Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 EG-Conformiteitsverklaring (Richtlijn 98/37/EG, Bijlage II, onder A)
Wij,
AGRIFAC B.V. Agrifac B.V. ,Postbus 78, 8330 AB Steenwijk Telefoon: Fax:
0521-527250 0521-518288
verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid, dat het product:
AGRIFAC:Zelfrijdende landbouwspuit Type: Serienummer:
ZA 3400 P 794.01.5.
voldoet aan de bepalingen van de Machine richtlijn (89/392/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd). Gedaan te Steenwijk, 11 januari 2000.
D. Blaauw Directeur Agrifac B.V.
Pagina 1
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
Pagina 2
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
1. Voorwoord Het doet ons veel genoegen dat u bij de aanschaf van een nieuwe machine uw keuze heeft laten vallen op een AGRIFAC kwaliteitsproduct. Een proces van constante innovatie stelt AGRIFAC in staat om machines te ontwikkelen en produceren die blijven voldoen aan de steeds zwaarder wordende eisen van de gebruikers. We vertrouwen er daardoor op dat ook u gaat behoren tot de groep tevreden gebruikers van ons pakket landbouwwerktuigen. Een belangrijke voorwaarde voor optimale prestaties van de machine is een doelmatige bediening en correct onderhoud. Daarom dient u dit instructieboek goed door te lezen alvorens de machine in gebruik te nemen. Het is van belang dat iedereen die deze machine bedient van deze kennis op de hoogte wordt gesteld. Een goede voorbereiding kan u veel tijd, geld en ergernis besparen. Uw bijzondere aandacht verdient het hoofdstuk Gebruiksaanwijzing van dit instructieboek. Hierin staat hoe u veilig en milieubewust met de machine om kunt gaan. Waarschuwing:U mag nooit met de machine werken als de beschermende voorzieningen niet gemonteerd zijn!
Pagina 3
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
2. Inhoudsopgave Hoofdstuk
Pagina
2. 3. 3.1. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 5. 5.1 5.1.1. 5.1.2. 5.2. 5.2.1. 5.2.1.1. 5.2.1.1.1. 5.2.1.1.2. 5.2.1.1.3. 5.2.1.1.4. 5.2.1.1.5. 5.2.1.1.6. 5.2.1.1.7. 5.2.1.2. 5.2.1.2.1. 5.2.1.2.2. 5.2.1.2.3. 5.2.1.2.4. 5.2.1.2.5. 5.2.1.2.6. 5.2.1.3. 5.2.1.3.1. 5.2.1.3.2. 5.2.1.3.3. 5.2.1.3.4. 5.2.1.3.5. 5.2.1.4. 5.2.1.5. 5.2.1.6. 5.2.1.7. 5.2.1.8. 5.2.1.9. 5.2.1.10. 5.2.1.10.1. 5.2.1.10.2. 5.2.1.10.3. 5.2.1.10.4. 5.2.1.11.
EG-Conformiteitsverklaring Voorwoord Inhoudsopgave Service Garantie Aanwijzingen voor veilig werken Algemeen Rijden met de machine Werken met de machine Onderhoud en reparaties Algemeen Hydraulische installatie Elektrische installatie Beschrijving van de machine Algemeen Algemene beschrijving van de machine Aanwijzingen over de uitrusting van de machine volgens de bepalingen Technische beschrijving Beschrijving van de machine Cabine Bedieningspaneel I Bedieningspaneel II Bedieningspaneel III + diverse bedieningscomponenten Manometerconsole Rijhandle Stuurkolom Binnendak Aandrijving Dieselmotor Hydraustatische aandrijving Hydrauliekolietank Hydrauliekoliekoeler Wielmotor Hydraulische motor voor aandrijving van de pompen Chassis Wielaandrijving Hydraulische spoorbreedte verstelling Bandenmaten Stuurinrichting Automatisch stuursysteem Membraanpompen Spuittank Schoonwatertank Niveaumeter spuittank Roersysteem Zuigfilterunit Persleidingunit Drukregelaar Terugslagklep Spuit-doorstroommeter Elektrische hoofdklep Retourleidingunit
Pagina 4
1 3 4 8 9 10 10 11 12 13 13 14 15 17 17 17 18 18 18 19 19 20 21 21 22 22 23 23 23 24 25 26 26 27 27 28 28 29 29 30 32 33 33 34 34 34 35 36 37 37 37 38
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Hoofdstuk 5.2.1.12. 5.2.2. 5.2.2.1. 5.2.2.2. 5.2.2.3. 5.2.2.4. 5.2.3. 5.2.3.1. 5.2.3.2. 5.2.3.3. 5.2.3.4. 5.2.3.5. 5.2.3.6. 5.2.4. 5.2.4.1. 5.2.4.2. 5.2.4.3. 5.2.4.4. 5.2.4.5. 5.2.4.6. 5.2.4.7. 5.2.4.8. 5.2.4.9. 5.2.4.10. 5.2.4.11. 5.2.4.12. 5.2.4.13. 5.2.4.14. 5.2.4.15. 5.2.4.16. 5.2.4.17. 6. 6.1.1. 6.1.2. 6.2.1. 6.2.2. 6.3.1. 6.3.2. 7. 7.1. 7.2. 7.2.1. 7.2.2. 7.2.3. 7.2.4. 7.3. 7.3.1. 7.3.2. 7.3.2.1. 7.3.2.2. 7.3.2.3. 7.3.2.4. 7.3.2.5. 7.3.2.6.
Pagina Persfilters Bediening Elektrische afstandsbediening Computer/Machine monitor Hydraulische cilinders Aandrijving waterpompen e.d. Spuitinrichting Algemeen Sproeiboombalancering Bediening van de spuitbomen Spuitleiding Spuitdophouders Spuitdoppen Opties Hydraulische spoorbreedteverstelling Banden Elektronische besturing Elektrisch/hydraulische afstandsbediening Vul-doorstroommeter Vul-spoelbak Reinigingsinstallatie van de tank Spuitpistool met 6 meter slang Separaat in- en uitklappen van de spuitbomen Blokkering van de spuitbomen Hoogteverstelling van de topdelen Elektronische vlakstelling van de spuitbomen Schuimmarkeur Pompbescherming (Comet save-pump) Pneumatische sectieschakeling Luchtondersteuning HTA Airconditioning Functieschema met functiebeschrijving Functieschema ZA 3400 P Functiebeschrijving ZA 3400 P (spuitgedeelte) Functieschema uitvoering met luchtondersteuning HTA Functiebeschrijving uitvoering met luchtondersteuning HTA Functieschema uitvoering met pneumatische sectieschakeling Functiebeschrijving uitvoering met pneumatische sectieschakeling Bediening en instellingen van de machine Algemeen Inbedrijfstelling Starten van de motor Stoppen van de motor Rijden met de machine Remmen Dieselmotor Smering van de motor Brandstofsysteem van de motor Kwaliteit van de brandstof Brandstoffilter Brandstofvoorfilter/waterafscheider Brandstofpomp Inspuitpomp Verstuivers
Pagina 5
38 38 39 41 41 43 43 43 43 44 44 46 46 47 47 47 47 47 48 48 48 48 48 48 49 49 49 49 49 49 50 51 51 52 53 54 55 56 57 57 57 57 58 58 59 60 60 61 62 62 62 62 62 63
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Hoofdstuk 7.3.3. 7.3.4. 7.3.5. 7.3.5.1. 7.3.5.2. 7.3.6. 7.4. 7.4.1. 7.4.2. 7.4.3. 7.5. 7.5.1. 7.5.2. 7.5.2.1. 7.5.2.2. 7.5.2.2.1. 7.5.3. 7.5.3.1. 7.5.3.2. 7.5.4. 7.5.4.1. 7.5.4.2. 7.5.4.3. 7.5.5. 7.5.5.1. 7.5.6. 7.6. 7.6.1. 7.6.2. 7.6.3. 7.6.4. 7.6.5. 7.6.5.1. 7.7. 7.7.1. 7.7.2. 7.7.3. 7.7.4. 7.7.5. 7.7.6. 7.7.7. 7.7.8. 7.7.9. 7.8. 7.9. 7.10. 7.11. 8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4. 8.5.
Pagina Koeling van de motor Luchtinlaatsysteem van de motor Elektrische installatie van de motor Accu Dynamo Klepspeling controleren Elektrische installatie van de machine Zekeringen Schakelkast/relais Insteekkaarten. Hydraulische installatie Hydrauliekpompen Hydraulische wielmotoren en drijfwerk Wielmotoren HMV 75 Drijfwerk Wegslepen van de machine Tank/koeler/filters van de hydraulische installatie Tank Hydrauliekoliekoeler Besturing Instellen van de sporing Instellen van de stuurautomaat Correctie sporing Spoorbreedteverstelling Variabele spoorbreedteverstelling Hydraulische aandrijving van de membraanpompen Membraanpompen Membraanpompen (algemeen) Inbedrijfstelling van de membraanpompen Onderhoud van de membraanpompen Onderhoud van de zuiginrichting Onderhoud van de perskant Persfilter Sproeibomen Bediening van de sproeibomen Afstelling van de sproeibomen Afstelling van de balanceerinrichting Automatische sproeiboombalancering (optie) Separaat in- en uitvouwen van de bomen (optie) Blokkeerinrichting van de sproeibomen Sectieverdeling Pneumatische sectieschakeling Spuitleiding Tankopening en verdiepte zeef Vul-spoelbak (optie) Schuimmarkeur (optie) Luchtondersteuning HTA (optie) Gebruiksaanwijzing (Aanwijzingen volgens de gewasbeschermings middelenverordening) Aanwijzingen voor het vullen van de machine en voor voorzorgsmaatregelen Vullen met water en/of spuitvloeistof Vullen met klaargemaakte spuitvloeistof Vullen met spuitmiddelen Aanwijzingen voor bedrijfs- en instelbereiken/dosering
Pagina 6
63 63 64 64 64 65 66 67 68 69 69 69 71 71 71 72 72 72 73 73 74 75 76 76 76 77 77 77 79 79 80 81 81 81 81 82 83 84 85 85 85 86 88 89 89 90 91 93 93 93 94 94 94
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Hoofdstuk 8.6. 8.7. 8.8. 8.9. 8.10. 8.11. 8.12. 8.13. 8.14. 9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.3.1. 9.3.2. 9.3.3. 9.3.4. 10. 11.
Pagina Restvloeistoffen Aanwijzingen voor het legen en reinigen van de machine Aanwijzingen voor het controleren van de dosering Aanwijzingen voor de maaswijdte van de filters Aanwijzingen voor beperkingen in het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen Aanwijzingen voor het keuren van de machine Ombouw van de machine Mogelijkheden voor koppeling aan andere machines en apparaten Controle van de landbouwspuitmachine Onderhoudsvoorschriften Onderhoud van de machine Afzetten van de machine Onderhoud Onderhoudsschema Reparatiewerkzaamheden Voorgeschreven smeermiddelen en filters Bandenspanning Technische gegevens Bijzonderheden van de spuitcomputer/machinemonitor Bijlagen Afgifte van de DELAVAN doppen RD Afgifte van de LECHLER doppen AD Afgifte van de LECHLER doppen ID Afgifte van de LECHLER doppen LU Afgifte van de TEEJET doppen DG Afgifte van de TEEJET doppen TT met Visiflo Afgifte van de TEEJET doppen XR Spuit-tabel HTA type 2-21 Spuit-tabel HTA type 3-21 Spuit-tabel HTA type 51-21 Hydraulisch schema Pneumatisch schema Elektrisch schema cabine Elektrisch schema machine Elektrisch schema kast I Elektrisch schema kast II Elektrisch schema kast III Elektrisch schema kast IIII Elektrisch schema kast V Elektrisch schema hoekopnemers Elektrisch schema koplampen Kombinationsmatrix
Pagina 7
95 98 99 99 100 100 101 101 101 102 102 102 104 104 107 107 109 109 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
3. Service Mochten er ondanks deze handleiding toch problemen ontstaan, dan kunt u zich altijd wenden tot het uitgebreide net van AGRIFAC dealers. De medewerkers van onze dealers worden regelmatig geïnstrueerd en kunnen de problemen doelmatig oplossen. Voor het bestellen van onderdelen is het van belang dat u een aantal standaard gegevens van de machine bij de hand heeft. Vult u deze gegevens zo snel mogelijk na aflevering in: MACHINETYPE :.................................................................... MACHINENUMMER :.................................................................... BOUWJAAR :.................................................................... Het type-plaatje vindt u rechts achter de cabine boven het rechter voorwiel. Het machinenummer is:
ZA 3400 P
794.01.5..
Het onderdelenboek geeft de nodige informatie bij het bestellen van onderdelen. Gebruikt u alleen originele AGRIFAC onderdelen. Wanneer u deze machine verkoopt of inruilt dient u het instructieboek mee te leveren en dient de nieuwe eigenaar een afleveringsbewijs te ondertekenen om u vrij te waren van eventuele schadeclaims.
Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u zich wenden tot de klantenservice van de fabrikant: Telefoon: 0521 - 527250 Telefax: 0521 - 518288
Pagina 8
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
3.1. Garantie De garantie-aanspraken en productaansprakelijkheid gaan uit van een normaal en kundig gebruik van de machine in een toepassing waar de machine voor ontworpen is. Garantie-aanspraken vervallen bij:
onoordeelkundig gebruik niet in acht nemen van het instructieboek gebrekkig onderhoud het niet goed smeren en niet de juiste smeermiddelen gebruiken eigenhandige veranderingen aan de constructie gebruik van niet voorgeschreven onderdelen abnormale invloeden van buitenaf normale slijtage
Pagina 9
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
4. Aanwijzingen voor veilig werken 4.1. Algemeen Dit instructieboek dient door iedereen die de machine bedient, onderhoudt of reparaties uitvoert gelezen te worden om ongelukken te kunnen voorkomen. Op een aantal plaatsen op de machine zijn stickers aangebracht om u extra op mogelijk gevaar te wijzen; verwijder deze niet. De machine mag alleen gebruikt, onderhouden of gerepareerd worden door personen waarvan verwacht mag worden dat zij dat op een oordeelkundig wijze kunnen doen. Voor elke in bedrijfsname moet de machine op verkeers- en bedrijfsveiligheid worden gecontroleerd. Voordat u met de machine gaat rijden en werken dient u zich vertrouwd te maken met alle bedieningselementen en functies van de machine. Tijdens het werk is dat te laat. Alle beschermende voorzieningen (kappen, beugels enz.) moeten op hun plaats en intact zijn. Sommige mechanismen kunnen vanwege hun functie niet volledig worden afgeschermd; houd afstand van bewegende delen. De machine alleen met de daartoe voorgeschreven middelen koppelen en voorzichtig zijn bij het aanen afkoppelen (vooral bij het wegslepen). Bij het aan- en afkoppelen of bij reparaties moet de machine stabiel staan. Op een helling moeten wielkeggen worden gebruikt. Bij hydraulische installaties dient men op de voorgeschreven aansluitingen van de hydraulische slangen te letten. Let op de veiligheid en voorkom vervuiling door het gebruik van beschermkappen op de snelkoppeling. Pas op! Voordat u een hydraulische slang aan- of afkoppelt moet het systeem eerst drukloos gemaakt worden, vooral bij systemen met een accumulator. Voordat de motor gestart wordt dient u zich ervan te overtuigen dat alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld. Als de machine geparkeerd wordt moet deze altijd op de handrem gezet worden. Tijdige vervanging van slijtende en beschadigde delen is ook voor de veiligheid van belang. Personen op de machine meenemen is niet toegestaan. Voorkom altijd dat er mensen in de directe omgeving van de in werking zijnde machine aanwezig zijn. Houd er rekening mee, dat het zicht vanuit de cabine naar achteren en opzij beperkt is. Wees bijzonder voorzichtig wanneer er kinderen in de buurt kunnen zijn. Verlaat de machine nooit met draaiende motor. Bij het verlaten van de machine dient de contactsleutel verwijdert te worden. Vorst bescherming: alle leidingen, pompen en tanks moeten afgetapt worden. Origineel voorgeschreven onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze machine ontwikkeld. Niet via AGRIFAC geleverde onderdelen zijn niet door ons gecontroleerd en vrijgegeven. Montage van niet originele delen kunnen de werking van de machine nadelig en onveilig beïnvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die hierdoor ontstaat. Pas op! met uw stoel, zet hem zo neer dat tijdens het werken met de machine de stoel niet tegen de achterzijde van de machine schuurt. Dit voorkomt ernstige schade aan stoel en cabine
4.2. Rijden met de machine Pagina 10
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Voordat u gaat rijden dient u eerst de werking van de remmen en de verlichting te controleren. Voordat men wegrijdt moeten de spiegels afgesteld worden voor een optimaal zicht naar achteren. Tijdens het rijden op de openbare weg dient u zich te houden aan de regels zoals die door de overheid van het betreffende land zijn vastgesteld, en moeten de voorgeschreven documenten in de cabine aanwezig zijn. De eigenaar van de machine dient ervoor zorg te dragen dat de noodzakelijke markeringen, beschermingen en andere voorzieningen volgens de voorschriften op de machine aanwezig zijn. Vooral verlichting en beremming verdienen aandacht. Overtuig u ervan dat de sproeibomen tijdens transport over de weg goed in de ophangbeugels rusten. De gebruiker dient acht te nemen van de maximale asdrukken en totaalgewichten. Deze staan vermeld in het instructieboek. Wanneer de bestuurder bij het achteruitrijden op de openbare weg niet voldoende zicht achter de cabine heeft, dient hij geassisteerd te worden door een tweede persoon. Deze persoon moet zich in het zicht van de bestuurder, en niet achter de machine, bevinden. De toestand van de weg en de verkeerssituatie bepalen de rijsnelheid. De bestuurder moet ten allen tijde de rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Het rijden op hellingen is toegestaan tot een zeker hellingspercentage. Bij parkeren op een helling moeten wielkeggen voor de wielen gelegd worden. Bij het nemen van bochten zwenkt de achterzijde van de machine uit. Houdt daar rekening mee. Het rijgedrag (sturen, remmen) van de machine wordt sterk bepaald door de hoeveelheid vloeistof in de tank. Neem bochten met gepaste snelheid en houdt rekening met de massa van de machine.
4.3. Werken met de machine
Voordat u met de machine gaat werken moet u altijd controleren of de bouten en moeren wel goed vast zitten, en of er beschadigingen, slijtage of lekkage is. Bovendien moeten alle beschermende voorzieningen gemonteerd zijn. Voordat de motor gestart wordt dient u zich ervan te overtuigen, dat alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld. Er mogen zich geen personen in de directe omgeving van de machine bevinden, ook niet tijdens het werk. Bij alle werkzaamheden aan de machine (storingen, verstoppingen etc.) moet u eerst de motor en de aandrijving uitschakelen, de contactsleutel eruit halen en wachten tot alle bewegende delen stilstaan. Houdt u handen, voeten en kleding uit de buurt van de bewegende delen. Afstellingen nooit bij draaiende motor of rijdende machine uitvoeren. De tank van de machine niet maximaal vullen, vooral niet op een helling.
Pagina 11
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Op een helling moet u altijd van het dal naar de top rijden en omgekeerd. In de buurt van sloten en steile hellingen moet u heel voorzichtig zijn. Vooral als het nat is, is het
risico van wegglijden en kantelen niet uitgesloten. Door de elektronische besturing kan de machine afwijkende bewegingen gaan maken. Let u goed op de mensen die zich in de buurt van de machine bevinden. Laat u geen mensen op de machine meerijden, er mag alleen iemand op de tweede stoel in de cabine zitten. Let u op de breedte van de machine, vooral wanneer de spuitbomen uitgeklapt zijn. Bij het draaien op de kopakker moet u er goed op letten, dat er zich geen personen, rijtuigen, bomen of gebouwen in het zwenkbereik van de sproeibomen bevinden. Als u een bocht maakt, moet u snelheid minderen. Aan het begin en aan het einde van de bocht moet u het stuur langzaam draaien, anders worden de sproeibomen te zwaar belast. De spuitaandrijving op de kopakker uitschakelen. Neemt u altijd rijkelijk schoon water mee voor noodgevallen. Mochten lichaamsdelen met beschermingsmiddelen in contact komen, dan met veel water spoelen en eventueel een arts raadplegen. Na het werk het lichaam altijd goed schoonmaken. Controleert u de lokale wetten voor het gebruik en de bewerking van spuitmiddelen. Ook de verpakkingen moeten volgens de geldende voorschriften worden behandeld en afgevoerd. Beschermingsmiddelen mogen alleen door opgeleide personen worden gebruikt. Let u ook goed op de regelgeving van de overheden voor de opslag en verwerking van spuitmiddelen. Zorgt u voor de nodige beschermende kleding en leest u de waarschuwingen en de doseer- , gebruiks- en reinigingsvoorschriften op de verpakking. Let u er goed op dat bij harde wind en fijne druppeltjes het spuitmiddel verwaaien kan en schade kan veroorzaken bij anderen. Als de bodem erg droog is dan kan het spuitmiddel met het stof naar andere velden verwaaien en schade veroorzaken. Wacht u dan tot de bodem nat genoeg is! Het is aan te bevelen om van tijd tot tijd de volgende dingen te controleren, zoals de doseerhoeveelheid, verstopte spuitdoppen en filters, beschadigde machine-onderdelen, lekkage en kijken of de machine wel schoon is.
4.4. Onderhoud en reparaties 4.4.1. Algemeen Pagina 12
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Regelmatig onderhoud komt een bedrijfszekere en veilige werking van de machine ten goede. In het instructieboek zijn daartoe beschrijvingen en tijdschema's van de benodigde werkzaamheden opgenomen. Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden dienen alleen uitgevoerd te worden door deskundige en daarvoor gekwalificeerde personen. Laat u de werkzaamheden niet door één persoon uitvoeren, en vooral niet in de nachtelijke uren. De onderdelen van de machine zijn zo zwaar, dat men meestal hulp nodig heeft. Werken onder een geheven machine of machinedeel mag alleen wanneer deze veilig is ondersteund door een bok, waarbij er geen gevaar voor vallen of kantelen is. Werk daarom uitsluitend op een vlakke vloer. Bij het verwisselen van wielen moet het chassis veilig ondersteund zijn. Gebruik uitsluitend geschikt, passend en niet versleten gereedschap en hefmateriaal. Onderhoud en reparaties alleen plegen bij stilstaande motor, waarbij de contactsleutel is weggenomen. De motor mag nooit in een afgesloten ruimte draaien vanwege het gevaar van bedwelming! De bandenspanning moet regelmatig gecontroleerd worden. Bij het verhogen van de luchtdruk kan een band exploderen. En daarom moet steeds voldoende afstand gehouden worden. Banden mogen alleen volgens de geldende normen en met daarvoor geschikt gereedschap worden gemonteerd. Wielmoeren moeten regelmatig gecontroleerd en zo nodig nagetrokken worden. Bij het olieverversen of bij de demontage van hydraulische onderdelen moeten maatregelen genomen worden tegen het gevaar van brandwonden door hete olie. Afvalolie en filters moeten volgens de voorschriften afgevoerd worden. De koelinstallatie van de motor moet regelmatig schoongemaakt worden, olie- en plantenresten zijn brandgevaarlijk. Bij lassen beschermingen voor de ogen, het gezicht en de handen gebruiken. Bij lassen aan de machine eerst de hoofdschakelaar omdraaien (indien voorhanden) en dan de accuklemmen losnemen. De massaklem moet zo dicht mogelijk bij de plaats van lassen worden aangebracht, en let erop dat er zich tussen deze twee plaatsen geen componenten zoals lagers bevinden. Wegens brandgevaar alle olie- en plantenresten verwijderen en waar nodig de omgeving afschermen tegen lasspetters. Wanneer u met vloeibare kunstmest gespoten heeft kunnen restanten met gloeiende slijp- of lasdeeltjes een explosie geven. Voordat u reparaties in de spuittank uitvoert, moet u deze eerst goed schoonmaken. De reparaties alleen uitvoeren met een zuurstofmasker op en met een tweede persoon in de buurt. U moet heel voorzichtig zijn bij het vullen van de brandstoftank. De motor moet uitgeschakeld zijn en de contactsleutel moet weggenomen worden. Nooit tanken in de buurt van open vuur en niet roken. Brandstof ook nooit in een gesloten ruimte bijvullen. Gebruik alleen de voorgeschreven kwaliteit brandstof, en sla deze op in daarvoor geschikte reservoirs. Let ook hierbij op de regelgeving van de overheden.
4.4.2. Hydraulische installatie Bij werkzaamheden aan de hydraulische installatie moet altijd eerst het systeem drukloos gemaakt Pagina 13
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
worden. Bij systemen met accumulatoren vraagt dit extra aandacht. Cilinders moeten tot de aanslag ingedrukt worden. Accumulatoren in een hydraulische installatie staan onder druk (gas en olie). Let u erop dat deze niet beschadigd worden en dat ze niet blootgesteld worden aan temperaturen hoger dan 150°C. Bij lekkage in een onder druk staande leiding kan hydrauliekolie onder de huid komen en zware verwondingen veroorzaken. Bij verwonding direct een arts bezoeken, omdat anders een groot gevaar voor infectie ontstaat. Hydrauliekslangen moeten regelmatig op kwaliteit en eventuele beschadigingen gecontroleerd worden. Na de montage van hydrauliekleidingen altijd controleren, of de aansluiting en daarmee de draairichting van een motor of bewegingsrichting van een cilinder nog juist is.
4.4.3. Elektrische installatie Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Bij gebruik van zwaardere zekeringen bestaat gevaar voor brand, of beschadiging van de elektrische installatie. De stekkers van de elektrische installatie mogen alleen aan- en afgekoppeld worden als de spanning weggenomen is. Bewaart u de elektronische kasten in de wintermaanden op een droge plaats (corrosie). Bij het werken aan de elektrische installatie dient de spanning weggenomen te worden door de stekkers af te koppelen, de hoofdschakelaar (indien voorhanden) om te draaien of de kabels van de accu weg te nemen. Altijd eerst de -pool en dan de +pool (bij montage eerst +pool, dan -pool). Bij het laden van de accu ontstaat gas, en dit is uiterst explosief. Om te voorkomen dat de accu explodeert moeten de vuldoppen verwijdert worden. Vermijdt daarom open vuur in de buurt van de accu. Accuzuur is zeer agressief. Voorkom daarom elke aanraking met de huid. Komt er zuur in de ogen dan moeten deze onmiddellijk gedurende 10 - 15 minuten worden gespoeld met water, en moet u direct naar de oogarts of naar het ziekenhuis gaan. Defecte accu's dienen volgens de geldende voorschriften afgevoerd te worden. Beschadigde kabels moeten direct vervangen of van nieuw isoleerband voorzien worden. De kabelklemmen moeten regelmatig op een lichte perspassing gecontroleerd worden. Corrosie op kabelverbindingen leidt tot spanningsverlies. Schoonmaken en invetten met zuurvrije vaseline. Let op!:Na het werk, 's avonds, altijd de hoofdschakelaar (indien voorhanden) omdraaien of de contactsleutel wegnemen. Sommige componenten verbruiken in de stand-by functie altijd een beetje stroom.
Beschrijving van de machine 5.1
Algemeen
Deze handleiding voldoet aan de verordening van de minister van landbouw en visserij over gewasbeschermingsmiddelen en gewasbeschermingsmachines van 28-07-1987 (spuitmachines voor akker-, Pagina 14
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 weide- en tuinbouw volgens de BBA richtlijn deel VII nr. 1-1.1.1. van januari 1988). 5.1.1. Algemene beschrijving van de machine De zelfrijdende landbouwspuitmachine ZA 3400 P is een werktuig voor toepassing in de gewasbescherming. De machine is ontwikkeld voor toepassing in de akkerbouw, weidebouw, tuinbouw en dient voor het transport en de toediening van gewasbeschermingsmiddelen (insecticide, fungicide, herbicide e.a.) in de vorm van suspensies, emulsies en mengsels evenals van vloeibare kunststof. Hoewel de verschillende uitvoeringen sterk van elkaar verschillen zijn er toch de volgende overeenkomsten: tankinhoud ZA 3400 P werkbreedte fitwerk
3400 liter 24 - 42 meter 2 (BP 235) pompen voorzien het hele systeem, de roerinrichting en de spuitinrichting van water.
De COMET pompen voeden beide het fitwerk en van daar uit worden de sproeibomen en de roerinrichting gevoed. De zelfrijdende landbouwspuitmachine ZA 3400 P kan met vele extra uitrustingen geleverd worden. De belangrijkste opties zijn: Benaming
Variaties
1 1 4 1 7 1 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1
Vulpomp Reinigingsinstallatie voor de tank Andere bandenmaat Vul-doorstroommeter in de zuiginstallatie Sproeibomen in verschillende werkbreedten (24.....42 meter Automatische middenstand van de sproeibomen Apart in- en uitklappen van de sproeibomen (links/rechts) Einddoppen Verschillende sectieschakelingen 2 BP265 pompen in plaats van 2 BP235 pompen Pompbeveiligingsset Comet 2P Vul/spoelbak Pneumatische sectieschakeling Luchtondersteuning HTA Verlichting en wielkeg Schuimmarkeur Airconditioning
De hoge technische kwaliteit en de gegarandeerde produktiekwaliteit van de machine leveren bij de juiste instelling en dosering een biologisch resultaat, waarbij een optimale benutting van de bestrijdingsmiddelen en een geringe milieubelasting bereikt wordt. De fabrikant aanvaardt daarbij de verantwoordelijkheid voor de bouw en de uitrusting van de machines. Voor het onderhoud, de verzorging en de reparaties is de gebruiker respectievelijk de eigenaar van de machine verantwoordelijk.
5.1.2. Aanwijzingen over de uitrusting van de machine volgens de bepalingen De uitrusting van elke machine overeenkomstig de bepalingen bestaat uit de afzonderlijke basisuitvoeringen evenals de verdere opties. Bij de keuze en de bestelling van de machine zijn de gewenste basisuitvoeringen, de opties evenals de doppen apart te vermelden. De in de matrix aangegeven Pagina 15
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 machines en opties zijn in onze verklaring aan de BBA genoemd en in de werktuiglijst van het bestrijdingsmiddelenregister opgenomen. Alle gedane uitspraken en aanwijzingen gelden voor de complete machine die overeenkomstig de bepalingen uitgerust is. Bij eventuele veranderingen gaat de bevoegdheid over op de uitvoerende.
5.2. Technische beschrijving 5.2.1. Beschrijving van de machine De machine bestaat uit: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Cabine met getint glas, verwarming en werkverlichting. Hoofdframe voorzien van torsieas voor de afgeveerde pendelstellen. Pendelstellen met pneumatische veerelementen. Wielvertragingskasten met luchtdrukbediende trommelremmen. Motor met diverse hydrauliekpompen. Hoofdspuittank. Schoonwatertank. Zuigfilters en keuzekraan. Hefframe met middenraam en blokkering. Sproeibomen. Het fitwerk, de bedienings- en de stuurknoppen, en de hydraulische en elektrische installatie.
5.2.1.1. Cabine De zelfrijdende landbouwspuitmachines ZA 3400 P zijn voorzien van een ruime cabine. De bestuurder heeft een uitstekend uitzicht over de belangrijkste delen van de machine en over de bedieningsknoppen.
Pagina 16
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.1.1. Bedieningspaneel I
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Gasknop. Noodstop rijaandrijving. Drukknop hoog/laag rijsnelheid. Keuzeschakelaar stuurautomaat. Elektrische zuigkraan (optie). Vulpomp (optie). Mechanische roering (optie). Zwaailamp. Schakelaar blokkering boombalancering. Schakelaar spuitpomp. In- en uitklappen binnendelen sproeiboom (inen uitklappen binnendeel links (optie)). In- en uitklappen topdelen sproeiboom(in- en uitklappen topdeel links (optie)). In- en uitklappen binnendeel rechts (optie). In- en uitklappen topdeel rechts (optie). Heffen/dalen topdeel rechts (optie).
16. 17. 18. 22. 23. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Heffen/dalen topdeel links (optie). Spoorbreedte verstelling. Schakelaar roersysteem in de spuittank. Schakelaar alarmlichten. Schakelaar mistachterlichten. Schakelaar schoonspuitklep rondpomp (optie). Werklamp I, achter op machine. Werklamp II, breedtelampen in cabine. Schakelaar stadslicht/dimlicht. Schakelaar luchtcompressor HTA (optie). Schakelaar trapje in/uit. Schakelaar automatische balans (optie). Instelknop correctie aut. Balans (optie). Indicatieled lage rijsnelheid. Sigarettenaansteker. Koelwatertemperatuurmeter motor
Let op!:Wanneer de nozzle's voor luchtondersteuning in gebruik zijn moet altijd eerst de compressor draaien voordat de hoofdkraan voor spuiten wordt geopend; er komt anders water in het luchtsysteem.
Pagina 17
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.1.2. Bedieningspaneel II
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Sectieschakelaars. Keuzeschakelaar einddop/uit/kantdop links (optie). Keuzeschakelaar schuimmarkeur links/rechts (optie). Keuzeschakelaar einddop/uit/kantdop rechts (optie). Keuzeschakelaar auto/man spuiten Schakelaar drukinstelling HTA (optie). Schakelaar drukinstelling spuitvloeistof.
Standaard zijn de machines uitgerust met 9 sectieschakelaars voor boombreedtes 24 tot en met 36 meter. De boombreedtes 39 en breder zijn standaard uitgevoerd met 11 sectie-schakelaars. Het maximaal aantal sectieschakelaars dat gebruikt kan worden is 13 stuks. De keuzeschakelaars voor einddop/kantdop hebben de volgende standen: Omhoog; de einddop staat samen met de 1 na laatste spuitdop (direkt naast de kantdop) ingeschakeld. Middenstand; de 1 na laaste spuitdop staat ingeschakeld. Omlaag; de kantdop staat ingeschakeld, de 1 na laatste spuitdop is automatisch uitgeschakeld.
Pagina 18
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.1.3. Bedieningspaneel III en diverse bedieningscomponenten. De overige componenten op of aan het bedieningspaneel en de diverse overige bedieningscomponenten in de cabine zijn:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Spuitcomputer/machine monitor. Asbak. Stopcontact 12 Volt. Stopcontact 12 Volt. Voetgas. Voetrem. Handrem.
De handleidingen voor de bediening van de spuitcomputer/machine monitor worden apart meegeleverd. De machine monitor geeft een aantal storingen aan waarbij tevens tegelijkertijd een zoemer klinkt. Voor exacte verklaring van de storingen, zie de betreffende handleiding. De handrem staat bedient (op de handrem) als hij in de positie staat zoals getekend. In deze stand is de handrem tevens vergrendeld. Door de handrem naar achteren te bewegen worden de membraancilinders gelost en staat de machine niet meer op de handrem. 5.2.1.1.4. Manometerconsole Aan de rechter cabinestijl is een console gemonteerd waarin zich maximaal 4 manometers kunnen bevinden. Deze manometers dienen voor het aflezen van diverse werkdrukken van de spuitmachine. Manometer keteldruk voorste en achterste remsysteem (2 wijzers), zwarte wijzer is het voorste remsysteem, rood wijzer is het achterste remsysteem. 2. Manometer keteldruk pneumatische sectieschakeling (optie). 3. Manometer spuitdruk spuitvloeistofsysteem. 4. Manometer luchtdruk HTA-luchtondersteuningsysteem (optie). 1.
Pagina 19
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.1.5. Rijhandle De Rijhandle is bevestigd aan de bestuurderstoel. Met deze handle bepaalt u in de stand >hoge snelheid= de rijrichting op de weg, de snelheid wordt bepaald door de stand van het voetgas. In de stand >lage snelheid= bepaald de rijhandle zowel de rijrichting als ook de rijsnelheid van de machine in het veld.
Handle naar voren "weg": Handle naar achteren "weg": Handle naar voren "veld": Handle naar achteren "veld":
machine rijdt vooruit met de snelheid bepaald door de stand van het gaspedaal. machine rijdt achteruit met de snelheid bepaald door de stand van het gaspedaal. machine rijdt vooruit met de snelheid bepaald door de stand van het gaspedaal/gasknop en de stand van de rijhandle. machine rijdt achteruit met de snelheid bepaald door de stand van het gaspedaal/gasknop en de stand van de rijhandle.
.Daarnaast zijn op de Rijhandle verschillende schakelaars gemonteerd voor de volgende functies: Schakelaar Schakelaar Naar links: Naar rechts: Naar boven: Naar beneden: 4. Naar links: Naar rechts: Naar boven: Naar beneden: 5. Naar voren: Naar achteren: 1. 2. 3.
hoofdklep spuiten uit. hoofdklep spuiten aan. Balanscorrectie naar links. Balanscorrectie naar rechts. vrije functie. vrije functie. Stuurcorrectie achterwielen naar links. Stuurcorrectie achterwielen naar rechts. Heffen spuitboom. Zakken spuitboom. vrije functie. vrije functie.
5.2.1.1.6. Stuurkolom Op de stuurkolom zitten de volgende funkties: 1. 2.
Stuurwiel. Stuurschakelaar:
claxon, grootlicht, richtingaanwijzers, ruitensproeier en ruitenwisser. Indrukken: Claxon. Omhoog: Grootlicht. Omlaag: Dimlicht. Vooruit: Richtingaanwijzer rechts. Achteruit: Richtingaanwijzer links. Ring indrukken: Ruitensproeier aan. Ring draaien: Ruitenwisser aan/snel. 3. Stuurwielverstelling: voorover/achterover. 4. Stuurkolomverstelling: hoger/lager.
Pagina 20
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.1.7. Binnendak In het binnendak vindt u de schakelaars voor de ventilatie, de verwarming, de airconditioning, de werklampen (verstralers), spiegelverstelling en de radio. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Radio. Airconditioning regeling (optie). Ventilator regeling. Verwarming regeling. Werklampen (verstralers). Schakelaar spiegelverstelling. Binnendakkastje. Ventilatie openingen. Zonnescherm.
Links in het dak bevinden zich de koolstoffilters.
5.2.1.2. Aandrijving Achter en enigszins onder de cabine bevindt zich de aandrijfmotor met aangeflenste hydraulische pompen. Zowel de spuitpompen als de wielen worden hydraulisch aangedreven.
5.2.1.2.1. Dieselmotor Voor de aandrijving wordt een 6 cilinder, direct ingespoten, vloeistofgekoelde BF 6M 1013 DEUTZ dieselmotor gebruikt. Bij 2300 o/min levert deze machine met turbolader 127 kw. (172 pk). Het toerental is in de fabriek ingesteld op 2300 o/min. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Olievulopening. Generator. Koelvloeistofpomp. Koelventilator. V-snaarschijf. Trillingsdemper. Brandstofpomp. Motorophanging. Brandstoffilter. Oliefilter. Oliecarter. Oliepeilstok. Smeeroliekoeler. Hydrauliekpompen/compressor. Brandstofleiding Hefmagneet. Smeerolieleiding naar turbo. Cilinderkop. Pagina 21
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
Transportinrichting. Turbocompressor. Toerentalregelaar. SAE-koppelingshuis. Vliegwiel. Startmotor. Koelvloeistof niveauindicatie. Ventilatieventiel. Koelvloeistofafsluitkap. Hydrauliekoliekoeler.
5.2.1.2.2. Hydraustatische aandrijving D= LS = S1= S2= V= V1= V2= V2= 1. 2. 3. 4.
drukinstelling constant druk pomp stuurdruk pomp spuitaandrijving sensor voedingsdruk sensor achteruit vulopening en meetpunt voedingsdruk ventiel vooruit ventiel noodstop ventiel achteruit
Rijpomp Pomp spuitaandrijving Filter Pomp stuursysteem
De machine heeft een hydraustatische aandrijving. De dieselmotor drijft direct 3 regelbare plunjerpompen aan. De eerste Linde HPV 105 pomp (1) die direct aan het vliegwielhuis geflenst is, wordt voor de rijaandrijving gebruikt. De tweede Linde MPR 43 pomp (2) wordt voor het aandrijven van de membraanpompen van de spuitinstallatie gebruikt. De derde pomp (4) wordt voor de besturing en de hydrauliek-cilinders gebruikt. De rijpomp (1) drijft de 4 parallel geschakelde wielmotoren in een gesloten systeem aan. Een kleine voedingspomp die in de rijpomp is ingebouwd verzorgt de aanvoer van lek- en spoelolie van dit gesloten systeem. De rijsnelheid wordt elektronisch geregeld vanuit de cabine in combinatie met de toerentalregeling van de motor. Een filter (3) is bij deze pomp ingebouwd. De pomp (2) voor de aandrijving van de membraanpompen is een zogenaamde LS-pomp (Load-Sensing). Afhankelijk van het gevraagde vermogen van de membraanpompen wordt de werkdruk van deze pomp Pagina 22
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 automatisch ingesteld. Het toerental van de membraanpompen wordt met een proportioneel ventiel afgeregeld. Heeft de machine een HTA-systeem, dan word de hydromotor die de luchtpomp aandrijft ook door deze pomp gevoed. Beide hydromotoren worden dan in serie geschakeld. De regelbare plunjerpomp (4) wordt gebruikt als constantdrukpomp, en voorziet de besturing en de hydrauliekcilinders van olie. Afhankelijk van het volume dat gevraagd wordt regelt de pomp zelf het slagvolume bij. De druk in het systeem wordt begrensd door een overdrukventiel. Let op!:Het instellen en controleren van de installatie vindt in de fabriek plaats. Normaal gesproken hoeven de instellingen niet gecorrigeerd te worden. Voor het afstellen van de maximale druk, werkdruk en toerentallen zijn speciale gereedschappen nodig en een specifieke kennis van de systemen. Het afstellen mag daarom ook alleen in de fabriek plaatsvinden.
5.2.1.2.3. Hydrauliekolietank De hydrauliekolietank bevindt zich direct achter het rechter voorwiel. Het oliepeil kan door het peilglas (2) afgelezen worden. Als het nodig is kan de olie bijgevuld worden door de vuldop (1) aan de bovenzijde van de tank. In de tank is een elektrische sensor (5) gemonteerd, die in de cabine een signaal laat horen, wanneer het oliepeil onder een bepaald minimum zakt. Als de temperatuur van de hydrauliekolie te hoog wordt, dan wordt door een sensor (3) in de cabine ook een signaal teweeggebracht. Aan de onderzijde van de tank bevindt zich een aftapplug. Naast de tank zijn twee retourfilters gemonteerd. 1. 2. 3. 4. 5.
Tankopening. Peilglas. Temperatuursensor. Retourfilter (2). Oliepeil (minimum).
5.2.1.2.4. Hydrauliekoliekoeler In de hydraulische installatie ontstaat warmte. Daarom is de motor van een hydrauliekolie-koeler voorzien. Deze is geintergreerd in het koel-systeem van de motor. De luchtstroom die door de koeler gaat koelt zowel het koelsysteem van de motor als het hydraulieksysteem. De luchtstroom mag niet gehinderd worden. De koeler moet regelmatig gecontroleerd worden en al het vuil moet dan verwijderd worden. Indien nodig kunt u de koeler met perslucht reinigen. De oliekoeler is voorzien van een overdrukblok. Het overdrukblok is voorzien van een overdrukventiel om de oliekoeler tegen overdruk te beschermen.
1. 2. 3.
Inlaat oliekoeler, lekolie, spoelolie en retourolie. Overdrukventiel voor beveiliging van de oliekoeler. Uitlaat oliekoeler, naar oliefilter op hydrauliekolietank. Pagina 23
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.2.5. Wielmotor De wielmotor (LINDE HMV 75) is een hydromotor met een plunjer en een stuurschijf. Deze drijft direct de eindaandrijving aan. Het slagvolume van de wielmotor wordt hydraulisch traploos versteld door de electronica:
- langzaam (veldwerk, groot slagvolume) - snel (transport, klein slagvolume) A+B E F L(U) S X
= Hoofdaansluiting. = Stuurdruk van lage naar hoge snelheid. = Kompensatiedruk (n.v.t.). = Lek- en spoelolie. = Wielsensor (1x per machine op het linker achterwiel). = Voedingsdruk.
5.2.1.2.6. Hydraulische motor voor aandrijving van de pompen De landbouwspuit ZA 3400 P is voorzien van 2 Comet membraanpompen voor de toepassing van spuitmiddelen. De beide pompen zijn met een koppeling aan elkaar verbonden en worden aangedreven door een hydromotor. Het toerental van de pompen wordt in de fabriek op ca.450 o/min. ingesteld. De pompen zijn tussen de achterwielen op het frame gemonteerd. A B
= Hydromotor. = Koppeling.
Pagina 24
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.3. Chassis Het chassis is het dragende deel van de machine. Samen met de pendelstellen, het schommeljuk, de wielen en de aandrijvingen vormt dit het loopwerk. Het linker en het rechter pendelstel zijn pneumatisch afgeveerd door 4 luchtveerpoten. Doordat de tank in het midden van het chassis en van de pendelas geplaatst is, ontstaat er een optimale gewichtsverdeling over de 4 wielen. Een uitwendig aan de veerpoot aangebrachte schokdemper dempt de veerbewegingen af. Daarnaast worden de bewegingen van de spuitbomen door deze constructie sterk verminderd en geeft het een optimaal gebruik van de spuitmiddelen.
5.2.1.3.1. Wielaandrijving Ieder wiel wordt door een LINDE HMV 75 oftewel een hydromotor aangedreven. Deze hydromotoren zijn direct met een adapter aan de BREVINI reductiekast CWD 2045 gemonteerd. De aandrijving is een planeetwielaandrijving gecombineerd met een uitwendig aangebrachte trommelrem. De trommelremmen worden pneumatisch bediend, de voorste trommelremmen zijn voorzien van speciale membraancilinders die tevens dienst doen als handrem.
Pagina 25
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.3.2. Hydraulische spoorbreedte verstelling De machine heeft standaard spoorbreedte verstelling. De spoorbreedte kan dan in diverse standen gekozen worden. De keuze is uit de volgende standen:
1500.-.1800 1500.-.2000 1800.-.2000 1800.-.2250 1500 - 2250 Het systeem mag alleen verstelt worden als de machine langzaam rijdt, anders worden de assen, de wielen, de banden en de lagers te zwaar belast. Voor de bediening van de spoorbreedteverstelling verwijzen wij naar hoofdstuk 7.5.5.
5.2.1.3.3. Bandenmaten Bandenmaten
Bandbreedte
Bodemvrijheid
Luchtdruk
12,4 x 46 12,4 x 52 270/95 x 54
305 mm. 305 mm. 265 mm.
1140 mm. 1200 mm. 1200 mm.
4,3 bar 4,3 bar 4,3 bar
Andere bandenmaten alleen toepassen in overleg en met goedkeuring van Agrifac B.V.
Pagina 26
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.3.4. Stuurinrichting Het loopwerk is voorzien van een hydraulisch 4-wiel besturingssysteem. Daarmee is de machine heel wendbaar, ook wanneer kleinere vlakken bewerkt moeten worden.De stuurbeweging van de fusees op het ene pendelstel zijn via een master-slavesysteem gekoppeld aan het andere pendelstel. De voorste fusees en de achterste fusees zijn hydraulisch gescheiden. De koppeling of ontkoppeling van voor- en achteras wordt geregeld door het automatische stuursysteem en de instellingen daarvan. Met de orbitrol in de stuurkolom word de master-cilinder van de vooras met olie gevoed. De master-cilinder stuurt de slavecilinder van het andere pendelstel uit. Afhankelijk van de keuze van het stuursysteem wordt de master-cilinder van de achteras via een ventiel bediend, de master-cilinder stuurt vervolgens de slavecilinder van de achteras op het andere pendelstel uit.
5.2.1.3.5. Automatisch stuursysteem Het automatische stuursysteem van de achterwielen functioneert alleen met de keuzeschakelaar in de stand "veld" Het automatische stuursysteem geeft in de keuze "veld" de mogelijkheid om 3 stuurmethodes te kiezen:
2-wiel besturing, waarbij de achterwielen vast en parallel in de rijrichting worden gestuurd door het automatische stuursysteem. De besturing vindt alleen plaats op de voorwielen door middel van de orbitrol in de stuurkolom. De achterwielen worden parallel aan het frame gehouden door het automatische stuursysteem .
Pagina 27
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
2-wiel besturing, waarbij de stand van de achterwielen met de schakelaar R4 van de Rijhandle ingesteld kan worden, zoals bv. de "hondegang".
4-wiel besturing, waarbij alle wielen in combinatie met elkaar bestuurd kunnen worden. De handmatige standverstelling van de achterwielen met de schakelaar R4 maakt het mogelijk om bij het rijden langs een helling in de "hondegang" te rijden. Daarbij worden de voorwielen met het stuurwiel en de orbitrol, en de achterwielen door het hydraulische systeem met een elektrisch bedient stuurklep bestuurd. Wanneer de snelheidsschakelaar B3 in de stand "transport of snel" staat, schakelt de stuurinrichting automatisch op 2-wiel besturing over. Dit betekent, dat de achterwielen de stand houden welke ze op dat moment hebben.
Daarom moet er dus op gelet worden, dat voor het omschakelen van schakelaar B3 de achterwielen parallel met de rijrichting staan. In de stand "4-wiel besturing" kan dit gecorrigeerd worden door aan het stuurwiel te draaien. Een betere mogelijkheid is echter om eerst de 2-wiel besturing te kiezen, waarbij de achterwielen automatisch parallel komen te staan. Als dan de stand "snel" wordt gekozen is de 2-wiel besturing gefixeerd en is het niet meer mogelijk om de 4-wiel besturing te gebruiken zo lang schakelaar B3 in "snel" blijft staan. Hierbij wordt de elektrische voeding van de aansturing van de achterwielen volledig verbroken. Pagina 28
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.4. Membraanpompen Om vloeistof te kunnen verplaatsen en om de benodigde werkdruk op te bouwen dienen de 2 plunjermembraanpompen Comet BP 235. Bouwwijze en opbrengst van de spuitpompen Pomp Fabrikant Type Aantal Uitvoering Aantal zuigers Beveiliging Instelling overdrukventiel Capaciteit per pomp Werkdruk Aandrijving over Aandrijfvermogen per pomp Toerental Massa
Standaard COMET BP 235 2 Membraan / zuiger 6 stuk Overdrukventiel 20 Bar 210 - 202 liter per minuut 0 - 20 Bar Hydromotor 8,4 Kw 540 Toeren per minuut 27 Kg
Een hydromotor zorgt voor de aandrijving met max. 540 min×1. Beide pompen zijn door een elastische koppeling met elkaar verbonden. De hydromotor wordt door de Linde MPR 43 ALoad Sensing@ pomp gevoed. De motor en de pomp vormen een gesloten systeem dat hydraulisch met de voedingsdruk van het rijgedeelte bestuurd wordt. Een proportioneel hydrauliekventiel zorgt voor de aansturing. De regeling gebeurt geheel elektronisch. Het toerental van de pompen mag maximaal 540 min×1 zijn. De elektronische regeling zorgt voor een vast toerental. Voor het vullen wordt het toerental van de spuitpompen maximaal afgeregeld om de spuittank zo snel mogelijk te kunnen vullen. Het toerental van de pompen tijdens het spuiten wordt elektronisch op ca. 400 min×1. Bij dit toerental lopen de pompen gegarandeerd rustig en dit zal de levensduur verlengen. In de praktijk is het vermogen van de pompen altijd genoeg. De toerentallen mogen alleen door de fabrikant veranderd worden. De beveiligingskleppen van de Comet pompen mogen nooit versteld worden. Deze kleppen zijn op de maximale druk van 20 bar ingesteld en beschermen dus de pomp. De klep gaat open wanneer de druk boven 20 bar stijgt.
5.2.1.5. Spuittank De spuittank is uit glasvezel versterkt polyester vervaardigd. De machines hebben een tank met een inhoud van 3400 liter. De tankopening, is voorzien van een gecombineerd klaptankdeksel/ontluchtingsventiel. Het ontluchtingsventiel zorgt voor de drukvereffening bij het vullen of spuiten. In het klaptankdeksel is een vulzeef gehangen. 1. 2. 3. 4. 5.
Tank. Tankopening. Verdiepte zeef. Tank. Aftapkraan Pagina 29
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Volumes van diverse tanks
Tank Spuittank, benaming Spuittank, gemeten Schoonwatertank, gemeten Handenwastankje
ZA 3400 P (1) (1) (1) (1)
3400 3600 liter 440 liter 20 liter
Materiaal:
Polyester, glasvezel, versterkt
Afmetingen: lengte (cm) breedte (cm) hoogte (cm)
279 cm 165 cm 141 cm
5.2.1.6. Schoonwatertank De schoonwatertank met 440 liter inhoud is los van en achter de hoofdspuittank gemonteerd boven de achteras. Tussen beide tanks is een verbinding waarin een kogelkraan gemonteerd is, deze kogelkraan is aan de buitenzijde bedienbaar. Over de hoofdspuittank loopt een stang waarmee de verbinding kan worden bediend. Met de kraan is het mogelijk om de resthoeveelheid spuitvloeistof te verdunnen en de spuitleidingen en de tank schoon te spoelen. De schoonwatertank is voorzien van een niveaumeter ten behoeve van het vullen.
Het is niet toegestaan water voor consumptie of voor het handenwassen uit de schoonwatertank te halen. Voor het handenwassen is een extra, los gemonteerd handwastankje links naast de spuittank voorzien. De inhoud is 20 liter, en kan vanaf het waterleidingnet worden gevuld.
Pagina 30
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.7. Niveaumeter spuittank De niveaumeter bestaat uit 2 indicatorbuizen met ieder een rode aanwijzer en een schaalverdeling. De meter werkt volgens het drijfprincipe. De schaalverdeling gaat van 100 - 3400 liter in trappen van 50 liter. De meter is in het midden aan de bovenkant op de tank gemonteerd. 1. 2.
Drijver. Schaalverdeling.
5.2.1.8. Roersysteem Het roersysteem is als een druksysteem met agitatoren uitgevoerd. Het roersysteem wordt gevoed door de hoofdpersleiding. Met een elektrische klep kan het roersysteem vanuit de cabine in- en uitgeschakeld worden. 1. 2.
Pagina 31
Roersysteem. Agitator/injector.
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.9. Zuigfilterunit De zuigfilterunit is in de buurt van de pompen links tussen de wielen gemonteerd. Met 1 vijfwegkraan wordt de vloeistof geregeld. De indicatie van de stand van de vijfwegkraan staat tegenover de handle als driehoek aangegeven (zie afbeelding). A. B. C. D.
Zuigen vanaf slootzijde. Zuigen uit schoonwatertank. Zuigen uit spuittank. Geblokkeerd.
1. 2. 3. 4. 5.
Snelkoppeling zuigslang. Vulflowmeter (optie). Terugslagklep in zuigleiding. Vijfwegkraan. Zuigfilters.
De vloeistofstroom wordt door 2 parallel geschakelde zuigfilters (1) gefiltreerd. De filters hebben een maaswijdte van 0,5 mm. Ze moeten dagelijks gecontroleerd en schoon gemaakt worden. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Filterkast. Afdichting filterelement. Filterelement. Afdichting filterdeksel. Filterdeksel. Wartelmoer.
De zuigslang bestaat uit een slang (2) van 7 meter, een koppeling (1), een drijver (3) en een zuigfilter met een maaswijdte van 1,5 mm. De zuigslang kan bij behoefte aan de zuigfilterunit gekoppeld worden. 1. 2. 3. 4.
Koppeling. Slang. Drijver. Zuigfilter.
Pagina 32
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.10. Persleidingunit De persleidingunit stuurt de vloeistofstroom van de pompen naar de spuitleidingen en eventueel naar het roersysteem. De belangrijkste componenten van de persleiding zijn bij het model ZA 3400 P boven de zuigfilterunit tussen de wielen gemonteerd: De belangrijkste onderdelen van de persleiding zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Roerklep. Drukregelaar. Kraan spoelbollen tankreiniging (optie). Kraan vullen schoonwatertank. Aansluiting fustenreiniger. Aansluiting spuitpistool. Hoofdklep spuiten. Pers voorste pomp. Pers achterste pomp. Terugslagklep in persleiding. Spuitflowmeter.
5.2.1.10.1. Drukregelaar Met behulp van de elektrisch bediende drukregelaar wordt de werkdruk van de spuit ingesteld. De drukregelaar is voorzien van instelbare elektrische eindschakelaars (2), waarmee de minimale en de maximale werkdruk ingesteld kunnen worden. De belangrijkste onderdelen van de drukregelaar zijn: 1. 2. 3. 4.
Motor van de drukregelaar. Eindschakelaars. Schijfmantel. Spilas.
De drukregelaar is uitgerust met een zuiger en een spie. De elektromotor en een as met een schroefdraad bewegen de zuiger heen en weer zodat de doorlaat kleiner of groter wordt. De schijfmantel en de spilas moeten regelmatig ingevet worden. De zuigerafdichtingen moeten jaarlijks gecontroleerd worden. Pagina 33
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.10.2. Terugslagklep De terugslagklep in de spuitleiding voorkomt dat spuitvloeistof terugstroomt naar de tank bij het openen van de hoofdklep, daarmee blijven de elektrische ventielen van de sectieverdeling met vloeistof gevuld en onder druk staan zodat de afdichting van de ventielen verzekerd is.
5.2.1.10.3. Spuit-doorstroommeter Machines met een computer hebben een spuit-doorstroommeter in de persleiding. De hoeveelheid vloeistof die naar de regelgroep stroomt wordt hiermee gemeten. Het is ten zeerste aan te raden deze regelmatig te controleren en eventueel schoon te maken. De belangrijkste onderdelen zijn:
5.2.1.10.4. Elektrische hoofdklep De elektrisch bediende hoofklep opent en sluit de retourleiding naar de tank. De elektrische klep werkt volgens een indirect gestuurd principe. Als de klep het niet doet kan het zijn, dat de verbinding tussen de inlaat en de bovenkant van het membraan (4) verstopt is. Dit probleem is te verhelpen door de vleugelmoer (A) op de klep los te draaien en het buisje (B) dat zich daaronder bevindt te reinigen. 1. 2. 3. 4. 5. A. B.
Pagina 34
Spoel. Kern. Klepje. Membraan. Klep. Vleugelmoer. Buisje.
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.1.11 Retourleidingunit De retourleidingunit verzamelt het overschot aan spuitvloeistof van de drukregelaar, het rondpompsysteem en de overstort van de hoofdklep. Het overschot aan spuitvloeistof gaat dan via een keuzekraan naar of terug naar de spuittank of rechtstreeks via de zuigfilterunit naar de pompen. Deze stand is bedoeld om het restant aanvloeistof te kunnen verspuiten. De roerwerking van het retourwater is dan uitgeschakeld. 1. 2. 4. 5. 6.
Aansluiting retour drukregelaar. Aansluiting overstort hoofdklep. Keuzekraan spuittank/retour zuigfilter. Retour naar spuittank. Retour naar zuigfilter.
5.2.1.12 Persfilters De ZA 3400 P machines hebben 2 persfilters. 1. 2. 3.
Filterkast. Filterelement. Filterdeksel.
De standaard maaswijdte is 350 micron. Ook leverbaar zijn fijnheden van 150 en 500 micron. De persfilters moeten dagelijks gecontroleerd en schoongemaakt worden.
Pagina 35
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.2. Bediening De bediening is gedeeltelijk elektrisch en hydraulisch vanuit de cabine te regelen. De elektrische installatie is voor 12 volt DC uitgerust.
5.2.2.1. Elektrische afstandsbediening De schakelaars van de elektrische afstandsbediening voor het spuiten zijn in de cabine in het bedieningspaneel opgenomen. Deze schakelaars kunnen vanuit de rijstoel bediend worden. De besturing van alle functiegroepen is hiermee mogelijk. Met de contactsleutel kan de elektrische installatie in- of uitgeschakeld worden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Gasknop. Noodstop rijaandrijving. Drukknop hoog/laag rijsnelheid. Keuzeschakelaar stuurautomaat. Elektrische zuigkraan (optie). Vulpomp (optie). Mechanische roering (optie). Zwaailamp. Schakelaar blokkering boombalancering. Schakelaar spuitpomp. In- en uitklappen binnendelen sproeiboom (inen uitklappen binnendeel links (optie)). In- en uitklappen topdelen sproeiboom(in- en uitklappen topdeel links (optie)). In- en uitklappen binnendeel rechts (optie). In- en uitklappen topdeel rechts (optie). Heffen/dalen topdeel rechts (optie).
16. 17. 18. 22. 23. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Heffen/dalen topdeel links (optie). Spoorbreedte verstelling. Schakelaar roersysteem in de spuittank. Schakelaar alarmlichten. Schakelaar mistachterlichten. Schakelaar schoonspuitklep rondpomp (optie). Werklamp I, achter op machine. Werklamp II, breedtelampen in cabine. Schakelaar stadslicht/dimlicht. Schakelaar luchtcompressor HTA (optie). Schakelaar trapje in/uit. Schakelaar automatische balans (optie). Instelknop correctie aut. Balans (optie). Indicatieled lage rijsnelheid. Sigarettenaansteker. Koelwatertemperatuurmeter motor
Pagina 36
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Sectieschakelaars. Keuzeschakelaar einddop/uit/kantdop links (optie). Keuzeschakelaar schuimmarkeur links/rechts (optie). Keuzeschakelaar einddop/uit/kantdop rechts (optie). Keuzeschakelaar auto/man spuiten Schakelaar drukinstelling HTA (optie). Schakelaar drukinstelling spuitvloeistof
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Spuitcomputer/machine monitor. Asbak. Stopcontact 12 Volt. Stopcontact 12 Volt. Voetgas. Voetrem. Handrem.
Pagina 37
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.2.2. Computer/Machine monitor Voor de bediening van de computer/machine monitor worden twee aparte handboeken meegeleverd. De computer regelt de hoeveelheid gespoten vloeistof bij het veranderen van de rijsnelheid, en de sectieschakeling. Bij noodzakelijke correcties wordt de elektromotor van de drukregelaar automatisch aangestuurd. De machine monitor geeft de alarmfuncties weer en gegevens voor het automatisch vullen. In de 2 vensters kunnen tijdens het werk de volgende data afgelezen worden: Venster machine monitor (onderste venster):
Venster spuitcomputer
Alarmen in volgorde van prioriteit.
(bovenste venster):
Lage druk motorolie. Lage druk hydrauliek voedingsdruk. Hoge temperatuur koelvloeistof motor. Hoge temperatuur hydrauliekolie. Laag niveau koelvloeistof motor. Laag niveau hydrauliekolie. Laadstroom dynamo. Automatische vulfunktie. Variabel spoorbreedteverstelling (optie).
Rijsnelheid (km/h). Ingestelde hoeveelheid gespoten vloeistof (l/ha). Gemeten hoeveelheid gespoten vloeistof (l/ha). Hoeveelheid doorgestroomde vloeistof (l/min). Volume van de tank (liter). Bewerkte vlakte (ha). Gespoten vloeistof (hectoliter).
Daarnaast kan men de bewerkte vlakte en de totale hoeveelheid gespoten vloeistof van 10 percelen vastleggen. Bij het vullen van de tank kan de hoeveelheid opgezogen vloeistof geprogrammeerd worden (alleen als de machine een vul-doorstroommeter heeft). Met de computer kunnen spuitdoppen voorgeprogrammeerd worden.
5.2.2.3. Hydraulische cilinders Verschillende functies worden elektrisch/hydraulisch bediend. De elektrische ventielen zijn in 3 delen over de machine verdeeld. Een enkel ventiel met overdrukventiel bevindt zich onder de cabine. Dit ventiel is nodig om het master-slavestuursysteem van de voorwielen en de achterwielen na te kunnen vullen en te corrigeren (zie hydr.schema). Door middel van de handbediende kogelkranen kan gekozen worden tussen de vooras en de achteras. Via een schakelaar onder de cabine (zie hoofdsuk 7.5.4.1. Instellen van de sporing) kan de sporing gecorrigeerd worden.
Pagina 38
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Vervolgens bevindt zich een vijfvoudig ventielenblok achter de spuitpompen. Dit blok is voor het blokkeren van de achteras, het uitsturen van de achterwielen, het bedienen van de hefcilinders en het sturen van de spoorbreedteverstelling. Het corrigeren van de sporing gaat op dezelfde manier als bij het enkelvoudige blok onder de cabine (zie hoofdstuk 7.5.4.1. Instellen van de sporing) Het laatste ventielenblok (of een combinatie van 2 losse blokken) bevindt zich op het middenraam. Deze ventielen zijn voor bepaalde functies van de spuitbomen, zoals het in- en uitklappen van de binnendelen en de topdelen en de blokkeerinrichting. Dit ventielenblok kan met extra functies uitgebreid worden, zoals het separaat links en rechts in- en uitklappen en heffen van de einddelen. Alle schakelkleppen hebben gestuurde terugslagkleppen en worden bediend met de elektrische afstandsbediening die in de cabine gemonteerd is.
Pagina 39
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.2.4. Aandrijving waterpompen e.d. De hydromotor die de waterpompen aandrijft wordt gevoed door een LINDE MPR 43 plunjerpomp. De hydromotor kan worden in- en uitgeschakeld met een proportioneel ventielenblok. Voor extra functies als een extra vulpomp of extra roerwerk in de spuittank kan het proportineel ventielenblok van extra ventielen worden voorzien. Let op: Toerental is af fabriek ingesteld en mag niet worden veranderd.
5.2.3. Spuitinrichting 5.2.3.1. Algemeen De ZA 3400 P landbouwspuit zijn er met spuitbomen met een werkbreedte van 24.....42 meter. Het in- en uitklappen van de spuitbomen gebeurt hydraulisch. Met hefcilinders in een parallelogramconstructie wordt de spuithoogte ingesteld en met een elektrische verstelmotor worden de bomen vlak gezet. Tijdens wegtransporten (schakelaar in de stand "snel") is het niet mogelijk om de hydrauliek van de bomen in werking te stellen (heffen/dalen, in- en uitklappen). De spuitbomen zijn voorzien van sectiekleppen (elektrische Tecnoma kleppen).
5.2.3.2. Sproeiboombalancering De machine is voorzien van een sproeiboombalancering volgens het afrolprincipe. De bomen worden gedragen door een gebogen plaat. Deze constructie heeft als eigenschap, dat het denkbeeldige ophangpunt zich boven de machine bevindt. Het resultaat is een spuitboom die zelfs bij het rijden over aardappelruggen, bandensporen, groeven en andere oneffenheden nauwelijks zwenkt. Op een helling kunnen de bomen door middel van een elektrische verstelcilinder op het hellingspercentage ingesteld worden. In deze constructie bevindt zich een regeltoestel waarmee het gewicht links en rechts gebalanceerd worden kan (in geval van reparaties of bij het verwisselen van onderdelen). Het systeem werkt optimaal vanaf een rijsnelheid van 5 - 6 km/h.
Pagina 40
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Draaideel. Spuitbomen. Verstelmotor. Sectiekleppen Aansluiting manometer Middenraam persfilter
5.2.3.3. Bediening van de spuitbomen Aan de sproeiboombalancering zitten linker- en rechterarmen voor een werkbreedte van 24, 27, 30, 33, 36, 39, en 42 meter. Ze worden door 2 dubbelwerkende hydraulische cilinders en koppelstangen van de "werk" in de "transport", stand gedraaid en omgekeerd. De topdelen kunnen afzonderlijk met dubbelwerkende hydraulische cilinders in- en uitgeklapt worden. De topdelen, links en rechts, zijn beveiligd tegen aanrijdingen met vreemde elementen. Na een aanrijding komen de topdelen automatisch terug in de werkstand. De spuithoogte wordt ingesteld met behulp van hydraulische hefcilinders. Deze cilinders hebben een accumulator om de schokken in slechte rijgebieden op de vangen. Bij het in- en uitvouwen van de bomen altijd de bomen in de hoogste stand heffen. De bomen parallel aan de machine stellen met de balanceerinrichting en daarna de blokkering inschakelen alvorens de bomen in of uit te vouwen.
5.2.3.4. Spuitleiding / Sectieverdeling De sectiekleppen behoren tot de spuitleiding. Het aantal secties en spuitdoppen per sectie kan naar wens van de klant verschillen. Er kunnen maximaal 11 secties geleverd worden. De verdeling van de secties kan men in de tabel aflezen. Machine
Aantal doppen per sectie
Type
Werkbreedte
ZA 3424
E
D
C
B
A
Midden
A
B
C
D
24 m
6
5
5
5
6
5
5
5
6
ZA 3427
27 m
6
6
5
7
6
7
5
6
6
ZA 3430
30 m
4
5
9
9
6
9
9
5
4
ZA 3433
33 m
6
6
9
9
6
9
9
6
6
ZA 3436
36 m
8
8
9
8
6
8
9
8
8
ZA 3439
39 m
6
7
7
9
7
6
7
9
7
7
6
ZA 3442
42 m
9
7
7
9
7
6
7
9
7
7
9
ZA 3445
45 m
9
8
8
9
8
6
8
9
8
8
9
Pagina 41
E
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Het openen en sluiten van de secties gebeurt met elektrische kleppen (zie 5.2.1.10.4. Elektrische hoofklep). De kleppen (1) van de sectieschakeling zijn gedeeltelijk op het middelraam (3 stuk) gemonteerd. De buitenste sectiekleppen (2) zijn direct op de spuitbomen gemonteerd in de buurt van de te bewerken secties. Daarmee wordt de open- en sluitvertraging beperkt. Bij de sectiekleppen op het middenraam bevinden zich ook de aansluiting voor de manometer en de beide persfilters. De manometer is met een slang aangesloten en bevindt zich in de cabine in de manometerconsole.
De spuitleidingen zijn van roestvrijstaal en de verbindende slangen zijn van kunststof. Met behulp van de spuitdophouders, die op het T-profiel geschoven worden, worden de leidingen van de spuit aan de spuitbomen gemonteerd. Aan het einde van iedere buis is een schroefbaar eindstuk aangebracht om de leidingen eventueel te spoelen of te reinigen. Het is belangrijk om de leidingen regelmatig te spoelen en de eindsluitdoppen daar bij los te maken
5.2.3.5. Spuitdophouders Aan de spuitleidingen worden naar keuze enkelvoudige of 4-voudige houders gemonteerd, met een ingebouwde beveiliging tegen het nadruppelen (de benodigde druk voor het openen bedraagt 0,8 bar). Bij de meervoudige spuitdophouders kan men uit 4 verschillende doppen kiezen. Daarvoor kan men dan de dophouder eenvoudigweg draaien. Elke tussenstand tussen 2 doppen betekent een afsluiting van de betreffende houder. Zo kan de werkbreedte voor het laatste strookje land met deze mogelijkheid en met de sectieschakeling precies worden ingesteld. Bij het verdraaien moet de leiding drukloos zijn. De hoeveelheid spuitvloeistof die per hectare opgebracht moet worden is afhankelijk van de rijsnelheid, de keuze van de spuitdoppen en de werkdruk. De druk wordt ingesteld door middel van een drukregelaar en kan op de manometer afgelezen worden. Met behulp van een spuittabel (zie bijlage) kan de rijsnelheid, de druk en de dopgrootte uitgekozen worden. ARBEIDSPROCES: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Keuze van de spuitdoppen (model: vlakstraal etc, formaat van de doppen). Controleer het filter op vervuiling. Schakel de pompen in (B10). Stel de benodigde werkdruk in (I5), of programmeer de EDV. Bedien de schakelaar voor de hoofdklep/spuiten aan (R2). Gaat u nu langzaam rijden. Aan het einde van de akker moet u de schakelaar om de hoofdklep/spuiten uit te zetten bedienen(R1). Pagina 42
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.3.6. Spuitdoppen De doppenkeuze vindt volledig plaats naar wens van de klant. Ons assortiment omvat principieel alleen door het "Biologischen Bundesanstalt" (BBA) erkende spuitdoppen (bv. Teejet, Lechler). De keuze van de te gebruiken spuitdoppen moet niet alleen gemaakt worden aan de hand van de te spuiten hoeveelheid en een gelijkmatige verdeling van de spuitvloeistof. Een belangrijke maatregel om de kwaliteit van uw toepassingen te verbeteren is om goed op de verstuifings-karakteristieken aan de hand van de spuitdopkarakteristieken te letten. Men moet de aanwijzingen van de fabrikanten van de gewasbeschermingsmiddelen en van de spuitdoppen goed ter harte nemen.
5.2.4. Opties 5.2.4.1. Hydraulische spoorbreedteverstelling Als de spoorbreedte vaak versteld moet worden is de mogelijkheid aanwezig om gebruik te maken van de hydraulische spoorbreedteverstelling. Het functioneren hiervan staat beschreven in hoofdstuk 5.2.1.3.2.
5.2.4.2. Banden De landbouwspuit ZA 3400 P is standaard met 11,2 x 48 banden uitgerust. Andere bandenmaten zijn ook mogelijk, en wel:
Bandenmaten voor de ZA 3400 P landbouwspuit 12,4 x 46 12,4 x 52 270/95 x 54 (Michelin) Andere bandenmaten alleen toepassen in overleg en met goedkeuring van Agrifac B.V.
Pagina 43
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.4.3. Elektronische besturing In het hoofdstuk "Besturingssysteem" (5.2.1.3.5.) is deze optie al beschreven.
5.2.4.4. Elektrisch/hydraulische afstandsbediening Als het aantal stuurventielen niet voldoende is, kan het elektrisch/hydraulische stuurventielenblok uitgebreid worden. De hoeveelheid stuurventielen moet daarbij aangegeven worden. De ventielen worden elektrisch bediend vanuit de cabine. Extra ventielen zijn nodig voor de volgende uitrustingen: separaat inen uitklappen van de linker en rechter spuitboom (binnen- en topdelen), hoogteverstelling van de topdelen, in- en uitschakelen van de HTA-pomp.
5.2.4.5. Vul-doorstroommeter De vul-doorstroommeter wordt in de zuigleiding gemonteerd en met de computer verbonden. Zo kan de tank precies met de juiste hoeveelheid vloeistof bijgevuld worden.
5.2.4.6. Vul-spoelbak De vul-spoelbak is uitklapbaar en aan de linker zijkant van de machine bevestigd direct achter het linker voorwiel. Hiermee kunnen gewasbestrijdingsmiddelen in iedere vorm (vloeibaar, poedervormig, pasta etc.) tijdens het vullen in de tank toegevoegd worden. Verder kunnen de verpakkingen van de bestrijdingsmiddelen met behulp van een spuitdop resp. een spanraam worden gereinigd. Hierdoor wordt de vermenging met bestrijdingsmiddelen zonder aanraking gegarandeerd.
5.2.4.7 Reinigingsinstallatie van de tank De tank heeft 3 draaiende spoelkoppen die via een kunststof kogelkraan aan de persleiding-unit aangesloten worden. Met deze installatie kan de binnenkant van de tank met schoon water worden schoongemaakt.
5.2.4.8. Spuitpistool met 6 meter slang Als de machine smerig is kan deze met het pistool worden schoongemaakt. Het spuitpistool is met een kogelkraan aan de persleidingunit bevestigd.
5.2.4.9. Separaat in- en uitklappen van de spuitbomen In bepaalde gebieden kunnen op het land oneffenheden voorkomen. Standaard kunnen de spuitbomen niet apart ingeklapt worden (alleen symmetrisch, links en rechts). Voor deze klanten bestaat er een speciale installatie, waarbij de bomen links en rechts separaat in- en uitgeklapt kunnen worden. Er bestaan 2 extra mogelijkheden; separaat in- en uitklappen van de topdelen en separaat in- en uitklappen van de binnendelen. Deze functies worden vanuit de cabine elektrisch/ hydraulisch bediend. Dit systeem kan alleen goed functioneren als het middenraam geblokkeerd wordt (5.2.4.10).
Pagina 44
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.4.10. Blokkering van de spuitbomen Met deze installatie, die op het middenraam gemonteerd is, kunnen de bomen geblokkeerd worden, wanneer de bomen ingeklapt moet worden, alleen aan de linker- of rechterkant een deel van de bomen ingeklapt moet worden of omdat men aan een oneffenheid op het land voorbijrijden moet. De blokkering is hydraulisch en kan vanuit de cabine bediend worden.
5.2.4.11. Hoogteverstelling van de topdelen Als men op een onregelmatig land moet werken kan het nodig zijn, dat de topdelen iets opgetild moeten worden om een beschadiging aan de bomen te voorkomen en een gelijkmatige spuit-hoogte te garanderen. De bediening is elektrisch/hydraulisch en kan vanuit de cabine gebeuren.
5.2.4.12. Elektronische vlakstelling van de spuitbomen Naast het draaideel in het middenraam zijn 2 sensoren gemonteerd. Deze sensoren controleren de positie van de spuitbomen ten opzichte van de machine. Raken de bomen door b.v. een glooiend perceel uit hun positie, dan kunnen de bomen met deze installatie snel en eenvoudig weer in hun oorspronkelijke positie terug gebracht worden. Met een schakelaar in het bedieningspaneel in de cabine brengen de sensoren de spuitbomen in hun oorspronkelijke positie ten opzichte van de machine.
5.2.4.13. Schuimmarkeur 7Met behulp van de schuimmarkeur is het mogelijk om aan het einde van de spuitbomen in regelmatige afstanden van elkaar schuimvlokken te laten vallen. Hierdoor wordt het deel van het perceel dat al bewerkt is gemarkeerd. De opbouw van de schuimmarkeur is aan de hand van een schets te zien (zie ook hoofdstuk 7.10.).
5.2.4.14. Pompbescherming (Comet save-pump) Deze installatie waarschuwt de bestuurder als er water in het oliecarter van de membraanpompen van de spuitinstallatie komt en verhindert daarmee dat de pompen door gebrekkige smering uitvallen.
5.2.4.15. Pneumatische sectieschakeling Deze extra installatie is uiterst milieuvriendelijk. De spuitleiding bestaat bij deze uitvoering uit één stuk en wordt door middel van de spuitvloeistof gevoed. Beide uiteinden van de buis zijn met 1 elektrische klep aan de tank bevestigd. Tijdens het spuiten is de klep gesloten. Als de hoofdschakelaar bediend wordt gaat deze klep open en wordt de spuitvloeistof naar de tank gepompt. De spuitdophouders worden met luchtdruk geopend en gesloten. De elektrische luchtpomp met een tank verzorgt de luchtdruk. De luchtdruk wordt met kleine elektrisch bediende kleppen over verdeelblokjes naar de dophouders gestuurd. Een spuitsectie wordt gevormd door een elektrisch gestuurde luchtklep en een verdeelblokje.
Pagina 45
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
5.2.4.16. Luchtondersteuning HTA Deze uitvoering is in principe gelijk aan de normale landbouwspuit, alleen is er een luchtstroom toegevoegd. De luchtpomp, die de lucht over een luchtfilter aanzuigt, wordt hydraulisch aangedreven. Het fitwerk bestaat uit:
Een drukregelaar waarmee de druk door een schakelaar van het bedieningspaneel ingesteld wordt. Een op 2 bar ingestelde veiligheidsklep. Een manometer. Sectiekleppen die met luchtdruk bediend worden. Elektrisch bediende luchtstuurkleppen voor de besturing van de sectiekleppen. Luchtmengdoppen.
In de luchtmengdoppen wordt de spuitvloeistof met de lucht gemengd en verspoten. Met de luchtdruk kan de grootte van de druppels geregeld worden. De voordelen van dit systeem zijn:
Geringere windgevoeligheid (kleinere druppels met een grotere snelheid). Betere bedekking van de planten. Geringere hoeveelheid water en beschermingsmiddel nodig (vervuiling). Grotere prestatie van de machine (grotere vlakte per tank).
5.2.4.17. Airconditioning Op verzoek van de klant kunnen deze installaties geleverd worden. De airconditioning bestaat uit een compressor en een condensator. De condensator is in het cabinedak ingebouwd. De compressor wordt door de dieselmotor over v-snaren en een elektrisch/magnetische koppeling aangedreven. In het dak bevinden zich de schakelaars en de thermostaat.
Pagina 46
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6. Functieschema met functiebeschrijving. 6.1.1. Functieschema ZA 3400 P.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
*)
Pompen. Spuitvloeistoftank. Schoonwatertank. Zuigslang met zuigkorf. Vijfwegkraan. Zuigfilter. Vul-doorstroommeter *). Terugslagklep in zuigleiding. Hoofdklep. Drukregelaar. Retourleiding. Roerwerk. Roerwerkschakelklep. Terugslagklep in spuitleiding. Spuit-doorstroommeter. Persfilter. Sectieschakelklep. Spuitdoppen. Aftapkraan spuitvloeistoftank. Vullen schoonwatertank.
21. 22. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41.
Kraan schoonwater. Kraan opzuigen schoonwater. Verdiepte vulzeef. Kraan spoelbol in vulopening. Roterende spoelbollen *). Kraan spoelbolreiniging *). Vul-spoelbak *). Drukregelaar vul-spoelbak *). Driewegkraan vul-spoelbak *). Spuitpistool *). Aansluitpunten manometer. Spoelen vulzeef/bovenvulling *). Manometer. Kraan voor einddop *). Einddop *). Pompafslag *). Vulpomp *). Spuitcomputer . Sensor rijsnelheid .
Optie.
Pagina 47
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6.1.2. Funciebeschrijving ZA 3400 P (spuitgedeelte). Voor de vloeistofproduktie zijn 2 zuigermembraanpompen (1) met een produktiecapaciteit van ieder 210 l/min. en een werkdruk van maximaal 20 bar. Ze worden aangedreven door een hydromotor met een toerental van ca. 450 min×1. Voor het vullen van de spuittank (2) wordt de zuigslang (4) aan het fitwerk gekoppeld en moet de vijfwegkraan (5) op "vullen" gezet worden. De pompen (1) zuigen het water of de spuitvloeistof aan door de zuigfilters (6) en persen dit door de leidingen in de spuittank (2). De hoofdklep (9) is daarbij geopend. Tijdens het opzuigen van het water is het mengen van bestrijdingsmiddelen in de tankopening (24) of met de als extra leverbare vul-spoelbak (28) mogelijk. De spoelbol in de vulopening voor het reinigen van de verpakking wordt met een kraan (25) bediend. Met de drukregelaar (10) wordt de reinigingsdruk ingesteld. De vul-spoelbak heeft een kraan voor vullen/spoelen, een kraan voor tankreiniging en een kraan voor de spoelbol voor het reinigen van de verpakking. Tijdens het mengen moet de venturiekraan geopend zijn. De drukregelaar (29) is voor het instellen van de spoeldruk van deze installatie (zie hoofdstuk 7.9.). Nadat het vullen beëindigt is, wordt de vijfwegkraan (5) op "spuiten" gezet. Beide pompen (1) zuigen nu spuitvloeistof uit de spuittank (2). Beide pompen persen de spuitvloeistof in de persleiding. Het roerwerk (12) wordt met het schakelventiel (13) in- of uitgeschakeld. De drukregelaar (10), die elektrisch bediend wordt, is voor de instelling van de gewenste werkdruk. Door de hoofdklep (9) te sluiten en de sectieschakelkleppen (17) te openen komt de spuitvloeistof bij de spuitdoppen (18). De beide zuigfilters (6) en de beide persfilters (16) filteren de spuitvloeistof. Met de aftapkraan (19) kan de tank geleegd worden. De schoonwatertank (3) bevat 440 liter water, wat gebruikt kan worden voor het reinigen van de tank of het verdunnen of aanvullen van de spuitvloeistof over de kraan (21). Voor het handen wassen is een extra losneembaar tankje van " 20 liter op het platform achter de cabine geplaatst. Het is niet toegestaan water uit de schoonwatertank te gebruiken voor consumptie of het handen wassen.
Pagina 48
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6.2.1. Functieschema uitvoering met luchtondersteuning HTA.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Pompen. Spuitvloeistoftank. Schoonwatertank. Zuigslang met zuigkorf. Vijfwegkraan. Zuigfilter. Vul-doorstroommeter *). Terugslagklep in zuigleiding. Hoofdklep. Drukregelaar. Retourleiding. Roerwerk. Roerwerkschakelklep. Terugslagklep in spuitleiding. Spuit-doorstroommeter. Persfilter. Sectieschakelklep. Spuitdoppen.
19. 20. 21. 22. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 34. 35. 36. 37.
Aftapkraan spuitvloeistoftank. Vullen schoonwatertank. Kraan schoonwater. Kraan opzuigen schoonwater. Verdiepte vulzeef. Kraan spoelbol in vulopening. Roterende spoelbollen *). Kraan spoelbolreiniging *). Vul-spoelbak *). Drukregelaar vul-spoelbak *). Driewegkraan vul-spoelbak *). Spuitpistool *). Aansluitpunten manometer. Spoelen vulzeef/bovenvulling *). Manometer. Kraan voor einddop *). Einddop *).
*) Optie.
Pagina 49
38. 39. 40. 41. A. B. C. D. E. F. G. H. I. K. L. M.
Pompafslag *). Vulpomp *). Spuitcomputer *). Sensor rijsnelheid *). Luchfilter. Compressor. Terugslagklep. Aftapkraan. Luchtpistool *). Drukregelaar. Overdrukventiel. Sectieschakelklep. HTA luchtsproeier. Sectiestuurventiel. Luchtdrukmanometer. Ontlastklep.
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6.2.2. Functiebeschrijving uitvoering met luchtondersteuning HTA. Het vullen van de tank, het spuitmiddel toevoegen etc. is gelijk aan de beschrijving van de gewone spuit (6.1.2.). Er is alleen een klein verschil bij het spuiten. Kiest u de juiste spuitdop. Schakelt u de koppeling van de compressor in (B). Het elektrische systeem is zo geïnstalleerd, dat het luchtcircuit gekoppeld is aan het watercircuit. Dit betekend, dat bij het openen van de hoofdklep niet alleen de sectiekleppen van het watercircuit worden gesloten, maar ook die van het luchtcircuit. De overtollige lucht wordt via het overdrukventiel (G) afgeblazen. Bij het spuiten worden de luchtsectiekleppen (H) automatisch mee geopend. In de spuitdop (I) komen de lucht en de spuitvloeistof samen en word daar gemengd en verspoten. Met een schakelaar op het bedieningspaneel kan men de luchtdruk separaat van de waterdruk instellen. Verandering van de luchtdruk beïnvloed het formaat van de druppels die gebruikt worden. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Pagina 50
Afdichtring. Mengkamer. Spuitdop. Wartelmoer. Huis. Luchtdop.
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6.3.1. Functieschema uitvoering met pneumatische sectieschakeling.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 18.
Pompen. Spuitvloeistoftank. Schoonwatertank. Zuigslang met zuigkorf. Vijfwegkraan. Zuigfilter. Vul-doorstroommeter *). Terugslagklep in zuigleiding. Hoofdklep. Drukregelaar. Retourleiding. Roerwerk. Roerwerkschakelklep. Terugslagklep in spuitleiding. Spuit-doorstroommeter. Persfilter. Spuitdoppen.
Aftapkraan spuitvloeistoftank. Vullen schoonwatertank. Kraan schoonwater. Kraan opzuigen schoonwater. Verdiepte vulzeef. Kraan spoelbol in vulopening. Roterende spoelbollen *). Kraan spoelbolreiniging *). Vul-spoelbak *). Drukregelaar vul-spoelbak *). Driewegkraan vul-spoelbak *). Spuitpistool *). Aansluitpunten testmanometer. Spoelen vulzeef/bovenvulling *). 35. Manometer. 36. Kraan voor einddop *). 37. Einddop *). 19. 20. 21. 22. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 34.
*) Optie.
Pagina 51
Pompafslag *). Vulpomp *). Spuitcomputer *). Sensor rijsnelheid *). Rondpompklep. Schoonspuitklep rondpomp Luchfilter. Luchtcompressor. Luchtdrukregelaar. Aftapkraan. Luchtketel. Sectiestuurventiel. Luchtdrukbegrenzingsventiel H. Membraanafsluiting in sproeidop. 38. 39. 40. 41. 42. 43. A. B. C. D. E. F. G.
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
6.3.2. Functiebeschrijving uitvoering met pneumatische sectieschakeling. De pneumatische sectieschakeling is in principe gelijk aan de andere systemen, alleen is de spuitleiding niet meer onderverdeeld in secties maar uit 1 stuk opgebouwd. De spuitleiding wordt vanuit het midden gevoed. De secties worden gevormd door het gelijktijdig openen en sluiten van een groep luchtdrukspuitdoppen. De aansturing van een groep gaat via een luchtdrukstuurklep (F) en een verdeelblokje. De beide uiteinden van de spuitleiding zijn met de spuittank verbinden. De hoofdklep (9) en de rondpompklep (42) zijn elektrisch met de luchtdrukstuurkleppen (F) gekoppeld. Wanneer de ventielen (9 en 42) open gaan dan sluiten de luchtdrukstuurkleppen (F) via de verdeelblokjes automatisch de spuitdoppen af en omgekeerd. Een kleine luchtpomp (B) brengt de lucht in de tank (E). Voor het schoonspuiten van de sproeileiding op de boom is een extra voorziening toegepast. De schoonspuitklep (43) zorgt ervoor dat de leidingen volledig schoon gespoeld kunnen worden. Voor de goede werking is de volgende instruktie te volgen: SCHOONSPUITEN LEIDINGEN. Sektiekleppen (F): Hoofdklep (9): Rondpompklep (42): Roerwerkklep (13): Vullen schoonwatertank (20): Spoelbol tankopening (25): Kraan schoonwater (21): Roterende spoelbollen (27): Vul/spoelbak (28): Drukregelaar (10): Pompen (1): Vijfweg keuzekraan (5):
open gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten gesloten niet toepassen of gesloten handmatig omhoog draaien (minimaal retourwater) zo laag mogelijk toerental (zo klein mogelijke opbrengst, dieslemotor stationair) in stand zuigen uit schoonwatertank
Nu kunnen de spuitleidingen het beste als volgt worden schoon gespoten: Eerst de pompen aanzetten, en dan na ca.3 seconden met behulp van de schakelaar schoonspuiten leidingen op het dashboard de schoonspuitkraan bedienen. 2. Deze maximaal 7 seconden vasthouden is voldoende om de gehele spuitleiding door te spuiten met schoonwater en zo minimaal mogelijk schoonwater te verbruiken. 3. Daarna direkt de pompen stopzetten 1.
Pagina 52
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7. Bediening en instellingen van de machine. 7.1. Algemeen. Voor het bedienen van deze zelfrijdende landbouwspuit is principieel slechts één arbeidskracht nodig. Hij moet over de lichamelijke, geestelijke en juridische condities beschikken om een landbouwmachine te bedienen. De personen die de machine gaan bedienen moeten zich voor die tijd met de betreffende werkbepalingen, de wetten over de omgang met bestrijdingsmiddelen en met het voorhanden zijnde instructieboek vertrouwd maken.
7.2. Inbedrijfstelling. 7.2.1. Starten van de motor. Aan het begin van iedere werkdag moet de machine gecontroleerd worden op verkeers- en bedrijfsveiligheid. Hierbij moet worden gecontroleerd (zie ook "onderhoudsschema"):
motoroliepeil brandstofvoorraad hydrauliekoliepeil brandstoffilters bandenspanning wielbouten verlichting remmen lekkages schade, slijtage en gebreken
Het is aan te bevelen de eerste 50 bedrijfsuren de motor met enige zorg behandelen. Dit houdt in de motor in deze periode warm laten draaien alvorens maximaal te belasten, niet direkt het maximale toerental laten draaien. Tevens na het werk onder volle belasting de motor enige tijd stationair laten lopen om de temperatuur van de motor naar een normale waarde te laten dalen en warmtestuwing te voorkomen bij het direkt uitzetten van de motor. Na de eerste 50 tot 150 bedrijfsuren de olie verversen (bij warme motor), en de oliefilters en brandstoffilter vervangen. Eventueel kunt u de motor laten inspecteren. Houdt u zich daarbij goed aan de aanwijzingen van de motorfabrikant. Nu kunt u de motor starten. Houdt u zich aan deze volgorde:
Controleert u of de machine op de parkeerrem staat (handel naar voren). Controleert u of de spuitpompen uitgeschakeld zijn (schakelaar B10). Schakelt u de verlichting, de ventilator, de verwarming, de ruitenwisser en de airconditioning uit. Controleert u of de rijhandle in de neutraalstand staat (als dit niet het geval is kan de motor niet gestart worden, trek de rijhandle in de neutraalstand). Geeft u een beetje gas. Draait u de contactsleutel (S5) in de startpositie. (als de motor aanslaat kunt u de sleutel weer loslaten). Laat u de motor warmdraaien voordat u wegrijdt (niet met het volle toerental, schade!). Het starten van de motor door aanslepen is vanwege de hydraulische wielaandrijving niet toegestaan en ook niet mogelijk. Gebruik in het geval van een lege accu altijd een hulpaccu met een maximale spanning van 12 V. Een hogere voltage veroorzaakt ernstige schade aan de electronische componenten ! Pagina 53
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.2.2. Stoppen van de motor. Laat u de motor enige tijd stationair draaien, afhankelijk van de belasting waaronder hij gedraaid heeft, zodat hij wat afkoelen kan. Daarna kunt u de motor uitzetten door de contactsleutel weg te nemen. Het afkoelen van de motor is belangrijk voor de lagers van de turbolader. Zolang de motor loopt wordt de turbolader met olie gekoeld. Als de motor na volle belasting direct uitgezet zou worden is het zelfs mogelijk, dat de temperatuur van de lagers zeer hoog oploopt. Dit kan de levensduur van de turbolader verkorten.
Laat u de motor enige minuten stationair draaien. Zet u de rijhandle in de neutraalstand. Trekt u de handel van de parkeerrem naar voren. Draai de contactsleutel (S5) terug en haal hem uit het slot.
7.2.3. Rijden met de machine. Tijdens het rijden op openbare wegen moeten de verkeersregels van het betreffende land opgevolgd worden, en moeten de voorgeschreven documenten in de cabine aanwezig zijn. De eigenaar van de machine staat borg voor de voorgeschreven markeringen, beschermingen en andere voorzieningen volgens voorschriften op de machine aanwezig zijn. Vooral de verlichting en de remmen verdienen uw bijzonder aandacht. Start de motor. Zet de parkeerrem naar achteren. Kies de juiste snelheid (veld of weg; de schildpad betekent veldwerk/langzaam, de haas betekent transport/snel) met drukschakelaar B3. Als de indicatieled B34 brandt dan staat de machine op veldwerk/laag. Brandt de led B34 niet dan staat de machine op de stand transport/snel (haas) en zijn de functies van het stuursysteem en de hydraulische spuitboomfuncties niet meer te gebruiken (uit veiligheid). Let op: Als de machine met automatische besturing gewerkt heeft en u wilt overgaan op transport/snel, dan moet u de volgende procedure volgen. Het kan zijn dat de achterwielen op het moment van overschakelen van veldwerk op transport nog scheef staan. In de transportstand kan de machine dan in hondegang, scheef over de weg rijden. Om dit te voorkomen moet u de wielen van de machine eerst rechtuit zetten. Als de wielen recht staan, de achterwielen zijn de voorwielen gevolgd, kunt u met schakelaar B4 de 2-wiel besturing kiezen en daarna de drukknop B3 indrukken. Let op: De snelheidsschakelaar (B3) mag tijdens het rijden niet omgeschakeld worden. Dit kan tot ongelukken en tot schade aan de hydrauliek en aan de motor leiden. Er zijn 2 snelheidsbereiken: lage snelheid: 0 - 15 km/h (voor veldwerk, schakelaar B3 naar links) hoge snelheid: 0 - 50 km/h (voor transport, schakelaar B3 naar rechts)
Pagina 54
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 In de stand weg kan de machine in beweging gezet of afgeremd worden door middel van het gaspedaal meer of minder in te trappen. De rijhandle heeft alleen als keuzefunctie de rijrichting. In de stand veld zet men de motor op handgas (B1) en kan men de rijrichting en snelheid regelen door de rijhandle meer of minder uit of in te schuiven. Rijhandle naar voren Rijhandle naar achteren
U rijdt vooruit U rijdt achteruit
De rijsnelheid is in beide keuzes traploos instelbaar en hangt van de positie van de rijhandle of gaspedaal af. De machine kan afgeremd worden, indien u de rijhandle weer in de neutraalstand zet of het gaspedaal los laat. Dit moet voorzichtig gebeuren om te vermijden, dat de machine met een schok tot stilstand komt.
7.2.4. Remmen. De spuitmachine is voorzien van een pneumatischa installatie. De pneumatische installatie is opgebouwd uit 3 hoofddelen. Na de compressor, drukregelaar-luchtdroger en vierkringsklep wordt het systeem verdeeld in 3 hoofddelen (zie schema): 1. 2. 3.
Het eerste deel bevat een 30 liter voorraadtank met een remkring voor de twee voorwielen/remmen. Het tweede deel bevat een 30 liter voorraadtank met een remkring voor de twee achterwielen/remmen. Het derde deel bevat een 30 liter voorraadtank met een hoogteregelingsysteem voor de luchtbalgen, tevens verzorgt dit deel de lucht voor de luchtgeveerde stoel en eventuele opties als rondpompsysteem enz.
De ZA 3400 P is uitgerust met 4 remtrommels. Ze worden pneumatisch bediend met een voetpedaal in de
cabine. De remtrommels zijn vanaf bouwjaar 2000 voorzien van handmatig nastelbare remhandles die Pagina 55
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 zorgen dat de slijtage van de remschoenen handmatig gecompenseerd kan worden. Dit nastellen moet zodanig worden uitgevoerd dat de slag welke de handles maken vanaf de ruststand tot het aangrijpen van de remschoenen bij alle 4 wielen gelijk is dit voorkomt scheeftrekken van de machine tijdens het remmenDe slijtage van de remschoenen moet men wel blijven controleren. In de ankerplaat van de remtrommels op de fusees is een inspectieluikje aangebracht om de slijtage van de remschoenen te controleren. De remschoenen hebben nieuw een remvoering van 14 mm dikte. Als de dikte van de remvoering ter plaatse van het inspectieluikje gesleten is tot 7-6 mm is een inspectie van het inwendige nodig. Het wordt aanbevolen om in ieder geval 1 maal per jaar de remtrommels na te kijken op slijtage en gebreken.
7.3. Dieselmotor. De motor is voor in de machine gemonteerd. De motor is een 6-cilinder vloeistofgekoelde DEUTZ dieselmotor, type BF6M 1013, met een maximale capaciteit van 127 KW (172 PK) bij 2300 o/min. In de praktijk is de motor heel betrouwbaar gebleken en behoeft hij weinig onderhoud.
7.3.1. Smering van de motor. U moet dagelijks het oliepeil controleren met het peilstokje (12). Het bevindt zich aan de rechterkant van de motor. Het beste moment hiervoor is >s morgens als de motor nog niet gelopen heeft. De machine moet op een vlakke ondergrond staan. Trekt u het peilstokje naar buiten en maakt u het schoon met een schone doek. Steekt u het peilstokje nogmaals in de opening en trek het er weer uit. Het juiste oliepeil ligt tussen de gemarkeerde tekens. Als het nodig is kunt u bijvullen met de voorgeschreven olie. Daarvoor is de tankopening (1). Voordat u bijvult moet u de tankopening eerst goed schoonmaken. U mag nooit olie bijvullen als de motor nog loopt. Controleert u het oliepeil en maak het deksel weer vast. De oliefilters (10) zijn "wegwerpartikelen". Let u erop dat dit chemisch afval is. Let u ook op de voorschriften van de staat. Eerst moet u het nieuwe filter gedeeltelijk met olie vullen en de afdichtringen licht invetten. Dan kunt u de filters monteren en met de hand goed vastdraaien. Wanneer de motor een half uur gelopen heeft moet u controleren of de filters lekkages hebben. De olie altijd aftappen als de motor nog warm is. Daarvoor zit er een aftapplug in de bodem van het oliecarter. U moet de machine zo parkeren, dat ook alle olie uit het carter stromen kan. Slaat u de oude olie op in een speciale tank, het is chemisch afval! Brengt u de oude olie weg volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Ook de filters en eventueel de oliekoeler aftappen. U moet iedere 500 draaiuren olie verversen en de filters vervangen. Bij nieuwe motoren moet u na de eerste 50 tot 150 draaiuren olie verversen en de filters vervangen.
7.3.2. Brandstofsysteem van de motor.
Pagina 56
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 De brandstoftank bevindt zich aan de rechterkant van de machine tussen de voor- en de achterwielen. Bij het vullen van de tank moet u goed op de veiligheidsvoorschriften letten. De motor uitzetten, de brandstoftank vullen. Niet roken, het gaat om uw veiligheid! Let u erop dat er geen vuil in de tank komt. Voordat u de tank opent moet u eerst het deksel en de opening goed schoonmaken. Kleine vervuilingen kunnen het brandstofsysteem ernstig beschadigen. Let erop dat u geen olie op de grond morst, dit is milieuvervuiling! U kunt de tank het beste >s avonds vullen, wanneer u klaar bent met werken. Bij afkoeling >s nachts vormt zich watercondensaat in de tank, en water kan het brandstofsysteem beschadigen en roest veroorzaken. Let op:U moet proberen te vermijden de tank helemaal leeg te rijden. Lucht en bodemafzettingen (vervuiling) in de restvloeistof van de tank komen dan in de installatie en beperken de levensduur en verstoppen de brandstofpomp. Het brandstofsysteem bestaat uit een aantal componenten die via buizen en/of slangen met elkaar verbonden zijn. Als eerste bereikt de brandstof vanaf de tank het brandstofvoorfilter/ waterafscheider, de brandstofpomp, het brandstoffilter, de injectiepomp en komt dan pas door de verstuiver in de motor.
7.3.2.1. Kwaliteit van de brandstof. In de winter is er een andere kwaliteit brandstof dan in de zomer. In de winter heeft de brandstof enige toevoegingen om te verhinderen dat er zich paraffine vormt en dat de waterdeeltjes niet zo snel in ijskristallen kunnen veranderen als de temperatuur daalt. Dit leidt tot verstopping van het systeem. Omdat de machine vaak in het grensbereik van de herfst en de winter of van de winter en de lente gebruikt wordt, is het heel belangrijk om met de juiste brandstof bij te vullen. Let u erop dat u altijd schone brandstof krijgt.
7.3.2.2. Brandstoffilter. De motor is met een brandstoffilter uitgerust. Het brandstoffilter is een verwisselbaar element. Het filterelement is een "wegwerpartikel" maar mag niet bij het normale afval gedaan worden. Het behoort in het chemische afval, let u daar goed op! Als u een nieuw filter gaat monteren moet u eerst de afdichtring licht invetten. Dan het filter op het filterhuis vastdraaien. Na een half draaiuur kunt u het filter op lekkage controleren. Het brandstoffilter moet na de eerste 50 tot 150 draaiuren en daarna ieder jaar vervangen worden.
7.3.2.3. Brandstofvoorfilter/waterafscheider. Wekelijks of na iedere 50 to 100 bedrijfsuren moet het water, dat zich in de waterafscheider onder in het element verzameld heeft, afgetapt worden. Hiervoor is een aftapplug onder in het filter aangebracht, die u omdraaien moet, totdat er schone brandstof uitkomt. Tijdens deze werkzaamheden moet de motor lopen.
7.3.2.4. Brandstofpomp. De brandstofopvoerpomp heeft geen bijzonder onderhoud nodig. De spanning van de V-snaar dient wel regelmatig te worden gecontroleerd..
7.3.2.5. Inspuitpomp. Pagina 57
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Elke cilinder heeft zijn eigen inspuitpomp. De 6 inspuitpompen worden direct door de nokkenas aangedreven. Speciaal onderhoud is niet nodig.
7.3.2.6. Verstuivers. De verstuivers verstuiven de brandstof en brengen het in de cilinder. De hoeveelheid en de kwaliteit worden bepaald door de regelaar, de inspuitpompen en de regeldruk van de verstuivers. Voor het instellen zijn speciaal gereedschap en speciale kennis nodig. Laat de verstuivers dus door een vakman controleren, schoonmaken en eventueel opnieuw afstellen.
7.3.3. Koeling van de motor. De motor wordt met vloeistofgekoeld. De aangebouwde koeler wordt gekoeld door een ventilator aangedreven door v-snaren direct vanaf de krukas. De v-snaren moeten regelmatig op uitrekking en slijtage gecontroleerd worden. Deze controle is heel belangrijk, omdat de koeler een wezenlijk bestanddeel van de motor is. Mocht het nodig zijn, dan moet u beide v-snaren gelijk vervangen. De vsnaren dienen op de volgende manier te worden gespannen/vervangen: De schroeven 1 en 2 losdraaien. Voor het spannen: De vierkantsteeksleutel in het vierkant steken en in de richting van de pijl drukken tot de juiste riemspanning bereikt is. Voor het vervangen: De vierkantsteeksleutel in het vierkant steken en tegen de richting van de pijl in losdraaien. De nieuwe V-snaren spannen zoals boven beschreven is. 2. De schroeven 1 en 2 vastdraaien. 1.
7.3.4. Luchtinlaatsysteem van de motor. Het luchtinlaatsysteem bestaat uit een droog filter en een voorfilter. Het filter moet regelmatig gereinigd worden. Het tijdvak tussen de reinigingen is afhankelijk van de werkomstandigheden. Het filterelement is tweedelig, het bestaat uit een binnen- en een buitenelement. Het buitenelement wordt met luchtdruk (max. 6 bar) gereinigd. Altijd van binnen naar buiten schoon blazen. Controleert u ook of de elementen niet beschadigd zijn. Zijn er ergens kleine scheurtjes, dan moet u het filterelement direct vervangen. Het binnenelement wordt niet gereinigd. Na 6 maal het buitenelement gereinigd te hebben moet het binnenelement samen met het buitenelement worden vervangen. Met een droge doek kan het binnenelement van het huis gereinigd worden. Het voorfilter moet gedurende de werkdag regelmatig gecontroleerd worden en indien nodig worden schoon gemaakt.
7.3.5. Elektrische installatie van de motor. Er moet altijd een goede verbinding zijn tussen de motor en de massa-aansluiting van de accu. De onderdelen van de installatie zoals kabels, stekkers e.d. moeten goed bevestigd zijn. De isolatie van de kabels mag niet beschadigd zijn. Beschadigde kabels moeten zo snel mogelijk gerepareerd worden.
7.3.5.1. Accu. Pagina 58
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 De accu bevindt onder het opstapplateau links naast de cabine. De accu moet regelmatig gecontroleerd worden. De bovenkant van de accu moet goed schoon gehouden worden (vet, olie en zand verwijderen). Vuil veroorzaakt stroomverlies (lege accu). Controleert u de bevestigingen van de poolklemmen en verwijdert u de corrosie als deze aanwezig is. Daarna moet u deze invetten met zuurvrije vaseline. Het vloeistofpeil moet ook regelmatig gecontroleerd worden, en kan dan eventueel met gedestilleerd water (1 cm. boven de accuplaat) bijgevuld worden. Als accuzuur met lichaamsdelen in contact komt ontstaan er brandwonden! Lichaamsdelen die eventueel toch met accuzuur in aanraking zijn gekomen goed met water spoelen! Let u vooral goed op uw ogen. Als de accu met een snellader opgeladen moet worden, dan moet u eerst de poolklemmen verwijderen. 1.
Sluitkap.
2.
Controle-inzetstuk.
Let op: In de deksels van de vulopeningen van de accu zitten ontluchtingsgaten om de explosieve gassen af te voeren. Let u erop dat die gaten altijd open zijn, dat de deksels gemonteerd zijn, de ruimte geventileerd wordt en dat er geen open vuur in de buurt is! Let op:Bij startproblemen ten gevolge van een lege accu alleen een hulpaccu gebruiken met een maximale spanning van 12 V. Een hogere voltage veroorzaakt ernstige schade aan electronische componenten
7.3.5.2. Dynamo. De dynamo heeft geen bijzonder onderhoud nodig. De spanning van de v-snaren is erg belangrijk. Bij te weinig spanning gaat hij slippen, bij teveel spanning krijgt u overdreven belasting en slijtage van de dynamolagers. De V-snaar dient op de volgende manier gespannen/vervangen te worden: De schroeven 1 en 2 losdraaien. Voor het spannen: De dynamo 3 in de richting van de pijl door het draaien van de schroef 2 verstellen tot de juiste spanning bereikt is. Bij het spannen van de tandstang mag het maximale koppel van 28 Nm aan het rondsel niet overschreden worden. Voor het vervangen: De dynamo tegen de richting van de pijl in door draaien van de schroef 2 verstellen tot de v-snaar vrij is. De v-snaar eraf halen en de nieuwe erop leggen en spannen (zie bovenstaand). 2. De schroeven 1 en 2 aandraaien. 1.
7.3.6. Klepspeling controleren. Pagina 59
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Iedere 2000 draaiuren moet u de klepspeling controleren. De speling van de DEUTZ BF6M 1013 motor is 0,30 mm voor de inlaat en 0.50 mm voor de uitlaat. Er wordt bij een koude motor gemeten. Laat de motor in ieder geval 6 uren afkoelen en zodat de temperatuur van de complete motor koud is. De motor altijd met de hand in dezelfde richting draaien, in welke hij normaal draait. Draait u de motor met de hand nu zover, tot de inlaatklep en de uitlaatklep van de eerste cilinder elkaar overlappen (de uitlaatklep net niet gesloten, de inlaatklep gaat net open). De klepspeling kan nu gecontroleerd worden voor kleppen die in het schema zwart zijn gemarkeerd. Vervolgens de krukas 360° verder draaien. Nu overlappen de inlaatklep en de uitlaatklep van de zesde cilinder elkaar. De klepspeling van de overige kleppen kan nu worden gecontroleerd volgens het schema. De klepspeling dient als volgt te worden ingesteld: Klepspeling 1 tussen de tuimelaarduimen 2 en 3 met voelermaat 6 controleren (de maat moet met geringe weerstand naar binnen worden geschoven). Eventuele klepspeling instellen, hiervoor: Borgmoer 4 losdraaien. Met schroevendraaier 7 de instelschroef 5 zo reguleren, dat na het vastdraaien van de borgmoer 4 de juiste klepspeling 1 bereikt is. Controle- respectievelijk instelwerkzaamheden bij iedere cilinder uitvoeren.
7.4. Elektrische installatie van de machine.
De machine is uitgerust met een 12 volt gelijkstroom systeem. De verdeelkasten zijn op verschillende plaatsen op de machine aangebracht. Ze bevinden zich meestal in de buurt van de belangrijkste bedieningsfuncties. Kast op middenraam. Kast bij waterpompen. Kast onder platform en boven dieselmotor. Kast voor onder cabine. Bedieningskast in cabine. Accu 12 Volt. Via het rechter uitzetraam van de cabine en een deksel aan de buitenkant van de cabinewand kunnen de elektrische delen van het bedieningspaneel bereikt worden. Daar bevinden zich de aansluitingen, de relais, de insteekkaarten en de zekeringen.
Pagina 60
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.4.1. Zekeringen. De elektrische installatie is beveiligd met meerdere zekeringen die op de moederboarden en op de diverse insteekkaarten in het bedieningspaneel gemonteerd zijn. Als een functie niet meer werkt raden wij u aan eerst de zekeringen met behulp van dit overzicht te controleren. Op het moederboard 8252845-2 zijn naast de zekeringen leds gemonteerd die gaan branden als een functie bediend wordt en de bijbehorende zekering door gebrand is. Op deze manier is het eenvoudig vast te stellen welke zekeringen goed zijn en welke doorgebrand zijn. Nooit de zekeringen zonder meer vervangen door zwaardere zekeringen zonder eerst de oorzaak vast te stellen. Vervanging door zwaardere zekeringen kan de elektrische installatie onherstelbaar beschadigen.
Drukregelaar 20 A. 14. Radio/Start 15 A. Computer S 10 A. 15. Breedstralers 20 A. Ventilator 20 A. 16. Contact 5 A. Bediening 15 A. 17. Alarmlichten 10 A. Schuimmarkeur 15 A. 18. Zwaailamp 15 A. Richtingaanwijzers 20 A. 19. Verstralers 15 A. Computer C 5 A. 20. Grootlicht 20 A. Hydrauliek 20 A. 21. Dimlicht L. 10 A. Water L. 20 A. 22. Dimlicht R. 10 A. Water R. 20 A. 23. Licht L. 10 A. Sigarettenaansteker 15 A. 24. Licht R. 10 A. Balans 20 A. 25. Verlichting 20 A. Airco 25 A. Op het moederboard 8252846-1 zijn in slot 2 tot en met 5 vier insteekkaarten geplaatst. Deze 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Pagina 61
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 insteekkaarten zijn ook voorzien van zekeringen met de volgende waarden en aantallen: Slot 1 2 3 3a 4 5
Insteekkaart 8252881 8252863-1 8252881 8252861-1 8252852-1
Aantal zekeringen 4 2 1
Amperage 5 A. 10 A. 5 A.
7.4.2. Schakelkast/relais. Aan de rechter buitenkant van de cabine bevindt zich het deksel van de schakelkast. De relais op moederboard 8252845-2 zijn genummerd van 1 tot en met 26. De voedinsspanning moet 10,5 - 15 volt bedragen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Hoofdrelais Heffen Dalen Hydrauliek Optie 4 Optie 3 Optie 2 Optie 1 Water uit
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Water R Water L Aan Uit Kantdop R Kantdop L Balans L Balans L Auto midden
Pagina 62
19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
Start Start enable Airco Zoemer Breedstralers Remlichten Grootlicht Dimlicht Clignoteur
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.4.3. Insteekkaarten. Op het moederboard 8252846-1zijn de insteekkaarten geplaatst. Deze kaarten bevatten elektronica van diverse functies van de spuitmachine. Eventuele storingen kunnen zo eenvoudig worden verholpen door insteekkaarten te verwisselen. Er zijn 5 mogelijke plaatsen waar een insteekkaart geplaatst kan zijn. De insteekkaarten zijn: 1. 2. 3. 3a 4. 5.
N.v.t. Besturing PWM Sturingen PWM Sturingen Drukregelaar Water Lucht Voeding
8252881 8252863-1. 8252881. 8252861-1 8252852-1
7.5. Hydraulische installatie. De machine heeft hydrostatische wielaandrijving, hydrostatische waterpompaandrijving, hydraulische besturing en hydrauliekcilinders. Voor deze aandrijving worden 3 pompen gebruikt die direct aan de dieselmotor geflenst zijn. De hydraulische componenten zijn op verschillende plaatsen op de machine gemonteerd.
7.5.1. Hydrauliekpompen. De machine heeft een hydrostatisch aandrijving. De dieselmotor drijft direct 3 regelbare plunjerpompen aan. De eerste Linde HPV 105 pomp (1) die direct aan het vliegwielhuis geflenst is, wordt voor de rijaandrijving gebruikt. De rijpomp (1) drijft de 4 parallel geschakelde wielmotoren in een gesloten systeem aan. Een kleine voedingspomp die in de HPV 105-rijpomp is ingebouwd verzorgt de aanvoer van lek- en spoelolie van dit gesloten systeem. De rijsnelheid wordt elektronisch geregeld vanuit de cabine in combinatie met de toerentalregeling van de motor. Een filter (3) is bij deze pomp ingebouwd. De bediening geschiedt elektronisch. De bediening kan op twee manieren plaats vinden. In de stand "weg" fungeert de rijhandle enkel als rijrichting keuzeschakelaar. De snelheid wordt bepaald door de bediening van het voetgaspedaal. De elektronica regelt zowel het toerental van de motor als de uitsturing van de HPV 105-rijpomp, aan de uitsturing van de pomp is tevens de uitsturing van de wielmotoren gekoppeld. In de stand "land" fungeert de rijhandle als richtingsafhankelijke snelheidsregelaar. Met de handgasinstelknop op het dashboard kan het motortoerental worden ingesteld. Aan de rijhandle is een potmeter verbonden die de verbinding met de elektronica verzorgt. Wordt de rijhandle naar voren bewogen, dan zal evenredig met de beweging de rijsnelheid toenemen. Achteruit werkt zoals hiervoor omschreven. De tweede Linde MPR 43 pomp (2) wordt voor het aandrijven van de membraanpompen van Pagina 63
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 de spuitinstallatie gebruikt. De derde pomp (4) wordt voor de besturing en de hydrauliekcilinders gebruikt De pomp (2) voor de aandrijving van de membraanpompen is een zogenaamde LS-pomp (Load-Sensing). Afhankelijk van het gevraagde vermogen van de membraanpompen wordt de werkdruk van deze pomp automatisch ingesteld. Het toerental van de membraanpompen wordt met een stroomregelventiel afgeregeld. Heeft de machine een HTA-systeem, dan word de hydromotor die de luchtpomp aandrijft ook door deze pomp gevoed. Beide hydromotoren worden dan in serie geschakeld. De regelbare plunjerpomp (4) wordt gebruikt als constantdrukpomp, en voorziet de besturing en de hydrauliekcilinders van olie. Afhankelijk van het volume dat gevraagd wordt regelt de pomp zelf het slagvolume bij. De druk in het systeem wordt begrensd door een overdrukventiel. D= LS = S1= S2= V= V1= V2= V2= 1. 2. 3. 4.
drukinstelling constant druk pomp stuurdruk pomp spuitaandrijving sensor voedingsdruk sensor achteruit vulopening en meetpunt voedingsdruk ventiel vooruit ventiel noodstop ventiel achteruit
Rijpomp Pomp spuitaandrijving Filter Pomp stuursysteem
Let op: Het instellen en controleren van de installatie vindt in de fabriek plaats. Normaal gesproken hoeven de instellingen niet gecorrigeerd te worden. Voor het afstellen van de maximale druk, werkdruk en toerentallen zijn speciale gereedschappen nodig en een specifieke kennis van de systemen. Het afstellen mag daarom ook alleen in de fabriek plaatsvinden.
7.5.2. Hydraulische wielmotoren en drijfwerk. 7.5.2.1. Wielmotoren HMV 75. De HMV 75 wielmotoren zijn axiale zuigermotoren met een naar verhouding hoog toerental, dat in een wielreductiekast gereduceerd wordt. Daardoor is een hoger vermogen mogelijk bij een compacte manier van bouwen. De rijsnelheid is tussen 2 uitersten te regelen, door de stuurdruk vanaf de HPV 105-rijpomp worden de wielmotoren uitgestuurd. Bij veldwerk is de uitsturing van de wielmotoren beperkt tot 1 stand, de motoren staan dan altijd op maximaal slagvolume (lage snelheid). Voor transport zijn de motoren wel te regelen. Loopt de stuurdruk van 0 tot 8 bar op dan zal alleen de rijpomp tot maximaal worden uitgestuurd. Vanaf 8 tot 16 bar zullen de wielmotoren worden uitgestuurd van maximaal slagvolume (lage snelheid) naar minimaal slagvolume (hoge snelheid). Zo wordt de olie-opbrengst door het verstellen van de draaiingshoek van de spiegelplaat van minimaal naar maximaal veranderd en omgekeerd. De aansluiting voor lek- en spoelolie van het motorcarter bevindt zich altijd aan de bovenkant zodat mogelijke lucht ontsnappen kan. De drukbegrenzing voor de lek- en spoelolie is op 10 bar ingesteld. In bedrijf zijnde mag de hoeveelheid lek- en spoelolie (L/S) de 3 - 5 liter/min. grens niet overschrijden. De afstelbouten voor de maximale snelheid (kleinste slagvolume) worden in de fabriek verzegeld. Deze Pagina 64
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 bouten mogen niet eigenmachtig ingesteld worden, omdat er grote schade aan het hydraulische systeem kan ontstaan. De 4 motoren en de rijpomp HPV 105 moeten precies op elkaar afgestemd zijn. Voor reparaties of instellingen moet u altijd uw vakman raadplegen.
7.5.2.2. Drijfwerk. De reductiekast, een planeetwielaandrijving, is door middel van een koppeldeel aan de wielmotoren gekoppeld. Het onderhoud van dit drijfwerk beperkt zich tot het tijdig olieverversen (iedere 1200 draaiuren). Het oliepeil moet regelmatig gecontroleerd worden. Zet het wiel in zo=n positie dat de schroeven (6 en 7) horizontaal komen te staan. De versnellingsbakken zijn dan ongeveer voor de helft met olie gevuld (zie onderhoudsschema). Dan kunt u navullen en aftappen, en de schroeven (6 en 7) verticaal zetten. Bij storingen in de wielaandrijving moet u altijd uw vakman raadplegen.
7.5.2.2.1. Wegslepen van de machine. Als de machine weggesleept moet worden, kunnen de hoedvormige deksels (4) gedraaid worden. Hiervoor moet u de schroeven losdraaien, de deksels draaien en de schroeven weer aandraaien. Het centrale tandrad wordt van het deksel weggedrukt en de aandrijving tussen de wielen en de wielmotoren worden daarbij uitgeschakeld. Let op: De situatie waarin wegslepen noodzakelijk is kan verschillen. Is er een motor- en/of hydrauliekstoring dan zal er ook geen oliedruk meer zijn voor het sturen. De besturing zal daarom zeer zwaar gaan, laat het voertuig met een lage snelheid verslepen. Let erop dat wanneer de motor niet loopt er ook geen aanmaak van perslucht is. Controleer op de manometers of er voor het remmen voldoende lucht aanwezig is. In alle gevallen is het daarom verplicht het voertuig te verslepen doormiddel van een trekstang. Voor aan de machine is een trekoog aangebracht waaraan gekoppeld kan worden. Pagina 65
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.5.3. Tank/koeler/filters van de hydraulische installatie. 7.5.3.1. Tank. De hydrauliekolietank bevindt zich direct achter het rechter voorwiel. Het oliepeil kan door het peilglas (2) afgelezen worden. Als het nodig is kan de olie bijgevuld worden door de vuldop (1) aan de bovenzijde van de tank. In de tank is een elektrische sensor (5) gemonteerd, die in de cabine een signaal laat horen, wanneer het oliepeil onder een bepaald minimum zakt. Als de temperatuur van de hydrauliekolie te hoog wordt, dan wordt door een sensor (3) in de cabine ook een signaal te horen gebracht. Aan de onderzijde van de tank bevindt zich een aftapplug om de olie te verwisselen. Naast de tank zijn twee retourfilters gemonteerd. 1. 2. 3. 4. 5.
Tankopening. Peilglas. Temperatuursensor. Retourfilter (2). Oliepeil (minimum).
7.5.3.2. Hydrauliekoliekoeler. In de hydraulische installatie ontstaat warmte als gevolg van verliezen. Daarom is de motor van een hydrauliekoliekoeler voorzien. Deze is geintergreerd in het koelsysteem van de motor. De luchtstroom die door de koeler gaat koelt zowel het koelsysteem van de motor als het hydraulieksysteem. De luchtstroom mag niet gehinderd worden. De koeler moet regelmatig gecontroleerd worden en al het vuil moet dan verwijderd worden. Indien nodig kunt u de koeler met perslucht reinigen. De oliekoeler is voorzien van een overdrukblok. Het overdrukblok is voorzien van een overdrukventiel om de oliekoeler tegen overdruk te beschermen. 1. 2. 3.
Inlaat oliekoeler. Overdrukventiel. Uitlaat oliekoeler.
Pagina 66
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.5.4. Besturing. De besturing van de ZA 3400 P is verdeeld in twee delen. Een deel wordt direct bediend en regelt de voorwielen. Het tweede deel is afhankelijk van de situatie elektro/hydraulisch gekoppeld aan de besturing van de voorwielen en regelt de achterwielen. Het eerste deel bestaat uit een overdrukventiel van de voorwielen, de master- en slavecilinder van de voorwielen, prioriteitsventiel en orbitrol. Het overdrukventiel met accumulator zorgt voor het navullen en bewaken van het master-/slavesysteem van de voorwielen. Het prioriteitsventiel zorgt ervoor dat de besturing (orbitrol) voorrang heeft op de andere hydrauliek gebruikers, zoals cilinders e.d. De orbitrol verzorgt bij het verdraaien van het stuurwiel dat de mastercilinder wordt uitgestuurd. De mastercilinder is direct (hydraulisch) gekoppeld aan de slavecilinder. Verplaatsing van de mastercilinder resulteert in een evenredige verplaatsing van de slavecilinder. De accumulator van het overdrukventiel zorgt voor een zekere voorspanning op de cilinders.
Het tweede deel bestaat uit een gecombineerd hydrauliekblok en master- en slavecilinder. Het gecombineerde hydrauliekblok bestaat naast twee functies voor spoorbreedteverstelling en hefcilinders uit een ventiel voor het navullen van het master/slavesysteem van de achterwielen en een proportioneel ventiel voor de besturing van de mastercilinder van de achterwielen. Het proportionele ventiel wordt door de stuurautomaat aangestuurd. Ook dit ventielenblok heeft een accumulator om de master- en slavecilinder onder een zekere voorspanning te houden.
7.5.4.1. Instellen van de sporing. Pagina 67
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Door vervanging en/of reparatie van onderdelen van het stuursysteem kan het zijn dat de sporing opnieuw moet worden afgesteld. Bij twijfel en/of geen ervaring met de volgende materie is het raadzaam de afstelling door een monteur van de technische dienst uit te laten voeren. De afstelling dient in deze volgorde te gebeuren:
Ontluchten orbitrol en 5-voudig hydrauliekblok. Plaats de wielen vrij van de grond. Stuur doormiddel van het stuurwiel de wielen enkele malen tot de uiterste standen. Hierdoor worden de leidingen van de orbotrol en het 5-voudige hydrauliekblok naar de stuurcilinders ontlucht. Plaats de wielen in de rechtuit stand. 1.
Ontluchten stuurcilinders en afstelling sporing. Onder de cabine bevindt zich een hydrauliekblok met 4 kogelkranen voor het afstellen van de sporing. Met de kogelkranen kan een keuze worden gemaakt voor de voor- of achteras. Maak een keuze voor voor of achteras. Bedien de schakelaar (S1 rechts onder de dieselmotor voor de vooras, S2 rechts naast de waterpompen voor de achteras) enkele malen zodat de wielen enkele malen de uiterste standen hebben bereikt. Plaats de wielen recht onder de machine en controleer de sporing. De wielen afstellen op 2 mm uitspoor te meten op de halve wielhoogte gemeten aan de voorzijde van het wiel. Merk dit punt aan het wiel. Verdraai het wiel een halve omtrek en controleer of de wielen nog op 2 mm uitspoor staan. Dit om eventuele onnauwkeurigheden in de velg buiten de afstelling te houden. Herhaal deze procedure voor de andere as. 2.
Afstellen potmeters op de fusees. Is de sporing van de wielen van de voor- en achteras afgesteld, dan moeten de potmeters op de fusees worden gecontroleer en eventueel bijgesteld worden. Potmeters moeten afgesteld worden op 5 volt. Dit voltage is te meten met een digitale potmeter op de polen 1 en 2 van de potmeters. Eventueel zijn de overeenkomende punten in de bedieningskasten als meetpunten te gebruiken (zie elektrisch schema). 3.
7.5.4.2. Instellen van de stuurautomaat. Pagina 68
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Werkt de stuurautomaat niet correct , danzal de stuurautomaat op nieuw afgesteld moeten worden. De stuurautomaat wordt af fabriek met een lap-top ingesteld, mocht u hem opnieuw af moeten stellen raadpleeg dan uw dealer
7.5.4.3. Correctie sporing. Vanwege het master-slavestuursysteem kan na geruime tijd als gevolg van slijtage en/of verloop de sporing van voor en achterwielen niet meer correct zijn (inwendige lekkage cilinders). Per voor of achteras kan de procedure gevolgd worden zoals omschreven in hoofdstuk 7.5.4.1.
7.5.5. Spoorbreedteverstelling. Afhankelijk van de keuze bij montage kan gekozen worden voor de volgende spoorbreedtes: 1500 - 1800 1500 - 2000 1800 - 2000 1800 - 2250 1500 - 2250 De spoorbreedteverstelcilinders hebben een slag van 375 mm. Om de gewenste slag te krijgen, worden de cilinders van een inwendige slagbegrenzing voorzien, om de gewenste verstelling te verkrijgen
7.5.5.1. Variabele spoorbreedteverstelling. Optioneel kan een variabel spoorbreedteverstelling-systeem opgebouwd worden. Bij dit systeem kunnen de pendelstellen op elke gewenste tussenmaat afgesteld worden vanuit de cabine. In het bedieningspaneel in de cabine is een paneel met 3 schakelaars aangebracht waarmee de spoorbreedte kan worden ingesteld. De spoorbreedte kan men van de machinemonitor aflezen. Met schakelaar 1 kan een keuze gemaakt worden welk pendelstel wordt afgesteld en tevens af te lezen is op de machinemonitor. De linker schakelaar 2 is voor de verstelling van het linker pendelstel. De rechter schakelaar 3 is voor de verstelling van het rechter pendelstel. Zowel links als rechts moeten afgesteld worden op de gewenste waarde die af te lezen valt op de machinemonitor.
7.5.6. Hydraulische aandrijving van de membraanpompen. Pagina 69
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 De 2 membraanpompen zijn aan de achterkant, tussen de achterwielen gemonteerd. Ze worden door een hydromotor aangedreven. De hydromotor wordt gevoed door de Linde MPR 43 pomp. Het functioneert als een gesloten kringloop. De MPR 43 pomp wordt aangestuurd door een LS-systeem ("Load-sensing"), wat betekent, dat de capaciteit van de pomp zich in de praktijk automatisch afgesteld op de vraag van de membraanpompen. Met een stroomregelventiel wordt het toerental van de waterpompen in de fabriek ingesteldv. Machines die een vul-doorstroommeter in de zuigleiding hebben kunnen met de computer de pompen bij bepaalde vulhoeveelheden automatisch uitschakelen (zie beschrijving van de computer).
7.6. Membraanpompen. 7.6.1. Membraanpompen (algemeen). De membraanpompen dienen voor de drukopbouw en de opbrengst van de spuitvloeistof. Alleen een gebruik volgens de voorschriften en een zorgvuldig onderhoud verzekeren de inzetbaarheid van de gehele machine. Het toerental van de pompen mag 540 min×1 niet overschrijden. De veiligheidsklep mag niet versteld worden. Dit ventiel is ingesteld op de maximaal toelaatbare druk van 20 bar en beschermt zo de pompen. Het ventiel opent zich, wanneer de druk boven 20 bar stijgt. LET OP! Iedere aanspraak op garantie vervalt wanneer de veiligheidsklep versteld is 1. 2. 3. A. B. X. Y. Z.
Accu Sensor pomp (voor) Sensor pomp (achter) Zekering 500 mA Potentiometer (instelling gevoeligheid) Gele led (pomp achter) Rode led (pomp voor) Aansluitmogelijkheid akoestisch signaal
Om het prestatievermogen van de pomp tijdens het werk te garanderen, is het noodzakelijk dat de membranen iedere 500 draaiuren of tenminste ieder jaar gecontroleerd worden. Het "Comet-Save-Pump" hulpapparaat zou hierbij een goede hulp kunnen zijn. Dit apparaat geeft een optisch en akoestisch signaal wanneer er water in het oliecarter komt. Uiterlijk aan het einde van het seizoen moeten de membranen vervangen worden, onafhankelijk van hun toestand. Door defecte membranen is het mogelijk dat spuitvloeistof in het oliecarter van het aandrijfdeel komt, en dat kan tot vernieling van de pompen leiden. LET OP! De levensduur van de membranen wordt hoofdzakelijk bepaald door het feit dat de aanzuigfilters schoon en goed moeten zijn, door het toerental van de pompen (mechanische slijtage) en door het soort chemische bestrijdingsmiddelen dat men gebruikt. Er moet met regelmatige tussenpozen gecontroleerd worden of de bevestigingsschroeven van de pompen nog wel vast zitten. Overtuig u ervan dat de beide pompen en de koppeling precies in lijn staan.
Pagina 70
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.6.2. Inbedrijfstelling van de membraanpompen. Iedere dag moet het oliepeil gecontroleerd worden. Bij pompen die niet in gebruik zijn moet het oliepeil in het midden van het kijkglas staan (eerst moet de spuit horizontaal staan). Controleer nu of de zuigfilters nog schoon zijn. Om te voorkomen dat er lucht aangezogen wordt moet u zich ervan verzekeren, dat alle kranen gesloten zijn, dat alle filters goed gemonteerd zijn en dat alle slangen dicht aan de aansluitstukken bevestigd zijn. Stel de pompen in werking. De hoofdklep moet open blijven (drukloos), om een snel zuigen en een maximale capaciteit van de pompen te bereiken.
7.6.3. Onderhoud van de membraanpompen. Aan de voor- en de achterzijde van de pomp zit een ringleiding. Van iedere cilinder zijn in deze leidingen de in- en uitlaatklep gemonteerd. Onregelmatig pompen kan veroorzaakt worden door lekke ventielen of door lekke afdichtringen van de ringleiding. Bij reparaties of bij de olie verversen kan een luchtbel in de olie ontstaan tussen de membranen en de zuiger. Voor het monteren van de pompen moet u goed op de volgende aanwijzingen letten: De zuigergeleidingen hebben boven op 2 gaatjes (doorsnede ongeveer 6 mm.). Wanneer de membraan gedemonteerd is kunt u controleren, of de juiste zuigergeleidingen gemonteerd zijn. Als de zuiger in het onderste dode punt staat moet ongeveer 1 tot 2 mm. van de gaatjes vrij zijn. Als dit niet klopt controleert u dan of u de juiste zuigergeleiding of krukas gekregen heeft (controleert u het nummer van de reserveonderdelen). Iedere zuigergeleiding heeft 2 van deze 6 mm. gaatjes precies tegenover elkaar. U moet de zuigergeleidingen zo monteren, dat de 6 mm. gaatjes achter elkaar komen te liggen (haaks op de krukas). Zo kan alle lucht altijd tussen de membranen en de zuiger verdwijnen. Nu kunnen de membranen gemonteerd worden. Let u erop, dat de zuiger zich in de juiste positie bevindt voordat de cilinderkop gemonteerd wordt (middelste stand tussen bovenste en onderste dode punt). De membranen liggen nu vlak en worden niet voorgerekt. De zuigergeleidingen mogen zich hierbij niet draaien. Wanneer alle 6 cilinderkoppen gemonteerd zijn kan de olie in het carter gedaan worden. Doet u de olie erin door het aluminium tankje aan de bovenkant van de pomp. Als u de olie erin doet moet u de pompas voortdurend met de hand draaien en de pomp af en toe kantelen. Zodra de olie in het tankje zakt moet u dit weer bijvullen. Draait u de zuiger nu in het onderste dode punt. Men kan dit waarnemen door de openingen in de ringleiding. Wacht u nu ongeveer 1 minuut, kantelt u dan de pomp weer en draait u de pompas nogmaals. Hetzelfde herhalen voor de andere cilinders en wel in dezelfde stand. Vult u de olie altijd bij wanneer het peil daalt. Daarna kan de pomp gedemonteerd worden (ringleiding etc.). Het is heel belangrijk dat het oliepeil na de eerste draaiuren regelmatig gecontroleerd wordt. Voordat de ringleidingen gemonteerd worden moeten de kleppenkooien, de kleppen, de klepzittingen en de veren gecontroleerd worden. De klepzittingen hebben 2 kanten die gebruikt kunnen worden.
Pagina 71
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Wij raden u aan om iedere 600 draaiuren olie te verversen of in ieder geval één maal per jaar. Ook raden wij goede motorolie aan met een viscositeit van SAE 20W30. Na gebruik moeten de pompen goed doorgespoeld worden met schoon water. In de winter kan het water afgetapt worden door de ringleidingen los te draaien en de pompen een paar maal met de hand te draaien.
7.6.4. Onderhoud van de zuiginrichting. Voordat u begint moet het zuigfilter schoongemaakt worden. Beide zuigfilters moeten dagelijks gereinigd worden. Daarvoor moet u de wartelmoeren (6) losmaken en de filterdeksels (5) en de filters (3) eruit nemen en schoonmaken. Bij de montage moet u erop letten, dat de afdichtring (o-ring) (4) niet wegglijdt. De filters hebben een maaswijdte van 1500 mikron. Is de machine uitgerust met een vul-doorstroommeter in de zuigleiding, dan moet u deze met een oliehoudend middel inspuiten (bescherming tegen roest).
7.6.5. Onderhoud van de perskant. De as en de schijf van de drukregelaar moeten regelmatig worden ingevet. Ook moet u nakijken, of de eindschakelaars nog wel vastzitten. Wanneer de spuit met een spuit- doorstroommeter is uitgerust moet u regelmatig controleren of het turbineradje zich nog wel licht laat draaien. Deze kunt u eventueel schoonmaken of u kunt de kogellagers uitwisselen. Als de elektrische kleppen niet goed werken moet u controleren, of deze binnenin niet verstopt zijn. U kunt dan de stoppen (A) demonteren en het buisje (B) doorblazen. U moet dan ook de doorgang aan de binnenkant schoonmaken.
Pagina 72
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.6.5.1. Persfilter. Er zijn 2 persfilters aan het middenraam van de sproeibomen gemonteerd. Eerst moet u het systeem drukloos maken voordat u de filters demonteert. Voordat u begint moet u de persfilters controleren en eventueel reinigen. Maakt u het filterdeksel (5) los en neemt u de filters eruit. De filters moeten goed worden gespoeld of moeten worden verwisseld. Er zijn uitvoeringen van het filterelement leverbaar met een maaswijdte van 500 micron, 350 micron (standaard) en 150 micron. 1. 2. 3.
Filterhuis Filterelement Filterdeksel
7.7. Sproeibomen. 7.7.1. Bediening van de sproeibomen. De sproeibomen kunnen met behulp van de hydrauliek bediend worden. De hoogteverstelling vindt plaats via twee enkelvoudig werkende cilinders. De piekdrukken worden opgevangen door een stikstofbol die in de leiding naar de cilinders gemonteerd is. Deze cilinderverstelling wordt elektrisch bedient met de schakelaar R4 (heffen = omhoog, zakken = omlaag) op de rijhandle. Het in- en uitklappen moet in de juiste volgorde uitgevoerd worden, anders krijgt u schade aan de sproeibomen. Let op: Nooit in- of uitvouwen als de machine nog rijdt, alleen als de machine stilstaat, let u erop dat zich geen personen of dieren in het bereik van de sproeibomen bevinden. UITVOUWEN (standaard uitrusting): De balancering van de bomen moet voor het heffen geblokkeerd worden d.m.v. schakelaar B9. Met schakelaar R4 tilt u vervolgens de bomen uit de ophangbeugels en brengt u deze in de hoogste stand. Met schakelaar B11 worden de binnendelen van de bomen nu uitgevouwen (links en rechts tegelijk). Met schakelaar B12 worden nu de topdelen uitgevouwen. Laat u de bomen met schakelaar R4 nu weer zakken tot op de gewenste werkhoogte en schakelt u de blokkering met B9 uit. INVOUWEN (standaard uitrusting):
Met schakelaar B9 moet u de boombalancering eerst blokkeren. Met schakelaar R4 de bomen in de hoogste stand brengen. Met schakelaar B12 de topdelen invouwen (links en rechts gelijktijdig). Nu de binnendelen van de bomen inklappen met schakelaar B11. Laat de bomen met schakelaar R6 zakken totdat ze op de ophangbeugels rusten. Voordat u met de machine gaat rijden moet u controleren of de bomen goed in de beugels rusten. Pagina 73
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.7.2. Afstelling van de sproeibomen. Bij het in- en uitvouwen klapt de cilinder (5) door middel van een schaarbeweging de topdelen (1,2 en 3) in. Een cilinder (10) klapt het tussendeel (8) in en gelijktijdig stuurt de schoorstang (14) het binnendeel naar voren. De gestuurde afsluitkleppen in het hydraulische systeem verhinderen de beweging van de bomen. Het onderhoud van de bomen beperkt zich (behalve regelmatig smeren) tot het naar behoefte afstellen van de cilinderbevestigings- en begrenzingsbouten. Ook wanneer een deel van de bomen uitgewisseld is, moet er opnieuw afgesteld worden. Het afstellen moet in de onderstaande volgorde plaatsvinden:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Vouwt u de bomen volledig uit (hydraulisch). Draait u de begrenzingsbouten (9) volledig in. Draait u de moeren (11) zo ver mogelijk in de richting van de cilinder. Schuift u de cilinder (10) volledig uit (hydraulisch). Brengt u de boomdelen (tussendeel (8) en binnendeel (13)) met de moeren (11 en 12) op dezelfde lengteas. Draait u de begrenzingsbouten (9) zo ver uit, totdat er geen speling meer in de draai-punten is. Draait u de begrenzingsbouten (4) volledig in. Draait u de moeren (6) zo ver mogelijk in de richting van de cilinder. Schuift u de cilinders van de topdelen (5) volledig uit (hydraulisch). Brengt u de boomdelen (topdeel (1,2 en 3) en tussendeel (8)) met de moeren (6 en 7) op dezelfde lengteas. Draait u de begrenzingsbouten (4) zo ver uit, totdat er geen speling meer in de draaipunten is. Vouwt u de bomen weer in (hydraulisch). Stelt u de schoorstang (14) af. Wanneer de bomen niet volledig ingevouwen zijn, moet de schoorstang met bouten (15) verlengd worden. Drukken de bomen te zwaar tegen de steunen op de machine, dan moet de schoorstang worden ingekort.
Let op: de schoorstang (14) met de spanschroef (15) alleen bij ingeklapte bomen afstellen De topdelen zijn beveiligd tegen aanrijdingen met vreemde elementen en komen na het uit-wijken weer automatisch in de werkstand terug. Let u erop dat bij sterke slijtage de topdeelbeveiliging gerepareerd wordt. Als de topdelen te gemakkelijk kunnen bewegen wordt de kwaliteit van het spuiten ongunstig beïnvloedt. Ook moet u de blokkering, de veren en de bouten regelmatig controleren. Pagina 74
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.7.3. Afstelling van de balanceerinrichting. De machine is uitgerust met een sproeiboombalancering volgens het afrolprincipe. De boom wordt gedragen door een gebogen plaat, die zich in het kanteldeel (1) bevindt. Deze constructie heeft de eigenschap, dat het denkbeeldig ophangpunt zich boven de machine bevindt. Het resultaat is een spuitboom, die zelfs bij het rijden over aardappelruggen, bandensporen, groeven en andere oneffenheden nauwelijks zwenkt. Op een helling kunnen de bomen door middel van een elektrische verstelmotor (2) aan het kanteldeel op het hellingspercentage ingesteld worden. De verstelmotor wordt met de schakelaar R3 van de rijhandle bediend. In deze constructie bevindt zich een regeltoestel (A). Hiermee kan het gewicht links en rechts gebalanceerd worden, in geval van reparaties of bij het verwisselen van onderdelen. Maakt u de contramoeren los en maak het regeltoestel (A) langer of korter. 1. Kanteldeel 2. Verstelmotor 3. Tandheugel 4. Hydraulisch cilinder A. Regeltoestel
Tijdens het werk gaan de sproeibomen teveel zwiepen en dat zou de bomen teveel belasten. Daarom is in het balanceerframe een demping ingebouwd. Deze beveiliging bestaat uit 2 setjes rubberbuffers (links en rechts). U moet de buffers (5), de bouten en de splitpennen regelmatig op slijtage en breuk nakijken.
7.7.4. Automatische sproeiboombalancering (optie). Het horizontaal zetten van de bomen gaat altijd met vertraging. Hoe breder de boom, hoe meer inspanning het vraagt van de bestuurder. Daarom is er een extra installatie ontwikkeld, waarbij de bomen altijd precies in de horizontale stand komen te staan. Wanneer u de schakelaar (B31) op het bedieningspaneel inschakelt, en dan één van de schakelaars (R2 of R3) van de rijhandle bedient komen de bomen precies in de horizontale stand, en de verstelmotor wordt dan door de initiators uitgeschakeld. AFSTELLING VAN DE INITIATORS: Zet u de bomen horizontaal met een waterpas. De afstand tussen de strip en de initiators moet u op 3 mm. afstellen. De afstand AA, van de beide initiators tot aan de rand van de strip moet gelijk zijn. Stelt u het zo af dat de verstelmotor net uitgeschakeld wordt.
7.7.5. Separaat in- en uitvouwen Pagina 75
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
van de bomen (optie). Als er op het land veel hindernissen zijn zoals palen, gebouwen etc. dan bestaat de mogelijkheid om op de machine een installatie in te bouwen om de bomen separaat links of rechts in- of uit te klappen. Deze installatie kan alleen met de extra afsluitinrichting geleverd worden. De 2 extra schakelaars (B13 en B14) zijn voor de extra bedieningsfuncties van de bomen in het bedieningspaneel gemonteerd. U heeft dan de volgende functieverdeling van de schakelaars: Blokkeerinrichting van de bomen In- en uitvouwen binnendeel links In- en uitvouwen topdeel links In- en uitvouwen binnendeel rechts In- en uitvouwen topdeel rechts Voordat u de bomen in- of uitvouwt, moet u de bomen eerst blokkeren door middel van schakelaar 9
9. 11. 12. 13. 14.
7.7.6. Blokkeerinrichting van de sproeibomen. Met de blokkeerinrichting van de sproeibomen kunt u de bomen in elke stand blokkeren. De hydraulische cilinder (4) blokkeert de bomen samen met de tandheugel (3), zie plaatje van hoofdstuk 7.7.3. De afsluitinrichting wordt bediend met schakelaar B9.
7.7.7. Sectieverdeling. Voor sectieverdeling zie spuitleiding / sectieverdeling 5.2.3.4
7.7.8. Pneumatische sectieschakeling. De luchtpomp is aan de dieselmotor gemonteerd en wordt rechtstreeks aangedreven. De pomp wordt met de olie van de motor gesmeerd. Wanneer u het oliepeil van de motor regelmatig controleert met het peilstokje, dan is de smering van de pomp daarmee ook verzekerd. Het luchtinlaatsysteem van de pomp is aangesloten op het luchtinlaatsysteem van de motor. Wanneer het filter van de motor regelmatig gecontroleerd wordt behoeft het systeem van de pomp verder geen bijzonder onderhoud. Let op:Bij stoffige omstandigheden in droge jaargetijden of wanneer de planten bloeien moet u extra aandacht aan de filters besteden.
Pagina 76
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 De ketel die het rondpompsysteem van lucht voorziet bevindt zich rechts voor de voorwielen. Onder de ketel zit een aftapkraan. Hiermee kan het condenswater dat in het systeem ontstaat van tijd tot tijd afgetapt worden (dit geldt ook voor de andere ketels). Het overdrukventiel van de pomp begrenst de druk in de ketels (" 8 bar). Met de reductieklep achter op het middenraam wordt de systeemdruk voor het rondpompsysteem ingesteld. Op de manometer kan de systeemdruk afgelezen worden. De systeemdruk is ingesteld op " 6 bar. Let op: Een hogere systeemdruk beschadigt de dophouders. Aan de reductieklep bevindt zich een filterglaasje. Dit glaasje moet regelmatig schoongemaakt worden. Voordat u het filter wegneemt moet het systeem eerst drukloos gemaakt worden met de nippel onder de ketel. Met een klepje op het glaasje kan het condenswater van tijd tot tijd afgetapt worden.
Op het middenraam van de sproeibomen wordt de lucht in een verdeelstuk over de elektro/magnetische luchtschakelkleppen verdeeld. Iedere sectie heeft zijn eigen verdeelstuk. Dit verdeelstuk is in de buurt van de spuitdoppen op de boom gemonteerd. De spuitdoppen zijn door middel van een slangetje met het verdeelstuk verbonden. Bij de standaard uitvoering worden de spuitdoppen door middel van een membraan geopend door de waterdruk. Zodra de waterdruk wegvalt sluit een veer de membraan af. Bij de pneumatische sectieschakeling wordt de membraan met veer verwisseld voor een huis met een zuiger. Wanneer u met spuiten begint wordt de zuiger met luchtdruk tegen de elasticiteit terug gedrukt. De spuitvloeistof kan dan de spuitdoppen bereiken. Zodra de spuit uitgeschakeld wordt, valt de luchtdruk weg en drukt de veer de zuiger weer op zijn plaats. Lekkende spuitdoppen kunnen alleen ontstaan door defecte afdichtringen of veren. Het is aan te bevelen de plunjers 1 maal per seizoen schoon te maken.
De bediening van deze machine onderscheidt zich niet van die van de normale machines. Dezelfde schakelaars worden voor de bediening gebruikt. Zowel de hoofdschakelaar als de sectieschakelaars zijn dezelfde. Pagina 77
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.7.9. Einddoppen (optie) De machine kan extra worden uitgerust met een set einddoppen voor het bespuiten van akkerranden en sloten. Er is een mechanische uitvoering waarbij de doppen met een kogelkraan separaat ingeschakeld kunnen worden. Bij de elektrische uitvoering worden de doppen met schakelaar I4 (rechts) of I2 (links) ingeschakeld.
7.8. Tankopening en verdiepte zeef. Bij het vullen van de tank worden de gewasbeschermingsmiddelen door de tankopening en de verdiepte zeef in de tank gedaan. VULPROCES: Voor het vullen van de tank moeten eerst de pompen ingeschakeld worden (B10) om water aan te zuigen. Bedien de schakelaar voor de hoofdklep/spuiten uit (R1). Doet u de bestrijdingsmiddelen bij de tankopening en de verdiepte zeef in de tank. U kunt eventueel met water mengen door de kraan (34 op het functieschema) te openen. Als de tank vol is kunt u de pompen uitschakelen (B10). De zeef kan schoongemaakt worden met de kraan (34 op het functieschema) of met het extra bijgeleverde spuitpistool (31 op het functieschema). De verpakking van de bestrijdingsmiddelen kan met behulp van een spuitdop gereinigd worden. Flessen, bussen etc. kunnen daarvoor omgekeerd met de opening over de spuitdop tot aan het draagframe geschoven worden. Voor zakken wordt het spanraam weer opgezet en kan de kraan (25 op het functieschema) geopend worden.
7.9. Vul-spoelbak (optie). De vul-spoelbak bevindt zich links aan de machine tussen de wielen en voor de zuigfilters en wordt alleen met schoon water gebruikt. Bij het vullen van de tank wordt de spoelbak uitgeklapt door de kniehandel (A) naar beneden te drukken en u de spoelbak uit te trekken, totdat hij vergrendelt. Het inklappen gebeurt dan op dezelfde manier: drukt u de handel naar beneden en schuift u de spoelbak weer in tot hij vergrendelt. VULPROCES: Uitgangspositie: de kraan (1) staat in stand I, de kranen (2, 3, 4 en 5) zijn gesloten. Voor het mengen of spoelen moet de kraan (1) in stand II gedraaid worden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. A.
Pagina 78
Driewegkraan Venturikraan Kraan spuitdop voor de verpakkingen Kraan kringloopleiding Kraan spuitpistool Kringloopleiding Vergrendeling
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 De gewasbeschermingsmiddelen kunnen nu in de tank gedaan worden (eerst moet het spanraam verwijderd worden). Voor het vullen van de tank moeten de pompen ingeschakeld worden (B10) om water aan te zuigen. De mengtank wordt geleegd indien u de kraan (2) opent. Met de draaiknop van de drukregelaar (29 op het functieschema) kunt u het vullen en spoelen en het reinigen regelen. Bij gebruik van poedervormige bestrijdingsmiddelen moet eerst water door de kring- loopleiding (6) aangevoerd worden. Na het openen van de kraan (4) wordt het poeder met het water gemengd. U kunt de tank met behulp van de kringloopleiding (6) en de kraan (4) ook reinigen. Mochten er na het reinigen van de tank toch nog resten achterblijven dan kunt u een andere reinigingsmethode toepassen. Met behulp van een spuitpistool met een slang, die met de kraan (5) wordt bediend, kan iedere plaats in de tank worden bereikt en worden schoongemaakt. De verpakking van de bestrijdingsmiddelen kan met behulp van een spuitdop gereinigd worden. Flessen, bussen etc. kunnen daarvoor omgekeerd met de opening over de spuitdop tot aan het draagframe geschoven worden. Voor zakken wordt het spanraam weer opgezet en kan de kraan (3) geopend worden. Als de vul-spoelbak leeg is moet eerst de kraan (2) gesloten worden, daarna wordt de kraan (1) weer in stand I teruggedraaid. Nu kan de spoelbak weer ingeklapt worden.
7.10. Schuimmarkeur (optie) Met de schuimmarkeur kunt u velden bespuiten waar u zich niet kunt oriënteren op rijen. Aan het einde van de spuitboom wordt een schuimvlok neergelegd waarop u zich op de terugweg kunt oriënteren. ARBEIDSPROCES: Vult u de tank met een daarvoor geschikt schuimmiddel. Met schakelaar I3 in het bedieningspaneel kunt u de schuimmarkeur inschakelen (links of rechts naar keuze). Met behulp van het overdrukventiel (2) kunt u de luchtdruk instellen (naar behoefte). Met de regelaar (1) kunt u nu de hoeveelheid schuim instellen (aantal vlokken per tijdseenheid). Wij raden u aan niet meer schuimmiddel aan te maken dan u voor één werkdag nodig heeft. 1. 2. 3. 4. B7
Regelaar Overdrukventiel Luchtleiding Schuimleiding Schakelaar van de schuimmarkeur
Als de schuimmarkeur naderhand ingebouwd wordt moet erop worden gelet, dat de elektrische kabels tenminste 4 mm2. dik zijn, anders slaat de motor van de luchtpompen niet aan. Het overdrukventiel (2) kan na een lange rustperiode beklemd raken. Ook dan slaat de motor niet aan. Dit ventiel moet u dan demonteren en schoonmaken.
Pagina 79
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
7.11. Luchtondersteuning HTA (optie). De luchtpomp (Hammond) is aan de achterkant tussen de wielen gemonteerd. Deze pomp wordt door een hydromotor aangedreven. De luchtpomp wordt elektrisch/hydraulisch ingeschakeld. De hydromotor is in serie geschakeld met de hydromotor van de waterpompen en is in- of uitschakelbaar door middel hydrauliekblok. Het hydrauliekblok wordt bediend met schakelaar B30 op het bedieningspaneel. De luchtpomp wordt met lucht gekoeld. Daarom is het heel belangrijk, dat de koeling van de pomp regelmatig wordt schoongemaakt. De pomp is zelfsmerend en behoeft daarom geen onderhoud.
Afhankelijk van de inzet van de pomp is het aan te raden de pomp één maal per jaar naar een vakkundige werkplaats te brengen voor controle van de schoepen. De lucht voor het systeem wordt via een Donaldson luchtfilter (P77-2579) aangezogen. Het filter is boven op een console van de luchtpomp gemonteerd. Het filter moet regelmatig gecontroleerd worden op vervuiling en kan eventueel van binnen uit worden schoongemaakt met een luchtpistool.
De luchtpomp leidt de lucht over een elektrische drukregelaar die met een schakelaar (I6) op het bedieningspaneel ingesteld kan worden. De druk kunt u in de cabine op een manometer aflezen. Het systeem is beveiligd met een overdrukventiel op het spruitstuk op het middenraam, dat is ingesteld op maximaal 2 bar. De drukregelaar behoeft geen bijzonder onderhoud. U moet alleen af en toe de schroefdraad van de aandrijfas invetten. Het binnenste deel, een veer met een membraan, behoeft geen onderhoud. Het overdrukventiel is af fabriek op 2 bar ingesteld. De luchtstroom wordt net als het water over secties naar de spuitdoppen geleidt. De sectiekleppen voor de luchtstroom zijn gemodificeerde Tecnoma kleppen. Het openen van deze kleppen gebeurt pneumatisch met de systeemdruk. De openingsdruk wordt met elektrische Bosch kleppen aangestuurd (geopend geen luchtdruk, gesloten luchtdruk " 2 bar). Als u later eventueel een nieuwe Bosch klep monteert, let u er dan op, dat die luchtkanalen geopend zijn (eventueel kunt u deze met een doorn doorslaan). Pagina 80
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 WERKEN MET HET HTA-SYSTEEM: In de praktijk onderscheidt de machine met het HTA-systeem zich alleen op de volgende punten van een gewone machine:
Voordat u begint moet u de juiste spuitdoppen uitkiezen en in de goede spuitpositie draaien (viervoudige dophouders). Met schakelaar B30 schakelt u de luchtpomp in. Programmeert u de spuitcomputer op de juiste hoeveelheid spuitvloeistof. Stelt u met potmeter B1 de motor op het gewenste toerental in (let op minimaal benodigd toerental luchtcompressor). Let op: Laat de dieselmotor, met ingeschakelde luchtpomp, niet onbelast lopen anders wordt de luchtpomp niet gekoeld en loopt deze vast (minimum toerental 70% van het maximale toerental). Stelt u de luchtdruk in op ongeveer 1,3 bar met schakelaar (I6) op het bedieningspaneel. Controleert u na een paar meter inzet, afhankelijk van de werkdruk van het watersysteem en de spuittabel, de instelling van de luchtdruk en stel deze eventueel bij.
8. Gebruiksaanwijzing (Aanwijzingen volgens de gewasbeschermingsmiddelenverordening). De volgende aanwijzingen voldoen aan de verordening van de minister van landbouw en visserij over gewasbeschermingsmiddelen en gewasbeschermingsmachines van 28-07-1987 (spuitmachines voor akker-, weide- en tuinbouw volgens de BBA richtlijn deel VII nr. 1-1.1.1. van januari 1988). Deze aanwijzingen moeten onder alle omstandigheden opgevolgd worden.
8.1. Aanwijzingen voor het vullen van de machine en voor voorzorgsmaatregelen. Het vullen van de machine moet altijd onder in achtname van de instructieboeken van de spuitvloeistoffabrikanten en de voorschriften ter ongevallenvermijding plaatsvinden. Het milieu en het waterleidingnet mogen niet met spuitvloeistof in aanraking komen. De veroorzaker van een vervuiling van oppervlaktewater is civiel en strafrechtelijk aansprakelijk voor de ontstane schade. In het AID-blad AVullen van gewasbeschermings-machines@ (nummer 2079) vindt u concrete aanwijzingen ter vermijding van milieuvervuiling.
Pagina 81
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
8.2. Vullen met water en/of spuitvloeistof. 1. Het vullen uit een privé of een openbaar leidingnet: De vulslang mag niet zonder zekerheidsvoorzorgsmaatregelen met de spuitvloeistof in de tank in aanraking komen, omdat deze bij een plotselinge drukval in de drink- waterleiding terug gezogen kan worden. Vrije uitloop van water in de tank of buis- onderbrekers geeft de benodigde zekerheid. 2. Het vullen uit oppervlaktewateren met een zuigslang en pompen:
Monteert u de zuigslang met een snelkoppeling aan de zijkant van de machine. Dompelt u de zuigkorf volledig onder water. Beveiligt u de buitenste zuigfilters. Draait u de vijfwegkraan in positie "zuigen uit sloot". Opent u het tankdeksel. Controleert u of de aftapkraan onder de tank gesloten is, en opent u de hoofdkraan (de verbinding met de spuitleiding is afgesloten). Schakelt u de pompen in. Als de tank gevuld is, moet u de vijfwegkraan in de stand "zuigen uit tank" zetten en het tankdeksel weer sluiten. Bij het vullen moet u ervoor zorgen, dat er geen water of spuitvloeistof uit de tank terugstromen kan.
8.3. Vullen met klaargemaakte spuitvloeistof. 1. Uit opslagtanks: Voor het vullen met klaargemaakte spuitvloeistof kunnen zowel mobiele als stationaire meng- en vulinstallaties worden gebruikt. Er wordt gevuld door de verdiepte zeef, en probeert u altijd te vermijden dat er spuitvloeistof gemorst wordt. Bij het vullen uit opslagtanks moet u er vooral op letten, dat de hoofdtank niet zo vol is dat deze gaat overstromen.
8.4. Vullen met spuitmiddelen. Voor het vullen met spuitmiddelen moet principieel gevuld worden via de tankopening en de vulzeef of als optie kan een vul-spoelbak gebruikt worden.
8.5. Aanwijzingen voor bedrijfs- en instelbereiken/dosering. De landbouwspuit is bedoeld voor de inzet in volveldscultuur. In beperkte mate is het ook mogelijk om spuitwerkzaamheden uit te voeren met het optioneel aangeboden spuitpistool met slang. De machine is inzetbaar tot op een helling van 17,7% (10°), onder in achtname van de toegelaten restvloeistof en een spoorbreedte van 1800 mm. De instelbereiken komen telkens overeen met de gebruikte spuitdoppen en zijn te vinden in de spuittabellen (zie bijlage) van dit instructieboek. Volgens de gewasbeschermingswet van 1987 mogen landbouwspuiten alleen met “verklaarde”, d.w.z. met bij de BBA goedgekeurde precisie-doppen worden uitgerust. Daarom worden in de praktijk in de eerste plaats vlakstraaldoppen aanbevolen van het formaat 0,2 tot 0,8 met een spuithoek van 110°, met een onderlinge afstand van 50 cm. en een spuithoogte boven het gewas van 40 - 60 cm. Pagina 82
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 INSTELVOORBEELD: Gewenste afgifte: Gekozen rijsnelheid: Dop afstand: Volgens tabel (doseerwaarde voor de XR en TP doppen): XR 11006 VS dop Druk: 2,0 bar
290 l/ha. 6 km/h. 50 cm.
Het is mogelijk om andere caps te laten monteren.
8.6. Restvloeistoffen. Volgens de BBA-richtlijn 1-1.2.2. worden de "technische resthoeveelheden" gegeven voor de machine in een vlakke opstelling, maar ook voor diverse situaties op een hellend vlak. Bruto inhoud 3400 liter 90,0 liter 58,0 liter Helling: 17,7% (10°) 17,7% (10°) 17,7% (10°) 17,7% (10°)
Max. toelaatbare restvloeistof: bij bruto inhoud: Technische resthoeveelheid: Technische resthoeveelheid op helling: Hellingsverval naar links Hellingsverval naar rechts Helling opwaarts Helling neerwaarts
Hoeveelheid: 55.0 liter 82,0 liter 65,0 liter 72,0 liter
Deze waarden gelden voor een werkbreedte van 27 m. en een in werking zijnde roersysteem. De resthoeveelheden van de complete machine bestaat uit de resthoeveelheden van de afzonderlijke componenten (tank, pompen, zuigfilterunit, persleiding, slangen, spuitleidingen). Component: Pomp Zuigfilterunit Persleiding Vul-spoelbak
Resthoeveelheid (liter) 3,0 20,0 15,0 3,0
Spuitleiding: 24 meter 27meter 30 meter 33 meter 36 meter 39 meter 42 meter
Resthoeveelheid (liter) 10,5 12,5 14,5 15,5 17,0 18,3 20,0
Wij raden u aan, niet meer spuitvloeistof aan te maken dan u voor de te behandelen vlakte nodig heeft. VULTABELLEN: Voordat u de tank voor de laatste te bewerken vlakte bij wilt vullen moet u bepalen, hoeveel liter vloeistof hiervoor nodig is, zodat er zo weinig mogelijk resten in de tank overblijven. Met behulp van de volgende tabellen kan aan de hand van:,afgifte (l/ha.), werkbreedte van de machine (m.) af te leggen afstand (m.), bepaald worden, hoeveel liter spuitvloeistof nog nodig is. De tabellen zijn zo gemaakt, dat door samenstellen en optellen iedere benodigde afgifte in l/ha. samengesteld kan worden.
Pagina 83
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
Afgifte: 50 l/ha. Afstand(m.) 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 200 300 400 500
Werkbreedte (m.) 27 28 1,3 1,4 2,7 2,8 4,1 4,2 5,4 5,6 6,8 7,0 8,1 8,4 9,5 9,8 10,8 11,2 12,2 12,6 13,5 14,0 27,0 28,0 41,0 42,0 54,0 56,0 67,5 70,0
30 1,5 3,0 4,5 6,0 7,5 9,0 10,5 12,0 13,5 15,0 30,0 45,0 60,0 75,0
33 1,6 3,3 5,0 6,6 8,3 9,9 11,6 13,2 14,9 16,6 33,2 49,8 66,4 82,5
36 1,8 3,6 5,4 7,6 9,0 10,8 12,6 14,4 16,2 18,0 36,0 54,0 76,0 90,0
39 1,9 3,9 5,8 7,8 9,7 11,6 13,5 15,6 17,5 19,5 39,0 58,5 78,0 97,5
42 2,1 4,2 6,3 8,4 10,5 12,6 14,7 16,8 18,9 21,0 42,0 63,0 84,0 105,0
45 2,3 4,5 6,7 9,0 11,3 13,4 15,7 18,0 20,3 22,5 45,0 67,5 90,0 112,5
30 3,0 6,0 9,0 12,0 15,0 18,0 21,0 24,0 27,0 30,0 60,0 90,0 120,0 150,0
33 3,3 6,6 9,9 13,2 16,5 19,8 23,1 26,4 29,7 33,0 66,0 99,0 132,0 165,0
36 3,6 7,2 10,8 14,4 18,0 21,6 25,2 28,8 32,4 36,0 72,0 108,0 144,0 180,0
39 3,9 7,8 11,7 15,6 19,5 23,4 27,3 31,2 35,1 39,0 78,0 117,0 156,0 195,0
42 4,2 8,4 12,6 16,8 21,0 25,2 29,4 33,6 37,8 42,0 84,0 126,0 168,0 210,0
45 4,5 9,0 13,5 18,0 22,5 27,0 31,5 36,0 40,5 45,0 90,0 135,0 180,0 225,0
Afgifte: 100 l/ha. Afstand(m.) 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 200 300 400 500
Werkbreedte (m.) 27 28 2,7 2,8 5,4 5,6 8,1 8,4 10,8 11,2 13,5 14,0 16,2 16,8 18,9 19,6 21,6 22,4 24,3 25,2 27,0 28,0 54,0 56,0 81,0 84,0 108,0 112,0 135,0 140,0
Pagina 84
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
Afgifte: 200 l/ha. Afstand(m.) 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 200 300 400 500
Werkbreedte (m.) 27 28 5,4 5,6 10,8 11,2 16,2 16,8 21,6 22,4 27,0 28,0 32,4 33,6 37,8 39,2 43,2 44,8 48,6 50,4 54,0 56,0 108,0 112,0 162,0 168,0 216,0 224,0 270,0 280,0
30 6,0 12,0 18,0 24,0 30,0 36,0 42,0 48,0 54,0 60,0 120,0 180,0 240,0 300,0
33 6,6 13,2 19,8 26,4 33,0 39,6 46,2 52,8 59,4 66,0 132,0 198,0 264,0 330,0
36 7,2 14,4 21,6 28,8 36,0 43,2 50,4 57,6 64,8 72,0 144,0 216,0 288,0 360,0
39 7,8 15,6 23,4 31,2 39,0 46,8 54,6 62,4 70,2 78,0 156,0 234,0 312,0 390,0
42 8,4 16,8 25,2 33,6 42,0 50,4 58,8 67,2 75,6 84,0 168,0 252,0 336,0 420,0
45 9,0 18,0 27,0 36,0 45,0 54,0 63,0 72,0 81,0 90,0 180,0 270,0 360,0 450,0
30 9,0 18,0 27,0 36,0 45,0 54,0 63,0 72,0 81,0 90,0 180,0 270,0 360,0 450,0
33 9,9 19,8 29,7 39,6 49,5 59,4 69,3 79,2 89,1 99,0 198,0 297,0 396,0 495,0
36 10,8 21,6 32,4 43,2 54,0 64,8 75,6 86,4 97,2 108,0 216,0 324,0 432,0 540,0
39 11,7 22,8 35,1 46,8 58,5 70,2 81,9 93,6 105,3 117,0 234,0 351,0 468,0 585,0
42 12,6 25,2 37,8 50,4 63,0 75,6 88,2 100,8 113,4 126,0 252,0 378,0 504,0 630,0
45 13,5 27,0 40,5 54,0 67,5 81,0 94,5 108,0 121,5 135,0 270,0 405,0 540,0 675,0
Afgifte: 200 l/ha. Afstand(m.) 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 200 300 400 500
Werkbreedte (m.) 27 28 8,1 8,4 16,2 16,8 24,3 25,2 32,4 33,6 40,5 42,0 48,6 50,4 56,7 58,8 64,8 67,2 72,9 75,6 81,0 84,0 162,0 168,0 243,0 252,0 324,0 336,0 405,0 420,0
Voor de afvoer van restvloeistof bestaan er de volgende mogelijkheden: DE TECHNISCHE RESTHOEVEELHEDEN BESTAAN UIT: Het niet verdunbare restant in de spuitleiding. Deze kan precies uitgerekend worden met betrekking tot de te behandelen vlakte en het bereik. Voorbeeld: volgens de vultabellen heeft de 17 l. technische restvloeistof in de spuitleiding bij 36 m. werkbreedte en 300 l/ha. afgifte een rijweg nodig van ongeveer 17,5 m. Het verdunbare restant in de machine. Deze moet sterk verdunt (ca. 1:10) op een deel van de te bewerken vlakte verspoten worden. Overige spuitmiddelresten moeten als speciaal afval onder in achtname van de wettelijke voorschriften afgevoerd worden.
Pagina 85
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
8.7. Aanwijzingen voor het legen en reinigen van de machine. Als u klaar bent met het werk is het belangrijk, dat u alle onderdelen waar spuitvloeistof doorheen stroomt leegmaakt, spoelt en schoonmaakt. Legen: Voor het leegmaken van de machine kunnen de aftapkranen aan de hoofdtank en aan de zuig- en persfilters geopend worden. Ook kunnen de spuitdoppen aan het einde van de leiding of de leidingeindstukken per sectie geopend worden.
Spoelen en reinigen: Onder in achtname van de AAanwijzingen voor het vullen van de machine@ kan ook tijdens het spuiten de met spoelwater verdunde spuitvloeistof op de bewerkte of op een andere vlakte verspoten worden. Dan is de machine op de akker al een keer grof gespoeld. De machine moet vooral grondig met water schoongemaakt worden als u wisselt van spuitvloeistof, voordat u de machine uitzet en na het spuiten van vloeibare kunstmest.
8.8. Aanwijzingen voor het controleren van de dosering. De aanwijzingen voor het ijken en controleren van de dosering staan in het instructieboek van de spuitcomputer.
8.9. Aanwijzingen voor de maaswijdte van de filters. De filters en zeven dienen voor een storingvrije werking van de machine. Ze zijn op de volgende wijze gerangschikt: Zuigfilters: Persfilters: Zuigzijde Maaswijdte Perszijde Maaswijdte Persfilter in de persleiding Zuigfilter aan de zuigslang 1,5 mm. standaard: midden 0,35 mm. Zuigfilter in de zuigleiding 0,5 mm extra: fijn 0,15 mm. extra: grof 0,50 mm. Tank: Tank Verdiepte zeef
Maaswijdte 0,9 mm.
Normaal gesproken wordt de tank altijd direct gevuld door de verdiepte zeef. Bij het vullen via de pompen vangen de zuigfilters grotere delen op. De persfilters voor de sectieschakeling behoeden de spuitdoppen voor verstopping.
8.10. Aanwijzingen voor beperkingen in het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen. Op het tijdstip van de fabricage van de machine zijn er geen schadelijke invloeden van de door de BBA toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op de in de machine gebruikte materialen bekend.
Pagina 86
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
8.11. Aanwijzingen voor het keuren van de machine. Overeenkomstig de gewasbeschermingsmiddelenverordening van 28 juli 1987 (eerste veror-dening voor de verandering van de gewasbeschermingsmiddelenverordening van 1 juli 1992) moeten de voorschriften in hoofdstuk 7 AControle van de landbouwspuitmachines@ opgevolgd worden. Volgens de verordening volgen hieruit de volgende verplichtingen voor de beschikkingsberechtigden en de bezitters voor de in hun gebruik zijnde landbouwspuitmachines: Landbouwspuitmachines moeten door officieel erkende keuringsinstanties in regelmatige tijdsintervallen gecontroleerd worden. De periode tussen 2 keuringen bedraagt 24 maanden. Nieuwe machines moeten in de eerste 3 maanden na de eerste inbedrijfstelling gecontroleerd worden. De periode tot aan de volgende keuring bedraagt 36 maanden. Als de machine door de keuringsinstantie wordt goedgekeurd, dient door een door de overheid aangewezen instantie een keuringsmerkteken op de machine te worden aangebracht. Als u een landbouwspuitmachine gebruikt zonder een geldig keurmerk, dan kan u het gebruik van deze machine worden verboden. Wie een landbouwspuitmachine gebruikt, die niet rechtmatig is voorzien van een geldig keurmerk, begaat een overtreding tegen paragraaf 40.1.1-a van de Duitse gewasbeschermingswet. De machine moet overeenkomstig het technische concept in de eerste plaats voor de inzet in grootbedrijven of door loonwerkers worden gebruikt. Dientengevolge kunnen hoge jaarprestaties worden verwacht, die ter beveiliging van de werkkwaliteit en ter opvolging van de veiligheidsvoorschriften een intensieve controle van alle belangrijke onderdelen verlangt. Precieze opgave, na hoeveel draaiuren of bewerkte hectare de machine te controleren is, is niet mogelijk, omdat de belasting door de verschillende middelen resp. vloeibare kunstmest heel verschillend is. De spuitcomputer (overeenkomstig de uitrusting) zorgt voor een constante controle van de afgifte en van de werkdruk, wat ook door de manometer gebeurt. Functiestoringen moeten zo snel mogelijk verholpen worden. Voor ieder gebruik moet een optische controle van het spuitbeeld en een controle van de dichtheid van de gehele machine plaatsvinden. Een doseercontrole moet jaarlijks of bij het verwisselen van de spuitdoppen plaatsvinden.
8.12. Ombouw van de machine. Ombouw en aanpassingen aan de machine is in het kader van de machinerichtlijn en de CE-verklaring toegestaan.
8.13. Mogelijkheden voor koppeling aan andere machines en apparaten. De fabrikant heeft een koppeling aan andere machines en apparaten niet beoogt. Wanneer een machine wordt veranderd, gaat de verantwoordelijkheid over op de gebruiker.
Pagina 87
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
8.14. Controle van de landbouwspuitmachine. Manometer:Ter controle van de manometer zit aan de sectieschakeling voor de aansluiting van een proefmanometer een schroefdraad R3". 1. 2.
Manometer Leidingstuk
Vul-doorstroommeter: Om de volumestroom te meten kan een meetapparaat in de pers-leiding geschroefd worden. Dwarsverdeling: De nauwkeurigheid van de dwarsverdeling wordt met de gebruikelijke testbaan gemeten. Afgiftemeting: De afgiftemeting gebeurt met een ijkvat (maatbeker).
9. Onderhoudsvoorschriften. 9.1. Onderhoud van de machine. Na gebruik moet de machine worden geleegd, gespoeld en aan de buitenkant worden schoon-gemaakt. Er moet schoon water door het apparaat worden gepompt tot aan de spuitdoppen, en dan moet hij weer worden geleegd. De druk moet worden afgelaten door het openen van de kleppen en kranen. De spuitdoppen moeten schoongemaakt worden. Verder:
moet het pompoliebad worden gecontroleerd, en indien nodig moet de olie worden ververst moet de smeernippel na 8 draaiuren na gesmeerd worden moet het schuifprofiel van de scharnieras ingevet worden (indien voorhanden) moeten alle bewegende delen zoals schroeven en bouten geolied en ingevet worden moet de luchtpomp van de HTA luchtondersteuning en de filters schoongemaakt worden en moet het water worden afgetapt (optie) moet de luchtpomp van het rondpompleidingsysteem en de filters worden schoongemaakt en moet het water worden afgetapt (optie) moeten de zeven, de filters en de spuitdoppen regelmatig schoongemaakt worden Reparaties mogen alleen in vakkundige werkplaatsen en met originele reservedelen plaats-vinden. Beveiligingen moeten na de reparatie onvoorwaardelijk weer worden aangebracht.
9.2. Afzetten van de machine. Voordat u de machine afzet moeten u alle onderdelen aan een zorgvuldige reiniging onderwerpen. De reiniging moet van binnen en van buiten met veel schoon water plaatsvinden. Hecht u daarbij vooral veel waarde aan de pompen, de zuig- en persleidingen, de tank en de zeven. Ook raden wij u aan, wanneer de pompen voor langere tijd buiten gebruik zullen zijn, de pompen met conserveringsolie door te spoelen.
Pagina 88
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 BESCHERMING VAN DE MACHINE BIJ VORST: Opent u de aftapkraan onder de tank. Opent u de zuigfilters (aan de voorkant van de machine) en laat de driewegkranen enige malen draaien, totdat er geen water meer uitkomt. 3. Demonteert u de ringleiding van de pompen en draait u de pompen enige malen met de hand. 1. 2.
De bovengenoemde maatregelen zijn niet nodig, als er nog genoeg vorstweermiddel in het systeem zit. U hoeft dan de pompen alleen maar even kort te laten draaien, om het vorstweer-middel goed te verdelen. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Haalt u de wartelmoer van de terugslagklep (persleiding) eruit en haalt u de klep eruit. Maakt u de persfilters aan de sproeibomen los. Maakt u de slangen aan de achterkant van de elektrische sectiekranen los. Haalt u de wartelmoeren van de afsluitkleppen van alle dophouders weg, zodat de spuitleidingen en de spuitdoppen leeglopen. Laat u de elektrische kleppen enkele malen openen en sluiten: Schakelt u de voedingsstroom in. Schakelt u de pompen in. Zet u de hoofd- en sectieschakelaars in de stand “puiten”(gedurende ongeveer 5 minuten). Zet de hoofdschakelaar in de stand “iet spuiten”(ook gedurende ongeveer 5 minuten). Overtuigt u zich door middel van steekproeven of de gehele machine watervrij is9.3. Onderhoud.
9.3.1. Onderhoudsschema. Op de volgende tekeningen ziet u de verschillende plaatsen op de machine die onderhoud nodig hebben.
Raadpleeg voor onderhoud aan de Deutz-dieselmotor de gebruiksaanwijzing voor Deutz-motoren type 1012/1013, zoals meegeleverd met de machine. Speciaal in het geval van reinigen van de radiateur/oliekoeler pos. 17 en 18). Pagina 89
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
Pagina 90
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 NIVEAUCONTROLE 10. 11. 12. 13. 14. 31.
FILTERS VERVANGEN
spuitpompen. Accu. Hydrauliekolietank. Wielreductoren. Motorolie. Koelsysteem.
23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30.
CONTROLEREN 6. 8. 9a 9b 9c 10. 11. 12.
Bandenspanning. Wielbouten. ** V-riem waterpomp en brandstofpomp. V-riem dynamo. V-riem koelvin koeler. Klepspeling en verstuivers. Stuurkogelbouten. Remschoendikte.
33. 34. 35. 36. 37. 38. 39.
Luchtfilter buitenelement HTA. Schuimrubbermat in koolstoffilters. Koeler airconditioning. Luchtfilter buitenelement. Koeler dieselmotor. Koeler hydrauliekolie.
* * *
***
SMEREN
REINIGEN 13. 14. 15. 16. 17. 18.
Hydrauliek retourfilters (2x). Hydrauliek persfilter. Motoroliefilter. Luchtfilter binnen/buiten. Brandstoffilter. Koolstoffilters. Beluchtingsfilter tankdop. Luchtfilter HTA.
**** ****
40. 41. 42. 43. 44.
Schokbrekerstang veerpoot li/re voor/achter (4x1). Reactiearm li/re (2x2). Pendelstel li/re (2x4) Wielophanging fusee >s li/re (4x4) Stuurcilinders kogelgewrichten (4x2) Topdelen sproeiboom, draaipunt li/re (2x1), seegerring invetten li/re, schaardeel li/re (2x2). Tussendelen sproeiboom, draaipunt li/re (2x2), schaardeel li/re (2x2). Binnendelen sproeiboom, draaipunt li/re (2x2). Kanteldeel balanceerinrichting (1x). Scharnierpunten hefarmen ond/bo-li/re (8x1). Scharnierpunten hefcilinder li/re (4x1). Hydraulische spoorbreedteverstelling (2x2).
VLOEISTOFFEN VERVERSEN 19. 20. 21. 22. 32.
Spuitpompen. Hydrauliekolie. Wielreductoren. Motorolie. Koelvloeistof dieselmotor.
* = ** = *** = **** =
* *
Verversen of vervangen na de eerste 50 bedrijfsuren. Wielbouten na 10 bedrijfsuren natrekken. Nieuw filter monteren aan het begin van het seizoen, elke 250 arbeidsuren vervangen maar toch minimaal 2 maal per spuitseizoen. Zie voor reiniging van de radiateur/oliekoeler hoofdstuk 6.3 van de gebruiksaanwijzing Deutz-motoren type 1012/1013.
Let op:Alle hier genoemde onderhoudswerkzaamheden moeten minimaal 1 maal per jaar worden uitgevoerd, zie ook instructieboek dieselmotor.
Pagina 91
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
9.3.2. Reparatiewerkzaamheden REINHEID Een klein stofje kan ernstige beschadigingen geven aan fijn bewerkte onderdelen (hydrauliek, brandstofsysteem van de motor, drukregelaar etc.). Werkt u daarom altijd met schone handen. Maakt u eerst de omgeving van de onderdelen schoon die gedemonteerd moeten worden. Dekt u de plaats waar een onderdeel gedemonteerd is af met een schone doek. Beschermt u de gedemonteerde onderdelen en pakt u deze in papier of in een zak. U kunt deze onderdelen dan op een schone en droge plaats bewaren. MERKEN Voordat u onderdelen gaat demonteren raden wij u aan op de onderdelen een merkje te zetten. Dit bespaart u veel tijd bij de montage. AFDICHTINGEN Gebruikt u altijd nieuwe afdichtingen. Let u er goed op dat u altijd originele reserveonderdelen gebruikt. Vele afdichtingen hebben, wegens de chemische samenstelling van de spuitmiddelen, bepaalde specificaties. Controleert u het vlak op beschadigingen. Deze beschadigingen moet u altijd verhelpen. Maakt u het vlak schoon. Ook worden er steeds vaker vloeibare afdichtingen gebruikt. Gebruikt u handschoenen en leest u de aanwijzingen op de verpakking. SCHROEVEN EN MOEREN In veel gevallen worden de schroeven en moeren met een voorgeschreven draaimoment vastgezet. Schroeven en moeren moeten altijd kruislings vastgezet worden (cilinderkoppen, draaischijven, flensen, velgen etc.). Het juiste draaimoment wordt verkregen door de schroeven en moeren niet in één maal maar in drie maal vast te zetten. Bepaalde schroeven worden beveiligd met kleefstof (handschoenen). Leest u eerst de aanwijzingen op de verpakking.
9.3.3. Voorgeschreven smeermiddelen en filters Het hydraulisch systeem van de machine dient met zorg onderhouden te worden. Dat houdt ook in dat er een geschikte hoogwaardige olie gebruikt moet worden. De olie wordt niet alleen gebruikt als medium voor het overbrengen van de statische druk, maar dient ook als smering van de bewegende delen in pompen en motoren, en moet daarom altijd bijzonder schoon zijn. De machine is afgevuld met BP Bartran HV 68. Dit is een HVLP olie volgens DIN norm 51524 deel 3.
Vergelijkbare oliën van andere merken zijn: Castrol - Hyspin AWH 68 ELF - Hydrelf 68 ESSO - Univis N + ISO VG 68 FINA - Hydran HV 68 Mobil - DTE 10M / DTE 30 OK - Hovis 68
Q8 Shell Texaco Total Vaovoline
Pagina 92
- Handel 68 - Tellus S 68 - Rando HD-Z 68 - Equivis ZS 68 - Ultramax HVLP 68
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Andere merken altijd op aanvraag. U dient uw leverancier altijd schriftelijk te laten bevestigen dat zijn product bij mengen met de afgevulde olie geen problemen geeft. Dit geldt ook voor de bovenstaande lijst met alternatieven. Bij gebruik van andere olie dan voorgeschreven komt de garantie op de machine direct te vervallen.
De machine wordt afgeleverd met volgende oliesoorten in de reservoirs: Hydrauliekolie (ca. 120 ltr.) Motorolie (ca. 21 ltr.) Olie voor waterpomp (ca. 2.5 ltr.) Wielvertragingskasten (ca. 1.5 ltr.)
BP Bartran HV 68 Vanellus C3 Extra Vanellus C3 Extra BP Enersyn SG-XP 220
De machine is uitgerust met de volgende filters: Dieselmotor BF6M 1013 Motoroliefilter (1) Brandstoffilter (1) Luchtfilter buitenelement Luchtfilter binnenelement Voorfilter/waterafscheider
Deutz 0117-4421 0118-0597 0216-5054 0224-3946 compleet
Mann
Crosland 304 658 C 23 440/1 9556 CF 1200 9648
Agrifac 7234300 7234115 7236331 7236341 7236312
Het voorfilterelement is eenvoudig te reinigen in benzine en hoeft derhalve niet vervangen te worden. Hydraulieksysteem Filterelement rijpomp HPV 105 Retourfilterelement WPL 90 (2) Vuldop met zeef hydrauliekolietank Cabine Combicassette Filtermat HTA-systeem Luchtfilter Hammondcompressor Persluchtsysteem Granulaathouder voor luchtdroger
Motrac 000 983 0615 01.WP90.10VG.P.E.310.550
ABS
Agrifac 7250180 7250147 7210775
8250860 8250850 Hammond
Donaldson
045055 Wabco 432 410 020 2
P77-2579
De granulaathouder dient men 1 keer per 2 seizoenen te vervangen. Besteld U onderdelen dan stellen wij het op prijs dat U dan de bestelnummers opgeeft.
Pagina 93
8254553 8254464
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001
9.3.4. Bandenspanning Bandenspanning verschillende banden: Bandenmaat: 12,4 x 46 12,4 x 52 270/95 x 54
Bandenspanning: 4,3 bar 4,3 bar 4,3 bar
Advies over het gebruik van de banden 270x54 en 300x52. In de toepassing op de zelfrijdende spuitmachine zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen in overleg met de bandenleveranciers Michelin en Kleber. De belasting van de banden bij een snelheid van 50 km/h is zodanig dat een bandenspanning van 4.3 bar voorgeschreven wordt. Bij banden van het merk Kleber staat net boven de hiel een max. spanning van 2.5 bar vermeld. Dit is een spanning die niet overschreden dient te worden bij het springen van de hiel om de velg bij montage van de band. Het heeft echter niets te maken met de maximale gebruiksspanning. De sporing van de aangedreven wielen moet worden afgesteld op 2 mm uitspoor. De manier van afstellen is optimaal als op halve wielhoogte gemeten wordt aan voorzijde van de wielen. Dit punt merken en vervolgens een halve wielomtrek vooruitrijden. Uitspoor controleren en eventueel opnieuw afstellen. Dit laatste adviseren wij om alle onnauwkeurigheden uit de velg buiten de afstelling te houden.
10. Technische gegevens Bandenmaten (voor alle assen mogelijk) Bandenmaat 12,4 x 46 12,4 x 52 270/95 x 54
Bandbreedte 305 mm. 305 mm. 265 mm.
Bodemvrijheid 1140 mm. 1200 mm. 1200 mm.
Pomp BP 235: Capaciteit (l/min) 208 - 198 Werkdruk (bar) 0 - 20 Aandrijfvermogen (kW per pomp) 8,4 Aandrijftoerental (min×1) 540 Massa (kg) 27 Spuitvloeistofank: Spuitvloeistoftank, brutovolume (l) 3400 Spuitvloeistoftank, nettovolume (l) 3600 Schoonwatertank (l) 440 Materiaal: Polyester, glasvezel, versterkt Afmetingen: Lengte (cm) 269 Breedte (cm) 165 Hoogte (cm) 143
Spuitinrichting
Luchtdruk 4,3 bar 4,3 bar 4,3 bar
Vulstandmeter: Meetbereik (l) Verdeling (l) Vulopening (cm) Roersysteem
100 - 3400 50 40 Injecteur, retour
Elektrische installatie: Bedrijfsspanning
12 Volt DC
Model ZA 3400 P Pagina 94
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Werkbreedte Secties (basisuitrusting) Secties (optie) Secties (optie) Aantal spuitdoppen Afstand spuitdoppen Spuitdophouders Hoogteverstelbereik Werkdruk Voorkoming van nadruppelen Vlakstelling Balanceerinrichting: Pendelbereik Werkhoogte Werkbreedte: 27 m Werkbreedte: 36 m
(m) (stuks) (stuks) (stuks) (stuks) (cm)
24 27 30 33 9 9 9 9 11 11 11 11 13 13 13 13 48 54 60 66 50 50 50 50 enkelvoudig of viervoudig 50 tot 250 1 tot 5
(cm) (bar)
(cm)
42 11
13 78 50
13 84 50
50 tot 250 ± 8° tot ± 5° ± 3°tot ± 2° Maaswijdte: Zuigfilter aan de zuigslang (mm) 1,5 Zuigfilter in de zuigleiding (mm) 0,5 Persfilter in de persleiding (mm) 0,25 Verdiepte vulzeef (mm) 0,9
Perskant: Tank:
Hydrauliek Basisuitrusting
Aandrijving Rijpomp: Wielmotor: Wielreductor: Hulppomp(waterpompen): Hulppomp (cilinders/besturing): Rijsnelheid: Veldwerk Transport Dieselmotor: Fabrikant Motortype Aantal cilinders Cilinderboring/zuigerslag Slagvolume Maximumvermogen Toerental: Koeling Elektrische inrichting Accu Brandstoftank:
39 11
tot 8° helling
Filters en zeven: Zuigkant:
Chassis: Systeem Wielbasis Spoorbreedte Besturing
36 9 11 13 72 50
Pendelas met pneumatische veren en schokbrekers 3100 mm 1500 - 2250 mm Danfoss OSPC 80 LS Orbitrol Elektronische besturing (3 mogelijkheden) Hydraulische 4-wiel aandrijving LINDE/HPV 105 /420 bar LINDE/HMV75 /420 bar BREVINI/CWD 2045/ i=13.5/i=17 LINDE/MPR 43 R LS/43,8 cc/omw./180 bar EATON/70122/19 cc/omw./210 bar 0 - 16 km/h 0 - 50 km/h
KHD DEUTZ BF 6M 1013, 4-takt dieselmotor met directe inspuiting en turbolader 6 op rij 108 x 130 mm 7146 cc 127 kW (172 pk) 2300/2300 omw./min Koelvloeistof 12 volt 12 volt 165 amp/st Ca. 200 liter
Bijzonderheden van de spuitcomputer/machinemonitor. Pagina 95
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 Calibratie:Bij de calibratie van de wielsensor kan zich het volgende voordoen. Wanneer een afstand van 100 meter afgelegd wordt om de pulsen te tellen, kan het gebeuren dat wanneer de pulsen boven de 1000 komen, de spuitcomputer overschakeld op radar. Dit is niet verontrustend, links op het venster komt dan “RAD” te staan, de waarde die de computer dan aangeeft is het aantal pulsen per 10 meter. Vullen: De machinemonitor telt het aantal liters wat bij het vullen door de vulflowmeter wordt gemeten. Als na het vullen de hoofdklep voor de eerste maal wordt bedient zal de spuitcomputer de waarde van de machinemonitor overnemen als zijnde de inhoud van de spuittank. Bij een lege tank is dat geen probleem. Bij een gedeeltelijk gevulde tank waarbij een bepaalde hoeveelheid bijgevuld wordt zal de spuitcomputer echter de bijgevulde hoeveelheid overnemen en niet de waarde corrigeren met de reeds aanwezige hoeveelheid spuitvloeistof. Men moet dus met de hand de tankinhoud corrigeren. Let dus goed op of de tank leeg is of dat er nog spuitvloeistof aanwezig is
11. Bijlagen De spuittabellen van de verschillende spuitdopfabrikanten, elektrische en hydraulische schema=s en de combinatiematrix zijn als bijlage bijgevoegd.
Afgifte DELAVAN DOPPEN RD, dopafstand op 50 cm, spuithoogte 40 tot 60 cm. Pagina 96
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 RD DELAVAN Dopnummer Druk /core-disc/ cadwaarde (bar) RD - 2 2,0 2,5 4 - 25 3,0 3,5 cadwaarde: 46 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 RD - 3 2,0 2,5 5 - 25 3,0 3,5 cadwaarde: 56 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 RD - 4 2,0 2,5 6 - 25 3,0 3,5 cadwaarde: 71 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 RD - 5 2,0 2,5 6 - 45 3,0 3,5 cadwaarde: 94 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 RD - 6 2,0 2,5 7 - 45 3,0 3,5 cadwaarde: 110 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 RD - 7 2,0 2,5 8 - 45 3,0 3,5 cadwaarde: 135 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,93 1,04 1,14 1,25 1,32 1,41 1,48 1,56 1,62 1,13 1,26 1,38 1,50 1,60 1,70 1,79 1,88 1,96 1,42 1,59 1,74 1,88 2,01 2,14 2,25 2,37 2,47 1,87 2,09 2,29 2,47 2,64 2,80 2,95 3,10 3,23 2,19 2,44 2,68 2,90 3,10 3,34 3,47 3,64 3,80 2,71 3,02 3,32 3,58 3,83 4,06 4,28 4,49 4,69
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 248 277 304 333 352 376 395 416 432 301 336 368 340 427 453 477 501 523 379 424 464 501 536 571 600 632 659 499 557 611 659 704 747 787 827 861 584 651 715 773 827 891 925 971 1013 723 805 885 955 1021 1083 1141 1197 1251
5,0 224 250 275 300 317 338 355 374 389 271 302 332 360 383 408 430 451 471 340 382 417 451 481 514 541 569 594 449 502 549 593 634 672 710 744 776 526 586 644 696 744 802 834 874 913 650 725 797 859 919 974 1029 1078 1127
5,5 203 227 249 273 288 308 323 340 353 247 275 301 327 349 371 391 410 428 310 347 380 410 439 467 491 517 539 408 456 500 539 576 611 644 676 705 478 532 585 633 676 729 757 794 829 591 659 724 781 836 886 934 980 1023
6,0 187 208 229 250 264 282 296 312 324 225 252 276 300 319 340 358 376 392 284 318 348 376 401 428 450 474 494 374 418 458 494 529 560 590 620 646 438 488 537 580 620 668 694 728 760 541 604 663 716 766 812 856 898 938
6,5 172 192 210 231 244 260 273 288 299 209 233 255 277 295 314 330 347 362 262 294 321 347 371 395 415 438 456 345 386 423 456 487 517 545 572 596 404 450 495 535 572 617 641 672 702 500 558 613 661 707 750 790 829 866
7,0 160 178 196 214 226 242 253 267 278 193 216 237 257 273 291 307 322 336 243 273 298 322 344 367 386 406 423 320 358 392 423 453 480 506 531 554 375 418 460 497 531 573 595 624 651 464 518 568 614 657 696 734 770 804
7,5 149 166 182 200 211 226 237 250 259 181 202 221 240 256 272 286 301 314 227 254 278 301 322 342 360 379 395 299 334 366 395 422 448 472 496 517 350 390 429 464 496 534 555 582 608 434 483 531 573 613 650 685 718 750
8,0 140 156 172 188 198 212 222 234 243 169 189 207 225 239 255 268 282 294 213 239 261 282 301 321 338 356 371 280 314 343 371 397 420 443 465 485 329 366 403 435 465 501 520 546 570 406 453 497 537 574 609 642 674 704
8,5 131 147 161 176 186 199 209 220 229 160 178 195 212 226 240 253 265 277 200 224 246 265 284 302 318 335 349 264 295 323 349 373 395 416 438 456 309 344 378 409 438 472 490 514 536 383 426 469 505 541 573 604 634 662
9,0 124 139 153 167 176 188 197 208 216 150 168 184 200 212 227 234 251 267 189 212 232 251 268 285 300 316 330 249 279 305 330 353 373 394 413 431 292 325 358 387 413 445 462 485 507 361 403 442 477 510 541 571 599 626
9,5 117 131 144 158 167 178 187 197 205 143 159 174 189 202 215 226 237 248 179 201 220 237 254 270 284 299 312 236 264 289 312 333 354 373 392 408 277 308 339 366 392 422 438 460 480 342 381 419 452 484 513 541 567 592
10,0 112 125 138 150 159 168 178 187 195 136 151 166 180 192 204 215 226 236 170 191 209 226 241 257 271 285 297 225 251 275 297 317 336 355 372 388 263 293 322 348 372 401 417 437 457 325 363 399 430 460 487 515 539 564
Afgifte LECHLER DOPPEN AD, spuithoek 120E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40 tot 60 cm.
Pagina 97
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 AD Lechler Dopnummer/ kernkleur cadwaarde AD 120 - 0,15 groen cadwaarde: 24
AD 120 - 0,2 geel cadwaarde: 32
AD 120 - 0,3 blauw cadwaarde: 48
AD 120 - 0,4 rood cadwaarde: 63
Druk (bar) 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,42 0,48 0,53 0,59 0,63 0,68 0,72 0,76 0,80 0,84 0,45 0,55 0,63 0,71 0,78 0,85 0,90 0,96 1,01 1,06 1,11 0,82 0,95 1,06 1,17 1,26 1,35 1,44 1,52 1,58 1,64 1,09 1,26 1,42 1,55 1,65 1,80 1,91 2,02 2,12 2,21
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 112 128 141 157 168 181 192 203 213 224 120 147 168 189 208 227 240 256 269 283 296 219 253 283 312 336 360 384 405 421 437 291 336 379 413 440 480 510 539 565 589
5,0 99 114 128 141 152 163 173 182 192 199 107 132 152 171 188 203 217 231 243 254 266 197 228 255 280 303 325 345 364 379 395 262 303 340 373 404 432 459 484 509 530
5,5 91 105 116 129 137 148 157 166 175 182 97 119 137 155 170 185 196 209 220 231 241 179 207 231 255 274 295 314 332 345 358 238 275 310 338 367 393 417 441 463 483
6,0 82 95 107 117 127 136 144 152 160 167 90 110 127 142 156 169 181 192 203 212 222 164 190 213 234 253 271 287 303 316 329 218 252 283 311 336 360 382 403 424 441
6,5 77 89 98 109 116 126 133 140 148 153 92 100 116 131 144 157 166 177 186 196 204 152 175 196 216 233 249 266 281 292 303 202 233 262 286 310 332 353 373 391 409
7,0 71 82 92 100 109 116 123 130 137 142 77 94 109 122 134 145 155 165 174 182 191 141 163 182 200 217 232 246 260 271 282 187 216 243 266 288 309 328 346 363 379
7,5 67 77 85 94 101 109 115 122 128 134 71 87 101 114 125 136 144 154 162 170 177 132 152 170 187 202 216 230 243 253 263 175 202 227 248 269 268 306 323 339 354
8,0 61 71 80 88 95 102 108 114 120 125 67 82 95 107 117 127 136 144 152 159 167 123 143 160 175 190 203 215 227 237 246 164 189 212 233 252 270 287 302 318 331
8,5 59 68 75 83 89 96 102 107 113 119 64 78 89 100 110 120 127 136 143 150 157 116 134 150 165 178 191 203 215 223 232 154 178 200 219 233 254 270 285 299 312
9,0 56 64 70 78 84 90 96 101 107 112 60 73 84 95 104 113 120 128 135 141 148 109 127 141 156 168 180 192 203 211 219 145 168 189 207 220 240 255 269 283 295
9,5 53 61 67 75 80 86 91 96 101 106 57 69 80 90 99 107 114 121 128 134 140 104 120 134 148 159 171 182 192 200 207 138 159 179 196 208 227 241 255 268 279
Afgifte LECHLER DOPPEN ID, spuithoek 120E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40 tot 60 cm.
Pagina 98
10,0 50 58 64 71 76 82 86 91 96 100 54 66 76 85 94 102 108 115 121 127 133 98 114 127 140 151 162 173 182 190 198 131 151 170 186 202 216 229 242 255 265
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 ID Lechler Dopnummer/ kernkleur cadwaarde ID 120 - 0,15 groen cadwaarde: 24
ID 120 - 0,2 geel cadwaarde: 32
ID 120 - 0,3 blauw cadwaarde: 48
ID 120 - 0,4 rood cadwaarde: 63
Druk (bar) 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,59 0,63 0,68 0,72 0,76 0,80 0,84 0,87 0,90 0,93 0,96 0,78 0,85 0,90 0,96 1,01 1,06 1,11 1,15 1,19 1,23 1,27 1,17 1,26 1,35 1,44 1,52 1,58 1,64 1,72 1,79 1,85 1,91 1,55 1,65 1,80 1,91 2,02 2,12 2,21 2,28 2,37 2,45 2,53
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 157 168 181 192 203 213 224 232 240 248 256 208 227 240 256 269 283 296 307 317 328 339 312 336 360 384 405 421 437 459 477 493 509 413 440 480 510 539 565 589 635 632 653 675
5,0 141 152 163 173 182 192 199 209 216 223 231 188 203 217 231 243 254 266 276 286 295 306 280 303 325 345 364 379 395 413 430 444 460 373 404 432 459 484 509 530 547 569 588 608
5,5 129 137 148 157 166 175 182 190 196 203 209 170 185 196 209 220 231 241 251 260 268 277 255 274 295 314 332 345 358 375 391 404 417 338 367 393 417 441 463 483 497 517 535 552
6,0 117 127 136 144 152 160 167 174 180 186 192 156 169 181 192 203 212 222 230 238 246 254 234 253 271 287 303 316 329 344 358 370 383 311 336 360 382 403 424 441 456 474 490 507
6,5 109 116 126 133 140 148 153 161 166 172 177 144 157 166 177 186 196 204 212 220 227 234 216 233 249 266 281 292 303 318 330 342 353 286 310 332 353 373 391 409 421 438 452 467
7,0 100 109 116 123 130 137 142 149 154 159 165 134 145 155 165 174 182 191 197 204 211 218 200 217 232 246 260 271 282 295 307 317 328 266 288 309 328 346 363 379 391 406 420 434
7,5 94 101 109 115 122 128 134 139 144 149 154 125 136 144 154 162 170 177 184 190 197 203 187 202 216 230 243 253 263 275 286 296 306 248 269 268 306 323 339 354 365 379 392 405
8,0 88 95 102 108 114 120 125 131 135 140 144 117 127 136 144 152 159 167 173 179 185 191 175 190 203 215 227 237 246 258 269 278 288 233 252 270 287 302 318 331 342 356 368 381
8,5 83 89 96 102 107 113 119 123 127 131 85 110 120 127 136 143 150 157 162 168 174 179 165 178 191 203 215 223 232 243 253 261 268 219 233 254 270 285 299 312 322 335 346 357
9,0 78 84 90 96 101 107 112 116 120 124 128 104 113 120 128 135 141 148 153 159 164 170 156 168 180 192 203 211 219 229 239 247 256 207 220 240 255 269 283 295 304 316 327 338
9,5 75 80 86 91 96 101 106 110 114 118 121 99 107 114 121 128 134 140 145 150 155 160 148 159 171 182 192 200 207 217 226 234 241 196 208 227 241 255 268 279 288 299 309 320
10,0 71 76 82 86 91 96 100 105 108 112 115 94 102 108 115 121 127 133 138 143 148 153 140 151 162 173 182 190 198 207 215 222 230 186 202 216 229 242 255 265 274 285 294 304
Afgifte LECHLER DOPPEN LU, spuithoek 90E en 120E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40 / 60 cm. Pagina 99
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 LU Lechler Dopnummer/ kernkleur cadwaarde LU 120 - 0,2 LU 90 - 0,2 geel cadwaarde: 32
LU 120 - 0,3 LU 90 - 0,3 blauw cadwaarde: 48
LU 120 - 0,4 LU 90 - 0,4 rood cadwaarde: 63
LU 120 - 0,5 LU 90 - 0,5 bruin cadwaarde: 79
LU 120 - 0,6 LU 90 - 0,6 grijs cadwaarde: 95
LU 120 - 0,8 LU 90 - 0,8
wit cadwaarde: 126
Druk (bar) 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,45 0,55 0,63 0,71 0,78 0,85 0,90 0,96 1,01 0,67 0,82 0,95 1,06 1,17 1,26 1,35 1,44 1,52 0,89 1,09 1,26 1,42 1,55 1,65 1,80 1,91 2,02 1,11 1,36 1,57 1,77 1,94 2,10 2,25 2,39 2,48 1,33 1,63 1,88 2,11 2,32 2,51 2,69 2,86 3,01 1,77 2,17 2,50 2,81 3,08 3,33 3,57 3,79 4,00
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 120 147 168 189 208 227 240 256 269 179 219 253 283 312 336 360 384 405 213 291 336 379 413 440 480 510 539 296 363 419 472 517 560 600 637 661 355 435 501 563 619 669 717 763 803 472 579 667 749 821 888 952 1011 1067
5,0 107 132 152 171 188 203 217 231 243 161 197 228 255 280 303 325 345 364 214 262 303 340 373 404 432 459 484 267 327 378 424 466 504 539 573 595 320 391 452 508 557 603 646 686 723 424 520 600 673 739 800 867 910 960
5,5 97 119 137 155 170 185 196 209 220 146 179 207 231 255 274 295 314 332 194 238 275 310 338 367 393 417 441 243 297 343 385 423 458 491 521 540 290 355 410 460 506 548 587 624 657 385 472 545 613 670 727 779 827 873
6,0 90 110 127 142 156 169 181 192 203 134 164 190 213 234 253 271 287 303 178 218 252 283 311 336 360 382 403 223 273 315 353 388 420 449 477 493 266 326 377 423 465 503 538 571 603 354 433 500 561 616 667 714 758 800
6,5 92 100 116 131 144 157 166 177 186 124 152 175 196 216 233 249 266 281 165 202 233 262 286 310 332 353 373 205 251 290 327 358 388 415 441 455 245 301 347 389 428 463 497 526 556 327 400 462 519 569 615 659 700 738
7,0 77 94 109 122 134 145 155 165 174 115 141 163 182 200 217 232 246 261 153 187 216 243 266 288 309 328 346 191 234 270 303 333 360 385 409 423 228 280 323 363 398 431 461 490 517 302 371 428 481 528 572 612 650 685
7,5 71 87 101 114 125 136 144 154 162 107 132 152 170 187 202 216 230 243 143 175 202 227 248 269 268 306 323 177 217 251 283 310 336 360 382 395 213 261 301 338 371 402 430 458 482 283 346 400 450 493 533 571 606 640
8,0 67 82 95 107 117 127 136 144 152 100 123 143 160 175 190 203 215 227 134 164 189 212 233 252 270 287 302 167 204 236 265 291 315 337 358 370 200 245 283 317 348 377 404 429 452 265 325 375 421 462 500 535 569 600
8,5 64 78 89 100 110 120 127 136 143 95 116 134 150 165 178 191 203 215 126 154 178 200 219 233 254 270 285 157 192 222 250 274 296 318 337 350 188 230 265 298 328 354 380 404 425 250 306 353 397 435 470 504 535 565
9,0 60 73 84 95 104 113 120 128 135 89 109 127 141 156 168 180 192 203 119 145 168 189 207 220 240 255 269 148 181 209 236 259 280 300 319 331 177 217 251 281 309 335 359 381 401 236 289 333 375 411 444 476 505 533
9,5 57 69 80 90 99 107 114 121 128 85 104 120 134 148 159 171 182 192 112 138 159 179 196 208 227 241 255 140 172 198 224 245 265 284 302 313 168 206 237 267 293 317 340 361 380 224 274 316 355 389 421 451 479 505
10,0 54 66 76 85 94 102 108 115 121 81 98 114 127 140 151 162 173 182 107 131 151 170 186 202 216 229 242 133 183 188 212 233 252 270 287 298 160 196 225 253 278 301 323 343 361 212 260 300 337 361 400 428 455 480
Afgifte TEEJET DOPPEN DG, spuithoek 80Een 110E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40 tot 60 cm. Pagina 100
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 DG Teejet Dopnummer/ kernkleur cadwaarde DG 11002 VS DG 8002 VS (50 mesh) geel cadwaarde: 32 DG 11003 VS DG 8003 VS (50 mesh) blauw cadwaarde: 48 DG 11004 VS DG 8004 VS (50 mesh) rood cadwaarde: 64 DG 11005 VS DG 8005 VS (50 mesh) bruin cadwaarde: 80
Druk (bar) 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,64 0,72 0,79 0,85 0,91 0,97 1,02 0,97 1,08 1,18 1,28 1,37 1,45 1,53 1,29 1,44 1,58 1,70 1,82 1,93 2,04 1,61 1,80 1,97 2,13 2,28 2,41 2,54
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 170 192 210 227 242 259 272 259 288 315 341 365 387 408 344 384 420 453 484 515 544 428 480 524 568 604 643 676
5,0 154 173 190 204 218 233 244 232 260 284 307 328 348 368 310 346 380 408 436 463 490 386 432 472 511 548 578 610
5,5 140 157 172 185 199 212 223 212 236 257 279 299 316 334 281 314 345 371 397 421 445 351 393 430 465 497 526 554
6,0 128 144 158 170 182 194 204 194 216 236 256 274 290 306 258 288 316 340 364 385 408 322 360 394 426 456 482 508
6,5 118 133 146 157 168 179 188 179 199 218 236 253 268 282 238 266 292 314 336 356 377 297 332 364 393 421 445 469
7,0 110 123 135 146 156 166 175 166 185 202 219 234 249 262 222 246 270 291 312 331 350 276 308 338 365 390 413 436
7,5 102 115 126 136 146 155 163 155 173 189 205 219 232 245 206 230 253 272 291 309 326 258 288 315 341 365 386 406
8,0 96 108 119 128 137 146 153 146 162 177 192 206 218 230 194 216 237 255 273 290 306 242 270 296 320 342 362 381
8,5 90 102 112 120 128 137 144 137 152 167 181 193 205 216 182 203 223 240 257 272 288 227 254 278 301 322 340 359
9,0 85 96 105 113 121 129 136 129 144 157 171 183 193 204 172 192 210 227 242 257 272 214 240 262 284 304 321 338
9,5 81 91 100 107 115 123 129 123 136 149 162 173 183 193 163 182 200 215 230 244 258 203 227 249 269 288 304 321
10,0 77 86 95 102 109 116 122 116 130 142 154 164 174 184 155 173 190 204 218 232 245 193 216 236 256 274 289 305
Afgifte TEEJET DOPPEN TT met Visiflo, spuithoek 110E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40/60 cm. Pagina 101
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 TT Teejet Dopnummer/ kernkleur cadwaarde TT 110015 VP (100 mesh) groen cadwaarde: 24
TT 11002 VP (50 mesh) geel cadwaarde: 32
TT 11003 VP (50 mesh) blauw cadwaarde: 48
TT 11004 VP (50 mesh) rood cadwaarde: 64
TT 11005 VP (50 mesh) bruin cadwaarde: 80
Druk (bar) 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,48 0,54 0,59 0,64 0,68 0,72 0,76 0,80 0,83 0,64 0,72 0,79 0,85 0,91 0,97 1,02 1,07 1,12 0,97 1,08 1,18 1,28 1,37 1,45 1,52 1,60 1,67 1,29 1,44 1,58 1,70 1,82 1,93 2,04 2,14 2,23 1,61 1,80 1,97 2,13 2,28 2,41 2,54 2,67 2,79
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 128 144 157 171 181 192 203 213 221 170 192 210 227 242 259 272 285 299 259 288 315 341 365 387 408 427 445 344 384 420 453 484 515 544 571 595 428 480 524 568 604 643 676 712 744
5,0 115 130 142 154 163 173 182 192 200 154 173 190 204 218 233 244 256 268 232 260 284 307 328 348 368 384 400 310 346 380 408 436 463 490 514 536 386 432 472 511 548 578 610 640 670
5,5 104 118 129 140 148 157 166 175 181 140 157 172 185 199 212 223 233 244 212 236 257 279 299 316 334 349 364 281 314 345 371 397 421 445 467 486 351 393 430 465 497 526 554 582 609
6,0 96 108 118 128 136 144 152 160 166 128 144 158 170 182 194 204 214 224 194 216 236 256 274 290 306 320 334 258 288 316 340 364 385 408 428 446 322 360 394 426 456 482 508 534 558
6,5 89 100 109 118 126 133 140 148 153 118 133 146 157 168 179 188 198 207 179 199 218 236 253 268 282 295 308 238 266 292 314 336 356 377 395 412 297 332 364 393 421 445 469 493 515
7,0 82 93 101 110 117 123 130 136 142 110 123 135 146 156 166 175 183 192 166 185 202 219 234 249 262 274 286 222 246 270 291 312 331 350 367 382 276 308 338 365 390 413 436 458 460
7,5 77 86 94 102 109 115 122 128 133 102 115 126 136 146 155 163 171 179 155 173 189 205 219 232 245 256 267 206 230 253 272 291 309 326 342 357 258 288 315 341 365 386 406 427 446
8,0 72 81 89 96 102 108 114 120 125 96 108 119 128 137 146 153 161 168 146 162 177 192 206 218 230 240 251 194 216 237 255 273 290 306 321 335 242 270 296 320 342 362 381 401 419
8,5 68 76 83 90 96 102 107 113 117 90 102 112 120 128 137 144 151 158 137 152 167 181 193 205 216 226 236 182 203 223 240 257 272 288 302 315 227 254 278 301 322 340 359 377 394
9,0 64 72 79 85 91 96 101 106 110 85 96 105 113 121 129 136 142 149 129 144 157 171 183 193 204 213 222 172 192 210 227 242 257 272 285 298 214 240 262 284 304 321 338 356 372
9,5 61 68 75 81 86 91 96 101 105 81 91 100 107 115 123 129 135 141 123 136 149 162 173 183 193 202 211 163 182 200 215 230 244 258 270 282 203 227 249 269 288 304 321 337 352
10,0 58 65 71 77 82 86 91 96 100 77 86 95 102 109 116 122 128 134 116 130 142 154 164 174 184 192 200 155 173 190 204 218 232 245 257 268 193 216 236 256 274 289 305 320 335
Afgifte TEEJET DOPPEN XR, spuithoek 80° en 110E, dopafstand 50 cm, spuithoogte 40 tot 60 cm. Pagina 102
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 XR Teejet Dopnummer/ kernkleur cadwaarde 11001 8001 (100 mesh) oranje cadwaarde: 16 110015 80015 (100 mesh) groen cadwaarde: 24 11002 8002 (50 mesh) geel cadwaarde: 32 11003 8003 (50 mesh) blauw cadwaarde: 48 11004 8004 (50 mesh) rood cadwaarde: 64 11005 8005 (50 mesh) bruin cadwaarde: 80 11006 8006 (50 mesh) grijs cadwaarde: 97 11008 8008 (50 mesh) witcadwaarde: 129
Druk (bar) 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0
Afgifte 1 dop (l/min) 0,23 0,28 0,32 0,36 0,39 0,42 0,45 0,34 0,42 0,48 0,54 0,59 0,64 0,68 0,46 0,56 0,65 0,72 0,79 0,85 0,91 0,68 0,83 0,96 1,08 1,18 1,27 1,36 0,.91 1,12 1,29 1,44 1,58 1,71 1,82 1,14 1,39 1,61 1,80 1,97 2,13 2,27 1,37 1,68 1,94 2,16 2,37 2,56 2,74 1,82 2,23 2,58 2,88 3,16 3,41 3,65
Afgifte l/ha Rijsnelheid km 4,5 62 76 86 97 105 114 122 92 114 130 146 160 173 184 124 151 176 195 214 230 246 184 224 259 292 319 343 367 246 303 349 389 427 462 492 308 376 435 486 532 575 613 370 454 524 583 640 691 740 492 602 697 778 853 921 986
5,0 55 67 77 86 94 101 108 82 101 115 130 142 154 163 110 134 156 173 190 204 218 163 199 230 259 283 305 326 218 269 310 346 379 410 437 274 334 386 432 473 511 545 329 403 466 518 569 614 658 437 535 619 691 758 818 876
5,5 50 61 70 79 85 92 98 74 92 105 118 129 140 148 100 122 142 157 172 185 199 148 181 209 236 257 277 297 199 244 281 314 345 373 397 249 303 351 393 430 465 495 299 367 423 471 517 559 598 397 487 563 628 689 744 796
6,0 46 56 64 72 78 84 90 68 84 96 108 118 128 136 92 112 130 144 158 170 182 136 166 192 216 236 254 272 182 224 258 288 316 342 364 228 278 322 360 394 426 454 274 336 388 432 474 512 548 364 446 516 576 632 682 730
6,5 43 52 59 67 72 78 83 63 78 89 100 109 118 126 85 103 120 133 146 157 168 126 153 177 199 218 234 251 168 207 238 266 292 316 336 210 257 297 332 364 393 419 253 310 358 399 438 473 506 336 412 476 532 583 630 674
SPUIT-TABEL Pagina 103
7,0 39 48 55 62 67 72 77 58 72 82 93 101 110 117 79 96 111 123 135 146 156 117 142 165 185 202 218 233 156 192 221 247 271 293 312 195 238 276 309 338 365 389 235 288 333 370 406 439 470 312 382 442 494 542 585 626
7,5 37 45 51 58 62 67 72 54 67 77 86 94 102 109 74 90 104 115 126 136 146 109 133 154 173 189 203 218 146 179 206 230 253 274 291 182 222 258 288 315 341 363 219 269 310 346 379 410 438 291 357 413 461 506 546 584
8,0 35 42 48 54 59 63 68 51 63 72 81 89 96 102 69 84 98 108 119 128 137 102 125 144 162 177 191 204 137 168 194 216 237 257 273 171 209 242 270 296 320 341 206 252 291 324 356 384 411 273 335 387 432 474 512 548
8,5 33 40 45 51 55 60 64 48 60 68 77 84 91 96 65 79 92 102 112 120 129 96 118 136 153 167 180 193 129 159 183 204 224 243 258 162 197 229 255 280 302 322 195 238 275 306 336 363 388 258 316 366 408 448 484 518
9,0 31 37 43 48 52 56 60 45 56 64 72 79 85 91 61 75 87 96 105 113 121 91 111 128 144 157 169 181 121 149 172 192 211 228 243 152 185 215 240 263 284 303 183 224 259 288 316 341 365 243 297 344 384 421 455 487
9,5 29 35 41 46 49 53 57 43 53 61 68 75 81 86 58 71 82 91 100 107 115 86 105 122 137 150 161 172 115 142 164 183 201 217 231 145 176 204 228 250 270 288 174 213 246 274 300 324 347 231 283 327 365 400 432 463
10,0 28 34 38 43 47 50 54 41 50 58 65 71 77 82 55 67 78 86 95 102 109 82 100 115 130 142 152 163 109 134 155 173 190 205 218 137 167 193 216 236 256 272 164 202 233 259 284 307 329 218 268 310 346 379 409 438
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 HTA TYPE 2-21
TYPE CAD DRUK HTA 2-21 20 Water/atm 2 2 2 2 2 2 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 3 3 3 3 3 3 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 4 4 4 4 4 4
CAP L/MIN LITERS PER HECTARE Lucht/atm 5 km/u 6 km/u 7 km/u 8 km/u 1.0 0.49 118 98 84 74 1.2 0.45 109 90 77 68 1.4 0.37 89 74 63 56 1.6 1.8 2.0 1.0 0.63 152 126 108 95 1.2 0.62 149 124 106 93 1.4 0.61 146 122 105 92 1.6 0.59 142 118 101 89 1.8 2.0 1.0 0.57 137 114 98 86 1.2 0.56 134 112 96 84 1.4 0.50 118 98 84 74 1.6 0.49 117 97 83 73 1.8 0.48 114 95 82 71 2.0 0.45 109 91 78 68 1.0 0.62 149 124 106 93 1.2 0.59 142 118 101 89 1.4 0.58 139 116 99 87 1.6 0.58 138 115 98 86 1.8 0.57 137 114 97 85 2.0 0.56 134 112 96 84 1.0 0.95 228 190 163 143 1.2 0.93 223 186 159 140 1.4 0.91 218 182 156 137 1.6 0.89 214 187 153 134 1.8 0.87 209 174 149 131 2.0 0.85 204 170 146 128
Pagina 104
9 km/u 65 60 49
84 83 81 79
76 75 65 64 63 61 83 79 78 77 76 75 127 124 121 119 116 113
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 SPUIT-TABEL HTA TYPE 3-21
TYPE CAD DRUK HTA 3-21 30 Water/atm 2 2 2 2 2 2 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 3 3 3 3 3 3 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 4 4 4 4 4 4
Lucht/atm 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0
CAP L/MIN LITERS PER HECTARE 5 km/u 6 km/u 7 km/u 8 km/u 0.63 152 126 108 97 0.59 142 118 101 89 0.45 108 90 77 67
9 km/u 84 79 60
0.82 0.67 0.62 0.48
197 161 149 115
164 134 124 96
141 115 106 82
123 101 93 72
109 89 83 64
0.91 0.87 0.83 0.66 0.63 0.62 0.93 0.92 0.85 0.82 0.79 0.67 1.38 1.29 0.97 0.93 0.91 0.89
218 209 199 158 151 149 223 221 204 197 190 161 331 310 233 223 218 214
182 174 166 132 126 124 186 184 170 164 158 134 276 258 194 186 182 178
156 149 142 113 108 106 159 158 146 141 135 106 237 221 166 159 156 153
137 131 125 99 95 93 140 138 128 123 119 93 207 194 146 145 137 134
133 116 111 88 84 83 124 123 113 109 105 83 184 172 129 124 121 119
Pagina 105
Handleiding ZA 3400 bouwjaar 2001 SPUIT-TABEL HTA TYPE 51-21
TYPE HTA 51-21
CAD DRUK 39 Water/atm 2 2 2 2 2 2 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 2.5 3 3 3 3 3 3 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 4 4 4 4 4 4
Lucht/atm 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 2.0
CAP L/MIN LITERS PER HECTARE 5 km/u 6 km/u 7 km/u 8 km/u 0.82 197 164 141 123 0.66 158 132 113 98 0.93 223 186 159 138 0.90 216 180 154 135 0.82 197 164 141 123 0.67 161 134 115 101 0.62 149 124 106 93 0.58 139 116 99 87 1.33 319 266 228 200 1.00 240 200 171 150 0.98 235 196 168 147 0.92 221 184 158 138 0.87 209 174 149 131 0.82 197 164 141 123 1.43 343 286 245 215 1.36 326 272 233 204 1.29 310 258 221 194 1.00 240 200 171 150 0.97 233 194 166 146 0.93 223 186 159 145 1.67 401 334 286 251 1.48 355 296 254 222 1.46 350 292 250 219 1.43 343 286 245 215 1.38 331 276 245 207 1.29 258 258 221 194
Pagina 106
9 km/u 109 88
124 120 109 89 83 77 177 133 131 123 116 109 191 181 172 133 129 120 223 197 195 191 184 172