M AT R IX
JAARGANG 13 A LU M N I S P E C I A L 2006
KWARTA ALB L AD VA N DE TECH N I SCH E U N IVE R S ITE IT E I N DHOVE N
S P E C I A LE U ITG AV E TE R G E LE G E N H E I D VA N 5 0 J A A R T U / e
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
Kwaliteit in elk detail Dat is het verschil tussen een DAF en elke andere truck. Van de stalen
DAF Trucks N.V. is een internationale
voorbumper tot de krachtige aandrijflijn, een DAF is gebouwd om te
truckproducent met een groeiend
presteren. Van stadsdistributie tot brandweer en van bouwtransport tot
marktaandeel. Samen met ongeveer
internationaal transport, er is een DAF voor elke toepassing en voor elk
7.000 trotse collega’s sta je aan de
marktsegment: De LF-serie voor de intensieve distributie. De CF voor de
wieg van zo’n 50.000 bedrijfswagens
meest uiteenlopende transporttaken. En de prestigieuze XF95 en XF105
per jaar. DAF is een sterk groeiende
voor het langeafstandsvervoer. Ontwikkeld met twee uitgangspunten:
dynamische organisatie met een
maximaal chauffeurscomfort en maximaal rendement.
no-nonsense cultuur en directe
Er werken bij DAF bijna 7.000 mensen: in Eindhoven, waar de ontwikkeling,
communicatie. DAF Trucks maakt
de motorenbouw en de eindassemblage plaatsvinden en in het Belgische
deel uit van PACCAR Inc, een multi-
Westerlo, waar de cabines en assen worden geproduceerd. Maar ook in
national met een jaaromzet van
bijna alle landen van Europa, waar bijna 700 mensen dagelijks werken aan
meer dan $14 miljard, wereldwijd
DAF’s verdere groei. Het succes van DAF laat zich vertalen in klinkende
opererend met de merken Kenworth,
cijfers: in het zware segment bedraagt het Europese marktaandeel
Peterbilt en DAF.
inmiddels bijna 14% en in Nederland is één op de drie verkochte vrachtwagens boven de 15 ton een DAF. DAF Trucks N.V. is een 100% dochter van het Amerikaanse PACCAR, één van ’s werelds grootste en meest succesvolle producenten van trucks. Een onderneming met een passie voor kwaliteit, waar de klant en zijn chauffeur op de eerste plaats komen. Met oog voor de klant en respect voor de chauffeur.
www.daf.com
Op naar de 25.000ste ambassadeur
D
levert de TU/e nog dit jubileumjaar het 25.000ste exemplaar af. Voor de redactie van Matrix was het feit dat de TU/e in 2006 vijftig jaar bestaat aanleiding om naast de vier reguliere uitgaven een extra editie uit te brengen, met daarin enkel verhalen over oudstudenten. We hebben een dwarsdoorsnede gemaakt door alle opleidingen en leeftijden, en ook buiten de landsgrenzen ons licht opgestoken. Ik hoop dat u met veel genoegen kennis zult nemen van de verhalen van uw collega-diplomaten in onze buitendienst.
e Nederlandse universiteiten raken er steeds meer van doordrongen dat hechtere banden met hun oud-studenten waardevol zijn. En daarbij heeft de term waardevol niet direct betrekking op financiële aspecten. Want, laten we eerlijk zijn, de enorme bedragen die in de Verenigde Staten aan sommige instellingen door alumni bijeen worden gebracht, zullen voor onze universitaire bestuurders altijd een zoete wensdroom blijven. Maar, er is meer in het leven dan geld alleen. Zoals rector magnificus Hans van Duijn in deze speciale editie van Matrix zegt, zijn tevreden alumni voor een instelling de beste ambassadeurs die je je kunt wensen. En van die ideale vertegenwoordigers
Han Konings Hoofdredacteur Matrix
In dit nummer: 4
Betere band De rector en de alumni
28 Zelforganiserend vermogen Piet van Schijndel, Rabobank
6
Collegekaart 001 De eerste mannelijke en vrouwelijke student
30 TU/e encyclopedie Alls wat u moet weten
42 Projecten managen in noodsituaties Van TU/e naar Artsen zonder Grenzen
10 De familie Wijtvliet Vier broers en de TU/e
31 Vijftig jaar onderzoek Gedreven door nieuwsgierigheid
46 Piano spelen is intensiever dan wiskunde Dubbeltalent Morena Varga en haar dilemma
15 Kamerlid met idealen Martijn van Dam, PvdA
32 Fascinatie voor internet Ondernemend echtpaar
48 Probleemoplosser Jo van den Hanenberg, DSM
18 Harry Roumen Secretaris TU/e
34 Een blijvende band Roel Janssen, Philips
50 Passie voor polymeren Familie Staal leeft voor polymeren
20 Jaarclub Olympus Vriendschap die al vijf decennia stand houdt
38 Gelukkig in het onderwijs Patrick van Aarle, docent
24 Eindhovense expat in Azië Thuis in Kuala Lumpur
M AT R IX
JAARGANG 13 A LU M N I S P E C I A L 2006
KWARTA ALB L AD VA N DE TECH N I SCH E U N IVE RS ITE IT E I N DHOVE N
40 Projectontwikkelaar in Spanje Peter Jacobs en Credo
Colofon: Technische Universiteit Eindhoven Communicatie Service Centrum Postbus 513 5600 MB Eindhoven homepage: http://www.tue.nl e-mail:
[email protected] Hoofdredactie Drs. Han Konings Telefoon (040) 247 3330/ 247 29 61 Telefax (040) 245 60 33
S P E C I A LE U I TG AV E TE R G E LE G E N H E I D
Medewerkers aan dit nummer: Cora van den Berg
VA N 5 0 J A A R T U / e
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
Elke van Cassel Chris van de Graaf Jim Heirbaut Joep Huiskamp Ivo Jongsma Sjoukje Kastelein Yvette Nieuwstad Paula van de Riet Bram Verhees Marianne Vincken Eindredactie en coördinatie VeertienElf Media, Tilburg Foto's en illustraties Vincent van den Hoogen OGC Bart van Overbeeke Bram Saeys
52 Terug naar de TU/e Rik Boelhouwer, BVO 54 Jaaroverzicht 50 jaar TU/e Wat is er allemaal te doen?
Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Matrix is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van de foto’s of andere illustraties is toestemming van de maker nodig.
Vormgeving Onnink Grafische Communicatie bv. Oudenbosch
Druk E.M. de Jong, Baarle-Nassau Matrix wordt gemaakt door het Communicatie Service Centrum van de TU/e en verschijnt vier keer per jaar. Het blad wordt (na schriftelijk verzoek) kosteloos toegezonden aan TU/e-ingenieurs en aan een scala van andere, externe relaties.
Het eerstvolgende nummer van Matrix verschijnt in juni 2006. ISSN 1380-247X
2 0 0 6
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
3
BELEID
TU/e streeft serieus naar betere band met alumni eens iets gehoord over de TU Delft. Dat heeft dan nog niet eens zozeer te maken met een goed alumnibeleid, maar veeleer met de ‘branding’ van je instelling. De TU/e heeft fantastische onderzoekers, er lopen interessante onderwijsprogramma’s en we ontplooien veel nieuwe initiatieven, maar dat alles komt nog te weinig in het nieuws. De TU/e is nog niet zichtbaar genoeg. Onze vakgebieden zijn dan ook vrij hard en traditioneel en daardoor moeilijker voor het voetlicht te brengen. Alfa- en gammavakken zijn sterker verbonden met het
In 2000 keerde prof.dr.ir. Hans van Duijn (56), de huidige rector magnificus van de TU/e, na vijfentwintig jaar weer terug naar de universiteit waar hij in 1975 de opleiding Technische Natuurkunde succesvol afrondde. Hij verzuimt niet te vermelden dat het met lof was. De radiostilte die in die vijfentwintig jaar heerste tussen hem en de TU/e, zegt hij te betreuren. Een revitalisering van het alumnibeleid, voorlopig uitmondend in de alumnidag van 21 april, moet er voor zorgen dat de banden met de alumni in de toekomst hechter worden.
Ambassadeurs
Voor de TU/e is het in de ogen van Van Duijn heel goed om door middel van haar alumni overal in Nederland en daarbuiten
4
M A T R I X
/
ambassadeurs te hebben. ‘Mensen die met een goed gevoel terugkijken op hun Eindhovense tijd en die ook iets kunnen betekenen voor de universiteit. Ik denk bij dat laatste dan zeker niet direct aan ‘fundraising’, maar in eerste instantie aan ‘friend raising’ en aan iets dat van belang is voor onze huidige studenten. Die ambassadeurs kunnen behulpzaam zijn bij het aanbieden van stageplaatsen en bij het leggen van contacten voor en namens ons. Of ze zouden een bijdrage kunnen leveren aan ons onderwijs.’ In de Verenigde Staten is de band met je oude universiteit vaak veel sterker dan in Nederland. Wat denkt Van Duijn, die in 1979 zelf een jaar doorbracht in Minneapolis, dat daar de reden van is? ‘Om te beginnen gaat dat ook in de VS niet op voor alle universiteiten. Het zijn vooral de instellingen met een aansprekende naam die ervan profiteren, zoals Stanford en Harvard, maar ook onze partneruniversiteit GeorgiaTech in Atlanta. De alumni van deze instellingen zijn echt trots op hun afkomst. Je ziet het ook wel in Engeland, Frankrijk en Duitsland, maar ook daar beperkt het zich tot enkele uitzonderingen. Het heeft, denk ik, voor een groot deel te maken met traditie. Het zijn instellingen met een lange historie en een grote reputatie, waardoor ze ook een grotere bekendheid genieten bij het brede publiek. In Nederland heb je het dan al snel over Leiden, Utrecht en Delft. Op elk verjaardagsfeestje heeft je tante of neef wel
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
Rector magnificus Hans van Duijn: ‘De TU/e is nog niet zichtbaar genoeg.’
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Wat had Hans van Duijn als alumnus van de TU/e de afgelopen jaren verwacht van de instelling die hij in 1975 verliet voor een promotiebaan in Delft? Oftewel, hoe tevreden of ontevreden is hij over het beleid dat de TU/e op dit gebied gevoerd heeft? Van Duijn: ‘Als ik heel eerlijk ben, moet ik bekennen dat de TU/e tot zes jaar geleden aardig bij mij uit beeld was geraakt. Van de oprichting van twee nieuwe faculteiten, Biomedische Technologie en Industrial Design, wist ik bijvoorbeeld helemaal niets. Ik had het wel prettig gevonden als ik in die jaren regelmatig op de hoogte was gehouden van het reilen en zeilen aan de TU/e. Dat betreft dan zaken als de oprichting van nieuwe opleidingen, maar ook veranderingen in het onderwijs, of informatie over nieuwe mensen die zijn aangenomen. Ook had ik af en toe wel eens terug willen komen voor ontmoetingen met jaargenoten, of om kennis te kunnen maken met nieuwe mensen aan de TU/e.’ Van Duijn is al die jaren in de wetenschap actief gebleven, maar ook voor mensen die direct na hun afstuderen het bedrijfsleven zijn ingegaan, is het zijns inziens nuttig om op de hoogte te blijven. ‘Bijvoorbeeld voor wat betreft de mogelijkheden die de TU/e biedt op het vlak van life long learning.’
nieuws en hoogleraren uit deze richtingen worden vaker aangezocht om namens de overheid een onderzoek uit te voeren. Om meer media-aandacht te genereren mogen we wel wat assertiever te werk gaan, al weet ik niet of een actiever alumnibeleid daar nu direct een bijdrage aan levert.’ Initiatieven
Inmiddels zijn door het Alumnibureau van de TU/e, dat in september 2004 is opgericht, een aantal initiatieven voorgelegd aan het College van Bestuur. Van welke initiatieven heeft Van Duijn de hoogste verwachtingen? ‘Een life long e-mailadres, zoals is voorgesteld, lijkt me een goed initiatief, al denk ik wel dat we onze alumni met enige regelmaat ook in papieren vorm
iets moeten aanbieden. Wat ik zeker een goede zaak zou vinden is de oprichting van een centrale alumnivereniging. Nu heeft elke opleiding zijn eigen vereniging, die al dan niet een actief beleid voert. Die verenigingen worden in de nieuwe opzet secties vallend onder die ene centrale alumnivereniging. De centrale vereniging zou dan jaarlijks een aantal themabijeenkomsten moeten organiseren, waarop bijvoorbeeld het beleid van de TU/e wordt toegelicht, of waarbij aan alumni wordt duidelijk gemaakt hoe Eindhoven als technologische hotspot staat ten opzichte van haar omgeving en welke rol de universiteit daarbij speelt. De secties organiseren dan door het jaar heen hun eigen activiteiten.’ Van Duijn ziet ook meer mogelijkheden
M A T R I X
/
voor het Universiteitsfonds Eindhoven (UFE). ‘Een goed voorbeeld vind ik het Leids Universiteitsfonds (LUF). Dat is opgebouwd uit donaties, giften en legaten en men financiert er allerlei zaken mee, zoals het aanstellen van deeltijdhoogleraren en de financiering van studiebeurzen voor studenten. Zoiets zouden we ook moeten proberen te realiseren met het UFE.’ Mag de alumnus van de TU/e er nu op rekenen dat de aandacht voor hem of haar ook na de alumnidag op 21 april nog overeind blijft? Van Duijn: ‘Ja, we hebben anderhalf jaar geleden niet voor niets een Alumnibureau op poten gezet. We zijn uiterst serieus in ons streven om de banden aan te halen en ze verder te verbeteren.’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
5
GRONDLEGGERS
E E R S T E S T U D E N T E N S T U D E N T E T U/ e
Studeren met collegekaart nummer één De hoogbouw was er nog niet en de colleges en practica vonden plaats in het Paviljoen. Er waren slechts 230 studenten, verdeeld over drie studierichtingen. Studeren aan de gloednieuwe tweede technische hogeschool van Nederland was een bijzondere ervaring voor de eerste lichting studenten. Matrix sprak met Hans Wijffels en Henny van der Leeden, de eerste mannelijke en eerste vrouwelijke student van de toenmalige THE.
Hans Wijffels (67), zoon van de eerste universiteitssecretaris en eigenaar van de collegekaart met nummer 1, spreekt van een bijzondere tijd. ‘Er was een bepaald elan, een gevoel van “we zijn met zijn allen met iets nieuws bezig”. Er waren in het eerste jaar dertig hoogleraren op 230 studenten.’ Een verhouding die waarschijnlijk later nooit meer is gehaald. ‘Nederland was in die tijd ook een soort voortrekker in Europa, iets dat we nu helaas niet meer kunnen zeggen.’ De collegezalen waren gesitueerd in het Paviljoen, een gebouw dat Philips schonk aan de startende hogeschool. Wijffels: ‘Er is nu een discussie gaande over de monumentenstatus voor bepaalde TU/e-gebouwen. Ik zou onmiddellijk voorstellen om het Paviljoen als monument te bewaren.’ Meisje
Toen de THE in 1957 met de colleges begon, konden studenten kiezen uit slechts drie studierichtingen. In
6
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
het allereerste jaar konden ze beginnen aan een studie Scheikundige Technologie, Werktuigbouwkunde of Elektrotechniek. Dictaten waren lang niet altijd voorhanden. Henny van der Leeden: ‘Wij moesten meeschrijven met de colleges en kregen aan de hand van die aantekeningen later de dictaten uitgereikt.’ Van der Leeden (67) was in het eerste studiejaar het enige meisje. ‘Dat was wel heel erg leuk.’ Ze koos voor de THE, mede omdat haar vader natuurkundige was en tevens bouwcoördinator van de nieuw te bouwen hogeschool. ‘Ik had de THE natuurlijk al heel erg in de picture. Hoewel ik op school nooit zo heel erg goed was in natuurkunde, haalde ik uiteindelijk een tien voor mijn examen. Op het eind van het laatste jaar had ik wat weken over en toen heb ik heel hard aan dat vak gewerkt. Elektrotechniek zat het dichtst bij natuurkunde, dus toen ben ik dat gaan doen, met de bedoeling om later naar natuurkunde over te stappen. Achteraf gezien, had ik misschien beter psy-
2 0 0 6
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Foto links: Henny van der Leeden wordt geïnaugureerd als lid van het ESC. Verder op de foto Hans Wijffels en de eerste rector magnificus Dorgelo. Foto boven: Henny van der Leeden en Hans Wijffels, vijftig jaar later.
chologie kunnen gaan doen, of bedrijfskunde. Maar ja, dat was er op de THE nog niet.’ Wijffels ging Scheikundige Technologie studeren. ‘Scheikunde was mijn slechtste vak’, vertelt hij. ‘Het maakte mij eigenlijk niet uit, ik wilde gewoon studeren. En Werktuigbouwkunde, dat vonden we iets voor fietsenmakers en Elektrotechniek, tsja, dat was Philips hè. Daar wilde ik me toch een beetje verre van houden. Heel Eindhoven was al Philips en ik had toch een wat bredere belangstelling dan alleen Eindhoven.’ Tegenkandidaat
Meteen aan het begin werd ook de eerste studentenvereniging opgericht, het Eindhovens Studenten Corps (ESC). Wijffels was als aanjager van de voorbereidingscommissie voor studentenverenigingen betrokken bij de oprichting ervan. ‘Toch kwam ik niet op de kandidatenlijst terecht, terwijl ik dat wel wilde. Toen hebben een paar vriendjes mij tegenkandidaat gesteld, met nog een paar anderen. En ik werd gekozen als president van de senaat! Als ik het goed heb, ben ik de enige echt verkozen president geweest. Normaal gaat het verkiezen van een nieuw bestuur namelijk bij coöptatie (de verkiezing van nieuwe leden door de reeds aanwezige leden, -red.).’
Het ESC had tot doel een algemene vereniging te zijn. Bijna alle eerstejaars waren dan ook lid. Van der Leeden: ‘Hoewel een studentencorps oorspronkelijk alleen voor mannen of vrouwen is, mocht ook ik lid worden van het ESC. Buitengewoon lid, dat wel. Maar niemand is ontgroend. Er waren simpelweg geen ouderejaars om dat te doen.’ Wat niet wil zeggen dat er geen traditioneel studentikoze fratsen werden uitgehaald. ‘Ja, we hadden natuurlijk de uittochten’, vertelt Wijffels. ‘Dan vochten we ons een weg naar binnen bij een andere studentenvereniging. Mijn zwager is daar eens kaal van teruggekomen. En bij de uittocht naar de sociëteit Phoenix van het Delftsch Studenten Corps ben ik aan een gouden hek gespijkerd. Wij vielen als snotjongens hun sociëteit binnen en die brutaliteit hebben we wel even moeten bekopen. En zo gingen we voor de aardigheid ook naar Utrecht en Groningen.’ Van der Leeden: ‘Dat heb ik allemaal gemist natuurlijk, want als meisje mocht ik niet mee.’ Wijffels: ‘Nee, een meisje ging natuurlijk niet mee naar buiten, invechten in een sociëteit. Dat was vechten en brassen en bierestafettes. Je moest zorgen dat je goede knopen op je boordje had, anders werd je gekeeld.’ Binnen het ESC zat Wijffels in de jaarclub Jupiter, die nog steeds zo nu en dan bij elkaar komt. Van der Leeden: ‘Nou, ik mis Jupiter toch ook wel. Ik was dan wel geen lid, maar ik ken de leden al vanaf het begin. Ook mijn ex-man zat bij Jupiter. Het was een leuke vriendengroep.’ Naast zijn actieve rol binnen het ESC, werkte Wijffels tijdens zijn studie voor het Eindhovens Dagblad als een soort THE-correspondent. ‘Per regel kreeg ik zeven cent. Dat
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
7
Van der Leeden: ‘Er was een bepaald elan. Het gevoel van ‘we zijn met z’n allen met iets nieuws bezig’.’
lijkt weinig, maar na vier regels had ik weer een biertje verdiend.’ Van der Leeden zat in het eerste bestuur van THOR, de studievereniging van Elektrotechniek. ‘De naam THOR hebben wij ingevoerd. Men vond het in het begin een erg onheilige naam. Het had eigenlijk de naam van een roemrucht elektrotechnicus moeten zijn, maar wij vonden de god die bliksem maakt veel beter.’ Gezellige leven
Van der Leeden maakte uiteindelijk haar studie Elektrotechniek niet af. ‘Na mijn propedeuse haalde ik niet zoveel resultaten meer. Ik heb me echt op laten slokken door het gezellige leven. Op een gegeven moment zei mijn moeder natuurlijk dat ik een beetje moest doorwerken. Op zeker moment heb ik zelf het besluit genomen om te gaan solliciteren. Achteraf gezien had ik beter mijn kandidaats af kunnen maken, want dat scheelt in je papieren en dus in de financiën als je gaat werken. Daar heb ik wel een beetje spijt van. Maar niet omdat ik Elektrotechniek nu zo leuk vond. Het was geen studie waarbij je het vooruitzicht had “en als ik nu een beetje doorwerk, kom ik daar en daar terecht”.’ Na het verlaten van de THE ging Van der Leeden aan de slag bij het kleine rekencentrum van Philips aan de Boschdijk. ‘Ik ben daar gaan programmeren, kreeg allemaal leuke klusjes te doen zoals het uitzoeken van reeksen. Maar op een gegeven moment kreeg ik het gevoel dat ik daar niets échts deed. Toen kreeg ik van mijn vader de tip dat professor Rademaker van de vakgroep Meet- en Regeltechniek van de faculteit Technische Natuurkunde, mensen zocht. Daar ben ik gaan werken met de PACE-computer, een grote analoge rekenmachine,
8
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
die nog werkte met condensatoren en dergelijke. Je had integratoren en differentiatoren en constanten en door aan een hoop knoppen te draaien, kon je er differentiaalvergelijkingen mee oplossen. Het resultaat kwam in mooie grafiekjes op een plotter terecht. Ik vertaalde dus eigenlijk formules naar de instellingen van het apparaat. Zo assisteerde ik onderzoekers die hun problemen op de PACE kwamen doorrekenen.’ Berkeley
Wijffels studeerde af in Eindhoven, maar verlengde zijn studie om ook de bul te halen aan de University of California at Berkeley. Hij vertelt: ‘Destijds zijn er verschillende mensen van de THE naar Berkeley gegaan. Zo is er langzaam een contact ontstaan tussen de twee universiteiten op het gebied van Chemical Engineering.’ Wijffels werkte er aan liquid rocket fuels, raketbrandstoffen. ’Daar hadden ze problemen mee, die vloeistoffen waren instabiel, waardoor raketten uit elkaar klapten.’ Van der Leeden: ’En wat deden jullie om te zorgen dat dat niet meer gebeurde?’ Wijffels, lachend: ’Niets, onze bijdrage was het vaststellen dát het gebeurde.’ Na ruim een jaar ging hij terug naar de THE om te promoveren. Na zijn promotie kwam Wijffels bij de laboratoria van Shell in Amsterdam terecht. Na nog wat tussenstappen in Nederland, ging hij tropenjaren draaien in Venezuela en Kenia. Daar runde hij een raffinaderij. Zijn laatste standplaats was de kolenvergasser bij het Limburgse Buggenum. ‘Op een gegeven moment heb je een flink deel van het bedrijf doorlopen en weet je er echt alles van.’ Ter afsluiting van het interview lopen Wijffels en Van der Leeden nog even door het Paviljoen, de plek waar het allemaal begon. Daar zien ze het motto ‘mens agitat molem’ in de muur. Wijffels: ‘Dat heeft de Brabantse dichter Paul Vlemminx nog mooi vertaald met ‘Vernuftelingen doen dode dingen ten leven springen’.’
2 0 0 6
t
I
N
N
O
V
A
T
I
O
N
&
L
E
A
D
E
R
S
H
I
P
International Executive MBA Start 14 juni 2006 r Management van technologie, innovatie, strategie en ondernemerschap r Voor ambitieuze professionals en executives r High impact learning r Lerende en interactieve groep r Focus op persoonlijke groei
t INNOVATIE t EFFECTIEF LEIDERSCHAP
r Meest toegepaste MBA voor ingenieurs in Europa
t MANAGEMENT VAN TECHNOLOGIE
r Internationale studiereis
t PERSOONLIJKE ONTWIKKELING
r Academische MBA
t ONDERNEMERSCHAP
r Parttime opleiding, 16 seminars in 2 jaar
t COACHING
www.tsm.nl TSM Business School - Recruitment Office Postbus 217 - 7500 AE Enschede
T +31(0)53 489 8009 E
[email protected]
FAM I LI E BAN DE N
De familie Wijtvliet: samen goed voor meer dan 65 jaar aan de TU/e Van de vier broers van het gezin Wijtvliet uit Heerlen studeerden er drie in een ver verleden aan de TU/e. De vierde deed een opleiding aan de HTS, maar ging direct na zijn studie aan de toenmalige THE werken. Drie van de vier broers kijken terug op hun studie, hun arbeidsleven en de roerige jaren ’60. En ze laten hun licht schijnen op de huidige generatie studenten.
Paul: Ik ben eind jaren ’60 hier gekomen om Bouwkunde te studeren. Die opleiding
1 0
was net nieuw. Het waren roerige jaren. Dat was interessant. De opleiding moest democratischer en er werd veel gediscussieerd over maatschappelijke thema’s. Mensen waren bijzonder actief; ze hadden idealen en hadden een duidelijk beeld van hoe de opleiding eruit moest zien. Het wiel moest wat betreft de studie nog uitgevonden worden. Er werd hard gewerkt en er was veel creativiteit.
Ing. Hans Wijtvliet (56), deed HTS in Zuid-Limburg en werkt nu aan de TU/e bij de Gemeenschappelijke Technische Dienst (GTD). Werd begin jaren ’70 door zijn toenmalige werkgever met een computer als programmeur mee verkocht aan de universiteit.
Ir. Paul Wijtvliet (58), heeft geruime tijd gewerkt als stedenbouwkundige. Heeft sinds vijftien jaar een eigen organisatiebureau voor evenementen op het gebied van muziek en theater.
Ir. Frank Wijtvliet (54): Niet aanwezig bij het gesprek. Financieel directeur van de Aluminium Divisie van Corus met bedrijven in Nederland, Belgie, Duitsland, Canada en China.
/
Van de vier broers uit het gezin Wijtvliet, studeerden er drie aan de TU/e. De vierde broer solliciteerde na zijn studie bij de universiteit.
Joop: Dat herken ik niet van mijn tijd. Nu is het natuurlijk zo dat wij met alleen technologie te maken hadden en in die technologie hoefde geen mensen te wonen. Dat sociologische aspect zit niet in scheikunde. Daarbij hadden we in mijn tijd van die hele democratisering nog niet
Dr.ir. Joop Wijtvliet (64), nu met VUT, werkte 22 jaar bij HewlettPackard. Bleef na zijn studie zes jaar verbonden aan de universiteit als wetenschappelijk medewerker. Promoveerde op ‘gegevensverwerking in de gaschromatografie’.
M A T R I X
F OTO ’ S : B R A M S A E Y S
Joop: Ik kwam hier in 1959. Alleen het Paviljoen was er. Ik deed Scheikundige Technologie. Ik wilde graag naar Eindhoven; het was een nieuwe opleiding en Delft sprak me minder aan. Daarbij stamt de familie Wijtvliet uit Brabant, dat gaat terug tot de 12e eeuw. Of het een goede opleiding was, wist ik niet. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Het maakt ook niet zoveel uit welke studie je doet, het gaat erom dat je op academisch niveau problemen leert aanpakken. Dat was al een les van mijn vader. Hij heeft zelf een studie bedrijfseconomie in Tilburg gedaan.
A L U M N I - S P E C I A L
Van links naar rechts: Joop, Paul en Hans. Broer Frank ontbreekt.
gehoord. Je had de professor; dat was God. Die richtte zich tot zijn discipelen; de studenten. En zij voerden exact uit wat hen was opgedragen. Er werd niet over nagedacht dat dit anders zou kunnen. Paul: Dat was heel anders toen de studenten hun opstand hadden gehad. Joop: Ik heb nooit de ambitie gehad om professor te worden. Het wetenschappelijk onderzoek was in die tijd zo vrijblijvend dat iedereen maar deed waar-ie zin in had. Dat is even leuk, maar ik ging me afvragen wat de zin van het leven was als ik alleen maar wat zat te spelen. En die hele democratisering kwam toendertijd op me over als oeverloos geklets. Ik wilde échte uitdagingen en ben in de automatisering gaan werken. We gingen computers importeren.
/
2 0 0 6
Paul: Oeverloos geklets? Volgens mij waren het heel zinvolle discussies. Het was wel veel praten, maar de ideeën die daaruit kwamen werden ook verwezenlijkt. Bij Bouwkunde wel, althans. Het bleek overigens wel dat we niet de wereld in een paar minuten konden veranderen. Maar als je met beide benen op de grond blijft staan, kun je met stedenbouw mensen wel een beter leven geven. Hans: Ik herinner me ook die vrijblijvendheid. Maar de verandering die
het meest opvalt, is de structuur waarin studenten tegenwoordig leven. De tijd die studenten hebben voor een project wordt steeds minder. In het verleden zag je nog dat mensen tot laat in de avond doorgingen. Dat is afgekalfd tot het sprokkelen van studiepunten. Studenten hebben geen vrije tijd meer omdat ze maar een paar jaar kunnen studeren. Het zijn zakelijke planners geworden. Dat is jammer. De vrijheid om je op andere vlakken te ontplooien, gaat daarmee verloren.
Als je mensen beloont voor bepaald gedrag, dan zullen ze dat gedrag primair vertonen. Een oud-collega zei daarover: vertel Tussen het moment van het interview en ter perse gaan van deze uitgave is dr.ir. Joop Wijtvliet geheel onverwacht overleden. Een hartstilstand werd hem tijdens een verblijf in de Verenigde Staten, het land van zijn echtgenote, fataal. De actieve 64-jarige zat vol plannen en wilde nog veel reizen maken. De familie van Joop Wijtvliet heeft besloten het gesprek tussen de broers toch te publiceren.
Joop: Je ziet dat ook in het bedrijfsleven.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
1 1
nen vinden om het te organiseren. Dat is triest. Die situatie is door het onderwijs zelf gecreëerd. De studiepunten hebben ervoor gezorgd.
schappelijk pionieren. Er was een enorm speelveld van ontontgonnen gebied en de budgetten waren enorm. Het leek wel eindeloos. Tegen het eind van het jaar moest je niet aankomen met projecten van tienduizend gulden. Het moest om tonnen gaan, want de budgetten moesten opgemaakt worden.
Joop: In jonge organisaties zie je vaak dat mensen gemotiveerd zijn en zich overal voor willen inzetten. Wanneer ze wat langer bestaan, verdwijnt die interesse bij medewerkers. Misschien heeft het te maken met de verzakelijking.
Hans: Je zag dat ook in de AOR. Daar werd heel veel georganiseerd. Er waren discussiefora, er was muziek, noem maar op. Al die zaken buiten de techniek worden nu niet meer door studenten georganiseerd. Waar dat aan ligt, weet ik niet.
Paul: Het heeft waarschijnlijk met uitdagingen te maken. Misschien heeft zo’n festival een vaste structuur gekregen waarmee alles wel loopt. Als je jong bent wil je nieuwe dingen oppakken. Het stokje overnemen is minder interessant.
Paul: Het is voor jonge mensen belangrijk om te leren kritisch te zijn op hun eigen handelen. Je moet niet alles onnadenkend doen. Daarin kan een universiteit zich onderscheiden. Als je jezelf in de gaten kunt houden, kun je in de rest van je leven vorm geven aan wat je doet.
‘Waar moeten vernieuwingen vandaan komen als mensen alleen maar leren om studiepuntjes te verzamelen?’ hoe je wordt gemeten en beoordeeld, dan vertel ik hoe je je zult gedragen. Als je studenten afrekent op studiepunten, zullen ze die halen en verder niks. Als algemene ontwikkeling in de hele formule niet voorkomt, dan zullen ze daar geen tijd aan besteden. Hans: Ik heb studenten die me opbellen voor de bediening van apparatuur. Dan stellen ze allemaal vragen omdat ze te lui zijn om een manual door te lezen. Dat zie je steeds meer. De lol om het zelf uit te zoeken ontbreekt. Het ontbreekt hier ook aan zachte faculteiten als bijvoorbeeld filosofie. Met zulke studies zou het middel - kennis vergaren en je ontwikkelen - weer het doel worden. Paul: In mijn tijd was die fanatieke club bij Bouwkunde overigens wel een vreemde eend in de bijt. Ik weet ook niet of dat enthousiasme op de hele universiteit aanwezig was. Hans: Het Virusfestival gaat dit jaar niet door omdat ze niet genoeg mensen kun-
1 2
M A T R I X
/
Joop: Een mens heeft uitdagingen nodig om gemotiveerd te worden. Paul: Voor ons waren de uitdagingen de maatschappelijke veranderingen die gaande waren. Joop: Bij ons was het ook het weten-
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
Joop: Creativiteit is ook essentieel in de academische vorming. Je moet buiten getreden paden gaan. Dat heb je in je verdere loopbaan ook nodig. Waar moeten vernieuwingen vandaan komen als mensen alleen maar leren om studiepuntjes te verzamelen?
JOUW ONTWIKKELING I S G E E N S P E LLE T J E !
SIOUX ZOEKT ECHTE EMBEDDED SOFTWARE SPECIALISTEN D E J O B I N FO D A G Een job infodag is dé gelegenheid om eens vrijblijvend met Sioux kennis te maken en de sfeer te proeven. Je krijgt informatie over ons bedrijf, over de projecten en uitdagende opdrachten waar we aan werken, je groeimogelijkheden en je toekomstperspectief. Kortom: wat Sioux voor jouw ontwikkeling kan betekenen.
JOB INFODAG!
Verder heb je de mogelijkheid om persoonlijk kennis te maken met verschillende Sioux medewerkers en onze People Managers en ze naar hun ervaringen te vragen. Dit allemaal in een informele, ontspannen sfeer die zo kenmerkend is voor Sioux.
KOM K E N N I SM A K E N
27 APRIL 2006
EINDHOVEN
Ben jij een echte embedded software specialist? Breng dan een bezoek aan onze website www.sioux.nl en schrijf je in voor onze job infodag in april!
WWW.SIOUX.NL
Sioux, alleen voor echte embedded software specialisten
Is techniek voor jou niet zomaar werk? Vind jij professionaliteit niet zomaar een modewoord? Als embedded software ook jouw passie is, dan ben je bij Sioux Embedded Systems aan het juiste adres! Sioux is niet zomaar een bedrijf, maar de technische IT-partner van de high tech productontwikkelaars in Nederland en België. Professioneel en resultaatgericht. Meedenkend, betrokken en innovatief. 130 man sterk en nog steeds groeiend. Met een gespecialiseerde dienstverlening, eigen productontwikkeling en strategische partnerships. Onze mensgerichtheid maakt het verhaal compleet. Die vormt de basis voor samenwerking, sfeer, collegialiteit en jouw persoonlijke ontwikkeling.
POLITICUS
Na een onverwacht grote verkiezingswinst van zijn partij komt TU/e-alumnus ir. Martijn van Dam in 2003 namens de PvdA in de Tweede Kamer. Daar houdt de bedrijfskundige zich bezig met media, studentenzaken, technologiebeleid en kenniseconomie. Zijn optredens brengen hem het respect van zijn collega’s én van de parlementaire pers: in 2005 wordt hij uitgeroepen tot politiek talent van het jaar.
In het hart van de
democratie Vanuit zijn werkkamer kijkt Tweede-Kamerlid en TU/e-alumnus ir. Martijn van Dam op het torentje van de minister president – de werkkamer van Jan Peter Balkenende. Hij houdt daarmee letterlijk de bewegingen van de ‘macht’ in de gaten. ‘Hij komt niet vaak meer via het hek binnen; hij gaat meestal binnendoor, via het ministerie van Algemene Zaken.’ ‘Het Binnenhof is een machtige plek, het symbool van de onze democratie’, zegt Van Dam. Hij weet nog hoe het
1 4
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
voelde toen hij er voor het eerst kwam. Toen hij nog als burger door Den Haag liep. De dag na de verkiezingen, 23 januari 2003, ging hij voor het eerst als Tweede-Kamerlid de vergaderzaal binnen. ‘Ik had een machtig gevoel. De eerste dag was heel onwezenlijk, zeker omdat ik me er niet op had voorbereid. Niemand had er rekening mee gehouden dat we zoveel zetels zouden halen. Ik wist nauwelijks wat me was overkomen.’ Het beeld wat hij had van het werk in Den Haag bleek
2 0 0 6
Martijn van Dam: ‘Ik wil een politicus zijn die weet waar hij over spreekt.’
anders dan de werkelijkheid. ‘Als ik nu naar Nova’s Den Haag Vandaag kijk, zie ik mijn werk. Vroeger was dat voor mijn gevoel erg ver weg. Nu weet ik dat het gewoon een organisatie is met zijn eigenaardigheden en gezelligheid.’ Televisie versimpelt
Het lijken twee verschillende werelden, die van Den Haag Vandaag en die van de statige, maar knusse gebouwen op het Binnenhof. Dat laatste lijkt een wereld van fatsoen, van verantwoordelijk bestuur, van een diepgewortelde civilisatie. Door de koker van de politieke verslaggeving lijkt politiek Den Haag een wereld van haantjesgedrag en vuige machtspolitiek. ‘Ik baal van het imago dat de politiek heeft: ze zijn alleen met elkaar bezig, ze kissebissen en vangen elkaar vliegen af. Dat komt ook omdat de politiek elke dag op tv komt - televisie versimpelt. De interne competitie bij Philips komt niet dagelijks in de huiskamers, maar die ziet er niet minder akelig uit. Politici zijn aangenomen om over te brengen hoe ze in maatschappelijke vraagstukken staan. Dat maakt het anders dan een normaal bedrijf. Je zit in Den Haag onder een vergrootglas. Maar het leeuwendeel van de zaken die hier gebeuren zijn onzichtbaar. Dat beslaat het grootste deel van het werk van een Kamerlid: het beoordelen van wetten. Dat is ingewikkeld en veel journalisten haken daarop af. Omdat het niet in twee zinnen is uit te leggen, komt het bijna nooit op televisie. Terwijl het soms echt aankomt op de punten en komma’s in wetgeving.’ Hij kwam de Kamer binnen als 25-jarige. Een jonge hond word je dan genoemd. Onbesuisd. Toch wilde hij zich niet gaan gedragen naar die voorgekauwde kwalificaties. ‘Op het moment dat je hier binnenkomt, moet je voor jezelf bepalen wat voor Kamerlid je wilt zijn; hoe wil ik mijn rol als volksvertegenwoordiger invullen? Die vraag kwam nog wat harder op mijn bord omdat ik het jongste Kamerlid ben. Het is dan erg aanlokkelijk om je naar dat gegeven te profileren: ik trek me nergens iets van aan, vlieg overal in en geef overal een mening over zonder dat ik ergens verstand van heb. Het zou ook geaccepteerd worden, maar ik wilde dat niet. Daarvoor ben ik te kritisch op mijn eigen functioneren. Ik wil een politicus zijn die weet waarover hij spreekt. Ik erger me ook aan collega’s die zonder verstand van zaken hun mening geven. Daarom heb ik direct informatie verzameld over de onderwerpen in mijn portefeuille. Ik ben afspraken gaan maken met mensen
waarvan ik dacht dat ze mij konden uitleggen hoe iets in elkaar zit. Het blijkt dan dat alle deuren voor je opengaan. Je zit ineens in de directiekamers van de grootste bedrijven in dit land. Omdat mensen via jou invloed willen uitoefenen, maar ook omdat ze het gewoon leuk vinden om politici te ontmoeten. Daar heb ik wel aan moeten wennen.’ Eenzaam
Van Dam wilde het dus doen met verstand van zaken. ‘Je merkt in debatten heel snel of je een kennisvoorsprong of achterstand hebt. Het verbaasde me dat ministers lang niet altijd goed op de hoogte zijn, dat ze niet ‘in hun dossier zitten’. Ik begrijp best dat bijvoorbeeld Brinkhorst meer portefeuilles heeft dan die waar ik me mee bezig houd. Maar als ik in een debat merk dat hij aan een onderwerp te weinig aandacht besteedt of er te weinig affiniteit mee heeft, dan is dat voor mij als politicus én als inwoner van dit land teleurstellend. Hij zit toch op de stoel waar de beslissingen worden genomen. Als ik hem met argumenten bestrijd en hij heeft gewoon te weinig kennis van zaken, dan voel me soms wel erg eenzaam.’ En als een Kamerlid de minister niet weet te overtuigen, dan lukt het meestal ook niet de coalitiepartijen in de Kamer voor je te winnen. Een mechanisme waarvan politici na de opkomst en dood van Fortuyn beloofden dat ze er mee zouden afrekenen. ‘Onder deze regering is het nog steeds aanwezig. Als een minister een standpunt inneemt, dan volgen de coalitiegenoten. Er is blijkbaar nog steeds een cultuur waarin je als coalitiepartij je eigen
Martijn van Dam voert campagne in Eindhoven.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
1 5
Van Dam: ‘Ik ben verknocht aan een aantal Nederlandse waarden zoals solidariteit; het idee dat je elkaar nodig hebt om zaken goed te kunnen regelen.’
minister niet afvalt. Dat bewaren ze voor een paar onderwerpen, terwijl er genoeg debatten zijn waarbij de coalitie echt niet zal springen als de minister door coalitiegenoten wordt aangepakt. Het CDA gaat daar het meest ver in. Bij hen heerst een gecontroleerde cultuur. Er wordt van een CDA-Kamerlid niet geaccepteerd wanneer die van de fractielijn afwijkt. Dat moet eerst in drie bestuurslagen worden besproken. Het CDA zal die cultuur niet snel veranderen.’ Er zijn dus nauwelijks Kamerleden die het lef hebben op een andere lijn in te zetten. Maar Van Dam zal met die gewoonte breken: ‘Mocht de PvdA in een regering komen dan laten we zien dat dit echt anders kan. Je hoeft je als Kamerlid niet te verschuilen achter een minister. Als ik daar niet in zou geloven, stapte ik vandaag op.’ Gelouterd
Van Dam is helemaal op zijn plek in het openbaar bestuur. Als 20-jarige kwam hij in de gemeenteraad van Eindhoven. Nu gaat hij richting de dertig en is al gelouterd in de politieke mores. Waar huist die liefde voor vergadertafels en debatten in de arena van de Tweede Kamer? ‘Ik word blij als ik merk dat ik als volksvertegenwoordiger de regering heb kunnen overtuigen en beleid heb bijgestuurd. Want dat is waarvoor we hier zitten.
1 6
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
Twee jaar geleden ben ik met Brinkhorst een discussie aangegaan over het innovatiebeleid van EZ. Ik vond dat het helemaal anders moest. Dat ging over de manier waarop EZ met subsidie omgaat en hoe het marktontwikkelingen probeert te sturen. EZ was een subsidiefabriek die bedrijven steunt en dacht dat het daarmee goed zou komen. Mijn analyse was dat er structureel iets mis was. Enerzijds zag ik een probleem met nemen van risico’s bij innovatie. Er heerst in Nederland terughoudendheid bij investeringen, omdat risico’s te hoog worden ingeschat en de opbrengsten te laag. De markt faalt in dat opzicht. Dan moet je als overheid niet sturend met subsidies gaan werken, maar je moet innovaties en investeringen goedkoper maken, bijvoorbeeld via fiscale voordelen. Anderzijds moet je financiering goedkoper maken omdat banken en venture capitalists het niet durven. Daarom wilde ik als overheid het financieringsgat opvullen. Dan kun je doen met een fonds, waarin investeringen zichzelf terugverdienen en je als overheid niet veel hoeft bij te dragen. Nu zijn we twee jaar verder een heeft het ministerie haar beleid helemaal omgegooid, grotendeels op de manier die ik bepleitte. Al zal EZ nooit toegeven dat ze naar me hebben geluisterd. Daar zijn ze te trots voor. Dat moet ik gewoon accepteren. Door druk op dit onderwerp te leggen is beleid omgegaan. Toen ik begon als Kamerlid was ik sceptisch over de macht die de Kamer heeft, maar daar ben ik anders naar gaan kijken. We kunnen met Kamerleden een vuist maken, al hebben nog wel een coalitiegenoot met lef nodig om een meerderheid in de Kamer te krijgen.’ Solidariteit
Doe je dit alles omdat je zoveel van onze samenleving houdt? ‘Dat weet ik niet zozeer. Ik doe het omdat ik geloof in een aantal principes die nodig zijn om de samenleving goed te laten functioneren.’ Dan denk je meer als bedrijfskundige dan als directeur-eigenaar. ‘Misschien wel, ja. Ik heb natuurlijk niet gekozen om gekozen om Nederland geboren te worden. Ik ben niet zo verknocht aan Nederland. Ik ben wel verknocht aan een aantal Nederlandse waarden zoals solidariteit; het idee dat je elkaar nodig hebt om zaken goed te kunnen regelen. Onder het mom van ‘eigen verantwoordelijkheid’ wordt veel van de solidariteit afgebroken. Het gevolg daarvan is dat een aantal zekerheden op tocht komen te staan. Zo wordt er geknabbeld aan de zekerheid van chronisch zieken, ww’ers en wao’ers. Dat past niet in mijn ideaalbeeld van de samenleving. Ik wil moreel een liberale samenleving, maar sociaal-economisch ook een solidaire samenleving. Aan dat deel van Nederland ben ik verknocht en dat zie ik naar de achtergrond verdwijnen.’ Word je daar boos van? ‘Teleurgesteld.’
2 0 0 6
Om te innoveren, volg de borden.
INNOVATE MORE Meerdere wegen leiden naar innovatie, maar er zijn borden die aangeven dat u op de juiste weg bent. Innovatieve bedrijven zijn sneller op de markt, optimaliseren hun mensen en middelen en kunnen omgaan met globalisatie. De PLM-oplossingen van UGS helpen u om “Global Innovation Networks” te realiseren waardoor uw producten en processen innovatiever worden. Zoekt u de snelweg naar innovatie? Bel ons: 073-680 25 00 of breng een bezoek aan www.ugsplm.nl
Doe de UGS Innovatie Vaardigheidstest op www.ugs.com/innovate.
MOVE FASTER
GET OPTIMIZED
GO GLOBAL
© Copyright 2006 UGS Corp. All rights reserved. UGS,Transforming the process of innovation and the Signs of Innovation trade dress are trademarks or registered trademarks of UGS Corp. or its subsidiaries in the United States and in other countries.
BESTUURDER
Hij loopt bijkans een halve eeuw rond aan de Technische Universiteit Eindhoven, een flink deel van die tijd als secretaris van de TU/e. Ir. Harry Roumen spreekt over zijn loopbaan, prins carnaval, democratisering in het onderwijs en brave studenten. F OTO : B R A M S A E Y S
De lotgevallen van een prins carnaval ‘Ik kwam hier als student Elektrotechniek in 1964. Ik wist niet eens dat de instelling een bestuur had, al weet ik nog wel dat de rector in mijn eerste jaar zelf de collegekaarten uitdeelde. Een College van Bestuur bestond nog niet; het waren de rector magnificus met assessoren die de universiteit bestuurden. Dat duurde tot begin jaren ’70. Enkele jaren daarvoor begon het studentenoproer, wat leidde tot de veranderingen in bestuursstelsels van de universiteiten. Ik heb daar weinig van meegekregen. In 1970 zijn de Colleges van Bestuur ingevoerd, al waren die groter dan nu. Nieuw was ook de hogeschoolraad, een gevolg van de democratisering. Die raad was een bestuursorgaan naast het CvB. Toen ik afstudeerde wilde ik liever niet in militaire dienst. Ik wilde trouwen en het Rekencentrum zocht mensen. Ik ben daar gaan werken in de systeemprogrammatuur, al wist ik nog niet wat dat was. Vanwege onmisbaarheid kon ik uit dienst blijven.
1 8
M A T R I X
/
Ik werd vrij snel groepsleider bij het Rekencentrum. Iets later werd ik prins carnaval van de hogeschool. Dat deed ik klaarblijkelijk zo goed dat ik ben gevraagd voorzitter te worden van de personeelsvereniging. Dat heb ik vier jaar gedaan. Het klinkt raar, maar als ik die stappen niet had gezet, was ik nooit op de stoel gekomen waar ik nu zit. Als prins carnaval en voorzitter van de personeelsvereniging krijg je een netwerk. Na de personeelsvereniging werd ik in 1982 gevraagd voor de hogeschoolraad. Toen kreeg ik voor het eerst te maken met het bestuur. Het College had behoorlijk last van die hogeschoolraad, want wij gingen echt besturen. Ik zat ook bij de vergaderingen van het CvB. Er waren besluiten die het College niet mocht nemen als de raad er niet mee instemde. Bijvoorbeeld de vaststelling van hooglerarenplannen. Benoemingen heb ik namens de raad nooit tegengehouden, maar wel contracten voor militaire doel-
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
einden. Die hebben we uit pacifistische overwegingen geblokkeerd. Dat leverde veel publiciteit op. Ivo de Wijs belde om voor de radio tekst en uitleg te vragen. En om felicitaties over te brengen. Dat maakte toen op mij wel indruk.’ Secretaris
‘Na vier jaar ging ik terug naar het Rekencentrum. Die stap van het brede bestuurswerk naar het specialisme van het centrum viel me tegen. Er kwam een vacature als lid van het College van Bestuur. Ik werd gevraagd maar zei daar ‘nee’ op. Toen de secretaris van de universiteit doorschoof naar die plaats kwam zijn stoel vrij. In 1988 werd ik secretaris van de universiteit. In die tijd was er wetwijziging waardoor de universiteitsraad een medezeggenschapsraad werd. Het College van Bestuur heeft nu veel meer zeggenschap. Dat werkt makkelijker, vooral voor het CvB. Ik betreur die verandering zeker niet; de democratisering
Harry Roumen: ‘Ik herinner me uit mijn begintijd als secretaris dat me door studenten werd gevraagd welke ruimte ik het liefst had dat ze gingen bezetten. Wat kwam mij het beste uit, was de vraag. Heb ik ze de koffiekamer van de faculteit Bouwkunde laten bezetten.’
was doorgeschoten. Het had een verlammende werking op de besluitvorming - je moet vooruit met de kar. Je moet zo min mogelijk praten over bevoegdheden van bestuurs- en medezeggenschapsorganen. Je moet het met argumenten doen. Dat vind ik ook jammer van de situatie nu. Discussies gaan heel snel over wie wat mag, hoever de bevoegdheid reikt; mag ik instemmen, mag ik alleen iets zeggen, mag ik adviseren. Als we elkaar serieus nemen, luisteren we naar elkaars argumenten, en goede argumenten worden door het College overgenomen. We verzuipen in de formele aspecten van bestuur. We moeten het over de inhoud hebben. Overigens werden in de tijd dat ik voorzitter van de hogeschoolraad was, ook de grenzen verkend van competenties. En dan hebben wij het in Eindhoven nog rustig gehad. Zeker ook dankzij de brave studenten hier. Ik herinner me uit mijn begintijd als secretaris dat me door
studenten werd gevraagd welke ruimte ik het liefst had dat ze gingen bezetten. Wat kwam mij het beste uit, was de vraag. Heb ik ze de koffiekamer van de faculteit Bouwkunde laten bezetten. Ging ik ze de koffie brengen.’ Het huidige bestuurssysteem met de universiteitsraad en de raden van toezicht die nu een jaar of zeven bestaan, functioneert goed. Via die raden heb je de buitenwereld binnen gebracht in een formele rol. Alleen het ministerie van OCW moet daar nog een beetje aan wennen. Want als het spel goed wordt gespeeld, hebben we meer te maken met de raad van toezicht dan met het ministerie. De verdeling van bevoegdheden binnen de instelling is ook in orde. De faculteiten hebben nog veel te zeggen en dat is terecht, omdat daar het echte werk gebeurt. Ook is de universiteit een goeie partner voor het bedrijfsleven omdat we behoorlijk slagvaardig kunnen opereren. Het bedrijfsleven wordt steeds
M A T R I X
/
belangrijker en dat vereist daadkracht. De stroperigheid is minder dan ooit, zeker als je het vergelijkt met overheden. Ook in de samenwerking tussen de drie technische universiteiten zie je die slagvaardigheid. We zijn een degelijke, stabiele universiteit, al hebben ook wij onze crisissen gehad, bijvoorbeeld in de tijd van Buck. Die crisis heeft schade aangebracht aan de universiteit. Maar desondanks ben ik trots op de universiteit, omdat het mijn kind is. Overigens ook het kind van vele anderen. ‘Ik vind het fantastisch om te werken met de jonge mensen die hier jaarlijks instromen. Het is de bloem der natie, zoals Wim de Jonge (vroegere decaan van de faculteit Technische Natuurkunde –red.) dat altijd zegt. Elk jaar komt een nieuwe generatie die hetzelfde wiel gaat uitvinden, maar die ook telkens met verrassende ideeën komt. Daarbij zitten hier wetenschappers die hun vakgebied verder exploreren. Wat wil je nog meer!’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
1 9
VRIENDSCHAPSBANDEN
Jaarclub Olympus: na een halve eeuw nog steeds actief Studenten die zich in hetzelfde jaar aansluiten bij een studentenvereniging vormen vaak al snel na de introductie een
dosis wijsbegeerte, sociologie, organisatieleer, psychologie en economie.’
jaarclub. Zo’n clubje, meestal een man of tien sterk, organiseert
Ontgroening
bijvoorbeeld etentjes en borrelavonden. Soms blijkt de band zo
Al snel sloot Cor zich aan bij de roomskatholieke studentencontactgroep Sanctus Thomas Morus en het Eindhovens Studenten Corps. ‘Het ESC werd in 1957 opgericht als gezelligheidsvereniging voor iedereen die in Eindhoven studeerde. Bijna alle studenten werden dan ook lid. Wij waren de tweede lichting, en de eerste die ontgroend werd door Eindhovense studenten. Het jaar daarvoor waren er nog geen ouderejaars, dus werd de eerste lichting door studenten uit Delft onder handen genomen.’ Over die ontgroening heeft Cor geen kwaad woord te zeggen. ‘Er zat natuurlijk wel een element van vernedering in. Zo werden onze koppen kaalgeschoren. Dat zou tegenwoordig niet meer kunnen. Toch heb ik er alleen goede herinneringen aan overgehouden. Het schiep
sterk dat er zelfs na de studie contact wordt gehouden. Maar een jaarclub die na bijna een halve eeuw nog steeds bij elkaar is? Dat is het uitzonderlijke verhaal van jaarclub Olympus. Ir. Cor Horstink (65) begon zijn loopbaan aan wat toen nog de Technische Hogeschool Eindhoven heette in 1958. ‘Van oorsprong kom ik uit een groot gezin met een gemengd boerenbedrijf in het Gelderse Olburgen. Natuurlijk konden niet alle kinderen verder op de boerderij en dus werden we aangemoedigd om te gaan studeren. De landbouwuniversiteit Wageningen lag min of meer naast de deur, maar daar ging mijn zus al naar toe. Mijn interesse lag meer bij techniek. Voor
jaarclubleden Gé Brogtrop, wiens vader directeur van een middelbare school was en Jan van der Stegen, een ingenieurszoon, was de keuze voor een technische studie misschien een natuurlijkere stap dan voor mij. Delft heeft me nooit echt getrokken, maar die nieuwe school in Eindhoven, dat leek me wel wat. Ik koos voor Werktuigbouwkunde, met een specialisatie in landbouwwerktuigen en transportinrichtingen. Het programma bevatte naast technische vakken ook een flinke
1.
2.
4. 2 0
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
3. /
2 0 0 6
een band tussen de leden van de jaarclub.’ Tijdens de ontgroening ontmoette Cor de acht studenten met wie hij jaarclub Olympus vormde. ‘Ad Boesten, Toine van Wunnik en Jan Foolen deden net als ik Werktuigbouwkunde. Theo van Stiphout en Bart Vegter studeerden Elektrotechniek. Jan van der Stegen en Gé Brogtrop deden Scheikunde, en Karel Wijshoff Scheikunde en Bedrijfskunde.’ Cor woonde, net als de meeste van zijn jaarclubgenoten, bij een hospita. ‘Heel anders dan de studentenhuizen van nu. Er was toen maar één studentenhospitium. In mijn eerste jaar werd er een vergelijkend onderzoek gehouden naar de studieresultaten van studenten die bij een hospita op kamers zaten en zij die in het studentenhuis woonden. Het werd mij afgeraden om naar het studentenhospitium te verhuizen, kennelijk om het onderzoek niet te frustreren. Dus bleef ik zitten waar ik zat.’ Elke avond werd er gegeten in de mensa, die zich tot een verwoestende brand in 1964 bevond in een monumentale villa aan de Parklaan. En daarna natuurlijk koffiedrinken in sociëteit ‘Ilium’ die in datzelfde pand was gevestigd. In de eerste jaren was het contact erg intensief dankzij gemeenschappelijke colleges, zoals de eerder genoemde maatschappijgerichte vakken. Aanwezigheid bij de colleges was min of meer verplicht.
‘Logisch, als je voor sommige colleges geen dictaten hebt en alles wat de docent zei, zelf moest noteren. Ondanks mijn handschrift vonden mijn aantekeningen gretig aftrek onder jaargenoten’, grapt Cor. Hij denkt dat de sterke band ook wel te maken had met het feit dat zijn jaarclubgenoten tijdens het weekend overwegend in Eindhoven bleven. ‘De Limburgers gingen naar huis, wij niet.’ De jaarclubleden gingen in de vakanties regelmatig met elkaar op stap. Zo vierden ze samen carnaval in Sittard, gingen op fietstocht naar de Ardennen of vlogen naar Londen. ‘Toen achter in het vliegtuig het winkeltje openging en één van ons erachter kwam dat er Bokma verkocht werd, rende de hele club ineens naar achteren. Door die gewichtsverplaatsing werd het vliegtuig onbestuurbaar. De piloot beval ons om direct naar onze stoelen terug te keren.’ De vroege jaren ’60 waren roerige tijden, ook in Eindhoven. ‘Zo hebben we bijvoorbeeld het toenmalige hotel aan het 18 Septemberplein bezet vanwege de woningnood. Heel Eindhoven sprak er schande van, maar we kregen bijna onmiddellijk honderden kamers. Dat was jaren vóór de beruchte bezetting van het universiteitsgebouw in Nijmegen.’ Natuurlijk hadden niet alle acties tijdens de studiejaren van de Olympus-leden een politiek karakter.
‘Op een bepaalde dag zou Eindhoven Haarlem voorbij streven en zo de vijfde stad van Nederland worden. Een bus vol Eindhovense studenten schreven zich een dag vóór die gebeurtenis uit bij de gemeente Eindhoven, om zich tijdelijk in te schrijven in Haarlem. Het was een ludieke actie, maar het Eindhovense publiek was not amused.’ Cors studietijd eindigde op 13 februari
1. Officiële bezoek van het bestuur van een studentenvereniging aan het bestuur van Sactus Thomas Morus. Links: Cor Horstink (1960)
2. Kamperen in De Ardennen met jaarclub (1) (1960)
3. Kamperen in De Ardennen met jaarclub(2) (1960)
4. Carnavallen met jaarclub in Sittard (februari 1961)
5. Motorpech in Munster met het Sanctus Thomas Mores-DAFje (juli 1962)
6. Vakantie naar Kopenhagen (augustus 1962)
7. Cor Horstink, met pijp, thuis op de boerderij (ongedateerd)
7.
5. 6. M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
2 1
1967. ‘Ik was de laatste van mijn jaarclub die afstudeerde, maar had toen al wel een baan. Het was trouwens niet vreemd als je wat langer over je studie deed dan de vijf jaren die er ook toen al voor stonden. Als je er minder dan vijf jaar over deed, werd je niet als volwaardig ingenieur beschouwd.’ Alle jaarclubleden konden na het behalen van hun bul direct aan de slag, hoewel er toen nog niet echt een grootschalige gang naar Philips was. Werkgevers waren onder andere Shell, Akzo en Kema. Theo van Stiphout vertrok zelfs naar Zürich om bij ABB International te gaan werken, waar hij uiteindelijk een meestertitel behaalde. Ad Boesten behaalde een graad in de filosofie en ook Jan van der Stegen promoveerde recentelijk nog. ‘Ik vind het erg knap dat drie van onze leden naast hun werk nog een tweede academische graad wisten te behalen.’ Cor zelf verdiepte zich in bouwfysica en kwam vier jaar na zijn afstuderen alsnog terecht bij Philips. Binnen het architecten- en ingenieursbureau van het Eindhovense concern werd hij al snel bouwprojectmanager. ‘In mijn loopbaan heb ik veel coördinerend werk gedaan. Misschien komt dat wel door mijn brede ontwerpopleiding met veel maatschappijgerichte vakken naast vakgebieden als mechanica, warmtetransport en stromingsleer. Ik heb nooit veel op gehad met het smalspoordenken van sommige ingenieurs.’ Kort na het afstuderen verloren de jaar-
clubleden elkaar in eerste instantie uit het oog. ‘In de latere jaren van de studie groei je al een beetje uit elkaar. Aan het begin van je loopbaan of diensttijd wordt die kloof alleen maar groter, hoewel bij familiegebeurtenissen nog wel eens de helft van de groep wilde komen opdraven. In 1970 probeerde ik zonder succes een reünie te organiseren. Wij hadden toen jonge gezinnen en niet zoveel vrije dagen en reismogelijkheden als vandaag de dag het geval is. We hadden sporadisch contact, meestal op individuele basis. Als zakelijk netwerk heeft onze jaarclub dan ook nauwelijks gefunctioneerd.’ Wel dienden de jaarclubleden als klankbord voor elkaar bij loopbaanconflicten. ‘In grote bedrijven wordt zo’n beetje elke vijf jaar de boel grondig gereorganiseerd. Het is een soort selectiesysteem. Na een jaar of twintig jaar wil zo’n reorganisatie je wel eens persoonlijk raken. De helft van onze groep heeft daar redelijk onder te lijden gehad. In die tijden was er tussen enkele leden wel intensiever contact.’ Alma Mater
Uiteindelijk leidden die ontmoetingen in wisselende samenstelling ertoe dat na 25 jaar de gehele jaarclub weer bijeen kwam. Sinds 1990 werd elk jaar door een ander jaarclublid een gevarieerd meerdaags programma georganiseerd. Zo ging Olympus, met de partners erbij natuurlijk, naar Zeeland, Amsterdam, Maastricht,
Doesburg, de Nationale Taptoe in Breda, Maaseik, westelijk Noord-Brabant en zelfs Zwitserland. Helaas moet de jaarclub sinds 2001 Jan Foolen missen, die na een zware operatie overleed. Ook Toine van Wunnik ontviel hen in 2004 bij een tragisch ongeluk tijdens een safari in Tanzania. In september 2005 keerden de resterende zeven jaarclubleden terug naar Eindhoven. Natuurlijk brachten ze een bezoek aan hun alma mater, de TU/e. ‘We waren onder de indruk van de geslaagde verbouwing van het Vertigo-gebouw, dat in onze tijd de faculteit Scheikunde huisvestte, en van de studenten die op vrijdagmiddag nog zo gemotiveerd bezig waren. Ook de faculteit Biomedische Technologie, en dan met name het Molecular Imaging Lab van professor Ter Haar Romeny, oogstte onze bewondering, omdat daar in feite alle klassieke vakgebieden en natuurkunde van elektrotechniek tot chemie een rol spelen. Ondanks het feit dat we pas in 2008 vijftig jaar bestaan, is ons gouden jubileum voor mijn gevoel tijdens die reünie al gevierd. Het bezoek aan de TU/e voelde toch een beetje als thuiskomen.’
8. Uitreiking bul aan Cor Horstink (februari 1967) 9. Reisje naar Londen (ongedateerd) 10. Jaarclub reünie in Doesburg (2000)
8.
10.
9. 2 2
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
OPSNBBM %VVS[BNFQSPEVDUFO[JKOOJFUWBO[FMGTQSFLFOE 0OEFS[PFLWBO5/0MFJEUUPUIPPHXBBSEJHFQSPEVDUFO
5/0/-
E X PAT
Eindhovense expat in Azië
Honderden toeristen in Maleisie komen dagelijks naar Kuala Lumpur. Hun hoofdoel:
2 4
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
tot afgelopen zomer werkte voordat hij terugkeerde naar Zuidoost Azië. Supply and Distributions
Hazejager combineert zijn huidige functie als business development manager met een baan als business team manager. Een hoop Shell-jargon geeft hij toe. Vertaald naar het dagelijkse leven betekent het dat Hazejager voor de afdeling Supply and Distributions van Shell de contacten onderhoudt met klanten en potentiële klanten om hen een zo passend mogelijk product te leveren en tevens nieuwe vraag te creëren voor zijn bedrijf. Met behulp van presentaties, vergaderingen en gesprekken probeert hij uit te vinden wat de klant nodig heeft om zijn bedrijf te verbeteren en op welke manier Shell in deze behoeften kan voorzien. Hoewel Hazejager niet direct meer actief is in de chemische technologie, gebruikt hij de kennis die hij opdeed in Eindhoven als basis voor de inhoudelijke discussies met zijn klanten. ’Ik doe geen technische consultancy. Mijn functie richt zich meer op de zakelijke kant van het bedrijf. Ik zou na al die jaren niet meer in staat zijn om op een hoog niveau gebruik te maken van mijn kennis van chemische technologie, dat moet je blijven onderhouden. Ik moet toegeven dat ik mijn studieboeken tijdens mijn laatste verhuizing vierkant heb gearchiveerd’, zegt hij lachend.
De Petronas Twin Towers. De stervormige torens staan in het hartje van Kuala Lumpur, tussen de palmbomen en dure winkels. Een prachtig aanzicht. Op de negentiende verdieping van de torens bevindt zich het kantoor van Johan Hazejager (40), business
Door zijn baan in Kuala Lumpur ziet Hazejager zowel binnen als buiten zijn bedrijf hoe mensen technologie toepassen om er producten van te maken. ’Ik ben nu betrokken bij meerdere perspectieven dan in Londen, waar ik me bezig hield met de interne procesverbetering. Dit overzicht op de verschillende kanten van een probleem maakt mijn werk interessant.’ Het is tevens de moeilijke factor van zijn werk. Om zijn klanten goed van dienst te zijn, reist Hazejager regelmatig naar Japan, Indonesië en Singapore voor gesprekken. ’In Azië wil dit nog wel eens
development manager bij Shell.
Werken in het buitenland is altijd een ambitie geweest van Hazejager. Tijdens zijn studie fantaseerde hij over Australië: de ruimte, relaxte sfeer en sportcultuur van het land trokken hem enorm. Het werd echter Singapore waar Hazejager aan de slag kon op een raffinaderij. Het comfortabele Singapore met zowel westerse als oosterse invloeden bleek een goede introductie voor de Aziatische werkcultuur. Een introductie waar Hazejager in zijn huidige functie in Maleisië de vruchten van plukt. Na zijn eerste baan in Singapore verhuisde Hazejager, samen met zijn Singaporiaanse vrouw, terug naar Nederland om als econoom aan de slag te gaan voor Shell. Door zijn nieuwe functie was hij niet meer direct bezig met chemische technologie zoals hij dat aan de TU gedaan had. Deze koers zette hij voort in Londen waar hij
F O T O ’ S : Y V E T T E N I E U W S TA D
Hazejager studeerde in 1988 af als chemisch technoloog aan de TU/e. Terwijl zijn vrienden zich verheugden op een gapyear werd Hazejager twee weken na zijn afstuderen aangenomen bij Shell en vertrok voor viereneenhalf jaar naar Singapore. Een betaalde vakantie, lachten zijn vrienden. Sinds een half jaar is Hazejager weer terug in Azië. Als business development manager werkt hij voor Shell in één van de hoogste gebouwen ter wereld, ’Natuurlijk ben ik daar wel een beetje trots op, het geweldige uitzicht over de stad heeft mij wel eens geholpen bij het nemen van beslissingen op mijn werk.’
Shell-medewerker Johan Hazejager houdt kantoor op de negentiende verdieping van de Petronas Twin Towers in Kuala Lumpur.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
2 5
Hazejager: ‘Studenten hebben veel tijd, maar weinig geld. Deze combinatie leidt tot goede ideeën.’
Als expat moet Hazejager met andere factoren rekening houden dan zijn collega’s in Nederland. ’Als ik internationaal wordt overgeplaatst reizen mijn vrouw en mijn twee dochters met mij mee. Toen mijn dochters nog niet naar school gingen, ging dat vrijwel probleemloos. Nu laat ik in mijn beslissing om overgeplaatst te worden meewegen of er op de nieuwe plek een geschikte school zal zijn voor mijn kinderen en of het een land is waar mijn dochters zich vrij kunnen ontwikkelen. Maleisië is een Islamitisch land, maar het is zeer modern. Zolang mijn vrouw en dochters niet beperkt worden in hun doen en laten, wil ik in Kuala Lumpur werken. Ik zou om deze reden bijvoorbeeld niet naar Saudie Arabië overgeplaatst willen worden. Daar moeten expatvrouwen veel van hun vrijheid inleveren.’
problemen opleveren omdat sommige landen op korte termijn geen visum verstrekken. Ik heb om deze reden wel eens klanten moeten afzeggen.’
Visa waren in het begin van zijn carrière niet het enige probleem van werken in Azië. ’Hoewel ik tijdens mijn eerste weken in Singapore meer bezig was met de verschillen tussen studeren en werken dan met de verschillen tussen Europa en Azië, heb ik een aantal dingen moeten leren over het land en de streek. Het eerste wat me opviel aan Singapore was de gedrevenheid van haar inwoners. Ze zijn constant bezig de kwaliteit van hun leven te verbeteren en daarom erg materialistisch ingesteld. Ik denk dat het een onderdeel is van de cultuur. Hetzelfde geldt voor Chinezen. Wanneer zij merken dat iemand anders het beter heeft dan hen, zullen zij er alles aan doen hetzelfde te bereiken. In Maleisië merk ik dat veel minder, hier zijn mensen tevreden met wat ze hebben.’ Zijn kennis van de Aziatische cultuur deed Hazejager op met vallen en opstaan. ’Ik herinner me nóg mijn verwarring tijdens mijn eerste Aziatische meeting. Met een goede kennis van de Engelse taal stapte ik de vergadering in, maar na een kwartier luisteren besefte ik enigszins in paniek dat ik er niks van verstond. Aziaten hebben hun eigen manier van Engels praten. Het duurde een tijdje voordat ik dat ritme te pakken had.’ Inmiddels spreekt Hazejager een behoorlijk woordje Singlish.
In Hazejagers vriendenkring bevinden zich veel expats. Onlangs heeft hij een reünie gehad met de ’ouwe ballen’ van het dispuut Kekule. Als oprichter van het dispuut wilde hij het netwerk van actieve chemiestudenten uitbreiden, zodat zij rendement zouden krijgen uit de tijd en moeite die zij in hun studievereniging staken. ’We zijn in Singapore samengekomen, want bijna al mijn jaargenoten wonen in het buitenland. Wat we gedaan hebben tijdens de reünie moet helaas gecensureerd worden.’ Hoogstwaarschijnlijk hebben Hazejager en zijn dispuutvrienden de studentenfeesten van de Pascalinistraat in Eindhoven dunnetjes overgedaan. Het motto van de posttentamenfeestjes was ‘Een feest is geen feest als de politie niet is geweest’. Tegelijkertijd beweert Hazejager dat hij positief terugkijkt naar zijn studietijd aan de TU/e omdat hij en zijn vrienden vol zaten met plannen om de wereld te verbeteren. ‘Studenten hebben veel tijd, maar weinig geld, deze combinatie leidt tot goede ideeën. De oprichting van Kekule was zo’n idee. Ik word via de vereniging nog steeds wel eens benaderd om introducties te regelen voor stageplaatsen of sollicitatiegesprekken. Ik doe dit graag, al is direct contact met de vereniging wat moeilijker omdat ik nu in Maleisië woon. Maar wat mij het beste is bijgebleven van mijn studententijd zijn de feesten, dat zijn er veel geweest.’
Een ander verschil met Europa zijn de eetgewoonten. Hoewel Hazejager ervaring had met eten met stokjes door de studiereis naar China die hij organiseerde voor studievereniging Japie, heeft werken in Azië zijn eetgewoonten verder ontwikkeld. ’Vissenkopcurry is een delicatesse in sommige delen van Azië. Ik heb eens in een ongemakkelijke situatie gezeten omdat ik tijdens een etentje als speciale gast de lippen en ogen van een enorme tropische zoutwatervis voorgeschoteld kreeg. Intussen kan ik echt genieten van een goed klaargemaakte vissenkop.’
Hazejager vindt dat hij in Kuala Lumpur goed op zijn plek zit, ’Al lonken de States ook af en toe’, geeft hij toe. Ook sluit hij niet uit dat hij over een aantal jaar een eigen bedrijf op gaat zetten. ’Werken voor een groot bedrijf als Shell heeft soms nadelen. Er komt erg veel bureaucratie bij kijken. Een eigen bedrijf geeft je de mogelijkheid beslissingen te nemen die bij je passen.’ Of Hazejager met een eigen bedrijf ook de kans zou hebben te werken met uitzicht op het bruisende centrum van Kuala Lumpur, in torens die op ansichtkaarten prijken, blijft voorlopig nog de vraag.
Vissenkopcurr y
2 6
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
TUSSEN DROOM EN REALITEIT LIGT
DE PASSIE VOOR TECHNIEK Met 45.000 medewerkers in 50 landen, waarvan ruim 9000 in Nederland, is Atos Origin één van 's werelds meest gerenommeerde IT dienstverleners. Bij de afdeling Technical Automation staat de ontwikkeling van hoogwaardige technische software centraal. Hier ondersteunen ruim 250 specialisten unieke technologische ontwikkelingen bij toonaangevende organisaties. Is techniek jouw passie? Dan nodigen we je graag uit voor een gesprek. Atos Origin Technical Automation (Utrecht en Veldhoven) zoekt:
Technisch Software Engineers
Wij bieden Een stimulerende omgeving voor professionele en persoonlijke groei. Uitdagende projecten, dikwijls op locatie. Zelfstandigheid en prima arbeidsvoorwaarden.
(starter of ervaren) Je ontwikkelt technische systemen, embedded en real time software voor high-tech fabrikanten op het gebied van elektronica, medical, wafersteppers en copiers, ruimtevaartorganisaties, transportondernemingen en telecombedrijven. Je hebt een echte 'doe' mentaliteit en je beschouwt het als een uitdaging om jezelf in verschillende technische vraagstukken te verdiepen.
Discover your true potential at Atos Origin.
Wij vragen Bèta-achtergrond, bijvoorbeeld een studie Elektrotechniek, Wiskunde of Informatica, Technische Natuurkunde, Sterrenkunde. Een sociale en werklustige houding. Atos Origin Technical Automation, De Run 1121, 5503 LB Veldhoven, tel 040 258 68 06, www.atosorigin.com/careers
LOOPBA AN
‘Laat ze het maar zelf uitzoeken’ ‘Je moet mensen een behoorlijke dosis onzekerheid aanreiken, dan organiseren ze zichzelf.’ Aan het woord is ir. Piet van Schijndel, lid van de Raad van Bestuur van Rabobank Nederland en alumnus van Technische Bedrijfskunde. En ook de man die het ‘kantoorconcept’ invoerde bij Interpolis. Van Schijndel kon na zijn studie meteen aan de slag als organisatie-adviseur bij de Rabobank en moest als intern consultant lastige vraagstukken oplossen. ‘Ik moest automatiseerders en bankiers bij elkaar brengen, dat waren twee gescheiden werelden. Ik maakte een ICT-plan waarmee het werk veel simpeler aangepakt kon worden. Het werd afgekeurd door mijn baas, maar
weer goedgekeurd door zijn baas. Ik was 26 en ik kreeg de opdracht het plan in te voeren en dat is ook gelukt’, herinnert hij zich. ‘Ik had daarbij veel aan mijn achtergrond in de bedrijfskunde. De bagage die ik van mijn studie heb meegekregen heeft mij altijd geholpen de dingen breed te blijven zien, ook als leidinggevende. In een managementfunctie moet je proberen alle disciplines aan elkaar te knopen. Zonder goede marketing ga je nat, ook al zijn je processen perfect en heb je een goed product. Maar andersom kan ook niet. Het is de kunst alles in evenwicht te brengen en de juiste specialisten erbij te halen als dat nodig is.’ Spannender
Aan zijn studietijd bewaart Van Schijndel goede herinneringen. Een clubje van elf mensen van zijn HBS schreef zich op verschillende faculteiten van de universiteit in en dat werd de basis van zijn studievriendenkring. ‘Maar als ik mijn kinderen
nu zie studeren heb ik wel het idee dat het studentenleven tegenwoordig veel spannender is’, zegt hij. De jonge Van Schijndel had nooit gedacht dat hij in verzekeringen zou gaan, maar werd na die eerste opdracht bijna als vanzelf verzekeringsman bij de bank, in eerste instantie als hoofd administratie Verzekeringen, later, als hoofd van het Directoraat Verzekeringen en Reizen. Van daaruit ging hij naar Interpolis, dat mede naar aanleiding van zijn advies ingelijfd was. Vanaf 1990 bekleedde hij diverse leidinggevende functies. In 1998 werd de introductie van het kantoorconcept in het nieuwe kantoor in Tilburg aan hem toevertrouwd. ‘Niet iedereen was aanvankelijk blij met de veranderingen. Geen eigen werkplek, hoe moest dat nu verder? Mensen vroegen om regels. Wanneer moet ik mijn spullen opruimen? Als ik naar de wc ga, of als ik ga vergaderen? Ik heb die regels niet gemaakt. Het bleek dat mensen gingen opruimen als het druk was en op andere momenten niet. Uit verwarring komt vaak iets goeds. Laat ze het maar zelf uitzoeken, roep ik dan.’
F OTO : R A B O B A N K
‘Het kantoorconcept loopt nu tien jaar en is zeer geslaagd. Het ontwikkelt zich nog steeds. Scheiding van werk en privé wordt steeds minder. Sommige werkgevers halen een kapper naar kantoor. Bij Interpolis mogen werknemers onder werktijd naar de kapper en de stomerij om de hoek. Ook het telewerken raakt steeds meer ingeburgerd, sommige werknemers willen zeventig procent van hun tijd thuiswerken, anderen minder. Ze kijken wat het beste past bij hun persoonlijke situatie.’ Mentaliteit
Rabo-topman Piet van Schijndel: ‘Uit verwarring komt vaak iets goeds.’
2 8
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
In 2002 stapt Van Schijndel over van de hoofddirectie Interpolis naar de Raad van Bestuur van Rabobank Nederland. Van Schijndels nieuwste project is de introductie van interactieve internet tv. Klanten kunnen vanaf het begin van dit jaar via het televisiescherm transacties verrichten maar ook bijvoorbeeld het Rabobank be-
leggersjournaal bekijken op internet. Er zijn voorlichtingsvideo’s over hypotheken, beleggen en verzekeren om online te bekijken. ‘Televisie, internet en telefonie groeien naar elkaar toe. We stappen vol in die combinatie’, betoogt Van Schijndel. Mensen de mogelijkheid geven hun eigen weg te zoeken zowel in het werk als privé is een goede ontwikkeling, meent Van Schijndel. Aan de andere kant maakt hij zich zorgen over de toekomst. ‘Ik zie veel
wantrouwen in de samenleving ten opzichte van steeds maar groter wordende instituten, zoals ziekenhuizen, scholen, bedrijven, waaraan mensen zich in toenemende mate overgeleverd voelen. We krijgen alsmaar met nieuwe systemen te maken. Er heerst een gevoel van ‘ieder voor zich’. We hebben geen economische crisis maar een mentaliteitscrisis.’ ‘Maar eerlijkheid begint thuis en in de eerste klas van de basisschool. Socialisatie
M A T R I X
/
wordt aan de verkeerde kant aangepakt. Ik denk dat scholen in de toekomst een veel grotere rol in de vorming van leerlingen zullen gaan spelen. Ook als ze gedeeltelijk gaan werken met lesgeven op afstand via internet. Uiteindelijk zal er weinig verschil zijn tussen virtueel en live naar schoolgaan.” En zijn eigen toekomst? ‘Ik voel me na dertig jaar nog steeds thuis bij de Rabobank. De coöperatieve structuur spreekt me zelfs meer en meer aan.’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
2 9
service Jubileumboeken
De kleine TU/e encyclopedie 1956-2006 Vond de eerste studentenprotestdemonstratie in Nederland in Eindhoven plaats? In welke James Bond parodie, gemaakt door leden van studentenvereniging Dekate Mousa, speelt minister Jozef Luns een gastrol? Wie waren de ‘machers’ die in de jaren vijftig uit het niets een Technische Hogeschool opbouwden? Wat is het verhaal achter de befaamde knijpertjescolleges? Het antwoord op deze en nog veel meer vragen is te vinden in ‘de kleine TU/e encyclopedie’ die in december 2006 als laatste publicatie in het lustrumjaar zal verschijnen. In de jaren zestig ontvingen eerstejaars studenten (netjes in het pak) hun collegekaart uit
Een traditioneel historisch naslagwerk wordt het niet, maar wel een bundeling van wetenswaardigheden, anekdotes, portretten van markante personen, beschrijvingen van typische TU/e-rituelen, verhalen over de bouwgeschiedenis en veel bijzondere foto’s en illustraties. Een petite histoire, dus. De samensteller en schrijver van de publicatie is TU/e-medewerker Joep Huiskamp. Bij het samenstellen van het boek kon Huiskamp een beroep kon doen op de medewerking van enthousiaste (oud-) TU/e’ers en studenten. ‘Je kunt de geschiedenis van vijftig jaar universiteit en haar duizenden medewerkers en studen-
ten natuurlijk niet in detail vastleggen in een boekje van driehonderd pagina’s’, vertelt hij. ‘Maar het is wel de ambitie om voor al die mensen die hier gewerkt of gestudeerd hebben (of dat nog doen) een onderhoudend en herkenbaar beeld op te roepen. We hebben gesprekken gevoerd met tientallen mensen, we hebben meters dossiers en oude universiteitsbladen uit de archieven opgedolven en stapels foto’s doorgeworsteld.’ Uiteraard besteedt het boek veel aandacht aan de oprichtingsjaren van de THE, waarin het fundament werd gelegd voor de universiteit van vandaag. Onderwerpen
Gewaagd screenshot uit de parodie ‘James Klont: Boter, Kaas en Eieren’, een Dekate Mousa productie die in 1969 in première ging.
3 0
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
handen van de rector magnificus, in dit geval overhandigt prof.dr. K. Posthumus de kaart aan de tweeduizendste student A. Heersche.
die aan bod komen zijn onder andere de Bandung-connectie, de relatie met Philips, de Wet van Posthumus, de geschiedenis van het Limbopad, studentenprotesten en bezettingsacties, de ratio achter het loopbruggenstelsel, zingende Tuna’s, antieke wiskunde, bouwen met bierflesjes, de introductie van de eerste rekenmachines en natuurlijk de herkomst van het motto ‘mens agitat molem’.
GEDREVEN DOOR NIEUWSGIERIGHEID Daarnaast bevat de encyclopedie tientallen korte of langere portretten van emeriti, oud-medewerkers en alumni. Huiskamp: ‘Veel verhalen uit de beginjaren leven vooral in de herinneringen van mensen. Die eerste generatie verdwijnt nu langzaam achter de horizon. Het is de bedoeling om veel van die oral history vast te leggen. We hebben plannen om na het verschijnen van het boekje een Wikipediaachtige site te bouwen, waarin ook andere verhalen of anekdotes hun plek kunnen krijgen.’
De jubileumuitgave ‘Gedreven door nieuwsgierigheid’ brengt vijftig jaar TU/e-onderzoek in beeld. Aan de hand van 28 onderzoeksprojecten maakt de lezer kennis met botsende auto’s, glasvezels, polymeren, bamboe, plastic zonnecellen, de akoestiek van concertzalen en tal van andere thema’s. Het boek stelt de onderzoeker en het onderzoeksteam centraal en zoomt in op hun problemen en frustraties, maar vooral op hun gedrevenheid en geboekte resultaten. Een menselijk en inspirerend perspectief dat de uitgave op prettige praktisch en licht houdt, zonder aan inhoudelijkheid en diepgang te verliezen. Gedreven door nieuwsgierigheid gaat meer beschouwende thema’s niet uit de weg. Wat is het maatschappelijk nut van het TU/e-onderzoek? Wat zijn de verschillen tussen de natuurwetenschappen en de technische wetenschappen? Wat is de betekenis van het onderzoek voor het onderwijs? Hoe verhoudt fundamenteel onderzoek zich tot toepassingsgericht onderzoek?
‘De kleine TU/e encyclopedie’ verschijnt op 1 december 2006. De redactie werd geadviseerd door een begeleidingscommissie onder voorzitterschap van prof.dr. Jack van Lint (tot september 2004) en prof.dr. Theo Bemelmans. In september vindt u in Matrix meer informatie hoe u dit boekje kunt verkrijgen en hoeveel het gaat kosten.
Welke verschuivingen hebben zich voltrokken in de onderzoekprogramma’s? Is er iets te zeggen over de economische opbrengst? Het boek is een uitgave van de stichting Historie der Techniek en stond onder redactie van prof. Harry Lintsen en dr. Hans Schippers. De gezamenlijke inspanningen van auteurs, begeleiders en onderzoekers van de faculteiten hebben dit eenmalige jubileumwerk gemaakt tot een waardevol boek. Een aanrader voor iedereen die gedreven door nieuwsgierigheid interesse en betrokkenheid voelt bij vijftig jaar onderzoek op de TU/e. Het boek wordt op vrijdag 21 april officieel gepresenteerd tijdens de alumnidag aan de TU/e.
gedreven door nieuwsgierigheid De auto heeft op allerlei terreinen de laatste twintig jaar een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Motortechniek, veiligheid, benzineverbruik noem maar op. Ook de ontwikkeling in autolak heeft niet stil gestaan. Vier lagen komen er tegenwoordig op. Dat wil zeggen aan de buitenkant. Aan de binnenzijde is dat een laag minder. Dat wil zeggen aan de buitenkant. Peter Maassen (Sittard 1962) kan je er alles over vertellen. Hij is de man die bij NedCar verantwoordelijk is voor het lakproces. Meestal verloopt dat zonder veel problemen, maar incidenteel zijn die er wel. Wanneer Maassen met zijn analytisch-chemische opleiding op hbo-niveau zelf de oplossing niet kan vinden, raadpleegt hij specialisten zoals de lakleverancier, dsm.
gedreven door nieuwsgierigheid een selectie uit 50 jaar TU/e-onderzoek
Bij de opening van het Hoofdgebouw in 1963 bood architect Van Embden de Hogeschool het beeld ‘de student’ van beeldhouwer Wenkebach aan.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
3 1
ONDERNEMERS
Withagen begon in 1980 aan de studie Elektrotechniek. Engel startte in 1984 met Informatica, na uitgeloot te zijn voor medicijnen. ‘Toen ik begon, bestond Informatica aan de TU/e nog maar drie jaar’, vertelt ze. ‘Het was een samenraapsel van vakken van allerlei faculteiten. Later is het meer op zichzelf komen te staan. De studie was leuk, maar het eerste jaar was wel schrikken, zoveel jongens. Ik ben zelf ook een techneut, maar hier was ik niet op voorbereid. Ik had nog geluk, mijn jaar had relatief veel meisjes. Al met al was het een gezellige tijd, we hebben veel lol gehad.’ Withagen haalde het eerste jaar met gemak. ‘Op de allereerste dag heb ik alle dictaten gehaald en diezelfde avond alles over digitale systemen uitgelezen’, vertelt hij. ‘De volgende dag heb ik de dictaten daarover voor het tweede semester gelezen. En daarna de hele bibliotheek uitgeplozen. Na het eerste jaar heb ik de studie laten sloffen. En er vervolgens nog negen jaar over gedaan. Ik ben een jaar op stage geweest in Canada, waar normaal zes weken voor staat. Ik was gefascineerd door de materie, door hardware met name. Het vakgebied was in de jaren tachtig heel erg in ontwikkeling. Het waren spannende tijden, ieder jaar was er iets nieuws.’
Fascinatie voor
internet Op het hoogtepunt van de internethype verkocht Willem Jan Withagen zijn bedrijf Internet Access Eindhoven (IAE). Hij had de regionale provider zes jaar eerder opgericht, omdat hij de faciliteiten voor internet en e-mail op de TU/e miste in het bedrijfsleven. Zijn vrouw Angelic Engel, eveneens TU/e-alumnus, werkte met haar eigen bedrijfje ook voor IAE.
Enige vrouw
F OTO : O G C
3 2
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
Waar Withagen zich op de hardware stortte, deed Engel dat op de software. En dan vooral de technische variant, embedded systemen en telecom. ‘Ik vond het afstuderen het leukst’, zegt ze. ‘Veel zelf bedenken, meer diepgang, discussies met de docenten. Ik heb een jaar verlenging gekregen, omdat ik actief ben geweest in de faculteit. Ik zat in de studentenraad en in de ‘cosi’, een commissie van studenten en docenten die meepraatte over het curriculum. Dat doe ik nog steeds, in een externe adviescommissie waar mensen uit het bedrijfsleven inzitten.’ Na haar afstuderen wilde Engel promoveren, maar er was geen plek. ‘Toen ben ik gaan werken, en dan is het te laat. Als je eenmaal in het bedrijfsleven zit, ga je niet meer terug om te promoveren. Ik heb altijd een eigen bedrijf willen hebben. Om ervaring op te doen ben ik begonnen bij een softwarehouse. Ik ben op allerlei plekken gedetacheerd geweest. Er zaten leuke
klussen bij, voor de CD-machine bijvoorbeeld. Dan zie je veel, ook hoe het niet moet. Ik was vaak de enige vrouw in een technisch beroep.’ Withagen was ook van plan om te promoveren. ‘Maar er kwamen allerlei andere leuke dingen tussendoor. Op mijn eigen vakgroep kon ik nog wat assisteren voor de interne automatisering. Daar ben ik vijf jaar lang blijven hangen, van promoveren is het niet gekomen. Ook mijn emigratie naar Canada is niet doorgegaan. Angelic en ik waren elkaar inmiddels al tegengekomen.’ Pingpongen
Na een jaar bij Philips op het NatLab vond Withagen het tijd om zijn eigen weg in te slaan: internet. ‘Op de universiteit had ik al in 1985 internet en e-mail opgezet. In het bedrijfsleven bestond dat toen nog niet. Zo kwamen we op het idee om een eigen provider op te richten. Met drie studiegenoten heb ik een stichting in het leven geroepen, Internet Access Eindhoven (IAE). Een jaar later hebben we er een BV van gemaakt. Daarna heeft het een vlucht genomen. Iedereen wilde plotseling internetten en emailen. We kregen tientallen medewerkers in dienst.’ Angelic Engel is met haar bedrijf Medusa ook voor zichzelf begonnen. ‘Mijn softwarehouse zag op dat moment niets in internet. Maar IAE kon mijn diensten gebruiken. Ik ben niet bij Willem Jan gaan
werken, onze bedrijven zijn gescheiden gebleven.’ Tot 1999 zat IAE op het TU/e-terrein in het Alpha-paviljoen voor startende bedrijven. ‘We waren de eerste bewoners van dat paviljoen’, vertelt Withagen. ‘We konden vierkante meters huren voor weinig geld en gebruik maken van de laboratoria. Al snel puilden we uit en moesten we verhuizen naar het gebouw van de Technische Dienst.’ Ook Engel heeft van het paviljoen gebruik gemaakt voor haar bedrijfje. ‘In die tijd was internet nog geen hype, het was allemaal heel pril. Dan heb je veel aan elkaar als starters. We gingen samen kroketten halen bij Bedrijfskunde, pingpongen en barbecuen. Alles was heel informeel. We waren heel creatief bezig, we wisten niet eens precies waarmee. Het was geen schande om te zeggen dat je het even niet meer wist. Ook hebben een aantal bewoners van het paviljoen samen een salestraining gedaan. Als techneut moet je je product tenslotte ook verkopen.’ Verwend
In 2000, midden in de internethype, heeft Withagen IAE verkocht aan een Amerikaans bedrijf. Tot 2002 is hij er nog bij betrokken geweest als general manager, ook in Duitsland. ‘Maar op een gegeven moment boeide het me niet meer. Ik ben nu met andere fascinerende dingen bezig. Ik geef advies aan kleine netwerkbedrijfjes, en
cursussen op het Natlab. Het is heel leuk, maar anders. De kans dat mijn bedrijf zich op het juiste moment met de wereld kan meten is niet groot. Ik verwacht niet dat ik nog eens zoveel mazzel heb.’ ‘Als je eenmaal zo’n snelgroeiend bedrijf hebt gehad, dan ben je verwend’, voegt Engel toe. ‘Zoek dan maar eens iets dat net zo’n leuke uitdaging is.’ Zelf heeft ze na de verkoop van IAE haar bedrijf Medusa voortgezet voor advies en realisatie van multimedia-projecten. Er werken nu acht mensen. ‘Het is niet meer zo hardcore als toen ik werkte met embedded systemen of telecom. De uitdaging ligt nu vooral in de bedrijfsvoering, het personeel, de contacten met klanten. Die diversiteit is wat mij zo aantrekt in een eigen bedrijf.’ Aan de studie hebben ze ‘best veel’ gehad. ‘Bepaalde vaardigheden, een manier van denken, die raak je nooit meer kwijt’, zegt Withagen. ‘Je splitst een probleem en zoekt dan de relatie tussen de deelproblemen. Dat is heel ruim inzetbaar. Het is bijna een levensfilosofie over hoe je met vraagstukken omgaat.’ Engel heeft nog steeds een band met de TU/e. ‘Ik praat nog regelmatig mee over het curriculum. En ik geef studenten die een bedrijfje willen opzetten advies. Erg leuk om te doen.’ ‘Eens een ondernemer, altijd een ondernemer’, voegt haar man toe.
Willem Jan Withagen en Angelic Engel
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
3 3
BEDRIJFSKRING
Acht jaar na zijn afstuderen is Roel Janssen nog steeds nauw betrokken bij de TU/e. Naast zijn baan als consultant op het gebied van organisatie en efficiency, richtte hij binnen Philips, in samenwerking met het Alumnibureau, een bedrijfskring op voor alumni van de TU/e. Topman Gerard Kleisterlee heeft zich inmiddels ook al aangemeld als lid.
Een blijvende band ‘De TU/e is een plek waar ik het altijd erg leuk heb gehad’, zegt Janssen (32) in antwoord op de vraag wat de universiteit voor hem betekent. ‘Ik voelde me er zeer thuis en heb aan mijn studententijd een aantal goede vrienden overgehouden.’ Janssen vertelt dat hij ook een blijvende band heeft met zijn afstudeerbegeleider Harmen Kragt: ‘Hij was zeer persoonlijk betrokken bij mijn project en heeft me geholpen een aantal bureaucratische obstakels op de universiteit te overwinnen. Na mijn afstuderen, ik werkte inmiddels bij Philips, hebben we samen een artikel geschreven over de rol van ergonomie in productieomgevingen. Harmen Kragt werkte ook in deeltijd bij Philips, net als een aantal andere mensen van de TU/e. Daarom was de band tussen de universiteit en het bedrijfsleven - de theorie en de praktijk - voor mij meteen heel vanzelfsprekend.’
Janssen is er van overtuigd dat Nederland, om de concurrentie met China en Centraal en Oost-Europa aan te kunnen, zich nog meer moet richten op innovatie en kennismanagement. Daarvoor moet Nederland de wisselwerking tussen universiteit en bedrijfleven beter benutten. Het is voor alumni dus niet alleen op persoonlijk vlak interessant die banden met de universiteit aan te halen. ‘Het is natuurlijk heel leuk vrienden en studiegenoten weer te zien’, zegt Janssen, ‘maar ook vanuit bedrijfsperspectief is het interessant betrokken te blijven bij de universiteit. Het is de uitwisseling van geavanceerde kennis en kunde die bijdraagt aan innovatie. Ook is het voor bedrijven nuttig om vroegtijdig contact te leggen met studenten en op die manier talent te werven. Door middel van gastonderwijs en het vertellen van verhalen uit de praktijk kun je het imago van je bedrijf op een positieve manier benadrukken.’ Philips ontplooit al veel van dit soort initiatieven, maar het is moeilijk daar een goed overzicht van te krijgen, zegt Janssen. De bedrijfskring is een plek om die verschillende initiatieven samen te brengen.
Studie en werk
‘Ik maak nog veel gebruik van de kennis die ik heb opgedaan tijdens mijn studie Technische Bedrijfskunde’, zegt Janssen. ‘Het eerste jaar na mijn studie was ik ook echt bezig met mijn afstudeeronderwerp, werkplek ergonomie. Ik hield me rechtstreeks bezig met de vier criteria waar ergonomie zich op richt: veiligheid, gezondheid, comfort en efficiency. Tegenwoordig zijn m’n werkzaamheden breder, maar ook grootschalige efficiency projecten hebben altijd iets te maken met hoe mensen werken, welke activiteiten ze uitvoeren, op wat voor soort werkplekken, op welke plaats in de wereld en de vraag hoe je dat efficiënter kunt inrichten. Het gaat erom er zoveel mogelijk uit te halen tegen zo laag mogelijke kosten, dát is immers wat het management wil. Je kunt veiligheid, gezondheid en comfort moeilijk verkopen binnen een bedrijf als het de efficiency niet verbetert.’ Van 1997, het jaar van zijn afstuderen, tot 2005 verzorgde Janssen ieder jaar een gastcollege op het gebied van werkplek ergonomie.
Bedrijfskring
De Philips bedrijfskring, die inmiddels driehonderd leden telt, is opgezet als een onderdeel van het Philips intranet. Het is een plek waar TU/e-alumni binnen Philips met elkaar in contact kunnen komen. Als moderator houdt Janssen ze op de hoogte van de activiteiten die de TU/e voor haar alumni organiseert. Naast het versterken van de band met de universiteit is de bedrijfskring er ook op gericht een netwerk te vormen tussen de verschillende Philips onderdelen. ‘Als mensen elkaar weten te vinden en ontdekken wat ze voor elkaar kunnen betekenen, dan kunnen er nieuwe ideeën ontstaan’, zegt Janssen. ‘Zo vormt de bedrijfskring een verfijning van het Philips intranet, specifiek gericht op de synergie tussen universiteit en bedrijfsleven.’
Als lid van de Raad van Advies van het Alumnibureau was Janssen betrokken bij het opstellen van een beleidsplan voor het Alumnibureau. ‘Naast het meedenken over het beleid en de doelstellingen wilde ik ook graag iets concreets doen’, zegt Janssen. Zo kwam hij op het idee een bedrijfskring voor TU/e-alumni op te richten binnen Philips.
3 4
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
Roel Janssen staat aan de basis van de Philips bedrijfskring. Bij Philips werken ruim 650 mensen die aan de TU/e gestudeerd hebben.
/
2 0 0 6
F OTO : B R A M S A E Y S
Universiteit en bedrijfsleven
‘Nu gaan we zorgen dat de leden elkaar ook persoonlijk kunnen ontmoeten’, zegt Janssen. Op 17 maart organiseerde de Philips bedrijfskring haar eerste activiteit, een themamiddag over ambient technology, een ‘slimme omgeving’ die op de behoeftes van de gebruiker anticipeert. ‘Ik heb via de bedrijfskring gepeild welk onderwerp mensen het meest interessant vonden’, zegt Janssen. ‘Dit is een actueel thema waarbij zowel technische als ethische vraagstukken een rol spelen.’ De volgende stap is het oprichten van bedrijfskringen binnen andere bedrijven. Shell en Essent zouden volgens Janssen goede kandidaten zijn en hebben al interesse getoond. ‘Juist voor deze bedrijven die zich bezighouden
met innovatie, techniek en chemie, kan samenwerking met de universiteit heel belangrijk zijn.’ Grote bedrijven lenen zich volgens Janssen het beste voor een bedrijfskring: ‘Je hebt een bepaalde kritische massa nodig om te voorkomen dat het initiatief te snel verwatert.’ Janssen denkt niet dat dit bij Philips snel zal gebeuren. Twee weken na de oprichting was de bedrijfskring al de grootste community op het Philips intranet en het aantal gebruikers groeit gestaag. ‘Er werken minstens 650 mensen bij Philips die aan de TU/e hebben gestudeerd en het initiatief wordt ondersteund door het hoogste management. Gerard Kleisterlee, voorzitter van de Raad van Bestuur en zelf TU/e-alumnus, is ook lid. Dat wordt door de overige leden zeer gewaardeerd.’
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
3 5
IN A WORLD OF TECHNOLOGY A BELIEF IN PEOPLE Mechanical Engineering Electrical Engineering & Information Technology
www.vanderlande.com
Een nieuwe impuls voor uw carrière
CLOSING THE GAP BETWEEN TECHNOLOGY AND BUSINESS Bedrijven en overheden hebben behoefte aan ingenieurs die techniek en business kunnen koppelen. Een volledig technische opleiding is onvoldoende en een algemene MBA is te generiek. Delft TopTech, school of executive education van de TU Delft, biedt opleidingen waarmee de traditionele kloof tussen technologie en business wordt gedicht. Deelnemers leren hoe organisaties zich kunnen aanpassen aan nieuwe technologieën en marktvragen.
Masterprogramma’s in: • Energie • IT Management • Petroleum • Publieke Veiligheid • Ruimtevaart • Telecommunicatie • Transport • Veiligheid en Milieu
www.delft-toptech.nl T 015 278 80 19
DOCENT
Patrick van Aarle doceert natuurkunde. ‘Je moet het gewoon leuk vinden om met leerlingen om te gaan op die lastige maar interessante leeftijd.’
De gemiddelde techniekstudent wil tegenwoordig het grote geld achterna. Maar wie ontfermt zich ondertussen over onze middelbare scholieren, die straks massaal moeten kiezen voor een bèta-opleiding? Patrick van Aarle, TU/e-alumnus Gymnasium Beekvliet te SintMichielsgestel, vertelt wat een ingenieur bezielt om voor de klas te gaan staan.
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
en natuurkundeleraar aan
‘Als ik Latijn zou geven, zou ik ook gelukkig zijn’ ‘Toen ik in ‘93 begon met Technische Natuurkunde aan de TU/e had ik nog geen flauw idee wat ik er later mee wilde doen. Op de middelbare school was ik een bovengemiddelde leerling met negens en tienen voor exacte vakken maar ook voor talen. Ik had wel een voorkeur voor de bèta-hoek, mede dankzij Piet-Hein Monen, mijn natuurkundedocent en Miek Scheffers, mijn scheikundedocente. Die wisten echt mijn interesse in wetenschap aan te wakkeren. En niet alleen bij mij. Van de honderd eindexamenkandidaten in mijn jaar gingen er zeker twintig een bètastudie doen. Negen daarvan kozen, net als ik, voor Technische Natuurkunde in Eindhoven. Dat had de naam een brede studie te zijn en elementen van veel andere disciplines
3 8
M A T R I X
/
in zich te verenigen. Ik ben slecht in het maken van keuzes, en zo kon ik mijn keuze als het ware uitstellen.’ Binas-boekje
Van Aarles TU/e-carrière verliep vlot. Een paar klompen met het Van der Waalslogo aan de muur herinneren aan een bestuursjaar bij de studievereniging van zijn faculteit. ‘Omdat je toch wat vakken moet doen tijdens zo’n jaar als penningmeester, vulde ik mijn keuzeruimte in met het oriëntatieprogramma op de Technische Universitaire Lerarenopleiding. Onderwijs geven was toen gewoon één van de vele dingen die me interesseerden.’ Later nam hij tijdens een stageopdracht bij een kernfysisch instituut in Japan een
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
kijkje in de keuken van het fundamentele onderzoek. ‘Heel specialistisch allemaal. Ik vond het wel aardig om eraan bij te dragen, maar draaide er niet echt warm voor. Ik koos daarom voor een niet alledaags afstudeeronderwerp in de sociaal-wetenschappelijke hoek. Ik deed onderzoek naar natuur- en milieu-educatie in het kader van de tweede fase die juist was ingevoerd op middelbare scholen. Mijn begeleider was dr. Gerrit Verkerk, bekend van het Binas-boekje (informatieboekje voor Havo en VWO). Toch solliciteerde ik na mijn afstuderen in eerste instantie bij bedrijven als KPN. Maar tijdens de assessments merkte ik dat ik ook daar niet enthousiast genoeg van werd. Via via kreeg ik een baan bij het Onderwijs Service Centrum van
Van Aarle: ‘Je hoort vaak dat als je het onderwijs ingaat, je er nooit meer uitkomt.’
wanneer zeventig procent van je collega’s vroeger je leraar was. Maar van de andere kant voel ik me juist erg op mijn gemak in bekende omgevingen. Eigenlijk wist ik toen ik wegreed al dat ik ‘ja’ ging zeggen.’ Relativeren
de TU/e. Dat was helaas geen lang leven beschoren. Twee weken na mijn eerste werkdag hadden we de eerste vergadering met het voltallige personeel, dus ik nam een welkomstvlaai mee. Nog diezelfde middag kregen we te horen dat het OSC opgeheven werd.’ Industrial Design
Gelukkig kon Van Aarle terecht bij de faculteit Werktuigbouwkunde, waar hij voor twee dagen per week de functie van studieadviseur op zich nam. Al snel werd hij gevraagd om mee te helpen aan het opzetten van de nieuwe ingenieursopleiding Industrial Design. ‘In de eerste negen maanden van 2001 moest er een complete opleiding uit de grond gestampt worden.
Dat was een uniek jaar. Omdat alles zo nieuw was, werd je overal bij betrokken.’ Tot 2003 werkte Van Aarle met veel plezier als studieadviseur aan die opleiding. Ook kwam hij weer in contact met het voorgezet onderwijs omdat hij de vwo-voorlichting coördineerde. Daarop besloot hij in overleg met zijn baas om naast zijn werk op de TU/e zijn eerstegraads bevoegdheid natuurkundeleraar te halen. ‘Kort daarna belde ik een van mijn vroegere docenten op met te vraag of ik een dagje mee mocht lopen op het Beekvliet, mijn oude school. Gewoon, ter oriëntatie. Maar al snel daarna kwam er een vacature vrij en werd me een volledige baan aangeboden. Ik zei er nog een weekendje over na te willen denken. Per slot van rekening is het wel vreemd
M A T R I X
/
Natuurlijk kent het vak ook zijn nadelen. ‘Soms ben je veel tijd kwijt aan het begeleiden van leerlingen die je vak niet boeiend vinden. Dat gaat dan ten koste van het stimuleren van diegenen die wél interesse hebben. Ik kan het me niet veroorloven om ongeïnteresseerde leerlingen links te laten liggen, wat een universitair docent wel kan. Wij moeten nu eenmaal iedereen erdoorheen slepen. Daar komt bij dat wij, op een kleine vmbo-afdeling van het Elde-college na, de enige middelbare school in het dorp zijn en er dus wel eens iemand tussen zit die eigenlijk op de havo thuishoort. Dat kun je als een probleem zien, maar ik zie het als een uitdaging, zelfs al vinden ze natuurkunde niks. Ik verlies mijn enthousiasme daardoor niet. Voor veel leerlingen is natuurkunde gewoon één van de vele vakken die ze moeten doen. Dat kan wrijvingen opleveren met een docent die helemaal opgaat in zijn vak. Ik kan mijn vakgebied prima relativeren. Je vak moet niet alles voor je zijn. Als ik Latijn zou geven, zou ik binnen het onderwijs ook best gelukkig kunnen zijn. Je moet het vooral leuk vinden om met leerlingen om te gaan op die lastige, maar interessante leeftijd. Dat zit in kleine dingen, zoals een grapje op de gang. Ik ga geen dag met tegenzin naar school.’ Dus Van Aarle’s toekomst ligt in het onderwijs? ‘Bij een sollicitatiegesprek vragen ze ook altijd waar je jezelf over tien jaar ziet. Zover kan - en wil - ik niet vooruitkijken. Ik heb mijn carrière niet uitgestippeld. De ervaring leert dat het tòch wel op mijn pad komt. Maar mijn interesse ligt niet uitsluitend bij het geven van onderwijs. Ik ben graag ook op andere manieren bij de organisatie betrokken. Maar in wat voor vorm? Geen idee. Je hoort vaak dat als je het onderwijs ingaat, je er nooit meer uitkomt. Ik ben daar niet zo bang voor, voorlopig heb ik het prima naar mijn zin.’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
3 9
ONTWIKKELAAR
P E T E R J A C O B S T I LT S P A A N S VA S T G O E D N A A R E E N H O G E R N I V E AU
Projectontwikkelaar in Spanje Ir. Peter Jacobs studeerde in 1985 af aan de faculteit Bouwkunde van de TU/e. Als oprichter van Credo Integrale Planontwikkeling ontwikkelde hij sinds 1990 prestigieuze bouwprojecten waaronder het Paleiskwartier in Den Bosch. Anderhalf jaar geleden besloot hij een nieuwe weg in te slaan. Hij verhuisde naar Spanje en zette zijn werkzaamheden daar voort onder de naam Credo España. Jacobs: ‘Ik zie het als een uitdaging om de kwaliteit van het vastgoed hier naar een hoger niveau te tillen.’ In 1980 startte Jacobs met zijn studie Bouwkunde. ‘Het begin van mijn studie verliep niet zo soepel. Ik had een verschil van inzicht met mijn P-begeleider. Bij het analyseren van vraagstukken overzag ik vrij snel wat de beste aanpak was en richtte me daar dan op. Hij vond mijn werkwijze echter te pragmatisch, volgens hem liet ik bij het benaderen van een probleem te snel alternatieven vallen. Hij liet mij een half jaar langer over mijn propedeuse doen om aan een meer wetenschappelijke visie te werken. Het vervolg van mijn opleiding ging gelukkig een stuk vlotter. Ook toen al kon je bij andere faculteiten vakken volgen, het was eigenlijk net een soort snackbar. Voor mij was dat perfect, want ik was erg geïnteresseerd in de marketingkant van bouwkunde en daar was toen nog geen
4 0
M A T R I X
/
aparte richting voor. Ik sprokkelde allerlei vakken op het gebied van bouwbedrijfskunde en marketing bij elkaar en zo kwam ik toch in de richting die ik leuk vond.’ Jacobs studeerde af bij het organisatieadviesbureau Twynstra Gudde op de invloed van ontwerpbeslissingen op exploitatiekosten. Zijn begeleider was professor Sikkel. ‘Met Sikkel kon ik het erg goed vinden, hij had ook een pragmatische kijk op de wereld. Hij werkte in het bedrijfsleven, en had waarschijnlijk daardoor niet die ivoren-torenmentaliteit.’ Eigen onderneming
Na zijn studie ging Jacobs aan de slag bij het Nederlands Christelijk Instituut Volkshuisvesting (NCIV), een koepelorganisatie op het gebied van sociale wo-
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
ningbouw waar hij enkele jaren werkte als projectleider. Toen eind jaren ‘80 de vraag naar sociale woningbouw afnam en de werkzaamheden stagneerden, besloot hij samen met zijn collega Hans van der Mijl een eigen onderneming te starten die zich zou gaan richten op de vrije sector. In 1990 richtten zij Credo Integrale Planontwikkeling op, waarbij Credo staat voor ‘creatief’ en ‘doelmatig’, de profileringspunten van de startende onderneming. Over de werkwijze van Credo zegt Jacobs: ‘We zijn altijd bij de kern gebleven. Er zijn geen managementlagen. Zodra het bedrijf groeit, splitst het zich op in cellen. Zo krijgt nieuw talent een kans in de vorm van een vennootschap met eigen projecten.’ De oorspronkelijke uitgangspunten, creativiteit en doelmatig-
Peter Jacobs: Alles kan hier ook nog wel ‘mañana’, en dat betekent hier naast ‘morgen’ ook nog eens ‘misschien morgen’.
heid, blijven relevant bij de aanpak van projecten. ‘In Rijssen moesten scholen vernieuwd worden. Wij hebben ze opgekocht, op die locaties woningbouw ontwikkeld en met de opbrengst hebben we de nieuwbouw van die scholen gefinancierd.’ Paleiskwartier
plaats van een centrale installatie zoals bij een normaal kantoor. Eigenlijk zou dit vaker zo aangepakt moeten worden. Kijk naar de huidige situatie in Nederland, waar veel kantoren leeg staan terwijl er sprake is van woningnood. Als je een kantoorpand bewoonbaar wilt maken, stuit je op allerlei problemen die je door een slimmer ontwerp had kunnen voorkomen.’ Mañana
Over het werken in Spanje als Nederlandse ondernemer zegt Jacobs: ‘Spanje is ontzettend ambtelijk, erger dan Nederland. Dat was wel even een verrassing. Onderhandelen werkt hier ook anders. Het kan gebeuren dat je alles overeengekomen bent, maar dat de andere partij op het moment dat het contract getekend moet worden alsnog terugkrabbelt. En natuurlijk gaat alles langzamer, alles kan hier ook nog wel ‘mañana’, en dat betekent hier naast ‘morgen’ ook nog eens ‘misschien morgen’.’ Maar ondanks die minder efficiënte werkcultuur denkt hij er nog niet over om terug te gaan naar Nederland. ‘Ik wil hier nog meer leuke projecten zoeken. Ik zie het als een uitdaging om de kwaliteit van het vastgoed hier naar een hoger niveau te tillen, er wordt doorgaans slecht gebouwd. Een kleine Spaanse aannemer hier denkt dat een betonkolom van dertig centimeter goed isoleert omdat hij zo dik is. Verder bevalt het leven me hier prima. Ik geniet van het buitenleven, het wandelen langs het strand en de boulevard en ’s zomers barbecuen we bijna iedere dag. Ik zou echt niet meer terug willen naar Nederland.’
F OTO : S J O U K J E K A S T E LE I N
‘Het mooiste project dat we met Credo gedaan hebben, is de ontwikkeling van het Paleiskwartier in Den Bosch. Het begon heel klein. We kwamen in contact met de eigenaar van Koninklijke VolkerWessels Stevin, toen nog een kleine organisatie, maar inmiddels een van de grootste Nederlandse bouwconcerns. Hij had een locatie van twee hectare achter het station en was daarvoor op zoek naar ontwikkelaars. Hij zag wel brood in Credo en kocht een gedeelte van de aandelen.’ Credo werd gedelegeerd ontwikkelaar van het gebied en bouwde er appartementencomplexen, kantoren en het nieuwe Paleis van Justitie. In 1998 kwam er twintig hectare bij en werd het een prestigeproject van ongeveer 1 miljard euro, waarvoor diverse architectenbureaus zoals Herman Hertzberger, INBO, BDP uit Londen, Natalini uit Florence en Bureau Ritzen aangetrokken werden. ‘Ik vond dit project zo leuk omdat we veel vrijheid kregen van de betrokken partijen. We hadden veel invloed op zowel stedenbouwkundig als architectonisch gebied. Daarnaast vormden we samen met de mensen van de gemeente Den Bosch een hecht team dat gedurende vijftien jaar heel prettig heeft samengewerkt.’ Enkele jaren geleden was Jacobs namens VolkerWessels nog verantwoordelijk voor de acquisitie van het Strijp S-terrein, dat momenteel in een publiek-private samenwerking met de gemeente Eindhoven wordt herontwikkeld. Na bijna twintig jaar in Nederland te hebben gewerkt, vond Jacobs het tijd voor vernieuwing. ‘In Nederland zijn de paden wel gebaand op het gebied van vastgoedontwikkeling. Ik zocht een nieuwe uitdaging. Daarnaast wilde ik niet mijn hele leven in Nederland blijven, dus ik ben me gaan oriënteren op de mogelijkheden in het buitenland’, vertelt hij. ‘Uit de opties Frankrijk, Spanje en Italië heb ik uiteindelijk voor Spanje gekozen omdat hier het meeste gebeurt op vastgoedgebied.’ Hij verhuisde anderhalf jaar geleden met zijn gezin naar Sitges, een kustplaatsje vijfen-
dertig kilometer ten zuiden van Barcelona. In samenwerking met VolkerWessels richtte Jacobs Credo real estate development España op. ‘Mijn plan was om eerst op zoek te gaan naar particuliere bouwprojecten, bijvoorbeeld villa’s voor vermogende Nederlanders, en daarna te zoeken naar grotere opdrachten. Maar die grote kwamen eigenlijk al voordat ik particuliere projecten had gestart.’ Momenteel lopen er twee projecten: Ciudad Patricia aan de Costa Blanca en MidTown Development in Gibraltar. Ciudad Patricia is een luxe woonzorgcomplex voor senioren, waar voornamelijk Nederlanders, Belgen, Duitsers en Engelsen wonen. Het is een woonpark uit de jaren tachtig met 175 aanleunappartementen, een centrumgebouw en een verpleeghuis. Vanwege de toenemende vraag naar woningen in Ciudad Patricia realiseert Credo España hier nog een extra appartementengebouw. ‘MidTown Development is een heel nieuw project, ontstaan vanuit het besef dat de grenzen tussen wonen en werken voor veel mensen vervagen. Denk hierbij aan kleine startende ondernemers of zelfstandigen in de creatieve sector, mensen die aan huis werken. De uitdaging zit hem in het ontwerpen van een gebouw met flexibele functies: je moet er kunnen wonen maar ook kunnen werken. Dat betekent zo weinig mogelijk dragende scheidingswanden, zodat je gemakkelijk van een woning een kantoor zou kunnen maken, hoge verdiepingen, buitenruimtes en speciaal ontworpen installaties per verdieping in
Een van de mooiste projecten van Credo: de ontwikkeling van het Paleiskwartier in Den Bosch.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
4 1
HULPVERLENERS F OTO ’ S : B A RT VA N OV E R B E E K E
TU/e-ALUMNI BIJ ARTSEN ZONDER GRENZEN
Projecten managen in noodsituaties Met een natuurkunde- of bouwkundediploma kun je alle kanten uit. Werken in ontwikkelingslanden via Artsen zonder Grenzen bijvoorbeeld. TU/e-alumni Marjolein Doorewaard en Frank Rammeloo doen het al jaren. ‘Het bedenken van een project heeft wel overeenkomsten met de
Marjolein Doorewaard
opzet van een stedenbouwkundig project.’
en Frank Rammeloo.
Marjolein Doorewaard studeerde van 1993 tot 2001 Technische Natuurkunde. ‘Ik vond het een leuk vak, maar al snel merkte ik dat het niet helemaal was wat ik wilde’, vertelt ze. ‘Ik ben er een jaartje tussenuit geweest om me in het buitenland nuttig te maken. Zo kwam ik Artsen zonder Grenzen tegen als organisatie die mensen uitzendt. Ik wist al snel dat ik dat wilde na mijn studie. Eerst heb ik nog anderhalf jaar gewerkt voor een districtshuisartsvereniging. Tot ik in 2003 aan de slag kon voor Artsen zonder Grenzen.’ Frank Rammeloo studeerde Bouwkunde van 1986 tot 1992. ‘Ik heb ook altijd belangstelling gehad voor vreemde culturen’, vertelt hij. ‘Tijdens de studietijd heb ik veel gereisd. Aansluitend heb ik tien jaar in de bouw gewerkt, onder meer als stedenbouwkundig ontwerper. In 2002 ben ik voor Artsen zonder Grenzen begonnen. Dat was best een radicale overstap.’ Naast medisch personeel bestaat ongeveer de helft van de mensen van Artsen zonder Grenzen uit medewerkers logistiek. ‘Dat is een heel breed vlak’, legt Rammeloo uit. ‘Organisatie, coördinatie, transport, veiligheid, communicatie, bewaking, bevoorrading van medicijnen, noem maar op. In deze tak van de organisatie werken mensen met allerlei verschillende achtergronden. Vaak technisch, maar lang niet altijd.’ Doorewaard deed in haar eerste project bij Artsen zonder Grenzen naast de logistiek ook administratief en financieel werk. ‘Dat was in Oezbekistan, waar ik tien maanden heb gezeten. Ik werkte aan de ondersteuning van alle ziekenhuizen in een bepaalde regio, en later aan de verbouwing van een ziekenhuis. Het werk deed ik vanuit twee verschillende steden. Heel anders dan Soedan, het
4 2
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
tweede land waar ik een jaar heb gewerkt. Daar zat ik heel afgelegen in een groot veldziekenhuis bestaande uit hutjes, voor vijfhonderd patiënten en evenveel familieleden. Alle voorraden moesten ter plekke aanwezig zijn, want we konden in de buurt geen medicijnen halen. Die moesten buiten Soedan besteld worden. Het kon maanden duren voor ze door de Soedanese douane kwamen. Vooral communicatie was lastig, want telefoonlijnen waren er niet. Alles moest via de radio of de satelliet. De laatste paar maanden was ik projectcoördinator, zeg maar de directeur van het ziekenhuis. We moesten het project in die tijd sluiten en alles overdragen aan de lokale gezondheidszorg.’ Bootje s
Rammeloos werk voor AzG startte in Birma. Daar deed hij de logistieke ondersteuning van mobiele brigades voor de bestrijding van malaria en projecten voor basisgezondheidszorg en de behandeling van seksueel overdraagbare ziektes. ‘Sommige gebieden waren alleen met bootjes te bereiken’, vertelt hij. ‘Daarna zat ik twee jaar in Colombia. Eerst als logistiek medewerker in een project en later als logistiek coördinator voor alle projecten in het land. Al veertig jaar is er een slepend conflict aan de gang. Nationale instituten komen niet meer in bepaalde regio’s. Onze mobiele brigades zijn de enige die gezondheidszorg verlenen.’ Zijn derde periode was in Pakistan, waar hij twee projecten had: de medische ondersteuning van een lokaal ziekenhuis, en een groot vluchtelingenkamp aan de Afghaanse grens. Het kamp bestaat al meer dan twintig jaar, met zelfs nog vluchtelingen uit de oorlog met Rusland. Werken voor de medische organisatie is enorm
2 0 0 6
breed. ‘Je moet vooral managen’, zegt Rammeloo. ‘Daarbij werken alle medewerkers over de hele wereld op dezelfde manier. Denk aan het invoeren van gegevens in de computers, het communicatiesysteem of het repareren van auto’s. Dat werkt bij alle projecten gelijk. Zo weet je heel snel waar het over gaat als je bij een ander project komt. Daarom kan Artsen zonder Grenzen ook zo snel in noodsituaties opereren.’ De twee TU/e-alumni kregen geen interne opleiding. ‘Er wordt veel eigen inbreng verwacht. De rest leer je gaandeweg. Inlezen in de context is essentieel, want het werk speelt zich altijd af op plekken waar conflicten spelen. Je moet weten wat er speelt en goede contacten hebben met de bewoners. Ook met de top van de bevolking, de burgemeester en ministers. In Nederland praat je niet zo snel met een minister, daar wel.’ De studie aan de TU/e heeft zeker een basis gelegd, vinden ze allebei. ‘Academische scholing is een pre om voor Artsen zonder Grenzen te werken’, zegt Doorewaard.
‘Niet voor de inhoud van het werk. Maar je moet leiding geven, projecten draaien, de context kunnen inschatten en erop inspelen. Een bepaalde manier van denken en problemen oplossen helpt dan.’ ‘Een opleiding is inderdaad handig, maar de rest leer je in het veld’, voegt Rammeloo toe. ‘Dat geldt trouwens ook voor het werk als architect. Vooral het projectmanagement vertoont veel overeenkomsten. Maar het begrijpen van de context en je reactie daarop kun je niet aanleren.’ Spanningen
Het werk is heel complex, het is iedere dag anders. ‘Je werkt zes, soms zeven dagen per week, en nooit alleen maar van negen tot vijf’, vertelt Doorewaard. ‘Echt vrij ben je nooit. In Soedan woonde ik naast het ziekenhuis. Dan blijf je altijd paraat. Je woont en werkt samen met je teamgenoten, waardoor soms spanningen ontstaan. Op dat gebied is het best zwaar werk. In Nederland kun je na het werk naar huis, andere mensen ontmoeten, een bier-
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
4 3
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
tje drinken. Daar niet. En de lokale bevolking ziet je altijd als iemand die bij het ziekenhuis hoort. Daar verwachten mensen iets van. Als iemand van het team zich laat gaan, kan dat effect hebben op de hele staf van het ziekenhuis.’ Dat kan heel ver gaan, vertelt Rammeloo. ‘In Colombia kon ik wel uitgaan. Maar de Colombianen in de gebieden waar ik zat hoorden bij de ene óf de andere strijdende partij. Je moet ontzettend uitkijken voor contact met iemand van een bepaalde groep. Voor je het weet heb je problemen met een andere groep, wat weer een operationeel probleem kan opleveren voor het project. Leven, wonen en werken waren helemaal verstrengeld.’ De meeste medewerkers zitten maximaal één jaar op een project. ‘Daarna is het goed om even in Nederland terug te zijn, om bij te komen’, zegt Rammeloo. ‘Je werkt veel, in een spannende moeilijke context. Lichamelijk en geestelijk ben je dan moe. Dan heb je even tijd nodig. Relativeringsvermogen en flexibiliteit zijn belangrijke eigenschappen voor dit werk.’ Doorewaard wil na haar periode in Nederland graag weer weg, liefst naar een land met een noodsituatie. ‘In een vluchtelingenkamp, of bij een aardbeving, om dat ook een keer mee te maken. Maar
Over Artsen zonder Grenzen Artsen zonder Grenzen is een onafhankelijke onpartijdige organisatie die medische zorg biedt aan mensen in nood, vaak in conflictsituaties. In bepaalde situaties biedt ze ook water- en sanitaire voorzieningen, voedsel en
ik ben me ook aan het oriënteren in Nederland. Dit werk kun je niet altijd blijven doen. Het heeft veel invloed op je privé-leven. Je contacten in Nederland raak je kwijt. Soms voel je je verloren. Je gaat van het ene naar het andere project, je stort je erin, en dan is het weer voorbij. Ook begin ik het ‘moeilijke’ van natuurkunde een beetje te missen. Niet dat het werk bij Artsen zonder Grenzen makkelijk is. Maar ik wil mijn hersens weer eens kraken, in mijn eigen vakgebied de diepte ingaan. Maar in Nederland heb ik nauwelijks werkervaring. En ik ben nog geen baan tegengekomen waar ik enthousiast van word en dezelfde voldoening uit kan halen. Er zijn wel raakvlakken te bedenken met werken in ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld in projecten rond water of windenergie. Misschien wil ik gaan lesgeven. Of een opleiding aan het Stan Ackermans Instituut doen.’ Als Rammeloo ooit stopt bij Artsen zonder Grenzen kan hij in Nederland als bouwkundige of stedenbouwkundig ontwerper nog wel terecht, is zijn verwachting. ‘Ik heb tijdens mijn projecten in Birma, Colombia en Pakistan meer gebouwd dan in Nederland. Ik mis het niet zo. Dat komt ook door de bouwkundige praktijk in Nederland, die zo administratief is. Heel frustrerend voor als je iets moois wilt maken. In de landen waar ik gewerkt heb kon je een ontwerpje maken en dat gewoon uitvoeren. En je had direct contact met de bouwlieden. Veel leuker dan in Nederland, waar er altijd een laag tussen zit van aannemers en constructeurs.’ Een project bij AzG heeft volgens hem wel iets weg van een stedenbouwkundig project. ‘Afhankelijk van de specifieke context en de medische behoefte bedenk je een strategie voor de medische interventie, die je vervolgens stapsgewijs uitvoert. De overeenkomst met de bouwpraktijk is vooral het projectmatige werk, waarbij je alles moet controleren en iedereen achter zijn kont aan moet zitten om het juiste gedaan te krijgen.’
huisvesting. Interventies zijn per definitie tijdelijk. Als de hulp op een andere
Het allerbelangrijkste om dit werk goed te kunnen doen is motivatie. ‘Je moet een drive hebben, anders haak je af’, zegt Rammeloo. ‘Verder is het fantastisch dat je altijd op plekken komt waar niemand anders kan komen. Het is leuk om zo’n raar land als Birma te leren kennen. De context geeft iets extra’s aan het werk.’ Doorewaard: ‘Ook Oezbekistan is zo’n onbekend land. Daar hoor je hier nooit iets over. Al met al is het een geweldige organisatie om voor te werken. Ik heb er geen moment spijt van.’
plek harder nodig is kan de organisatie besluiten een project te sluiten of over te dragen aan de lokale gezondheidszorg. In veel gebieden waar AzG werkt, worden rechten van mensen geschonden. De organisatie treedt soms op als pleitbezorger. Bijvoorbeeld door druk uit te oefenen op internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, en door zich publiekelijk uit te spreken over de misstanden die de medewerkers in hun werk tegenkomen. Om die reden ontving Artsen zonder Grenzen in 1999 de Nobelprijs voor de Vrede.
4 4
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
the urge to improve
Stan Ackermans Institute: post-MSc programs in advanced technological design - interdisciplinary teamwork - training on the job - design projects in industry - strict selection criteria - faster career perspectives For information: tel. +31 (0)40 - 247 24 52, www.sai.tue.nl / stan ackermans institute, center for technological design M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
x
D U B B E LTA L E N T
Piano spelen is intensiever dan wiskunde het ging op zich heel goed. De kinderen waren heel enthousiast over mij. Nog steeds mailen ze af en toe, heel lief. Maar ik wilde eerst zien wat er nog meer mogelijk is met wiskunde. Zo kwam ik terecht op de site van het Actuarieel Instituut, dat opleidingen biedt tot actuaris, ofwel verzekeringswiskundige. Ik heb voor de lol een tentamen op internet gedaan, erg leuk was dat. Zo ben ik in 2004 aan de deeltijdopleiding begonnen van vijf jaar. Overdag werk ik bij Watson Wyatt Brans & Co, die mijn studie bekostigt. De opleiding ondersteunt wat ik on the job leer. En het is frappant dat ik de toepassing van wiskunde nu zo leuk vind. Die vakken had ik op de TU/e juist vermeden. Als ik de universiteit zou mogen overdoen, had ik het anders gedaan. Ik zou er vanaf het begin nog meer uit hebben willen halen. Toch heb ik veel
‘Onze wiskundelerares kan heel goed lesgeven, zelfs ik snapte allus wat ze me heeft uitgelegd!!! Ze is heel erg enthousiast, en kan heeeeeel erg goed piano spelen!!!!’ Dat schreef een leerling van Morena Varga toen die haar koos als docent van het jaar 2004. Varga deed wiskunde aan de TU/e en piano aan het Tilburgs conservatorium. Ze geeft een paar concerten per jaar. Met het geven van wiskundeles is ze inmiddels gestopt.
4 6
M A T R I X
/
Varga heeft goede herinneringen aan mensen van de universiteit en aan bijvoorbeeld de studiereis naar Zuid-Afrika. ‘Dat was superleuk. Professor Henk van Tilborg begeleidde die reis. We zien elkaar nog steeds met dat groepje, en doen dan altijd het woordenboekspel. En mijn afstudeerdocent, Bram van Asch, was altijd een aardige en inspirerende man.’ Zuiver vak
Morena Varga: muzikaal en wiskundig talent.
In 2000 haalde Varga het diploma voor uitvoerend musicus, en in 2002 voor wiskunde inclusief de lerarenopleiding. Haar studie wiskunde was vanaf het begin gericht geweest op lesgeven. Zo heeft ze tijdens de studie zelf lesmateriaal geschreven. Uiteindelijk heeft ze twee jaar voor de klas gestaan op het Lorentz Casimir Lyceum in Eindhoven, en een half jaar in Breukelen. Maar het niveau van wiskunde op de middelbare school viel haar enorm tegen. ‘Het vak heeft zijn kern verloren, het is helemaal verarmd. Ik heb een heel andere visie op wiskundeonderwijs. Wiskunde is helemaal niet saai voor leerlingen, maar juist interessant en goed te begrijpen. Het mooie aan wiskunde is dat het een heel zuiver vak is. Je kunt de leerlingen laten zien dat alles een gevolg is van regels en afspraken. Maar dan moet je wel bij het begin beginnen. Definities geven van een vierkant bijvoorbeeld, in plaats van een afbeelding ervan in een lesboek met het onderschrift ‘dit is een vierkant.’ Anders kunnen leerlingen de vraag nooit beantwoorden of elk vierkant een rechthoek is.’ Lesgeven werd voor Varga zo frustrerend dat ze er de brui aan gaf. ‘Jammer, want
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Varga komt uit een muzikale familie. Haar ouders speelden viool in het Brabants Orkest en verhuisden met het orkest mee naar Eindhoven. ‘Bij de opening van het Auditorium van de TH Eindhoven in 1966 hebben ze in het orkest meegespeeld’, vertelt ze. ‘De rest van mijn familie is ook allemaal beroepsmusicus. Het was daarom raar dat ik wiskunde erbij wilde doen. Ik wilde zoveel worden, dat twee studies zelfs nog een compromis was.’ Varga heeft de combinatie van wiskunde en conservatorium goed kunnen bolwerken. ‘Ik heb er de tijd voor genomen. De vakken van het conservatorium volgde ik in de avondopleiding, en tussen de wiskundecolleges door kon ik piano studeren. De studie wiskunde viel niet mee. Op de middelbare school was ik er altijd goed in geweest. Maar aan de TU/e moest ik ineens fundamenteel nadenken over het vak. De theoretische vakken zijn me steeds meer gaan interesseren, al vond ik ze moeilijk. Ik werd daarbij geïnspireerd door mijn vriend, een echte theoreticus.’ Optreden deed ze al tijdens haar studietijd. ‘Op het open podium van Studium Generale, maar ook in het Frits Philips Muziekcentrum. Ik heb toen in het universiteitsblad Cursor gestaan om studenten naar het Mozart-concert te lokken. Bij het veertigjarig bestaan van de TU/e heb ik met een medestudent een bizar stuk gespeeld voor twee piano’s, slagwerk en dans. Dat gebeurde op drie plekken tegelijk in Europa. We waren verbonden via allerlei communicatiemiddelen. En ik heb in de jury gezeten van het pianoconcours aan de TU/e.’
aan de TU/e gehad. Een bepaalde manier van analytisch denken, hoe cliché dat ook klinkt. Tijdens discussies merk ik dat ik argumenten logisch op een rijtje kan zetten. Op veel momenten heb je er iets aan.’ Een heel orke st
Naast de wiskunde is het nog steeds de muziek die Varga bezighoudt. Na het conservatorium vormde ze een trio met een leerling van violiste Emmy Verheij en een celliste. ‘We deden veel optredens met kamermuziek. Ik deed ook soloconcerten, maar dat was moeilijk vol te houden naast het werk. Dagenlang studeren zat er niet in, met alles wat ik wilde doen. Als ik een concert doe, wil ik het goed doen.’
Een muziekstuk is niet zomaar een paar noten, volgens Varga. ‘Er zit een hele constructie achter, met veel diepte. Als je een sonate van Beethoven speelt, ben je als het ware een heel orkest. Je moet paukenist en solohoboïst tegelijk zijn. Er zijn maar een paar pianisten die dat kunnen, waaronder mijn leraar. Als je ze hoort spelen, hoor je duizend nieuwe dingen, het is nooit oppervlakkig. Ik wil een paar stukken op die manier onder de knie krijgen, in plaats van alleen maar mooi spelen. Ik vind het studeren niet altijd even leuk. Dat komt ook omdat het vaak in de avonduren na mijn werk moet gebeuren.’ Om die reden heeft Varga geen volle agenda met optredens. ‘Ik heb in 2005
M A T R I X
/
naast wat andere concerten vier pianoconcerten van Mozart gedaan. Dat is genoeg, het gaat niet om kwantiteit. Laatst belde een impresariaat op, of ik alle etudes van Chopin wilde spelen. Ze weten niet wat ze vragen! Het is zo moeilijk om dat goed te doen. Gelukkig heb ik de luxe positie om nee te kunnen zeggen, met mijn solide baan. Ik hoef niet van muziek te leven.’ Een direct verband tussen wiskunde en muziek ziet Varga niet. ‘Het enige verband voor mij is dat ik het allebei leuk vind. Juist omdat het zo verschillend is. Als ik het druk heb, vind ik het heerlijk om wiskunde te doen, dan gaat de tijd veel sneller dan met piano studeren. Dat is en blijft intensiever.’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
4 7
LOOPBA AN
J O V A N D E N H A N E N B E R G , C H I E F I N F O R M AT I O N O F F I C E R B I J D S M
Een ingenieur leeft van problemen Uitdagingen aangaan en problemen oplossen, die twee zaken lopen als een rode draad door de carrière van ir. Jo van den Hanenberg bij Philips en DSM. ‘Je kunt je leven niet echt plannen, het hangt van toevalligheden aan elkaar.’
F OTO ’ S : O G C
4 8
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
F OTO : B R A M S A E Y S
‘Ik ben een echte elektroman’, begint ir. Jo van den Hanenberg het gesprek. Daar bedoelt hij iemand mee die met hardware bezig is, die soldeert. ‘Ik deed sterkstroom, energietechniek, lange leidingen, …’ Van den Hanenberg noemt zonder haperen alle vakken op die hij tijdens zijn studie elektrotechniek van 1971 −1975 volgde, met de namen van de hoogleraren erbij. ‘Ik ontving mijn diploma op 15 januari 1976, van professor Pieter Eykhoff, die gaf toen het vak stochastische regeltechniek. Ik ben afgestudeerd in de regeltechniek, op de toepassing van dispersiefuncties in procesregelingen. Ik sprak Russisch en Eykhoff werkte op dat gebied samen met de universiteit van Moskou. Zo hangt je leven van toevalligheden aan elkaar. Je kunt het niet echt plannen.’ En zonder plannen wordt Van den Hanenberg uiteindelijk CIO (Chief Information Officer) bij DSM.
Jo van den Hanenberg reisde de wereld over om onderdelen te kopen voor 14 miljoen tv’s. Nu is hij verantwoordelijjk voor het ICT-beleid van DSM.
Teletype
Van den Hanenberg: ‘We hadden aan de TH destijds nauwelijks computers. Toen kwam de Burroughs. Die stond samen met een Philips ELX-8 computer in een apart gebouw, het Rekencentrum. ‘De computer’ was toen iets heel geheimzinnigs. Als je door het glas keek, zag je die gevaartes staan. Je leverde een stapeltje ponskaarten in en voor de ELX-8 mocht je op een teletype een papertape maken. Een paar regeltjes Algol-60, die op zo’n klein roze stukje tape aan de teletype gevoerd werden. Het was de tijd van professor Edsger W. Dijkstra, de ontwerper van Algol-60. Fortran en Basic mochten niet gebruikt worden, dat was vloeken in de kerk. Algol-
60, dat was het. Een simpel rekenprogrammaatje maken, meer mochten we niet.’ Van den Hanenberg vertelt verder over zijn loopbaan, minutieus met data en namen van mensen erbij: ‘Op 1 februari 1976 ben ik op het Philips Natlab begonnen als wetenschappelijk medewerker in de groep Regelen en Automatiseren. Er moesten toepassingen bedacht worden voor de 2650-microprocessor van Signetics, toen net door Philips gekocht. Er werd een intelligente robot mee gemaakt die stalen voorwerpen maar ook eieren kon oppakken. Later zijn deze besturingen de basis geweest voor de machines van ASML en Assembléon. Het was programmeren in
M A T R I X
/
hexadecimale code op een teletype en je had 1 kilobyte RAM-geheugen ter beschikking. Dat was mijn eerste echte kennismaking met wat je nu IT noemt en het was meteen echt werk onder de motorkap.’ Inkoop
Uiteindelijk werkte Van den Hanenberg 24 jaar bij Philips. Tot 1982 op het Natlab, daarna op het CFT, waar hij groepsleider en later afdelingsleider van het Computer Aided Manufacturing Center werd. In 1990 stapte Van den Hanenberg over naar de divisie Consumer Electronics en werd er IT-manager. Hij kreeg onder andere de opdracht om alle stand-alone PC’s in één netwerk te koppelen. Dat werd een groot succes, het eerste grootschalige PC-LANproject. ‘In 1992 werd ik om half vijf ’s middags overrompeld met de vraag of ik directeur Inkoop wilde worden. Of eigenlijk was het geen vraag, de directie had bedacht dat ik dat kon. Ik had het profiel van een inkoper en de cursus was al geregeld. Ik mocht er een nacht over nadenken om ‘ja’ of ‘ja’ te zeggen. Ik ben die uitdaging aangegaan. En nu zeg ik dat het de meest interessante tijd uit mijn hele carrière was. In plaats van intern bezig te zijn was ik ineens extern gericht. Ik reisde de wereld rond om componenten en materialen in te kopen voor 14 miljoen tv’s: beeldbuizen, IC’s, trafo’s, kasten... Over de hele wereld werd je met open armen ontvangen. De elektronische industrie in het Verre Oosten kwam opzetten. Tweehonderd dagen per jaar was ik op reis.’
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
4 9
‘Ingenieurs zijn gemotiveerde mensen. Die leven van problemen. Ze trekken ze aan, ook al liggen ze niet op hun terrein.’
Pink
Na vier jaar werd Consumer Electronics geherstructureerd. Alle business-to-business-activiteiten werden in de divisie Business Electronics ondergebracht en Van den Hanenberg werd voor inkoop en procesverbetering in de divisiedirectie gevraagd, maar het verliep uiteindelijk wat anders. ‘De financieel directeur had het erg druk en ‘deed’ IT erbij. Ik had ervaring op dat gebied, dus zei men: ‘Doe jij de CIO-functie maar, dat kun jij er met de pink van je linkerhand wel bij doen.’ Maar er was zoveel te doen: SAP invoeren, het millenniumprobleem, de euroconversie. Uiteindelijk deed ik meer IT dan inkoop.’ Tot 1999, toen de divisie BE in het kader van de nieuwe Philips-strategie werd opgeheven. ‘Als directie hadden wij de verantwoordelijkheid dit netjes af te wikkelen. Ik ben als laatste gebleven en heb de sleutels van de gebouwen overgedragen. Hoewel Philips mij een interessante, nieuwe directiebaan aanbood, ben ik toen toch ook op de externe markt gaan kijken. In die tijd van de internetboom was er veel vraag naar goede, ervaren IT-ers. Via een headhunter ben ik bij DSM terechtgekomen.’ Bij DSM lagen enorme uitdagingen. IT was in 1993 uitbesteed aan een extern bedrijf, maar was ondertussen door veel
5 0
M A T R I X
/
bedrijfsonderdelen weer zelf opgepakt. Toch kreeg de centrale IT-afdeling meestal de schuld als iets niet functioneerde. ‘Onterecht,’ zegt Van den Hanenberg, ‘ingenieurs zijn heel gemotiveerde mensen. Die leven van problemen en trekken ze aan, ook al liggen die niet op hun terrein. Daarom heb ik heel duidelijk een scheiding aangebracht tussen wat wel en wat niet de verantwoordelijkheid van IT is. Je denkt dat je als CIO binnengehaald wordt, maar je moet natuurlijk gewoon een klus doen: alle 24.000 medewerkers op15.000 werkplekken verspreid over 120 locaties wereldwijd moesten volgens dezelfde ITstandaarden gaan werken. Mijn eerdere ervaringen kwamen hierbij goed van pas.’ Strategie
In 2000 formuleerde DSM een nieuwe strategie: de petrochemie afstoten en groeien in life sciences en performance materials. Dus werden deze activiteiten in Limburg verkocht. ‘Ik had onder andere voor DSM gekozen omdat ik de laatste jaren van mijn carrière wilde doorbrengen bij een echt Nederlands bedrijf om weer een netwerk op te bouwen in Nederland en minder te reizen.’ In 2002 kocht DSM Roche Vitamins & Fine Chemicals en Van den Hanenberg ging het IT-deel van het
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
acquisitie- en integratieproces begeleiden. ‘Daarvoor zat ik de helft mijn tijd in Zwitserland. In plaats van meer thuis te zijn, was ik weer meer van huis.’ Dat heeft tot december vorig jaar geduurd. Al die tijd is Van den Hanenberg in Liempde bij Eindhoven blijven wonen. ‘Ik heb wel overwogen naar Limburg te verhuizen, maar na de verkoop van de petrochemie, dacht ik, je weet niet waar je moet gaan wonen. Voor de kinderen is het vervelend om te verhuizen, om ergens te gaan wonen waar ik dan toch steeds niet ben. Zij hebben hun vrienden en school, sport en alles in de buurt van Liempde.’ Hij heeft drie kinderen. De oudste dochter is bijna klaar met de studie Financial Management in Tilburg. De twee jongens zitten op het VWO. Over 22 maanden gaat Van den Hanenberg met pensioen. Hij is dan is hij 60 en kan terugkijken op een heel succesvolle carrière. Maar daarna thuis gaan zitten, daar voelt hij niet veel voor. ‘Met mijn brede, wereldwijde ervaring zie ik mezelf in de IT- of de inkoop-wereld nog wel iets doen.’ En thuis komt er meer tijd voor knutselen met hardware, want hij blijft een ‘elektroman’ natuurlijk.
Als je in technologie voorop loopt, dan schept dat verplichtingen. Daarvan zijn wij ons in Eindhoven terdege bewust. Immers, technologie is mensenwerk. Bijvoorbeeld werk van hooggekwalificeerde onderzoekers
Eindhoven
en studenten aan de TU/e die dagelijks de technologische ontwikkelingen een sterke impuls geven. Mensen die hoge eisen stellen aan de kwaliteit van het leven in de stad.
Ze vinden in Eindhoven een toonaangevend centrum van innovatie, technologie, onderwijs, cultuur en sport. Van poppodium De Effenaar en jongerencentrum Dynamo tot het Nationaal Zwemstadion de Tongelreep. Deze geavanceerde projecten geeft ze de mogelijkheid zich actief en passief bezig te houden met hedendaagse muziek, multimedia en sport op het hoogste niveau. Voorop in technologie. Kwaliteit gegarandeerd.
Leading in technology
www.eindhoven.nl
Voor meer informatie: Afdeling Communicatie & Stadspromotie Telefoon 040 238 21 70
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
x
PROMOVENDI
DRIE GEPROMOVEERDE SCHEIKUNDIGEN IN ÉÉN GEZIN
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
Een passie voor
polymeren Dr. Wim Staal promoveerde pas op latere leeftijd aan de faculteit Scheikundige Technologie van de TU/e. Twee van zijn drie zoons - Maarten en Bastiaan - kozen ook voor een promotie in Eindhoven. En - toevallig of niet - ook nog in dezelfde capaciteitsgroep. Vader Wim (57) had na een hts-opleiding al een aardig werkzaam leven in de chemie achter de rug, toen hij in 1990 besloot te gaan promoveren. ‘Daarmee heb ik het me niet makkelijk gemaakt, want ik deed mijn promotie naast een volledige baan. Daarom was het uiteindelijk erg pittig. Maar ik heb wel een geweldige tijd gehad. Je krijgt heel veel energie doordat het werk zo ontzettend leuk is en je succes hebt.’ Staal had bij zijn toenmalige werkgever de wens polymeermengsels te scheiden voor het bepalen van de samenstelling ervan. ‘Daarmee waren echter fundamentele moeilijkheden en een kennis van
5 2
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
me raadde me aan om daarmee naar de universiteit te gaan. In de Polymeerchemie-groep van professor German (inmiddels met emeritaat) ben ik toen gaan promoveren. Ik had steeds een afstudeerder voor me aan het werk en zelf kon ik een dag per week op de TU/e zijn.’ Aan de TU/e verbeterde Staal de nauwkeurigheid van vloeistofchromatografie voor het scheiden van polymeermengsels. ‘En dat deden we meteen maar middels betaalde opdrachten op monsters uit de industrie. Het leukste project dat ik me herinner was met zeer open asfaltbeton (zoab). Dat sleet veel te snel wanneer het eenmaal in het wegdek aangebracht was. Wij toonden toen aan dat van de rubbercomponent die het asfalt bij elkaar moest houden, een procentje te weinig was gebruikt.’ In maart 1996 rondde Staal zijn promotie af. Tegenwoordig heeft Staal senior zijn eigen consultancybureau op het gebied van scheidingstechnieken. Daarnaast geeft hij de helft van de tijd les op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. ‘Daar kan ik iets toevoegen, omdat veel collega’s nooit in de industrie hebben gezeten. Het overdragen van mijn opgedane kennis en ervaring is heel dankbaar werk. En het omgaan met jonge mensen vind ik geweldig.’
2 0 0 6
Van links naar rechts: Bastiaan, Wim en Maarten Staal.
samen konden voorbereiden.’ Maarten: ‘En we konden elkaar ’s avonds makkelijk even raadplegen over scheikundige zaken. Net zoals je overdag met collega’s doet.’ Nu zit Bastiaan bij de op de TU/e gevestigde Polymer Technology Group, dat problemen met polymeren onderzoekt voor het midden- en kleinbedrijf. Op schema
Staals oudste zoon Bastiaan (30) ging na de havo naar de hts in Breda om Chemie te studeren. Aan het eind van die studie was afstuderen aan de TU/e populair en vanwege zijn reeds gekozen specialisatie polymeerchemie kon hij bij de groep van professor German terecht. ‘Als kind had ik daar ooit al eens proefjes gedaan voor mijn vader.’ Veel van zijn jaargenoten waren enthousiast geraakt over een vervolgstudie aan de TU/e. ‘Zo begonnen we met veertien mensen aan de verkorte opleiding (VKO) Scheikundige Technologie. Dat we met zo veel waren was wel makkelijk, want je krijgt dan eenvoudiger dingen voor elkaar. Een extra college wordt eerder georganiseerd voor veertien man dan voor drie.’ Bastiaan haalde zijn bul in twee jaar, de minimale tijd die ervoor staat. ‘Toch schrok ik me in het begin wel rot. Voor het vak Organische Chemie moesten we een boek van duizend pagina’s beheersen, waarbij er ook nog eens vanuit werd gegaan dat we de eerste vijfhonderd al onder de knie hadden. Dat gold dan misschien voor de reguliere studenten, maar niet voor ons VKO’ers! Je wordt op de universiteit veel meer aan je lot overgelaten. Dat is wennen.’ Na een afgebroken promotie bij TNO Voeding in Zeist, wist Bastiaan binnen 3,5 jaar te promoveren in de vertrouwde groep aan de TU/e. Toen broer Maarten in 2001 met zijn promotie begon, kochten ze samen een huis in Eindhoven. ‘Dat was ook handig omdat we in de weekends samen een scoutinggroep begeleidden, zodat we dat
Maarten (28) legde de standaardroute richting ‘dr.’ af. Ter afsluiting van een op schema verlopen studie Scheikundige Technologie aan de TU/e, koos hij bij zijn afstuderen ook voor de groep Polymeerchemie. ‘Daar hebben we er weer een van Staal!’, was dan ook de reactie van de groepsleden. ‘Na mijn afstuderen had ik Eindhoven eigenlijk wel gezien’, vertelt Maarten. ‘Maar ik wilde in mijn promotie iets doen met de synthese van polymeren en dan is dit toch wel de grootste en beste groep van Nederland.’ Het promoveren is hem uitstekend bevallen. ‘Je wordt betaald en bent nog heel vrij om je onderzoek en werktijden in te delen.’ Maarten heeft zich gericht op het mengen van polymeren voor bepaalde gewenste mechanische eigenschappen. ‘Probleem is dat deze twee stoffen niet wíllen mengen. Daarvoor is de toevoeging van een compatibilizer nodig, een combinatie van zeep en lijm. Die zorgt dat de menging wél lukt en dat de twee componenten wel aan elkaar hechten.’ Maarten werkt net een paar maanden bij BASF in het Duitse Ludwigshafen. Daar doet hij iets praktischer onderzoek. ‘Een polymeer moet langer meegaan of het productieproces moet betrouwbaarder, dat soort zaken. Het buitenland geeft voor mij wel een extra dimensie aan een nieuwe baan. Een paar jaar naar China hoeft voor mij niet, maar Ludwigshafen ligt op maar vier uur rijden van Eindhoven.’ Toen Maarten, Bastiaan en zijn jongere broertje Joost-Jan nog op de basisschool zaten, gingen de spreekbeurten natuurlijk over scheikunde. Vader Wim zorgde graag voor de input, tot hele proefopstellingen aan toe. Wim: ‘Ja, zo fanatiek was ik wel.’ Toch maakten Maarten en Bastiaan zelf de keuze voor scheikunde. ‘Bastiaan had ik een studie Elektrotechniek aanbevolen en Maarten leek me heel geschikt voor Civiele Techniek in Delft’, vertelt Wim. Bastiaan: ‘Ach, in de elektro was ik ook wel gelukkig geworden, denk ik. Het gaat er gewoon om dat je iets doet, waarin je goed bent. Dan is het automatisch leuk.’ Voor moeder Staal is het soms wel lastig, drie scheikundigen om haar heen, die elkaar prima verstaan in hun techneutentaaltje. Toch kan ze ook zonder scheikundekennis hier en daar helpen. Bastiaan: ‘Mijn ‘lekenpraatje’ van mijn promotie heb ik van tevoren op haar geoefend. Een ideaal publiek, want ze weet niets van de achtergrond. Daar was ze heel enthousiast over. Maar ze is natuurlijk ook gewoon trots dat twee kinderen het tot een promotie hebben geschopt, waarvan één als simpel havo-klantje.’
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
5 3
ONDERNEMER
Terug op de plek waar het ooit begon hier altijd een bemande receptie is, is erg prettig. En ik heb al een paar keer met veel plezier in het Paviljoen geluncht, tussen de studenten.’ Een bijkomend voordeel van de nieuwe locatie is het feit dat de TU/e inmiddels klant is bij BVO. Het bedrijf traint een aantal systeembeheerders van de universiteit. Is er dan niets negatiefs te melden over de nieuwe plek? Vooruit dan, één dingetje: ‘Het is soms een beetje moeilijk te vinden voor cursisten.’ Die komen van klanten uit het hele land. Daardoor is de tweede vestiging van het bedrijf in Nieuwegein, vanwege de centrale ligging, langzaamaan het hoofdkantoor geworden.
Hij is bijna letterlijk terug op de plek waar hij ooit zijn eerste kantoor had. Vanuit zijn kamer in het Twinning Center op het TU/e-terrein kijkt ondernemer Rik Boelhouwer (38) uit op het Alphacentrum. Daar zat zijn bedrijf midden jaren negentig een klein jaar, tot hij eruit groeide. De oud-student Werktuigbouwkunde is oprichter en eigenaar-directeur van het ITopleidingsbedrijf BVO. Niet vreemd dus dat de terugkomst op de campus, per 1 februari van dit jaar,
Doorstart
sentimentele waarde voor hem heeft. Tien jaar lang was BVO gehuisvest boven een bank, aan de Boschdijk in Eindhoven. Maar op een bepaald moment vertrok de bank en begon het pand te verloederen. Reden voor BVO om te verhuizen. De keuze viel daarbij op het Twinning Center. Waarom? ‘Vanwege de hightech uitstraling van deze plek’, zegt Boelhouwer direct. ‘En de goede infrastructuur, het is heel goed bereikbaar met de auto en met het openbaar vervoer. Ook de internetverbinding is voor ons bedrijf erg belangrijk, en die is hier fantastisch. Verder is alles hier voorhanden. Het feit bijvoorbeeld dat
5 4
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
In 1996 had Boelhouwer tien mensen in dienst, nu zijn dat er twintig. Dat doet vermoeden dat het niet alleen rozengeur en maneschijn is geweest bij BVO in de tussenliggende periode. ‘Dat klopt’, vertelt hij. ‘We hebben een heel zware periode gehad.’ Ook zijn bedrijf ontkwam niet aan de gevolgen van het uiteenspatten van de internetbubbel. ‘In het begin groeiden we als kool. Eind 2001 hadden we dik veertig mensen in dienst. Begin 2002 zijn we met slechts vijftien man doorgegaan. We hadden gewoon te veel mensen op de bank zitten. We gingen failliet gegaan en maakten een doorstart met het gezonde deel van het bedrijf.’
2 0 0 6
Dat gezonde deel was het geven van IT-trainingen. Voorheen deed BVO bijvoorbeeld ook het onderhoud van netwerken en detachering. Dat gebeurt niet meer. ‘We hebben onze focus volledig gelegd op trainingen. Die zijn technisch ook veel hoogwaardiger geworden. Vroeger deden we nog veel korte trainingen voor programma’s als Powerpoint of Excel. Nu is het allemaal veel specialistischer. Het koppelen van databases bijvoorbeeld, daar heb je superspecialisten voor nodig. Maar wel met als doel het voor de eindgebruiker gemakkelijker te maken.’ Tekort
BVO Training Center zit inmiddels weer flink in de lift. Vorig jaar groeide de omzet van het bedrijf met vijftig procent, terwijl de markt slechts zes procent in omvang toenam. Voor dit jaar rekent de BVO-directeur op een groei van twintig procent. ‘De economie trekt nu fors aan en daardoor ontstaat meteen een tekort aan IT’ers. Daar bestaan wij van, want er moet nu weer meer IT-personeel geschoold worden.’ Maar die enorme groei komt zeker niet alleen op het conto van de aantrekkende economie, meent Boelhouwer. ‘De trainingskosten voor een bedrijf zijn vooral de gemiste uren van de werknemers. Wij proberen de cursussen daarom zo efficiënt mogelijk in te richten, zodat de cursist zo kort mogelijk in de baas zijn tijd bij ons is. Daar hebben we ons altijd heel sterk op gericht.’ Met succes, volgens de directeur. ‘We scoren als één van de beste partijen in Nederland bij onderzoeken naar klanttevredenheid. En je ziet het ook aan ons Gold Certified
Rik Boelhouwer studeerde nooit af. Nu is hij terug op de campus. Niet als student maar als (geslaagd) ondernemer.
Partnership met Microsoft. Dat is de hoogste status die je als samenwerkend bedrijf kan krijgen bij Microsoft.’ Overigens betekent de huidige groei niet dat BVO op korte termijn weer moet vertrekken uit het Twinning Center, vertelt Boelhouwer. ‘De ontwikkelingen op het gebied van e-learning en distance-learning gaan erg snel. Daardoor zitten we steeds meer op locatie bij klanten en kunnen steeds meer mensen hun training thuis volgen.’ Winkeltje s
Boelhouwer doet al dik vijftien jaar wat hij als kind al wilde doen: ondernemen. ‘Dat heeft me altijd in het bloed gezeten’, zegt hij lachend. ‘Als ik op de lagere school iets mooi vond, dan waren het wel winkeltjes. Ik stond bijvoorbeeld altijd vooraan bij kinderbraderieën.’ Hij begon zijn academische opleiding dan ook op Nijenrode. Een jaar zat hij daar, maar haakte af op de talen. Toen hij zich vervolgens aan de TU/e wilde inschrijven voor Technische Bedrijfskunde bleek hij te laat te zijn met zijn inschrijving en viel hij terug op zijn tweede keuze, werktuigbouwkunde. Zijn keuzevakken volgde hij wel allemaal bij bedrijfskunde. Waaronder het vak ‘Ondernemerschap voor kleine en middelgrote organisaties’ van professor Leo Verhoef. Wat Boelhouwer betreft was dit het leukste vak uit zijn opleiding. Zo leuk, dat hij nu nog af en toe gastcolleges verzorgt voor Verhoef en nog steeds contact heeft met andere studenten die het vak volgden. Van afstuderen is het nooit gekomen. ‘Ik zat al zo met mijn voeten in de praktijk, in mijn bedrijf. Ik moest nog een aantal echt fundamentele werktuigbouwvakken volgen en die konden me echt niet meer boeien.’ Spijt heeft hij niet van. ‘Ik heb het niet gemist. Maar ik doe in mijn werk dan ook nul komma nada met werktuigbouwkunde.’
F OTO : B A RT VA N OV E R B E E K E
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
5 5
Looking back, looking good Touch lives every day • At Philips, we believe technology should be advanced but simple at the same time. So whether we’re giving a mother the first glimpse of her unborn baby, or reminding someone why they love music, we touch lives every day. It’s something we owe in part to TU/e. We’re therefore delighted to congratulate TU/e on 50 years of excellence in engineering science and technology education. What’s been good for TU/e has been good for Philips. It’s supplied us with some of the best brains and most talented people. People who have contributed to Philips becoming one of the largest lifestyle, healthcare and technology companies in the world. If you want to share in that success, TU/e is a very good place to prepare for a career at Philips. Check out what we have to offer at: www.philips.com/career
LUSTRUMJA AR
Jaaroverzicht 50 jaar TU/e Op deze pagina vindt u een overzicht van alle activiteiten die door de Technische Universiteit Eindhoven door het gehele lustrumjaar heen worden georganiseerd. De rode draad door deze activiteiten - ook voor alumni zeer interessant - zijn de Super TU/esdays. Op deze Super TU/esdays komt op een toegankelijke manier steeds een ander onderzoeksspeerpunt aan bod. Meer informatie over deze en alle andere activiteiten vindt u op www.50jaartue.nl
agenda 21 april
24 t/m 28 mei
Alumnidag
Musical Jekyll & Hyde
27 april
6 juni
Dies Natalis
Super TU/esday Science and Engineering of Embedded
27 april
Systems
Open studentenfeest
16 juni 28 april
Academische jaarprijzen
Stadsfeest
21 juni 29 april
Medewerkersdag
1 oktober
Techniekfestival
Publieksdag
2 t/m 9 juli 6 en 7 mei
Europese Studentensport-
FIRST LEGO League Open
kampioenschappen
13 oktober Meet & Match
European Championship
4 juli 12 mei t/m 11 juni
24 oktober
Super TU/esday Adaptables
Super TU/esday Design United
Enter the M.A.Z.E
5 september 14 mei
Super TU/esday Mechanics
7 november
Carmina Burana
and Control
Super TU/esday Polymer Science and Technology
23 mei
22 t/m 24 september
Super TU/esday Nano
Tunafestival
6 en 7 december
Engineering of Functional
Holst Memorial Lecture en
Materials and Devices
Super TU/esday Biomedical Engineering
High Tech starters ontmoeten succesvolle alumni MEET & MATCH Vrijdag 13 oktober, Technische Universiteit Eindhoven, A uditorium Alumni kunnen met hun ervaring en achtergrond van onschatbare waarde zijn om de weg naar High Tech ondernemerschap van starters te begeleiden en te ondersteunen. Een belangrijk facet op weg naar succesvol ondernemen is een goed netwerk van mensen met ervaring, kennis van het technologie domein, toegang tot (financiële) middelen en de juiste ingangen bij toekomstige klanten en partners. Met de lustrumbijeenkomst Meet & Match brengt de TU/e dit bij elkaar. Doelgroepen: ■ Jonge (bijna) afgestudeerde TU/e ingenieurs en promovendi die met de start van een eigen High Tech bedrijf bezig zijn. ■ Alumni van de TU/e, succesvolle ondernemers of managers die beschikken over ervaring, expertise, energie, tijd, netwerk, contacten, zin en motivatie om deze starters te begeleiden en te ondersteunen. Bezoek www.50jaartue.nl voor meer informatie.
M A T R I X
/
A L U M N I - S P E C I A L
/
2 0 0 6
5 7
KAN JIJ JONGLEREN MET JAVA EN EMBEDDED SOFTWARE? Ordina Technical Automation zoekt JAVA specialisten
Ordina Technical Automation is met 300 medewerkers één van de marktleiders op het gebied van softwareontwikkeling voor technische toepassingen op diverse niveaus. SOFTWARE VOOR SLIMME TOEPASSINGEN Door heel Nederland is Ordina Technical Automation op zoek naar hoogwaardige JAVA-specialisten met een werkelijke passie voor in-product software. Vooral software profs die samen met de eindgebruiker kunnen genieten van fascinerend slimme toepassingen en subliem bedieningsgemak. LEADING EDGE ONTWIKKELTRAJECTEN Met belangrijke strategische partners werken we voor diverse OEM-partijen aan meerdere internationale leading edge ontwikkeltrajecten. Ordina Technical Automation participeert in dergelijke projecten vaak op een basis van gedeeld risk/revenue. Het belang van deze projecten is groot en het mag duidelijk zijn dat we er gemotiveerde en goed opgeleide vakmensen op inzetten.
DENK JIJ MEE MET DE EINDGEBRUIKER? Vind jij het een uitdaging om mee te werken aan de ontwikkeling van consumentenelektronica als dvd recorders, harddisk recorders en bijvoorbeeld personal media players? Dan ligt hier je kans, want wij zoeken voor midden en west Nederland Technische Software Professionals met: • Een afgeronde opleiding HBO of WO in de technische richting • Minimaal een jaar ervaring in de ontwikkeling van technische software binnen complexe systemen • Kennis van programmeertalen (minimaal Java), besturingssystemen (Windows, Unix, Linux) en methoden en technieken (UML, Design Patterns, Enterprise Architect of Rational) • Een fascinatie voor techniek en goede communicatieve vaardigheden SOLLICITEER Geïnteresseerd? Ga dan naar de job portal op www.ordina.nl en solliciteer on-line. Neem voor vragen contact op met Roos Dekker, 030 663 71 58.
Ordina werkt in Nederland en België aan de verbetering van bedrijfsprocessen. Onze circa 4.400 medewerkers adviseren, ontwikkelen ondersteunende applicaties of nemen complete processen, inclusief ICT, over. Ordina N.V. is opgericht in 1973 en het aandeel is genoteerd aan Euronext Amsterdam.
Toptalent vissen we al een halve eeuw uit dezelfde kweekvijver Océ R&D feliciteert TU/e met het 50-jarig bestaan
www.careers.asml.com
Earthquake in Taiwan Epicenter on a distance of 300 km from client Will the IC-production continue? 03:15 AM: telephone call On location within 24 hours Production stop during one hour: 50,000 US dollar No time for jetlag Troubleshooting Client looks on Colleagues from different locations assist Two know more than just one Solution in sight Testing Approval Production resumed
Client satisfied. King, emperor, client. The ASML commitment to its customers is clear. Whatever we do, we always base ourselves on the clients’ requirements. Through relentless team performance we continuously work on a machine which can produce an even smaller chip at a faster pace. And in the event a machine, anywhere in the world,
has come to a standstill, we board an airplane to solve matters immediately. Our clients can count on our employees to strengthen their competitiveness. ASML is one of the leading IC-production system suppliers in the world. ASML has the commitment and dedication of approximately 5,300 employees, located
at over fifty regional sales and service locations throughout the world. In order to guarantee commitment to our clients, we must be able to rely on the commitment of our employees. For more information about ASML, refer to www.careers.asml.com