Het begin: door het konijnenhol
Een bloedovergoten dageraad
“Door het konijnenhol”
Op 29 november 2008 om 00.28 uur veranderde mijn leven.
1 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Eigenlijk geloof ik niet in inleidingen en voorwoorden. Ik vind dat de verhalen voor zich dienen te spreken. Toch is de aanleiding van deze bundel zo persoonlijk dat een voorwoord onvermijdelijk is. Hoewel ik het persoonlijke nooit schuw en van mening ben dat ieder verhaal, hoe fantastisch of fictief ook, een autobiografische kern met zich meedraagt, is dit boek misschien wel het meest autobiografische wat ik heb geschreven. Niet in de letterlijke zin. De verhalen hier zijn geen autobiografische schetsen. Om Vonnegut uit zijn boek Slapstick maar te citeren; dit boek is autobiografisch “over hoe ik het leven aanvoel”. Veel van mijn angsten staan in deze bundel verwoord. Normale angsten. Zoals de angst voor het ouder worden of vaderschap. Maar ook irreële angsten, die vooral de afgelopen jaren vorm hebben gekregen.
Op 29 november 2008 om 00.28 uur veranderde namelijk mijn leven. Op deze dag “knakte” er iets. Op deze dag werd ik slachtoffer van wat ze in de volksmond “zinloos geweld” noemen.
Het was überhaupt een vreemde periode voor mij. Ik had twee weken daarvoor te horen gekregen dat mijn vriendin zwanger was en dat ik vader zou worden. Tegelijkertijd zou mijn eerste boek In het gesteente van Ararat worden gepubliceerd. Dingen kwamen samen. Zo voelde het tenminste. Ik had het gevoel dat ik op een kruispunt stond, dat ik plotseling de wereld bij zijn staart had. Een kind. Een nieuwe baan en een aankomend boek. Toch was het euforische gevoel in één klap verdwenen. Alle verwachtingen en emoties werden in een enkel moment weggevaagd. Ik vind het verschrikkelijk om dit te bekennen. Maar als ik eerlijk ben, en in het schrijven dient een schrijver altijd eerlijk te zijn, hoe gruwelijk ook, heeft dat enkele incident ontzettend veel emoties in me los gemaakt.
Geweld trekt namelijk een rode streep door alles. Geweld vreet zich als een zuur door al het reële heen.
2 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Ik kan niet uitleggen wat zo’n moment met je doet. Je ligt nachten wakker. Je krijgt op de meest vreemde plaatsen en tijdstippen zweet- en angstaanvallen, en de eerste weken durfde ik de niet op straat. Het vreemde van zinloos geweld is juist de willekeur ervan. Als je betrokken raakt bij een bargevecht of een uit de hand gelopen ruzie, dan heb je veelal (onbedoeld) zelf een aandeel in de escalatie, je hebt een aandeel in het geweld. Misschien heb je iets gezegd, geduwd of getrokken, wat uiteindelijk tot vijandigheid leidde. Als je een slachtoffer bent van een beroving, dan is er een specifiek doel. Je krijgt misschien klappen, maar als de belager zijn doel heeft bereikt, dan houdt het geweld vaak op (hopelijk). Bij zinloos geweld is dat niet zo, bij zinloos geweld ben jij het doel. Jij bent het object. Het doel van zinloos geweld is om jou pijn te doen.
Bij mij begon de nachtmerrie op de hoek van de Vijzelgracht en het Weteringcircuit in Amsterdam. Ik kwam net van een conferentie vandaan, toen er plotseling uit een bar een jongen op me afstapte. Hij was niet ouder dan twintig, maar ik zag onmiddellijk aan zijn houding, en zijn ogen, dat er iets niet klopte. Er was een starheid en houterigheid in zijn bewegingen, een directheid, die niet overeen kwam met de bewegingen die mensen maken als ze op iemand afstappen. Wat ik me nog het meest herinner waren zijn zwarte ogen. Deze waren groot en glansden. De pupillen drukten de kleur van zijn irissen weg. ‘Waar is een feestje?’ vroeg hij, alsof ik een kaart met alle feestjes in Amsterdam in mijn binnenzak had. Geen “hallo” of een groet, of zelfs maar een glimlach, slechts deze enkele zin: Waar is een feestje? Tegelijkertijd kwamen twee van zijn vrienden ook uit de bar. ‘Ik weet het niet,’ zei ik, heel nadrukkelijk, terwijl ik de muziek op mijn mp3-speler iets zachter zette. ‘Ongetwijfeld ergens bij het Leidseplein.’ Op dat moment gingen bij mij alle registers van de trainingen die ik over geweld heb gehad open. Blijf rustig. De-escaleer. Blijf de persoon aankijken en blijf te allen tijde vriendelijk, maar hou tegelijkertijd ook je afstand. Ik knikte bemoedigend en liep vervolgens om hem heen, en draaide mijn mp3-speler iets harder zodat ik hem en zijn vrienden niet langer hoorde. Pearl Jam schalde in mijn oren en het was ironisch genoeg het liedje “Animal”, waarin de tekst “Why would you wanna hurt me, so frightened of your pain” later een vreemde bijklank zouden krijgen.
In mijn ooghoeken zag ik dat ze nu alle drie achter me aanliepen. ‘Hee!’ riep de overduidelijke leider van de groep. De jongen met de zwarte ogen. ‘Hee! Ik wil weten en waar hier
3 / 17
Het begin: door het konijnenhol
godverdomme een feestje is.’
Je kunt op dit soort momenten een aantal dingen doen en je gedachten gaan plotseling razendsnel. Je zoekt een uitweg. Kijkt naar auto’s. Zoekt omstanders. Het is werkelijk een gevoel van vechten of vluchten. Ergens bij de Weteringstraat trok hij aan mijn jas.
Ik had me op dat moment onbedoeld in een zeer benarde positie gemanoeuvreerd. Ik stond met mijn rug naar de Weteringstraat toe, terwijl de drie jongens zich om me heen opstelden. Mijn uitweg naar de Weteringschans werd op deze manier afgesneden. Ik kon niet naar de hoofdstraat.
Voor degenen die nooit op de Weteringschans zijn geweest, dit is een brede straat die uiteindelijk naar het Leidseplein leidt, een van de vele uitgaanscentra in Amsterdam. De straat waar ik met mijn rug naartoe stond (de Weteringstraat) is een donker zwart gat dat eindigt in een doolhof van stegen. Ik keek nog even achterom of ik de straat in moest gaan, maar zag tegelijkertijd dat daar niemand was. Geen bar. Geen mensen. Alleen duisternis. Ik bedacht me onmiddellijk dat als ik de straat in zou lopen, ik niets meer kon doen. Ik kon niet vluchten of wegrennen of zelfs schreeuwen. Niemand zou me horen of zien. Instinctief wist ik dat ik de Weteringschans op moest. Ik moest naar plekken waar mensen waren.
‘Ik vroeg aan jou,’ zei de leider van de groep, terwijl hij mijn jas steviger vasthield. ‘Waar… is… hier… een… feestje?’ En met iedere klemtoon trok hij met zijn gebalde hand mijn kleding
4 / 17
Het begin: door het konijnenhol
strakker vast. ‘Ik weet het niet,’ stamelde ik. ‘Daar,’ en ik wees naar het Leidseplein, ‘daar is een feestje. Ik ga die kant op,’ zei ik zo vriendelijk mogelijk en wees naar de Weteringstraat achter me, in de hoop dat ze me met rust zouden laten. ‘Ik ga naar huis.’
‘Daar ga je niet naartoe,’ zei hij, terwijl hij zich breder maakte en dichterbij kwam staan. ‘Je liegt namelijk.’ En nu wist ik zeker dat ik me hier niet uit kon praten. Dat alle trainingen met agressie die ik als docent had gehad geen betekenis zouden hebben. Deze jongens wilden vechten en er was niets dat ik kon zeggen of doen.
Dit geeft een gevoel van machteloosheid en angst, alsof je noodlot al is besloten. Je bent op het verkeerde tijdstip, op de verkeerde plek. De andere twee jongens achter hem lachten en keken hun vriend bemoedigend aan.
‘Heus, ik moet naar huis,’ zei ik. En op het moment dat ik dit zei, had ik een kleine opening. Een van de drie openingen die ik deze avond zou krijgen. Er kwam namelijk een auto achter mij de Weteringstraat uit rijden richting de Weteringschans. Het was een geluk bij een ongeluk, want door de auto, zo berekende ik, moest mijn belager een stap naar achteren doen en kwam de auto onbedoeld een seconde tussen ons in te staan. Terwijl de auto dit deed, en toen zowel mijn belager en ik ruimte voor de auto maakten, tikte ik in paniek tegen het raam. Ik zag slechts een angstig gezicht van de bestuurder naar me opkijken – ook hem was de agressie in de lichaamstaal opgevallen – voordat deze snel optrok en linksaf de Weteringschans op reed. Vanaf dit punt is alles in mijn geheugen vaag, maar tegelijkertijd glashelder. Ik herinner me details, maar mis het complete plaatje. Ik herinner me dat ik pal voor de auto, nog voordat die optrok, de Weteringschans oprende, richting Leidseplein, terwijl ik de jongens achter mij hoorde joelen. Ergens op de kruising van de Museumbrug en de Nieuwe Spiegelstraat hield ik een aankomende taxi aan. Ik herinner me dat de taxi stopte, dat ik op de ruit tikte, dat ik schreeuwde dat hij de politie moest bellen en dat ik als een krankzinnige aan de portier rukte. Ik herinner me ook dat hij het raampje en de deur niet opendeed. Plotseling voelde ik iets in mijn
5 / 17
Het begin: door het konijnenhol
nek (een elleboog, zo bleek achteraf) en werd ik tegelijkertijd in mijn ribben gestompt (dit bleek achteraf een trap te zijn.) Ik viel. Voelde vervolgens een klap tegen mijn dijbeen (weer een schop) en krabbelde – God mag weten hoe – snel weer overeind.
Het is goed om te beseffen dat, anders dan in boeken of films, logica op dit moment geheel verdwijnt. Je waarneming wordt een tunnel. Je ziet fragmenten en flitsen. Maar de cohesie ontbreekt. Zo herinner ik me dat de taxi wegreed en dat ik tegelijkertijd de andere twee jongens aan de andere kant van de straat naar me toe zag rennen. Ik herinner me ook dat mijn belager een glimmende blauwe jas had en dat hij nu op mijn gezicht stompte en dat ik hem instinctief afweerde, zo goed en kwaad als ik dat kon. Op dat moment kwam misschien mijn tweede opening van de avond. Terwijl ik omhoog kroop, kwam er een andere auto aanrijden, dit keer vanuit de Museumbrug richting de Nieuwe Spiegelstraat. Hij kwam direct op ons af.
Je brein, zo heb ik geleerd, is een bizar en vreemd orgaan, gericht op overleving. Het kan gedachten afsluiten, taken afstoten, soms zet het zelfs hele organen stil, als het lichaam in gevaar is. Als ik erop terugkijk, had ik op dat moment, zonder het te beseffen, al een gekneusde nekwervel, een gekneusde rugwervel, een doorgeslagen knie en drie gekneusde ribben, toch voelde ik geen seconde pijn. Ik stond op alsof er niets aan de hand was en berekende koud mijn kansen. Ik zag onmiddellijk dat de auto die op ons af kwam moest remmen en dat, als ik opzij sprong, de auto tussen mijn belager en mezelf in kwam te staan. Hij zou me waarschijnlijk scheppen, maar deze tiende-seconde zou me een voorsprong geven zodat ik de Weteringschans op kon rennen richting het Leidseplein. Dit was een koele berekening. Meer niet. Mijn hersenen werkten geheel zelfstandig, met de snelheid van het licht, zonder emotie of gevoel. Ze richtten zich op vluchten. Al het andere – angst, pijn – werd weggedrukt. De auto gierde met zijn remmen, raakte mijn linkerscheen – die de volgende dag donkerblauw zou worden – maar gaf me het momentum waar ik op hoopte. Mijn belager sprong naar achteren en ik rende met een kleine voorsprong de Weteringschans in. Ik weet nog hoe mijn belager vloekte en hoe ik in mijn ooghoeken zag hoe hij en zijn handlangers onmiddellijk om de auto snelden en de achtervolging inzetten.
6 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Ik rende, zoals ik zelden in mijn leven heb gerend. Alles was helder. Ik zag de gele straatverlichting, de huizen en de grote monumentale bomen die over de Weteringschans hingen. Ze flitsten als schaduwen langs me heen. Ik zag zelfs hoe de straatverlichting in de wind zwierde, waardoor de schaduwen tussen de straattegels groeiden en krompen. Ik besefte ook iets anders, met dezelfde instinctieve zekerheid: als ik nu over de oneven tegels zou struikelen of achterom zou kijken, zou ik ter plekke vallen en zouden alle drie de belagers bovenop me springen en zou ik niets meer kunnen doen.
Dit was slechts een constatering. Meer niet.
Later heb ik geleerd dat iedereen die zoiets meemaakt, een moment heeft waarin de gebeurtenis een trauma wordt. Een moment waarin er letterlijk iets in je hoofd knakt, waarop je hersenen niet alleen een dosis neurotransmitters en adrenaline aanmaken die later nog op een CT-scan zou oplichten, maar dat er fundamenteel iets in je denken en kijken verandert. Dit is niet alleen iets psychologisch, maar ook fysiologisch. Het is onder een mri-scan zichtbaar. Je hersenen, en voornamelijk je hersenstam, maken overuren, waardoor je lichaam adrenaline blijft aanmaken en je spieren continu gespannen zijn. Je verdwijnt dus als het ware net zoals Alice in het konijnenhol en komt er aan de andere kant groter, kleiner of uitgerekt en vertekend uit.
De wereld wankelt en vanaf dat moment is niets meer hetzelfde.
7 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Voor mij kwam dat moment daar op de Weteringschans, in dat kleine stukje tussen de Museumbrug en het Kleine Gartmanplantsoen, vlakbij het Leidseplein. Niet bij de taxi toen ik de klappen en schoppen ontving. Niet op het moment dat de rijdende auto mijn scheen en knie schraapte, nee het was daar toen ik over de Weteringschans rende en de straat plotseling als kauwgom werd uitgerekt.
Ik heb sindsdien nog vele keren over die straat gelopen. In het begin voor mijn therapie, later omdat deze straat de snelste weg naar mijn huis is. Maar nog steeds voel ik mijn hart daar in mijn borst bonzen. Nog steeds voel ik hoe het bloed door mijn hoofd gonst. Het verbaast me steeds weer hoe kort dit stukje van de straat eigenlijk is. Niet meer dan 500, hooguit 700 meter, toch leek het die avond meer dan twee kilometer.
Maar dat was niet het ergste. Dat was niet wat me nachten wakker hield, en wat ik nog maanden, zelfs jaren, in mijn hoofd kon horen. Het echte trauma, de echte breuk, was hun honende gelach. Ze hadden plezier in dit moment. Een dierlijk plezier. Zoals een jager plezier heeft als hij zijn prooi najaagt. Terwijl ik alleen nog maar aan de straattegels en aan mijn zwangere vriendin kon denken, gierden zij van het lachen en stookten elkaar op. ‘Pak hem,’ hoorde ik ze schreeuwen. ‘Sla hem in elkaar.’
‘Sla zijn gezicht tot moes.’
8 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Dit is misschien wel het meest indringende van geweld. De klappen overleef je. Die verdwijnen. Zelfs de pijn in je ribben en nek kan met pijnstillers worden verstomd. Maar dat gelach. Dat verschrikkelijke gelach. Dat weet zich tot in je kern door te vreten, dat weerkaatst continu als een lege echo in je hoofd. Op dat moment besef je dat je een object bent. Een wegwerpspeeltje. Je bent een omhulsel, een doel an sich en het plezier draait allemaal om jouw pijn.
Jouw pijn brengt hun namelijk plezier en genot. Ze willen jouw bloed zien vloeien.
Dat maakt het geweld niet alleen pijnlijk en angstig, maar ook smerig en plakkerig. Het is onbedoeld intiem. Het nestelt zich in je. Het is een invasie van je autonomie, je zelfbeschikking, zelfs van je zelfbeeld. Een invasie van de kern van je wezen. Op wie je bent. Hun drang naar geweld, hun wereldbeeld, wordt plotseling jouw wereldbeeld. Hun denken wordt jouw denken. Het is een absolute inbreuk en dat besef maakt je van binnen vies.
Ergens bij Paradiso stond ik stil. Er stond een lange rij voor een concert te wachten en ik herinner me dat ik schreeuwde en vertelde dat drie jongens me najaagden en dat ik hulp nodig had. Ik weet niet wie (misschien de derde opening van die avond), maar een groepje jongens heeft me in de rij getrokken en vormde vervolgens tussen mij en mijn belagers een muur. De hoofdbelager had me inmiddels ingehaald, had mijn jas te pakken en probeerde me uit de rij te sjorren, terwijl de jongens in de rij hem terugduwden, zodat mijn belager nu een gevecht met hen begon.
9 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Ik heb die jongens nooit kunnen bedanken, nooit kunnen zeggen dat namens hen de boel niet verder escaleerde, dat ze misschien, hoewel ik dit nooit zeker zal weten, mijn leven of in ieder geval mijn zelfbehoud hebben gered. Wat volgde is voor mij een vlaag. De politie was snel ter plaatse. Ze hadden, zo bleek achteraf, telefoontjes van de automobilist en de taxichauffeur ontvangen; ook had een agent in burger, die net naar huis fietste, de hele gebeurtenis gezien. In de rechtszaak die acht maanden later zou volgen, werd mijn verklaring door zijn getuigenis bevestigd. Dat maakte de rechtszitting bij voorbaat een gedane zaak.
Van de avond zelf herinner ik me bijna niets meer, behalve dat ik pas op het politiebureau de pijn in mijn nek, rug en knie voelde en dat ik die nacht – de eerste van een hele reeks slapeloze nachten – voor het eerst non-stop heb gehuild.
Geweld doet iets. Geweld is smerig. Geweld is een donker konijnenhol waar je niet uit kunt ontsnappen. Geweld plakt onder je huid.
Ik wil je niet vermoeien met het trage herstel van mijn trauma of de werking van het Nederlandse justitiële apparaat. Ook wil ik hier geen klaagzang houden over mijn ervaringen, want mijn ervaring steekt bleek af bij de verhalen over geweld die ik bij slachtofferhulp heb gehoord. Beoordeeld naar de ernst van het geweld valt deze ervaring onder een “lichte mishandeling”, wat impliceert dat er veel zwaardere mishandelingen zijn die nooit het nieuws halen; waarvan het slachtoffer zelf misschien niet eens naar de politie gaat. Misschien zelfs uit angst dat er repercussies volgen.
10 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Sindsdien hebben veel van mijn vrienden tientallen vragen gesteld. Vragen die ik misschien ook zou stellen, als ik niet zoiets indringends had meegemaakt. Waarom heb ik niet teruggevochten bijvoorbeeld, waarom ben ik gevlucht? Omdat vluchten op dat moment mijn enige optie was en ik dit instinctief aanvoelde. Ook is me wel eens gevraagd waarom deze ervaring zoveel indruk op me had gemaakt. Ik ben immers niet met spoed in het ziekenhuis opgenomen, ik heb niet halfdood op de straattegels gelegen. Ik denk dat hier geen makkelijk antwoord op is. Mensen ervaren dingen anders. Wat voor de één een incident is, is voor de ander iets groots. Ik denk dat andere factoren – gebeurtenissen in je jeugd, je temperament, het moment zelf – een rol spelen in hoe je zoiets ervaart. Er zijn hier geen meetlatten of vergelijkingsmodellen. Ervaringen zijn slechts dat: dingen die worden gevoeld. Wat ik wel weet is dat, als ik was gevallen of terug had geslagen, het eindresultaat anders zou zijn geweest. Dat ik hier misschien niet eens had gezeten. Nee, dat denk ik niet, dat weet ik. Op dezelfde instinctieve manier.
Voor mij eindigde dit incident in eindeloze nachtmerries, angstaanvallen en onbestemde gevoelens, en de dwangmatige noodzaak om de sloten op mijn voordeur om de vijf minuten te controleren. In de eerste maanden van de zwangerschap werd ik door deze gevoelens en nachtmerries opgeslokt.
Officieel spreken ze in de psychiatrie eerst over een “acute stress-stoornis”. Pas na zes weken van aanhoudende klachten verandert de “acute stress-stoornis” in de alom bekende “post-traumatische stress-stoornis”, oftewel ptss. Zes weken waarin ik me in een stroperige schemerzone voortbewoog, om alles moest huilen en de deur niet zonder medicatie uitkwam. Of avonden waarin ik niet stil kon zitten en uit mijn huid knapte omdat ik er zeker van was dat ze nog steeds achter me aanrenden, dat ik nog steeds niet veilig was.
Dit heeft, zoals ik eerder schreef, niet alleen een psychologische maar ook een fysiologische oorzaak. Angst kleeft. Angst stinkt. Angst is een rode streep. Angst is oneindig. Na het konijnenhol is niets meer hetzelfde. Je lichaam blijft adrenaline aanmaken. Je bent continu alert
11 / 17
Het begin: door het konijnenhol
op alle bewegingen om je heen.
In mijn traject van herstel, heb ik uiteindelijk veel aan “Eye Movement Desensitization and Reprocessing” (EMDR) gehad. Veel maar niet alles. EMDR is een methode waarbij je het trauma herbeleeft en door middel van oogbewegingen de gebeurtenis een plek probeert te geven. Het idee is, dat de verbindingen in je hersenen zich weer gaan herstellen, zodat je lichaam zich niet de hele tijd in de vecht- of vluchtmodus verkeert. De klachten werden minder, maar gingen niet weg. Ik denk dat ze nooit geheel weg zullen gaan. Ik denk dat een deel van mij altijd achterom zal blijven kijken. Een deel van mij rent nog steeds door die verdomde straat.
Wat me ook hielp in dit proces, was een zeer oude therapie, namelijk schrijven. Ik werd belaagd door nachtmerries en op een gegeven moment schreef ik al deze nachtmerries op papier. (Vaak zonder structuur of verhaallijn.) Het ging me slechts om het schrijven. Pas later bracht ik er cohesie in aan, zag ik verhalen oplichten en kreeg ik weer interesse in een genre dat ik vanaf mijn vijfentwintigste had verwaarloosd. Ik had sindsdien nog wel verhalen, artikelen en poëzie geschreven. Maar de artikelen waren wetenschappelijk en de verhalen grensden meer tegen het literaire aan. Na de zesentwintig verhalen die ik in 1990-1995 voor mijn boek Zwarte muren had geschreven, had ik het genre “thriller” of “horror” als het ware de rug toegekeerd. (Overigens vind ik deze benaming nog steeds verkeerd. Ik houd van het intermenselijke, het psychologische, en mijn voorkeur gaat nog steeds uit naar de term “psychologische thriller”. Hoewel dit officieel geen genre is, althans niet voor uitgeverijen en marketeers. Ik ben echter nog steeds van mening dat je juist door de metaforen in dit soort verhalen, veel over de menselijke psyche kunt vertellen.)
Ik begon dus weer te schrijven en voordat ik het wist, had ik meer dan dertig verhalen bij elkaar. De verhalen De schrijversstoel, De man in de zwarte kledij en Het vreemde geluid in de ochtend zijn vervolgens in verschillende boeken gepubliceerd. De schrijversstoel in de verhalenbundel Een blijvend souvenir. De man in de zwarte kledij in Pure Fantasy 26, en omdat het de vierde
12 / 17
Het begin: door het konijnenhol
prijs van de Unleash Awards had gewonnen, kwam het ook in mijn bundel Zwarte muren terecht. Het vreemde geluid in de ochtend, een van mijn eerste verhalen van deze periode, is vervolgens in de verhalenbundel Griezelen terecht gekomen.
Ik kreeg er weer zin in. Het werkte therapeutisch. Door mijn nachtmerries op te schrijven, had ik gevoel dat ik grip op mijn leven kreeg. Dat ik mijn nachtmerries kon contextualiseren, visualiseren; door ze in een verhaallijn te plaatsen, werden ze op een vreemde manier hanteerbaar en tastbaar. Controleerbaar.
Mijn nachtmerries liepen ook uitermate uiteen. De meest voorkomende nachtmerrie, was de nachtmerrie waarin ik opnieuw over die straat rende en niet door jongeren maar door een horde zombies werd achtervolgd. (Zombies hebben geen geweten. Geen ziel. Ik laat de overduidelijke analogie voor wat hij is.) In andere nachtmerries, deze kwamen iets later, verstopte ik mezelf in een kelder, gemaakt van aarde, en hoorde ik de nagels van de zombies krabbend aan de deur.
En zo had ik meer dromen. Nachtmerries over bezetenheid en ziekenhuizen. Over een baby die maar niet ophield met huilen.
Één nachtmerrie behoeft in deze zin extra aandacht. Hij is gebaseerd op hetzelfde thema, maar dan met een andere twist. Ik ren opnieuw over die straat, maar in plaats van zombies hoor ik plotseling meisjes achter me spelen. Ze spelen met een springtouw en hinkelen op genummerde hokjes die ze op het trottoir hebben getekend. Ik hoor het touw: tik, tik, tik en niets
13 / 17
Het begin: door het konijnenhol
meer, ik hoor ze niet lachen. En juist die stilte maakt me bang. Er klopt iets niet met deze meisjes. Het zijn geen zombies, maar juist daarom enger. Ze spelen een spel, terwijl ik word nagejaagd. Als ik naar ze kijk, en ze hebben allemaal rode mantels aan, kijken ze allemaal gelijktijdig terug. Het zijn net kleine roodkapjes en ik kan hun gezichten nauwelijks onder hun capuchons zien. Maar wat ik zie, doet me verstijven. Ze spelen en hinkelen en kijken me aan. Hun ogen zijn zwart en als ze hun lippen openen en grijnzen, zie ik bloed uit hun monden sijpelen; dik stroperig bloed dat van hun kin naar de grond druipt. Tegelijkertijd kermen ze, en wijzen, en maken een onmenselijk geluid.
Het duurde een tijdje voordat ik de betekenis van deze droom begreep. Waar zombies voor de jongens zelf stonden, en de donkere kelder voor de dood, stonden deze meisjes voor iets anders, iets abstracter, dat ik door het schrijven gaandeweg ben gaan begrijpen.
Zinloos geweld is in de uiterste vorm, als de daders zichzelf in hun blinde woede en plezier verliezen, iets ongerijmds. Juist door de willekeur, het irreële. Zinloos geweld heeft geen plaats in het dagelijks leven. De meisjes symboliseren dat. Het contrast van het dagelijkse leven met het ongewone; van onschuld met hoekige en donkere schaduwen naar een gekantelde wereld, als je het konijnenhol bent ontvlucht.
Op heel veel vlakken is deze bundel anders dan mijn bundel Zwarte muren. Hij is persoonlijker. Ten eerste zijn veel meer invloeden met elkaar vervlochten. Ik merkte gaandeweg, toen de bundel vorm begon te krijgen, dat ook andere veranderingen in mijn leven, zoals het vaderschap en een nieuwe baan, in mijn verhalen werden geïntegreerd. Ten tweede weet ik ook niet zeker of alle verhalen per se ‘bovennatuurlijke’ griezelverhalen zijn. Ze hebben dingen gemeen, er is een gemeenschappelijk thema, maar dit is niet zo overduidelijk als bij Zwarte muren. Het gaat om een gekanteld wereldbeeld, en angst. Het gaat over die momenten als je het konijnenhol uitstapt. Ten derde volgen in deze bundel niet alle verhalen een klassiek patroon. Sommige verhalen zijn langer dan andere en grenzen meer aan novelles, andere
14 / 17
Het begin: door het konijnenhol
verhalen zijn slechts impressies. Net zoals dromen vloeien ze in elkaar over. Ten vierde is deze bundel het eerste deel van een tweeluik. Dit heb ik met opzet gedaan. Enerzijds had ik teveel verhalen, anderzijds geeft het tweeluik, vooral als je de delen achter elkaar leest, ook de groei en de verandering in mijn trauma weer. De bundels zijn daardoor een soort artistieke zoektocht geworden om mijn angsten en trauma te bezweren. Dit was dan ook, op heel veel vlakken, een zeer ambitieus project. (En ik dank Jos Weijmer voor het aannemen en aandurven van dit project.) Dit project komt voort uit nachtmerries, schetsen waarin ik de nachtmerries betekenis heb proberen te geven. Het was, toen ik in 2009 begon, dan ook niet mijn doel om een bundel te schrijven, die kwam eigenlijk onbedoeld tot stand. Gaandeweg heb ik ook oudere verhalen, die door de thematiek niet in Zwarte muren pasten, bewerkt en hier een rechtmatige plaats gegeven. Ze pasten plotseling in het geheel.
(Mocht je nieuwsgierig zijn naar de inspiratie en achtergrond van de verhalen, dan verwijs ik naar mijn website: www.anthonieholslag.com. Onder het kopje “Een bloedovergoten dageraad” heb ik een submenu “ synopsis ” aangemaakt, waar je meer over de verhalen kan lezen.)
In Zwarte muren wilde ik het over het onontkoombare hebben; het donkere deel in onszelf dat we niet willen erkennen of zien, maar waar we uiteindelijk wel mee worden geconfronteerd. In deze verhalenbundel wilde ik het subtieler en abstracter aanpakken. Hier wilde ik het over angst hebben. Reële en irreële angst. Bovennatuurlijke en menselijke angst. Angst die verblindt. Angst die je gevangen houdt en je stukje bij beetje opslokt.
Angst die stinkend aan je kleeft.
15 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Angst die oneindig is.
Ik wilde het over die keerpunten hebben. Kruispunten. Zombies. Meisjes in rode jassen. Contrasten. Momenten waarin alles omdraait, hoe onlogisch dit ook is. Angst is namelijk, zo weet ik nu, niet logisch. Het is een tunnel als uitgerekte kauwgom, een allesomvattend monster. Angst bepaalt onze handelingen en beweegredenen, voordat hij ons verslindt.
Daar wilde ik over schrijven. Het tikken van een springtouw. Het konijnenhol. De voetstappen die maar blijven klinken. Een straat die geen straat meer is.
Eigenlijk wilde ik het over Doodsangst hebben.
Tussen ons gezegd en gezwegen, denk ik dat ik nog steeds over die straat ren, en ik weet eerlijk gezegd niet of ik ooit op zal houden te rennen. Ik voel de zombies namelijk nog steeds achter me. Voel de angst me nog steeds bezitten. En ik zie die meisjes, die roodkapjes, grijnzend spelen. Hun ogen zwart en hun monden gevuld met bloed. Ze roepen mijn naam. Ze roepen jouw naam. Ze staan tussen jou en deze pagina’s in. Ze omsingelen je, reiken met hun handen naar voren. Ze zijn de schaduwen in de ooghoeken die je net niet kunt zien.
16 / 17
Het begin: door het konijnenhol
Voel je ze? Ik vraag het eerlijk. Voel je hun ijzige vingers in je nek kriebelen? Het zou wel moeten. Want ze zijn er. De meisjes zijn er. En ze wachten op je. Ik denk dat ze altijd al op je hebben gewacht. Jij hebt ze alleen niet gezien… En op een dag komen ze je halen.
Ben je bereid deze reis met me te maken?
Op 29 november 2008 om 00.28 uur veranderde mijn leven. Op 29 november veranderde mijn leven. Niets zou meer hetzelfde zijn.
Anthonie Holslag
Voor meer info zie ook: link .
Je kunt het boek nu ook hier bestellen.
17 / 17