Eerste Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1976-1977
Nr. 3
Parlementair bezoek aan Hongarije
VERSLAG Vastgesteld, 28 september 1976 Aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal Een delegatie uit de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal bestaande uit de heren Thurlings (Voorzitter), (K.V.P.), Eerste Kamer, Terwindt (K.V.P.), Eerste Kamer, Albeda (A.R.P.), Eerste Kamer, Van Rossum (S.G.P.), Tweede Kamer, Imkamp (D'66), Tweede Kamer, Zoon (P.v.d.A.), Eerste Kamer, Van Amelsvoort (K.V.P.), Tweede Kamer, Van Leijenhorst (C.H.U.), Tweede Kamer, Konings (P.v.d.A.),Tweede Kamer en Feij (V.V.D.), Eerste Kamer, bracht op uitnodiging van de heer Antal Apró, Voorzitter van het parlement van de Hongaarse Volksrepubliek, van 5 tot 12 mei 1976 een bezoek aan Hongarije. De delegatie heeft tijdens dit bezoek vele gesprekken gevoerd onder andere met leden van het Parlement; met de President van de Presidentiële Raad, de heer Pal Losonczi; de Ministervan Buitenlandse Zaken, de heer Puja; met de Staatssecretaris van de Buitenlandse Handel, de heer Szalai; met afgevaardigden van de provinciale Baranya en met afgevaardigden van deïeiding van verschillende door de delegatie bezochte bedrijven, onder andere de DUNA-staalfabrieken te Dunaujvaros, de porceleinfabriek Zsolnay te Pees en een coöperatieve boerderij in het zuiden van het land. I. Korte aantekeningen van enkele gesprekken welke de delegatie in Hongarije heeft gevoerd A. met leden van het Hongaarse parlement De Voorzitter van het parlement, de heer Apró opent de vergaderingen heet de delegatieleden welkom. Hij merkt op dat de relaties van Hongarije met Nederland zowel politiek als economisch geen punt van discussie behoeven te zijn. Hongarije is een socialistisch land in opbouw. In de dertig jaren dat men met de ontwikkeling bezig is, zijn er zeer veel grote veranderingen opgetreden. Hongarije is een klein land, er zij IOV2 min. inwoners; 56% van het nationale inkomen komt uit de industrie; 20% van het nationale inkomen uit de landbouw. Vóór de oorlog kwam 58% van het nationaal inkomen uit de landbouw. Hongarije was toen industrieel onderontwikkeld. Uit
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
1
de landbouw gingen nadien 1 min. arbeiders naar de industrie over. De industriële produktie van Hongarije is thans 11x groter dan voor de oorlog. Opvoering van de produktie is niettemin een primair beleidsoogmerk en dat geldt zowel voor de landbouw als voor de industrie. In de landbouw zijn thans 40% minder arbeiders werkzaam, maar er is wel 60% meer produktie. Er zijn 1600 coöperatieve bedrijven van zeer grote omvang. De landbouwmechanisatie moet sneller ontwikkeld worden en ook op het gebied van de toepassing van chemische hulpmiddelen is ontwikkeling nodig. Er zijn 152 staatslandbouwbedrijven. Een staatslandbouwbedrijf is een hogere vorm van agrarische industrie dan de coöperatieve. Een groot probleem voor Hongarije vormt het feit dat vrijwel alle industriële grondstoffen moeten worden ingevoerd. In Hongarije zelf wordt slechts bauxiet gevonden. Het is moeilijk een staatsplanning te maken in één individueel land. Maar het is eenvoudiger in de context van de 8 landen van de COMECOM; 65% van de buitenlandse handel van Hongarije is gericht op de socialistische landen. Ook voor de overige COMECOM-landen geldt eengrote onderlinge afhankelijkheid. Dit maakt het mogelijk om de vijfjaren-plannen in de verschillende socialistische landen te coördineren. Er zijn daarnaast ook vijftienjaar-plannen, in welke plannen grote problemen worden aangepakt zoals de energievoorziening, het bouwen van kerncentrales, het aanleggen van oliepijpleidingen naar de Adriatische Zee, naar Joegoslavië en Roemenië, om olie uit Arabië te vervoeren. Hongarije wil zijn industrie met 35 tot 37% uitbreiden en de landbouw met 16 tot 18%. De volkshuisvesting vormt eengroot probleem. In de afgelopen 15 jaar zijn 1 min. woningen gebouwd. In de volgende 5 jaar zullen er nog 430 000 bijgebouwd worden. Als gevolg van de inflatie werden de grondstoffen duurder en werd de verkoop van goederen bemoeilijkt. In Hongarije echter is niet één fabriek gesloten terwijl niemand ontslagen werd. De Staat strijdt ervoor de gevolgen van de inflatie niet merkbaar te maken. Sommige prijzen zijn verhoogd, maar de Staat laat de lonen stijgen als compensatie. Men heeft sinds 1968 aan de bedrijven een grotere onafhankelijkheid gegeven, ten einde een betere produktie mogelijk te maken. Fabrieken die overproduceren voor de export, of die een produkt maken dat vroeger werd ingevoerd, kunnen leningen krijgen zowel in forinten als in buitenlandse valuta. Er worden aan de fabrieken geen gedetailleerde plannen meer gegeven, alleen de weg wordt aangegeven en de fabrieken stellen hun eigen plannen op. Een ander probleem voor Hongarije is het feit dat de EEG geen vlees uit Hongarije meer importeert sinds enige tijd. Men had echter het aantal dieren afgestemd op die uitvoer. De Sovjet-Unie heeft toen geholpen vlees tegen buitenlandse valuta te kopen. De buitenlandse handel is vrij laag. Met betrekking tot het parlement merkt de heer Apro het volgende op: De eerste Grondwet dateert van 1949, daarna is er veel gebeurd in Hongarije. Er bleken veranderingen nodig waarin de oude Grondwet niet voorzag, daarom werd de Grondwet dan ook herschreven. Hongarije is geen socialistische, maar een Volksrepubliek. Het Parlement heeft 352 leden, één afgevaardigde per 30 000 inwoners. De verkiezing geschiedt volgens een districtenstelsel. ledere Hongaar van 18 jaar heeft actief en passief stemrecht. Van de 352 ledenvan het parlement zijn er 175 arbeider, 48 lid van coöperaties en 164 intellectuelen; 206 hebben een universitaire opleiding of een opleiding aan een instelling van hoger beroepsonderwijs. Er zijn 101 vrouwelijke parlementsleden. Het parlement komt 4x per jaar bijeen en deze bijeenkomsten duren 2 of 3 dagen. De Voorzitter brengt een verslag uit evenals de President van de Presidentiële Raad, die van de Hoge Raad en het Openbaar Ministerie en de Staatssecretarissen. Er is eveneens een nieuw Reglement van Orde gekomen. Men streeft ernaar minder bij wet voor te schrijven en meer door regelingen. Parlementaire commissies spelen een grote rol. Deze commissies nemen de taak van het parlement waar in de tijd dat dit op reces is. Er is altijd een rapporteur die als spreker optreed. Commissies onderhouden contact met de bedrijven en de culturele instellingen. Commissies mogen ook wel eens voorstellen indienen, ze hebben het recht van amende-
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
2
ment en van interpellatie. De commissievergaderingen zijn openbaar en worden ook op TV en radio uitgezonden. De wetten worden gepubliceerd, het volk mag meebeslissen. Vanuit de delegatie wordt opgemerkt dat het in een markteconomie moeilijker is te plannen dan in een socialistisch systeem. De planning in zo'n gemeenschap is gebaseerd op twee principes. In de eerste plaats moet de voorbereiding democratisch zijn, hetgeen betekent dat vakbonden en functionele organisaties bij de voorbereiding betrokken worden en in de tweede plaats moet de uitvoering eveneens democratisch zijn. Gevraagd wordt hóe, nu de bedrijven iets meer onafhankelijk geworden zijn, de plannen in Hongarije gemaakt worden. Geantwoord wordt dat er inderdaad naar gestreefd is om de onafhankelijkheid van de bedrijven te vergroten. Binnen de COMECOM maakt iedere Staat zijn eigen plan. Naast deze verschillende nationale plannen worden er ook plannen opgesteld met betrekking tot wat elk land moet in- en uitvoeren. Er zijn tussen de landen alleen bilaterale overeenkorrv sten. Deelname aan internationale plannen is vrijwillig en het basisprincipe is dat er wederzijds voordeel moet worden behaald. Bij de opstelling van het nationale plan worden de vakbonden en de sociale instellingen betrokken en in de bedrijven worden alle werkers in de gelegenheid gesteld hun mening te geven over het plan dat de directie van hun bedrijf heeft beraamd. Deze raadpleging leidt er soms toe dat het plan wordt gewijzigd. De vakbond heeft het recht om de problemen met de Regering te bespreken bij het totstandkomen van CAO's en van sociale voorzieningen. De totstandkoming van CAO's geschiedt democratisch. Altijd worden de beslissingen van de vakbond en de Regering gepubliceerd. Men is evenwel nog niet geheel tevreden, met het bereikte. Er wordt gezocht naar nieuwe vormen van socialistische democratie. Men moet het er echter wel over eens zijn dat er twee verschillende economische systemen zijn. Als een plan is aangenomen, is met alle voorstellen rekening gehouden. In het Westen is het recht van vrije meningsuiting naar zijn oordeel een formaliteit. In Hongarije krijgt men als men overproduceert een premie, waardoor men materieel is geïnteresseerd. De Staat verdeelt het extra inkomen onder de werkers, leder moet betaald worden voor het werk dat hij doet. Deze betaling behoeft niet voor alle werkers gelijk te zijn. Men beoogt stellig geen egalitaire maatschappij, maar gelijk werk wordt wel gelijk betaald. Er is een tendens terug te gaan naar de dorpen. Omdat men daar nu meer kan verdienen. De landbouw is geïndustrialiseerd. Het inkomen van de boer is hoger dan van de arbeiders in de industrie, vooral als men de opbrengsten van het eigen bedrijf meerekent. Er wordt wel toegezien dat er geen sociale spanningen ontstaan. Met betrekking tot het verschil tussen de Staatsbedrijven en de Coöperatieve bedrijven wordt opgemerkt dat de hoogste vorm die van Staatsbedrijf is. Alle produktiemiddelen van laatstgenoemde bedrijven zijn immers staatseigendom. De Staat benoemt de directeur, de werknemers leven van het loon. Meestal wordt het inkomen door de Staat betaald. De Coöperatie is een groep boeren. Alle middelen zijn van de groep, die beslist over het bouwplan, veebestand, investeringen enz. en kiest ook zelf de directeur. Er is vier jaar geleden een coöperatie-wet gekomen waar rechten en verplichtingen zijn geregeld. De kleine boeren brachten destijds alle land bijeen; ze hebben echter wel het recht een klein stukje land, een halve tot anderhalve hectare zelf te verbouwen. Vanuit de delegatie wordt erop gewezen dat in ons land de vrijheid van geweten en de onderwijsvrijheid uiterst belangrijk worden geacht. In Nederland bouwt de overheid zelf scholen of deelt in de kosten van het bijzonder onderwijs. Er heerst financiële gelijkstelling tussen beide vormen en de docenten van beiden zijn vrij in het uitdragen van hun ideeën. In Hongarije daarentegen zijn alle scholen Staatsscholen. Hoe staat het in Hongarije met de z.g. «leervrijheid»? Mag, zo wordt gevraagd, bij voorbeeld een geschiedenisleraar een eigen visie op de geschiedenis geven? Geantwoord wordt dat de opvoeding weliswaar onder Staatstoezicht staat, maar geschiedenis is geschiedenis en als een leraar over een thema spreekt of schrijft mag hij zijn
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
3
eigen visie geven, maar een mening tegen het systeem mag niet gepubliceerd worden. Een leraar is een ambtenaar, hij hoeft geen communist of socialist te zijn. Er is een wet die voorschrijft dat leraren hun eigen visie van tevoren schriftelijk moeten bekendmaken. In Hongarije is eveneens vrijheid van geweten. Artikel 66 van de Grondwet waarborgt dit. De Staat bemoeit zich niet met wat de kerk zegt. De kerken behoeven geen ideologie te preken. Op de Staatsscholen kan godsdienstles gegeven worden zonder instructies van de Staat. B. met de President van de Presidentiële Raad de heer Pal Losonczi De President heet de delegatie welkom en merkt op dat het in Hongarije heel rustig is. Er heerst law and order. Al heeft men wel kritiek. Natuurlijk is Hongarije niet het meest ontwikkelde land, maar vergeleken met 30 jaar geleden is er veel bereikt. Hongarije is thans bevriend met landen met wie het dat vroeger niet was. Hongarije wil samenwerking ondanks verschil van systemen. Men is ervan overtuigd dat dit het enige alternatief is. Samenwerking zowel voor het welzijn van het volk als voor een vreedzame samenleving. De voorzitter van de delegatie is van oordeel dat men Hongarije kan feliciteren met wat op economisch gebied is bereikt. Men krijgt bepaald niet de indruk van een onderontwikkeld land. Naar zijn oordeel zijn er veel overeenkomsten tussen de economische geschiedenis van Nederland en Hongarije, maar ook fundamentele verschillen. De heer Apro zei, aldus de voorzitter, dat Hongarije moest beginnen uit een onderontwikkeling en dat Nederland een betere start had. Er zijn inderdaad aldus spreker drie redenen voor een betere start. De bevolking is in Nederland beter verspreid over het land dan in Hongarije waar een overmatig deel van de bevolking in de hoofdstad is samengedrongen. Erwas al een industriële ontwikkeling en er waren 3 eeuwen van democratische traditie. Er zijn echter ook punten van overeenstemming. Beide landen hebben zeer door de oorlog geleden. De noodzaak van economische groei was in beide landen voorhanden. Hongarije om te ontsnappen aan de achterlijkheid van zijn economie buiten Boedapest; Nederland omdat het geconfronteerd werd met de snelgroeiende bevolking. Daarom was niet alleen herbouw, maar ook veel nieuwbouw nodig. De industrie moest worden gereorganiseerd en er moesten nieuwe markten gezocht worden. Omdat er zoveel gelijkenis is, hebben de leden van de delegatie dan ook veel vergelijkingen kunnen maken. Op een vraag vanuit de delegatie hoe de werkwijze van de Presidentiële Raad is, wordt geantwoord dat de Presidentiële Raad bestaat uit 21 leden. Deze leden hebben een dubbele functie. Ze zijn allen lid van het parlement. De eerste taak van de raad is toezicht te houden en de tweede op te treden als parlement wanneer dit niet in functie is. De raad kan wetten maken maar moet deze later voor kennisgeving aan het parlement mededelen. Het parlement kiest de leden van de raad, maar oefent géén supervisie uit. Het mag de leden van de raad ontslaan ook de President. Een lid van de delegatie merkt op dat parlementariërs een strategie moeten zoeken om de banden tussen Hongarije en Nederland te verstevigen. Welke zouden hierbij prioriteit kunnen hebben? Bijvoorbeeld het toerisme of meer economische of culturele samenwerking. Geantwoord wordt dat samenwerking op ieder terrein noodzakelijk is. Met betrekking tot het toerisme merkt de President op dat er per jaar 1 min. Westerse toeristen naar Hongarije komen. Drie min. Hongaren gingen op reis voornamelijk naar socialistische en voor een kleiner deel naar Westelijke landen. Er zijn in Hongarije klachten over het trage tempo waarin door Nederland visa worden verstrekt. Het is makkelijker voor buitenlanders in Hongarije te komen, dan omgekeerd. Hongarije is niet bang voor de uitwisseling van mensen. Hierna geeft de President een eigen visie op de landbouw. Hij merkt op dat hij niet zou durven zeggen dat het coöperatieve systeem voor Nederland het beste zou zijn. Maar door de grote technische vooruitgang zijn naar zijn oordeel privébedrijven niet meer rendabel. Toen men met het omzetten in coöperaties begon, werd de vraag gesteld
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
4
hoe men uit de coöperatie zou kunnen treden. Deze vraag bestaat thans niet meer bij de boeren. De boeren zijn tevreden. Zij realiseren zich dat de omzet in een coöperatie in hun voordeel geschiedt. Als de coöperatie met kracht en onderdrukking zou worden opgelegd, zouden niet de resultaten bereikt zijn die er thans zijn. Hij is ervan overtuigd dat ieder Westers land het probleem moet hebben dat kleine landbouwbedrijven niet meer redabel zijn en dat er meer mogelijkheden voor een grote onderneming zijn. De voorzitter van de delegatie dankt de heer Losonczi voor zijn interessante uiteenzetting; hij is onderde indruk gekomen van de hoge graad van mechanisatie van de landbouw voor zover de delegatie die heeft gezien. Hij vraagt zich af hoe die te rijmen valt met het nog steeds zeer hoge aandeel van de landbouw in de totalegroepsbevolking (± 18%). In Nederland is dat percentage reeds beneden de 7 geraakt. Het kleine boerenvraagstuk heeft zich in Nederland grotendeels spontaan opgelost onder invloed van de snelle groei van de industrie. Er is echter naar zijn mening geen behoefte aan mammoetbedrijven, zoals hij die in Oost-Europa, hetzij als Coöperatie, hetzij als Staatsbedrijf heeft gezien. De Nederlandse boer heeft de beschikking over een coöperatief-commercieel en industrieel apparaat, waarvan hij voor een deel van zijn behoefte gebruik maakt. Ook maakt hij gebruik van de dienst van het niet coöperatieve bedrijfsleven. De concurrentie tussen beide types vormt een groot voordeel voor de landbouw. De door de heer Losonczi getrokken vergelijking tussen het aantal tractoren per 100 ha in Nederland en in Hongarije, noemt hij onjuist. In deze vergelijking is geen rekening gehouden met het feit dat in Nederland vele kleine tractoren in gebruik zijn aangepast aan de grootte der bedrijven. In Hongarije meent hij een voorkeur voor zeer grote machines te bespeuren. Het aantal hectaren per bedrijf noemt hij eveneens een misleidende maatstaf aangezien daarin het karakter van veredelingslandbouw dat een groot deel van de Nederlandse landbouw kenmerkt niet tot zijn recht komt. De President merkt hierna op dat gedurende de laatste 30 jaar zowel de hele rijken als de hele armen verdwenen zijn, dat ieder nu dezelfde kansen heeft. Hij blijft optimistisch en is van oordeel dat in zo'n korte tijd reeds veel is bereikt. C. met de Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Puja De Minister begint met een korte uiteenzetting over hetgeen is voorgevallen tijdens het laatste bezoek van Minister Van der Stoel aan Hongarije. Hij is van oordeel dat de pers geen goede informatie heeft verstrekt en wel informatie verstrekt over zaken die niet gebeurd zijn. Bijvoorbeeld dat de heer Van der Stoel zo boos werd dat hij op tafel zou hebben geslagen. Naar zijn oordeel is de détente in de buitenlandse politiek op het ogenblik zeer belangrijk. In sommige landen zijn er tekenen aanwezig dat men geen détente wil. In andere landen bij voorbeeld Oostenrijk, Zweden en Frankrijk is de wens tot détente duidelijk aanwezig. Onmisbaar om tot détente te komen zijn naar zijn oordeel drie zaken. In de eerste plaats uitvoering van het besluit van Helsinki, in de tweede plaats ontspanning op militair gebied en in de derde plaats verbetering van de relaties tussen de socialistische en de Westelijke landen. Eveneens van belang bij deze ontspanning is de relatie tussen Amerika en de Sovjet-Unie. Verdere resultaten op dat terrein zullen een goede invloed op de ontspanning hebben. Hij is van mening dat men in het Westen te veel nadruk legt op de derde mand van Helsinki. De twee anderen zijn minstens zo belangrijk. De derde mand zou geen enkele inhoud hebben indien de eerste mand waarin zijn opgenomen de algemene beginselen van de naast elkaar levende staten en de problemen van de veiligheid, niet bestond. Ook het belang van de tweede mand is groot. Men moet in het Westen ophouden met discriminatoire maatregelen in de handel. Er is in het verleden een reeks maatregelen genomen die ernstige moeilijkheden voor de socialistische landen betekenen. Maar tijdelijke maatregelen zijn op te lossen. Belangrijke economische problemen moeten met vereende krachten tot een oplossing gebracht worden, bij voorbeeld het beschermen van het milieu, het trans-
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
5
port van de energie etc. Dit zijn moeilijke vraagstukken voor heel Europa. In de conclusies in de slotakte van Helsinki zijn wat betreft de derde mand 5 onderwerpen genoemd. Twee zijn daar voor Westelijke landen blijkbaar het belangrijkste. In de eerste plaats de uitwisseling van de informaties en in de tweede plaats de hereniging van families. Minder aandacht wordt besteed aan samenwerking en uitwisseling op het gebied van de cultuur en op het gebied van het onderwijs. Bij al deze uitwisseling is wederkerigheid nodig. Wat betreft de vrije uitwisseling van mensen. Er komen jaarlijks 9 min. mensen Hongarije binnen; 5 min. zijn toeristen en ± 4 min. zijn personen die Hongarije als doorreisland gebruiken. Onder toerist wordt dan verstaan, iemand die meer dan 3 nachten in Hongarije blijft. Vorig jaar is het toerisme met ongeveer 1 min. toegenomen. Het toeristische seizoen is tamelijk kort. Men kent als toeristische attractie in vele gevallen alleen Boedapest en het Ballatonmeer. Binnen 24 of 48 uur kan een visum worden verkregen. Vóórdat iemand uit Hongarije een visum voor een Westers land krijgt verlopen minstens 3 weken. Wat betreft de uitwisseling van informaties merkt hij op dat in Hongarije geen beletselen bestaan ten opzichte van de radio. Men kan luisteren naar welk station dan ook. Kranten die geen artikelen bevatten die strijdig zijn met de opvattingen in Hongarije of die ondermijnend werken worden toegestaan. Niet op zeer grote schaal. De landen in het Westen doen net of de Hongaarse pers altijd liegt. Hiervoor wil men echter zijn geld niet uitgeven. Hongaarse kranten of fotocopieën van artikelen zijn gedistribueerd in vele landen ook in Nederland zelfs in vertaling. Hongarije wil niets van de waarheid achterhouden. Meer buitenlandse krachten in Hongarije toelaten zou betekenen meer deviezen verliezen en deze deviezen gebruikt men liever voor iets anders. Met betrekking tot de vermindering van de bewapening merkt de Minister op dat de SALT-bespreking weliswaar langzaam gaat, maar dat hij ervan overtuigd is dat de SALT II er komt. Er zijn voorstellen bij de Verenigde Naties ingediend en één of twee ervan hebben de kans aangenomen te worden. Wat betreft de MBFR-besprekingen memoreert hij dat bij het begin in 1973 de socialistische landen hebben voorgesteld deze besprekingen uit te strekken tot geheel Europa en niet te beperken tot de twee blokken, maar ook de neutrale landen erbij te betrekken. De NAVO was hier tegen. Hongarije heeft in 1965 al een voorstel gedaan om de bewapening in centraal Europa te bevriezen, het zgn. Rapatzki-plan. In NAVO-verband is het de taak van Italië om Hongarije in geval van oorlog uit te schakelen. Dit is geen geheim en daarom is het begrijpelijk dat men de Hongaarse en Russische troepen in Hongarije niet kan verminderen zonder dat de troepen in Italië worden verminderd. Het standpunt van Hongarije is dat het troepenevenwicht erg belangrijk is in geheel Europa en niet alleen in centraal Europa. De discussies in Wenen gaan echter door. En een heel langzame maar toch duidelijk waarneembare toenadering van de standpunten valt te vermelden. Naar het oordeel van de Minister zijn de relaties met Nederland op het ogenblik erg goed. Op economisch gebied zijn er nog wel wat moeilijkheden, bij voorbeeld de beperking van de vleesimport uit Hongarije en de prijscontrolemaatregelen, terwijl ook de visumregeling duidelijk verbetering vraagt. D. mef de Staatssecretaris van de Buitenlandse Handel, dr. Bela Szalaï De Staatssecretaris gaf in het kort een uiteenzetting over de economische ontwikkelingen in Hongarije. De laatste jaren is de buitenlandse handel weliswaar verdubbeld, maar deze is nog zeer gering. De Hongaarse import bedraagt 20 tot 25% meer dan de Hongaarse export. Men wil deze ongelijkheid opheffen. De regeringen en de parlementen kunnen meehelpen om bepaalde obstakels bij de buitenlandse handel weg te werken. Er zijn ook obstakels waar men niets aan kan doen, bij voorbeeld een verschillend systeem van contingentering. De laatste 12 jaar was er een tendens naar liberalisering maar de laatste 2 jaren zijn de contingenten vast en de Staatssecretaris is van oordel dat dit niet alleen geschiedt om economische redenen maar dat
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
6
men een vooroordeel heeft ten opzichte van de produkten van Hongarije. Een ander obstakel is de prijscontrole. Hongarije is lid van het GATT en hij denkt dat als er reële klachten waren over de prijzen van de Hongaarse produkten het in het GATT wel opgemerkt zou zijn. Ook prijscontrole bemoeilijkt de export. Een ander obstakel is de protectionistische instelling van de EEG die tot uiting komt in de bekende invoerstop voor vlees. Hij acht deze maatregelen niet juist omdat er additionele voorwaarden gesteld worden voor socialistische landen. Dit zijn discriminatoire voorwaarden, omdat ze alleen voor een bepaalde groep landen gelden. Als deze obstakels uit de weg geruimd zijn kunnen de economische relaties vergroot worden waardoor de export en de import verbeterd zullen worden en men over meer deviezen zal kunnen beschikken. Vanuit de delegatie wordt opgemerkt dat Nederland een sterke recessie doormaakt en dat er een zeer grote werkloosheid is. Het zou naar sprekers oordeel een slechte indruk wekken als de regering nu de import zou bevorderen. Daarom zijn de contingenten niet vergroot. Naar de mening van de Staatsscretaris heeft de contingentering niets te maken met de werkloosheid. Als Hongarije meer mogelijkheden krijgt om te exporteren zal Hongarije ook meer importeren wat goed is voor de werkloosheid in de Westelijke landen. De contingentering heeft vooral op consumptiegoederen betrekking, bij voorbeeld op textiel en op schoenen. Vanuit de delegatie wordt voorts opgemerkt dat er een conflict is tussen markteconomie en planeconomie. Wat de planeconomie wil importeren beslist de Staat. Zij heeft geencontingentering nodig. De markteconomie daarentegen kan alleen een contingentensysteem hanteren of andere zichtbare ingrepen plegen om de ondernemer te weerhouden te importeren. Welke garantie zo wordt gevraagd kan Hongarije geven als grotere contingenten worden toegestaan. De Staatssecretaris antwoordt hierop dat één van de garanties een praktijk van 10 a 15 jaar is. De laatste jaren heeft Hongarije alle deviezen uitgegeven die ze verdiend had. Er is een negatieve betalingsbalans met Nederland. Hongarije heeft nooit dollars gespaard. Inderdaad heeft de Hongaarse regering bij het stellen van de importvoorwaarde alle macht, maar men wil niet teveel beperkingen op leggen, omdat het juist een basisprincipe van Hongarije is dat alle beperkingen zoveel mogelijk dienen te worden weggewerkt. De bedrijven in Hongarije kiezen zelf vanwaar men de goederen wil kopen, dat wordt niet opgelegd, als men eenmaal de vrijheid heeft om te kopen. Uit Holland wil men vooral chemische producten importeren. Met betrekking tot het voorstel dat de COMECOM heeft gedaan aan de EEG inzake te sluiten handelsaccoorden merkt de staatssecretaris op dat men hierover zal gaan onderhandelen zodra het antwoord van de EEG komt. Men denkt aan een kaderovereenkomst, waar alleen de grote lijnen worden geregeld. Op een vraag wat Hongarije doet om het toerisme te bevorderen, antwoordt de staatssecretaris dat de toeristische industrie gegroeid is. Er komen ongeveer 9 min. toeristen in Hongarije per jaar. Het probleem is echter dat ze te kort blijven en dat er teveel doorgaande reizigers bij zijn. Er zijn bovendien te weinig hotels en men heeft slechts twee plaatsen nl. Boedapest en het Balatonmeer die thans in de mode zijn. Aan het Balatonmeer ishet hoogseizoen erg kort. Men wil nu trachten om gezondheidsoorden te stichten bij voorbeeld bij de warmwaterbronnen. Vanuit de delegatie wordt vervolgens opgemerkt dat er niet alleen contacten dienen te zijn met zakenmensen maar ook met vakbonden die bang zijn dat werk wordt weggetrokken door de socialistische landen. De vakbonden spreken dan over wodka-cola-contracten, die meer in het belang van de firma's zijn dan van de werknemers in Holland. De staatssecretaris antwoordt hierop dat er veel goede contacten zijn met de vakbond in Nederland. Ten slotte merkt hij op dat het Hongaars-economisch-systeem de bedrijven toelaat om economisch te werken. Hoe hoger de prijs die men voor de produkten verkrijgt, hoe meer winst men krijgt en dat beïnvloedt de lonen. De bedrijven willen niet onder de wereldmarktprijs leveren en dat doen ze naar zijn oordeel ook niet.
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
7
E. met afgevaardigden van de provincie en de gemeente in Pees, de hoofdstad van de provincie Baranya De voorzitter van de provincieraad de heer Layos Horvath snijdt in zijn openingstoespraak de belangrijkste problemen van de provincie aan. De grootste problemen treden op bij de bouw van huizen. Er zijn de laatste jaren 14 000 flats gebouwd, dit bleek echter te weinig. Eenander probleem is het probleem met betrekking tot het dorp. Tot nu toe zijn alleen de stadscentra ontwikkeld. Er is een tendens zeer kleine dorpen te laten uitsterven. In deze dorpen wonen meestal 50 tot 60 families waarvan de meeste mensen oud zijn. Dertig procent van de inwoners van deze dorpen heeft geen schoolopleiding gehad. Er is in het dorp geen school en men moet naar de stad om een betere opleiding te krijgen. De inwoners kunnen zichzelf niet bedruipen. Slechts 10% van de inwoners werkt in het dorp. Een andere factor is dat de wegenaanleg zeer duur is. Men dwingt de mensen niet de dorpen te verlaten, men versnelt het proces alleen door geen nieuwe wegen aan te leggen en geen nieuwe huizen te bouwen. De provincie bezit een zekere mate van autonomie. De uitgaven van de provincie worden door de Staat gedekt. De staatslandbouwbedrijven en ook de fabrieken betalen een belasting aan de provincie. Evenwicht in de financiën wordt dus door de Staat bewerkstelligd via subsidie. Het basis-principe van de Staat is dat steden en provincies niet genoeg kunnen vooruitgaan. De provincie is vrij alle financiële inkomsten uit te geven als zij dat wil. Als ze meergeld kan maken uit plaatselijke mogelijkheden mag dat. Het gemiddeld inkomen in Pees ligt iets hoger dan elders met uitzondering van Boedapest. In Pees verdient een gemiddelde arbeider ±3600 forinten per maand. In Boedapest ligt dat gemiddelde iets hoger. In de rest van Hongarije iets lager. Een werknemer in de mijn verdient ongeveer 4100 forinten per maand. De basissalarissen verschillen, alles wat erbij komt is gelijk. De scholen zijn bijna gratis, niet de Universiteit. De kinderrijke gezinnen ontvangen gratis medische hulp. Om lid te worden van de raad hoeft men geen partijlid te zijn, slechts 1 1 % is partijlid. Er is bovendien geen inkomensgrens gesteld. Als sociologisch basisprincipe is aangenomen dat een minimum van 40% arbeiders lid van de Raad moet zijn, omdat er anders geen goed contact met de werknemers mogelijk is. Pees is rijk aan nïonumenten. Veel herinnert er nog aan de tijd dat de Turken het grootste deel van Hongarije in hun macht hadden. Men is voornemens een museumstraat aan te leggen, terwijl de kastelen in de omgeving worden opgeknapt. Pees heeft een bloeiend cultureel leven. Na deze uiteenzetting maakt de delegatie een wandeling door oud en modern Pees waarbij winkels en monumenten worden bezocht. II. Bezoeken welke de delegatie heeft afgelegd A. bezoek aan de DUNA staalfabriek te Dunaujvaros Dunaujvaros (in het Nederlands Donau-nieuwstad) is een industriestad die ongeveer 25 jaar geleden is gesticht op een plek waar zich voorheen een dorpje bevond. De kern van deze nieuwe stad die volgens een al omvattend plan in het leven werd geroepen, wordt gevormd door een hoogovenbedrijf annex walserij-, buizen- en radiatorenfabriek. Hongarije was tot bedoeld tijdstip geheel verstoken van dergelijke zware metaalindustrie. De plaats werd gekozen vanwege de ligging aan de Donau en vanwege de nabijheid van het mijnbouwdistrict van Komló. Het hoogovenbedrijf c a . is zoals alle fabrieken in Hongarije een Staatsbedrijf. De directeur wordt benoemd door de Regering. De delegatie werd rondgeleid door het bedrijf en had een uitvoerig onderhoud met de directeur en de leden van de bedrijfsraad. De directeur gaf een uiteenzetting over de aard van het bedrijf waarin ± 12 500 personen werkzaam zijn. 75% van de produktie is voor Hongarije bestemd, de rest voor de export meestal naar «kapitalistische» landen. Vooral naar Duitsland en Italië. Het jaarlijks gemiddeld inkomen van de arbeider in Hongarije is 14 200 forinten terwijl de werknemers van deze fabriek een inkomen hebben van 25 tot 75 000 forinten. Salaris wordt hoger naarmate er meer winst gemaakt
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, ni. 3
8
wordt. Uit de winst worden ook fondsen gevormd die gebruikt worden voor investeringen voor het verstrekken van bonussen voor de huizenbouw, voor de bouw van vakantiehuizen, voor sportaccomodaties en culturele instellingen. In de leiding van de fabriek zijn opgenomen naast de manager: een afgevaardigde van de vakbond, één van de bond van jonge werknemers, twee werknemers en drie crediteuren, een technische, een economische en één voor personeelszaken. Van de 12 500 werknemers zijn 3600 vrouwen. Op een vraag van een lid van de delegatie of het mogelijk is alle mensen in de regio aan werk te helpen wordt geantwoord dat er een tekort aan arbeiders is, dat het sinds 1968 niet mogelijk is gebleken nieuwe employé's aan te trekken. Toegegeven wordt dat er verschil in salaris is tussen de stad en de regio. Het basissalaris in de fabriek is lager maar er worden hogere premies gegeven. De gemiddelde werknemer ter plaatse krijgt 15% aan premies, elders in Hongarije is dit percentage 5. Vanuit de delegatie wordt gevraagd of de werknemers van de fabrieken het wel prettig vinden ook buiten het werk op allerlei instellingen van de fabriek te zijn aangewezen. In Nederland voelt men daar heel weinig voor. In Hongarije schijnt men daar niet veel bezwaar tegen te hebben. De laatste 5 jaar zijn door de fabriek 4000 nieuwe woningen gebouwd en 5000 door de gemeente; 3000 flats werden door de gemeente verdeeld- gedeeltelijk voor de werknemers van de fabriek. De vraag naar huizen is zeer groot. De arbeiders bouwen huizen met Staatssteun en met leningen van de fabriek. Op de vraag of het investeringsplan door de overheid wordt voorgeschreven, antwoordt de manager dat alleen de voornaamste cijfers voor de geplande investeringen in het nationale plan zijn opgenomen. Men moet een bepaalde output halen tezamen met drie andere later gestichte staalfabrieken in het land. Er is een morele verplichting om aan alle binnenlandse vraag naar staal te voldoen, hetgeen overblijft is bestemd voor de export. Om meer olie van Rusland te krijgen zal Hongarije mee betalen aan olieraffinaderijen in Rusland. De inflatie heeft de economie van Hongarije wel beïnvloed, hoewel de repercussies van geïmporteerde inflatie tot dusverre niet in het budget van de fabriek werden gevoeld. In 1974 gaf de overheid subsidie aan die fabrieken die door de prijsstijging van geïmporteerde grondstoffen werden getroffen. Met betrekking tot het transport van de producten wordt opgemerkt dat de fabriek geen eigen transportafdeling heeft, de helft van de transportmiddelen zijn van de Sovjet-Unie en de helft van Hongarije. B. bezoek aan een landbouwcoöperatie
in de provincie Baranya
De Voorzitter van de coöperatie deelt mee, dat hetgeen thans de coöperatie is vroeger 6 dorpen waren met ieder een eigen coöperatieve boederderij. Deze coöperaties werden in 1959 gevormd. De nieuwe coöperatie telt 650 leden en omvat 3900 hectaren. Dit land is gedeeltelijk eigendom van de coöperatie en een ander deel is eigendom van de leden. Deze leden krijgen daar inkomsten uit. Lid worden van een coöperatie geschiedt op basis van vrijwilligheid. Degenen die lid werden konden hun materieel inbrengen en hun vee. In het begin moest men met die vaak primitieve transportmiddelen, ploegen enz. werken. Nu zijn de meeste machines gemoderniseerd en is de productie geïntensiveerd. Een belangrijke activiteit vormt de kuikenmesterij en de varkenshouderij. Ook neemt de melkwinning een belangrijke plaats in. Er wordt vooral maïs verbouwd die gebruikt wordt voor het veevoer. De coöperatie is lid van een jointventure met enige fabrieken en de vakbond. In deze jointventure nemen 200 coöperatieve boerderijen deel. Zij omvat 300 000 hectaren waar alleen maïs wordt verbouwd. Het doel van de jointventure is het verdubbelen van de maïsproductie gedurende de komende 10 jaar. De jointventure heeft verbindingen met 52 buitenlandse ondernemers en omvat 280 speciale maïsvariëteiten. Onder deze buitenlanders bevinden zich bij voorbeeld Amerika en Frankrijk die ook op laboratoriumgebied hulp bieden. Parallel met de produktie in de coöperatie loopt de produktie van de leden-families zelf. Het is begrijpelijk dat toen veel werd gemechaniseerd
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
9
mensenwerk minder gevraagd werd. Een deel van deze mensen ging naar de industrie. Voordat er nieuwe machines kwamen, waren er 250 personen in de maïsproduktie werkzaam, nu zijn het er nog 40. Degenen die geen werk konden vinden of niet genoeg verdienden gingen hun eigen land cultiveren. Toen de coöperatie grotere stallen bouwde en moderne machinerieën aanschafte, kregen de boeren hun kleine machinerieën terug en ze hielden hun kleine stallen. De boerenfamilies hebben een contract met de coöperatie. Men krijgt dieren en gewas van de coöperatie en de coöperatie koopt de opbrengst meestal van hen terug. De financiële situatie van de coöperatie is als volgt: bij het begin bezat de coöperatie 10 min. forinten, het land niet inbegrepen. Nu is de waarde 80 min. forinten. Gemiddeld maakt men 10 tot 15% winst. De nettowinst wordt verdeeld over de leden en een deel wordt gebruikt voor de ontwikkeling van de coöperatie; 70% voorde leden en 30% voor de ontwikkeling. Men heeft een reservefonds gekweekt. Dit fonds wordt gebruikt voor het verlenen van bonussen, het subsidiëren van scholen etc. Men werkt met vastgestelde prijzen, met als formule de kosten + 6% winst. In een planeconomie weet men precies hoeveel er nodig is, dus is er geen groot risico voor een tekort. De export verleent de Staat subsidie. De coöperatie verkoopt aan de Staat voor een bepaalde prijs; wat het meer opbrengt op de wereldmarkt is voor de Staat. Ook de prijzen van de opbrengsten van particuliere kleine bedrijven zijn vastgesteld, men krijgt altijd een winst van ongeveer 5 of 6%. Het kan niet voorkomen dat de opbrengst niet kan worden verkocht want dan koopt de Staat het op. Na dit gesprek maakte de delegatie een rondrit over het bedrijf en bracht tevens een bezoek aan enkele kleine particuliere bedrijven. C. bezoek aan de porceleinfabriek Zsolnay te Pees De huidige fabriek ontstond door nationalisatie in 1948 van een particuliere onderneming die stamde uit het midden van de 19e eeuw. De naam van de stichter heeft men behouden. Uit het betoog van de directeur viel af te leiden dat de fabriek een zeer breed produktie assortiment heeft van artistieke werken tot technisch porcelein toe. De delegatie vroeg zich af of deconcurrentie die met de liberalisatie van 1968 is ingetreden niet dwingt tot meer specialisatie. Hierop werd geantwoord dat dit een probleem van aanpassing is, waarin de Staat met subsidies tegemoetkomt. Na het gesprek met de directeur volgde een bezichtiging van een deel van het bedrijf voornamelijk van dat waarin hoogwaardige kunstnijverheidsprodukten werden vervaardigd. D. bezoek aan het Staatswijnbedrijf
in de provincie Baranya
De delegatie werd in de gelegenheid gesteld zich in de kelders zelf te overtuigen van de voortreffelijke eigenschappen van Hongaarse wijnen en bracht een genoegelijke avond door. Dankwoord Tijdens het bezoek werden de leden van de delegatie versterkt in hun mening dat parlementaire bezoeken van groot belang kunnen zijn om wederzijds begrip te kweken en verbetering aan te brengen in wederzijdse betrekkingen. De delegatie betuigt gaarne haar welgemeende dank aan allen die aan Hongaarse zijde aan het welslagen van het bezoek hebben medegewerkt. Ze is zeer onder de indruk gekomen van het streven van de Hongaarse gastheren een zo breed mogelijke informatie aan de delegatie te verstrekken, terwijl ook de gelegenheid werd geboden een groot gedeelte van het Hongaarse land te bezoeken. De delegatie betrekt in dit dankwoord uiteraard de Hongaarse ambassade in Nederland, in Den Haag en H.M.'s Ambassade in Boedapest. In zijn tafelrede van 10 mei 1976 nodigde de Voorzitter van de delegatie de heer Thurlings de Voorzitter van het parlement van Hongarije,
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
10
de heer Apró, uit om inde loop van het komend jaar met een delegatie uit het parlement een tegenbezoek aan Nederland te brengen, welke uitnodiging in dank werd aanvaard. De Voorzitter, Thurlings De griffier, Liesveld
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
11
Tafelrede Voorzitter van de Nederlandse delegatie naar Hongarije van 5-12 mei 1976 Gaarne begin ik met u namens onze Nederlandse delegatie tot uitdrukking te brengen hoe diep wij onder de indruk zijn van de hartelijke, uitstekend voorbereide en van fantasie in de programkeuze getuigende ontvangst, welke ons hier ten deel valt. Haast zou ik in de verleiding zijn hierna - althans even - te stoppen, want wij zijn van wat ons hier is toebereid werkelijk bijna «sprakeloos». Maar ik zal aan die verleiding weerstand bieden. Al van zeer lange tijd geleden stammen de banden van een menselijk bestaan tussen onze volkeren. Staatkundige systemen komen en gaan. Wat staatkundige systemen aangaat blijkt er een grote wijsheid en waarheid gelegen in de woorden, welke men in Goethe's Faust aantreft: «denn alles was entsteht ist wert dass es zugrunde geht». Maar dwars daar doorheen bleken die betrekkingen tussen de volkerente blijven bestaan. En wat kunnen mensen doen om het kader te scheppen, waarin zulke persoonlijke betrekkingen kunnen blijven bestaan, opnieuw ontluiken dan wel nieuwe dimensies krijgen? Welnu, mijnheer de Voorzitter, in alle mogelijke verschillende geledingen van staat en maatschappij kan hiertoe een bijdrage worden geleverd. Ons bezoek aan u staat in het teken daarvan. Wat staat ons hierbij voor ogen? Wij streven - en u hebt dat goed begrepen als ik naar het program dezer dagen kijk - naar: - kennismaking met land en volk van Hongarije; - kennisneming van uw staatsinrichting; - kennisneming van uw economische orde en van de sociaal-economische ontwikkeling, zo mogelijk volgens de data van heden en toekomst. Gelukkig bestaat er een héél netwerk van verdragen tussen Uw land en het onze, welke niet slechts contacten als deze, maar ook op allerlei ander gebied mogelijk maken. Er bestaan immers verdragen op het gebied van culturele, economische, technisch-industriële samenwerking, Samenwerking en dus: wederzijds bezoek van de in elk land op deze gebieden vooraanstaanden is gelukkig mogelijk en vindt ook plaats. Zo is er ook sprake van een gestage groei van de economische betrekkingen tussen onze landen. Terecht heeft men in Helsinki afgesproken, dat veel aandacht zou worden besteed aan de vrije uitwisseling van ideeën en personen. Wij, onze volkeren hebben nu het netwerk van verdragen, welke praktische tenuitvoerlegging van deze Helsinki-gedachten mogelijk maken. Vurig hopen onze beide volkeren, dat wanneer over niet al te lange tijd een examen zal worden gehouden over de Helsinki-resultaten men onze beide naties lovend zal noemen. Want hierdoor, mijnheer de Voorzitter, kunnen wij ook als kleine landen in het Europese kader onze bijdrage leveren aan het behoud van de wereldvrede. Vrede, wie meer dan wij kleine volkeren hebben belang bij het bevorderen daarvan? Wij zouden U Hongaren zó graag overal opnieuw willen ontmoeten. Van Nederlandse kant wordt het bijvoorbeeld een beetje betreurd, dat Hongarije niet volledig deelneemt aan de MBFR-besprekingen, waarvoor in ons land zeer grote belangstelling bestaat, welke belangstelling tot daadwerkelijke offerbereidheid heeft geleid. Wij hebben in 1648 definitief afgesloten het tijdperk, waarin men elkaar op grond van afwijkende gedachten te vuur en te zwaard bestreed. Wij leerden, dat de strijd der geesten en om het geestelijke ook geestelijk gestreden moet worden en daarnaast: dat men, hoe verscheiden ook van ideeën, in respect voor elkander en in vriendschap met elkander kan leven zonder in elkanders eigen ideeënveld vijandig binnen te dringen. U zult ons, hoop ik, in deze tijd leren kennen als mensen, die van deze waarheid en wijsheid pogen doordrongen te zijn. Daarom werden dus de resultaten van de zogenaamde derde mand bij de Helsinki-besprekingen ook zo zeer door Nederland gewaardeerd. Het is in deze geest, dat wij reeds nu u uitnodigen tot het brengen van ook uwerzijds een bezoek aan ons parlement en ons land. Ten symbole van wat ik uitsprak over onze belangstelling voor de derde mand in Helsinki moge ik u mijnheer de Voorzitter, hierbij als geschenk van het Nederlandse parlement een zilveren broodmand aanbieden.
Eerste Kamer, zitting 1976-1977, nr. 3
12