyses van de sporemetingen zijn gedaan met behulp van het programma “GenStat”. In de tabellen geeft “P” de kans weer dat verschillen tussen objecten statistisch betrouwbaar zijn (95%). Wanneer P<0,05 zijn de verschillen statistisch betrouwbaar; bij 0,05
0,1 is statistisch geen effect van de objecten aan te tonen. In de tabellen worden de statistische verschillen tussen de objecten aangegeven met een letter. Objecten met een gelijke letter zijn statistisch niet verschillend van elkaar. Dit wordt tevens aangegeven door de LSD (Least Significant Difference). In tabel 11 zijn de resultaten van de metingen weergegeven, welke in figuur 14 in een grafiek zijn uitgezet. 10-7
20-7
17-9
29-9
8-10
14-10
23-10
Onbehandeld
2,6 a
1,9
0,5
3,1
0,0
0,0
40,8
Behandeld
4,7 b
2,4
0,6
8,9
0,1
0,1
9,3
0,705
0,795
0,155
0,500
0,500
x
P Lsd
0,016 0,6
12,7
3,8
18,4
0,6
0,6
0,0
28-10
6-11
10-11
19-11
26-11
3-12
10-12
Onbehandeld
1,3
2,0
4,3
16,1
5,2
4,2
35,3
Behandeld
0,1
0,3
0,0
7,8
4,1
21,0
25,2
0,405
0,459
0,103
0,189
0,816
0,189
x
lsd 10,8 18,4 8,9 32,4 47,0 65,4 Tabel 11 : Gemiddeld aantal Botrytis-sporen (CFU’s) van 20 metingen per 50 liter kaslucht
0,0
P
Figuur 14 : Gemiddeld aantal Botrytis-sporen (CFU’s) van 20 metingen per 50 liter kaslucht
Financiers:
financiers:
44
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Gedurende de gehele proefperiode is het gemiddeld aantal gemeten Botrytis-sporen per 50 liter kaslucht laag. De variatie in het aantal sporen tussen de 10 verschillende meetpunten in de kas is daarbij hoog. Het gemiddeld aantal sporen is gedurende een groot gedeelte van de proefperiode in de onbehandelde afdeling gemiddeld iets hoger dan in de afdeling behandeld met UV-C. Deze verschillen zijn echter niet statistisch betrouwbaar. Op 23 oktober 2009 is bij de onbehandelde afdeling een verhoogde concentratie van gekiemde sporen waargenomen. Gedurende de proef is er in beide afdelingen een lichte stijging aanwezig van het aantal gemeten sporen. Op basis van de resultaten van de luchtmetingen met een airsampler kan er geen direct verband worden gelegd tussen de toepassing van UV-C straling en de afname van vitale Botrytis-sporen in de kaslucht. 12.6 Visuele beoordelingen 12.6.1 Algemene gewasconditie Per afdeling zijn 50 planten beoordeeld op de algemene gewasconditie. De gemiddelde gewasconditie in de onbehandelde kasafdeling was slechter dan de algemene gewasconditie in de met UV-C behandelde afdeling. Vooral na week 44 (1-11-2009) werd het verschil in gewasconditie tussen de beide afdelingen groter. In beide afdelingen was de algemene gewasconditie aan het einde van de proefperiode beduidend slechter dan aan de start van de proef. Dit effect werd onder andere veroorzaakt door de toenemende infectiedruk in het gewas met Botrytis cinerea. In figuur 15 is de gewasconditie weergegeven in een grafiek.
Figuur 15 : gemiddelde gewasconditie - schaal 1 (dood) t/m 10 (zeer goed)
Financiers:
financiers:
45
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
12.6.2 Botrytis op bladranden Per afdeling zijn 50 planten beoordeeld op het aantal bladranden. Na week 45 was er een significante toename van de infectiedruk met Botrytis cinerea op het blad. Vooral bladeren met bladranden zijn gevoelig voor een infectie met Botrytis. De infectiedruk op het blad leek in de onbehandelde afdeling in de laatste periode van de proef hoger dan in de behandelde afdeling. Dit verschil was echter niet statistisch betrouwbaar. In figuur 16 is de mate van aantasting van bladranden weergegeven.
Figuur 16 : Gemiddelde infectiedruk op blad – schaal 1 (geen infectie) t/m 10 (volledige groei)
12.6.3 Botrytis op beschadigde bladstompjes Per afdeling zijn 50 planten beoordeeld op Botrytis plekken op bladstompjes. Na week 45 was er in beide afdelingen een significante toename van de groei van Botrytis cinerea op bladstompjes, zoals te zien is in Figuur 17. De infectiedruk op de bladstompjes leek in de onbehandelde afdeling hoger dan in de behandelde afdeling. Dit verschil was echter niet significant.
Figuur 17 : Gemiddelde infectiedruk op bladstompjes – schaal 1 (geen infectie) t/m 10 (volledige groei)
Financiers:
financiers:
46
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
12.6.4 Botrytis op beschadigd stengelweefsel Per afdeling zijn 50 planten beoordeeld op Botrytis plekken op beschadigd stengelweefsel. Na 13 november was er in beide afdelingen een significante toename van de groei van Botrytis cinerea op de stengellesies, zoals in Figuur 18 te zien is. De infectiedruk was in de onbehandelde afdeling hoger dan in de behandelde afdeling. Dit verschil was echter niet significant.
Figuur 18 : Gemiddelde infectiedruk opstengelweefsel – schaal 1 (geen infectie) t/m 10 (volledige groei)
12.6.5 Botrytis op beschadigde vrucht Per afdeling zijn 50 planten beoordeeld op Botrytis plekken op beschadigde vruchten. In de onbehandelde afdeling leek de infectiedruk met Botrytis op beschadigde vruchten gemiddeld hoger dan in de met UV-C behandelde afdeling, zoals te zien is in Figuur 19. Dit verschil was echter niet significant.
Met Botrytis geïnfecteerde tomatenvrucht (schaal 10)
Grafiek 19 : Gemiddelde infectiedruk op beschadigde vruchten – schaal 1 (geen infectie) t/m 10
Financiers:
financiers:
47
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
12.6.6 Percentage dode stengels Aan het einde van de proef is aan het aantal dode stengels geteld in beide kasafdelingen, wat is weergegeven in figuur 20. Aan het einde van de proef lag het percentage door Botrytis afgestorven stengels in de onbehandelde afdeling aanzienlijk hoger in vergelijking met de met UV-C behandelde afdeling. In de onbehandelde afdeling was het percentage totaal afgestorven stengels 362 % in vergelijking met 19 % in de behandelde afdeling. Het verschil tussen beide afdelingen was statistisch betrouwbaar.
Figuur 20 : percentage door Botrytis afgestorven stengels (17-12-2009)
Financiers:
financiers:
48
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
13 Resultaten principe meting UV-C ontsmettingssysteem 13.1 Inleiding Tot week 40 waren er geen significante verschillen aanwezig tussen de behandelende en onbehandelde afdeling in het gemiddeld aantal gemeten sporen per 50 liter kaslucht (zie ook § 12.5.1), uitgaande van een correcte meting met de airsampler. Het gemiddeld aantal Botrytis sporen was in week 40 zelfs hoger in de behandelde afdeling dan de onbehandelde afdeling. Op 10 oktober 2009 was er zelfs een verhoogde concentratie van sporen te zien in de behandelde afdeling (zie § 12.5.1). Omdat een Botrytis-aantasting zeer snel kan verspreiden zou bij een mogelijk foutief werkend apparaat de proef mislukken bij de eerste mate van aantasting. Om deze reden is besloten om een extra proef op te zetten waarin de principe werking van het opgeschaalde apparaat nogmaals kon worden uitgetest. De doelstelling van de test luidde: ‘De concentratie Botrytis-sporen verlagen in een gesloten circuit, waarbij de inlaat en de uitlaat van de LBK verbonden is’ 13.2 Methode / materialen In een gesloten systeem van 1,2 m³ werd een vaste luchtstroom-snelheid gecreëerd van 4,4 m/s. In deze lucht werden Botrytis sporen ingebracht door volgroeide schalen in de luchtstroom te houden. Het gesloten systeem bestond uit de volgende onderdelen: • Een kunststof (lengte 6 m/ diameter 25 cm) • 3 virobuster buizen (inclusief 3 lampen) • Luchtbehandelingskast (LBK) • Motor • Inlaatstuk Door de gesloten luchtstroom werden de sporen continue langs 3 UV-C lampen (13,5 mJ/cm²) geleid. Hierbij werd er per minuut circa 15 m3 lucht rondgepompt. De lucht in het gesloten systeem werd dus circa 12,5 keer langs de UV-C lampen geleidt. Ten tijde van de proef zijn de filters uit het systeem verwijderd. Gezien er op het moment van het uitvoeren van de systeemtest twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de werking van de airsampler is ervoor gekozen om de sporenmetingen op een andere wijze uit te voeren. Metingen zijn uitgevoerd door open petrischalen (SBM) gedurende 5 seconden in de luchtstroom te houden. De test is tweemaal uitgevoerd met een interval van een week.
Financiers:
financiers:
49
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
13.3 Resultaten De testen zijn uitgevoerd op 18 september 2009 op 22 september 2009. In Tabel 12 en Figuur 21 zijn de resultaten weergegeven van test I en in Tabel 12 en Figuur 22 zijn de resultaten weergegeven van test II. Test I (18-09-09) Minuten -30 -15 (aan) 0 15 30 60 90 120 150 180 300 600
Lampen Aan Uit 0 0 0 0 9 0 3 0 4 0 0 0,5 3 1,5 5 3,5 1 0 0 0 0 0 0 1,5
Tabel 12 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s)
Figuur 22: Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) test I
*geen statistische analyse uitgevoerd
Bij de metingen met de lampen uit zijn vooral in de eerste 30 minuten meer sporen gemeten dan bij de meting waarbij de lampen hebben aangestaan. Na 10 uur is er een gemiddelde van 1,5 sporen in de luchtstroom gemeten. Op basis van de resultaten van deze test kan niet betrouwbaar genoeg worden geconcludeerd dat het systeem zoals deze geplaatst is in de onderzoeksafdeling sporen in de lucht afdood. Immers na 10 uur draaien (de lucht heeft dan 7500 maal de UV-C buizen gepasseerd) worden er nog gemiddeld 1,5 kiemende sporen gemeten. Test II (22-09-09)
Tabel 12 : Gemiddeld aantal sporen
10 schalen
Uren
15 schalen
0.5
1,0
12,7
b
(aan) 0
1,0
1,3
ab
1
1,7
3,3
ab
2
0,0
1,7
ab
3
1,0
9,3
ab
4
2,0
1,0
ab
5
1,0
1,0
ab
6
0,0
1,0
ab
7.5
2,0
4,3
ab
10
0,0
0,0
a
P LSD
0,545 2,4
0,412 11,9
Financiers:
financiers:
50
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
In zowel de meting waarbij 10 als 15 volgroeide Botrytis schalen in de constante luchtstroom zijn gehouden werden er na 7,5 uur nog steeds Botrytis-sporen in de luchtstroom gemeten. Het gemiddeld aantal sporen per meting was laag.
Figuur 22 : Gemiddeld aantal sporen (CFU’s) test II
Tussentijdse conclusie Op basis van de resultaten van deze testen kan worden geconcludeerd worden dat bij een opgesteld vermogen van 13,5 J/cm² er nog steeds vitale sporen aanwezig zijn in de lucht. Er is na inbreng van 15 volgroeide schalen wel een afname aanwezig van het gemiddeld aantal sporen. De verschillen tussen de meettijden zijn echter niet significant. Uit de meting is geconcludeerd dat het apparaat de sporen in elk geval niet geheel afdood, zodat ervoor gekozen is om het opgestelde vermogen te verdubbelen (zie ook discussie §15.4). 14 Resultaten toepassing apparaat 14.1 Inleiding Aan het einde van de proef is bepaald welke praktische voor- en nadelen er kleven aan de toepassing van de techniek van luchtontsmetting. Zo is er een meting gedaan van de vervuiling van het systeem en de invloed hiervan op de prestaties. Daarnaast kon na afloop van de proef bepaald worden of de toepassing economisch ook haalbaar is. Ten slotte is er aan het einde van de proef een test uitgevoerd met Ozon als luchtontsmetter. 14.2 Resultaat 14.2.1 vervuiling systeem Na afloop van de proef is bekeken hoe de vervuiling van het systeem was. De kaslucht werd in het systeem 24 uur per dag langs de filters + UV-C buizen geleid gedurende 165 dagen. In totaal is er dus 3,5 miljoen kuub lucht langs 1 centrale plaats geleid. Aan zowel het begin als aan het einde van de proef is een lichtmeting gedaan. Hieruit bleek dat de reflector aan het einde van de proef vervuild was en dat de lichtopbrengst met 22% teruggelopen was. In Figuur 23 en 24 is visueel de vervuiling te zien van de reflector en de filters.
Financiers:
financiers:
51
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Figuur 23 : Vervuiling fijnfilter
reflectorwand met vervuiling Figuur 24 : Vervuiling reflector Virobuster
14.2.2 Economische haalbaarheid Na afloop van de proef is bepaald wat de kosten voor gebruikt van de luchtontsmettingsinstallatie zijn. Doordat het opgestelde vermogen is verdubbeld, is de post elektra hoger. In Tabel 13 is een weergave te vinden van de economische haalbaarheid. Deze is gebaseerd op de begroting vooraf in §4.9.2.2 14.2.3 Toepassing van Ozon Bij het aangaan van de proef zijn de verschillende technieken om lucht te ontsmetten in kaart gebracht. Een van de technieken welke naar voren kwam is de toepassing van Ozon (al dan niet gecombineerd met UV-C). Aan het einde van het onderzoek is bij wijze van proef bekeken wat de effecten zijn van deze methodiek op het gewas. Hiertoe zijn de Virobuster buizen uitgerust met lampen welke naast UV-C ook Ozon afgeven. De geproduceerde Ozon werd middels de luchtslang in de kasruimte (met hierin het gewas) geblazen. Bij het opgestelde vermogen is rekening gehouden met de ‘Treshold Limit Value’ (TLV) voor zwaar werk, welke 0,05 ppm is. In de proef is een concentratie aangehouden van 0,01 ppm Ozon. Na twee dagen bleek dat het gewas volledig afgestorven was, zoals in Figuur 25 is te zien.
Financiers:
financiers:
52
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
1 variabele kosten m2 per UV-C LBK opgesteld vermogen opgesteld vermog/m2 draaiuren/jaar kosten electra verbruik/jaar.m2
begroot Virobuster 180 270 1,50 5000 € 0,06 € 0,45
gerealiseerd Virobuster 180 540 3,00 5000 € 0,06 € 0,90
2 onderhoud aantal lampen/unit kosten lamp Philips kosten lamp per m2 kosten filter GLA kosten filter per m2 subtotaal lamp+filter II
€ € € € €
25,00 0,42 70,00 0,39 0,81
€ € € € €
3 investering 1 unit afschrijving 8 jr rente 6% R+A per m2
€ € € €
600,00 75,00 36,00 0,62
€ € € €
600,00 75,00 36,00 0,62
Variabele kosten (post 1) RAO totaal (post 2 en 3) TOTAAL kosten
€ € €
0,45 1,42 1,87
€ € €
0,90 1,84 2,74
Gasbesparing in m3 Gasbesparing bij 35ct Arbeidsbesparing Chemie TOTAAL besparingen
€ € € €
3 1,05 0,45 € 0,50 € 2,00 €
SALDO
€
0,13
3
6 25,00 0,83 70,00 0,39 1,22
3 1,05 0,45 0,50 2,00 (€ 0,74)
Tabel 13 : Begroot v.s. gerealiseerd saldo
Figuur 25 : Gewas twee dagen na gebruik Ozon
Financiers:
financiers:
53
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
15 Discussie 15.1 Inleiding De onderzoeksvragen van Fase II luidden als volgt : • hoe beweegt de lucht zich door de kasafdeling? Met daarbij aandacht voor de dode hoeken in een kasafdeling en de snelheid van verplaatsing van lucht. • welke variabelen zijn van invloed op de werking van de ontsmettingstechniek in een kasafdeling en hoe kunnen deze beïnvloed worden? Er kan hierbij o.a. gedacht worden aan de luchtstroomsnelheid, aantal lampen en opgesteld vermogen. • is het mogelijk om de sporendruk in een kas te meten en een betrouwbare relatie te leggen tussen het opgestelde vermogen van de ontsmettingsapparatuur en de sporendruk in de afdeling? • geeft het verschil in sporendruk en aantastingniveau tussen de behandelde en onbehandelde afdeling voldoende aanleiding om het berekende stralingsniveau van UV-C (in mJ/cm²) aan te houden? • is de mate van aantasting van het gewas in de behandelde afdeling significant minder dan in de onbehandelde afdeling? • wat is de relatie tussen het aantal sporen in de kaslucht en het aantastingniveau met Botrytis in het gewas? 15.2 Rookproef en variabelen ontsmettingstechniek Er is bij het aangaan van de proef veel aandacht besteed aan de opstelling van de luchtbehandelingskast. Er is bewust gekozen voor een aanzuigzijde hoog in de kas en een uitblaas onder de teeltgoot. De rookproef gaf een indicatie over hoe de lucht zich door de kas bewoog. Door het uitblazen van de rook in een ‘dode’ hoe in de kas is bekeken hoe snel (en of) deze lucht zich richting de aanzuigzijde bewoog. Hieruit bleek dat de kasventilator ondersteunend werkte en de kaslucht versnelt transporteerde. Voor de onderzoeksafdeling gaf deze indicatie een bevestiging van de voorziene opstelling. Echter, de onderzoeksafdeling was 22,5 m1 lang. Hierdoor is de afstand tussen een eventuele besmettingshaard en de luchtbehandeling klein te noemen. In de praktijk kan deze afstand oplopen tot gemiddeld 100 m1. Na afloop van de proef was het opvallend dat de meeste afgestorven plantdelen zich het verst vanaf de aanzuigzijde bevonden. Dit patroon is echter niet statistisch onderbouwd, maar slechts visueel waargenomen. Ten tijde van de proef bleek dat niet alle sporen gedood zijn, getuige de aantasting in de behandelde afdeling. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn door een niet optimale luchtstroming in de kas. Voor een optimalere luchtcirculatie in de kas zou het een voordeel betekenen wanneer alle goten uitgerust worden met een luchtslurf (dus niet 1 x per 5 goten). Gezien de lange lengte van de paden zou het een voordeel betekenen wanneer de afstand tussen aantasting en bron gering is. Een combinatie met een vertikaal luchtverversingssysteem als de Vertifan zou een voordeel betekenen. Het praktische nadeel van een vertikaal luchtverversingssysteem is dat deze momenteel niet geschikt is voor geconditioneerd telen. Gezien de ontwikkelingen in het ‘nieuwe telen’ is het de aanbeveling om deze ontwikkelingen verder te volgen en de luchtontsmettingsapparatuur hier eventueel mee te integreren. Een onderzoeksvraag in de proef was voorts om een betrouwbare relatie te leggen tussen het opgestelde vermogen UV-C, ventilatievoud en de afdoding van schimmelsporen. Doordat er geen betrouwbare meetmethode is, kan deze relatie niet gelegd worden (zie ook §15.4). 15.3 Systeemtest in lege kas Om het directe effect van het toegepaste UV-C ontsmettingssysteem in de kas te beproeven is voor aanvang van de kasproef een systeemtest in een lege kas uitgevoerd. Gedurende deze testperiode was het aantal gemeten sporen in de kaslucht laag. Een oorzaak hiervoor kan zijn deze er bij aanvang van de proef onvoldoende vitale sporen in de kaslucht zijn gebracht. Een andere oorzaak zou kunnen zijn dat een groot percentage van de sporen niet meer in de lucht aanwezig zijn, maar dat deze op de grond zijn beland. Uit
Financiers:
financiers:
54
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
dat oogpunt is het op zijn minst merkwaardig te noemen dat zowel aan het begin als aan het einde van de systeemtest het aantal gekiemde sporen laag was. Aannemelijker is dat de meetmethode met de airsampler onvoldoende heeft gewerkt. In de volgende paragraaf wordt hier een toelichting op gegeven. 15.4 Sporenmetingen Er is bewust voor gekozen om bij sporenmetingen een Airsampler gecombineerd met een selectief Botrytis medium te gebruiken. De Airsampler (MicoBio MB-01) is uitgeleend door het Blgg in Wageningen (Jos Wubbe). De MicroBio MB-01 wordt door hen al enkele jaren toegepast bij sporenmetingen in de kaslucht. Bij de eerst fase van de proef heeft het Blgg advies gegeven betreft toepassing en interpretatie van de meetresultaten. Ook de WUR in Bleiswijk en de Katholieke hoge school in Kempen (België) passen een Airsampler toe bij hun Botrytis onderzoek. Op basis van de resultaten van vooral de gesloten ruimtetest en advies van Blgg is besloten om het SBMmedium (PPO/Kerssies A., 1990) te gaan toepassen bij de gewasproef. Het aantal gedetecteerde sporen per 50 liter lucht viel gedurende de gehele kasproef tegen. Het gemiddeld aantal sporen per meting lag gemiddeld tussen de 0 en 100 per 50 liter. Naast de standaard 50 liter is er buiten de proeven om ook gekeken naar de hoeveel Botrytis sporen die bij grotere aanzuigvolumen (tot 300 liter) worden gedetecteerd. Uit deze testen bleek niet dat er meer sporen konden ‘gevangen’. Wel nam het aantal secundaire schimmels op de voedingsbodem toe bij het aanzuigen van meer kaslucht. Op basis van resultaten van deze testen is besloten om het standaard volume van 50 liter aan te houden. Ook de spreiding in het aantal gemeten sporen binnen de afdelingen en tussen meetdata was groot. Deze grote spreiding kan deels worden verklaard door de wijze waarop Botrytis sporen zich verspreiden in een kas. Er is in de kasproef gekozen om op totaal 20 verschillende plaatsen per afdeling een luchtmonster te nemen. Per meting is 50 lucht aangezogen. Per meetplaats zijn er op 2 verschillende meethoogten monsters genomen (40 totaal per afdeling). De concentratiesporen zal binnen een kassituatie nooit homogeen verspreid zijn, mede veroorzaakt door verschillen in aantasting in het gewas en luchtstromen in de kas. Ten tijde van de proef is veelvuldig contact geweest met de fabrikant, onderzoekers van WUR, Blgg en adviesbureau TOP over de toepassing van de airsampler. Uit geen van deze gesprekken is gebleken dat de toepassing van de airsampler betrouwbaar genoeg is om statistisch verantwoord verschillen aan te tonen. Lange tijd is gezocht naar een alternatieve methode van meten, maar deze is niet gevonden. Op basis van de uitgevoerde sporenmetingen in zowel de uitgevoerde systeemtest als in de kasproef, kan er worden geconcludeerd dat het meten van Botrytis sporen in de kaslucht met een Airsampler onvoldoende betrouwbaar is. Er zal een andere meetmethode ontwikkeld moeten worden waarmee een reëler beeld kan worden verkregen van de sporendruk in een kassituatie. Er kan dus geen directe relatie worden getrokken tussen het aantal Botytis sporen in de kaslucht en de mate van Botrytis aantasting in het gewas. Aangenomen mag worden dat bij een stijgend aantastingniveau de concentratie Botrytis sporen in de kaslucht zal toenemen. Echter door de relatief lage meetwaarden is deze relatie moeilijk te leggen. Met behulp van luchtmetingen is getracht de effectiviteit van het UV-C onsmettingssysteem te bepalen. Gedurende de gehele proef periode in de kas zijn er met een vast interval sporenmetingen in de lucht uitgevoerd. Het gemiddeld aantal gedetecteerde sporen was vooral in de beginfase van de proef laag. In de laatste weken van de kasproef nam het aantal Botrytis sporen in de kaslucht iets toe; gemiddeld met een factor 10. In de laatste fase van de proef was er ook een duidelijke stijging waarneembaar van de infectiedruk in het gewas. 15.5 Wijziging opgestelde vermogen In week 40 (2009) bleek uit de sporenmetingen in de kas dat er nog geen significante verschillen aanwezig waren tussen de behandelde en onbehandelde afdelingen (zie 12.4.1). Daarom is besloten om het aantal toegepaste UV-C lampen te verhogen met een factor 2 naar 6 lampen. De stralingsdosis werd Financiers:
financiers:
55
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
hierdoor verdubbeld naar 27 mJ/cm2. Het aantonen van de werking van UV-C als mogelijkheid om de Botrytis druk laag te houden woog hierbij zwaarder dan de economische haalbaarheid. Deze aanpassing werd ondersteund door de resultaten van de uitgevoerde gesloten principemetingen van het UV-C ontsmettingssysteem (met 3 lampen). Uit de resultaten van deze twee testen bleek dat na inbreng van een bepaalde hoeveelheid sporen er na een geruime tijd nog steeds kiemende sporen aanwezig waren in het gesloten systeem. 15.6 Aantastingniveau op praktijkschaal Het meten van de sporendruk in de kaslucht door middel van een airsampler is een onbetrouwbare meetmethode. De meest betrouwbare meetmethode is het meten van de aantastingen op het gewas. Gedurende de gehele proefperiode in de kas is de mate van aantasting met Botrytis cinerea in het gewas beoordeeld. Vanaf week 44 is er in de onbehandelde en in de behandelde afdeling Botrytis in het tomatengewas waargenomen. In de periode vóór week 44 was er geen zichtbare Botrytis aantasting zichtbaar in het gewas. In de periode tot week 44 zijn er geen plantdelen beschadigd. Ook was in deze periode de algemene gewasconditie tussen de beide afdelingen gelijk. In de periode na week 44 heeft de schimmel zich zowel op bladweefsel als op beschadigde bladstompjes, stengels en vruchten kunnen ontwikkelen. De algemene infectiedruk lag in de onbehandelde afdeling iets hoger dan in de behandelde afdeling. Bij geen van de beoordelingen was dit verschil echter statisch betrouwbaar. Aan het einde van de proef lag het percentage door Botrytis afgestoven stengels in de onbehandelde afdeling aanzienlijk hoger in vergelijking met de met UV-C behandelde afdeling. In de onbehandelde afdeling was het percentage afgestorven stengels 36 % in vergelijking met 19 % in de behandelde afdeling. Op basis van de resultaten van de visuele beoordelingen kan worden geconcludeerd dat het toegepaste ontsmettingssysteem een positief effect had op het algemene aantastingniveau in het gewas. Er was echter geen sprake van een volledige of vergaande minimalisering van de Botrytis aantasting. 15.7 Haalbaarheid Op basis van de aantastingen in het gewas kan geconcludeerd worden dat de opstelling zoals deze gebruikt is in de onderzoeksafdelingen niet haalbaar is. Aan het einde van de proef waren er weliswaar 50% minder dode planten, maar dit is niet afdoende. De doelstelling was juist de luchtontsmettingsapparatuur preventief in te zetten en het niveau van sporen in de lucht laag te houden. Echter doordat het niveau aan sporen in de lucht niet betrouwbaar gemeten kon worden, zijn er geen uitspraken te doen over het effect van de luchtontsmetting. Mogelijk dat de configuratie van UV-C nog aangepast moet worden, maar wederom geldt hierbij het probleem dat het niet mogelijk is om het effect te meten. De haalbaarheid van de toe te passen techniek is voorafgaand en na afloop van de proef doorgerekend. Wanneer men kijkt naar de Total Costs of Ownership (TCO) is te zien dat de berekende besparing zeer afhankelijk is van de gasprijs en de verwachte besparing op arbeid voor het ‘scouten’ en de chemische bestrijding. Voor wat betreft de laatste twee posten is de aanname geweest dat de kostenpost gehalveerd zou worden. De resultaten van de proef geven hier echter geen aanleiding toe. Bij het aangaan van de proef is de configuratie berekend op een opgenomen vermogen van 270 Watt UV-C per 200 m² kasoppervlak. Ten tijde van de proef is dit vermogen verdubbeld omdat er nog levende Botrytis sporen zijn gedetecteerd. Deze verdubbeling maakt de economische haalbaarheid echter zeer moeilijk. Voorts is een opvallende post in de economische analyse de kostenpost voor het vervangen van de lampen; deze bedraagt € 25,00 per lamp. De verwachting is dat bij grotere afnamen deze kosten sterk kunnen dalen.
Financiers:
financiers:
56
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
16 Conclusies Op basis van het onderzoek in Fase II kan het volgende geconcludeerd worden: • • •
•
•
De methodiek van het meten van de sporendruk in de kaslucht middels een Airsampler is onvoldoende betrouwbaar gebleken. Op basis van de sporen metingen in de kaslucht kan er geen directe conclusie worden getrokken betreft de afname van sporen in de lucht bij toepassing van het UV-C ontsmettingssysteem. Op basis van de principetest waarin de LBK + UV-C uitgetest werd in een gesloten systeem kan geconcludeerd worden dat bij een stralingsdosis van 13,5 mJ/cm² er nog levende sporen aanwezig waren; gezien de onbetrouwbaarheid van de meetmethode is de mate van afdoding niet aan te tonen. Op basis van de mate van aantasting op bladrandjes, bladstompjes, stengelweefsel en de vrucht kan statistisch geen verschil worden aangetoond tussen de behandelde en de onbehandelde afdeling. Op basis van het aantal dode planten kan aangetoond worden dat er een significant verschil is in het aantal dode stengels; in de behandelde afdeling is het aantal dode stengel 50% lager dan in de onbehandelde afdeling.
17 Aanbevelingen Onderzoek naar Botrytis wordt door velen als zinvol ervaren, omdat de problematiek in de tuinbouw zeer groot is. De proef naar het luchtontsmettingssysteem is daarom ook met grote belangstelling gevolgd. Gedurende de proef bleek dat de begeleidende kwekers graag meer inzicht zouden krijgen in de sporendruk in de kaslucht. Door de sporendruk te meten kan er mogelijk selectiever bestreden worden, ongeacht of dit nu met UV-C is of met gewasbeschermingsmiddelen. Het zuiveren van lucht door de toepassing van UV-C kent vele factoren die de effectiviteit van de methode beïnvloeden. Om de effectiviteit van het apparaat aan te tonen kan er gekeken worden naar het resultaat na toepassing. Meer verfijning zou echter plaats kunnen vinden wanneer het mogelijk zou zijn om nauwkeurig de mate van sporendoding in kaart te brengen. Om bovenstaande twee redenen verdient het de aanbeveling om een methode te ontwikkelen waarmee de sporendruk in de kaslucht betrouwbaar in kaart kan worden gebracht. Voor wat betreft de toepassing van UV-C als systeem voor luchtontsmetting is de aanbeveling om vooralsnog geen vervolgonderzoek naar te doen . Het verdient aanbeveling om de ontwikkelingen van Het ‘nieuwe telen’ op de voet te volgen en om in de tussentijd de meetmethodiek van schimmelsporen te verfijnen. Bij het ‘nieuwe telen’ is immers, net als bij de luchtontsmetting, een goede verdeling en circulatie van de lucht van belang.
Financiers:
financiers:
57
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Informatiebronnen Personen -Ir. Jos Wubben en Ir. Daniel Ludeking, (Projectmanager Gewasgezondheid Blgg Naaldwijk) -Wouter de Heij – Adviseur TOP B.V. Wageningen? -Jannie van Beek - Consultant Food Quality and Food Safety TOP B.V. Wageningen -Roel Hamelink (onderzoeker WUR, Bleiswijk) -Dr. Kathleen Heyens, (Wetenschappelijk medewerker, Hogeschool Kempen) Literatuur/ artikelen Andersen, A., 1958. New sampler for the collection and Enumeration of viable airborne particles. Anoniem, 2009. Risicoschatter voor Botrytis in Gerbera, Vakblad voor de bloemisterij 64, p.44. Anoniem. BioSampler Operating Instructions. SKC Inc. Bergen, van L., 2005. Selectieve Media. Rapport Katholieke Hogeschool Kempen Bergen, van L., 2005 Infectiedrukmetingen bij Botrytis cinerea. Katholiek hoge school Kempen D. Marquenie, D., 2002. Inactivation of conidia of Botrytis cinerea and Monilinia fructigena using UV-C and heat treatment. International Journal of Food Microbiology 74. 27– 35 Darryl, W. , Cook A., 2002. Quantitative innoculation with dry conidia ofBotrytis. Australasian plant pathology Th. A. Dueck, C.J. van Dijk, F. Kempkes, T. van der Zalm. , 2008 Emissies uit WKK installaties in de glastuinbouw Droogenbroeck, C.,2009. Evaluation of bioaerosol sampling techniques for the detection of Chlamydophila psittaci in contaminated air. Veterinary microbiology 135. P 31-37 Hofland, J., 2009. Beheersing van stengelaantasting door Botrytis in tomaat met UV-C gewasbescherming, Wageningen UR Glastuinbouw
Financiers:
financiers:
58
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Hofland, J., 2009. Preventieve en curatieve bestrijding van Botrytis stengelaantasting in Tomaat met chemische en nietchemische middelen, Wageningen UR Glastuinbouw Kohl J., Wubben, J., 2007. Risico's op schimmelaantasting in vruchtgroenten. Literatuurstudie, WUR
Lee, K.S., 2004. A field comparison of four samplers for enumerating fungal aerosol L. Sampling characteristics. Indoor. Air ; 14: 360–366 Peter Kamp, 2009. Botrytis model voor Gerbera. Powerpoint presentatie Priva Piguillet, A, 2006. Keurmerkregeling reinheid luchtbehandeling en ventilatiesystemen. NVRL. Deel B Roelofs, P.F.M.M., 2002. Haalbaarheid van luchtdesinfectie door UV-straling in varkensstallen. Rapport WUR plubicatie 230 Saks, Y., G. Ward, S. Erdman, Y. Goldstein, A. Lichter, and V. Rodov. 2006. Pulsed UV light for decontamination of cold storage facilities. In Acta Horticulturae. Wessels, G., 2003. Computermodel moet Botrytis in gerbera helpen voorkomen. Vakblad Bloemisterij 50 Wessels, G., 2003. Inventarisatie van bestaande theoretische kennis en in de praktijk uitgevoerde teeltmaatregelen in relatie tot beheersbaarheid van Botrytis in Gerbera. Rapport DLV faset Wubben, J., 2009. UV en doding van botrytis. Verslag Blgg
Financiers:
financiers:
59
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bijlage I : Specifieke media Specifiek Botrytis medium (SBM) Kerssies A 1990 A Selective medium for Botrytis cinerea to be used in a spore trap . Netherlands Journal of Plant Pathology 96:247-250 To make 1000 ml • 1 g. NaNO3 • 1.2g. K2HPO4 • 0.2g MgSO4*7H2O • 0.15g KCl • 20.0g glucose • 25.0 g agar • 1000 ml dd H20 • Autoclave, then add to the warm media (cool to 65 *C first) • 0.015g Terrachlor (PCNB, pentachrlobenzene 75% WP) • 0.01g Maneb (Manganese ethylene bisdithiocarbamate) • 0.05g chloramphenicol • 2.2g CuSo4 • 0.1 ml Rubigan (fenarimol) • 5.0g Tannic acid • Adjust pH tot 4.5 with 5.0 N NaOH KHK-medium product Glucose NaNO
KHK (g/L) 20 1
K HPO
1,2
3
2
4
MgSO .7H O
0,2
KCl
0,15 2,2 0,05 5 25
4
2
CuSO
4
Chloramphenicol Tanninezuur Agar Correctie van de pH tot 4,5 met NaOH Het medium wordt tot koken gebracht onder voortdurend roeren door een roerstaafje op een magnetische plaat Fungiciden worden toegevoegd na koken Fungiciden PCNB 0,02 maneb 0,002 rubigan 0,3(ml/L) Het hete medium wordt in petriplaten gegoten
Info: Katholieke hogeschool Kempen
Financiers:
financiers:
60
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bijlage II : Dosering UV-C tbv 90% afdoding Schimmelspore Penicillium Digitatum Penicillium Expansum Penicillium Chrysogenum Penicillium Roqueforti
mJ/cm2 44 13 50 13
bron : onbekend
Diverse schimmel sporen
15 - 80
bron : Roelofs, Nooijen, Vesseur
Botrytis Cinerea
onbekend
Financiers:
financiers:
61
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bijlage III : Contraberekening UV-C
Berekening UV-C straling praktijktoepassing
400,00 0,155 0,85 0,0189
m3/uur m1 diameter m1 lengte UV lamp m2 opp buis
400,00 m3/uur luchtstrooom per buis 0,1111 m3 / sec
5,89 m/sec stroomsnelheid lucht 90 37,13 0,85 0,040 401,9 92,37 0,14
J/sec opgenomen vermogen J/sec dosis uitgaande van 41% effectief UV-C per 2 tl buizen m1 lengte tl UV-C m2 opp geconcentreerde stralingsdosis cm2 opp geconcentreerde stralingsdosis stralingsdosis mJ / cm2 sec verblijfsduur
13,3 mW/sec/cm2
Financiers:
financiers:
62
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bijlage IV : Vertifan verticale ventilatie
Productnaam Verti-Fan® Type verticale ventilatie Serie 3500 m³/uur Kenmerken Voordelen van het systeem: • • • • •
Betere temperatuurverdeling. Geringe verticale temperatuurverschillen. Betere verdeling van de CO2. Betere verdeling van de luchtvochtigheid. Besparing van gas omdat de minimum buizen minder aangezet behoeven te worden.
Technische gegevens Ventilator: 230 Volt 50 Hz 0,18 kW – 0,82 A 3500 m³/uur Beschrijving Verti-Fan® verticale ventilatie Kassen zijn in de afgelopen jaren steeds hoger geworden en aanvankelijk leek dit een voordeel te hebben m.b.t. een klimaatbuffer. De meest gebruikte ventilatorsystemen zitten hoog en bewegen de lucht alleen horizontaal en maken geen luchtbeweging naar beneden. Het doel van de Verti-Fan installatie is een verticale luchtbeweging te creëren zonder het gewas te belasten met te veel luchtbewegingen. Te veel luchtbewegingen kunnen nadelig zijn voor het gewas. De verticale luchtbeweging wordt bereikt door een ventilator die bovenin de kas te monteren en hieraan een plastic slurf te bevestigen die de lucht gecontroleerd naar beneden transporteert. De lucht die onderin het gewas de slurf verlaat zal zich over de grond verdelen en langzaam door het gewas weer naar boven stromen.
Financiers:
financiers:
63
Eindverslag Botrytis bestrijding middels UV-C
Bijlage V : Klimaatsoverzichten (PDF)
Financiers:
financiers:
64