Ministerie van Defensie Defensiestaf Evaluaties
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de United Nations Mission in Liberia (UNMIL)
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Inhoudsopgave 1 Inleiding ................................................................................................3 1.1 Doelstelling ...........................................................................................3 1.2 Opzet van de evaluatie ..........................................................................3 2 Achtergronden van de operatie .............................................................4 2.1 Het conflict............................................................................................4 2.2 UNMIL .................................................................................................5 3 Elementen van het Toetsingskader........................................................6 3.1 Gronden voor deelname ........................................................................6 3.2 Politieke aspecten..................................................................................6 3.3 Mandaat.................................................................................................7 3.4 Deelnemende landen .............................................................................7 3.5 Invloed ..................................................................................................7 3.6 Militaire haalbaarheid ...........................................................................7 3.7 Geweldsinstructie (Rules of Engagement) ............................................7 3.8 Bevelstructuur .......................................................................................8 3.9 Risico’s .................................................................................................8 3.10 Geschiktheid en beschikbaarheid ..........................................................8 3.11 Duur van de deelname...........................................................................9 4 Politieke analyse .................................................................................10 5 Militair-operationeel ...........................................................................12 5.1 Planning ..............................................................................................12 5.2 Voorbereiding en verplaatsing ............................................................13 5.3 Uitvoering van de operatie ..................................................................13 5.3.1. Hr.Ms Rotterdam ................................................................................13 5.3.2 SNR-detachement ...............................................................................15 5.4 Internationale samenwerking ..............................................................15 5.5 Aansturing van de operatie..................................................................15 5.6 Civiel Militaire Samenwerking ...........................................................16 5.7 Personeelszorg ....................................................................................16 5.8 Materieel en logistieke ondersteuning.................................................16 5.9 Bezoeken.............................................................................................17 5.10 Voorlichting ........................................................................................17 5.11 Terugkeer en afwikkeling van de operatie ..........................................17 6 Financiën.............................................................................................19 Afkortingenlijst. ...........................................................................................................20 Kaart………………………………………………………………………...…...……21
Pagina 2/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
1
Inleiding
1.1
Doelstelling
Nederland heeft van 5 november 2003 tot en met 28 februari 2004 deelgenomen aan de UNMIL-operatie in Liberia. Op verzoek van de Verenigde Naties (VN) stelde Nederland het Landing Platform Dock (LPD), Hr.Ms. Rotterdam gedurende drie maanden ter beschikking voor de initiële fase van UNMIL-operatie. Voor deze operatie waren twee Lynx-helikopters, twee landingsvaartuigen, een amphibious beach unit, een peloton mariniers voor force protection en een chirurgisch team toegevoegd aan het LPD. Deze componenten vormden samen met het vijf man sterke Senior National Representative (SNR)-team het Nederlandse UNMIL-detachement. Gedurende de deelname aan de operatie heeft het schip een nuttige rol gespeeld in de ontplooiingsfase van UNMIL. Het schip fungeerde als medische opvangfaciliteit, transporteerde VN-personeel en VNgoederen naar Liberiaanse kuststeden en vormde door de aanwezigheid voor de kust een zichtbaar teken van de aanwezigheid UNMIL in Liberia. Deze eindevaluatie van de Nederlandse deelname aan UNMIL beoogt ten eerste de uitgangspunten, verwachtingen en doelstellingen van het regeringsbesluit tot uitzending, zoals verwoord in de Kamerbrief van 24 oktober 2003, te toetsen aan de praktijk. Daartoe zal worden nagegaan wat er terecht is gekomen van de doelstellingen, verwachtingen en uitgangspunten. Ten tweede zal worden nagegaan welke aspecten van de planning, voorbereiding, uitvoering en afwikkeling van de missie vanuit het oogpunt van doelmatigheid en doelgerichtheid hebben voldaan dan wel vatbaar zijn voor verbetering, zodat in lopende en toekomstige operaties hieruit lering kan worden getrokken
1.2
Opzet van de evaluatie
Deze eindevaluatie bestaat uit zes hoofdstukken. Na de inleiding (hoofdstuk 1) worden in hoofdstuk twee de achtergronden van de operatie geschetst. In het derde hoofdstuk komen elementen uit het Toetsingskader aan de orde: (1) gronden voor deelname, (2) politieke aspecten, (3) het mandaat, (4) deelnemende landen, (5) invloed, (6) de militaire haalbaarheid, (7) de geweldsinstructie, (8) de bevelstructuur, (9) de risico’s van de missie, (10) de geschiktheid en beschikbaarheid van eenheden en (11) de duur van de deelname. Voor dit hoofdstuk luidt de vraagstelling: in hoeverre zijn de doelstellingen, of afgeleide doelstellingen bereikt en in hoeverre waren de uitgangspunten en verwachtingen reëel? In hoofdstuk vier volgt een politieke analyse, in het vijfde hoofdstuk wordt de missie in militair-operationeel opzicht belicht en tenslotte wordt in hoofdstuk zes de operatie financieel beschouwd. De evaluatie wordt afgesloten met een afkortingenlijst. (Bij het eerste gebruik van een afkorting in de tekst, wordt deze eerst voluit geschreven)
Pagina 3/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
2
Achtergronden van de operatie
2.1
Het conflict de
Liberia is vanaf de 19 eeuw geregeerd door afstammelingen van vrijgelaten slaven uit de Verenigde Staten, die terugkeerden naar Afrika. Deze Americo-Liberianen, die ongeveer drie procent van de bevolking uitmaakten, overheersten het land langer dan een eeuw op vrijwel koloniale wijze. Hieraan kwam in 1980 een einde, toen ontevreden soldaten onder leiding van sergeant Doe een succesvolle en bloedige staatsgreep pleegden. Het daarop volgend regime van president Doe slaagde er echter niet in de orde in het land te handhaven en de eigen achterban van onrustige autochtone Liberianen tevreden te stellen. Ook de eenheid in de elite van Americo-Liberianen was verloren gegaan. Het politieke landschap van Liberia raakte versnipperd. Er kwamen groeperingen op die met geweld probeerden een eigen machtsbasis te creëren. De in verval geraakte staat, met een verdeeld leger, kon daar weinig tegen doen. De instabiliteit van het land werd verder vergroot met de inval in 1989 van een rebellengroep van Liberianen vanuit het buurland Ivoorkust. Al snel werd de krijgsheer Charles Taylor leider van wat het National Patriotic Front of Liberia (NPFL) ging heten. Door rijke diamantvelden in het land te veroveren slaagde hij erin een grote achterban van jongeren onder zich te verenigen, waardoor hij een greep naar de macht kon doen. Om de strijd in Liberia te beëindigen richtte de regionale organisatie Economic Community of West African States (ECOWAS) in 1990 een interventiemacht, ECOMOG (ECOWAS Monitoring Group) op. ECOMOG beheerste de hoofdstad Monrovia, maar Taylor en diens NPFL de rest van het land. De strijd in Liberia kostte naar schatting 300.000 mensen het leven en resulteerde in een totale ontwrichting van het land. Geen van de beide partijen kon een militaire overwinning afdwingen. De impasse werd pas na jaren doorbroken met een akkoord tussen Taylor en ECOWAS. Het houden van verkiezingen, gepland in oktober 1997, onder internationaal toezicht vormde een hoofdbestanddeel van dit akkoord. Tot verbijstering van de internationale gemeenschap kozen de Liberianen in 1997 Charles Taylor tot president. De krijgsheer, door de internationale gemeenschap verantwoordelijk gehouden voor de burgeroorlogen in het eigen land en in het buurland Siërra Leone, verwierf een ruime meerderheid. De belangrijkste oppositieleiders vluchtten naar het buitenland. De mensenrechten werden op grote schaal geschonden. Taylor gebruikte Liberia en de rijke grondstoffen als zijn particuliere bezit en vergaarde hiermee een fortuin, terwijl het land afzakte tot ongeveer het armste land ter wereld. Ook bleef hij zich mengen in de aangelegenheden van het buurland Siërra Leone, wat resulteerde in de instelling van een sanctieregime door de Verenigde Naties (VN). In 2002 bleek opnieuw dat Taylor een bedreiging vormde voor de stabiliteit in de regio, toen hij gewapende milities steunde die vanuit Liberia een inval in Ivoorkust deden en daarmee de crisis in dat land aanzienlijk verergerden. Ook de onrust in Liberia zelf was inmiddels weer fors toegenomen. Rebellenbewegingen, met als belangrijkste de Liberians United for Reconciliation and Democracy (LURD, opgericht in 1999) en de Movement for Democracy in Liberia (MODEL, opgericht in 2002) zetten de regering Taylor steeds meer onder druk. Doel van de rebellenbewegingen was het verdrijven van Taylor en diens aanhangers. Rebellen Pagina 4/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Begin 2003 bereikte de strijd tussen de Liberiaanse regering onder leiding van president Charles Taylor en diverse groeperingen een hoogtepunt. Het gevolg was een humanitaire noodsituatie in Liberia, in het bijzonder in de hoofdstad Monrovia. De internationale gemeenschap, met Afrikaanse landen voorop, besloot in te grijpen. De voorzitter van ECOWAS, Ghana organiseerde zowel vredesbesprekingen in Accra als een stabilisatiemacht ter beëindiging van de strijd (de zogeheten ECOWAS Mission in Liberia, ECOMIL). ECOWAS werd bij deze initiatieven breed internationaal gesteund door onder meer de Verenigde Naties en de Europese Unie. Op 17 juni 2003 werd als gevolg van deze bemiddeling een staakt-het-vuren overeengekomen.
2.2
UNMIL
Terwijl ECOMIL in Liberia werd ontplooid, sprak de VN in New York over een VN-vredesmacht die de taken van ECOMIL zou moeten overnemen. De VN-veiligheidsraad aanvaardde op 1 augustus 2003 resolutie 1497, waarin de tijdelijke rol van ECOMIL en de bereidheid van de Veiligheidsraad om ECOMIL te laten opvolgen door een VN-stabilisatiemacht, werd vastgelegd. De VN-veiligheidsraad verzocht de Secretaris-Generaal van de VN (SG VN), met het oog op ontplooiing per 1 oktober 2003 aanbevelingen te doen over de omvang, samenstelling en het mandaat van deze stabilisatiemacht. Op 11 augustus 2003 aanvaardde president Taylor, onder zware internationale druk van onder meer verschillende Afrikaanse collega-staatshoofden, het aanbod van Nigeria om hem politiek asiel te verlenen. Op 18 augustus 2003 ondertekenden alle Liberiaanse partijen in Accra een vredesakkoord. Op 11 september 2003 deed de SG VN aanbevelingen aan de VN-veiligheidsraad. De aanbevelingen werden op 19 september 2003 door de VN-veiligheidsraad overgenomen en vastgelegd in VNveiligheidsraad resolutie 1509, waarmee UNMIL unaniem werd aanvaard. UNMIL zou maximaal 15.000 troepen omvatten (inclusief 250 militaire waarnemers en 160 stafofficieren) en 1115 civiele politiefunctionarissen. Naast het toezicht op de naleving van de wapenstilstand en het vredesakkoord zou UNMIL bijdragen aan vrijwillige ontwapening, demobilisatie en reïntegratie (Disarmament, Demobilisation and Reintegration; DDR), het faciliteren van humanitaire hulpverlening, bescherming van mensenrechten en de voorbereiding van verkiezingen in 2005. De algehele leiding over UNMIL kwam in handen van de Speciale Vertegenwoordiger van de SG VN, de Amerikaan Jacques Klein. Na het staakt-het-vuren van 17 juni 2003 en de geleidelijke ontplooiing van UNMIL-eenheden in geheel Liberia, hebben zich geen grootschalige conflicten tussen de voormalige strijdende partijen voorgedaan. Ondanks het feit dat sinds de start van het proces van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie al circa 31.000 strijders zijn ontwapend (ongeveer 58 % van het totaal aantal te ontwapenen strijders) en bijna 15.000 wapens zijn ingeleverd, blijft de veiligheidssituatie fragiel. Pas nadat alle strijders zijn ontwapend en gedemobiliseerd en er sprake is van reïntegratie van deze voormalige strijders in de Liberiaanse samenleving, bestaat er kans op een meer stabiel situatie. In Monrovia is de veiligheidssituatie door de aanwezigheid van UNMIL-eenheden en de gezamenlijke acties van de Liberiaanse Nationale Politie en de UNMIL civiele politie eveneens verbeterd en kan steeds meer worden gesproken van rule of law.
Pagina 5/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
3
Elementen van het Toetsingskader
3.1
Gronden voor deelname
Op de volgende gronden, verwoord in de brief van 24 oktober 2003, heeft de regering besloten om deel te nemen aan UNMIL. - De bevordering van de internationale rechtsorde is een van de hoofddoelstellingen van het Nederlandse buitenlandse beleid. Deze rechtsorde werd naar mening van de regering bevorderd door de Nederlandse deelname aan UNMIL, waarmee een bijdrage werd geleverd aan de verbetering van de humanitaire noodsituatie, en aan het proces van stabilisering, verzoening en wederopbouw van Liberia. - Tevens werd door deelname aan UNMIL de instabiliteit in de regio verminderd. Vooral tengevolge van de bemoeienissen van Charles Taylor was de instabiliteit in de regio de laatste jaren sterk toegenomen en ontstonden migratiestromen als gevolg van de gewelddadigheden. - Voorts was de regering van mening dat crisisbeheersing in Liberia conflictpreventie betekende voor de Nederlandse partnerlanden in West-Afrika. Immers, het indammen van de instabiliteit in Liberia was niet alleen van groot belang voor dat land, maar ook voor andere landen in de regio. De Nederlandse deelname aan UNMIL paste goed in de regionale benadering van de veiligheidsproblematiek. - Ten slotte gaf de regering aan dat door stabilisering van Liberia en de West-Afrikaanse regio voorkomen kon worden dat de lijst van gefaalde of falende staten langer zou worden. Dergelijke staten zijn veelal niet in staat zich teweer te stellen tegen het internationale terrorisme en georganiseerde criminaliteit. Een versterking van de rol van de VN in Liberia zou kunnen voorkomen dat deze bronnen van instabiliteit zich in Liberia konden nestelen. De komst van UNMIL heeft er toe bijgedragen dat de humanitaire situatie in het land is verbeterd en dat hulpverleningsorganisaties nu toegang hebben gekregen tot gebieden die voorheen ontoegankelijk waren.
3.2
Politieke aspecten
President Taylor droeg bij zijn vertrek op 11 augustus 2003 de macht over aan zijn vice-president Moses Blah. Op 18 augustus 2003 ondertekenden alle Liberiaanse partijen in Accra een veelomvattend vredesakkoord. Hierin werd een overgangsregering overeengekomen, die noch tot de Taylor-getrouwen behoorden noch tot de rebellenbewegingen die tegen de regering Taylor vochten. Op 14 augustus 2003 werd de macht overgedragen aan deze overgangsregering onder leiding van de neutrale zakenman Gyude Bryant. De rol van de overgangsregering was de uitvoering van het vredesakkoord. De VN ondersteunde de Liberiaanse overgangsregering bij de tenuitvoerlegging van alle aspecten van het vredesakkoord, echter, de Liberianen droegen zelf de primaire verantwoordelijkheid dit akkoord uit te voeren. UNMIL speelde een ondersteunende rol in dit proces. De Nederlandse regering was van mening dat de ontstane mogelijkheid tot verbetering van de situatie in Liberia internationale ondersteuning verdiende. De door de VN aan Nederland gevraagde steun aan UNMIL werd daarom positief beantwoord.
Pagina 6/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
3.3
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Mandaat
De juridische basis voor het mandaat van UNMIL vormde VN Veiligheidsraadresolutie 1509, die op 19 september unaniem werd aanvaard. De resolutie voorzag in een stabilisatiemacht voor één jaar, die vanaf 1 oktober 2003 de verantwoordelijkheid overnam van de ECOWAS-operatie, ECOMIL. Het mandaat was robuust en gebaseerd op hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Bij de opstelling van het mandaat was rekening gehouden met lessen uit het verleden. Zo werd het mandaat helder omschreven en omvatte het voldoende bevoegdheden om de taken uit te voeren.
3.4
Deelnemende landen
Ter voorbereiding op de komst van UNMIL werd op 24 september 2003 een interim-hoofdkwartier ontplooid in Monrovia. Dit hoofdkwartier, dat in SHIRBRIG-kader (SHIRBRIG; Stand-by High Readiness Brigade) werd uitgezonden, bestond uit stafofficieren uit Canada, Denemarken, Italië Noorwegen, Portugal, Roemenië, Spanje en Nederland (één stafofficier). Ook maakten stafofficieren van UNAMSIL en de ECOMIL-missie deel uit van dit hoofdkwartier. Met de ontplooiing van UNMIL in november 2003 werd dit interim-hoofdkwartier vervangen door het reguliere UNMIL-hoofdkwartier. Aan UNMIL werd door 52 landen deelgenomen, waaronder vier permanente leden van de VNveiligheidsraad (China, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten). De landen die eerder deelnamen aan ECOMIL verlengden hun aanwezigheid in UNMIL (dit betroffen Benin, Gambia, Ghana, Guinee-Bissau, Mali, Nigeria, Senegal en Togo).
3.5
Invloed
Nederland was bij de totstandkoming van het mandaat van UNMIL en de daadwerkelijke uitvoering daarvan via de VN betrokken. Gedurende de planningsfase van de operatie verzorgde het Department of Peace Keeping Operations van de VN en de militaire adviseur van de SG VN briefings voor potentiële troepenleveranciers. Nederland was bij deze bijeenkomsten vertegenwoordigd. Ook vond een bijeenkomst plaats van de VN-veiligheidsraad, waarbij potentiële troepenleveranciers in de gelegenheid werden gesteld mee te spreken over de ontwerpresolutie en het mandaat.
3.6
Militaire haalbaarheid
Door het UNMIL hoofdkwartier in Monrovia werd een concept of operations (CONOPS) opgesteld, dat voorzag in een gefaseerde opbouw van de operatie en moest leiden tot een veilige en stabiele situatie in Liberia. In fase één werd de ECOMIL vredesmacht door de VN overgenomen, en werd het hoofdkwartier in Monrovia en het sector hoofdkwartier in sector 1 (het gebied rond Monrovia) geformeerd. Fase twee (februari - maart 2004) voorzag in de ontplooiing van UNMIL-eenheden in de overige drie sectoren van het land. De rol van Hr.Ms. Rotterdam was vooral een ondersteunende en voorwaarden scheppende rol tijdens de ontplooiing van de UNMIL eenheden in fase twee.
3.7
Geweldsinstructie (Rules of Engagement)
Het mandaat voor UNMIL was vastgesteld onder hoofdstuk VII van het Handvest van de VN en omvatte onder andere bewakings- en beveiligingstaken. De geweldsinstructies waren voldoende robuust, duidelijk en ondubbelzinnig en boden ruimschoots de mogelijkheid het mandaat uit te voeren. Tevens boden zij alle ruimte om te voorzien in zelfverdediging en verdediging van de vredesmacht als geheel. Door de UNMIL Force Commander werden aanvullende aanwijzingen verstrekt voor het toepassen van geweld
Pagina 7/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
onder specifieke omstandigheden. Alle Nederlandse militairen kregen een in het Nederlands opgestelde soldierscard met daarop aangegeven de geweldsinstructies op basis van de door de VN opgestelde Rules of Engagement.
3.8
Bevelstructuur
De bevelstructuur was duidelijk. Voor UNMIL was een nieuwe eenheid geformeerd, het Nederlandse detachement UNMIL (NL DET UNMIL). Tot dit detachement behoorde, naast de Hr.Ms. Rotterdam met geëmbarkeerde eenheden, ook het liaisonteam. De commandant van Hr.Ms. Rotterdam was tevens de commandant van het NL DET UNMIL. De Force Commander UNMIL had tactical command (TACOM) over het NL DET UNMIL. Het operational command (OPCOM) berustte bij de Chef Defensiestaf (CDS).
3.9
Risico’s
De risico’s verbonden aan de uitvoering van de operatie, risico's veroorzaakt door klimatologische, sanitaire en medische omstandigheden en overige risico’s waren voorafgaand aan de missie afdoende gewogen en bleken in de praktijk overeen te komen met de verwachtingen. Voor het merendeel van de bemanning van de Hr.Ms. Rotterdam vormden de klimatologische en medische risico’s nauwelijks een probleem. Met uitzondering van het personeel behorende tot de geëmbarkeerde amphibious beach unit van het Korps Mariniers, kwam de bemanning van Hr.Ms. Rotterdam nauwelijks aan land. Het personeel van de amphibious beach unit kwam bij operaties regelmatig aan land en werd hierdoor, evenals het in Monrovia verblijvende SNR-detachement, meer geconfronteerd ABU met de hierboven beschreven risico’s. Gebleken is dat de individuele uitrusting en de uitgevaardigde beschermingsmaatregelen en procedures afdoende waren om het personeel van het SNR-detachement te beschermen tegen deze risico’s. Een mogelijke dreiging voor de Hr.Ms. Rotterdam bestond uit vaartuigen die als transportmiddel voor een geïmproviseerd explosief of andere wapens konden worden gebruikt. De meeste vaartuigen in Liberia waren klein en onverlicht en daarom werd ’s nachts de afstand tot de kust vergroot om de kans op ongewenste interactie met vaartuigen te minimaliseren.
3.10
Geschiktheid en beschikbaarheid
De Nederlandse regering was van mening dat deelname aan UNMIL, gezien de onzekere veiligheidssituatie (onduidelijkheid over de bedoelingen en de bevelsstructuren van de voormalig strijdende partijen, de onbekendheid met de situatie buiten Monrovia en de aanwezigheid van veelal gedrogeerde kindsoldaten) en het ontbreken van inzicht in het militaire operatieplan voor de tweede fase van het operatieplan te land, en de aanwezigheid van grondtroepen, een uiterst riskante onderneming zou kindsoldaten zijn. Zonder een operatieplan op operationeel niveau kon geen uitsluitsel worden gegeven over de militaire haalbaarheid van de landoperatie. Op grond van deze overweging besloot de Nederlandse regering niet aan UNMIL deel te nemen met militaire eenheden op de grond.
Pagina 8/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Een bijdrage vanaf zee, in de vorm van een Landing Platform Dock (LPD) achtte de regering wel verantwoord. Er waren geen specifieke dreigingen tegen het LPD en over de doelstelling van inzet bestond voldoende duidelijkheid. Het LPD was beschikbaar en zou als medische faciliteit met beperkte chirurgische capaciteit voor de aanwezige VN-medewerkers en als transportschip voor troepen, voertuigen en goederen worden ingezet. Desgevraagd zou het schip ook drinkwater kunnen leveren. Voorzien was dat het schip voornamelijk zou worden ingezet tussen Monrovia en de kustplaatsen Harper, Greenville en Buchanan. Het schip had de beschikking over een chirurgisch team, twee Lynx helikopters voor gewondentransport, een peloton mariniers en een bootcompagnie, in totaal circa 270 militairen. Het Nederlandse UNMIL-detachement heeft bovengenoemde taken op goede wijze kunnen uitvoeren. Het schip is speciaal ontworpen voor het transporteren van militair materieel zonder host nation support en het fungeren als medische faciliteit met beperkte chirurgische capaciteit. De samenstelling van de bemanning was aangepast aan de specifieke missie.
3.11
Duur van de deelname
De Nederlandse regering gaf aan drie maanden aan de UNMIL operatie deel te zullen nemen, te rekenen vanaf het moment dat Hr.Ms. Rotterdam in het missiegebied arriveerde. Hr.Ms. Rotterdam verliet op 5 november 2003 de haven van Den Helder en arriveerde, na een havenbezoek in Las Palmas (om o.a. het medisch team te embarkeren), op 18 november in het operatiegebied. Op 13 februari 2003 richtte de SG VN een verzoek aan Nederland om Hr.Ms. Rotterdam één maand langer aan UNMIL te laten deelnemen. De SG VN noemde als reden voor deze verlenging het feit dat UNMIL behoefte had aan de medische faciliteiten aan boord Hr.Ms. Rotterdam, omdat het Jordaanse hospitaal in Monrovia nog niet aan de vereiste standaard voldeed en het Chinese veldhospitaal in Sector 2 niet tijdig beschikbaar was. Het chirurgisch team dat zich aan boord van Hr.Ms. Rotterdam bevond maakte normaliter geen deel uit van de bemanning en was speciaal voor deze missie toegevoegd aan het schip. Op contractuele gronden kon het verblijf van het chirurgisch team niet met een maand worden verlengd. Om zoveel mogelijk aan het verzoek van de SG VN tegemoet te komen, werd besloten het 1 verblijf van Hr.Ms. Rotterdam met drie dagen te verlengen . Het schip verliet op 19 februari 2004 het missiegebied en arriveerde op 28 februari in de haven van Den Helder.
1
Het parlement is hierover separaat geïnformeerd; zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 278, nr. 5 en 6 Pagina 9/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
4
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Politieke analyse
Door de ontplooiing van UNMIL is de stabiliteit in Liberia sterk bevorderd. Er komt in het land geen georganiseerd geweld tussen Liberiaanse strijdgroepen meer voor. Wel is af en toe sprake van geweld op kleinere schaal, met name van groepen jongeren die ontevreden zijn met wat de vrede tot dusverre voor hen heeft gebracht. Met name de grootschalige internationale interventie heeft verwachtingen gewekt die tot dusverre niet konden worden waargemaakt. De economie van Liberia geeft weinig werkgelegenheid en de reïntegratiecomponent van het DDR programma loopt stroef. Al met al hebben zich veel meer personen voor reïntegratie aangemeld dan verwacht - maar liefst ongeveer 100.000 – terwijl aan de andere kant de financiële bijdrage van de internationale gemeenschap achterblijft bij wat op de donorconferentie van februari 2004 is toegezegd. Het gebrek aan vooruitgang in leefomstandigheden geeft met name in Monrovia veel spanningen, die een enkele maal tot uitbarsting komen. Niettemin is de humanitaire situatie in het land als geheel het afgelopen jaar verbeterd. De beëindiging van het geweld heeft hieraan mede bijgedragen. Bovendien hebben humanitaire organisaties meer toegang gekregen tot de doelgroep, al bleven de mogelijkheden voor hulpactiviteiten vaak beperkter dan zij zelf hadden gehoopt. Beperkingen waren onder andere het gevolg van het onder de paraplu van UNMIL brengen (in het kader van de zogenaamde ‘geïntegreerde benadering’) van de humanitaire hulp. Dit heeft naar oordeel van onder andere het Office for the Co-ordination of Humanitarian Affairs (OCHA) , maar ook het International Committee of the Red Cross (ICRC), EC Humanitarian Aid Office (ECHO) en vele NGO's, tot onnodige beperkingen in de humanitaire operationele zelfstandigheid geleid. De ‘humanitaire ruimte’ binnen de geïntegreerde benadering wordt beperkt door dominantie van politiek/militaire afwegingen. OCHA was dermate ontevreden over deze situatie, dat het per 1 december jl. zelfs Liberia heeft verlaten, daarmee noodgedwongen een leemte achterlatend. Het ontwapeningsprogramma is in november 2004 formeel afgesloten, maar het totaal ingeleverde aantal wapens – tussen de 30 en 40.000 - is ver achtergebleven bij de verwachting en is eveneens zeer laag in relatie tot het aantal aanmeldingen voor het reïntegratieprogramma. Dit laatste kan enerzijds worden verklaard doordat velen die geen wapens hadden zich toch voor de reïntegratie hebben aangemeld (bijvoorbeeld om op die manier in aanmerking te komen voor scholing), maar anderzijds moet worden gevreesd dat veel wapens in Liberia zijn verborgen of naar elders in de instabiele subregio zijn overgebracht. In combinatie met de latent aanwezige spanningen in de samenleving vormt dit een veiligheidsrisico voor de toekomst. Het Liberiaanse politieke proces verloopt moeizaam. Na de beëindiging van DDR-programma hebben de voormalige strijdgroepen zich formeel tot politieke partijen getransformeerd, die zich moeten voorbereiden op verkiezingen in oktober 2005. Van serieuze politieke activiteit is echter nog weinig te merken. Veeleer blijft het politieke spel beperkt tot een manoeuvreren van (voormalige) krijgsheren voor het vergroten van de eigen macht. Het overgangsparlement (onder voorzitterschap van de commandant van de grootste verzetsgroep tegen voormalig President Taylor) blokkeert wetgeving die democratische verkiezingen in oktober mogelijk moeten maken. Dit heeft wellicht mede te maken met angst voor de Taylorgetrouwen in het land, die misschien niet alleen de democratische weg naar de macht zouden willen benutten. Voormalig President Taylor zelf verblijft intussen in Nigeria als ‘gast van de Nigeriaanse regering’, zonder te worden berecht door het Speciale Hof van Siërra Leone, dat om de uitlevering van
Pagina 10/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Taylor heeft gevraagd – daarin gesteund door de EU. Het feit dat Taylor nog niet is berecht, blijft als een schaduw over Liberia en de buurlanden Siërra Leone en Guinee, waarmee Liberia samen de zogenaamde Mano River Union vormt, hangen. De politieke pad van het vredesproces blijft dus voorlopig achter bij de verwachtingen die in Accra zijn gewekt. Het is nog onzeker of in oktober 2005 inderdaad democratische verkiezingen kunnen worden gehouden. En zelfs als die gehouden worden, blijft het onzeker wat dit voor de toekomst van Liberia zal betekenen. De Liberiaanse verkiezingen van 1997, die door de grootste krijgsheer van allen, Charles Taylor, werden gewonnen, vormen hier een slecht precedent. Ook al blijven de interne politieke en economische problemen van Liberia groot, de UNMIL operatie heeft er zeker toe geleid dat Liberia niet langer meer de grote brandhaard van de subregio is. Die dubieuze eer is overgenomen door buurland Ivoorkust, waar de spanningen in november 2004 plotseling tot een gewelddadige uitbarsting en een drastische verslechtering van de veiligheidssituatie leidde. Dit heeft onder meer geresulteerd in het op gang komen van een vluchtelingenstroom van inwoners van Ivoorkust (en onder hen ook vluchtelingen uit Liberia) naar Liberia.
Monrovia
Monrovia Pagina 11/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
5
Militair-operationeel
5.1
Planning
Vanaf de aanvaarding van VN Veiligheidsraadresolutie 1497 van 1 augustus 2003, waarin o.a. lidstaten werden opgeroepen voorbereidingen te treffen voor de ontplooiing van een VN-Veiligheidsmacht in Liberia, werden VN-lidstaten informeel gevraagd een bijdrage te leveren aan deze vredesmacht. Zo richtte de VN begin september 2003 een verzoek aan de Nederlandse regering om een bijdrage te leveren aan de VN-vredesmacht in Liberia. De regering informeerde de Tweede Kamer op 12 september 2003 dat een onderzoek werd gestart naar de mogelijkheid en wenselijkheid aan deze operatie deel te nemen. Op 3 oktober 2003 ontving Nederland een formeel verzoek van de VN om het LPD Hr.Ms. Rotterdam in de opbouwfase van de missie ter beschikking te stellen. De rol van Hr.Ms. Rotterdam was vooral een ondersteunende, voorwaarden scheppende rol tijdens de troepenontplooiingsfase van UNMIL, waarvan was voorzien dat deze tot februari-maart 2004 zou duren. In het CONOPS was geen concrete rol toebedeeld voor maritieme eenheden in zijn algemeenheid of voor Hr.Ms. Rotterdam in het bijzonder. UNMIL was voornamelijk een landoperatie waardoor in de planningsfase nagenoeg geen maritieme stafexpertise aanwezig was. Tijdens de uitvoeringsfase werd het gemis aan maritieme stafexpertise in UNMIL in Monrovia enigszins gecompenseerd door de Senior National Representative (SNR) met zijn staf. In het planningsproces werden geen afspraken gemaakt met de VN over havenbezoeken voor bevoorrading. Later, gedurende de uitvoering van de operatie heeft het schip enkele dagen in Dakar gelegen voor bevoorrading en een kortstondige recuperatie van het personeel, overigens dit in opdracht van de Force Commander. Bevinding: - Een betere verankering van de taken van Hr.Ms. Rotterdam in het CONOPS had kunnen plaatsvinden als in een vroeg stadium planningscapaciteit met maritieme ervaring was toegevoegd aan UNMIL. In dit kader past het Nederlandse initiatief om de VN planningscapaciteit te vergroten door de SHIRBRIG-staf hiervoor ter beschikking te stellen aan de VN. Aanbeveling: - Het is aan te bevelen om de mogelijkheid tot recuperatie en de eventuele operationele consequenties daarvan in het planningsproces met de VN op te nemen. Ter voorbereiding van de operatie werd door het Defensie Crisis Beheersing Centrum (DCBC) ook voor deze missie een joint planningsteam geformeerd, dat op 7 oktober 2003 voor het eerst bijeen kwam. De planning van de operatie vond plaats onder verantwoordelijkheid van de CDS. De sturing van de nationale planning voor de UNMIL-operatie vond vanaf 7 oktober 2003 plaats vanuit het planningsteam. Op 24 oktober nam de regering het besluit om Hr. Ms. Rotterdam voor een periode van drie maanden uit te zenden. Ter voorbereiding van de missie werd in de periode van 30 oktober tot 8 november een fact finding mission uitgevoerd in Liberia. Gezien het late tijdstip waarop deze verkenning plaatsvond, konden niet alle resultaten hiervan worden gebruikt bij de politieke besluitvorming of bij de besluitvorming over de personele en materiele samenstelling van het Nederlandse UNMIL-detachement. Aangezien twee leden van Hr.Ms. Rotterdam deel uitmaakten van de fact finding mission, en deze personen in Las Palmas aan boord kwamen, kon deze informatie voor aankomst van het schip in het operatiegebied worden gebruikt.
Pagina 12/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
5.2
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Voorbereiding en verplaatsing
De voorbereidingen voor deze operatie hebben in een korte periode voorafgaand aan de uitzending plaatsgevonden. Personeel van Hr.Ms. Rotterdam werd op 23 september, tijdens de NAVO-oefening Northern Light, geïnformeerd over een mogelijke deelname aan UNMIL. Vanaf dat moment werd, voor zover mogelijk, reeds begonnen met de voorbereiding voor deze operatie. Deze voorbereiding behelsde vooral het formuleren van de gewenste personele en materiele gereedheid, gebaseerd op de tot dan toe bekende gegevens. Bij terugkeer in Den Helder op 3 oktober 2003 kreeg de commandant van Hr.Ms. Rotterdam de mondelinge opdracht zich voor te bereiden op de UNMIL-missie. Gedurende de uitreis naar het operatiegebied bracht Hr.Ms. Rotterdam een kort havenbezoek aan Las Palmas om goederen te laden en de twee bemanningsleden van het fact finding team en het chirurgisch team te embarkeren. De uitreis werd eveneens gebruikt voor het toedienen van vaccinaties en de missiegerichte training. Op de dag van aankomst in het operatiegebied verzorgde de Militaire Inlichtingen en Veiligheids Dienst (MIVD) een briefing over de cultuur van Liberia.
5.3
Uitvoering van de operatie
5.3.1.
Hr.Ms Rotterdam
In de brief van 24 oktober 2003 heeft het kabinet aangegeven voor welke taken Hr. Ms. Rotterdam beschikbaar wordt gesteld: -
-
Transport van goederen, voertuigen en waar nodig troepen van Monrovia naar de kuststeden Harper en Buchanan. Het leveren van een medische opvangfaciliteit met beperkte chirurgische capaciteit voor de aanwezige VN-medewerkers en –militairen in Liberia totdat die eigen medische voorzieningen hebben. De geëmbarkeerde Lynx helikopters konden worden ingezet voor het transport van gestabiliseerde gewonden van vooraf verkende en beveiligde locaties naar het schip. Desgewenst leveren van drinkwater aan eenheden in Liberia. Ophalen van VN-voorraden en humanitaire hulpgoederen in Freetown, Sierra Leone.
De taakuitvoering van Hr.Ms. Rotterdam in UNMIL is zonder incidenten verlopen en op goede wijze kon invulling worden gegeven aan het transport van personeel en goederen en daarnaast werd het schip bij herhaling gebruikt als medische opvangfaciliteit. De door het schip uitgevoerde opdrachten vielen binnen het mandaat van UNMIL. Het leveren van drinkwater bleek niet nodig te zijn en het was ook niet nodig VN-voorraden op te halen in Sierra Leone. Bij aankomst van het schip in het operatiegebied was het schip gereed voor operationele inzet en ving het direct aan met patrouilles voor de kust van Liberia om zodoende de aanwezigheid van de VN te onderstrepen.
Ethiopische militairen aan boord Hr.Ms Rotterdam
Verscheidene malen heeft Hr.Ms. Rotterdam VN-troepen en -materiaal getransporteerd. Van 11 tot 15 januari 2004 vervoerde de Hr.Ms. Rotterdam voor de eerste keer 200 Ethiopische militairen en materieel van Monrovia naar Greenville. Tevens werden in januari en februari bij herhaling Ierse UNMIL-militairen getransporteerd, zodat patrouilles konden worden uitgevoerd in de minder toegankelijk delen van Liberia. Bij het embarkeren en
Pagina 13/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
debarkeren van goederen en personeel werd veelvuldig gebruik gemaakt van de geëmbarkeerde landingsvaartuigen, de zogeheten Landing Craft Utility (LCU’s). Deze LCU’s bleken goed inzetbaar te zijn en stelden de commandant van Hr.Ms. Rotterdam in staat personeel en goederen af te zetten en op te halen op plaatsen waar geen havens aanwezig waren. Op 21 november werd de eerste UNMIL-militair behandeld aan boord van Hr.Ms. Rotterdam en op 27 november 2003 verleende het schip medische hulp aan drie ernstig gewonde Ierse militairen, die met een Landrover op de kop waren geslagen in Liberia. De gewonde Ierse militairen werden met een Lynx helikopter overgebracht naar Hr.Ms. Rotterdam. In totaal zijn er circa 50 medische consulten geweest van UNMIL-militairen, waarvan negen resulteerde in klinische opname, waaronder drie chirurgische 2 ingrepen . Op 8 januari 2004 verleende Hr.Ms. Rotterdam assistentie aan het in moeilijkheden verkerende Nigeriaanse schip MV By El Shaddai. Dit schip, dat onderweg was van Ghana naar Monrovia, had 275 voornamelijk Liberiaanse vluchtelingen - die terugkeerden naar Liberia - aan boord en had ter hoogte van de havenstad Harper problemen met de voorstuwing gekregen. Nadat de voedsel- en watervoorraden waren uitgeput, werd op verzoek van de VN de hulp van Hr.Ms. Rotterdam ingeroepen. Door de bemanning van Hr.Ms. Rotterdam werd water, voedsel en medische hulp gegeven aan de vluchtelingen. Aangezien de vluchtelingen aangaven niet naar Harper te willen gaan en slepen van het schip niet mogelijk was, werd in overleg met de VN besloten de vluchtelingen aan boord van Hr.Ms. By El Shaddai Rotterdam te nemen en te vervoeren naar Monrovia. Op 10 januari werden de vluchtelingen met landingsvaartuigen afgezet in Monrovia, alwaar de United Nations High Commissioner for the Refugees (UNHCR) zich over de vluchtelingen ontfermde. Om veilig goederen en personeel te kunnen vervoeren naar havensteden in Liberia heeft Hr.Ms. Rotterdam hydrografische opnames uitgevoerd in de havens van Monrovia, Buchanan Greenville en Harper. De resultaten hiervan zijn aangeboden aan de lokale havenautoriteiten, aan vertegenwoordigers van het United Nations Joint Logistic Centre (UNJLC) en het bureau hydrografie van het Verenigd Koninkrijk om de internationale zeekaarten te kunnen bijwerken. Om Hr.Ms. Rotterdam beter in staat te stellen het commando te voeren over de eenheden die aan land gingen, was het schip naast haar organieke communicatie en commando faciliteiten tevens uitgerust met een Command and Control systeem voor Land Based Operations. Dit door de Koninklijke Landmacht ontwikkelde Integrated Staff Information System (ISIS 3.0) stelde de commandant in staat om een betere situational awareness te verkrijgen van de operatie op het land. Naast de organieke communicatie middelen waarmee informatie werd uitgewisseld met alle staven en ondercommandanten (o.a. het Marine Hoofdkwartier te Den Helder, de SNR in Monrovia en de diverse operatiecentra aan boord van de 2
Tijdens één van de drie ingrepen is een patiënt, een zwaar gewonde Ierse militair, overleden. Pagina 14/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Rotterdam) kon eveneens de informatie van ISIS met deze posten worden gedeeld, hetgeen de situational awareness van alle betrokkenen verbeterde. Het betrof een pilot waarvan de positieve e ervaringen er toe hebben geleid een studie te verrichten naar de mogelijkheid om ook de 2 LPD uit te rusten met een dergelijk systeem.
5.3.2
SNR-detachement
De onduidelijkheid die bestond bij het Hoofdkwartier UNMIL over de status van het SNR-detachement bemoeilijkte aanvankelijk de taakuitvoering. Volgens de personeelsfunctionaris van het UNMIL hoofdkwartier behoorde het SNR-detachement tot het contingent van Hr.Ms. Rotterdam en kon daarom geen aanspraak maken op allerlei voorzieningen en werkruimte. Later kreeg het SNR-detachement een VN-legitimatiebewijs, echter de hierop vermelde status was official visitor en niet military welke reguliere stafleden kregen. Ondanks herhaaldelijk aandringen van Nederland bij het DPKO in New York is hier geen verandering in opgetreden. Mede door improvisatie kon het SNR-detachement de werkzaamheden uitvoeren. Naast de functie van “ogen en oren van de CDS” speelde het SNR-detachement een rol in de logistieke ondersteuning van de missie, liaison voor medische behandelingen aan boord, opvang en begeleiding van bezoekers en pers en begeleiding van “goede doel” projecten van Hr.Ms. Rotterdam in Monrovia. In feite algemene liaisonfunctie tussen het VN-hoofdkwartier en de RDM Bevinding en aanbeveling: - Het initiële gebrek aan erkenning van het SNR-detachement binnen het UNMIL hoofdkwartier heeft de taakuitvoering van de SNR bemoeilijkt. Bij toekomstige operaties dient de functie en status van het SNR-detachement vooraf beter te worden gecommuniceerd met het Department of Peacekeeping Operations van de VN in New York.
5.4
Internationale samenwerking
Gedurende de deelname aan de UNMIL-operatie onderhield het Nederlandse UNMIL detachement nauwe contacten met tal van burgers en militairen uit verschillende landen. Zo waren er veel contacten met Ierse, Britse, Amerikaanse en Nigeriaanse stafofficieren, met Filippijnse en Ghanese bewakingstroepen en met medici uit Jordanië en Bangladesh. Tweemaal is een oefening uitgevoerd met een Frans amfibisch schip.
5.5
Aansturing van de operatie
De operationele aansturing vanuit het UNMIL hoofdkwartier verliep in het algemeen moeizaam. Het UNMIL hoofdkwartier verstrekte doorgaans via de Nederlandse SNR opdrachten aan Hr.Ms. Rotterdam. Taakvoorstellen kwamen vaak voort uit de verschillende afdelingen van het UNMIL hoofdkwartier (CIMIC, logistiek centrum of van andere contingenten), zonder dat deze vooraf door het Joint Operations Centre in een goed plan waren verwerkt. Hierdoor kregen de opdrachten vaak een ad-hoc karakter. In een enkel geval gaf de Force Commander UNMIL rechtstreeks opdrachten aan Hr.Ms. Rotterdam, zonder dat deze met zijn eigen staf waren besproken. De nationale aansturing van de operatie verliep zonder problemen. De SNR onderhield op regelmatige basis contact met het Defensie Crisis Beheersings Centrum (DCBC) en de commandant van Hr.Ms. Rotterdam over de opdrachten aan het schip. In die gevallen waarbij de Force Commander UNMIL opdrachten uitvaardigde die buiten het Nederlandse mandaat vielen, legde de SNR deze voor aan het
Pagina 15/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
DCBC. Pas na verkregen toestemming van de CDS werden deze opdrachten eventueel uitgevoerd. Deze procedure werkte goed en heeft de taakuitvoering niet in de weg gestaan
5.6
Civiel Militaire Samenwerking
De CIMIC-cel van UNMIL coördineerde de uitvoering van CIMIC-activiteiten tussen UNMIL en the Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA), waar het VN-hulporganisaties betrof en de Liberian Refugee, Repatriation and Resettlement Commmission (LRRRC) voor Non Gouvernementele Organisaties (NGO’s). Hoewel vooraf niet voorzien, heeft Hr.Ms. Rotterdam na toestemming van Nederland drie transporten van VN-hulpgoederen uitgevoerd. Hiertoe werd nauw samengewerkt met de CIMIC stafofficieren van het UNMIL hoofdkwartier, die op hun beurt contacten onderhielden met de betrokken NGO’s en VN- agentschappen (zoals UNICEF, UNHCR en WFP). De deelname aan deze CIMIC-missies is waardevol geweest voor de Liberiaanse bevolking. Immers, op deze manier konden essentiële hulpgoederen worden verstrekt op die plaatsen die voor UNMIL-eenheden op het land nog niet toegankelijk waren.
5.7
Personeelszorg
De personeelszorg werd op de gebruikelijke manier georganiseerd en uitgevoerd. Contact met het thuisfront kon worden onderhouden door e-mail, post of telefoon. De bemanning van het schip kon 15 minuten per week telefoneren met Nederland. Hiervoor waren twee telefoonlijnen 24 uur per dag beschikbaar. De postvoorziening uit het inzetgebied verliep aanvankelijk stroef. Indien mogelijk werd de post meegegeven aan repatrianten of verstuurd met een koeriersbedrijf. Begin december 2003 kwam hierin verbetering toen door de Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED) een retourlogistiek in werking werd gesteld. Inherent voor een maritieme operatie zoals die voor UNMIL is uitgevoerd, waarbij het schip een aantal maanden onafgebroken voor de kust van Liberia ligt zonder de mogelijkheid voor de bemanning om aan land te kunnen gaan, leidde bij een deel van de bemanning tot verveling. In dat kader heeft de Force Commander Hr.Ms Rotterdam opdracht gegeven om, op het moment dat de operatie dat toeliet, een havenbezoek af te leggen aan Dakar voor een kortstondige recuperatie van de bemanning en bevoorrading van het schip. Calamiteiten bij het thuisfront werden via het bureau thuisfront van CZMNED en eventueel een arts aan Hr.Ms. Rotterdam bekend gesteld. Er werd een familie contactdag georganiseerd waarbij beeldmateriaal van het schip werd vertoond en er waren een Sinterklaas-, Kerst- en Valentijnactie.
5.8
Materieel en logistieke ondersteuning
De verantwoordelijkheid voor de personele en materiele instandhouding berustte bij CZMNED. Hiertoe werd bij CZMNED een UNMIL ondersteuningscel geactiveerd. Voor de instandhouding van Hr.Ms. Rotterdam tijdens de missie is gekozen voor logistiek aanvoer naar het operatiegebied in plaats van het schip voor vertrek uit te rusten met meer reserve onderdelen. Het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis heeft in het operatiegebied een defecte helikopter van Hr.Ms. Rotterdam gewisseld voor een operationele helikopter. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om Hr.Ms. Rotterdam te bevoorraden. Het merendeel van de logistieke aanvoer vond plaats per luchtvracht, waarbij vooral gebruik werd gemaakt
Pagina 16/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
van de wekelijkse directe civiele lijnvlucht tussen Brussel en Monrovia. De logistiek medewerker van het SNR-detachement begeleidde de in- en uitvoer van luchtzendingen.
5.9
Bezoeken
Tijdens de operatie werd Hr.Ms. Rotterdam regelmatig bezocht door hoogwaardigheidsbekleders uit de regio, zoals de voorzitter van de overgangsregering, dhr. Bryant, de Nederlandse ambassadeur voor Liberia, residerend in Ivoorkust, de speciale afgezant van de SG VN voor Liberia, dhr. Klein en de Force Commander UNMIL, generaal Opande. Het detachement werd tijdens de kerstdagen bezocht door de staatssecretaris van Defensie, de Commandant der Zeemacht in Nederland en de Souschef Operatiën van het DCBC. In januari bezochten de Minister van Defensie en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Chef Defensiestaf het UNMIL-detachement. Deze bezoeken hebben bijgedragen aan de beeldvorming over de missie en werden gewaardeerd door de uitgezonden militairen.
5.10
Voorlichting
Gedurende de eerste 10 dagen in het operatiegebied was een vertegenwoordiger van de directie voorlichting van het Ministerie van Defensie aan boord aanwezig voor de begeleiding van de nationale en lokale pers. Daarna vormde deze functionaris vanuit Nederland een aanspreekpunt voor het schip op het vlak van voorlichting. Aan boord van Hr.Ms. Rotterdam was tijdens de operatie een fotograaf van de audiovisuele dienst KM aanwezig, die beeldmateriaal naar Nederland zond. Dit beeldmateriaal verscheen geregeld in regionale en nationale dagbladen. Mediacontacten kwamen vooral tot stand bij bijzondere gebeurtenissen, zoals de aankomst van het schip in het operatiegebied, het transport van VNhulpgoederen naar Robertsport, het bezoek van de staatssecretaris van Defensie en het bezoek van de Minister van Defensie en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking in januari. Voor informatieverstrekking aan het thuisfront beschikte het schip over een eigen website.
5.11
Terugkeer en afwikkeling van de operatie
Hr.Ms. Rotterdam verliet op 19 februari 2004 het missiegebied en arriveerde op 28 februari in de haven van Den Helder. Als gevolg van de drie dagen verlenging van de missie vond het adaptatieprogramma niet plaats op Tenerife, zoals was gepland, maar aan boord van Hr.Ms. Rotterdam tijdens de terugreis naar Den helder. Gedurende de terugreis is een medewerker van de Maatschappelijke Dienst Defensie aan boord geweest om debriefingsgesprekken te voeren.
Iers materiaal aan boord
Op verzoek van Ierland heeft Hr.Ms. Rotterdam op de terugreis Iers materiaal bestaande uit; vijftien voertuigen, vijf trailers en zeven containers waarvan twee gevuld met wapens en munitie, meegenomen naar Den helder. Vanuit Den helder is het materiaal verscheept naar Ierland.
Op 15 juli 2004 reikte de commandant der Zeemacht in Nederland de “Herinneringsmedaille Vredesoperaties” uit aan militairen die hebben deelgenomen aan de UNMIL-operatie. Omtrent het uitreiken van de VN-herinneringsmedaille ontstond enige onduidelijkheid. Het personeel van het UNMIL-
Pagina 17/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
detachement had voor vertrek uit het operatiegebied uit handen van de Force Commander UNMIL een oorkonde ontvangen die recht gaf op deze medaille. Bij terugkeer in Nederland bleek dat het hoofdkwartier van de VN in New York van mening was dat er geen recht op toekenning van deze medaille bestond omdat het personeel van het UNMIL-detachement niet 90 aaneengesloten dagen in het operatiegebied was geweest. Immers Hr.Ms. Rotterdam had, in opdracht van de Force Commander, kortstondig het operatiegebied verlaten voor een havenbezoek aan Dakar. Later werd de medaille alsnog toegekend aan het Nederlandse UNMIL-detachement.
Pagina 18/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
6
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Financiën
Op verzoek van de VN heeft Nederland Hr.Ms. Rotterdam, voor de duur van drie maanden ter beschikking gesteld voor de UNMIL operatie. De missie heeft 106 dagen geduurd. Initieel was voor deze missie tussen de € 3 miljoen en € 5 miljoen aan additionele uitgaven geraamd. Hierbij was rekening gehouden met het inverdienen binnen de reguliere begroting van de Koninklijke Marine met betrekking tot het aantal vaardagen en vlieguurkosten. Met inverdienen werd rekening gehouden omdat de in de KM begroting voorziene oefeningen met Hr.Ms. Rotterdam kwamen te vervallen door de inzet in Liberia. De totale uitgaven voor UNMIL zijn opgelopen tot € 3,8 miljoen. Hiervan is € 3,1 miljoen als additionele uitgaven ten laste gekomen van de voorziening HGIS (vredesoperaties) en € 0,7 miljoen is “inverdiend” ten laste van de KM begroting. De reden dat de totale additionele uitgaven uitkomen op € 3,1 miljoen) komt mede doordat de geëmbarkeerde Lynx helikopters minder zijn ingezet dan voorzien. (rekening was gehouden met 600 vlieguren, terwijl slechts iets meer dan eenderde hiervan is gerealiseerd.) Tegenover de bovengenoemde uitgaven staan de ontvangsten van de VN voor de inzet van Hr.Ms. Rotterdam. Nederland heeft voor € 4,2 miljoen ontvangen van de VN. Nederland krijgt vergoeding voor het leveren van transportmiddel, personeel en het verbruik van voedsel, bloedvoorraden, vlieguren en brandstof. De vergoeding compenseert tevens een gedeelte van de apparaatskosten van Defensie.
Pagina 19/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Afkortingenlijst ABU
-
Amphibious Beach Unit
CDS CIMIC CONOPS CZMNED
-
Chef Defensie Staf Civil Military Cupertino Concept of operations Commandant der Zeemacht in Nederland
DCBC DDR DOC
-
Defensie Crisis Beheersings Centrum Disarmament, Demobilisation and Reintegration Defensie Operatie Centrum
ECHO ECOMIL ECOMOG ECOWAS
-
EC Humanitarian Aid Office ECOWAS Nission in Liberia ECOWAS Monitoring Group Economic Community of West African States
ICRC ISIS
-
International Committee of the Red Cross Integrated Staff Information System
LCU LPD LRRRC LURD
-
Landing Craft Utility (landingsvaartuig) Landing Platform Dock (Hr Ms. Rotterdam) Liberian refugee, repatriation and resettlement Commission Liberians United for reconciliation and Democracy
MODEL
-
Movement for Democracy in Liberia
MGFB MIVD
-
Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf Militaire Inlichtingen en Veiligheids Dienst
NGO NPFL
-
Non Governmental Organisation National Patriotic Front of Liberia
OCHA OPCOM
-
Office for the Co-ordination of Humanitarian Affairs Operational Command
UNAMSIL UNHCR UNICEF UNJLC UNMIL
-
United Nations Mission in Sierra Leone United Nations High Commissioner for the Refugees United Nations United Nations Joint logistic Centre United Nations Mission in Liberia
SG VN SHIRBRIG SNR
-
Secretaris-Generaal VN Stand-by high Readiness Brigade Senior National Representative
TACOM
-
Tactical Command
WFP
-
World Food Program
Pagina 20/21
Ministerie van Defensie Titel (document)
Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan UNMIL
Pagina 21/21