Een delier en wat nu!!! Wat kunnen we doen bij patiënten met een acute verwardheid (delier)? (deel 3) In dit artikel wordt beschreven wat er gedaan moet worden wanneer er aanwijzingen zijn dat de patiënt een delier aan het ontwikkelen is. Het betreft de twee laatste fasen van schema 1: fase 5 vaststellen en behandeling van een delier en fase 6 nazorg voor patiënten die een delier hebben gehad. De eerste 4 fasen van het schema zijn in twee voorgaande artikelen beschreven: 1. “Wat kunnen we doen bij patiënten met een delier (acute verwardheid), voorkomen is beter dan genezen! (deel 1) (Boelens, Izaks) 2. ” Vroegtijdig herkennen van een delier (acute verwardheid) door het gebruik van de DOS (Delirium Observatie Screening) Schaal (deel 2) (Boelens, Wesselius) zijn de eerste 4 fasen van de preventie en behandeling van een delier beschreven. Fasen preventie en behandeling van het delier De volgende fasen kunnen worden onderscheiden bij preventie en behandeling van het delier. Preventie: 1 Opsporen van patiënten die een risico hebben om een delier te ontwikkelen 2 Inschatten hoe hoog het risico is om een delier te ontwikkelen 3 Preventieve maatregelen nemen ter voorkoming van een delier Behandeling: 4 Vroegtijdig herkennen van een delier 5 Vaststellen en behandeling van een delier 6 Nazorg voor patiënten die een delier hebben gehad Schema 1. Fasen preventie en behandeling van een delier
WAT IS EIGENLIJK EEN DELIER? Een delier is een acute verwardheidstoestand van tijdelijke aard. Er bestaan wisselend cognitieve stoornissen, onrust, angst en gedragsveranderingen. Familie en naasten vinden dat de patiënt ‘plotseling’ verward is, of meer verward dan gebruikelijk en zichzelf niet lijkt te zijn Het syndroom is vrijwel altijd het gevolg van een lichamelijke aandoening of het gebruik van (genees)middelen. Kenmerkend voor een delier is het vaak snelle ontstaan van het beeld. Een delier is vrijwel altijd tijdelijk van aard. Slechts in enkele gevallen duurt een delier meer dan een maand. In de praktijk van een algemeen ziekenhuis is de gemiddelde duur zes dagen. Indien een delier en de onderliggende oorzaak niet of onvoldoende worden behandeld, kan een delier ernstiger worden en zelfs tot de dood leiden. Overlijden in een delier is vooral het gevolg van de onderliggende aandoening of het gevolg van het gedrag van de patiënt tijdens een delier. Het wisselend karakter van de stoornis is een van de belangrijkste kenmerken van een delier. De symptomen fluctueren in de loop van de dag en er kunnen perioden zijn van betrekkelijke helderheid. Op sommige momenten is er een adequaat antwoord op een vraag, op andere momenten kan de patiënt alleen frunniken aan de lakens en mompelend, onnavolgbaar praten. Een delier is een indrukwekkend ziektebeeld. Een delier kan zich op verschillende manieren laten zien. De meest extreme vormen van een delier zijn het hyperkinetisch /motorisch onrustig delier en het hypokinetische of stille delier (Boelaarts, Kalisvaart)
DIAGNOSTIEK VAN HET DELIER Voor de diagnostiek van een delier zijn twee stappen belangrijk: 1 Stel vast of de patiënt een delier heeft. 2 Doe verder onderzoek naar de onderliggende somatische oorzaak als de patiënt een delier heeft.
Ad 1. Vaststellen van het delier Er is waarschijnlijk sprake van een delier: - als de patiënt cognitieve stoornissen of hallucinaties heeft - als deze stoornissen in korte tijd ontstaan zijn (uren, dagen) - als de patiënt wisselend adequaat is (raadpleeg het verpleegkundig dossier) Bij de diagnostiek van een delier is het vaak voldoende om met patiënt in gesprek te gaan en te observeren. Bij een ernstig delier vallen de onrust en het fluctuerende bewustzijn, de angstige of juist geagiteerde en verwarde uitdrukking op het gezicht direct op. De patiënt is niet in staat om opdrachten uit te voeren. Bij een mild delier is het beeld soms minder duidelijk aanwezig. Er zijn vaak heldere momenten. Er dient te worden na gegaan of de verwardheid in korte tijd is ontstaan (uren tot dagen). Van belang is om de gestoorde aandacht vast te stellen. Dit kan door observatie en het voeren van een gesprek. In dit gesprek kan beoordeeld worden of er sprake is van een min of meer coherent verhaal. Ook moet patiënt in staat zijn bij verandering van onderwerp mee te gaan. Er wordt geobserveerd of de patiënt de aandacht er bij kan houden. De aandacht kan op verschillenden manieren formeel worden getest. Een voorbeeld daarvan is de patiënten de dagen van de week (of maanden van het jaar) op te laten noemen en dit vervolgens in omgekeerde volgorde te laten doen. Een patiënt met een aandachtstoornis kan de dagen van de week meestal prima opnoemen, maar raakt in de problemen als hij dit in omgekeerde volgorde moet doen. De desoriëntatie, de stoornis in het geheugen, de angst en de waarnemingsstoornis zijn uit te vragen of vallen soms in het gesprek al op. Wanneer verpleegkundigen de DOS Schaal correct invullen, worden ook op andere momenten de symptomen van een delier bevestigd. Het invullen van de DOS Schaal heeft grote waarde, juist vanwege het fluctuerende karakter van het delier Wanneer is vast gesteld dat de patiënt een delier heeft, dient onderzoek te worden gedaan naar de onderliggende oorzaken van het delier.
Ad 2. Opsporen van onderliggende oorzaken van een delier Bij een delier is er sprake van predisponerende (patiënt gebonden) factoren aan de ene kant en precipiterende (uitlokkende) factoren aan de andere kant. Bij een patiënt met bijvoorbeeld cognitieve stoornissen (predisponerende factor) is maar weinig nodig om een delier uit te lokken. Een opname in een ziekenhuis, weg van de vertrouwde omgeving, kan dan al voldoende zijn. Bij een relatief jonge, voorheen zelfstandig functionerende patiënt zal er in een dergelijk geval geen verwardheid ontstaan, maar kan bijvoorbeeld een ernstige infectie wel een delier uitlokken. Bij ernstig zieke patiënten op een Intensieve Care treedt in meer dan 70% van de gevallen een delier op. De belangrijke predisponerende en percipiterende factoren van een delier worden in kader 1 aangegeven.
Belangrijke predisponerende (patiëntgebonden) factoren - Leeftijd van 70 jaar of ouder - Cognitieve stoornissen (en ook eerder delier) - Visus- en gehoorsstoornissen - Stoornissen in de activiteiten van het dagelijks leven (ADL) - Gebruik van alcohol en opiaten Belangrijke precipiterende (uitlokkende) factoren - Infectie (urinewegen, luchtwegen) - Dehydratie - Electrolytstoornissen (hyponatriemie, hypercalciemie) - Medicatie: polyfarmacie, gebruik van geneesmiddelen met psychoactieve werking zoals hypnosedativa, opiaten, histamine-2-receptorantagonisten, antiparkinsonmiddelen en middelen met een anticholinerge werking - Urineretentie en obstipatie - Operatie/anesthesie Kader 1.
Belangrijk bij het optreden van een delier is het zoeken naar een onderliggende oorzaak. Zoals eerder genoemd kan dit bij kwetsbare ouderen soms maar een geringe verandering betreffen en niet altijd is er een duidelijke oorzaak te vinden. Om te beginnen is het van belang de vitale functies te controleren. Is er sprake van koorts? Of hypotensie? De arts zal een lichamelijk onderzoek moeten verrichten, op zoek naar aanwijzingen voor een infectie of bijvoorbeeld een blaasretentie (bij verdenking daarop kan het goed zijn een bladderscan te verrichten). Vaak is aanvullend bloedonderzoek nodig om een infectie, elektrolytstoornissen , dehydratie, hypercalciemie of schildklierfunctiestoornissen op te sporen. Veelal worden een urinesediment of kweek en een thoraxfoto verricht. Bij elke patiënt met een delier moet de medicatie worden geïnventariseerd om te kijken of er middelen zijn die een delier kunnen uitlokken, dan wel verergeren (bijvoorbeeld Amytriptilline (anticholinerg) of Tramadol). BEHANDELING VAN EEN DELIER De behandeling van een delier is drieledig: 1 Behandeling van de onderliggende somatische oorzaak 2 Behandeling van de symptomen van een delier 3 Voorkómen van gevolgen van een delier
1. Behandeling van de onderliggende somatische oorzaak Als een mogelijke somatische oorzaak wordt vastgesteld; bijvoorbeeld een infectie, dan is het van belang dit zo spoedig mogelijk en zo goed mogelijk te behandelen. Vooral bij een ernstig delirante, geagiteerde patiënt kan dit soms moeilijk zijn. Wat bijvoorbeeld als er een indicatie is voor intraveneuze antibiotica en de patiënt verwijderd bij herhaling zijn infuus? De kans bestaat dat de patiënt dan geen antibiotica krijgt. Een belangrijk risico van patiënten met een delier is onderbehandeling. Het kan dan in sommige gevallen noodzakelijk zijn de patiënt te fixeren om zo een optimale behandeling te kunnen geven. Behalve het behandelen van een eventuele infectie is het bij elke delirante patiënt van belang de medicatielijst zorgvuldig te bekijken. Zijn er wellicht middelen die een delier uit kunnen lokken of in stand kunnen houden (zie kader 2). Deze middelen dienen indien mogelijk gestopt te worden. Het is van belang eventuele pijn adequaat te bestrijden, te letten op obstipatie en urineretentie en bij een ernstige anemie een transfusie te overwegen.
Geneesmiddelen die een delier uit kunnen lokken of in stand kunnen houden Geneesmiddelen met belangrijke anticholinerge werking
Stofnaam (merknaam) - alimemazine (Nedeltran) - biperideen (Akineton) - chloorpromazine (Largactil) - cimetidine (Tagamet) - clemastine (Tavegil) - clozapine (Leponex) - digoxine (Lanoxin) - disopyramide (Ritmoforine, Rythmodan) - olanzapine (Zyprexa) - oxybutynine (Didrase) - prednisolon - promethazine (Phenergan) - theofylline (Theolair, Theolin) - thioridazine (Melleretten, Melleril) - tolterodine (Detrusitol) - tricyclische antidepressiva (bijvoorbeeld amitriptyline/Tryptizol, nortriptyline/Nortrilen, clomipramine/Anafranil) - trihexyfenidyl (Artane)
Kader 2.
2 . Behandeling van de symptomen van het delier. Het is van belang de symptomen van een delier zo optimaal mogelijk te behandelen met multidisciplinaire interventies.
Medicamenteuze interventie De medicamenteuze interventies zijn gericht op: 1. hallucinaties en/of wanen 2. motorische onrust Bij een delier wordt al bijna automatisch gedacht aan het toedienen van Haldol (haloperidol). Haldol is een antipsychoticum en vermindert de vaak aanwezige hallucinaties en/of waangedachten. Ook werkt Haldol licht sederend, eventuele motorische onrust wordt er door verminderd. Haldol is het middel van eerste keus bij medicamenteuze behandeling van een delier, tenzij er contra-indicaties bestaan. De meest gebruikelijke begindosering is 2 mg per os om 18.00 uur. Vaak wordt er voor de nacht een benzodiazepine, Temazepam 10 mg of Lorazepam 1 mg, toegevoegd. Is er sprake van erg veel motorische onrust, dan kan er een keer extra Lorazepam worden voorgeschreven. In het geval van een alcoholonthoudingsdelier is het zelfs noodzakelijk een benzodiazepine toe te voegen. Dit omdat het medicijn als het ware de alcohol vervangt in het brein. De belangrijkste bijwerkingen van Haldol zijn extrapirimidale verschijnselen (parkinsonisme). Wanneer iemand bekend is met de ziekte van Parkinson is Haldol gecontraïndiceerd en wordt er meestal gekozen voor het (atypische) antipsychoticum Clozapine. Extra aandachtspunten bij de medicamenteuze behandeling: - bij ouderen >70 jaar is 5 mg Haloperidol per os per etmaal de maximale dosering - Haldol per os werkt pas optimaal na enkele uren! - geef je Haldol en Lorazepam intramusculair of intraveneus dan reken je ongeveer 50% van de dosering per os. - Haldol en Lorazepam kunnen samen in een injectiespuit of infuus worden gedaan. -
Het is echter niet altijd nodig om medicatie te geven bij een delier. Wanneer iemand niet erg onrustig is en niet angstig is, kan beter eerst worden afgewacht. De verpleegkundige interventies en behandelen van het onderliggend lijden kunnen dan voldoende zijn.
Verpleegkundige interventies. Een delirante patiënt betekent bijna altijd dat je te maken hebt met complexe verpleegproblemen. Vaak zijn er behoorlijke somatische problemen met een aantal psychische problemen. Het is dan ook een uitdaging om goede zorg op maat te leveren. Dit vraagt veel kennis, geduld en creativiteit! In veel ziekenhuizen kun je een beroep doen op collega verpleegkundig consulenten/ verpleegkundig specialisten van de afdelingen geriatrie of psychiatrie. Zij kunnen mee denken over de juiste interventies! De verpleegkundige interventies zijn gericht op: wisselend bewustzijn en verminderde aandacht hallucinaties en wanen. inadequate reactie van familie cognitieve stoornissen verminderd gehoor verminderde visus verstoorde slaap- en waakpatroon
Wisselend bewustzijn en verminderde aandacht Dit zijn de kernsymptomen van een delier. Houdt er rekening mee dat een patiënt zich door dit wisselende bewustzijn steeds anders presenteert. • Houd de communicatie simpel en begrijpelijk •Laat de patiënt zoveel mogelijk zelf doen. •Maak regelmatig een kort praatje en sluit aan bij de interesses van de patiënt •Geef voeding en vocht zoveel mogelijk oraal •Mobiliseer de patiënt zo snel mogelijk •Zorg ervoor dat sondes/drains etc. z.s.m. verwijderd worden. •Zorg voor een overzichtelijke/ opgeruimde omgeving. •Bij een hyperactief delier bij voorkeur een eenpersoons kamer en weinig prikkels • Bij een hypoactief delirium bij voorkeur een meerpersoons kamer en wat meer prikkels/ stimulans.
Hallucinaties en wanen. Bij een delier kan de waarneming van de patiënt verstoord raken. De patiënt heeft dan soms last van hallucinaties. Meestal gaat het om visuele hallucinaties, d.w.z. de patiënt ziet zaken die voor hem levensecht zijn, maar niet in de realiteit bestaan. Ook kunnen er akoestische hallucinaties voorkomen; de patiënt hoort dan stemmen of geluiden. In het geval van verstoord denken, treden er soms wanen op; de patiënt is dan vaak achterdochtig. De patiënt denkt bijvoorbeeld dat er een spelletje met hem wordt gespeeld, maar kan ook denken dat men het in het ziekenhuis op zijn leven heeft voorzien. Hallucinaties en wanen leiden vaak tot angst. •Zorg dat de patiënt je goed kan zien als je in de kamer bent •Beweeg op een rustige manier
•Ga niet in discussie over de waarnemingen of overtuigingen van de patiënt, zeg wel dat jij het
anders ziet. •Richt je op de onderliggende emoties “u maakt een angstige indruk” •Wees alert op eventuele agressie die uit de wanen of hallucinaties ontstaan •Ga bij extreme angst wel mee in de wanen of hallucinaties. Jaag op verzoek bijvoorbeeld de beestjes van de kamer, maar blijf aangeven dat jij het anders ziet. •Geef de patiënt op de voorgeschreven tijden de antipsychotica. Als de patiënt dit vanuit achterdocht weigert, overleg dan met de arts over eventuele parenterale toediening hiervan. •Controleer altijd of de patiënt de medicatie wel inneemt. •Leg op een helder moment aan de patiënt uit hoe wanen/ hallucinaties ontstaan en vertel dat ze bij het ziek zijn horen. Gebruik bijvoorbeeld het woord “ijlen” wat veel mensen wel kennen bij koorts. • Overweeg de familie bij de zorg te betrekken (Rooming in)
Inadequate reactie van familie Ook voor partners en naasten is een delier vaak een beangstigende ervaring. Ze schrikken vaak erg van de plotselinge verandering in gedrag die er optreedt. Vaak heeft familie een positieve invloed op de patiënt, maar als er te weinig kennis en vaardigheden bij hen aanwezig is, kan dit ook geheel averechts uitpakken. • Leg uit wat een delier is en wat er aan behandeling wordt gedaan •Ondersteun deze informatie eventueel met schriftelijke informatie (zie folder op
www.delirant.info) •Observeer hoe de communicatie verloopt en geef waar nodig instructies • Geef familie ruimte hun verhaal te doen en verwijs eventueel naar de verpleegkundig consulent geriatrie of psychiatrie.
Cognitieve stoornissen •Leg regelmatig uit aan patiënt waar hij is en met welke reden •Maak gebruik van klok, kalender, vertrouwde voorwerpen van thuis •Indien nodig, maak kamer, toilet en badkamer herkenbaar •Gebruik een nacht lampje voor de oriëntatie ’s nachts •Zet zoveel mogelijk dezelfde verpleegkundigen in •Zorg dat patiënt naar huiskamer kan of maak een dagprogramma •Informeer partner/naasten en houd op de hoogte van dagelijkse dingen
Bij verminderd gehoor •Maak gebruik van hulpmiddelen zoals gehoorapparaat, zonodig dagelijks instructie •Spreek duidelijk
Bij verminderde visus •Maak gebruik van hulpmiddelen zoals bril
Bij verstoorde slaap- en waakpatroon •Stimuleer de patiënt overdag tot activiteiten en lichamelijke beweging Bij alle interventies zijn observaties van belang. Gebruik de Delirium Observatie Screening Schaal (DOSS) om op een systematische wijze de symptomen van een delier te observeren en te registreren.
3. Voorkómen gevolgen van een delier De gevolgen van een delier kunnen velerlei zijn, van minder ernstig tot desastreus. Patiënten trekken hun neussonde uit met als gevolg aspiratie, of stappen uit bed. Ook uitputting van de patiënt door angst kan fataal zijn, zeker als de patiënt al verzwakt is. De volgende praktijkvoorbeelden laten zien dat de gevolgen van een delier van minder ernstig tot zeer ernstige kunnen zijn. Mevrouw van der Laan vergeet door haar verwardheid/desoriëntatie om haar medicatie, eten en drinken te nemen. De medicatie, eten en drinken blijft vaak op het nachtkastje staan. Dhr Meyer is motorisch zeer onrustig, doet steeds zijn benen over de bedrand heen en is zeer angstig door de hallucinaties/wanen. Denkt dat hij in een crematorium is en dat hij levend wordt verbrand. Hij stapt uit bed om te vluchten en valt. In eerste instantie lijkt bij de val niets gebroken te zijn. Na een aantal uren blijk het bewustzijn van de heer Meyer te dalen. Hij raakt bewusteloos. Bij nader onderzoek blijk patiënt op zijn hoofd te zijn gevallen en een subdurale bloeding te hebben. Gezien zijn slechte conditie en zijn slechte levensverwachting wordt in overleg met de familie besloten om niet te opereren. Een aantal dagen na de val overlijdt de heer Meyer. De ogenschijnlijke minder ernstige gevolgen kunnen zeker het begin zijn van een neerwaartse spiraal. Het mag duidelijk zijn dat ernstige gevolgen kunnen leiden tot een nieuwe operatie, langdurig verblijf op de Intensive Care en het overlijden van de patiënt. De volgende verpleegkundige interventies zijn van belang bij het voorkómen van de gevolgen van een delier: voorkómen van onjuiste en onvolledige inname van medicatie voorkómen van onvoldoende inname van vocht en voeding voorkómen van letsel (bij zichzelf of bij anderen)
Voorkómen van onjuiste en onvolledige inname van medicatie Draag er zorg voor dat de juiste medicatie op het juiste tijdstip gegeven wordt. Zie er op toe dat de medicatie inderdaad ingenomen wordt.
Voorkómen van onvoldoende inname van vocht en voeding Ga bij de familie na wat de patiënt gewend is te eten en te drinken. Stimuleer tot regelmatige inname van voeding en vocht. Houd een voeding- en vochtlijst bij.
Voorkómen van letsel (bij zichzelf of bij anderen) Zorg voor frequent contactmomenten en overweeg de familie bij de zorg te betrekken (Rooming in) Probeer familie in te schakelen bij gevaar voor letsel; ‘rooming in’ van de naaste kan vaak voorkomen dat een patiënt gefixeerd moet worden. Medicatie kan onrust en eventuele agressie verminderen, maar verhoogd door het versuffende effect het valrisico. De voor- en nadelen in een multidisciplinair overleg zorgvuldig afwegen. Leg de patiënt uit hoe er hulp moet worden ingeroepen en leg regelmatig de werking van de bel uit (zorg dat de bel altijd binnen handbereik is!) Wanneer het niet anders kan bij een wilsonbekwame patiënt en groot gevaar voor letsel, zorg dan voor vrijheidsbeperkende interventies, zoals een Zweedse band en/of pols/enkelbanden. Volg hierbij voor optimale veiligheid de richtlijnen en protocollen die in het ziekenhuis gebruikt worden.
Neem beschermende maatregelen. Bespreek de vrijheidsbeperkende maatregelen met collega verpleegkundigen en de arts en met partner/naasten.* * Wettelijk gezien is de behandelend arts verantwoordelijk voor het besluit om een patiënt al dan niet te fixeren en de arts moet ten minste van dit besluit op de hoogte zijn. In geval van acuut risico op letsel moet de verpleegkundige volgens de norm van 'goed hulpverlenerschap' handelen. Artikel 475 van de WGBO.
De vrijheidsbeperkende maatregelen mogen nooit zomaar worden toegepast en al helemaal niet als eerste interventie. Verpleegkundigen moeten het risicogedrag goed analyseren, vrijheidsbeperkingen goed toepassen en het aantal vrijheidsbeperkende interventies, indien mogelijk, verminderen. Vrijheids beperking kan de patiënt onnodig schade berokkenen. NAZORG VOOR PATIËNTEN DIE EEN DELIER HEBBEN GEHAD
Bij ontslag uit het ziekenhuis Wanneer de patiënt met ontslag gaat is het van belang om na te gaan of patiënt en zijn familie voldoende zijn geïnformeerd over het delier. Vertel de patiënt en zijn familie dat de kans groot is dat er bij een volgende lichamelijke ziekte opnieuw een delier kan ontstaan. - Adviseer de familie om contact op te nemen met de huisarts indien de patiënt opnieuw in de war raakt. De verwardheid kan een eerste signaal zijn van een lichamelijke ziekte of aandoening. De huisarts kan eventueel verder onderzoek doen en zo nodig medicatie voorschrijven. - Informeer de huisarts over het doorgemaakte delirium. Zowel voor de huisarts als voor andere behandelende artsen is het belangrijk om te weten dat een patiënt een delier heeft doorgemaakt. Een nieuw delier kan voor de huisarts een reden zijn om verder onderzoek te doen naar de onderliggende oorzaak en deze in een vroeg stadium te behandelen. Bij een volgende opname is het van belang om te weten of patiënt eerder een delier heeft gehad. Omdat een eerder doorgemaakte delier het risico op het ontstaan van een volgend delier vergroot. De behandelend arts en het verpleegkundige team dienen dan preventieve maatregelen te nemen om het risico op het ontstaan van een nieuw delier te verkleinen. Deze maatregelen zijn uitgebreid beschreven in het eerste artikel “Wat kunnen we doen bij patiënten met een delier (acute verwardheid), voorkomen is beter dan genezen! (deel 1) (Boelens, Izaks). -
Nazorg Per patiënt kunnen de herinneringen aan een delier sterk verschillen. Er zijn patiënten die zich van deze periode niets meer herinneren. Ook zijn er patiënten die zich deze periode levendig herinneren, waarbij gevoelens van angst, onbegrip en soms ook schaamte een rol spelen. Een bijna 90 jarige vrouw die zeer angstig is geweest omdat ze “door mannen met enge ogen werd meegenomen in een kelder”. Of een ander voorbeeld van een 70 jarige man die het gevoel had dat hij in een machinefabriek lag en angstig werd omdat hij door de machine samengeperst zou worden. Voor deze mensen is een “verpleegkundig nazorg spreekuur delier” van belang. Dit spreekuur is gericht op het begeleiden van de patiënt en familie: - begeleiding bij de verwerking van gevoelens van o.a. angst, onmacht, schaamte, schuldgevoelens of onbegrip - praten over wat er is gebeurd - beantwoorden van vragen - uitleg geven over een delier, oorzaken en risicofactoren benoemen die kunnen leiden tot een volgend delier
- uitleg geven over klachten die nog een tijdje kunnen blijven bestaan zoals concentratie en/of geheugenproblemen. In het UMCG kunnen patiënten voor verpleegkundige nazorg op het Universitair Centrum Ouderengeneeskunde (UCO) terecht. TOT SLOT Om de vraag te beantwoorden: “Wat kunnen we doen bij patiënten met een acute verwardheid (delier)? “, kunnen we kort en bondig het volgende antwoord geven: een delier is een belangrijk alarmsymptoom, te vergelijken met koorts en dient als zodanig te worden benaderd. Niet wachten tot anderen (medepatiënten, verpleegkundige) er last van hebben, maar actie ondernemen omdat de patiënt er last van heeft! Kortom vroegtijdig signaleren moet leiden tot sneller ingrijpen, waardoor de patiënt een minder ernstig delier ontwikkeld.
Geraadpleegde literatuur/bronnen Boelaarts,L. & Kalivaart,K. Psychische aandoeningen bij ouderen: dementie, delier en depressie In T. van der Kruk, C. Salentijn & M. Schuurmans (redactie), Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Utrecht LEMMA BV. Boelens, A.M. & Izaks, G.I (2010). Wat kunnen we doen bij patiënten met een delier (acute verwardheid)? “Voorkomen is beter dan genezen” (deel 1). Nurse Academy, jaargang 2, nummer 2, 68-71. Boelens,A.M. & Wesselius,R. (2010). Vroegtijdig herkennen van een delier, door het gebruik van de delirium Observatie Screening Schaal |(deel 2). Nurse Academy, jaargang 2, nummer 4, 6972. Kalisvaart K. ‘Primary prevention of delirium in the elderly’ (proefschrift). Universiteit van Amsterdam, december 2005. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Richtlijn delirium (2004)Boom, Amsterdam Website www.delirant.info
Auteurs Drs Mieke (A.M.)Boelens Verpleegkundig consulent Ouderengeneeskunde Universitair Centrum Ouderengeneeskunde Universitair Medisch Centrum Groningen Drs Suzanne (S) Festen Internist Ouderengeneeskunde Universitair Centrum Ouderengeneeskunde Universitair Medisch Centrum Groningen Rien (W.M) van Voorst Verpleegkundig specialist Universitair Centrum Psychiatrie Universitair Medisch Centrum Groningen