Rapportage
Effectief aanbod nazorg na jeugdzorg uitgebracht door Alleato, adviesbureau voor sociale vraagstukken
Utrecht, mei 2011
Alleato Bemuurde Weerd Westzijde 4 3513 BH Utrecht t 030 - 239 20 44 f 030 - 232 87 77 e
[email protected] w www.alleato.nl kenmerk: projectcode: opdrachtgever: contactpersoon Alleato:
IL/MZ/JN/YS/11321 11.06.01 Provincie Utrecht Inger Luijten, Miriam Zandvliet
2011 Alleato, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Utrecht Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Alleato, CMO te Utrecht.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 1
Inhoudsopgave Samenvatting ................................................................................................................ 3 1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding ...................................................................................................... 5 Probleemanalyse ............................................................................................. 5 Leeswijzer....................................................................................................... 7
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Methodiekbeschrijvingen Werkwijze....................................................................................................... 8 Projectbeschrijvingen ..................................................................................... 9 Tabel 1: Kenmerken per methodiek ............................................................... 32 Beschouwing .................................................................................................. 34 Signalen .......................................................................................................... 35
3. 3.1 3.2
Analyse Succes- en risicofactoren ................................................................................ 37 Conclusies....................................................................................................... 43
Bijlage 1. Lijst met methodieken Bijlage 2. Vragenlijst Bijlage 3. Lijst met respondenten
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 2
Samenvatting In opdracht van de provincie Utrecht heeft Alleato een inventarisatie uitgevoerd naar effectief aanbod nazorg voor jongeren die uit de geïndiceerde jeugdzorg komen, dat door gemeenten kan worden georganiseerd. Het doel van deze inventarisatie is om met name middelgrote en kleine gemeenten te informeren over de verschillende manieren om aanbod te organiseren, welke vragen daarbij aan de orde komen en wat succesvolle elementen zijn. De vraag die centraal staat in deze inventarisatie is: hoe kunnen gemeenten en organisaties op lokaal niveau op een effectieve wijze nazorg organiseren die gericht is op zelfstandigheid en zelfredzaamheid van jongeren tussen de 16 en 23 jaar uit de geïndiceerde jeugdzorg? De knelpunten in het proces van het organiseren van nazorg voor jongeren zijn onder andere het ontbreken van zelfstandige woonvoorzieningen, de samenwerking met en overdracht vanuit de jeugdzorgaanbieder en de financiering van beschikbare trajecten of interventies. Jongeren zelf ervaren nazorg nog té vaak als zwaar hulpverlenend, terwijl zij daar na een jeugdzorgtraject niet voor gemotiveerd zijn. Hun hulpvraag is vooral praktisch. In de inventarisatie zijn 11 methodieken beschreven aan de hand van 7 parameters: effect, financiering, leefgebieden, rol van de professional, rol van de gemeente, samenwerking met lokale partijen en overdracht. De methodieken worden nog vaak uitgevoerd in grote gemeenten maar uit de analyse van de methodieken komt een aantal succesfactoren naar voren die ook middelgrote en kleine gemeenten handvatten biedt om nazorg te organiseren. Met name op het gebied van financiering en samenwerking lijkt creativiteit het sleutelwoord. Dit betekent dat op een nieuwe manier wordt gekeken naar structuren en aanbod dat al bestaat. Bezuinigingen dwingen gemeenten om kritisch te zijn naar hoe geld wordt besteed, maar bieden ook mogelijkheden om op andere manieren over financiering van trajecten na te denken. Een ander terugkerend element is het inzichtelijk maken van het lokale aanbod. Wat is er al aanwezig en voor welke doelgroep? Wat zijn de voorwaarden om van dit aanbod gebruik te kunnen maken? Dit maakt het ook gemakkelijker voor professionals om in hun rol als begeleider de jongere op de juiste manier te ondersteunen. Ook van belang hiervoor is dat de overdracht vanuit jeugdzorg goed gebeurt. Hiervoor is samenwerking met de jeugdzorgaanbieder essentieel, maar ook het vraaggericht werken vanuit de jongere. Wat zijn de behoeftes en wensen van de jongere op het moment dat hij uitstroomt uit een jeugdzorgtraject (residentieel of ambulant). Het motiveert als een jongere hier zelf bij betrokken wordt. Op basis van de analyse kunnen we de volgende aanbevelingen doen: - formuleer een visie op maatschappelijke participatie van jongeren. Het doel van nazorg is zelfstandigheid van jongeren - wees creatief in het zoeken naar nieuwe financieringsmogelijkheden - weet wat je in huis hebt: maak het lokale aanbod inzichtelijk bijvoorbeeld door een sociale kaart - geef het lokale veld ook de ruimte om creatief om te gaan met problematiek van jongeren, die niet eenduidig is en om maatwerk vraagt - denk na over de wijze waarop je het lokale aanbod inricht en hoe hiernaar verwezen wordt. Kies je voor één loket van waaruit jongeren worden doorverwezen? Zit de
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 3
-
ondersteuning op de verschillende leefgebieden onder één dak of zijn verschillende instanties betrokken? wees initiatiefnemer in het faciliteren van samenwerking op directieniveau zodat de neuzen dezelfde kant opwijzen investeer in de relatie met jeugdzorgaanbieders.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 4
1.
Inleiding
In opdracht van de provincie Utrecht heeft Alleato een inventarisatie uitgevoerd naar effectief aanbod nazorg voor jongeren die uit de geïndiceerde jeugdzorg komen, dat door gemeenten kan worden georganiseerd. Het doel van deze inventarisatie is om met name middelgrote en kleine gemeenten te informeren over de verschillende manieren om aanbod te organiseren, welke vragen daarbij aan de orde komen en wat succesvolle elementen zijn. 1.1 Aanleiding Gemeenten hebben sinds 2008 een wettelijke taak om nazorg voor jeugdigen uit geïndiceerde jeugdzorg of detentie te organiseren. Utrechtse gemeenten zijn bekend met deze taak en spannen zich op lokaal en regionaal niveau in om samenwerking tussen partijen te verbeteren. Door o.a. de koppeling te maken met het CJG en andere lokale partijen, door de inzet van informatiemakelaars of coördinator nazorg. Dit zijn de bevindingen uit het vooronderzoek dat Alleato in het voorjaar van 2010 heeft uitgevoerd in de aanloop naar een conferentie op het thema „nazorg na jeugddetentie‟. De conclusie naar aanleiding van dit vooronderzoek is onder andere dat gemeenten worstelen met de vraag hoe nazorg effectief te organiseren is. Deze vraag speelt vooral bij de middelgrote en kleine gemeenten. Wat is er beschikbaar aan methodieken en samenwerkingspraktijken1 en hoe kan dit lokaal ingebed worden? Deze vraag wordt herkend door de partners in het Project Nazorg van de provincie Utrecht dat wordt uitgevoerd in het kader van het provinciale programma Utrechtse Jeugd Centraal (UJC). De bevindingen uit deze inventarisatie sluiten aan bij de actiepunten die op het onderdeel nazorg worden geformuleerd in het Afsprakenkader tussen IPO en Rijk (november 2009)2. De afspraken rondom nazorg zijn opgenomen in het Projectplan Nazorg van 16 maart 2010 van de provincie Utrecht namelijk: 1) concrete afspraken maken met gemeenten over de beschikbaarheid van noodzakelijke vormen van nazorg in het gemeentelijk veld, en 2) stimuleren van het maken van afspraken tussen instellingen met een eerstelijnsaanbod en aanbieders van geïndiceerde jeugdzorg. 1.2 Probleemanalyse De vraag die centraal staat in deze inventarisatie is: hoe kunnen gemeenten en organisaties op lokaal niveau op een effectieve wijze nazorg organiseren die gericht is op zelfstandigheid en zelfredzaamheid van jongeren tussen de 16 en 23 jaar uit de geïndiceerde jeugdzorg? In het visiedocument van de provincie Utrecht3 is te lezen dat het bieden van adequate nazorg van belang is omdat dit kan bijdragen aan het voorkomen van terugval van een jongere in een zorgtraject. Nazorg draagt bij aan de re-integratie en maatschappelijke participatie van jongeren. Hierin worden tevens verschillende knelpunten benoemd in de organisatie van nazorg. Dit zijn knelpunten rondom de uitstroom, aanwezigheid en capaciteit van voorzieningen in de gemeente, maar bijvoorbeeld ook rondom de motivatie en competenties van jongeren zelf. We bekijken in 1
We gebruiken in deze inventarisatie de term methodieken als verzamelnaam voor methodieken, projecten, trajecten, samenwerkingspraktijken en andere vormen van het organiseren van nazorg. 2 Bij de provincie Utrecht is vertraging opgetreden in het proces van de uitvoering van het afsprakenkader. Om deze reden is dit proces losgekoppeld van het Project Nazorg van de provincie Utrecht. In een latere fase wordt dit alsnog uitgevoerd. 3 Project Nazorg UJC, visie en uitgangspunten, januari 2011.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 5
deze inventarisatie de organisatie van nazorg voornamelijk vanuit de gemeenten, daarbij rekening houdend met de wensen en behoeften van jongeren. We lichten de vraag van gemeenten en jongeren hieronder nog kort toe. 4 Gemeenten Voornamelijk middelgrote en kleine gemeenten vinden de organisatie van nazorg, die in het belang van de jongere wordt ingezet, ingewikkeld. Nazorg is een lichte vorm van zorg, en moet tijdelijk zijn. Daarbij is nazorg het leveren van maatwerk, iedere jongere heeft een andere vraag. Nazorgtrajecten, bijvoorbeeld vanuit resocialisatie- of re-integratiebedrijven zijn vaak kostbaar. Zelfstandige woonvoorzieningen zijn in deze gemeenten nauwelijks aanwezig. Kun je dan toch als gemeente je rol vervullen zonder afhankelijk te zijn van voorzieningen in grote steden? Op welke manier kun je de samenwerking tussen de lokale partijen en de jeugdzorgaanbieder organiseren? Wie betaalt dat dan? Voor de organisatie van nazorg zijn gemeenten ook afhankelijk van jeugdzorginstellingen. Wanneer stroomt een jongere uit en wanneer start een nazorgtraject dan? Wat is de beste timing? Begin je al bij 16 jaar? Een jongere is dan nog niet gemotiveerd. Begin je pas bij 18 jaar? Dan is een jongere in veel gevallen al te laat voor het aanvragen van een uitkering, woning of andere vormen van financiering. Een ander genoemd knelpunt is dat er bij interventie die al beschikbaar is, er vaak een aantal contra-indicaties zijn waardoor sommige jongeren altijd buiten de boot vallen. Voorbeelden hiervan zijn jongeren met een IQ lager dan 70 of zwaar verslaafde jongeren. Bij de ondersteuning die deze jongeren nodig hebben is in veel gevallen een wachtlijst. Uit de analyse van de collegeprogramma‟s5 van alle gemeenten in de provincie Utrecht blijkt dat nazorg na jeugdzorg, dat in principe onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt, vrijwel niet expliciet genoemd wordt in beleidsstukken. Daar waar het programma UJC de focus legt op thema‟s waar het lokaal preventief jeugdbeleid en de provinciale verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg elkaar raken, is dit geen prioriteit in gemeentelijk beleid. Alleen Utrecht en Amersfoort zeggen iets over de mogelijke overdracht van verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg naar gemeenten. Jongeren Uit onderzoek blijkt dat bekende methodieken vanuit jeugdzorg om nazorg te organiseren soms nog een te zwaar hulpverlenend karakter hebben, terwijl cliënten daar niet gemotiveerd voor zijn. Dit kan weer leiden tot uitval. De methodieken die wij in beeld brengen zijn gericht op het laten participeren van jongeren in de maatschappij. In de praktijk blijkt de vraag van jongeren te liggen op de leefgebieden werk, onderwijs en wonen. “Heb je een woning voor mij, en kun je me helpen met mijn schulden?”. Jongeren willen weer „gewoon‟ zijn. Zoals verwoord door het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg: “Je bent achttien en je wilt wat! Ja, en zeker als je in de jeugdzorg zit. Je wilt als jongere in de jeugdzorg namelijk duidelijkheid, steun en iemand die met je meedenkt (…) Alle kinderen en jongeren hebben steun nodig, een helpende hand, en horen met warmte klaargestoomd te worden voor ‘echte volwassenheid’.”6
4
Voor deze toelichting hebben we gebruik gemaakt van beschikbare informatie uit eerder genoemd vooronderzoek, het afsprakenkader en visiedocument van de provincie Utrecht 5 Analyse collegeprogramma‟s gemeenten, Alleato, juni 2010 6 Achttien is de deadline, voorzorg in de jeugdzorg, LCFJ
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 6
1.3 Leeswijzer Deze inventarisatie brengt in beeld welk effectief nazorgaanbod voor jongeren uit jeugdzorg voor gemeenten beschikbaar is, zowel binnen als buiten de provincie Utrecht. De inventarisatie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 beschrijven we 11 methodieken die we op basis van de parameters kunnen benoemen als praktische methoden om nazorg te organiseren. In paragraaf 2.1 lichten we onze werkwijze toe. In paragraaf 2.2 zijn alle methodieken volgens het vaste format beschreven. In paragraaf 2.3 geven we kort weer wat opvalt in de methodiekbeschrijvingen. In paragraaf 2.4 staat andere relevante informatie die geen plek krijgt in de methodiekbeschrijvingen. In hoofdstuk 3 geven we antwoord op de centrale vraag van deze inventarisatie. Per parameters benoemen we succesfactoren, en, indien van toepassing, ook risicofactoren. We sluiten het hoofdstuk af met een conclusie.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 7
2.
Methodiekbeschrijvingen
2.1 Werkwijze We hebben op verschillende manieren gezocht naar informatie voor deze inventarisatie. We hebben, in overleg met de provincie Utrecht, ervoor gekozen de focus te leggen op gemeenten, partijen binnen de gemeenten (zoals de welzijnsinstelling en algemeen maatschappelijk werk, onderwijsinstellingen en woningcorporaties) en we hebben het netwerk van CMO‟s ingezet. We hebben met een aantal aanbieders van jeugdzorg gesproken. Ook via deskresearch (o.a. NJi Databank) zijn we methodieken op het spoor gekomen. Bij het nazorgaanbod dat vanuit de jeugdzorginstellingen zelf wordt ingezet, ligt de nadruk nog vaak op hulpverlening, in plaats van praktische ondersteuning bij maatschappelijke participatie en terugkeer naar de gemeente. We hebben met een aantal aanbieders van jeugdzorg gesproken dat een aanbod organiseert dat meer gericht is op toeleiding naar werk of onderwijs. We hebben een aantal criteria opgesteld voor afbakening van de inventarisatie. Op basis van deze criteria hebben we de vraag naar effectieve methodieken en samenwerkingspraktijken uitgezet binnen ons netwerk. Deze criteria zijn: - de methodiek is gericht op jongeren in de leeftijd 16 tot 23 jaar uit geïndiceerde jeugdzorg, of is geschikt voor deze doelgroep; - de methodiek wordt voornamelijk lokaal gefinancierd; - de methodiek is gericht op maatschappelijke participatie en activering. De hulpverleningscomponent is wel aanwezig maar de focus ligt op praktische ondersteuning. - de methodiek richt zich op de leefgebieden onderwijs, werk en wonen en dan voornamelijk de toeleiding naar dagbesteding en huisvesting;7 - de methodiek is praktisch, in de eerste lijn georganiseerd. Van een zware vorm van hulpverlening is dus geen sprake; - de methodiek bevindt zich zoveel mogelijk op het snijvlak van het lokale veld en jeugdzorg. Mogelijk geschikte methodieken zijn opgenomen in een lijst (Bijlage 1). Dit kan een project zijn, een methodiek of een samenwerkingspraktijk. Uit deze lijst hebben we 11 methodieken gekozen die we verder hebben beschreven. We hebben bij het maken van een uiteindelijke keuze rekening gehouden met de aard van de methodieken. Het resultaat is dat de methodieken van elkaar verschillen in vorm (bijvoorbeeld een mentorproject, een samenwerkingsverband of een woonvoorziening) zodat de diversiteit van het aanbod geïllustreerd wordt. Dit betekent ook dat de beschreven methodieken niet uniek zijn in hun soort. In andere gemeenten en provincies is vergelijkbaar aanbod beschikbaar (zie ook de lijst met methodieken in Bijlage 1). We hebben (telefonische) gesprekken met aanbieders gevoerd en hen bevraagd op verschillende parameters.8 Bij het benoemen van de parameters om methodieken te beschrijven hebben we rekening gehouden met de knelpunten in de organisatie van nazorg zoals die uit verschillende onderzoeken naar voren zijn gekomen. 7
We hebben het leefgebied „vrije tijd‟ waar het sociaal netwerk van een jongere een grote rol niet genoemd als criterium. In de praktijk zien we echter wel dat het leefgebied „Vrije tijd‟ en het sociale netwerk een belangrijke rol spelen in het succes van nazorg. 8 De vragenlijst die op basis van deze parameters is opgesteld is te vinden in Bijlage 2.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 8
Overzicht parameters: PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Hoeveel jeugdigen hebben gebruik gemaakt van het aanbod en wat is er te zeggen over het succes van de nazorg?
Financiering
Op welke manier wordt het initiatief gefinancierd? Wat zijn de kansen op structurele financiering?
Leefgebieden
Op welke van de genoemde leefgebieden richt het initiatief zich? Onderwijs, huisvesting, werk en inkomen?
Rol van de professional
Op welke manier is de begeleiding tijdens het traject georganiseerd?
Rol van de gemeente
Wat is de rol van de gemeente? Beleidsregisseur, uitvoerder, coördinator, financier?
Samenwerking met lokale partijen
Hoe wordt samengewerkt met bijvoorbeeld het CJG, lokaal welzijn, jongerenwerk, onderwijs, woningbouwcorporaties, etc.?
Overdracht
Hoe is de overdracht vanuit de geïndiceerde jeugdzorg geregeld?
2.2 Projectbeschrijvingen De 11 methodieken die we gekozen hebben om verder uit te werken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Workwise Route 27 Het Jeugd Interventie Team (JIT) De Utrechtse School Meiden met Pit Enkeltje Zelfstandig U2Connect Talent voor Zorg Titan Foyers Rotterdam Timon Woongroepen
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 9
Methodiek 1: Work-wise Korte omschrijving methodiek: Almata is een instelling voor Jeugdzorg-plus. Zij ontwikkelde zelf de methodiek Work-wise. Work-wise is een door het NJi erkende gedragsinterventie voor jongeren die een residentiële behandeling hebben gehad (civielrechtelijk/strafrechtelijk). Work-wise wordt uitgevoerd door alle JJI‟s in Nederland (22) en een aantal jeugdzorg+ instellingen. De methodiek is een vorm van franchise: alle instellingen die gebruik maken van Work-wise betalen contributie. Stichting Work-wise ontwikkelt van die contributies nieuwe interventies. Instellingen die contributie betalen mogen onder de vlag van Work-wise werken, wat als voordeel heeft dat er nooit twijfel is over het effect van de interventie. Almata werkt nu 3 jaar met Work-wise. In eerste instantie wordt binnen Almata gewerkt aan het gedrag van de jongere. Vervolgens gaat een jongere „proefdraaien‟ bij een bedrijf in de buurt van de instelling en tot slot wordt er een werkgever gezocht in de buurt van waar de jongere gaat wonen. „Aan de slag‟ is een afgeleide van Work-wise en is een interventie voor risicojongeren. Dat kunnen dus ook jongeren zijn die nog niet residentieel hebben gezeten. Gemeenten kopen een traject in bij, in dit geval, Almata, waarop de jongere een begeleider toegewezen krijgt vanuit Almata en 100 uur (ongeveer 6 maanden) begeleid wordt. „Aan de slag‟ is sinds 1 september 2010 erkend. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
In 2008 zijn er landelijk ruim 3.200 jongeren die in een Work-wise traject zitten of hebben gezeten. Dat zijn er zo‟n 600 meer - een stijging van bijna 25% - dan het jaar ervoor. Van die 3.200 jongeren stromen er in de loop van het jaar 1.650 uit. Van een onderzoeksgroep van 527 jongeren die in de loop van 2008 uit de inrichting zijn vertrokken, hebben we de volgende resultaten „direct na vertrek‟. Work-wise heeft ook onderzoek gedaan onder de jongeren, „drie of zes maanden na vertrek‟. Direct na vertrek: 384 van de 527 jongeren hebben hun traject volledig afgerond. • Van die 384 jongeren is 86% aan het werk en/of bezig met een opleiding. • De resterende 14% zit in een beschermd dagtrainingscentrum, heeft een dagbesteding via een gemeente/ zorgboerderij of bijzondere vorm van jeugdzorg waar geen Work-Wise wordt uitgevoerd of heeft geen dagbesteding. Drie of zes maanden na vertrek - afhankelijk van kort-, middenlang- of langverblijf in de instelling - zijn 216 jongeren benaderd voor een follow-up interview. Tweederde van hen werkte hier aan mee. Voor hen gelden de volgende resultaten: - 45% heeft werk - 41% zit op school of volgt een studie - 2% volgt een beschermde daginvulling
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 10
- 1% heeft huishoudelijke taken - 9% heeft geen vaste daginvulling. Financiering
Work-wise wordt gefinancierd door het ESF (Europees Sociaal Fonds) en vanuit het Actieplan jeugdwerkloosheid. In eerste instantie bestond het nazorgtraject uit 3 maanden en werd volledig gefinancierd uit ESF-gelden. Omdat onderzoek uitwees en ook de praktijk liet zien dat 9 maanden een minimum is, (omdat jongeren anders te snel terugvallen in oud gedrag,) is gezocht naar aanvullende middelen. Die werden gevonden in de pot voor bestrijding jeugdwerkloosheid. Het project is er immers op gericht o.a. een dagbesteding (opleiding/werk) voor de jongere te vinden. „Aan de slag‟ kost € 8000, - voor 100 uur en duurt ongeveer 6 maanden.
Leefgebieden
Work-wise richt zich op het verkrijgen en behouden van een beroepsopleiding en werk. Tijdens het traject echter, wordt ook gekeken naar huisvesting, werkrelatie, netwerkvorming, vrije tijdsbesteding, schuldhulpverlening etc. Voor behouden van werk zijn sociale vaardigheden en stabiliteit gewenst. Hetzelfde geldt voor „Aan de slag‟.
Rol van de professional
De begeleider is dezelfde begeleider die ook ten tijde van de residentiële zorg betrokken was. Verder is de voogd van jeugdzorg betrokken.
Rol van de gemeente
In het geval van Work-wise wordt aan de gemeente gerapporteerd dat een jongere in zijn gemeente komt te wonen en/of werken. Er is geen directe rol voor de gemeente in dit proces. Bij „Aan de slag‟ kan de gemeente aanvrager zijn en financier. Als straks de jeugdzorg wordt overgeheveld naar gemeenten, gaan wellicht de financieringstromen voor Work-wise anders lopen. Hier is nog te weinig zicht op.
Samenwerking met lokale partijen
In eerste instantie wordt samen met de jongere gekeken naar een opleiding of werk. In het traject worden vervolgens de juiste instanties betrokken, zoals welzijn, jongerenwerk of het CJG. Dit is afhankelijk van de behoefte van de jongere. De begeleider kent het maatschappelijk middenveld goed en heeft korte lijnen.
Overdracht
De overdracht naar het lokale veld gebeurt door de begeleider van Almata. Indien wenselijk wordt aansluiting gezocht bij een coach op lokaal niveau, dit is tot nu toe weinig voorgekomen. De begeleider houdt contact met de jongere en de opleiding of werkgever.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 11
Methodiek 2: Route 27 Korte omschrijving methodiek: Route 27 verbindt partijen die op de verschillende levensterreinen van jongeren actief zijn. Ze concentreren zich met name op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. De jongeren die besproken worden bij Route 27 zijn zogenaamde. „multi-problem‟ jongeren: ze hebben problemen op 3 of meer terreinen. Jongeren komen binnen via Bureau Leerplicht en Voortijdig Schoolverlaten, UWV werkbedrijf, Routecoaches of FlexusJeugdplein. In praktijk komen er veel jongeren binnen via het UWV. Jongeren krijgen een intakegesprek en geven vervolgens toestemming om besproken te worden in het Multidisciplinair Team (MDT). Dit team komt wekelijks bij elkaar. De instantie die de meeste bemoeienis heeft met de jongere wordt casemanager. Vervolgens wordt op basis van deze informatie (kansen en belemmeringen die jongeren aangeven) de jongere voorgedragen bij Route 27. Op basis van gegevens die bekend zijn bij de verschillende partners, wordt de diagnose gesteld en de trajectinzet bepaald. Alle beschikbare informatie wordt opgeslagen in een digitaal systeem op internet dat via autorisatie toegankelijk is voor alle partners in het MDT. Route 27 faciliteert de partijen op allerlei niveaus om hun samenwerking te bevorderen. Route 27 is kort geleden benaderd door de gemeente Dordrecht voor jongeren die uit geïndiceerde jeugdzorg komen. Dit in het kader van de verantwoordelijkheid die straks bij de gemeenten komt te liggen. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Per jaar maken tussen de 250 en 300 jongeren succesvol gebruik van het project.
Financiering
Het project is in 2004 gestart als Route 23 en begon als pilot. Het werd wisselend gefinancierd door provincie, gemeenten en andere partijen. Nu wordt Route 27 betaald door 5 organisaties die eigenaar zijn: Sociale Dienst, UWV, ROC, bureau Leerplicht en voortijdig schoolverlaten, en werkgevers. Financiering is nu gegarandeerd tot eind 2011. Financiering blijft dus een risicofactor. Per jaar stromen tussen de 250 en 300 jongeren in. Het budget per jaar van Route 27 is € 300.000, -. Voorbeeld: in 2010 stroomden 288 jongeren in. Dat betekent ongeveer € 1000, - per jongere. De andere partijen zitten er dan met „gesloten beurs‟: zij nemen deel vanuit hun reguliere taken.
Leefgebieden
Met name op onderwijs en arbeidsmarkt, maar ook alle andere terreinen waar een jongere ondersteuning nodig heeft komen aan de orde. Op het moment dat een jongere een vraag heeft op een leefgebied dat niet vertegenwoordigd wordt in het MDT, wordt gezocht naar een samenwerkingspartner die deze vraag wel kan beantwoorden.
Rol van de professional
In het MDT zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: - Convenant „eigenaar‟ van Route 27: Sociale Dienst Drechtsteden, ROC Da Vinci College, UWV Werkbedrijf, BLVS (Bureau Leerplicht Voortijdig Schoolverlaten), en Werkgevers
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 12
-
Overige partners: MEE, FlexusJeugdplein, Yulius voor geestelijke gezondheid, Bureau Jeugdzorg en sector MO Dordrecht De partij die de meeste bemoeienis heeft met de jongere wordt casemanager: hij/zij ziet toe op het verloop van het traject. Rol van de gemeente
Het zijn momenteel vooral de wethouders die een rol spelen. Zij zijn blij met de brede aanpak en kunnen op die manier een ambassadeursfunctie vervullen. In de toekomst kan de rol van gemeenten groter worden, als er bij hen meer verantwoordelijkheid komt te liggen op het gebied van nazorg.
Samenwerking met lokale partijen
Niet direct, maar er is wel contact met deze organisaties via de partners van Route 27. Bv het Entreeteam van MEE, of een mentorenproject van het Oranjefonds (Goal). Partners op lokaal niveau worden indien nodig betrokken bij het MDT en dragen bij aan ondersteuning van de jongere.
Overdracht
Momenteel worden er nog geen jongere direct vanuit geïndiceerde jeugdzorg aangemeld bij Route 27. De methodiek is hier echter zeer geschikt voor. Binnenkort sluit jeugdzorgaanbieder Trivium Lindenhof aan bij Route 27 om verder te denken over hoe jongeren vanuit jeugdzorg kunnen instromen bij Route 27.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 13
Methodiek 3: Het Jeugd Interventie Team (JIT) Korte omschrijving methodiek: Het Jeugd Interventie Team is een werkorganisatie met ongeveer 80 medewerkers. Zij bieden persoonlijke, vrijwillige begeleiding op maat voor jongeren die hun jeugdzorgtraject aan het afronden zijn, maar zelf aangeven nog praktische ondersteuning te kunnen gebruiken op verschillende leefgebieden. Een traject duurt minimaal 3 maanden en is gericht op zelfstandigheid van de jongere. Alle partijen rondom de jongere zijn betrokken. JIT is actief in de regio Haaglanden (gemeente Den Haag en regiogemeenten). Jongeren zijn tussen de 12 en 26 jaar. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Afgelopen jaar (2010) hebben ongeveer 800 jongeren gebruik gemaakt van het JIT, waarvan ongeveer 150 trajecten in de randgemeenten. Van die trajecten is ongeveer 75% positief uitgestroomd. 58% van de jongeren die begeleid zijn, heeft zichzelf aangemeld. Op verzoek is het jaarverslag beschikbaar.
Financiering
JIT wordt volledig gefinancierd door de gemeente Den Haag. Een traject kost tussen de 5.000 en 10.000 euro (afhankelijk van de duur van traject) De gemeente Den Haag wil graag één loket voor vrijwillige hulpverlening, verschillende kleine organisaties zijn in het JIT opgegaan en door de volledige financiering heeft de organisatie deze omvang kunnen aannemen. JIT wordt gefinancierd vanuit de beleidsterreinen jeugd, onderwijs, welzijn, WMO en sociale zaken. De verschillende doelgroepen zijn bijvoorbeeld VSV-ers (overbelaste jongeren) of jongeren met een uitkering. De financiering wordt vastgesteld voor 4 jaar, bij de wisseling van wethouder wordt de subsidie opnieuw vastgesteld. Jaarlijks wordt aan de gemeente gerapporteerd over het aantal trajecten, de percentages uitstroom en de achtergrond van de jongeren.
Leefgebieden
Een traject vanuit het JIT richt zich op álle leefgebieden. In het algemeen geldt dat een jongere tijdens een traject begeleid wordt naar zelfredzaam en zelfstandig zijn, en een netwerk te realiseren waar een jongere op kan terugvallen. Dagbesteding, sociaal netwerk en financiële situatie zijn hiervoor voorwaarden waaraan gewerkt wordt samen met de jongere, diens netwerk en de professionele omgeving. Meer dan de helft van de jongeren bij JIT meldt zich zelf aan bij het JIT of via het Jongeren Informatie Punt en andere organisaties. Zij hebben geen vertrouwen in de reguliere hulpverlening vanuit BJZ, de jeugdzorgaanbieder of andere organisaties.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 14
Rol van de professional
De ervaringen van jongeren met jeugdzorg zijn niet altijd positief. De rol van BJZ wordt daarom beperkt tot het aanmelden van jongeren die bijna klaar zijn met hun traject of van jongeren waarvoor uit screening blijkt dat zij beter gebaat zijn bij inzet vanuit het lokale veld in plaats van een geïndiceerd traject. De trajectbegeleider vanuit het JIT heeft verschillende rollen en is belangenbehartiger. Zowel coach als mentor, vriend en advocaat, net wat de situatie vraagt. De ervaring leert het JIT dat jongeren graag in traject willen zolang er maar geen relatie meer is met de Jeugdzorg. Het JIT is vrijwillige hulp, de jongere kiest zelf hiervoor. De professional is stimulerend, sturend, motiverend, ondersteunend op alle gebieden. Soms zelfs bij het terugbegeleiden van een jongere naar Bureau Jeugdzorg of een zorgaanbieder in de regio.
Rol van de gemeente
De gemeente is hoofdzakelijk financier. Het JIT, maar ook andere lokale partijen hebben een signalerende functie. De signalen uit het lokale veld worden door de gemeente heel serieus genomen en op basis daarvan wordt bepaald of er bijvoorbeeld meer trajecten worden ingezet.
Samenwerking met lokale partijen
De medewerkers van JIT zijn in verschillende lokale overlegstructuren betrokken waardoor de lijnen met o.a. het AMW, CJG, Onderwijs, Sociale Dienst, jongerenwerk, voorzieningen voor begeleid wonen of schuldhulpverlening kort zijn.
Overdracht
Voor de 18+ doelgroep geldt dat wanneer een jongere zijn of haar jeugdzorgtraject bijna heeft afgerond, hij of zij kan worden aangemeld bij het JIT, indien nodig (door BJZ of de jeugdzorgaanbieder). Dit geldt ook voor jongeren die jonger zijn dan 18 en klaar zijn met hun BJZ-maatregel, maar geen vrijwillige hulp meer willen vanuit BJZ. Ook vanuit het lokale veld kunnen jongeren worden aangemeld, bijvoorbeeld de overbelaste jongeren tot 16 jaar, waar een traject bij JIT ook een sterk preventieve werking heeft. Overdracht vanuit het JIT naar het eigen netwerk van de jongere gebeurt ook zorgvuldig, we spreken van een warme overdracht. Het JIT biedt de persoonlijke begeleiding en de zorg die bij een jongere past in een traject van minimaal 3 maanden. Na het traject krijgt een jongere altijd 9 maanden nazorg vanuit het JIT, wat inhoudt dat hij of zij één keer in de 3 maanden wordt gebeld of opgezocht om te kijken hoe het gaat.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 15
Methodiek 4: De Utrechtse School Korte omschrijving methodiek: De Utrechtse School is 1,5 jaar geleden opgericht. Het is een fusieorganisatie waarin de oude VSO Lomscholen, Do-it en TOV zijn opgegaan. De Utrechtse School is een orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC). Het onderwijs dat geboden wordt is regulier onderwijs maar er wordt uitgegaan van 2-jarige trajecten waarna een leerling uitstroomt naar regulier onderwijs. Op de Utrechtse School krijgt de leerling ondersteuning en begeleiding om weer mee te kunnen draaien in het regulier onderwijs. De leerlingen op de Utrechtse School zijn tussen de 12 en 22 jaar. De Utrechtse School heeft ongeveer 210 leerlingen, waarvan 80 in de onderbouw en 120 in de bovenbouw. De bovenbouw bestaat uit de programma‟s Link-it (ongeveer 30 leerlingen) en Do-it (ongeveer 80 leerlingen). Link-it begeleidt leerlingen met VMBO-kader, VMBO-tl of hoger niveau. Do-it begeleidt leerlingen naar het behalen van AKA-diploma waarna zij kunnen doorstromen naar niveau 2 van MBO. De Utrechtse School verwijst leerlingen door naar de meest passende plek en werkt daardoor samen met veel verschillende instellingen. In Nederland zijn er nog zo‟n 10 OPDC‟s. De Utrechtse School bedient de regio Vechtstreek en Utrecht. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
De Utrechtse School is als OPDC pas 1,5 jaar actief. In het jaarverslag 2009-2010 staan de eerste resultaten vermeld. In het eerste jaar zijn van de gemiddeld 85 leerlingen, 33 leerlingen uitgestroomd naar regulier onderwijs. 11 leerlingen zijn naar het speciaal onderwijs gegaan. Om resultaten over effect te melden is het nog te vroeg.
Financiering
Er wordt gewerkt vanuit het principe “het geld volgt de leerling”. De leerling blijft namelijk ingeschreven op de toeleverende school. Deze „moederschool‟ betaalt de plek op de Utrechtse School voor zolang deze hier verblijft. Het project wordt daarnaast gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, de gemeenten in het samenwerkingsverband en de provincie Utrecht. Een traject kost gemiddeld € 6.300 voor nietLWOO-onderwijs. Voor LWOO ligt dit bedrag hoger, gemiddeld € 10.800
Leefgebieden
Doel van de Utrechtse School is een goede onderwijscarrière garanderen. De ouders spelen een belangrijke rol hierin. Zij maken keuzes voor hun kind waar de schoolloopbaan van afhankelijk is. De voorwaarde hiervoor is een stevig netwerk waar de jongere op kan terugvallen. Dit wordt als doel in de begeleiding meegenomen.
Rol van de professional
Zorgconsulenten begeleiden leerlingen bij overgang van De Utrechtse School naar regulier onderwijs. Voor leerlingen die naar het MBO gaan, wordt een warme overdracht georganiseerd door de mentor.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 16
Leerlingen vanuit cluster 4 onderwijs worden begeleid door de ambulant begeleider van de jeugdzorginstelling en krijgen begeleiding door de mentor op school. Er is een samenwerking gestart met jeugdzorginstelling de Rading voor onderwijs-zorgtrajecten in de school. Docenten krijgen nog vaak te maken met zorgvragen van leerlingen, terwijl lesgeven hun kerntaak zou moeten zijn. Een onderwijs-zorgtraject moet zorg op maat bieden waardoor de leerling op school kan blijven. Dit traject loopt naast de schoolbrede gedragsinterventies (zoals omgaan met elkaar, afspraken over straffen en belonen, trainingen binnen de mentorlessen) Rol van de gemeente
De schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband zorgen samen voor passend onderwijs, dat betekent dat er een dekkend aanbod moet zijn. Het komt incidenteel voor dat een leerling van buiten het samenwerkingsverband tijdelijk op de Utrechtse School geplaatst wordt. De gemeente heeft hoofdzakelijk een taak in de financiering van trajecten, en heeft binnen de organisatie van passend onderwijs ook een rol (m.b.t. tot bijvoorbeeld onderwijshuisvesting). De gemeentelijke dienst leerplicht en de RMC‟s hebben een belangrijke taak in het aanmelden van leerlingen.
Samenwerking met lokale partijen
In het ZorgAdviesTeam (ZAT) zijn lokale partijen betrokken: de kern van het ZAT wordt gevormd door de zorgcoördinator van De Utrechtse School, Bureau Jeugdzorg, Leerplicht, Schoolmaatschappelijk werk (Stade) en Jeugdgezondheidszorg (Jeugdarts). Daarnaast participeren MEE, Centrum Maliebaan, de Waag en Portes in het ZAT. De leerlingen die vanuit Do-it (18+) de overgang maken naar regulier onderwijs komen terecht op een MBO niveau 2 opleiding. Voor wie dit niet haalbaar is wordt een plek gezocht bij jobcoachorganisaties zoals Freriks of Werkmeester.
Overdracht
De jongeren die worden aangemeld vanuit jeugdzorg hebben meestal onderwijs gevolgd bij de cluster-4 scholen die zijn aangesloten bij jeugdzorginstellingen of JJI‟s zoals de Pels, Berg en Bosschool, de Sprong en Beukenrode. Bij plaatsing op de Utrechtse School wordt ambulante begeleiding vanuit de jeugdzorginstelling georganiseerd, deze is veelvuldig aanwezig en begeleidt de docenten, ouders en leerling. De begeleiding is altijd gericht op goed functioneren binnen de onderwijssituatie. Het kan dan advies zijn aan ouders over hoe om te gaan met onrust en spanning van de leerling, of ondersteuning bij huiswerk. Bij een aantal leerlingen is er een jeugdreclasseringmaatregel aanwezig, of een gezinsvoogd. Hier heeft de school dan ook veel contact mee.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 17
Methodiek 5: Meiden met Pit Korte omschrijving methodiek: Meiden met Pit (MMP) is een project dat zich richt op meiden tussen 16 en 27 jaar die een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij het op orde brengen van hun leven. De meiden gaan 4 dagen per week naar de werkplaats waar ze lessen krijgen in multimedia, creatieve lessen of sport. Verpakt in de lessen liggen het opbouwen van vaardigheden zoals het leren omgaan met tegenslagen en leren op tijd te komen. De kracht van het project is dat de nadruk ligt op „al doende leren‟ en niet op hulpverlening. Van de meiden die meedoen met Meiden met Pit heeft 95% een jeugdzorgverleden. Meiden met Pit wordt uitgevoerd door Mind at Work, een van oorsprong psychologisch onderzoeks- en trainingsbureau dat voortkomt uit de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies. Vanaf 2000 is Mind at Work ook een re-integratiebureau voor specifieke doelgroepen. Vooral mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en mensen met specifieke problematiek (bijv. chronische vermoeidheid, psychische klachten of persoonlijkheidsstoornissen) kunnen terecht bij Mind at Work. Mind at Work ondersteunt tevens werkgevers bij hun aanpak van verzuim en re-integratie en scholen voor ondersteuning bij voortijdige uitval van leerlingen. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Per half jaar stromen 16 meiden in uit de provincie Flevoland. De werkplaats zit in Lelystad. Momenteel komt ongeveer 65% ook echt op een school of bij een werkgever terecht. Van de overgebleven 35% stroomt een groot gedeelte door naar passende zorg. Een baan of opleiding is voor hen niet geschikt, maar zij vinden wel het aanbod dat bij hen past. Ongeveer 1 op de 16 meisjes valt tussentijds uit.
Financiering
De standplaats van het project is Almere (meiden komen ook uit andere plaatsen) en wordt betaald uit het Actieplan jeugdwerkloosheid. Dit is tijdelijk en Mind at Work is dan ook bezig MMP op de agenda van de gemeenten te krijgen. Een traject voor een meisje (half jaar voortraject, en een half tot 1 jaar nazorg terwijl een meisje op een opleiding zit of een baan heeft). Een traject kost tussen de €14.000 en €17.500.
Leefgebieden
Het project is specifiek gericht op de leefgebieden onderwijs en/of werk (en daaraan voorafgaand resocialisatie, sociale vaardigheden aanleren, aanleren van een dagritme). Eenvoudige vragen op andere gebieden zoals financiering kan het team vaak zelf ondervangen. Zij zal snel doorverwijzen als daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld bij verslavingsproblematiek. Het team is goed op de hoogte van de sociale kaart en hebben goede contacten met veel lokale organisaties.
Rol van de professional
Het begeleidingsteam is homogeen in de betrokkenheid bij de meiden, maar heterogeen in achtergronden, zoals een psycholoog, iemand met een achtergrond in multimediale wereld etc. De meisjes worden in een groep begeleid.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 18
Rol van de gemeente
Mind at Work zou graag zien dat Meiden met Pit opgenomen wordt als structureel aanbod en verricht daartoe inspanningen. De gemeenten in de provincie hebben een rol bij de aanmelding van meisjes, vooral de afdeling leerplicht.
Samenwerking met lokale partijen
Als het nodig is wordt verslavingszorg of schuldhulpverlening ingevlogen. Op het moment dat een meisje een traject niet kan volbrengen wordt zij doorverwezen naar een vorm van hulpverlening. Met de scholen, met name het ROC, is een nauwe samenwerking. Het plan is immers deze meiden terug te leiden naar school of een leerwerkbaan.
Overdracht
Met jeugdzorg is momenteel geen structureel contact. Veel meiden hebben een jeugdzorgverleden, maar worden niet doorverwezen vanuit die instantie. Maar door hun ervaring met meiden uit de jeugdzorg is Meiden met Pit zeker geschikt als nazorgproject. Mind at Work voert het nazorgtraject uit en verleent nog zes maanden tot een heel jaar nazorg voor een meisje dat weer aan school is begonnen.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 19
Methodiek 6: Enkeltje Zelfstandig Korte omschrijving methodiek: Enkeltje Zelfstandig is een woonvoorziening van Leger des Heils Midden Nederland. Jongeren die hier woonachtig zijn worden aangemeld vanuit jeugdzorg of jeugddetentie of zijn zwerfjongere. De woonvoorziening heeft plek voor 18 jongeren vanaf 15 jaar tot 27 jaar. Wonen bij Enkeltje Zelfstandig betekent dat je in een periode van meestal een paar jaar, 3 fasen doorloopt: fase 1 is gericht op het aanleren van basisvaardigheden en het vinden van dagbesteding en hobby‟s. Er is 24-uurs begeleiding en de jongeren moeten zich aan regels houden. Voor deze fase zijn er 10 plekken beschikbaar. In fase 2 heeft een jongere meer vrijheid, en kan hij ook meer op individuele basis keuzes maken. De jongere heeft een eigen sleutel en oefent met zelfstandig wonen binnen de woonvoorziening. Als hij heeft laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en zelfstandig problemen kan oplossen kan hij door naar fase 3: zelfstandig wonen. De jongere krijgt dan nog minimaal 2 jaar ambulante begeleiding. Voor het vinden van een passende dagbesteding wordt samengewerkt met lokale partijen, maar sluit Enkeltje Zelfstandig ook aan bij de activiteiten binnen hun eigen programma „Sport voor een toekomst‟, waarbij sport wordt ingezet om mensen met een afstand tot de maatschappij weer te activeren en te laten integreren. Activiteiten zijn bijvoorbeeld de Dutch Homeless Cup en het opleidingsprogramma Re-integratie door Sportopleiding PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Enkeltje Zelfstandig bestaat nu 10 jaar. Het is op een kleinere schaal gestart.
Financiering
De trajecten bij Enkeltje zelfstandig worden gefinancierd door de gemeente (6 plekken), vanuit de AWBZ (6 plekken) en vanuit jeugdzorg (6 plekken). Een traject kost op jaarbasis € 52.000 euro.
Leefgebieden
Centraal staat dat een jongere de weg naar zelfstandigheid vindt en aan het einde van het traject in staat is zelfstandig te wonen en zichzelf kan voorzien in levensonderhoud. Vanuit de begeleiding bij zelfstandig wonen komen andere leefgebieden aan de orde. Er wordt samen met de jongere een Werkleerplan opgesteld, waarin 9 onderdelen aan de orde komen: huisvesting, woonvaardigheden, lichamelijke gesteldheid, psychische gesteldheid, verslaving, sociale vaardigheden, relatie met justitie, financiën, dagbesteding en zingeving.
Rol van de professional
De begeleiding wordt aangeboden door het Leger des Heils. Op de woonvoorziening is 24 uur per dag begeleiding aanwezig, waar ook de jongeren in fase 2 een beroep op kunnen doen. Als er naast het traject bij Leger des Heils een ander traject loopt (bijvoorbeeld bij Altrecht of Centrum Maliebaan) dan is er contact tussen de begeleiders. Ouders spelen ook een rol, als deze in beeld zijn.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 20
Rol van de gemeente
De gemeente koopt jaarlijks 6 trajecten in. Vanuit de gemeente worden jongeren doorverwezen naar Enkeltje Zelfstandig (bijvoorbeeld vanuit sociale zaken of leerplicht) jongeren die op deze plekken terecht komen zijn bijvoorbeeld zwerfjongeren.
Samenwerking met lokale partijen
Er wordt nauw samengewerkt met lokale instellingen waar de jongeren ook mee te maken hebben, bijvoorbeeld Altrecht of Centrum Maliebaan. Voor zelfstandig wonen zijn er contacten bij bureaus voor studentenhuisvesting, anti-kraak, sociale woningbouw en HATwoningen (Huisvesting Alleenstaanden of Tweepersoonshuishoudens) De begeleider spant zich ook in om jongeren kennis te laten maken met regulier aanbod en voorzieningen in de buurt. Door de vertrouwde relatie met de voorzieningen van het Leger des Heils (wonen, sport, werken, opleiding) missen jongeren nog wel eens de aansluiting met de buurt waar ze gaan wonen. Toeleiding naar reguliere sportverenigingen of cursussen krijgt aandacht.
Overdracht
Jongeren worden vanuit jeugdzorg aangemeld bij Enkeltje Zelfstandig. Dit kan de jeugdzorg vanuit Leger des Heils zijn, maar ook vanuit de andere zorginstellingen. Jongeren tot 18 jaar worden vaak in het kader van OTS bij ons geplaatst via Bureau Jeugdzorg. Als een jongere ouder is dan 18 worden ze in het kader van vrijwillige hulpverlening geplaatst. Deze jongeren worden via de CAC (centrale aanmeldingscommissie) van sector jeugdzorg van het Leger des Heils aangemeld en besproken. Helaas is er altijd sprake van een wachtlijst.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 21
Methodiek 7: U2Connect Korte omschrijving methodiek: U2Connect maakt de koppeling tussen risicojongeren die een professioneel hulpverleningstraject volgen of hebben gevolgd, en een vrijwillige mentor. Dit draagt bij aan het succesvol toeleiden van deze jongeren naar werk, opleiding of andere dagbesteding. De jongeren worden gecoacht succesvol te blijven in dit vervolgtraject zodat de maatschappelijke participatie van hen wordt vergroot. In aanvulling op de professionele begeleiding hebben de jongeren behoefte aan (extra) praktische, morele en mentale coaching. Afhankelijk van de vraag en het karakter van jongeren wordt een koppeling gemaakt met een bepaald type mentor. Het is van belang dat de jongere zelf leert aangeven waar hij of zij tegenaan loopt tijdens de overgangsmomenten van het professionele hulpverleningstraject naar werk en scholing en dat dit resulteert in voornamelijk praktische ondersteuning door de vrijwillige mentor. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Uit onderzoek naar mentoring is gebleken dat mentoring leidt tot meer zelfvertrouwen, een positiever zelfbeeld en dat jongeren meer richting kunnen geven aan hun leven. Er loopt momenteel een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen naar het effect van mentoring. U2Connect is hiervan onderdeel. Dit zal in 2012 afgerond zijn. In het eerste jaar waren er 15 koppels, in het tweede 20. In het derde jaar (2011) streeft het project naar 40 koppels.
Financiering
U2Connect wordt volledig gefinancierd door het Oranjefonds in het kader van de stimuleringsregeling mentorprojecten. De kosten voor een traject zijn niet hoog: de mentor krijgt training en intervisie. Vanuit het KF Hein Fonds wordt activiteitengeld voor onkostenvergoeding betaald. Bedrijven zetten zich in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ook in voor het project, bijvoorbeeld door mentoren te werven onder hun medewerkers. De begeleiding van een mentee kost gemiddeld € 2.600,- per jaar.
Leefgebieden
Het mentortraject richt zich op alle leefgebieden en is afhankelijk van de vragen van de jongere zelf. In de meeste gevallen gaat het om praktische ondersteuning bij zoeken en vinden van werk, hobby‟s en andere vormen van dagbesteding, en de opbouw van een sociaal netwerk. Risicojongeren vormen een groep met een neiging tot zorgmijdend gedrag. Het project heeft daarom ook niet de uitstraling van een traject dat zich inzet op hulp en zorg voor de jongere, maar benadrukt de leuke dingen die het kan opleveren. Dit komt terug in de werving (filmpjes, folders) en in de intakegesprekken. De wensen en talenten van jongeren dienen als basis voor dit gesprek.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 22
Rol van de professional
De methodiek U2Connect is er op gericht dat een jongere, naast een professioneel hulpverleningstraject, praktische ondersteuning krijgt door een vrijwillige mentor. De vrijwillige mentor en de professional houden contact over de jongere zolang het professionele traject nog loopt. De begeleiding gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het ontbreken van dwang of sanctie maakt de mentoring juist tot een succesvolle aanvulling op de bestaande begeleiding. Mentoren krijgen een training en regelmatig intervisie.
Rol van de gemeente
De gemeente Utrecht heeft de intentie uitgesproken bij gebleken succes de financiering van mentoring van risicojongeren voort te zetten. Het project wil dit jaar de gemeente benaderen voor financiering. Daarbij gaat het om drie gemeentelijke afdelingen: Sociale Zaken (uitkering, re-integratie), Onderwijs (leerplicht, voorkomen schooluitval) en Jeugd (veiligheid, aanbod voorzieningen). Sociale Zaken is nu al betrokken via het Jongerenloket.
Samenwerking met lokale partijen
U2Connect heeft samenwerkingsafspraken met verschillende partijen in Utrecht, onder andere over de instroom van jongeren. Er zijn samenwerkingsovereenkomsten met Begeleide Huisvesting Utrecht (BHU), Jongerenloket, De Waag en Beyond Borders (hulp aan (ex-)alleenstaande minderjarige asielzoekers) voor het aanmelden van jongeren. Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met het JoU (Jongerenwerk Utrecht), De Utrechtse School en het ROC Midden Nederland over samenwerking.
Overdracht
De overdracht vanuit een professioneel hulpverleningstraject naar een mentoringtraject bij U2Connect wordt zorgvuldig georganiseerd. De mentor en de professional hebben contact over de hulpvragen van de jongere en stemmen daarin af. Op het moment dat een jongere een andere (zorg)vraag heeft, zijn de lijnen binnen de keten kort, waardoor snel gereageerd kan worden op die vraag en in het belang van de jongere wordt gehandeld. De mentor is geen verlengstuk van de professional. Het gaat er niet om dat de professionele hulpverlener taken overdraagt aan de mentor. De mentor bouwt zelf een band op met de jongere en signaleert van daaruit waar de jongere behoefte aan heeft. Dit komt de vertrouwensrelatie ten goede.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 23
Methodiek 8: Talent voor Zorg Korte omschrijving methodiek: Talent voor Zorg is een samenwerkingsverband waarin jongeren, die problemen ervaren die een direct verband hebben met hun woonsituatie, en daardoor dreigen uit te vallen, ondersteuning krijgen bij wonen, werk en andere praktische vragen. Zij wonen in een kamer op de daarvoor bestemde verdieping van wooncomplex MAX en volgen een opleiding aan het ROC Midden Nederland (ROC MN) binnen de sector Zorg en Welzijn. Betrokken partijen zijn het ROC MN, bedrijven in de zorgsector, de gemeente Utrecht (opstartfase), de provincie Utrecht (opstartfase), de woningbouwcorporaties SSH en Mitros, en SBWU (stichting beschermde woonvormen Utrecht). De jongeren worden hoofdzakelijk aangedragen door het ROC. Er wordt gewerkt aan twee nieuwe Talent voor Zorg-projecten: in de wijk Overvecht in Utrecht en in Amersfoort. Er wordt nagedacht over aansluiting bij andere sectoren van het ROC MN zoals Techniek of Economie en Dienstverlening. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Het project is in januari 2010 van start gegaan. Op de verdieping kunnen 11 jongeren wonen. Inmiddels zijn 3 jongeren uitgestroomd en dus in totaal 14 jongeren geholpen. Vanwege het nieuwe karakter van het project is het nog te vroeg om iets te zeggen over de effecten op lange termijn. Wel kan gesteld worden dat alle jongeren, die in eerste instantie dreigden uit te vallen, terug op school zijn en gericht werken aan hun toekomst. Jongeren blijven in het project wonen tot ze klaar zijn met hun opleiding.
Financiering
Alle partijen dragen aan het project bij in natura: zij steken tijd en energie in het project en de werkzaamheden passen binnen hun reguliere taken. De partijen zijn hiertoe bereid omdat zij de voordelen van het project inzien: de maatschappelijke opbrengst van het project, de toestroom van arbeidskrachten in de zorg, de vermindering van uitval. Het enige waar additionele gelden voor nodig zijn is de begeleiding van de jongeren: coaching, helpen bij praktische zaken etc. Dit is afgelopen jaar betaald uit de opstartgelden van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht. SBWU (stichting beschermde woonvormen Utrecht) heeft aangegeven deze taken op zich te willen nemen, waarmee de overige kosten van het project laag zijn. Mochten er aanvullende kosten zijn, dan zijn wellicht de partners bereid deze te betalen, juist vanwege het feit dat het project ook hen iets oplevert. De kosten per jongere per jaar zijn dan ook laag: geschat wordt enkele duizenden euro‟s. Dit moet in de toekomst nog duidelijker worden. Jongeren betalen de huur van hun kamer uit „rugzakjes‟ die zij hebben, ze krijgen huurtoeslag en ontvangen vaak een stagevergoeding.
Leefgebieden
Het project richt zich in eerste instantie op wonen en werk of opleiding. Na een intakegesprek ondertekent de jongere een contract dat uit vier delen bestaat: een huurcontract, een coachingscontract, een onderwijscontract en, als daar sprake van is,
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 24
een stagecontract. Zolang een jongere meedoet, committeert hij/zij zich aan het volgen van onderwijs. Een jongere ontvangt een gele kaart bij het niet naleven van een contract; bij twee gele kaarten moet de jongere vertrekken. Er zijn slechts enkele criteria waar een jongere aan moet voldoen wil hij/zij in aanmerking komen: (v)mbo-niveau, een problematische woonsituatie, motivatie om (terug) naar school te gaan en jongeren moeten genoeg hebben aan 4 uur begeleiding of coaching per week. Voor jongeren met verslavingsproblematiek is om die reden geen plek. Rol van de professional
Alle partners voeren de werkzaamheden uit als onderdeel van hun takenpakket. Zo verzorgt het ROC de intake en gaat SBWU zorg dragen voor de coaching.
Rol van de gemeente
De rol van de gemeente is zeer beperkt. In de opstartfase hebben zij het project ondersteund vanuit de Wijk-Actie-Plannen-gelden (WAP). Momenteel is er geen rol voor hen weggelegd.
Samenwerking met lokale partijen
Talent voor Zorg is een samenwerking tussen lokale partijen: woningbouwcorporaties Mitros en SSH, het ROC MiddenNederland, AxionContinu en SBWU. Zij dragen met elkaar zorg voor het project.
Overdracht
Momenteel is het project gericht op jongeren die dreigen uit te vallen van school, of al uitgevallen zijn. Met nadruk wordt erover gesproken dat het project ook toegankelijk moet zijn voor jongeren die uit jeugdzorg of detentie komen, zolang ze maar aan de criteria voldoen: (terugkeer naar) een problematische woonsituatie en motivatie om weer naar school te gaan. In principe blijven jongeren 2 jaar, maar dit is flexibel. Indien een jongere klaar is met zijn/haar opleiding, wordt de jongere ondersteund in het zoeken naar andere woonruimte en ontvangt de jongere nog maximaal 1 jaar nazorg van SBWU, in de vorm van wekelijks contact.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 25
Methodiek 9: Titan Korte omschrijving methodiek: Het project Titan (Talent Inzet Teamwork Aanpakken Nieuw) is medio 2005 van start gegaan, in opdracht van de gemeente Utrecht en provincie Utrecht. Titan richt zich op risicojongeren tussen de 16 en 23 jaar. Door middel van een resocialisatietraject wordt een positieve uitstroom richting onderwijs of de arbeidsmarkt bevorderd. Het project is opgezet door Actium, een organisatie die zich gespecialiseerd heeft in vraagstukken op het gebied van jeugd en veiligheid en specifiek de jeugdproblematiek. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Titan heeft in de afgelopen 5 jaar minstens 300 jongeren begeleid. 68% daarvan stroomt positief uit, wat inhoudt dat de jongere een half jaar na beëindiging van het traject nog een vorm van dagbesteding heeft. Titan is door het NJi erkend als effectieve jeugdinterventie. Er zijn gesprekken met de Universiteit Utrecht over een onderzoek naar de effecten op lange termijn.
Financiering
De meeste trajecten worden gefinancierd door de gemeente Utrecht. Daarnaast is er een aantal trajecten dat wordt gefinancierd door randgemeenten. Soms vraagt Titan zelf financiering aan bij het CIZ voor de begeleiding van een jongere waarvoor de gemeente het traject niet betaalt, bijvoorbeeld jongeren met LVB waarvan bekend is dat zij niet kunnen uitstromen naar regulier werk of school, maar wachten op een plek bij de sociale werkplaats. Titan is in de afgelopen 5 jaar regulier aanbod geworden in de gemeente dus het is niet aannemelijk dat het project stopgezet wordt. Door de bezuinigingen zal hooguit iets kunnen veranderen in het aantal trajecten dat wordt ingekocht maar daar is nu nog niets van te merken. Een traject kost tussen de €12.000 en €14.000.
Leefgebieden – onderwijs, huisvesting, werk en inkomen (zijdelings meegenomen: schuldhulpverlening en sociaal netwerk)
Jongeren worden ondersteund op alle leefgebieden, zoals werk, leefsituatie, financiën en vrije tijd. De jongeren die bij Titan komen hebben meestal een verleden in de jeugdzorg, jeugdhulpverlening of jeugddetentie. Zij zijn in sommige gevallen zelf gemotiveerd om naar school te gaan of willen graag werken maar hebben daarbij ondersteuning nodig. Soms staan zaken zoals schulden of geen uitkering in de weg. Stap 1 in de methodiek is de motivatietraining, waarin duidelijk wordt wat de jongere wil en kan en waar prioriteit aan gegeven moet worden.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 26
Rol van de professional
Er is begeleiding door de mentor. Begeleiding duurt 1 jaar en daarna is er nog een half jaar nazorg. Er blijft dan contact met de jongere zelf, maar ook met bijvoorbeeld de werkgever of onderwijsinstelling. Naast de mentor heeft de jongere ook contact met de gedragsdeskundige. Een caseload van een mentor bestaat uit ongeveer 15 tot 20 jongeren.
Rol van de gemeente
De gemeente Utrecht is de voornaamste financier. De gemeente heeft sinds dit jaar ook de taak om jongeren aan te melden bij Titan. Titan was hier eerst zelf verantwoordelijk voor. Aanmelding gebeurt door het Jongerenloket. Ook de gemeenten buiten Utrecht zetten het Jongerenloket in voor aanmelding. Omdat het Jongerenloket nu verantwoordelijk wordt gesteld voor aanmelding is er een schakel in de keten bijgekomen. Dit kan soms als gevolg hebben dat de doorstroom minder soepel verloopt.
Samenwerking met lokale partijen
Titan werkt nauw samen met andere partijen in Utrecht zoals JoU (jongerenwerk van welzijnsorganisaties), Altrecht, De Waag, Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils, William Schikker Groep (LVB), alle begeleid-wonen-projecten (van crisisopvang tot kamertraining), Lijn 5, team jongeren, uitzendbureaus, UWV, Werk 030, Leren en Werken, ROC‟s, praktijkscholen, Sociale werkplaats, UMC, Centrum Maliebaan, CIZ, Pretty Woman en de Lindenhorst. Er is ook contact met andere partijen die dagbesteding organiseren, zoals Wesseling of Agens.
Overdracht
Idealiter gebeurt het dat het Titan-traject start tijdens een jeugdzorg of jeugddetentie-traject. Als bekend is dat een jongere binnenkort uitstroomt, wordt er een motivatietraining gestart. Op de dag dat de begeleiding vanuit jeugdzorg of jeugddetentie dan stopt, kan de jongere beginnen bij Titan.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 27
Methodiek 10: Foyers Rotterdam Korte omschrijving methodiek: FlexusJeugdplein is een regionale organisatie voor jeugdhulpverlening en jeugdzorg. Het is ontstaan uit jarenlange fusies tussen partijen in het maatschappelijk veld. Alle partijen waren het er over eens dat de jeugd in de regio Rotterdam beter bediend kan worden als de koppeling tussen jeugdzorg en het lokale veld beter wordt gemaakt. FlexusJeugdplein is nu een organisatie voor schoolmaatschappelijk werk, jeugdzorgaanbieder en heeft lokaal hulpverleningsaanbod voor de jeugd van 0 tot 25 jaar. Dit maakt het schakelen tussen de verschillende hulpverleningselementen gemakkelijk en mogelijk. In het kader van hulpverlening 18+ zet FlexusJeugdplein een aantal woonbegeleidingsprojecten voor jongeren op. Ongeveer 80 jongeren per jaar worden door ambulant begeleiders begeleid bij zelfstandig wonen. Deze jongeren hebben zelf een huurcontract met de woningcorporatie, en krijgen op maat ondersteuning bij hun verzelfstandiging. Ook voorziet FlexusJeugdplein in nachtopvang voor zwerfjongeren. Hieraan is ambulante begeleiding gekoppeld om jongeren uit dit zwerfcircuit te helpen. Als laatste zijn er de afgelopen 5 jaar ongeveer 7 projecten gestart waarin de samenwerking tussen onderwijs, woningcorporatie en zorginstelling geoptimaliseerd is. FlexusJeugdplein is bij 4 daarvan betrokken. Deze Foyers zijn een succesvolle methode gebleken om nazorg te organiseren. PARAMETER
TOELICHTING
Effect
Er zijn inmiddels 5 projecten gerealiseerd, 4 in Rotterdam en 1 in Hellevoetsluis. FlexusJeugdplein is betrokken bij de voorbereidingen van nog 3 nieuw op te zetten projecten. De 5 projecten verschillen van vorm en grootte. In 2010 heeft FlexusJeugdplein 120 jongeren in begeleiding gehad.
Financiering
Voor de foyers geldt dat de gemeente Rotterdam de begeleiding van de jongeren financiert die door FlexusJeugdplein wordt geleverd. De gemeente heeft zich voor de komende jaren gecommitteerd aan het project. De woningbouwcorporaties investeren eigen middelen omdat zij uit de huuropbrengst hun investering niet terugverdienen. De hoogte van deze eigen investering is afhankelijk van de woonvorm. De scholen zetten uren in voor maatschappelijk werk en begeleiding bij de opleiding. De begeleiding van een traject van een jongere kost jaarlijks €8000.
Leefgebieden – onderwijs, huisvesting, werk en inkomen (zijdelings meegenomen: schuldhulpverlening en sociaal netwerk)
Bij de Foyers wordt de verbinding gelegd tussen wonen, onderwijs en zorg. De jongere committeert zich door 3 contracten te tekenen die met elkaar in verbinding staan: een huurcontract (woning), een zorgcontract (ambulante vrijwillige begeleiding) en een opleidingscontract (onderwijs). De behoefte van jongeren om een rustige omgeving voor zichzelf te hebben vanuit waar zij kunnen werken aan hun toekomst is groot. Een Foyer is in zekere mate een dwingend concept (als een van de contracten verbreekt, geldt dat ook voor de andere contracten) maar
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 28
gaat uit van de wens van de jongere: een rustige woonsituatie, een lage huur en ondersteuning op maat. Rol van de professional
De jongere krijgt begeleiding vanuit FlexusJeugdplein bij vragen rondom zelfstandigheid (financiën, sociale vaardigheden, sociale omgeving, gedragsproblematiek) en vanuit de opleiding is de maatschappelijk werker betrokken voor ondersteuning bij het succesvol doorlopen van de opleiding.
Rol van de gemeente – beleidsregisseur, uitvoerder, coördinator, financier, procesregisseur
De gemeente is financier en is daarnaast verantwoordelijk voor het Centraal Orgaan Jongeren. Alle jongeren met een probleem komen hier terecht en worden dan doorverwezen naar de voor hem of haar meest geschikte plek. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid in het in beeld houden van jongeren met een risico om uit te vallen.
Samenwerking met lokale partijen
Het maatschappelijk middenveld in Rotterdam kent elkaar goed. Verschillende partijen zijn samengebracht in FlexusJeugdplein, maar ook met andere partijen in de gemeente is goed contact. Men kent elkaar, waardoor de samenwerking goed verloopt.
Overdracht
De overdracht verloopt goed omdat binnen FlexusJeugdplein jeugdzorg en lichte vormen van hulpverlening onder één dak zitten. De ervaringen met overdracht naar het lokale veld (bijvoorbeeld maatschappelijke opvang voor volwassen) zijn niet altijd goed: het lokale veld heeft soms bijvoorbeeld te weinig kennis van de doelgroep. De visie is om jongeren vanuit jeugdzorg over te dragen naar lokale instellingen die de jongeren en hun problematiek kennen, en niet naar volwassenenhulp.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 29
Methodiek 11: Timon Woongroep Korte omschrijving methodiek: Timon is een organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg, met name werkzaam in de provincie Utrecht en de stadsregio's Rotterdam en Amsterdam. Daarnaast heeft Timon Begeleid Wonen-voorzieningen in de vorm van woongroepen op diverse plaatsen in het land. Een Timon woongroep biedt begeleiding aan jongvolwassenen binnen de kaders van een georganiseerd sociaal netwerk. De woongroep is een specifiek voor dit doel ontwikkelde buurtgemeenschap in een complex van meerdere appartementen en/of zelfstandige woningen. De vaste, vrijwillige bewoners van de woongroep - kernbewoners genoemd - bieden aan cliënten een veilige en beschermende woon- en leefomgeving. Het gaat om meer dan wonen alleen. De professionele hulpverleners van Timon bieden in combinatie met deze georganiseerde woon- en leefomgeving ambulante begeleiding. De begeleiding richt zich op het vergroten van de praktische zelfstandigheid en maatschappelijke zelfredzaamheid voor jongeren met veelal ernstig onvermogen tot zelfregie. De kernbewoners hebben hierin een voorbeeldfunctie, bieden een luisterend oor en geven advies en praktische dagelijkse ondersteuning. Kernbewoners worden gecoacht om hun rol als “goede buur” goed te kunnen vervullen. Waar de professionele hulpverlener op basis van de doelstellingen de basis legt voor ontwikkeling en tijdens dit proces door middel van interventies activeert tot verandering, is de begeleidende rol van de kernbewoner meer bestendigend: begeleiding bij het in de praktijk brengen en verder detailleren van nieuw verworven vaardigheden. In de provincie Utrecht zijn er 6 woonvoorzieningen: in Utrecht, Amersfoort en Zeist, en 3 woongroepen in Houten. Een jongere verblijft 1,5 tot 2 jaar in de woongroep en heeft per week 1 tot 2 gesprekken met de professionele hulpverlener.
PARAMETER
TOELICHTING
Effect
De eerste woongroep is 30 jaar geleden van start gegaan, inmiddels is de methodiek landelijk geïmplementeerd. In Utrecht zijn 6 woongroepen. Op iedere locatie kunnen 6 tot 7 jongeren wonen. Het percentage positieve uitstroom is erg hoog, wat mede wordt toegeschreven aan de aanwezigheid van de kernbewoners. Er is nog weinig aan effectmeting gedaan, hier worden op dit moment inspanningen voor verricht.
Financiering
De ambulante begeleiding wordt bekostigd vanuit de AWBZ of gemeentelijke subsidie vanuit de WMO/MO. Als verblijf in een Timon Woongroep wel past bij de vraag van een jongere, maar hij of zij hiervoor geen indicatie krijgt vanuit het CIZ, dan wordt op een andere manier naar financiering gezocht, bijvoorbeeld bij fondsen of particuliere giften. Een traject (woonruimte en ambulante begeleiding) kost op jaarbasis gemiddeld tussen de €10.000 en €12.000. De jongeren betalen zelf huur en woonlasten.
Leefgebieden
De methodiek van de woongroep richt zich op ondersteuning op
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 30
alle leefgebieden. De overtuiging is dat het tegengaan van eenzaamheid en bevorderen van maatschappelijke participatie ook effect heeft op het vinden en behouden van werk of scholing. De woongroep voorziet in een stabiel netwerk waardoor eenzaamheid wordt tegengegaan. De professionele hulpverlener biedt begeleiding bij allerhande vragen. Sociale vaardigheden leren de jongeren in de praktijk. Rol van de professional
De ambulant begeleider is een professionele hulpverlener vanuit Timon en werkt op oproepbasis. Hij of zij is gedurende het traject een paar uur per week met de jongere aan het werk. De kernbewoners fungeren als sociaal netwerk. Na uitstroom uit de woongroep houden jongeren nog vaak een periode intensief contact met hun oude buren, totdat zij volledig zelfstandig kunnen participeren. De 2 pijlers waar het contact op rust zijn wederkerigheid en gelijkwaardigheid.
Rol van de gemeente
De gemeente kan trajecten financieren. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met de gemeente over urgentie bij uitstroom. Als een jongere de woongroep gaat verlaten krijgt hij of zij urgentie voor een gemeentewoning. Centrumgemeenten kunnen afspraken maken met randgemeenten over plaatsing van jongeren uit deze randgemeenten.
Samenwerking met lokale partijen
Alle lokale voorzieningen zijn bekend bij de ambulant begeleiders. Zij leveren maatwerk en kunnen doorverwijzen als dat nodig is, bijvoorbeeld naar het jongerenloket, maatschappelijk werk of sociale dienst. Ook met dagbestedingprojecten of scholen is contact.
Overdracht
Timon voorziet met de woongroepen zelf in een aanbod voor jongeren die uitstromen uit de geïndiceerde jeugdzorg. Samen met de jongere wordt gekeken welke vragen hij of zij heeft, en welke vorm van begeleiding (nazorg) het beste past. Doordat de begeleiding door professionals van Timon wordt geleverd, zijn de lijnen kort.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 31
Tabel 1. Kenmerken per methodiek
Lengte periode van afbouw
Lengte traject
Intensiteit (praktisch /zorgkarakter)
Methodiek
Kosten per traject of per jaar perjongere Volledige dagbesteding voor jongere?
Kenmerk
Inclusief woonruimte ?
In onderstaande tabel staan per beschreven methodiek een aantal kenmerken genoemd, voor zover die bekend zijn. Hoewel methodieken sterk verschillen, kunnen bepaalde zaken zo toch naast elkaar worden gelegd. Onder het kenmerk „inclusief woonruimte?‟ wordt aangegeven of onderdak onderdeel van het traject is. Het volgende kenmerk laat de kosten per traject óf per jaar zien. In de volgende kolom wordt aangegeven of een jongere een volledige dagbesteding heeft aan de beschreven methodiek. Hier is grofweg de onderverdeling te maken tussen projecten die wel in een dagbesteding voorzien en projecten die een ondersteunende functie hebben, erop gericht dat de jongere een dagbesteding zoekt/behoudt. In de kolom „intensiteit‟ hebben we aangegeven of het karakter van het traject meer richting de zorg gaat of vooral praktisch van aard is. Tot slot laten de laatste 2 kolommen van de tabel zien hoe lang een traject is en hoe lang de organisatie daarna nog contact houdt met de jongere.
Workwise
Ja, zolang jongere op Almata woont
Aan de Slag: €8.000 per traject
Ja.
Zowel zorgkarakter (gedrag) als praktisch (werk/ opleiding)
6 tot 9 maanden
-
Route 27
Nee
€1.000 per jaar
Nee, begeleiding helpt bij zoeken naar dagbesteding
Praktisch, gericht op werk/ opleiding
2/3 stroomt binnen 1 jaar uit
-
JIT
Afhank elijk v/d module
€5.000 tot €10.000 per traject
Nee, begeleiding helpt bij zoeken naar dagbesteding
Praktisch, gericht op zelfstandigheid
Minimaal 3 maanden tot 1 jaar
9 maanden bij traject van 3 maanden.
Utrechtse School
Nee
Tussen de € 6.300 en €10.800 per traject.
Ja.
Praktisch, gericht op opleiding
2 jaar
-
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 32
Lengte periode van afbouw
Lengte traject
Intensiteit (praktisch /zorgkarakter)
Kosten per traject of per jaar perjongere Volledige dagbesteding voor jongere?
Methodiek
Inclusief woonruimte ?
Kenmerk
Meiden met Pit
Nee
€14.000 tot €17.500 per traject
Ja, 4 dagen per week.
Praktisch met zorgtintje, gericht op opleiding of werk
6 maanden
6 maanden tot een 1 jaar
Enkeltje Zelfstandig
Ja
€52.000 per jaar
Ja, eerst intern dagbesteding later elders.
Zorgkarakter met praktisch tintje
Wisselend
2 jaar
U2Connect
Nee
€2.600 per jaar
Nee, mentor ondersteunt eventueel bij zoeken naar dagbesteding
Praktisch
Wisselend
-
Talent voor Zorg
Ja
€1.000 tot €4.000 per jaar
Ja, opleiding volgen is eis van methodiek.
Praktisch
2 jaar, maar flexibel
Maximaal 1 jaar
Titan
Nee
€12.000 tot €14.000 per traject
Nee, maar wel gedeeltelijk: 24 uur per week.
Praktisch, met zorgkarakter: resocialisatie
1 jaar
6 maanden
Foyers Rotterdam
Ja
€8.000 per jaar
Ja, opleiding volgen is eis van methodiek
Praktisch
Wisselend
-
Timon
Ja
€10.000 tot €12.000 per jaar
Ja, in combinatie met dagbesteding -project of school
Zorgkarakter met praktisch tintje
Wisselend
-
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 33
2.3 Beschouwing In paragraaf 2.2 hebben we 10 methodieken beschreven die worden ingezet om nazorg voor jongeren uit jeugdzorg vorm te geven. In deze paragraaf geven we een korte beschouwing: wat valt op als we de verschillende methodieken bekijken? In hoofdstuk 3 werken we succes- en risicofactoren verder uit. De methodieken zijn verschillend in vorm en karakter: soms wordt een jongere gekoppeld aan een mentor, in een ander geval wordt een jongere besproken in een multidisciplinair team. Soms wordt het project volledig in het lokale veld georganiseerd en door lokale organisaties gefinancierd, in een enkel geval heeft jeugdzorg nog een flinke vinger in de pap. Opvallend is dat de methodieken nog vaak zijn georganiseerd en worden uitgevoerd in grote gemeenten. Ondanks dit feit zijn de trajecten zo georganiseerd dat zij ook aan de vraag vanuit regiogemeenten kunnen voldoen. De methodieken hebben overeenkomstig dat zij zich richten op het belang en behoefte van de jongere. De vraag „hoe zorg je ervoor dat deze jongere zelfstandig kan functioneren in de maatschappij?‟ is leidend. Motivatie, zelfstandigheid, stabiliteit en sociaal netwerk zijn sleutelwoorden. In geen van de gevallen is de financiering van de methodiek structureel. We zien terug dat er verschillende manieren zijn om een project te financieren. Niet alleen gemeentelijke subsidie maakt nazorg mogelijk, maar ook geld vanuit fondsen of ondersteuning in natura. De intensiteit van de begeleiding verschilt per methodiek, sommige trajecten zijn intensief hulpverlenend en hebben soms nog een dwingend karakter. Bij de mentorprojecten zien we juist terug dat de behoefte van de jongere leidend is voor de frequentie en intensiteit van de begeleiding. Alle methodieken hebben gemeenschappelijk dat zij niet de uitstraling hebben van een hulpverleningstraject. De methodieken bedienen dezelfde doelgroep: jongeren van 16 tot 23 jaar die praktische ondersteuning nodig hebben. De contra-indicaties die worden genoemd zijn in vrijwel alle gevallen hetzelfde: jongeren met zware verslavingsproblematiek, zware agressie- of gedragsproblemen en zware psychiatrische problematiek komen niet in aanmerking. Een ander opvallend punt, wat niet als parameter benoemd is maar wel een terugkerend element was in de gesprekken, is het werken vanuit de vraag van de jongere. In een aantal projecten wordt hulp of zorg niet als zodanig aangeboden, maar „spelenderwijs‟. Op tijd komen, in een groep sporten en je aan afspraken houden klinken niet als „zorg‟ maar leiden op den duur wel tot een verbetering van sociale vaardigheden en vergroten van de maatschappelijke participatie. De methodieken zijn niet slechts van toepassing op jongeren uit geïndiceerde jeugdzorg. De doelgroep van de meeste methodieken is een bredere groep risicojongeren (bijvoorbeeld jongeren uit detentie, zwerfjongeren, jongeren met LVB, jongeren in de wet WIJ, voortijdig schoolverlaters etc.). Opvallend is dat in een enkel project (o.a. Meiden met Pit) juist wordt ingezet op het werken met een groep. Het idee hierachter is dat de jongeren (in dit geval meiden) dan beter leren om conflicten op te lossen en samen te werken. Individuele trajecten voeren de boventoon.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 34
2.4 Signalen Voor deze inventarisatie hebben we gesproken met relevante organisaties en individuen in het veld om methodieken op het spoor te komen en voor (achtergrond)informatie. In sommige gevallen bleek een methodiek niet geschikt voor onze inventarisatie. Maar andere signalen en elementen in het gesprek waren dan wel relevant voor deze inventarisatie. Deze signalen en elementen worden hier benoemd en sluiten aan op de methodiekbeschrijvingen. Leeftijd 18 jaar We richten ons in de inventarisatie op jongeren vanaf 16 jaar. In meerdere gesprekken wordt nazorg gedefinieerd als praktische ondersteuning voor jongeren die 18 worden en dus buiten bepaalde regelingen gaan vallen. De leeftijdgebonden behandeling in jeugdzorg is een belangrijk knelpunt. Een jongere is formeel volwassen en maakt zelf beslissingen. Hoe houd je hem/haar dan betrokken? Dit geldt niet alleen voor jongeren uit jeugdzorg, maar voor alle risicojongeren. Er zijn praktische handreikingen gedaan, onder andere vanuit het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg, om jongeren binnen jeugdzorginstellingen voor te bereiden op hun verantwoordelijkheden na hun 18e jaar. Zoals het boekje: Achttien is de deadline en de website helpikword18.nl. Er blijkt ook vanuit andere instellingen zoals het onderwijs en jeugdhulpverlening behoefte aan deze informatie. Vormen van nazorg Een vorm van mentoring is een veel gehoorde oplossing. Ook in onze inventarisatie zijn mentorprojecten terug te vinden. De gedachte is immers: als iemand je vrijwillig begeleidt, dan zal diegene het wel echt menen. Vaak wordt in een dergelijk geval gepraat over een project waarbij een volwassene als mentor fungeert. Maar steeds vaker lijken er projecten op te duiken waarbij jongeren fungeren als peermentor. Zo gaat JSO in regio Haaglanden werken met een vorm van peermentoring binnen de samenwerking van JIT en JIP (Jongeren Informatie Punt) om jongeren die 18 worden en niets meer willen, te laten zien dat er genoeg te doen is. En dat nietsdoen geen optie is. Volgens een aantal respondenten is individuele coaching het meest succesvol om een nazorgtraject op maat te maken. De coach moet wel een heleboel verschillende vaardigheden bezitten, kennis hebben van sociale kaart en jeugdzorg, en een „klik‟ hebben met de jongere. Begeleiding op individuele basis kan kwetsbaar zijn. Hoewel individuele coaching als vorm van nazorg succesvol kan zijn worden dergelijke trajecten niet gauw gefinancierd. Enerzijds omdat deze taken vaak al zijn ondergebracht bij lokale instanties en al beschikbaar is en anderzijds omdat de werkzaamheden van een coach moeilijk te labelen zijn. Uit welk (gemeentelijk) potje moet de coach betaald worden? Er ontstaat een spanningsveld. Jongeren (en hun ouders) voelen zich niet aangesproken door het aanbod op lokaal niveau of kennen dit niet en de vorm van nazorg waar zij zich door geholpen voelen moet uit eigen zak worden betaald. Nazorg na detentie Hoewel we een onderscheid maken tussen nazorg na jeugdzorg (de focus van deze inventarisatie) en nazorg na detentie, blijkt in de praktijk dat dit onderscheid soms vaag is. Immers, een project in de wijk kan zowel worden ingezet voor jongeren die uit jeugdzorg komen, als voor jongeren die uit detentie komen. In beide gevallen moet een stabiele omgeving worden gecreëerd, waardoor de kans dat de jongere terugvalt in ongewenst gedrag verkleind
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 35
wordt. Sterker nog, sommige projecten die bedoeld zijn voor jongeren die dreigen uit te vallen uit VO, zouden ook geschikt kunnen zijn voor jongeren die uit jeugdzorg komen. In beide gevallen is de insteek de jongere weer op de rit te krijgen, een dagritme aan te leren en dagbesteding te geven. Creativiteit en flexibiliteit Uit de gesprekken komt naar voren dat een succesfactor voor effectieve organisatie is, dat door de betrokken partijen op creatieve wijze wordt nagedacht en er ruimte is voor flexibiliteit. Er wordt veel gedacht vanuit bestaande structuren en protocollen. Wanneer medewerkers, trajectbegeleiders of casemanagers signaleren dat andere oplossingen nodig zijn dan beschikbaar, dienen zij het mandaat te hebben hierin het initiatief te nemen. Voorwaarde hiervoor is ongeoormerkte budgetten, vrije ruimte (tijd), en vertrouwen vanuit management of bestuur. Loslaten vs. dwang en drang Respondenten beamen dat sommige jongeren soms uit beeld verdwijnen. Zij zijn niet gemotiveerd of willen niet geholpen worden. Dit kan betekenen dat je een jongere even moet „loslaten‟. Wat een gemeente of lokale partij kan doen als een jongere (nog) niet begeleid of ondersteund wil worden is een basis van vertrouwen creëren zodat deze jongere wel het gevoel krijgt dat hij welkom is met zijn vragen en dilemma‟s, en hem/haar niet uit het oog verliezen. Jongeren staan centraal Men is van mening dat er ruimte moet zijn voor jongeren om zelf mee te denken en te beslissen over wat zij nodig hebben. Dit komt de motivatie van de jongere ten goede. Cliëntenraden in de jeugdzorg pleiten hiervoor. Nadenken over wat je wilt en kan is een vaardigheid waarin jongeren soms begeleid moeten worden. Alleato deed onderzoek naar de maatschappelijke participatie van jongeren en dan vooral de wijze waarop jongeren zelf betrokken worden 9. Uit dit onderzoek blijkt dat sport en cultuur middelen zijn om jongeren „spelenderwijs‟ kennis te laten maken met hun eigen vaardigheden en kwaliteiten. Onderzoeken naar nazorg In 2009 onderzocht het Verwey-Jonker Instituut op verzoek van het toenmalige programmaministerie voor Jeugd en Gezin hoe de hulpverlening verloopt aan jongeren uit de jeugdzorg van 18-23 jaar.10 Conclusies zijn dat weinig jongeren van 18 jaar en ouder nog (verlenging of hervatting van) jeugdzorg krijgen, het hulpverleningsaanbod ontoereikend is en dat het vaak ontbreekt aan de juiste expertise voor begeleiding. Aanbevelingen zijn het ontwikkelen van specifiek aanbod voor de doelgroep, het tot stand brengen van de samenwerking met instanties buiten het zorgdomein, het verbeteren van de aansluiting tussen jeugdzorg en volwassenenzorg en het leggen van de bestuurlijke verantwoordelijkheden bij gemeenten.
9
Jongeren in Beeld, een inventarisatie naar initiatieven die de maatschappelijke participatie van de jeugd bevorderen, Alleato, februari 2011 10 Verwey-Jonker Instituut, (Jeugd)zorg houdt niet op bij 18 jaar, augustus 2009. Het rapport is in PDF te downloaden op http://www.verwey-jonker.nl/jeugd/publicaties
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 36
3.
Analyse
In hoofdstuk 1 hebben we de centrale vraag van deze inventarisatie al benoemd: Hoe kunnen gemeenten en organisaties op lokaal niveau op een effectieve wijze nazorg organiseren die gericht is op zelfstandigheid en zelfredzaamheid van jongeren tussen de 16 en 23 jaar uit geïndiceerde jeugdzorg? In hoofdstuk 2 hebben we tien manieren beschreven waarop dit kan. In dit hoofdstuk zullen we een antwoord formuleren op de hoofdvraag door in te gaan op de succesvolle elementen uit de methodiekbeschrijvingen. Deze sluiten aan bij de knelpunten die ervaren worden door jeugdzorg, gemeenten en jongeren in de organisatie van nazorg zoals kort in hoofdstuk 1 beschreven. We beschrijven ook welke risicofactoren zichtbaar zijn. We sluiten dit hoofdstuk af met de conclusie. 3.1 Succes- en risicofactoren Effect Om iets te kunnen zeggen over het effect van een interventie of methode is monitoring en evaluatie nodig. Hoeveel jongeren zijn geholpen met de methodiek? Welk percentage is uitgevallen? En wat heeft het traject gekost? Voor de meeste beschreven methodieken geldt dat in beeld is hoeveel jongeren zijn in- en uitgestroomd en wat dat per traject (per jongere) heeft gekost.11 Om iets te kunnen zeggen over het effect (de outcome) van een traject is meer informatie nodig, bijvoorbeeld over hoe het jongeren is vergaan in de jaren nadat zij een traject hebben gevolgd. Geen van de beschreven methodieken bestaat lang genoeg om iets te kunnen zeggen over het effect op de lange termijn. Een aantal methodieken geeft wel aan instrumenten ontwikkeld te hebben om effect te monitoren of aangesloten te zijn bij onderzoeken naar effectmeting door een externe partij. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - Het is wenselijk de begeleiding van een nazorgtraject geleidelijk af te bouwen. Een terugkerend contactmoment gedurende een langere tijd zorgt ervoor dat de jongere niet uit beeld verdwijnt. Deze „nazorg ná nazorg‟ is soms onderdeel van het traject en meegefinancierd, soms gebeurt dit buiten de capaciteit van een instelling, bijvoorbeeld binnen de reguliere taken van een begeleider of als vrijwillige inzet. - Door de samenwerking te zoeken met een universiteit of ander onderzoeksbureau kan effectmeting op de langere termijn mogelijk worden gemaakt, maar kan ook op korte termijn onderzoek worden gedaan naar wat de methode oplevert. Een gedegen methodiekbeschrijving kan zorgen voor een verdere uitrol en implementatie en potentiële afnemers weten dat ze een bewezen methodiek in huis halen (Work-Wise). - De kosten per traject zeggen vaak niets over het effect van een traject. Wat wel een grote rol speelt is in hoeverre gewerkt wordt vanuit de vraag van de jongere. Over het algemeen geldt: hoe complexer de vraag, hoe kostbaarder een traject. De complexiteit uit zich door de vraag voor hulp en ondersteuning op meerdere leefgebieden. Dit zegt ook iets over het risico dat een jongere loopt om uit beeld te raken of terug te vallen in jeugdzorg.
11
Zie tabel 1 in de bijlage voor specifieke informatie per methodiek
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 37
Een risicofactor is om in de beoordeling van een methodiek enkel te kijken naar de output en de trajectkosten. Het aantal jongeren dat in- en uitstroomt, zegt niets over de kwaliteit van de trajecten. Financiering Financieringsstromen en overige middelen die genoemd zijn: - Gemeentelijke gelden (verschillende beleidsterreinen) - Fondsen (nationaal en internationaal) - AWBZ-gelden, LWOO-gelden - Bijdrage van bedrijven (inzet van mensen, ervaring, hulpmiddelen, geld) - Studiefinanciering, stagevergoeding - Vrijwillige inzet van burgers - Ureninzet door lokale partners (vanuit reguliere taken) Financiering is een van de knelpunten in de overdracht van jongeren uit jeugdzorg naar het lokale veld. Omdat de financiering voor een jeugdzorgtraject niet meer beschikbaar is na 18 jaar, stopt het traject en wordt de gemeente verantwoordelijk. We zien bij de methodieken dat de gemeente een vaak genoemde geldschieter is. In geen van de gevallen is de financiering structureel. Bezuinigingen dwingen gemeenten (en ook andere partijen) om kritisch te zijn over hoe het beschikbare geld wordt besteed en daardoor ontstaat onzekerheid over het voortbestaan van een project of samenwerkingspraktijk. Geld maakt een heleboel mogelijk en is nodig, maar de methodieken illustreren ook manieren om op een andere manier over financiering na te denken. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - Door gebruik te maken van vrijwilligers in een project kunnen de kosten gedrukt worden (mentorprojecten). Dit heeft vaak als bijkomend voordeel dat een jongere eerder iets aanneemt van zijn/haar mentor („jij doet dit vrijwillig, dus zal je het wel menen‟). (U2Connect) - Hoewel de economische crisis in alle sectoren haar sporen nalaat zijn er voldoende bedrijven die vanuit het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen willen bijdragen in een project. Zij investeren soms geld, maar vaker nog mensuren, ervaring etc. (U2Connect, Talent voor Zorg, Foyers Rotterdam) - Door de samenwerking tussen het bestaande aanbod te versterken is het soms niet nodig een project van de grond af aan op te starten en hoeft er dus geen geld te worden geïnvesteerd in iets nieuws (JIT, Flexusjeugdplein, Route 27) - Aansluitend hierop: in een aantal gevallen komen partijen aan tafel met zogenaamde „gesloten beurs‟; zij investeren vanuit hun eigen core-business en zetten eigen middelen op een andere manier in. (Route 27, Talent voor Zorg). - In een aantal gevallen was het credo: „gewoon beginnen‟. In plaats van alles eerst (financieel) dicht te timmeren hebben partijen het initiatief genomen en zijn gewoon begonnen. Vanuit de ervaring in de praktijk kan worden vastgesteld of structurering noodzakelijk is. Hindernissen worden genomen als men ze tegenkomt. Op deze manier kan al wel de gewenste ondersteuning worden geboden. - Door nazorg in trajecten per jongere aan te bieden is het mogelijk dat losse trajecten kunnen worden ingekocht, bijvoorbeeld door kleinere gemeenten. Op die manier kan regionale samenwerking worden gezocht.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 38
Een risicofactor is om enkel te kijken naar gemeentelijke subsidie als het gaat om het inzetten van trajecten of het opzetten van samenwerking. Leefgebieden We hebben gezocht naar methodieken die zich richten op de leefgebieden onderwijs, werk en wonen. Hierbij maakten we de kanttekening dat deze leefgebieden niet losstaan van vrije tijd, sociale omgeving en financiën. Uit de praktijk blijkt dat er altijd een verband bestaat tussen de leefgebieden. Geen van de methodes richt zich dan ook op één leefgebied, maar bestaat altijd uit ondersteuning op meerdere terreinen. In sommige gevallen is er wel gekozen om de focus te leggen op bijvoorbeeld wonen, en van daaruit verder te kijken. In vrijwel alle gesprekken wordt het belang genoemd van een stevig netwerk om de jongere heen, waarop hij of zij kan terugvallen. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - Een rustige woonomgeving, zo blijkt ook uit onderzoek, is zeer wenselijk om ook op andere leefgebieden de zaken op orde te krijgen. Het creëert stabiliteit en een basis om vanuit verder te werken. Welke woonvorm het beste past is afhankelijk van de situatie. - Inzetten op het herstel van, of het samenstellen van een dagbesteding is essentieel voor het succes van nazorg. Dagbesteding (werk, opleiding, vrijwilligerswerk) voorkomt dat een jongere verleid wordt om terug te vallen in oude patronen. - Binnen de beschreven methodieken is de individueel begeleider competent om op bovenstaande elementen te ondersteunen, of in ieder geval de vraag te herkennen. Hij of zij heeft zelf kennis, of weet de ondersteuning vanuit het eigen netwerk te organiseren. Een genoemde risicofactor is dat er aan de start van de nazorg voorbij wordt gegaan aan sociaalemotionele problemen waardoor een jongere nog onvoldoende gemotiveerd is. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de overdracht van jeugdzorg naar volwassenenhulpverlening of wonen waarbinnen de kennis over jeugdproblematiek nog wel eens ontbreekt. In de regel zijn jongeren vanaf 18 volwassen, maar zij kunnen nog niet als volwassenen behandeld worden. Rol van professional De rol van de professional in het nazorgtraject moet er op toegespitst zijn om naast de jongere te gaan staan, en samen met de jongere het traject vorm te geven, zodat de jongere gemotiveerd is en blijft. Uit de gesprekken met de professioneel begeleiders van de nazorgtrajecten, blijkt dat er meestal een wezenlijk verschil bestaat tussen hun rol en die van de begeleider van het jeugdzorgtraject. Waar het jeugdzorgtraject gedwongen is, en door de jongere wordt ervaren als „ik heb geen keus‟, wordt de aangeboden nazorg door jongeren veel vrijblijvender ervaren. De nazorg ís ook vrijwillig, wat ook een knelpunt is omdat in veel gevallen een gedwongen kader ontbreekt. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - De jongere moet vertrouwen hebben in de begeleiding, maar ook in wat het traject oplevert. Mede vanwege het vrijwillige karakter moet goed duidelijk zijn wat het de jongere oplevert, omdat anders het risico op uitval groot is. - Sommige methodieken kenmerken zich door een lichte vorm van zachte dwang of drang. Zoals het ondertekenen van een contract om ergens te mogen blijven wonen, of elke dag aanwezig zijn om in het project te blijven (Talent voor Zorg, Mind at Work).
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 39
-
Daar komt bij dat in de meeste gevallen de professional werkt vanuit de vraag van de jongere, maar er niet per definitie vanuit gaat dat de jongere ook weet wat het beste voor hemzelf/haarzelf is. Er is een balans tussen dat wat de begeleider signaleert en wat de jongere formuleert. Gezamenlijk worden de doelen vastgesteld. - De begeleider vanuit het nazorgtraject is de laatste schakel tussen de jongere en volledige terugkeer naar het lokale veld. De begeleider heeft daarom grote kennis nodig van het aanbod in het lokale veld en de maatschappelijk partners. - De combinatie van professionele hulpverlening en vrijwillige begeleiding is succesvol. Bijvoorbeeld door een mentortraject naast het begeleidingstraject (U2Connect) of een burennetwerk (Timon Woongroep) Een risicofactor in dit geval is de jongere te sterk het gevoel te geven dat er hulp wordt geboden. De jongeren hebben vaak hun buik vol van intensieve hulp. De hulp dient in dat geval „verpakt‟ te zijn in ander aanbod. Rol van gemeente In de vraaggesprekken met de organisaties werd al snel duidelijk dat gemeenten verschillende rollen kunnen hebben. Naast de meest voor de hand liggende, die van financier, werden ook andere rollen benoemd. Zo heeft de gemeente in sommige gevallen trajecten mogelijk gemaakt door in het beleid ruimte te geven aan creativiteit, onorthodoxe oplossingen en een andere invulling van reeds bestaande plannen (bijvoorbeeld het toewijzen van een woonlaag in MAX aan de jongeren van Talent voor Zorg). De gemeente heeft ook een belangrijke verantwoordelijkheid in het aanmelden van jongeren. Het zichtbaar maken van het aanbod op lokaal niveau is ook een taak die aan gemeenten wordt toegeschreven. Voor centrumgemeenten geldt dat zij hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in het ondersteunen van regiogemeenten bij het versterken van lokale structuren of door tegemoet te komen aan hun vraag. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - De gemeente zet sterk in op het in beeld brengen van het lokale aanbod door een sociale kaart te maken en deze up-to-date te houden. Zij faciliteert lokale en regionale overleggen tussen maatschappelijke partners die met (groepen) jongeren te maken hebben (JIT). - De gemeente voorziet in een schakel in de keten waarin risicojongeren in beeld gebracht worden en vanuit daar worden doorverwezen naar het meest geschikte aanbod (zoals het jongerenloket, de brede centrale toegang, een schakelloket). - De centrumgemeente heeft afspraken gemaakt met randgemeenten over het inkopen van trajecten, het aanbieden van woningen of het ondersteunen op het organiseren van nazorg. Een risicofactor hierin is dat deze schakel het nazorgtraject vertraagt of dat niet het juiste traject wordt ingezet. Samenwerking Er zijn verschillende niveaus waarop in de organisatie van nazorg wordt samengewerkt: samenwerking met „verwijzers‟ vanuit jeugdzorg of jeugddetentie, samenwerking met lokale partijen en samenwerking met het netwerk rondom de jongere. De vorm van de samenwerking verschilt. Het kan een overlegvorm zijn die structureel bij elkaar komt, een fusie van verschillende organisaties die samenkomen in één instelling. In andere gevallen wordt er samengewerkt met partijen in het veld op het moment dat een vraag zich aandient (maatwerk).
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 40
Samenwerking wordt beschouwd als het DNA van nazorg: als nazorg er op gericht is dat een jongere zich daarna zelf staande kan houden op verschillende terreinen in zijn/haar leven, kan dit nooit goed vorm worden gegeven achter de muren van slechts één instelling. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - Samenwerking wordt mogelijk gemaakt doordat de organisaties het belang van de jongere voorop stellen, in plaats van hun eigen belangen. Zij hebben een gezamenlijke intentie om de maatschappelijke participatie van jongeren te bevorderen, en kijken wat zij daar zelf voor kunnen inbrengen. - De lijnen tussen (maatschappelijke) organisaties zijn kort, men kent elkaar. OP het moment dat ondersteuning op een specifiek terrein (bijvoorbeeld schulden of verslaving) noodzakelijk is, kan dit worden „ingevlogen‟ in de begeleiding of wordt deze partij bij overleg betrokken. - De begeleider beschikt over de competenties en het netwerk om op alle niveaus de juiste samenwerkingspartners te betrekken. Hij of zij heeft ook het mandaat om dat te doen of weet wie degene is die de samenwerking mogelijk kan maken. - In de organisatie van een aantal methodieken is ruimte om ook in te gaan op vragen vanuit de regiogemeenten. Dit kan betekenen dat begeleiding beschikbaar is binnen de gemeente waar de jongere woonachtig is, of dat de jongere een plek (wonen, werken) kan krijgen binnen de centrumgemeente. Begeleiding bij terugkeer naar de woongemeente is onderdeel van het traject. Risicofactor van trajectfinanciering of begeleiding op locatie waar de jongere niet woonachtig is, is dat de binding van de jongere met de omgeving waarin hij of zij zelfstandig gaat participeren nog klein is (Enkeltje Zelfstandig) Overdracht We constateren dat er op 2 manieren sprake is van overdracht. Allereerst gaat het om de instroom van jongeren uit geïndiceerde jeugdzorg in een nazorgtraject, ten tweede de overgang van het nazorgtraject naar volledige zelfstandigheid. De methodieken die we hebben beschreven zijn niet allemaal ingericht op jongeren uit de jeugdzorg, maar hebben wel de potentie om hierop te worden ingezet. Vrijwel alle methodieken sluiten af met een periode waarin de intensiteit en frequentie afgebouwd wordt. Op basis van de verkregen informatie kunnen we de volgende succesvolle elementen benoemen: - Op het moment dat de jongeren wel uit de jeugdzorg komen, werkt het goed als de jeugdzorginstelling aansluit bij het lokaal overleg. Op die manier leren de lokale partijen de jeugdzorg kennen, en vice versa, en kan de overdracht warm verlopen. - Het initiatief voor de nazorg ligt bij jeugdzorg. Zij weten immers wanneer een jongere klaar is met de behandeling en wanneer deze dus behoefte heeft aan een nazorgtraject. - Het nazorgtraject kent vaak zelf een vorm van nazorg. Tot enige tijd nadat de jongere wordt geacht op eigen benen te staan wordt regelmatig gekeken hoe het gaat door de jongere op te zoeken of te bellen. Dit draagt bij aan een positief effect van de nazorg. De term „nazorg ná nazorg‟ kan verwarrend werken. Het JIT noemt deze vorm van nazorg langdurige coaching en maakt het onderdeel van het traject waarbij dezelfde begeleider is betrokken. Gebleken is dat dit effectief en preventief werkt. De overdracht verloopt soepel bij de methodieken waar jeugdzorg en het nazorgtraject fysiek dicht bij
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 41
elkaar zitten. Bijvoorbeeld omdat zij onderdeel zijn van dezelfde instelling of organisatie (FlexusJeugdplein, JIT). - Als tijdens het traject blijkt dat het niet geschikt is voor de jongere (bijvoorbeeld omdat problemen aan de oppervlakte komen die wel zorg of intensieve hulp nodig hebben) dan blijft de jongere in het traject totdat ander passend aanbod gevonden is. Dit kost de aanbieder eigen geld, maar het belang van de jongere staat voorop. (Titan, Meiden met Pit). - De methodiek is inzetbaar vanaf jonge leeftijd, en niet pas vanaf 18 jaar. Dit maakt het mogelijk om al tijdens een jeugdzorgtraject met het nazorgtraject te starten (Titan, U2Connect, Route 27). - Een methode om te voorkomen dat een jongere uit beeld verdwijnt ná het 18 e jaar is een breed gemeentelijk overlegorgaan of ander schakelloket. Voorwaarde is dat hierover goede afspraken worden gemaakt met jeugdzorg om ervoor te zorgen dat de jongeren ook daadwerkelijk worden aangemeld. Risicofactor is de timing van de aanmelding vanuit jeugdzorg. Wie beslist hierover? Maak je gebruik van een vast aanmeldmoment of bekijk je per jongere vanaf het 16 e jaar wanneer hij of zij er klaar voor is? Vraaggericht werken Niet als parameter benoemd maar wel terugkerend element in methodiekbeschrijvingen en overige gesprekken is het werken vanuit de vraag van jongeren. Daarmee wordt bedoeld dat een jongere invloed heeft op de vorm en inhoud van zijn of haar nazorgtraject. Een veelgehoorde opmerking over jongeren die een jeugdzorgtraject gevolgd hebben is dat zij zelfstandig wíllen zijn, maar dat nog niet altijd kúnnen zijn. Deze vraag speelt voornamelijk bij jongeren die 18 zijn geworden en waarvoor het verplichte jeugdzorgtraject ophoudt, maar wordt ook toegeschreven aan jongeren onder de 18. Jongeren zijn klaar met constante verplichte zorg en hulp en willen op eigen benen staan. De kans op zorgmijdend gedrag is dan groot. Hierdoor is er balans in dat wat een jongere wil maar nog niet kan en dit komt de motivatie ten goede en houdt de jongere in beeld. -
-
-
-
De inhoud en vorm van de begeleiding binnen de beschreven methodieken komt tot stand door prioriteit te geven aan een motivatiegesprek, het in beeld brengen van de hulpvragen en praten over wat een jongere niet wil. Soms komt dit terug in het percentage „zelfmelders‟. Zij zijn vanuit zichzelf gemotiveerd. Inzetten op vroegtijdig signaleren van behoeftes is succesvol, bijvoorbeeld door het inzetten van de zelfredzaamheidsmatrix (een checklist die ingevuld wordt met de jongere vóór het einde van een jeugdzorgtraject) of door het gebruik van voorlichtingsmateriaal over wat jongeren te wachten staat ná hun 18e jaar. Jongeren worden betrokken bij het vormgeven van hun nazorgtraject. Door in te zetten op praktische ondersteuning kunnen andere behoeftes, bijvoorbeeld zorgvragen, zichtbaar worden. In sommige gevallen is er nog een lichte dwang of drang. Dit wordt soms expliciet benoemd (bijvoorbeeld door een contract) en soms impliciet door hulp en zorg te „verpakken‟ binnen werkvormen waar de jongere gemotiveerd voor is. Het komt voor dat een jongere even uit beeld verdwijnt, bijvoorbeeld door gebrek aan motivatie of doordat andere zaken prioriteit krijgen. Door een basis voor vertrouwen te
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 42
leggen heeft een jongere het gevoel weer terug te kunnen wat het risico op volledige uitval of terugval verkleint. (Titan, Foyers Rotterdam, JIT). 3.2 Conclusies Het organiseren van nazorg is een ingewikkelde taak. Dit komt doordat niet eenduidig is wie waarvoor verantwoordelijk is, financiering een belangrijke rol speelt en niet één jongere hetzelfde is. Het stelt (organisaties in) gemeenten voor een uitdaging maar vraagt ook inspanningen vanuit jeugdzorg, en van jongeren zelf. Deze inventarisatie maakt inzichtelijk hoe op lokaal niveau nazorg kan worden georganiseerd. De methodiekbeschrijvingen laten zien hoe gevarieerd het aanbod kan zijn. De manier waarop nazorg wordt aangeboden is afhankelijk van de lokale situatie: wat is er al, waar zijn mogelijkheden tot verdere samenwerking, welke partijen zijn aanwezig in de gemeente? Daarnaast is de nazorgmethode afhankelijk van de vragen en behoeftes van de jongere. Doel van de nazorg is zelfstandige maatschappelijke participatie mogelijk maken. Welke rol heeft de gemeente? Met betrekking tot financiering hebben we geconstateerd dat de grootste kostenpost binnen nazorgtrajecten de begeleiding van jongeren is. De kosten hiervoor variëren van een paar honderd euro tot vele duizenden euro‟s. Gemeentelijke subsidie (de tijdelijkheid ervan of het gebrek daaraan) wordt bij trajectfinanciering vaak als risicofactor benoemd maar er zijn alternatieven. De gemeente kan aansturen op het creatief nadenken over benodigde (financiële) middelen om de organisatie van nazorg mogelijk te maken, op lokaal niveau of in de regio. Wat is er al? Wie kan wat bijdragen? Hierbij is het van belang om open te zijn over bezuinigingsvoornemens, maar ook over wat wel mogelijk is. Zo kunnen kansen worden gecreëerd vanuit actuele ontwikkelingen binnen gemeenten zoals de ontwikkeling van het CJG, de taakomschrijving van het Jongerenloket, het werken volgens Welzijn Nieuwe Stijl en de ontwikkeling van plusvoorzieningen. 12 De gemeente kan samenwerking op lokaal niveau beter mogelijk maken door: - Ruimte te geven aan dit lokale veld om creatief om te gaan met problematiek van jongeren, en met onorthodoxe oplossingen te komen; - het lokale aanbod in kaart te hebben voor de instanties die naast elkaar opereren in het maatschappelijk veld, bijvoorbeeld door een sociale kaart; - initiatiefnemer te zijn in het faciliteren van samenwerking op directieniveau. Samenwerking wordt mogelijk gemaakt op het moment dat partijen zich vanuit een gezamenlijk belang inzetten, en hun eigen belangen daaraan ondergeschikt kunnen maken. Er kan verder geïnvesteerd worden in de relatie met jeugdzorgaanbieders. Transparantie over de mogelijkheden op lokaal niveau en daarnaast transparantie vanuit de jeugdzorgaanbieder over de trajectbegeleiding- en beëindiging zorgen er samen voor dat op het gewenste moment samenwerking mogelijk gemaakt wordt in het belang van de jongere. Het is noodzakelijk om in kaart te brengen wat de situatie van de jongere is op het moment dat het jeugdzorgtraject
12
Dit zijn voorzieningen voor jongeren tussen de 12 en 23 jaar die ernstige problemen hebben op het gebied van financiën, gezondheid, huisvesting, sociale omgeving of maatschappelijk functioneren. Hierdoor dreigen ze de school te verlaten zonder diploma. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door subsidie vanuit het ministerie van OCW.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 43
beëindigd wordt? Hoe groot is het risico dat hij of zij uitvalt of terugvalt in jeugdzorg? Op welke leefgebieden heeft hij of zij ondersteuning nodig? Hoe zelfstandig is deze jongere al? Dit is de taak van de jeugdzorgaanbieder. Dat wat het nazorgtraject nodig heeft wordt gecommuniceerd met de gemeente, die daarvoor een schakelfunctie zou kunnen organiseren. Wat verder nog te denken geeft: - In de gesprekken is de rol van ouders nauwelijks ter sprake gekomen. In de beschrijving van de rol van de professionele begeleider en de samenwerking met andere partners worden ouders niet als vanzelfsprekend genoemd. Dit kan te maken hebben met de leeftijd van de jongeren die onderwerp zijn van deze inventarisatie. Ouders zijn niet meer verantwoordelijk voor hun kind. Soms zijn ze zelfs niet in beeld (is een kind wees, of heeft geen contact meer). Omdat het creëren van een sociaal netwerk, of het herstellen ervan, wel als een van de belangrijkste voorwaarden wordt genoemd, is het interessant om verder te kijken hoe de betrokkenheid van ouders (of andere familieleden) ná 18 jaar vormgegeven kan worden. Er zijn verschillende methodieken waarin gewerkt wordt aan het versterken van de eigen kracht van de jongere en/of het gezin en de omgeving. De elementen van eigen kracht kunnen ook op andere niveaus worden geïmplementeerd. -
De rol van de gemeente in de periode waarin de intensiteit en frequentie van de nazorg wordt afgebouwd is vaak niet gedefinieerd. Dit onderdeel van de nazorg wordt door aanbieders vaak aangeduid als „nazorg ná nazorg‟, wat verwarrend kan werken. In sommige gevallen wordt deze fase niet gefinancierd en treedt de begeleider op als vrijwilliger. Deze fase is de laatste fase op de weg naar zelfstandigheid.
Alleato ○ Rapportage Effectief aanbod nazorg en jeugdzorg ○ mei 2011 ○ blz. 44
Bijlage 1 Lijst met Methodieken Organisatie
Methodiek
korte omschrijving
Aanpak 16+
Jeugdformaat
geïntegreerd nazorgtraject binnen jeugdzorginstelling
Actium
Back on Track
nazorg na detentie
Alleato en Titan
U2Connect
mentorproject voor risicojongeren
Almata (e.a. jeugdzorgplus en JJI)
Workwise
arbeidstoeleiding na jeugdzorgplus
Almata
Aan de Slag
arbeidstoeleiding na jeugdzorgplus
Altra jeugdzorg
Goal!
mentorproject voor risicojongeren
Bureau Jeugdzorg Amsterdam
Boppie
coachingstraject binnen jeugdzorg
Coach en Trainer
Coach over de Vloer
zelfstandig coach voor jongeren
FlexusJeugdplein
Diverse woonprojecten, o.a. Foyers
zelfstandige woonvorm met ambulante begeleiding
Gemeente Dordrecht
Route 27
mentorproject voor risicojongeren
Gemeente Eindhoven
Niemand uit Beeld
pilot nazorg op het gebied van wonen, zorg, onderwijs, vrije tijd, werk en inkomen.
Gemeente Rotterdam
Welkomstcomité in de wijk
warme overdracht voor jongeren uit detentie
GGD Amsterdam
Zelfredzaamheidsmatrix
model waarmee jongeren, professionals en gemeenten de vraag rondom nazorg in beeld kunnen krijgen
Kamers met Kansen
Methodieken op meerdere plaatsen
begeleid kamerwonen voor jongeren
Bijlagen
Organisatie
Methodiek
korte omschrijving
Meerdere gemeenten in NL
Nieuwe Perspectieven (bij Terugkeer)
intensief traject voor begeleiding bij terugkeer na detentie of na jeugdzorg
Leger Des Heils
Enkeltje Zelfstandig
zelfstandige woonvorm met ambulante begeleiding
Mind at Work
Meiden met Pit
coachingsproject voor meiden
Mind at Work
Almeerkans
traject voor jongeren die dreigen uit te vallen uit VO
Daniel Pot in opdracht van De Hoenderloo Groep
Safal
onderwijszorgcentrum met arbeidstoeleiding voor jongeren uit jeugdzorg+
Regio Haaglanden
Jeugd Interventie Team
individuele coaching voor jongeren uit jeugdzorg
ROC A12, FlexPay en Prodies
Arbeidsrealisatie Centrum
toeleiding naar de arbeidsmarkt voor jongeren uit de wet WIJ
ROC Midden Nederland, SSH, Mitros e.a
Talent voor Zorg
samenwerkingsverband op wonen-werken-opleiding
Titan
Titan
resocialisatietraject voor risicojongeren
Timon
Timon Woongroepen
Woonvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar
Travers Zwolle
Goal4U
mentorproject voor risicojongeren
Veld 42
Re-integratie door Sport
re-integratie op de arbeidsmarkt voor zwerfjongeren en jongeren uit jeugdzorg
Bijlagen
Bijlage 2 Format vragenlijst Effectief Aanbod Nazorg na Jeugdzorg Vragenlijst Gegevens van de geïnterviewde: Datum gesprek Naam Instelling Functie
Vragenlijst: Kunt u uw organisatie beschrijven?
Kunt u het project dat u inzet beschrijven? Op welke manier wordt het project gefinancierd? Hoe duurzaam is de financiering en is het project daarvan afhankelijk? Op welke leefgebieden richt het project zich (wonen, onderwijs, werk en daaraan gerelateerd: schuldhulpverlening)? Welke jongeren komen in aanmerking voor dit project? Welke problemen mogen zij wel en niet hebben (bijvoorbeeld niet: verslaving, IQ lager dan 70, wel: lichte zorgvraag) Wordt er gewerkt vanuit de vraag van jongeren? Hoe dan? (dus niet over jongeren beslissen, maar met jongeren) Op welke manier is de begeleiding tijdens het traject geregeld? Wie zijn er betrokken?
Welke vragen van jongeren komen aan de orde?
Wat is de rol van de gemeente?
Bijlagen
Hoe wordt samengewerkt met lokale partijen zoals het Algemeen Maatschappelijk Werk, CJG of andere lokale partij? Hoe is de overdracht vanuit de zorgaanbieder geregeld? Welke andere partijen zijn betrokken bij het project? Hoeveel jongeren hebben tot nu toe gebruik gemaakt van het project? Wat is er te zeggen over het succes van de nazorg?
Bijlagen
Bijlage 3 Lijst met respondenten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Ed van Vulpen, Almata Marjan Middelburg, Route 27 Faizel Jawahierkhan, Jeugd Interventie Team Kees Brouwer en Berthie Croese, de Utrechtse School Elly Zeef en Annematt Collot d‟Escury, Mind at Work Ramona Hermes, Leger des Heils Justine Anschutz, Alleato Frank Köster, ICS Advies Jan Dick den Das, Titan Henk Schutte, FlexusJeugdplein Hannie Olij, Timon Fietje Schelling, JSO Rob Rutten, JSO Rob Peters, Gemeente Utrecht Hans Stalknecht, Travers Zwolle Monique Willems, Spectrum Gelderland Tanja Janmaat, Coach over de Vloer Hellen Houterman, Zorgbelang Gelderland Hetty Jobse, LCFJ, coördinator Utrecht Annemarie van Breugel, IenB
Bijlagen