Een koude winter Door Ton Kok Welke winter het precies was, weet ik niet meer zo goed. Het was een paar jaar na de oorlog. Ik denk dat het de winter van 1947 was. Wat ik wel ècht weet is, dat die winter erg koud was. En dat die winter ook erg lang koud bleef. Brr, wat was het koud! Sinterklaas is al enige tijd voorbij. Dat uit de bakkerij van Van den Ham de heerlijkste geuren van speculaas en banketstaven door de straat slierten, zijn we alweer vergeten. Wat vonden we dat heerlijk! Wat heb ik daar voor zijn etalage met de kinderen uit de straat, verlekkerd naar staan kijken. Wat vergaapten we ons aan de speculaaspoppen, de staven van banket, de poppen van taaitaai en de knalroze, haatgele en gifgroene suikerbeesten. Het water liep ons in en daarna uit de mond. En onze kiezen maar lachen. Maar, dat is nu allemaal verleden tijd. Dat hebben we gehad, want… …het loopt tegen Kerstmis. We hebben een heel warme zomer gehad. Alle kinderen hadden aan het eind van die zomer bruine benen. En… zoals we allen weten: na een hete zomer, volgt een strenge winter. En een koude winter zal het worden. Dat staat in alle kranten. Op de radio hebben ze het er ook steeds over! Dat herinner ik me nog goed. En het sneeuwt. Het sneeuwt nachten en dagenlang… En… die sneeuw blijft overal liggen. Wij, de kinderen uit de buurt maken van de nood een deugd en we gaan langs de deuren om te vragen of we de stoep mogen vegen. Het is van tevoren niet afgesproken hoe we voor onze inspanning ‘betaald’ zullen worden. Dat laten we aan de goedheid van de bewoner over. We hopen dat er, zoveel dagen na Sinterklaas nog speculaas is overgebleven of wat van die gemeen gekleurde suikerbeesten. Of misschien wel een stuk marsepein! Het meeste zal echter al wel opgegeten zijn, want… …het loopt tegen Kerstmis. Gelukkig komt de beloning achteraf meestal aan onze verwachtingen tegemoet. Wanneer dat niet het geval is, wordt ’s avonds na donker, bij het schaarse schijnsel van een straatlantaarn, het overgrote deel van de afgeruimde sneeuw weer heimelijk op de stoep teruggebracht. We zullen ze leren! Al dagen hangt er een grijs‐rozig‐donzige lucht boven onze wijk, die maar niet verdwijnt. Daaruit valt nog veel meer sneeuw die ook blijft liggen! En niet wegsmelt. Integendeel zelfs! Die pas gevallen sneeuw bevriest, want het is inmiddels bitter koud geworden. De wanten die mijn moeder in de zomer voor mij gebreid heeft, vriezen bijna vast aan mijn handen. Dat komt door de sneeuwballengevechten. Wij oefenen bijna de hele dag; wij gooien met één worp de pijp uit het hoofd van de sneeuwpop. Soms, wanneer hij aan het eind van de dag van zijn werk thuiskomt, doet er een buurman mee. Dat is lachen hoor! Want die kan helemaal niet goed gooien! Wanneer hij nat genoeg gegooid is, vlucht hij naar binnen. De lafaard… Het vriest ’s nachts nu zo hard dat wanneer we de volgende dag onze voorraad sneeuwballen weer terugvinden, het ijsballen geworden zijn. Veel te gevaarlijk om mee te gooien. Het is zo koud dat het vocht op de ramen van mijn slaapkamer ’s morgens bevroren is. Met mijn wijsvinger boetseer ik voorzichtig mijn naam in het doorzichtige ijs. Met die koude vinger in mijn mond zie ik daarna mijn naam langzaam dichtvriezen. Ik kan het niet meer lezen; het is alsof ik niet meer besta. Maar ja, wat wil je, het is al ver in december, want… …het loopt tegen Kerstmis. Onder de tot hard ijs bevroren sneeuw kun je de straatstenen zien. Alsof je door glas kijkt. Zo koud is het geweest! Daardoor is het moeilijk om de stoepen schoon te maken. De sneeuw is zo hard, dat je die niet zo maar even kunt wegschuiven. Van mijn vader mag ik dan zijn spa gebruiken om dat harde ijs kapot te maken. Ik heb me later wel eens afgevraagd waarvoor hij in hemelsnaam een spa had.
1
Wij hadden niet eens een tuin, alleen maar een stenen plaatsje. Had hij hem zodat je daar tot ijs geworden sneeuw van de straat mee kon afbikken? Het is zo’n harde winter dat de kinderhoofdjes in de Abel Tasmanstraat door sneeuw en ijs zo glad en hobbelig zijn geworden, dat zelfs de met sneeuwnagels beslagen paarden erop uitglijden. Toen dat gebeurde bij het paard van de schillenboer uit onze straat, liet het van schrik al zijn drollen vallen. Die hebben we weken later, na de dooi, weer teruggevonden. Geconserveerd door het ijs, als vers! De mussen waren er toen erg blij mee. De maan die een paar weken geleden met Sinterklaas zo ferm en fier door de kale bomen scheen, verlicht nu ons plaatsje met een mager en waterig licht. Om te voorkomen dat de kou naar binnen trekt, hangt bij ons al een tijdje de tochtdeken voor de openslaande deuren. In onze buurt wordt Kerstmis thuis gevierd. Bij de met eierkolen en antraciet of cokes gestookte kachel. Lekker warm! Mijn moeder zegt: “Het is een koude winter. Maar het is gelukkig al laat in het jaar, want… …het loopt tegen Kerstmis.” Een paar dagen geleden mocht ik ons kerststalletje op het buffet opstellen. Ik heb eerst de stal bekleed met nieuw mos, want dat van vorig jaar was zo droog geworden dat het bijna tot stof vergaan was. Met de beeldjes ben ik heel voorzichtig, want die zijn al jaren in de familie. Jozef en Maria kan ik onbeschadigd in de stal zetten, waar het porseleinen kindje Jezus al met gespreide armpjes in zijn kribbetje ligt te wachten. Te wachten tot de os en de ezel er bij gezet worden. Want hun adem moet Hem verwarmen. De herders komen er met hun schaapjes natuurlijk ook bij. Die ene herder heeft wat meegemaakt zeg! Die heeft een hele dikke ribbel in zijn hals. Van de lijm! In de doos ligt ook nog een kameel met een gelijmde poot, ingepakt in zacht papier. Maar die moet nog even geduld hebben, tezamen met de Drie Koningen, want die zijn nog niet aan de beurt. Die blijven nog even in de doos tot 6 januari. Dan mogen ze er pas bij... Ter verhoging van de sfeer, heeft mijn vader de weinige zilveren kerstballen die we hebben samen met een paar takken dennengroen in het behang geprikt. Die takken zijn zo vers mogelijke, want dan ruiken ze nog zo lekker en vallen ze niet zo snel uit. Zo leven we toe naar die koude en donkere Kerstdagen. Naar de dag dat we naar de Nachtmis moeten. Drie missen achter elkaar in de Antoniuskerk, wat een zit zal dat weer zijn. Maar het begint er op te lijken, het komt allemaal dichterbij, want… …het loopt tegen Kerstmis. De vraag wat we eten met de Kerst is door mijn ouders al beantwoord. Natuurlijk konijn, want daar hebben we er genoeg van in de hokken op ons plaatsje. Onze buurman Koopmans zal Flappie wel weer slachten, want dat vindt mijn vader geen leuk werkje. Mijn Ome Jan & Tante Bet uit Rotterdam komen ook; Ome Jan is een echte dierenliefhebber… In deze tijd, zo vlak na de oorlog zijn de straten en de winkels niet zo versierd als nu. Maar de middenstand in onze buurt probeert er toch wel een beetje op in te spelen. De LUBRO bakkerij heeft in zijn versierde etalage banketstaven, boterletters, kerstkransen, stollen en weet ik wat al niet meer aan te bieden. Wat een geuren! Daarnaast heeft slager Veldhuizen, die de lekkerste leverworst maakt op Transvaal, want zo heet onze wijk officieel, speciaal gemaakte kerstrollades. Het vlees daarvoor komt van zijn eigen slachtvee, dat vetgemest wordt in de weides van Welgelegen. Tegenover deze twee winkels is de slijterij van Weijburg te vinden. Weijburg zelf heeft een wat ongelukkig handje dat hem de bijnaam de Klauw heeft opgeleverd. Met dat klauwtje weet hij onnavolgbaar perfect een fles in papier te rollen. Hij heeft ook een aanbieding; glühwein voor een smakelijk prijsje. Zelfs de gierige kruidenier op de hoek tegenover ons, Jansen, komt met aanbiedingen. Welke weet ik niet meer; het zal dus wel niet veel soeps geweest zijn. De ketellapper, in het bezit van een heuse bult op zijn rug, komt op zoek naar nering door de straten. Je kunt geen konijn stoven in een lekke pan, nietwaar? Hij sluipt voorzichtig aan de huizenkant over de stoep om te voorkomen dat de jeugd hem ziet. Wordt hij herkend dan galmt het al gauw door de straat: ‘bult, bult, waar ga je met dat mannetje naar toe.’ Wat kunnen kinderen toch wreed zijn! Iedereen probeert zo zijn dagelijks brood te verdienen, liefst nog
2
met iets er op, want… Ja, lieve vrienden, dat waren zo van die gebeurtenissen in die gedenkwaardige december maand, want… …het liep tegen Kerstmis. Maar dan is het ineens de laatste dag voor Kerstmis. Bij het vallen van de avond, van Kerstavond, lopen de vellenmannen door de buurt. Je hoort hun ratel al van verre. Kort daarna klinkt hun roep door de straat: “Hazen en konijnenvellen.” Begeleid door hun ratel roepen ze dat met lange uithalen, zodat wanneer je het begin ervan mist, je aan de laatste uithaal nog kan horen waar het om gaat. Om: “Hazen en konijnenvellen.” Wanneer ze onder een lantaarn zichtbaar worden, zie je hun warme adem als mistige ballonnen in strikt danstempo meebewegen met hun roep. Ze staan daar met hun jute zak met vellen op hun rug. En stinken dat ze doen! De jeugd uit de buurt loopt als een tros achter hen aan. Ik doe daar ook aan mee. Zodra we ze tot op een veilige afstand zijn genaderd, beantwoorden we hun roep: “Voor ons de hazen en voor jou de vellen.” Met de laatste geuren van de bakker in mijn neus, zwellen de aderen in mijn hals op. Mijn keel doet er zeer van. Maar nu weet ik het zeker! Want… …morgen is het ècht Kerstmis!
3
Kerstfeest op 20 december In dát jaar viel kerstmis op een vrijdag. Een beetje lastige dag voor winkelier en gastvrouw ! Om deze dagen een beetje soepel te laten verlopen moet men over flink wat organisatietalent beschikken. Ik wilde dat jaar de Kerstnis eens anders vieren. Nu eens niet op de eerste kerstdag de hele familie bijeen, hoe gezellig dat altijd is. Na overleg met de familie om op de zondag na de kerst bij elkaar te komen kon ik deze kerstdag mijn vriendinnen eens uitnodigen. We wonen allemaal alleen en iedereen aanvaardde de uitnodiging met enthousiasme. Ook Maria hoorde bij de vriendenkring en kreeg een uitnodiging Ze was de laatste tijd erg vergeetachtig en ze deed wel eens dingen waarbij wij ons afvroegen, gaat dit wel goed? Als wij als vriendinnen of haar familie er op aandrongen om eens naar een dokter te gaan werd ze boos en het gesprek eindigde meestal met:”Jullie moeten niet zo zeuren, mij mankeert niets”.En uitgepraat waren we!! Om alles voor het kerstfeest tip top in orde te hebben begon ik op 20 december met het plaatsen van de kerststal en het versieren van de kamer. Ik zou net beginnen met het bedenken van het menu en het maken van een boodschappenlijstje toen de bel ging. Wie zou dat nou zijn.? Voor de deur stond Maria met een stralend gezicht en een cadeautje voor de gastvrouw.Ik was verbaasd maar liet haar binnen. Ze vertelde dat het echte kerst chocolaatjes waren , van die blaadjes met rode besjes erop.Ze liet duidelijk merken dat ze kerstfeest kwam vieren. Ik probeerde haar te vertellen dat het nog geen kerstmis was en vroeg haar of ze deze zondag naar de kerk was geweest. Ja, zei ze en weet je wat ik zo gek vind, voegde ze er boos aan toe, de pastoor heeft vergeten om het kindje in de kribbe te leggen. Dat is zeker weer iets nieuws, ze bedenken iedere keer iets anders. Ze liep naar mijn kerststal en zei:”Jij hebt wel een kindje in de kribbe liggen en zó hoort het”. Ik moest verschrikkelijk lachen om haar boosheid en ben gauw een kopje thee voor ons gaan maken. Heerlijk vond ze het en ik presenteerde er een chocolaatje bij uit haar eigen doos omdat ik zelf nog geen kerstboodschappen had gedaan. Om een beetje in de kerstsfeer te komen zette ik een kerst C.D op. Maria begon zacht mee te zingen terwijl mijn gedachten naar de inhoud van koelkast en vriezer gingen om een leuk kerstdineetje op tafel te toveren. We hadden geen reerug bij ons diner maar een gehaktbal met worteltjes en appelmoes. Voor het dessert had ik voor allebei nog een bolletje ijs, wat rode saus erbij en een toefje slagroom. Daar bovenop lag weer een kerstchocolaatje uit haar eigen doos. Nadat ze me voor de derde keer had bedankt voor de heerlijke dag, de eerste twee keer was ze al vergeten, bracht ik haar naar huis.Op tafel lag een dagkalender met daarnaast een flinke stapel afgescheurde blaadjes. Ze had de kalender afgescheurd tot 25 december, kerstmis. Toen begreep ik waarom ze zo in de war was. Zou Maria gevoeld hebben dat ze deze Kerst niet meer mee zou maken? Niemand weet het antwoord.Twee dagen later werd ze ziek en 23 december is ze gestorven. Toen we op de eerste Kerstdag , onder de indruk van wat er gebeurd was, met de vriendinnen samen waren hebben we het glas geheven en geproost op de Hemelvaart van Maria die nu samen met haar naamgenoot kerstmis viert in de hemelse stal. Catrien Baltus
4
Kerst De kerstfeesten uit mijn jeugd herinner ik me als dagen vol warmte. In de kerk en op school leefden we door het aansteken van adventskaarsen naar de komst van het kerstkindje toe. Ook thuis was het feestelijk, de kerstboom met het houten kruis eronder stond klaar, om opgetuigd te worden. Dit gebeurde op kerstavond nadat we gegeten hadden . Ik in de teil geweest was. Mijn papillotten “ik had toen pijpenkrullen” ingedraaid waren. Terwijl mijn moeder en ik samen de boom versierden, braadde mijn vader het konijn, stonden de stoofpeertjes te pruttelen In huis rook het dan heerlijk. De versiering van de kerstboom was niet zo’n eenheid als tegenwoordig. Het was een bonte verzameling van in de loop der jaren bij elkaar gespaarde ballen, vogeltjes, bloemenmandjes en bellen We hadden ook een hele oude piek Daar werd heel voorzichtig mee gedaan Onze boom werd nog versierd met echte kaarsje, die ik in een knijpertje mocht doen. Mijn moeder gaf ze dan een mooi en veilig plaatsje. Met zilveren slingers en wit golvend engelenhaar werd de versiering dan voltooid. Als sluitstuk werd een emmer water met een grote dweil erin getapt .Die werd in de kamer gezet. Dan was het tijd om de kaarsjes aan te steken. We dronken warme chocolademelk, ik kreeg een stukje krentenbrood met spijs. We hadden ook een paar kerstplaten .Zoals “de herdertjes lagen bij nachten” en “Stille nacht heilige nacht”. Die werden dan gedraaid Als ik naar bed was zette mijn moeder het kerststalletje klaar. Het kerstkindje was gearriveerd als ik kerstmorgen wakker werd. Toen ik wat ouder werd, we waren inmiddels verhuisd . Ik had een zusje gekregen waar ik zeven jaar mee scheelde, mocht ik met mijn moeder mee naar de nachtmis. Ik zal een of acht negen geweest zijn. De nachtmis was toen nog echt midden in de nacht. Zo om een uur of drie. Mijn moeder wekte me, omdat ik samen met mijn zusje in een kamer sliep, moest ik heel stil doen. Ik kleedde me in de woonkamer aan. Die nacht had het gesneeuwd, de straten waren nog niet zo verlicht als tegenwoordig. Hier en daar stond een straatlantaarn. Het was stil op straat er waren geen auto’s. We hoorden wel het kraken van de sneeuw onder onze voeten. In die stille donkere nacht zag je mensen alleen, of in groepjes op weg gaan naar de verlichtte kerk. Bij binnenkomst , klonk zacht orgelmuziek , rook je het kerstgroen. Ik vind orgelmuziek nog steeds mooi, zeker als alle registers open gaan Tijdens feestdagen vindt er in de Katholieke kerk een feestelijke viering van de mis plaats, met drie heren. En drie missen achter elkaar. Voor een kind dat normaal om die tijd in bed lag, een hele opgave om wakker te blijven.Zeker tijdens de eerste mis met haar soms langdradige Gregoriaanse gezangen . Toen door de koren de bekende kerstliederen gezongen werden leefde ik op. Onder prachtig orgelspel verlieten we na de mis de kerk . Na de dienst wensten de mensen elkaar op het kerkplein een zalig kerstfeest. Iedereen ging door de besneeuwde en nog donkere straten, met een vredig gevoel naar huis. In de door de kaarsen verlichtte kamer een sfeervol kerstontbijt wachtte. Oma Aagje
5
Het was aarde donker in de polder op de Maria`s Hoeve aan de Zegwaartseweg. Kwart over vier in de nacht reden wij van huis naar de Nachtmis. Ik was acht jaar en mocht ook mee naar de Nachtmis met mijn mooiste jurk en zondagse jas aan en met een hoedje op mijn pijpenkrullen. Op de boerderij was om drie uur alles al in rep en roer. De koeien moesten gemolken worden en het andere vee verzorgt. Er hing spanning in de lucht door dat we in de verte vliegtuigen hoorden gaan. Het was het begin van een oorlog. Als kind had ik daar geen last van. De koets werd uit de wagenschuur gereden. Het paard ingespannen. Het had gevroren de weg was glad en het paard moest scherp gezet worden, (dat wil zeggen dat er stiften onder de hoefijzers geslagen moesten worden.) In de lantarens van de koets werden kaarsen aangestoken. Er werd een stoof met een kooltje vuur in de koets gezet voor moeders koude voeten op de terugweg. Mijn moeder, mijn zusje Nelly, onze Adriaan en ik stapten achter in het rijtuig.Vader en broer Lenard voorin. Wij reden de laan af, de weg op. Onze Jan ging op de fiets, Koos en Rika bleven thuis om op de boerderij te passen. Het was koud er kwamen zelfs bloemen op de ruiten van onze adem. Het geratel van de wielen op de weg was een vertrouwd geluid. Mijn zus en ik zongen heel zacht een kerst liedje. Het paard werd gestald in de paardenstal achter het café “De Jonge Prins” in de Dorpsstraat waar nu restaurant “Anton” is. Het paard kreeg een emmer water. Wij liepen stijf gearmd naar de kerk Er liepen ook een paar vrolijke Duitse soldaten op straat die luidruchtig Oh Dennenboom zongen. Mijn moeder dacht dat zij met elkaar Weinachten gevierd hadden. Ik was erg bang van die herrie ‐ schoppers. Mijn zus niet, maar zij was dan ook twee jaar ouder dan ik. De lichten waren aan in de kerk en de kaarsen op het altaar werden aangestoken door de koster. Het zag er warm uit maar toch was het heel koud. Ik hield mijn wantjes maar aan. Wij hadden vier eigen plaatsen in de kerk. Mijn plaats was in de linker zij beuk vlak voor de kerststal. Het Kind lag al in de kribbe, was al geboren zag ik. De herders hadden de boodschap van de engelen begrepen zij waren al gearriveerd met de schapen en de hond. De driekoningen waren nog in geen velden of wegen te bekennen, wel stond de ster al boven de stal, met een ijzerdraadje omhoog gehouden net als bij ons thuis. De os en ezel zorgden voor wat rust en warmte. Een engel zweefde nog in de lucht boven de kerststal. Zij of hij had een lapje vast waarop “Vrede op aarde” geschreven stond. De priester kwam op het altaar met nog drie heren. Zij hadden hun mooiste kleren aan getrokken. De Nachtmis kon beginnen. Wat vond ik dat allemaal plechtig en mooi. Het Sint Cecilia koor begon te zingen ik keek even om of ik mijn broer Cor, die ook koorzanger was, kon vinden, op wie ik altijd zo trots was.. De kerk was tjokvol, er moesten zelfs mensen staan zag ik. Naast mij zat, zoals elke zondag, die aardige mevrouw uit Oostenrijk weer, zij knikt altijd naar mij. Na de Nachtmis volgde nog twee H.Missen dat waren de Dageraadsmis en de Dagmis dat stond allemaal in mijn kerkboekje. Tijdens die twee H.Missen werden kerstliedjes gezongen. Dat was leuk, want die kon ik mee zingen. Sommige liedjes kende ik heel goed, die van de Herdertjes en Kindeke klein. Intussen keek ik maar naar die grote beelden in de stal. Het Jezuskind zou ik wel een beetje willen toedekken het lag er zo bloot bij, en ik had ook nog steeds zo koud. Ik dacht aan die heerlijke warme stoof in de koets. Er gingen al wat mensen uit de kerk, maar mijn ouders niet hoor, want de Dagmis moest nog gelezen worden en niet alle liedjes waren gezongen. Ik wachtte op het “Stille nacht” want dat kon die Oostenrijkse mevrouw zo mooi zingen, in het Duits nog wel dat wist ik nog van een keer eerder..
6
Iedereen in onze buurt keek wel even naar haar, wat zij wel erg leuk gevonden zal hebben. Eindelijk waren de diensten afgelopen en schuifelde iedereen de kerk uit. Fijn voor moeder dat ze een warme stoof had en voor ons ook. Op de terugweg hield vader het paard een beetje in bij het huis van die Oostenrijkse mevrouw, want daar stond altijd een enorme kerstboom voor het raam, wat niet veel mensen hadden en zeker de Rooms‐Katholieken mensen niet. Mijn moeder zei wel eens “hoe groter de boom, hoe heidenser het volk”, maar die aardige mevrouw was toch ook Rooms Katholiek, zij zat iedere zondag naast mij in de kerk. Wat betekende eigelijk heidens? Toch eens vragen dacht ik. Een eind verder op de Schenkelweg mochten we bij slager Den Elzen binnen kijken. De gordijnen waren open geschoven. Er was een hele lange tafel gedekt met wel honderd kaarsjes er op. Het was een gezin met vijftien kinderen misschien wel zeventien. Het leek op een echte feestzaal in een paleis of zo, mijn fantasie ging aan de haal met mij. Maar bij ons was het ook gezellig gemaakt door thuis blijvers. Het Kindje Jezus beeldje had intussen een plekje in het kribje gekregen met echt hooi. Gedraaide rode, roze, en blauwe kaarsjes waren al aangestoken bij het stalletje, Ook de kaarsjes op tafel in kandelaartjes van een uitgeholde aardappel met daar omheen rood crêpepapier, die ik op school gemaakt had, waar ik natuurlijk heel trots op was. Maar achteraf was ik de enige die ze mooi vond. Er stonden heerlijke dingen op tafel, zoals gedraaide broodjes, krentenbrood met noten, beschuitjes met muisjes. Zelfs de botervloten waren mooi opgemaakt met de letter J van Jezus. Buiten was het nog steeds donker. We ontbeten met kaarslicht. Het was heerlijk warm de kachel stond rood gloeiend. Het mocht van mij, met ons tienen altijd zo blijven. Het was zo een veilig gevoel voor mij met al die vijf grote broers. De dag brachten we door met lezen, spelletjes of puzzelen. De groten luisterde naar de radio en vielen in slaap, het was ook zo vroeg dag geweest voor hen. Het middagmaal was weer verrassend vooral de bitterkoekjespudding met slagroom als toetje. Om half vier was het weer “ melkenstijd” De koeien werden onrustig zij waren door het vroege uur wat van slag af. Tussen licht en donker mochten de kaarsjes bij de kerststal weer branden. Mijn vader kwam bij ons in de huiskamer zitten, pakte de parochie zangboekjes legde ze op tafel als een stille wenk en stopte zijn pijp. Mijn moeder begreep die wenk. Ik zat als eerste voor het stalletje, tenslotte was ik de jongste en het kleinste. We zongen alle liedjes die we kenden, mijn moeder maakte met haar mooie stem de tweede stem er bij. Mijn vader hield wijselijk zijn mond. Dat was maar het beste ook. Het zingen tussen licht en donker was een van de hoogtepunten van Kerstmis die tot op de dag van vandaag, bij onze familie in het geheugen is gebleven. A. van Wieringen Vollebregt
7
Bijgaande foto is een digitale weergave van het dia dat ik in tilburg op 6 januari 1967 heb gemaakt. thuis aan de voordeur en aan de datum kunt u zien dat het driekoningenzingen was. dat deden wij thuis als kind allemaal. we kwamen stevast thuis met een zak vol (plakkerige) snoep en wat los klein geld (dubbeltjes, stuivers enz.). in tilburg waar ik woonde, was er zelfs elke driekoningen een wedstrijd voor wie het mooiste driekoningen‐costuum droeg. we zongen: "wij komen tezamen". ook waren er kinderen die alleen de deuren langsgingen en ook gewoon zongen "wij komen tezamen". op de foto ziet u lampionnen. wij deden het ook wel anders: in het deksel van een flinke houten sigarendoos prikten wij met een gloeiende vork een sterk met een straal en wel vertikaal en dan zetten wij een kaars in de houten kist en zo straalde er een ster doorheen. Loek de Kock, Hilversum
8
Kerstmis uit mijn jeugd, is voor mij; als de dag van gisteren. Het ging in de volgorde van: 1 ‐ kerstboom kopen, 2 ‐ kerststal van zolder halen, 3 ‐ kerstnacht en 4 ‐ op visite bij oma en opa………….. ‐ Mijn vader had de, in mijn ogen, akelige gewoonte om de kerstboom zo laat mogelijk te kopen. “Dan waren ze lekker goedkoop”, was zijn redenering en dat was ook zo, maar dan had je echt niet de mooiste. ‐ De kerststal van zolder halen en uitpakken was altijd weer een “feest”. Net of dat je de beeldjes, de kribben en de dieren voor het eerst mocht aanschouwen. En telkens weer hadden ze de zomer“overleefd’. Het kind werd in de kribbe gelegd of dat het van porselein was. ‐ Het hoogte punt was wel de kerstnacht. In mijn herinnering lag er altijd sneeuw met kerstmis. De sterren stonden hoog aan de hemel te flikkeren en de bevroren sneeuw kraakte onder je schoenen. We kwamen dan van de vrieskou in de lekker warm gestookte kerk. Gelijk besloegen je brillenglazen en je wangen gloeiden op. Om een goed plaatsje te bemachtigen moest je zeker een uur van te voren in de kerk zijn. Dat uur was zo om. We luisterden naar het zangkoor, zwaaide naar vriendjes en we keken naar de kosters die druk heen en waar liepen om alles in gereedheid te brengen. De kerkdienst was altijd weer mooi en vooral de samenzang vond ik fijn en bij het einde als we allen uit volle borst het “Ere zij God” zongen. Buiten de kerk werden er handen geschud en kussen uitgedeeld. Mijn moeder en oudste zus gingen altijd eerder naar huis. Zij zorgde er voor dat als we thuis kwamen de kaarsjes brandde in de kerstboom, de chocolademelk warm was en het krentenbrood op tafel stond. Ik herinner me nog de lucht van de knetterende kerstkaarsjes in de kerstboom, die we constant in de gaten moesten houden. Na een korte nacht rust ‐ gingen we , traditie getrouwe,1e kerstdag naar onze opa en oma die een kapsalon hadden. Zij waren in mijn ogen rijk. De tafel stond vol met lekkernij zoals: kerstkrans van banket, met vruchten ringetje en kersen er op, allerlei soorten chocolaatjes en heerlijk eigen gebakken koekjes. Voordat we naar huis gingen las oma een kerstverhaal voor. Op de terugweg viel ik bijna om van vermoeidheid, maar het was fijn geweest. Heerlijk zo’n herinnering van ruim 60 jaar geleden……………. Wim van Putten Almere Buiten
9
Deze kerstgedachten van onze oudste dochter blijf ik lief en vooral mooi vinden. Vooral ook daar mijn vrouw is overleden. Ik heb gelukkig veel steun van de kinderen en vooral weer veel, van mijn oudste dochter. Misschien vindt u het gedichtje de moeite waard om het in de Kerst Nestor plaatsen. Goud op aarde Al bijna tel ik dertig jaren. Pap en Mama's grote meid. Een eigen huis, een man...volwassen een full‐time baan, zo weinig tijd. Een ouderpaar dat altijd klaar staat. Mijn veilig thuisfront, warm bestaan. Waar ik zo heerlijk even kind mag wezen. Als zij hun vleugels om hun jonkje slaan. Het zijn vaak grootste kleinigheden. Een applicatie veel gebrei. Onder pap's paraplu saam door de regen, mijn liefste vrienden, dat zijn zij. Zij zijn het puurste goed op aarde. Een kostbaar iet's dat ik bezit. Iets waardevollers kan men mij niet schenken. En daarom lieverds, schrijf ik dit. Jeltje H.C. van Bourgondiën
10
Door een grij(n)ze(nde) bril bekeken… December feestmaand Met St. Nicolaas, Kerstmis en Oud‐ en Nieuwjaar kun je december de feestmaand bij uitstek noemen. In nog geen 4 weken drie van die evenementen. Van kinds af aan ben ik hier gek op geweest: de familiefeesten, de gezelligheid, de sfeer. Jaren geleden mocht dit ineens niet meer. Zwarte Pieten waren discriminatie t.o.v. onze gekleurde medemens en men bedacht zulke – in mijn ogen volslagen idiote ‐ dingen als een zwarte Sinterklaas met Witte Pieten of nog erger groene, gele of blauwe Pieten met ook een bontgekleurde Sinterklaas. Gelukkig is dit weer overgewaaid en besteedt de tv met de intocht van de Sint, een Sinterklaasjournaal en allerlei Sinterklaasuitzendingen opnieuw volop aandacht aan onze nationale heiligman. Met Kerstmis mocht je ineens niet meer eten, maar kauwend op een rauw worteltje of radijsje (je had dus nog keus) moest je de hele dag denken aan de honger in de wereld, of aan de dieren die voor dit feest waren afgeslacht. Nobele gedachten daar niet van, maar val onze feesten daar niet mee lastig. Ook van dit soort idealistische bewegingen is de laatste tijd weinig vernomen. Laat Sinterklaas lekker het feest van de kinderen, de cadeautjes en de kreupele rijmpjes van de “dichtende” familieleden blijven. Hij heeft het trouwens al moeilijk genoeg onze Sinterklaas, want er zijn mensen die denken hem te kunnen vervangen door de kerstman. En dat is niet zo! Ik heb niets tegen die gezellige “Joho” roepende dikkerd, maar hij hoort niet bij ons, hij is Amerikaans. Sinterklaas bij Nederland, de kerstman bij Amerika, ieder zijn eigen cultuur. Op dit gebied horen we geen duimbreed toe te geven, ook al worden we op tv overspoeld door Amerikaanse films vol kerstmannen; Sinterklaas is van ons en daar dient men af te blijven! En laat ook Kerstmis ons feest blijven en niet verworden tot het Amerikaanse plaatje van hangende sokken aan de schouw, cadeautjes onder de boom en rendieren voor een arreslee. Onze leger wordende kerken puilen nog steeds uit tijdens de nachtmissen. Je kunt dit, omdat het slechts één keer per jaar is, betreuren, maar ook betekent het dat veel mensen Kerstmis niet willen vieren zonder eerst een bezoek aan de kerk. Bij Kerstmis hoort die kerk met zijn kerstliedjes en het geboorteverhaal om daarna het feest in de familiekring voort te zetten. En als je goed kijkt naar de gezichten van je kleinkinderen die de kerststal en kerstgroep bewonderen dan weet je dat ook deze traditie nog lang niet aan vervanging toe is. Bij “Oud en Nieuw” lijkt de zelf oliebollen en appelflappen bakkende man of vrouw zijn langste tijd te hebben gehad. In de supermarkt of bij de oliebollenkramen haal je het geschatte aantal bollen of flappen zonder de baklucht thuis en het vele werk. Een ontwikkeling die niet te keren is. Jammer. Toch blijf
11
ik zelf hardnekkig op oudejaarsdag zo’n 5 pakken meel wegbakken. Vanwege de stank buiten in de tuin en dat is afzien als het regent of vriest, dat kan ik u verzekeren. En de berg bollen en flappen, die ontstaat is natuurlijk veel te groot voor eigen gebruik dus zakken gemaakt om uit te delen aan de kinderen, familie, vrienden en kennissen. Voor mij is dat de essentie van “december‐feestmaand”: deel eens iets met anderen, niet omdat een of andere actiegroep dit vindt, maar omdat je het zelf zo voelt, zelf zo wilt. In die sfeer: prettige feestdagen! Lichtgrijs
12
Door een grij(n)ze(nde) bril bekeken… Er wordt wat afgeknutseld aan het eind van het jaar Vanaf het moment dat ons eerste kleinkind al viltstiftend zijn strepen en krabbels op papier zette, hebben wij een prikbord gekocht en in de gang opgehangen. Hierop worden alle creatieve uitspattingen van ons nageslacht voor kortere of langere tijd vastgepind. En dat is nogal wat per jaar, want naast de vele foto’s (dat schijnt met die digitale toestellen van tegenwoordig een fluitje van een cent) zijn er de tekeningen, kleurplaten, plakwerkjes, vouwwerkjes, knutsels en uitnodigingen voor verjaardagen (wordt door de computer ook steeds origineler en professioneler). Kortom in onze gang kun je steeds zien welk feest eraan komt of net voorbij is. Zeker toen het nageslacht zich uitbreidde moest het bord vaker ververst worden, maar daar hebben “de oudjes” tijd genoeg voor. En altijd als er een kleinkind langs komt, moet er even gekeken worden wat er nu weer veranderd is, of er nog steeds hangt (daar hebben die kleintjes een fabuleus, bijna fotografisch geheugen voor). De gezamenlijke kleinkinderschaar zorgt voor onze steeds wisselende wandversiering in de gang. U begrijpt het al: het zit in de genen, ze komen uit een creatief geslacht. Flauwekul natuurlijk, maar de laatste 7 weken van het jaar zijn vanouds een knutselperiode bij uitstek. De schaartjes, het gekleurde papier en de plak kun je maar beter op tafel laten liggen. Dat weet u ook nog wel. Nauwelijks waren de lampions voor Sint Maarten klaar en het snoep opgehaald of de Sint kwam het land in en dan moesten de mijters, stoomboten, sinterklaashoofden en zwartepietenkoppen in elkaar gedraaid worden. Weg Sint en dan, als een speer, door naar de kerst (de advent werd, op een enkel kransje met 4 kaarsen na, meestal overgeslagen). De kerstbomen, kerstballen, kerststerren en eigengemaakte stalletjes en kerstgroepen, wie kent ze niet? En niet te vergeten: de zelfgemaakte kerst‐ en nieuwjaarskaarten, die je overigens steeds meer ziet. De decembermaand is één grote ontlading van geleide creativiteit en knutselwerk. Toen onze kinderen nog klein waren, zaten we in december avondenlang met z’n allen kerststerren te vouwen, te knippen en te plakken. Een touwtje eraan en hup… in het houten plafond gepunaiseerd. Op kerstavond hing de sterrenhemel dan letterlijk in onze woonkamer klaar om de kerstengelen te ontvangen. En ook de verschillende kerstgroepen en kerststalletjes lagen over de hele kamer verspreid te wachten op het grote moment. Heerlijke nostalgische herinnering: de intimiteit van het kerstfeest binnen de intimiteit van het gezin. Ik verbaas me dan ook ieder jaar weer over het opdringerige en “schreeuwende” lichtjesfestijn van kerstmannen, rendieren en arresleden die de ramen of gevels van menig huis versieren, beter gezegd verknoeien. Voor mij heeft dat niets met ons kerstfeest te maken. De boodschap wordt hier op z’n Amerikaans overschreeuwd. Ach… opa wordt oud.
13
Toch hoop ik dat “ons” kerstfeest niet met onze generatie uitsterft en dat de generaties die na ons komen het blijven vieren op passende en vooral op niet‐Amerikaanse wijze. Het feest is mij daarvoor te mooi en te dierbaar. Om het met een bekend pedagogisch dooddoenertje tegen de jongere generaties te zeggen: “Waarom? Dat zul je later zelf wel merken”. Lichtgrijs
14
Door een grij(n)ze(nde) bril bekeken… Kerstherinneringen De periode van half november tot aan de kerstvakantie is voor basisscholen traditioneel een razend drukke tijd: eerst de spanningen en eindeloze versieringen rond het sinterklaasfeest met direct aansluitend de voorbereidingen op het kerstfeest met bomen, stalletjes en allerhande knutsels. Ik heb jarenlang in dit hectische wereldje rondgesprongen dus ik spreek uit ervaring. Menig leerkracht heb ik in de kerstvakantie met de benen omhoog zien liggen om “bij te komen” van deze topdrukte. Maar toch… er was geen mooiere tijd in het jaar! Vooral in de periode voor Kerstmis draaide alles om sfeer en warmte. Kinderen zijn daar altijd gevoelig voor, ook nu nog (hoop ik). Verhalen vertellen bij de kerststal met licht uit, gordijnen dicht en kerstboomverlichting en kaarsjes aan. Heerlijk. En ook de traditionele kerstontbijten ’s morgens vroeg of de kerstmaaltijden in de vooravond maakten altijd diepe indruk op de leerlingen. Als het maar donker was en er kaarsjes konden branden kwam de sfeer bijna automatisch het klaslokaal binnen. Daar hoefde je als leerkracht niet echt veel moeite voor te doen. En ondanks de drukte probeerden we ieder jaar ook iets “nieuws”, iets “extra’s” te bedenken. Zo herinner ik me een kerstzangavond op de speelplaats. Een prima idee, want ruim 300 kinderen en hun ouders waren er op afgekomen. Maar uitgerekend die avond was het bitter koud met een scherpe, snijdende wind, zodat van “warm zingen” absoluut geen sprake kon zijn. Na een klein kwartiertje waren we die avond uitgezongen, want de instrumenten waren nauwelijks te bespelen en het klappertanden overstemde de kerstliedjes volledig. De bedoeling was goed, de uitvoering minder; het heeft echter nooit een vervolg gekregen. De warmste herinneringen heb ik aan de kersttoneelstukken en kerstmusicals gespeeld door een klein groepje leerkrachten voor de kinderen. Ooit werd dit idee geopperd tijdens een teamvergadering, maar meer dan één of twee medestanders waren er nooit te vinden, want “druk”, “druk”, “druk”; na jaren waren er eindelijk 6 collega’s enthousiast en al improviserend werd de piepkleine kerstvertelling “Vadertje Panov” (in 10 minuten voorgelezen) opgerekt tot een toneelstuk van 45 minuten, omdat we er allerlei “kersttypetjes” bij verzonnen als een heilsoldate, een rijke, hooghartige dame en een morsige zwerver. Omdat het improvisatie was, pasten we de toon en spanning van het spel aan bij de leeftijdsgroep die als publiek de zaal bevolkte. Dit sloeg zo aan dat de oudercommissie vroeg om een jaarlijks kerststuk, niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de ouders. Na dit schuchtere begin waren er ineens genoeg collega’s te vinden die wilden meespelen en zo hebben we de typische kerstkindermusicals als “Het meisje met de zwavelstokjes” en “Scrooge” (geheel of gedeeltelijk herschreven; mijn vaste
15
“huiswerk” in de herfstvakantie) met veel succes opgevoerd. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de ouders en zelfs voor grootouders. De week voor de kerstvakantie waren er soms twee uitvoeringen per dag om 5 uur en om half 7. Uitputtend, slopend werk, maar heerlijk om te doen en je kon de saamhorigheid tussen kinderen, ouders en school bijna letterlijk aanraken. En dat het gewaardeerd werd bleek laatst weer toen ik een oud‐leerling tegenkwam, die inmiddels ruim volwassen was geworden. Na de gebruikelijke beleefdheden begon ze direct over de kerstmusicals en de indruk die dat op haar gemaakt had. De kersttijd was dus duidelijk in haar schoolherinnering blijven hangen. Gauw maar weer de kerstgroepen en kerststalletjes van zolder gehaald, want de kleinkinderen moeten over jaren hetzelfde kunnen zeggen… Lichtgrijs
16
Goede morgen De eerste foto (gemaakt 1968) hoort bij de tweede, Ons gezin was en is erg hecht met elkaar en af en toe deden we een spel voor onze ouders. Zo ook in 1968. Gelukkig genoeg kleinkinderen om het kerstspel mee te doen. De oudste kleindochter was vertelster en praatte zo het geboorte verhaal van Jezus aan elkaar. Die eerste kerstdag bij opa en oma verliep met veel gelach om het verkleden, maar toen er op‐ getreden kon worden was Jezus er niet, en wachten en wachten, de kinderen werden een beetje humeurig kwam de kleine Robbert, pas geboren binnen. Werd uit de armen van zijn moeder getrokken en zo in de kribbe. Onze ouders waren ontroert dat hun boefies zo lief het kerstspel konden doen. Jaren later waren de kleinkinderen van opa en oma zelf getrouwd en en wilde het kerstspel in herhaling doen. Maar ja er waren maar twee kleinkinderen. Hoe te doen. De jongens wilde wel, nu hun oma zou de rol van vertelster doen, Opa speelde voor Jozef, de jongste kleinzoon was Maria en zijn broertje kreeg de rol van Jozef. Het was een mooi geheel, en dat het niet zonder een lach kon was te begrijpen, Opa zag er prachtig uit met zijn staf als bezem. Opa nu al weer jaren dood, maar oma geniet als met Kerstmis bij de kinderen en Jozef , Maria nu als grote mannen aan het kerst diner zitten en het verhaal van de twee kerstmissen ter spraken komt. Dit was mijn kerst verhaal. Hartelijke groeten Jeanette Haksel en els zus pas lid
17
18