Eerste Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1982-1983
17 600 X
Nr. 152d
Beleidsdebat over onderwerpen rakende het Departement van Defensie (inclusief het onderdeel NAVO)
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET EINDVERSLAG Ontvangen 10 juni 1983 Ter beantwoording van de nader door de leden van de P.v.d.A.-fractie gestelde vragen moge het volgende dienen: Vragen nrs. 4, 5 en 6 1. Is de Minister bereid alsnog vraag 5 te beantwoorden? 2. De Minister stelt in zijn beantwoording van deze groep vragen dat de financiële en begrotingsadministratie van het Ministerie van Defensie sinds 1 januari 1982 centraal wordt gevoerd bij het Directoraat-Generaal Economie en Financiën. Indien dat het geval is, waarom is in de DGEF-uitgave «Begrotingsindeling 1983 ten behoeve van de begrotingsadministratie van het Ministerie van Defensie» (gele boekje) de administratie in beheer bij de Koninklijke Marine daarin dan niet opgenomen? Zal dat voor de «Begrotingsindeling 1984» wel het geval zijn? 1 en 2 Zoals uit het eerder gegeven antwoord op de vragen over de financiële administratie blijkt, bestaat er op enkele onderdelen in de administratieve opzet een aantal louter technische problemen. De gegevens van de Koninklijke Marine zijn nog niet in de DGEF-uitgave «Begrotingsindeling» - ten behoeve van de korpsadministraties opgenomen omdat deze anders zijn gedetailleerd dan de gegevens die daarin met betrekking tot de andere krijgsmachtdelen zijn opgenomen. Op zuiver praktische gronden is tot dusver afgezien van deze samenvoeging. Ook voor 1984 ligt een dergelijke samenvoeging nog niet in het voornemen. Vraag nr. 13a 3. Hoeveel van de door Frankrijk momenteel ontwikkelde mobiele raketten, bestemd ter vervanging van de huidige in silo's geplaatste raketten, is Frankrijk voornemens operationeel beschikbaar te krijgen (vóór 1999)? Welke is de voorziene doelnauwkeurigheid van de mobiele raketten, het aantal nucleaire koppen per raket en de KT-sterkte per kop?
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17600X, nr. 152d
1
3 De hier bedoelde raket is nog in ontwikkeling. Een besluit tot produktie is nog niet genomen. Gegevens over doelnauwkeurigheid, het aantal militaire koppen per raket en de KT-sterkte.zijn niet bekend gemaakt. Wat betreft het te produceren aantal is alleen bekend dat in 1980 de Defensiecommissie van de Assemblee Nationale adviseerde tot het vóór 1990 in gebruik nemen van 100 mobiele raketten. Vraag nr. 16 4. Is de Minister bereid het tweede deel van vraag 16 alsnog te beantwoorden (vanaf: «Is het juist»... enz.), daar toch verwacht mag worden dat de Minister op de hoogte is van de inhoud van desbetreffende studie, gezien ook zijn antwoord op vraag 25 van het voorlopig verslag? 4 Zoals al in de memorie van antwoord uiteengezet, gaat het om een studie die nog niet is afgerond. Van de inhoud van de studie ben ik niet op de hoogte. Naar verwachting zullen de Amerikanen de bondgenoten inlichten wanneer de studie is afgerond. Vraag nr. 23 5. Welke maatregelen en/of initiatieven zijn er genomen om zeker te stellen dat de Westeuropese bondgenoten van de Verenigde Staten in de toekomst niet opnieuw (achteraf) worden geconfronteerd met gedachtenwisselingen in Genève over een mogelijk - al dan niet tussentijds — akkoord of ontwerp-akkoord betreffende LRINF-systemen dan wel over voorstellen en/of initiatieven daaromtrent, van vertegenwoordigers van de Verenigde Staten? Uiteraard voorzover daarover tevoren geen consultatie met die bondgenoten heeft plaatsgevonden. Betekent het regelmatig raadplegen van zijn bondgenoten door de Verenigde Staten, terzake van ontwikkelingen die direct of indirect betrekking hebben op de LRINF-onderhandelingen in Genève hetzelfde als het regelmatig vooraf raadplegen van die bondgenoten over voorstellen en/of initiatieven, dan wel over enig voornemen het een of andere balletje op te gooien in die aangelegenheid c.q. over het al dan niet aftastend van gedachten wisselen over een mogelijk tot stand laten komen van een al dan niet tussentijds akkoord? 5 Het is een wezenlijk kenmerk van gedachtenwisselingen dat daarin zonder instructie informeel kan worden gesproken. Het spreekt vanzelf dat van zulke gedachtenwisselingen de bondgenoten pas achteraf kennis kunnen nemen. Over ontwikkelingen in de lopende onderhandelingen worden de bondgenoten regelmatig ingelicht en geraadpleegd. Over nieuwe initiatieven en/of voorstellen worden de bondgenoten vooraf geraadpleegd. Zo is ook het tussenvoorstel na intensieve consultaties met de bondgenoten tot stand gekomen. Vraag nr. 39 6. Is de Minister bereid een overzicht van aangegane en nog aan te gane verplichtingen te verstrekken van de reeds gedane betalingen in de afgelopen jaren en van de nog te verrichten betalingen in de komende jaren, uitgesplitst per F-16-bestelling (slice), te weten: - de initiële bestelling; - de bestelling voor de opvang van vredesverliezen; - de vervangingsbestellingen per jaar, ter vervanging van de NF-5 vliegtuigen?
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17 600X, nr. 152d
2
De financiële planning van de F-16 - die om administratieve en doelmatigheidsredenen is geïntegreerd - berust op de volgende indeling: a. al bestelde vliegtuigen (156 stuks); b. nog te bestellen vliegtuigen (57 stuks). Voor de al bestelde vliegtuigen zijn - ten laste van Defensie - de volgende betalingen verricht dan wel verplichtingen aangegaan: Verrichte betalingen (lopende prij/en met inbegrip van b.t.w.) 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982
f f f f f f f f
53,9 74,6 266,4 451,0 524,7 596,7 599,3 662,4
min min min min min min min min
Aangegane verplichtingen (prijspeil 1982 met inbegrip van b.t.w.) 1983 1984 1985 1986 1987
f f f f f
613,9 659,6 678,3 463,7 170,8
min min min min min
Om commerciële redenen is het niet gewenst de in de plannen voorziene bedragen voor nog te bestellen vliegtuigen bekend te maken, uiteraard zal wel, zoals steeds gebeurt, bij elke voorgenomen vervolgbestelling in het desbetreffende situatierapport inzicht worden verschaft in de omvang van de aan te gane financiële verplichtingen. Vraag nr. 40 7. Is het juist dat uit het antwoord in de memorie van antwoord op vraag 40 mag worden afgeleid, dat van de termijndollartransactie geen nauwkeurige, gespecificeerde administratie wordt bijgehouden? Indien dat het geval is, wat is daarvan de reden? Indien er wel een nauwkeurige en gespecificeerde administratie van die transacties wordt bijgehouden, waarom kan dan de oorspronkelijke uitsplitsing per jaar niet worden verstrekt?
Het is juist dat geen nauwkeurige, gespecificeerde administratie van termijndollartransacties voor materieel van de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht en Koninklijke Luchtmacht wordt bijgehouden, waaruit geputst voor iedere vervaldatum en betaling, kan worden afgeleid wat het voor- of nadeel zou zijn geweest indien de betalingsbehoefte niet op de leningenmarkt zou zijn gedekt. Aan een dergelijke administratie van de termijndollartransacties bestaat namelijk geen behoefte. Vragen nrs. 83 t/m 87 8. Is het juist, dat uit het antwoord op deze vragen in de memorie van antwoord de gevolgtrekking op zijn plaats is, dat er voor de grotere materieelprojecten van de krijgsmachtdelen momenteel nog geen specifieke, gedetailleerde, financiële projectadministratie wordt bijgehouden? Ligt dat mogelijk iets anders voor dergelijke projecten bij de Koninklijke Marine? Is het juist, dat op het niveau van de begrotingsadministratie gedetailleerde, uitgewerkte plannen daartoe reeds sinds jaren aanwezig zijn? Zal in de komende defensienota een «uiteenzetting in grote lijnen» over de vernieuwde begrotingsadministratie worden gegeven? 8 Er bestaat een financiële projectadministratie die met de hand wordt bijgehouden. Daarin zijn alle bedragen voor grote investeringen van de
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17600X, nr. 152d
3
drie krijgsmacntaeien opgenomen. Dit is de tussenoplossing waarop is gedoeld in het antwoord op de eerdergestelde vragen ter zake. Deze tussenoplossing zal worden vervangen door een projectadministratie die deel zal uitmaken van de vernieuwde begrotingsadministratie. Die bevindt zich op dit moment in de fase van het functioneel systeemontwerp. Deze administratie voldoet aan de door Financiën gestelde eisen en zal in staat zijn de functies die de deelbudgethouders er van verwachten te vervullen. De Defensienota leent zich niet voor een uiteenzetting over deze problematiek. Uiteraard bestaat de bereidheid eventuele belangstellende kamerleden nadere inlichtingen te verstrekken. Vragen nrs. 130 en 131 9. Is het juist dat aan reizen (excursies) naar het zogeheten IJzeren Gordijn ook kan en wordt deelgenomen door burgerpersoneel van het Ministerie van Defensie, defensiebedrijven en/of krijgsmachtonderdelen? Zo ja, hoeveel burgers hebben daar dan tot op heden aan deelgenomen en hoeveel moet een deelnemer(ster) daarvoor dan betalen? Moeten militaire of burgerdeelnemers(sters) daarvoor dan verlofdagen opnemen of wordt daartoe misschien een of andere vorm van buitengewoon verlof verleend? Zijn er behalve de transportkosten aan dergelijke reizen (excursies) ook nog andere kosten voor het Rijk verbonden, bij voorbeeld voor logies en/of maaltijden? Wordt er in de bestrijding van de kosten aan die bezoeken verbonden op de een of andere wijze ook door andere instanties bijgedragen, bij voorbeeld vanwege NAVO-instantie SHAPE, US-forces in Germany of door de BRD? 9 Aan deze reizen wordt ook door burgerpersoneel van Defensie, voornameiijk werkzaam bij de Koninklijke Luchtmacht, deelgenomen. Uit het in de begroting van de Koninklijke Luchtmacht opgenomen bedrag van f50000 waaraan door het Westduitse Ministerie van Defensie onlangs een subsidie van f7500 is toegevoegd, worden jaarlijks ongeveer 15 reizen naar het zogeheten IJzeren Gordijn georganiseerd. Per reis nemen 40 personeelsleden van de Koninklijke Luchtmacht deel. Jaarlijks reizen dan ongeveer 60 leden van het burgerpersoneel mee. De kosten voor deze leden van het burgerpersoneel bedragen ongeveer f95 per persoon, met inbegrip van hotel- en voedingskosten. Aan het burgerpersoneel wordt voor het deelnemen aan een dergelijke reis buitengewoon verlof verleend op grond van artikel 33e, lid 1, van het Algemeen Rijksambtenaren Reglement. Vraag nr. 180 10. Is de Minister bereid mogelijk aanwezige verbanden duidelijk te maken tussen: royalties voortvloeiend uit defensie-opdrachten; geraamde opbrengst verkoop Starfighters, verkoop van Starfighters aan NAVO-partners; financiering van een dergelijke verkoop aan NA VO-partners (bij voorbeeld aan Turkije); financiering (nood)hulp NAVO-partners in het algemeen; gederfde inkomsten voor defensie (bij voorbeeld defensie-aandeel rentesubsidie lening aan Turkije)? Hoeveel Starfighters zijn er inmiddels reeds verkocht en hoe groot is de belangstelling voor de nog resterende en voor de verkoop bestemde Nederlandse Starfighters? 10 De vraag heeft betrekking op hulpprogramma's ten behoeve van bondgenoten. Nederland heeft aan Turkije tegen niet-commerciële voorwaarden 25 Starfighters verkocht en aan dat land een lening tegen lage rente verstrekt. Een deel van de rentesubsidie bij de lening is ten laste van de begroting van Defensie gekomen.
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17600X, nr. 152d
4
Met betrekking tot de verkoop van de Starfighters was bij het opstellen van de plannen uitgegaan van een hogere opbrengst. Het hierdoor ontstane financieringsprobleem is opgelost door het aanwenden van opbrengsten uit royalties voortvloeiend uit defensie-opdrachten. Er zijn geen algemeen geldende regels voor hulpprogramma's zoals hier bedoeld; één en ander wordt op ad-hoc-basis uitgewerkt. De Turkse luchtmacht heeft belangstelling voor een nog onbekend aantal voor de verkoop bestemde Starfighters. Vraag nr. 102 11. Mag uit het antwoord op vraag 102 geconcludeerd worden dat de bedoelde maatregelen gedurende de huidige kabinetsperiode van de baan zijn en dat ook bij de marine in de huidige kabinetsperiode het functionele leeftijdsontslag op 50 jaar gehandhaafd zal blijven? 11 Uit het gegeven antwoord mag die conclusie niet worden getrokken. Slechts de in de opdrachten aan de krijgsmachtdelen genoemde aanvangsdatum voor vrijwillig nadienen van 1 mei 1983 is niet haalbaar gebleken. Vragen nrs. 115 en 116 12. Welke van de onder a, b en c in vraag 115 genoemde uitgangspunten worden op dit moment gehanteerd voor het huidige beleid? 13. Staat dat uitgangspunt in de toegezegde notitie wel of niet ter discussie? Men 13 Voor de wedde van dienstplichtige militairen geldt nu dat een inkomen moet worden vastgesteld dat is gerelateerd aan de minimumjeugdlonen. In de toegezegde notitie komt ook dit uitgangspunt aan de orde, zodat daarover kan worden gediscussieerd. Vraag nr. 118 14. Kan de Minister alsnog een standpunt geven over de vraag of het principieel juist is dat ongeveer een kwart van een bepaalde leeftijdscategorie alle verplichtingen en alle financiële nadelen draagt die verbonden zijn aan het vervullen van de militaire dienstplicht? 14 Bij de stelling dat slechts een kwart van een bepaalde leeftijdscategorie de militaire dienst vervult, wordt er aan voorbij gegaan dat de dienstplicht niet aan vrouwen en ook niet aan ingezetenen die de Nederlandse nationaliteit niet bezitten, wordt opgelegd. Het is op praktische gronden onvermijdelijk dat de last van de dienstplicht wordt gedragen door slechts een deel van de mannelijke jeugdige Nederlanders. Een principiële beschouwing over het dienstplichtbeleid zal in de komende Defensienota worden gegeven en acht ik nu niet opportuun. Vraag nr. 121 15. Het laatste gedeelte van vraag 121 bleef onbeantwoord. Welke zijn de richtlijnen en wat is de praktijk? Hoeveel bewoners kent een kamer van welke afmetingen maximaal? Geldt dat ook voor de marinierskazerne in Doorn?
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17 600X, nr. 152d
5
15 De huisvesting van diensplichtige soldaten wordt als volgt geregeld: - Bij alle nieuwbouw worden maximaal 4 man per kamer gelegerd, waarbij 6 m 2 ruimte per man beschikbaar komt. - Bestaande bouw wordt slechts bij grote renovatie aangepast, waarbij geldt dat maximaal 8 a 10 man op een kamer worden ondergebracht en 51/2 m 2 ruimte per man beschikbaar komt. In de Marinierskazerne te Doorn voldoet slechts 50% van de onderofficiersaccommodatie aan de norm. De bestekken voor aanpassing van de accommodatie voor officieren en onderofficieren zijn gereed. Vóór 1985 zijn geen fondsen beschikbaar voor verbouw. Na die die verbouw kunnen de oude barakken worden gesloopt en komt ruimte vrij om de accommodatie voor korporaals en manschappen aan te passen. Vraag nr. 122 16. Dezelfde aanvullende vragen werden gesteld naar aanleiding van het antwoord op deze in het voorlopig verslag gestelde vraag. 16 Door het beschikbaar stellen van onder andere studeer- en recreatieruimtes wordt gestreefd de inwonende militairen een zo groot mogelijke privacy te bieden. Vraag nr. 123 17. Uitgaande van een maximaal aantal bewoners kan deze vraag alsnog beantwoord worden? 17 Daar, zoals uit de memorie van antwoord blijkt, wordt uitgegaan van het besparingsbeginsel, zijn de prijzen in de burgermaatschappij bij de inhouding voor huisvesting niet maatgevend. Vraag nr. 138 18. Hoeveel tijd besteedt de inspecteur geneeskundige dienst Koninklijke Luchtmacht, die normaliter aan zijn hoofdfunctie zou moeten worden besteed, aan een bezoldigde nevenfunctie? Als het bedrag dat verdient wordt in de tijd die normaliter aan de hoofdfunctie zou moeten worden besteed, volledig verrekend zou worden hoe groot zou dat bedrag dan zijn? Kan de Minister concreet mededelen welk bedrag de door hem genoemde toelage voor deze persoon in die functie en rang is? Ziet de Minister niet het gevaar dat als de hoogste in rang bepaalde zaken zijn toegestaan dat ondergeschikten dit moelijk(er) geweigerd kan worden? Hoe lang zal de gesignaleerde situatie blijven bestaan? Wie doet tijdens zijn afwezigheid zijn werk of is genoemde inspecteur gedeeltelijk overbodig? 18 De inspecteur geneeskundige dienst Koninklijke Luchtmacht heeft toestemming maximaal 3 halve dagen per week elders werkzaamheden te verrichten. Hij is dan steeds voor de dienst bereikbaar. De aan zijn functie verbonden werkzaamheden worden volledig tijdens en na de gebruikelijke diensturen door hem verricht. De aan de nevenwerkzaamheden verbonden inkomsten zijn mij niet bekend en dragen een privékarakter. De niet uitbetaalde toelage officieren-arts bedraagt f528 per maand. Het gesignaleerde gevaar bestaat niet omdat in het oude beleid iedereen in aanmerking
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17 600X, nr. 152d
6
kon komen voor toestemming en bij het verlenen van toestemming de rang nooit een ro! heeft gespeeld. De goede vervulling van de functie mag niet worden geschaad. Bij invoering, in de loop van dit jaar, van de nieuwe regeling nevenwerkzaanv heden zal slechts toestemming worden verleend als de nevenwerkzaamheden een algemeen belang of dienstbelang dienen. Alle verleende toestemmingen zullen aan deze criteria worden getoetst. Vraag nr. 153 19. Meent de Minister dat het hier weergegeven aantal het werkelijke totaalbestand van personenauto's met chauffeur ten behoeve van officieren en hogeren in rang is? Zo niet, wat is dan het werkelijke aantal? Wordt hierbij ook gebruik gemaakt voor woon/werkverkeer? 19 Bij de opsomming in het antwoord op vraag 153 zijn ten onrechte alleen de vlag- en opperofficieren vermeld, gespecificeerd naar rang en functie, die momenteel een personenauto met chauffeur ter beschikking hebben, waarbij door een tikfout de twee brigade-generaals, die commandant zijn van de 13e en van de 41e pantserbrigade zijn uitgevallen. Behalve deze vlag- en opperofficieren hebben ook een twintigtal onderdeelscommandanten van de Koninklijke Luchtmacht de beschikking over een personenauto met chauffeur. Er zijn bovendien een aantal personenauto's gepoold in de diverse garnizoensgarages in den lande die beschikbaar zijn voor militairen die in incidentele gevallen om dienstredenen van een personenauto gebruik moeten maken. Overeenkomstig de bepalingen van de Beschikking Beheer Motorrijtuigen Rijksoverheid is slechts in zeer beperkte mate - in het algemeen vanaf de rang van luitenant-generaal - het gebruik van de dienstauto voor woon/ werkverkeer toegestaan. Vraag nr. 156 20. Kan alsnog beantwoord worden de vraag hoe vaak de afgelopen vijf jaar in genoemde rangen promotie heeft plaatsgevonden terwijl de betrokkenen in de praktijk geen driejaren voor hun pensioen de nieuwe rang hebben bekleed? 20 Voor het samenstellen van het gevraagde overzicht is meer tijd vereist dan nu beschikbaar is. Het overzicht zal zo spoedig mogelijk worden gegeven, zo mogelijk nog voor de aanvang van het beleidsdebat. Vraag nr. 161 21. Kan aanvullend de werkelijke sterkte van de onderdelen gegeven worden in de jaren 1960, 1970 en 1983? 21 De werkelijke sterkte aan hoofdofficieren in de jaren 1960, 1970 en 1983 is gegeven in het antwoord op vraag 162. De totale militaire personeelssterkte is:
Koninklijke Marine Koninklijke Landmacht Koninklijke Luchtmacht
1960
1970
1983 (Begroting)
22 274 86 772 20 375
19 858 70 363 21 670
16 930 64 440 17 540
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17 600X, nr. 152d
7
22. Ten slotte vroegen de leden van de P.v.d.A.-fractie of de Minister kan uiteenzetten wat waar is van de berichten over een 24-jarige luchtmachtmilitair, die volgens dagbladpublikaties in opdracht van een officier van de inlichtingendienst moest kiezen tussen zijn toekomst met een Tsjechische vrouw of met de luchtmacht en na voor de eerste gekozen te hebben niet meer voor een onderofficiersopleiding in aanmerking kwam en thans werkloos is? (zie onder meer «De Telegraaf» dd. 8 juni 1983). 22 Betrokkene had een kort-verband contract dat eind vorig jaar afliep. Hem is meegedeeld dat hij niet voor een verdere functie bij de Koninklijke Luchtmacht in aanmerking kwam. Daarbij heeft zijn relatie met een Tsjechische vrouw een rol gespeeld. Het is een vaste regel dat sollicitanten die betrekkingen onderhouden met familie dan wel schoonfamilie woonachtig achter het zogeheten IJzeren Gordijn niet in dienst worden genomen. Dit gebeurt niet alleen uit veiligheidsoverwegingen, maar ook op grond van de ervaring dat dergelijke sollicitanten en hun betrekkingen in het Oostblok gevaar kunnen lopen op de een of andere wijze in problemen te komen. Het gaat er dus ook om betrokkene en de zijnen te beschermen.
De Ministervan Defensie, J. de Ruiter
Eerste Kamer, zitting 1982-1983, 17 600X, nr. 152d
8