Eerste Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1980-1981
1
Nr. 68
16400 XVII
Hoofdstuk XVII (Departement van Volksgezondheid en Milieuhygiëne) van de begroting van uitgaven van het Rijk voor het jaar 1981: Begroting van uitgaven; Aanwijzing en raming van de middelen
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID EN MILIEUHYGIËNE1 Vastgesteld 16 januari 1981 I. VOLKSGEZONDHEID De commissie wenste ter voorbereiding van de openbare beraadslaging de volgende opmerkingen en vragen aan de bewindslieden voor te leggen. A. Algemeen Opgemerkt werd dat ten aanzien van de regionalisatie nogal eens problemen rijzen van instellingen die niet zo zeer in regio maar wel in het land volledig functioneren. 1. Is de bewerktuiging van het provinciaal bestuur ten aanzien van de haar opgelegde zorg ten aanzien van de taken in de gezondheidszorg en haar voorzieningen wel voldoende? 2. Hoe staat de Staatssecretaris tegenover de vaak «uit de hand gelopen» hoogte van de beloning van de werkers in de gezondheidszorg niet in de medische sector? B. Gezondheidszorg Algemene levensmiddelenhygiëne 3. Waarom zullen de «nadere aanduidingen op voorverpakte levensmiddelen met betrekking tot de bewaring te zijner tijd moeten worden aangebracht» en niet binnen bij voorbeeld drie of zes maanden (zie memorie van toelichting blz. 30)? 4. Hoe staat het met de kennis van de levensmiddelenhygiëne van de man of vrouw die een snackbar of automatiek exploiteert en vooral hoe staat het met die van zijn hulpkrachten? C. Preventieve gezondheidszorg ' Samenstelling: Eijsink (CDA), Van der Werf-Terpstra (CDA), Lamberts (PvdA), Versloot (PvdA) (voorzitter), G. de Jong (VVD), Vonhoff-Luijendijk (VVD), Trip (PPR), Vis (D'66), Umkers (CPN), Meuleman (SGP), Van der Jagt (GPV), Vogt (PSP).
Een voortgangsrapportage zou op prijs gesteld worden met name met betrekking tot het ontwikkelen van geavanceerde technieken ter opsporing en ter bestrijding van de «sterfteziekten» - hart- en vaatziekten en nieuwvorming of kanker.
Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 XVII, nr. 68
1
Hart- en vaatziekten Ten aanzien van hart- en vaatziekten, die volgens de jongste gegevens 47% van de sterftecijfers voor hun rekening nemen, stelde men de volgende vragen. 5. Is dit percentage zo hoog, omdat de andere doodsoorzaken duidelijk verminderd zijn, of is dit een reële stijging van aantallen door onder meer verbetering van de diagnose? 6. Dezelfde vraagstelling betreft ook de totaalkosten namelijk 11 % van het gehele gezondheidsapparaat. 7. Door welke oorzaak - te slechte voorlichting, te weinig of te eenzijdige voorlichting - is de bevolking nog veel te weinig bekend met de diverse diagnosegroepen, zodat alles over een kam - «hartkwaal» - geschoren wordt en er geen differentiatie wordt aangebracht - geen duidelijke aanduiding van gesteldheid, ziektebeeld èn risicofactoren maar ook van medicamenteuze therapie belevingskansen of overlevingskansen? 8. Waarom is het screening- en interventieprogramma richt op mannen?
voorlopig alleen ge-
Kankerbestrijding Men stelde in dit verband de volgende vragen en men maakte de volgende opmerkingen. Er wordt veel aandacht besteed aan het epidemiologisch kankeronderzoek onder andere langs de weg van de registratie en vruchtbare samenwerking tussen centra en instellingen. 9. Welke vorderingen zijn er gemaakt ten aanzien van het kankeronderzoek; ook in internationaal verband? Onder de bevolking bestaat een toenemende vrees voor de invloed van de industrie op de verspreiding van kanker. 10. Welk(e) onderzoek(en) zijn in deze reeds of worden ondernomen ? 11. Waar valt de regio Rijnmond onder bij de integrale kankerbestrijding die landelijk en regionaal steeds verder structuur gaat krijgen ? Het nieuwe advies over de mogelijkheden van een bevolkingsonderzoek naar longkanker is vermoedelijk al uitgebracht. 12. Is dat vermoeden juist en zo ja, is het dan niet wenselijk om daarover in deze kabinetsperiode nog een beslissing te nemen? Nu er screeningsapparatuur blijkt te bestaan die met grote foto's tegen relatief geringe kosten en een minimale straling tijdig longkanker kan opsporen, kan wellicht een positieve beslissing worden genomen. Deskundigen zijn algemeen van mening dat vroege opsporing van afwijkingen van de prostaat of directe omgeving, waarvan bekend is dat zij tot kanker kunnen leiden, kan bijdragen tot vermindering van de sterfte aan deze ziekte bij mannen boven de 50 jaar. Preventieve onderzoeken bij huisartsen, keuringsartsen en urologen hebben tijdige ingrepen en genezingen tot gevolg gehad.
Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 16400 XVII, nr. 68
2
13. Moet in dit verband ook niet gedacht worden aan gericht onderzoek bij mannen van 50 jaar en ouder of ten minste verplichte dan wel sterk aanbevolen periodieke screening van deze bevolkingsgroep in dienst bij de overheid en gesubsidieerde instellingen? Maatregelen ter beperking van tabaksgebruik 14. Hoe serieus moeten maatregelen van overheidswege genomen tegen het roken worden opgevat in het licht van de steeds hogere accijnzen die de overheid op tabaksartikelen heft? 15. Wanneer worden eindelijk effectievere maatregelen genomen tegen het passief roken op vele plaatsen, bij voorbeeld kleine kantoren waar één van de twee of drie employés rookt; wachtkamers en wachtruimten bij de NS en op busstations; restauratierijtuigen van de NS? 16. Kan op korte termijn een maatregel worden verwacht die het roken in rijksgebouwen zoal niet verbiedt, dan toch beperkt tot enkele ruimten en enkele uren ? 17. Mag in ieder geval op zeer korte termijn een maatregel worden verwacht die het mogelijk maakt dat de niet-rokers (en dat is de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking) zonder «rookverdriet» in overheidskantines van een kop koffie of anderszins kunnen genieten? Beleid met betrekking tot d r u g g e b r u i k 18. Welke plannen heeft, dan wel welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om bij het drugbeleid meer gelegenheid te geven tot vrijwillig afkicken en welke zijn de mogelijkheden met betrekking tot verplichte ontwenningskuren? D. Eerstelijnsgezondheidszorg Algemeen Ten aanzien van de Schets van de eerstelijnsgezondheidszorg zal bij de o p e n b a r e beraadslaging een kritische b e s c h o u w i n g w o r d e n gegeven o v e r het verwijzingsproces vooral o m d a t het rapport van de heren Van de Ven, Van Vliet, Nauta en Rutten over de aantallen verwijzingen van f o n d s p a t i ë n ten naar specialisten - ten opzichte van de v e r w i j z i n g e n van particuliere verzekerden - zo duidelijk een t e g e n s t r o o m aangeeft. 19. Is deze rapportering juist? Zo ja, waardoor en wat kan hier aan gedaan worden? 20. Is verandering lijk?
in verrichtingentarief
ontstaat
deze
tegenstroom
en/of abonnementtarief
moge-
Uit het g e n o e m d e rapport zou eveneens blijken dat fondspatiënten zowel intramuraal a l s e x t r a m u r a a l langer behandeld w o r d e n dan particulieren. 2 1 . Wat denkt de Staatssecretaris gen te voorkomen?
te doen om deze exorbitante
22. Hoe stelt de Staatssecretaris zich de betere bewerktuiging ke herstructurering van het Huisartseninstituut voor?
verspillin-
en
mogelij-
23. Zou het mogelijk zijn om bij voorbeeld via een «review systeem» (zoals in Amerika) meer controle op medische hulp, voorzieningen en gebruik van apparatuur te verkrijgen?
Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 16400 XVII, nr. 68
3
Een groot vraagstuk is op welke wijze de kosten van de intramurale gezondheidszorg beter kunnen worden beheerst. In vele Oostbloklanden, maar ook in de Verenigde Staten heeft men instellingen van comprehensive care, die naast eerstelijnszorg ook een overgang tot tweedelijnszorg geven. In Oost-Berlijn bestaat daar een zeer goed voorbeeld van. 24. Wat denkt de Staatssecretaris over deze «methode» ? 25. Hoe ontwikkelen zich de gemeentelijke c.q. districtsgezondheidscentra en is de Regering van mening dat deze ontwikkeling meer dan een verandering van het eerste echelon van de volksgezondheid is? Huisarts In de toekomstverkenning van de Wetenschappelijke Raad wordt verwacht voor 1980 een daling van praktijkgrootte van de huisarts, een daling van het aantal consulten, alsmede een rolverandering en een aantasting van de status en het verminderen van de oude magische betekenis die aan het beroep huisarts gegeven werd. 26. Zal de huisarts zich steeds meer apart als geneeskundige
opstellen?
27. Zal het overschot dat na 1985 ontstaat ertoe bijdragen dat het aantal specialisten zal toenemen? Verloskundige Bij de Wijziging van de Wet van 1 juni 1865 Stb. 60 terzake van de bevoegdheid en de titel van de verloskundige werd door de vaste Commissie voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne uit de Eerste Kamer in 1978 een uitvoerig voorlopig verslag uitgebracht met een analyse van het heden en planning voor de toekomst van de verloskundige zorg. Hoewel het antwoord van de Staatssecretaris in haar brief aan de Tweede Kamer van 7 maart 1980, nr. 16 089 nr. 1, wel enigszins als antwoord op bovengenoemd voorlopig verslag van de Eerste Kamer kan worden beschouwd, achtte men dit antwoord niet concreet genoeg. 28. Wil de Staatssecretaris alsnog een concreet antwoord geven? Gehandicaptenbeleid 29. Ziet de Staatssecretaris kans om via interdepartementale contacten nadere voorzieningen in het verkeer mogelijk te maken in verband met de bereikbaarheid voor gehandicapten? 30. Zijn de gehandicapten via de eigen organisaties gelijkwaardige gesprekspartners in hun belangenbehartiging? 31. Kan de Staatssecretaris inlichtingen verschaffen omtrent: a. planning van internaten in verhouding tot gezinsvervangende huizen b. mogelijke verplichting c.q. regel die verplicht tot opname van geestelijk gehandicapten in dagverblijf of internaat en de inspraak van de ouders of overleg tussen de leiding van het tehuis en de ouders? E. Geestelijke gezondheidszorg Algemeen 32. Kan de Regering mededelen welke vorderingen er in de laatste 3 jaar gemaakt zijn ten aanzien van het inlopen van de achterstand op het gebied van de voorzieningen ten behoeve van de geestelijke volksgezondheid?
Eerste Kamer, zitting 1980-1981,16400 XVII, nr. 68
4
V e r p l e e g h u i s b e d d e n v o o r geestelijk gestoorde bejaarden 33. Welke plannen zijn er voor het oplossen van ± 6000 niet te plaatsen psychogeriatrische
van het geweldige patiënten?
34. Welke is de stand van zaken met betrekking sen verpleeghuis en bejaardenoord?
probleem
tot een tussenvorm
tus-
F. Tweedelijnsgezondheidszorg Algemeen 35. Kan de Staatssecretaris met betrekking tot de noodzaak van vermindering van ziekenhuisbedden méér duidelijkheid verschaffen over de rechtspositie van degenen die bij sluiting van ziekenhuizen betrokken zijn? 36. Bestaat er bereidheid om in het licht van de noodzakelijke terugdringing van het particulier vervoer en mede in het licht van de stijgende kosten van dat particulier vervoer bij de opheffing van kleine ziekenhuizen en bij de samenwerking van ziekenhuizen de afstand die patiënten eventueel moeten afleggen naar ziekenhuizen en poliklinieken en vooral ook de afstanden die hun bezoek moet afleggen niet meer te meten in kilometers maar in tijdsduur per openbaar vervoer? 37. Bestaat de bereidheid en bestaat terzake overleg met het van Verkeer en Waterstaat om zoveel mogelijk ernaar te streven diensten langs ziekenhuizen worden aangepast aan bezoek- en uren?
departement dat buspolikliniek-
Specialistische geneeskunde 38. Hoe denkt de Staatssecretaris - nu het specialisme geriatrie eindelijk na ruim 20 jaren aandringen vanuit het parlement is erkend - dit gegeven in de toekomst in het beleid te verwerken? Nu de export in de hartchirurgie v r i j w e l o n v e r m i n d e r d doorgaat moet m e n zich afvragen of hier en daar in N e d e r l a n d de capaciteit van de hartchirurgie niet kan w o r d e n o p g e v o e r d , ook al zijn er in de betreffende regio's geen grote w a c h t t i j d e n . Zo zou o p e e n v o u d i g e wijze de capaciteit van het Zuiderziekenhuis te R o t t e r d a m , dat in coördinatie/affiliatie s a m e n w e r k t met het T h o r a x - c e n t r u m Dijkzigt kunnen w o r d e n o p g e v o e r d van 75 naar 250 per jaar. Bij het laatste aantal is eveneens slechts een e c o n o m i s c h e w e r k w i j z e m o g e lijk. 39. Waarom reerd?
wordt
de aanvrage
van Rotterdam
terzake
niet
gehono-
40. Zal het bestaande tekort aan anesthetisten in de Nederlandse ziekenhuizen in de komende jaren verminderen of zal blijvend op de uit het buitenland afkomstigen moeten worden gerekend? Verplegende en verzorgende beroepen 4 1 . Welke is naar de mening mende jaren voor de opleiding hoefte van de onderscheiden
van de Regering de prognose voor de kovan de verpleegkundigen in relatie tot de bevoorzieningen?
Eerste Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16400 XVII, nr. 68
5
Behoefte aan mankracht in de gezondheidszorg 42. Heeft de Regering een manpowerplanning om het vraagstuk van artsenaanbod en artsenbehoefte in de komende 10 a 20 jaren te beheersen ten bate van een optimale gezondheidszorg? G. Medische hulpmiddelen 43. Heeft de Staatssecretaris kennis genomen van het «roesten» van een aantal pacemakers van het merk Vitatron? 44. Is de controle van de overheid op deze soort hulpmiddelen de?
voldoen-
II. MILIEUHYGIËNE Men wilde bij de openbare behandeling nader ingaan op de volgende onderwerpen: - Registratie en verwerking van afvalstoffen - Milieugevaarlijke stoffen - Bodembescherming - Geluidhinder: luchtvaartlawaai - Heffingen - Milieukaderwet. In dit verband stelde men de volgende vragen: 45. Op welke wijze denkt de Minister overmatige uitworp van zwaveldioxide te voorkomen, ook nu elektriciteitscentrales op het stoken van kolen overgaan? 46. Welke is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering en toepassing van de Wet chemische afvalstoffen? Dit zeker tegen de achtergrond van de bodemverontreiniging zoals in het Volgermeer, door het destijds storten van dioxine. 47. Welke gegevens zijn bekend over de doorlaatbaarheid van kunststofwaterleidingbuizen - dit in het bijzonder na de verontreiniging van het drinkwater in het Westland - met methylbromide, dat tuinders gebruiken als grondontsmettingsmiddel? 48. Wanneer men verontreinigde grond in ons land wil uitgraven en verbranden, hoe denkt de Minister dan over de capaciteit van de verbrandingsoven in Rotterdam, de enige tot dusverre die zulks kan? De voorzitter van de commissie, Versloot De griffier van de commissie, Dijkstra-Liesveld
Eerste Kamer, zitting 1980-1981, 16400 XVII, nr. 68
6