INHOUD
pagina
1.
Filosofie en Leerdoelen USE-component Bachelor Opleidingen TU/e
1
2.
Richtlijn TU/e Bachelor College
2
3.
Opdracht Werkgroep en Totstandkoming Notitie
2
4.
Omgevingsanalyse
3
5.
Afbakening Disciplines
3
6.
Lessen uit het huidige USE-achtige Onderwijs
3
7.
USE-base en USE-leerlijn
4
8.
Globale Opzet en Structuur USE-base
4
9.
Globale Opzet en Structuur USE-leerlijn
5
10.
Aantal USE-leerlijnen en Organisatie
6
11.
Voorbeelden van USE-leerlijnen
7
12.
Keuzevrijheid
7
13.
Institutionele Inbedding USE
7
14.
Proces Ontwikkeling Nieuwe USE-leerlijnen
8
15.
Academische Vorming
8
16.
Culturele Inbedding van USE aan de TU/e
9
17.
Planning
10
Bijlage 1
Samenstelling Werkgroep USE
11
Bijlage 2
Omgevingsanalyse (EPFL, Caltech, MIT)
12
Bijlage 3
Eerste ideeën USE-base en vervolgproces
21
Bijlage 4
Uitwerking voorbeelden USE-leerlijnen
22
Bijlage 5
Format eerste voorstellen USE-leerlijnen
31
DE USE-COMPONENT IN HET TU/e BACHELOR COLLEGE
1. Filosofie en Leerdoelen USE-component Bachelor Opleidingen TU/e Er zijn tenminste drie redenen om systematisch aandacht te geven aan de sociale wetenschappen, managementwetenschappen en geesteswetenschappen in de opleiding van TU/e ingenieurs. 1. De TU/e leidt ingenieurs niet alleen op voor de wereld van vandaag, maar juist ook voor die van morgen en overmorgen. In die wereld zullen traditionele disciplinegrenzen aan betekenis verliezen en zullen ingenieurs meer dan nu het geval is multidisciplinair opereren, zowel met andere technische disciplines (bijvoorbeeld biomedische technologie met informatica) als met niet-technische disciplines (bijvoorbeeld informatica met psychologie). 2. ‘Technologie’ kan verschillende dingen betekenen. Een smalle definitie van technologie beperkt zich tot technische artefacten of technische processen en de kennis die voor de ontwikkeling daarvan nodig is. Voorbeelden: een verbrandingsmotor, het chemische omzettingsproces in die verbrandingsmotor, een zonnecel, of een artificiële hartklep. Een brede definitie van technologie (die de smalle insluit) omvat ook het systeem dat nodig is om de technische artefacten en technische processen goed te kunnen laten functioneren in een sociale context. Bijvoorbeeld: een artificiële hartklep is ingebed in het systeem van het menselijke lichaam en moet passen in een gezondheidszorg die op die hartklep is ingericht: medische protocollen voor de toepassing ervan, medicijnen die afstotingsreacties controleren, hartchirurgen die ervoor zijn opgeleid, patiënten die de hartkleppen accepteren, verzekeringsmaatschappijen die ze vergoeden, enz. Technische artefacten kunnen alleen maar goed functioneren als zij ingebed zijn in socio-technisch systemen die de juiste condities voor het functioneren van die artefacten scheppen en onderhouden (making technology work). TU/e ingenieurs moeten begrip hebben van de brede betekenis van technologie en kunnen reflecteren op de maatschappelijke inbedding van technologie en in staat te zijn een bijdrage te leveren aan het omzetten van nieuwe technologie in succesvolle producten en systemen. Daarbij zijn drie perspectieven relevant die samen het acroniem USE vormen en die technologie verbinden met de sociale, management en geesteswetenschappen: User & Technology perspectief Society & Technology perspectief Enterprise & Technology perspectief 3. In toenemende mate is technologie de drijvende kracht van verandering in de wereld. Die verandering valt inmiddels in alle domeinen van menselijke activiteit waar te nemen, of het nu gaat om communicatie, professionele activiteiten, medische zorg, politiek, sport, kunst, defensie of amusement. Ingenieurs zijn in belangrijke mate de bedenkers, ontwerpers en makers van die veranderingen en dragen daarvoor verantwoordelijkheid. Zij zijn change agents. Vanuit die positie zullen zij als professionals in toenemende mate opereren als actieve schakel tussen techniek en maatschappij. Dat vraagt om ingenieurs die tools bezitten om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het gaat dan om het kunnen reflecteren op en evalueren van de positie van de techniek en de ingenieur en de maatschappelijke processen en ethische afwegingen die daarbij een rol spelen. Voor die reflectie zijn met name de geesteswetenschappen van belang en die delen van de sociale wetenschappen en managementwetenschappen die behulpzaam kunnen zijn bij deze reflectie en evaluatie. In die reflectie moet worden verdisconteerd dat ingenieurs in toenemende mate in een multiculturele en globaliserende wereld opereren waarin nationale grenzen technologisch gezien weinig meer betekenen. De opleiding moet hier op voorbereiden. 1
De overall leerdoelen van de USE -component in de bacheloropleiding zijn in het licht van de bovenstaande overwegingen de volgende: a. kennis hebben van denkwijzen in onderdelen van de sociale, management en geesteswetenschappen; b. in staat zijn die kennis toe te passen op een relevant technologieterrein; c. kunnen werken (analyseren, verklaren, modelleren, ontwerpen, kritisch reflecteren, evalueren) met een brede definitie van technologie (socio-technische systeem) in tenminste één van de drie onderscheiden USE-perspectieven. Deze leerdoelen staan niet op zichzelf. Ze zijn nauw verbonden met kernwaarden van de TU/e. Deze kunnen als volgt worden geformuleerd: de TU/e staat voor: (i) vrijheid van denken en spreken (ii) een academisch karakter (iii) excellentie in onderwijs en onderzoek (iv) gericht op innovatie (v) focus op overmorgen en (vi) integriteit en onafhankelijkheid. De bovenstaande leerdoelen zijn verbonden met het streven naar innovatie, dwz. naar een bijdrage aan de maatschappij in brede zin (economische groei, welzijn, gezondheid, duurzaamheid, onderwijs, mobiliteit, etc.). 2. Richtlijn TU/e Bachelor College Volgens de Richtlijn TU/e Bachelor College (september 2011) gelden voor de USE-component de volgende ontwerpregels: Elke bacheloropleiding omvat naast het basisvak Humanities & Social Sciences van 5 studiepunten een USE-component van 15 studiepunten waarin technologie, met een beroep op mens- en maatschappijwetenschappen, in gebruikers-(User), maatschappelijk (Society) en/of ondernemers-(Entrepreneurial) perspectief wordt geplaatst. Er worden meerdere varianten van deze component aangeboden waaruit studenten een vrije keuze kunnen maken. Studenten kunnen daarnaast ook in de vrije keuzeruimte USE-vakken c.q. -leerlijnen kiezen. Er wordt naar gestreefd zoveel varianten van de USE-component aan te bieden dat elke major een disciplinaire verwantschap heeft met tenminste één USE-variant. Terzake worden door de opleidingsdirecteuren onder regie van de (beoogd) Dean van het TU/e Bachelor College afspraken gemaakt met een door hem ingesteld multidisciplinair projectteam dat een opzet voor de USE-component ontwikkelt. Het College van Bestuur beslist uiteindelijk welke USE-vakken c.q. -leerlijnen worden aangeboden. Het doet dat op basis van een advies van de (beoogd) Dean van het TU/e Bachelor College. Bovendien wordt rekening gehouden met adviezen terzake van het Platform Academische Vorming, de Taskforce Implementatie Hervorming Bacheloropleidingen, het Overleg Opleidingsdirecteuren en het Bestuurlijk Overleg. 3. Opdracht Werkgroep en Totstandkoming Notitie De werkgroep heeft de volgende opdracht meegekregen: werk een kader uit voor de USEcomponent van 20 ec in het nieuwe Bachelor College (5 ec USE-base, 15 ec USE-leerlijn) waarbinnen onderwijs gegeven kan worden dat voldoet aan de volgende ontwerpeisen: Realiseert de eerder vastgestelde USE-leerdoelen. Interessant en uitdagend voor elk van de drie onderscheiden types van bèta studenten: intrinsieke bèta’s, mensgerichte generalisten en carrière bèta’s. Legt een verbinding met de technisch-wetenschappelijke domeinen / faculteiten van de TU/e Maakt zo goed mogelijk gebruik van de expertise aan de TU/e op het gebied van de sociale, management en geesteswetenschappen. 2
Het kader moet ruimte geven aan de creativiteit van de staf om met voorstellen te komen voor de concrete onderwijsinvulling van de USE-component. Het bevat ook een visie op hoe de elementen die traditioneel gerekend worden tot academische vorming (universiteitscolleges, ethiek, wetenschapsfilosofie, geschiedenis van de techniek) in het nieuwe Bachelor College geïntegreerd kunnen worden. De werkgroep heeft op 4 en 5 oktober gezamenlijk een plan voor de USE-component bedacht op een externe locatie. Dit plan is vervolgens uitgewerkt in deze notitie. Het wordt voorgelegd aan de taskforce en vervolgens aan het OO en BO. Ook wordt advies gevraagd aan het Platform Academische Vorming, dat op dit moment verantwoordelijk is voor de universiteitscolleges, en aan de studenten denktank die de vorming van het Bachelor College ondersteunt. 4. Omgevingsanalyse In Bijlage 2 is een omgevingsanalyse opgenomen. Dit is een uitgebreide versie van een eerdere omgevingsanalyse en hij bevat nu ook concrete voorbeelden van cursussen die aan de EPFL, Caltech en MIT worden aangeboden. Zoals eerder gemeld hebben deze drie instellingen er niet voor gekozen om het onderwijsaanbod op het gebied van de humanities en social sciences te focussen op technologie, iets dat in de USE-component van de TU/e wel het geval zal zijn (dus bijvoorbeeld geschiedenis van de techniek in plaats van algemene of politieke geschiedenis). 5. Afbakening Disciplines In het denken over USE spelen de begrippen sociale, management en geesteswetenschappen een centrale rol. Voorgesteld wordt om hieronder te verstaan alle disciplines die in de NARCISclassificatie (KNAW) vallen onder de hoofdrubrieken Geesteswetenschappen (D30000), Maatschappijwetenschappen (D40000), Gedragswetenschappen (D50000) en Sociale wetenschappen (D60000), onder de rubriek Geschiedenis en Filosofie van Natuurwetenschappen en Techniek (D10100) en onder het interdisciplinaire gebied Technology Assessment (C30000). Hier hoort een verdere bepaling bij: voor zover deze disciplines voorkomen op de TU/e. 6. Lessen uit het huidige USE-achtige Onderwijs USE-onderwijs is niet nieuw aan de TU/e. Er worden op dit moment bijvoorbeeld colleges geschiedenis, economie, ondernemerschap, wetenschapsfilosofie en ethiek gegeven. Daarnaast zijn er de universiteitscolleges. De evaluatie van deze onderwijselementen laat zien dat: -
Het moeilijk is om alle studenten tevreden te stellen; er is altijd een kleine groep die er (grote) moeite mee heeft dit type onderwijs te (moeten) volgen. Het mogelijk is om goede tot zeer goede studentenevaluaties te halen. Het verschil in voorkennis tussen studenten van verschillende studierichtingen een probleem kan zijn. De koppeling aan een technisch domein goed werkt voor intrinsieke bèta’s. Studenten moeilijk kunnen omgaan met kwesties die geen eenduidig antwoord hebben.1 Wetenschappelijke boeken / literatuur lezen een probleem is. Het schrijven van een argumentatief essay een groot probleem is.
1
Dit is recent opnieuw onderstreept door Eric Meurice, CEO van ASML, in een interview in De Ingenieur (30 september 2011): “bèta’s hebben er vaak moeite mee wanneer een situatie ambigu is. Zij zien een situatie graag zwart-wit, nul of één”. Dat kan volgens Meurice een succesvolle carrière in het bedrijfsleven in de weg staan.
3
-
Studenten gemiddeld te weinig tijd besteden aan een cursus, vooral als er geen eindessay wordt gevraagd. Grote thema’s, die leven bij studenten, in het onderwijs goed werken (bijvoorbeeld ‘vrije wil’). Alleen hoorcolleges onvoldoende zijn, het geven van opdrachten en voldoende feedback is belangrijk.
7. USE-base en USE-leerlijn De werkgroep heeft ervoor gekozen om de USE-base (5 ec) en de USE-leerlijn (15 ec) als gescheiden onderdelen te zien en niet bijvoorbeeld samen te voegen. De USE-base bevat dan een aantal generieke elementen die elke ingenieur zou moeten kennen, de USE-leerlijn meer specifieke elementen die gekoppeld zijn aan één of meer van de drie perspectieven (User, Society, Enterprise) en aan specifieke technologiegebieden. Deze perspectieven kunnen als volgt worden omschreven: Het User perspectief richt zich op de interactie tussen individuele gebruikers en de technologie. Het gaat hier enerzijds om het optimaliseren van het ontwerp zodanig dat rekening wordt gehouden met de wensen, ethische afwegingen, mogelijkheden en beperkingen van gebruikers en de context waarin hij/zij opereert. Anderzijds gaat het om het reflecteren op en evalueren van die effecten en de interacties tussen gebruikers en ontwerp. Het Society perspectief richt zich op het aggregatieniveau van de samenleving, op de positieve en negatieve effecten die daarin optreden als een gevolg van technologie en op de beschikbare inzichten en tools om die effecten te beoordelen en te sturen. Bij effecten kan gedacht worden aan economische ontwikkeling, sociale ongelijkheid, verlies van privacy, invloeden op het milieu en landschap en globalisering. Bij beoordeling en sturing kan gedacht worden aan kosten-baten analyses, roadmaps, technology assessment, scenario’s en tools voor participatie van burgers in de technologische ontwikkeling. Het Enterprise perspectief richt zich op de inzichten en tools gericht op vernieuwing van producten, diensten en productieprocessen. Hierbij zal het bedrijfsperspectief centraal. Naast aandacht voor het innovatieproces binnen het MKB en grote ondernemingen en de daarbij betrokken stakeholders zal er expliciet aandacht gegeven worden aan de organisatie en creatie van hightech start-ups. 8. Globale Opzet en Structuur USE-base In navolging van suggesties uit het Bestuurlijk Overleg heeft de werkgroep gekozen voor een focus van de USE-base op twee generieke aspecten van USE: geschiedenis van de techniek en ethiek van de techniek. Op deze beide gebieden is excellente expertise beschikbaar op de TU/e (zowel onderwijs als onderzoek), in het geval van de ethiek ingebed in het 3TU Centre of Excellence for Ethics and Technology. Een brainstorm leverde een beeld op van een cursus waarin geschiedenis en ethiek van de techniek worden geïntegreerd in één vak (dus geen splitsing in twee onderdelen) en waarin de student het belang van de drie USE-leerlijnen leert begrijpen. Dit betekent dat de cursus zal moeten ingaan op de aard van het ingenieursberoep, de verantwoordelijkheid van de ingenieur, de brede definitie van de technologie en de maatschappelijke inbedding van de techniek (inclusief de rollen van de gebruiker, het bedrijf, de overheid en maatschappelijke organisaties). De cursus wordt in verschillende varianten aangeboden om een link te leggen met technologische domeinen, zodat herkenbaarheid voor studenten optreedt. Een belangrijk invalshoek voor de cursus zou kunnen zijn de geschiedenis van het ingenieursberoep, eindigend in een visie op de ingenieurs van de toekomst. De werkgroep heeft Anthonie Meijers (hoogleraar filosofie) en Johan Schot (hoogleraar geschiedenis van de techniek) gevraagd om ideeën voor de USE-base verder uit te werken. In Bijlage 3 zijn enkele voorlopige ideeën voor de USE-base geschetst, alsook een proces dat moet leiden tot een meer 4
uitgewerkt ontwerp van de USE-base. Onderdeel daarvan is een workshop in januari a.s. Daarbij zullen ook enkele sleutelfiguren van buitenlandse universiteiten aanwezig zijn die ervaring hebben met dit type onderwijs voor grote groepen, waaronder Rosalind Williams (MIT). 9. Globale Opzet en Structuur USE-leerlijn Een USE-leerlijn is gebaseerd op een onderwerp, het USE-topic, en bestaat uit drie delen (van 5ec): exploratie, verdieping en toepassing die achtereenvolgens worden doorlopen. USE-topic: een leerlijn wordt gebouwd op een onderwerp waarin de interactie tussen technologie en omgeving duidelijk zichtbaar wordt. Voorbeelden van topics zijn “duurzaamheid”, “ hightech entrepreneurship”, en ” risico en vertrouwen”. Een USE-topic kan geassocieerd zijn met één of meer USEperspectieven.2 Exploratie: studenten exploreren het topic. Zij maken zich de centrale inzichten en discussies over het topic eigen (bijv. Wat is duurzaamheid? Op welke manieren kun je dat meten?), en doen een aantal case studies waar ze aan de hand van het topic interacties tussen technologie en omgeving bestuderen. Deze case studies kunnen zich op verschillende technologieterreinen afspelen en moeten zich richten op een van de drie perspectieven: user, society of enterprise. Verdieping: studenten maken zich basale kennis van (theorieën, methoden, en technieken) van onderdelen van sociale, management of geesteswetenschappen eigen die relevant is voor het topic in het perspectief (U, S, of E) dat ze hebben gekozen. Per perspectief kunnen er voor een topic meerdere van deze wetenschappen relevant zijn (bijv. voor risico en vertrouwen in het User perspectief: psychologie en economie (speltheorie) om te begrijpen hoe mensen beslissingen nemen in onzekerheid). Er kunnen dan ook meerdere verdiepingsvakken worden aangeboden waar de student uit kan kiezen. Deze vakken kunnen zowel mono- als multidisciplinair zijn in de sociale, management of geesteswetenschappen, waarbij in relevante gevallen ook in de verdieping combinaties kunnen worden gemaakt met technologische disciplines (bijv. een vak over beslissen in onzekerheid kan worden uitgewerkt met voorbeelden uit een specifiek domein (bijvoorbeeld health) met inbreng van docenten vanuit de technische opleidingen). Toepassing: studenten passen eerder de opgedane kennis en vaardigheden toe op een relevant technologieterrein in een project (binnen het topic in het eerder gekozen perspectief). Deze projecten kunnen zowel ontwerp- als onderzoeksgeoriënteerd zijn (bijv. voor het topic hightech entrepreneurship: van een op een faculteit ontwikkelde technologie onderzoeken of het zou lonen deze op de markt te brengen). Een project wordt ontwikkeld in samenwerking met een faculteit. Voor één leerlijn kunnen meerdere projecten met verschillende faculteiten worden gedefinieerd, zodat de verbinding gelegd kan worden met meerdere technologieterreinen. De opbouw van een USE-leerlijn beoogt als volgt bij te dragen aan de overall leerdoelen van de USEcomponent in de bacheloropleiding uit Sectie 1: a) kennis hebben van denkwijzen in onderdelen van de sociale, management en geesteswetenschappen; deze kennis zal een student voornamelijk opdoen in het onderdeel Verdieping, alsook in het onderdeel Exploratie. b) in staat zijn die kennis toe te passen op een relevant technologieterrein; dit leert de student in het project (onderdeel Toepassing).
2
Zo kan duurzaamheid worden geassocieerd met alle drie de perspectieven, terwijl bij het thema Hightech Entrepreneurship alleen het perspectief Enterprise hoort.
5
c) kunnen werken (analyseren, verklaren, modelleren, ontwerpen, kritisch reflecteren, evalueren) met een brede definitie van technologie (socio-technische systeem) in tenminste één van de drie onderscheiden USE-perspectieven. Dit zit in het onderdeel Toepassing, maar ook in de Exploratie waar de student kennis maakt met de brede definitie van technologie (socio-technische systemen) Bij het invullen van de leerlijnen zal ook goed moet worden gekeken of de gebruikte onderwijs- en toetsvormen het mogelijk maken de leerdoelen daadwerkelijk te realiseren. Naar verwachting zullen deze verschillend zijn voor de drie onderscheiden onderdelen van de USE-leerlijn. Voor het eerste deel (exploratie) zou kunnen worden overwogen te werken met hoorcollege’s en opdrachten, maar zou ook gewerkt kunnen worden met het houden van een conferentie en ontwikkeling van website met blogs en gebruik van sociale media. De exploratie moet inzicht geven in alle belangrijke aspecten van het topic. Voor het tweede onderdeel is wellicht het werkcollege het meest geschikt terwijl de aard van het derde onderdeel een projectvorm vraagt. De onderdelen in de leerlijn worden afzonderlijk afgesloten en getoetst. Het succes van de leerlijn hangt wel af van het feit of er voldoende verdieping wordt bereikt. Daarom is het noodzakelijk dat de studenten de leerlijnen in de juiste volgorde doorlopen. Zij moeten hun verdieping afstemmen op de resultaten van de exploratie omdat de verdieping hun tools en inzichten moet geven om aspecten gedefinieerd in de exploratie te verkennen. Tenslotte moeten ze in het project die tools en inzichten kunnen mobiliseren voor het werken in een bepaald technologiegebied. De structuur van de USE-leerlijn biedt op een aantal punten keuzes, die de student zou kunnen helpen de verbinding te leggen met de eigen major. Door meerdere leerlijnen en een breed scala aan disciplinaire verdiepingen aan te bieden kunnen studenten een lijn en vakken kiezen op grond van hun affiniteit met het topic. Doordat de projecten ontwikkeld worden in samenwerking met faculteiten kunnen studenten een project doen op een technologieterrein dat dicht bij hun major ligt. Bovendien volgt in een (goed geconstrueerde) leerlijn de relevantie van de verdiepingsvakken uit het project, de daar opgedane kennis en vaardigheden zijn nodig om het project te kunnen uitvoeren. Op deze manier is er voor elk type bèta de mogelijkheid om een USE-leerlijn te kiezen die voor hem/haar interessant en uitdagend is. Voor het vinden van geschikte USE-topics kan inspiratie worden gezocht bij faculteitsoverstijgende initiatieven op de TU/e, zoals de strategic research areas (Sustainable Energy, Smart Mobility, Health), het ICMS, het Intelligent Lighting Institute, Living Lab en het Brabant Center for Entrepreneurship. In deze initiatieven wordt multidisciplinair samengewerkt, wat ze voor studenten uit verschillende richtingen interessant maakt, en ze zijn mede op de omgeving van de TU/e gericht waardoor vragen over de interactie tussen technologie en context op een natuurlijke manier tevoorschijn komen. 10. Aantal USE-leerlijnen en Organisatie We gaan vooralsnog uit van 1250 studenten instroom in de USE-base en de USE-leerlijnen.3 Het is belangrijk om in de USE-leerlijnen spreiding, efficiëntie, beschikbare expertise en haalbaarheid te koppelen aan persoonlijke aandacht. Daarom wordt voorgesteld ca. 10 leerlijnen te ontwikkelen (met spreiding over het jaar). Het uitgangspunt is maximaal 125 studenten per leerlijn (dit kan worden gerealiseerd met het principe ‘vol is vol’; studenten die zich te laat inschrijven moeten doorschuiven naar tweede topic van hun keuze). Deze 125 studenten zullen gezamenlijk de exploratie meemaken; de verdieping kan dan plaats vinden in kleinere groepen van maximaal 40
3
Omdat de USE-leerlijn in het tweede of derde jaar valt en er uitval is na het eerste jaar betekent dit dat we uitgaan van een toekomstige situatie waarin groei is opgetreden in de instroom.
6
studenten (dit betekent ca. 25-30 verdiepende vakken). De omvang van projecten (qua studentenaantallen) kan verschillen maar zou niet het maximum van 30 moeten overschrijden. Bij elk van de onderdelen van de leerlijn kunnen docenten met verschillende achtergrond worden betrokken. Daarbij moet echter worden gewaarborgd dat de doelstellingen en leerdoelen van de USE-leerlijn worden bereikt. Daarvoor zijn twee dingen essentieel: het ontwikkelen van het U, S, E perspectief en de koppeling aan een technologisch domein. Gelet op het feit dat de hoofdinbreng in de USE-component komt van de sociale, management en geesteswetenschappen, ligt het voor de hand de verantwoordelijkheid voor een USE-leerlijn te leggen bij een senior docent uit deze disciplines. 11. Voorbeelden van USE-leerlijnen De werkgroep stelt de volgende topics voor leerlijnen voor, om zo duidelijk te maken wat een USEleerlijn zou kunnen zijn (deze zijn nader uit te werken door de genoemde mensen): Duurzaamheid (schone technologie) (Johan Schot met Rick de Lange) Hightech entrepreneurship (Geert Duijsters met andere faculteiten) Risico en vertrouwen (Anthonie Meijers met GertJan van Heijst) Licht (en geluid) (Berry Eggen met mensen uit het ILI) Robotisering van de zorg (Anthonie Meijers zoekt trekker) Vier voorbeeldbeschrijvingen zijn op dit moment opgenomen in Bijlage 4. Omdat de werkgroep gemeend heeft dat er eerst een discussie over deze notitie moet plaatsvinden in de taskforce, is er bewust nog geen contact opgenomen met de mensen in de faculteiten om tot een meer gedetailleerde invulling van de projecten te komen. 12. Keuzevrijheid In principe zijn studenten vrij om een bepaalde USE-leerlijn of variant daarvan te kiezen. De werkgroep vindt wel dat studenten een USE-leerlijn moeten kiezen die complementair is aan wat er in de major gebeurt en géén verdubbeling daarvan is. Het lijkt voor de hand te liggen dat bijvoorbeeld studenten van de major Technische Bedrijfskunde geen Enterprise variant kiezen, omdat zij dat perspectief al voldoende in de eigen major leren kennen. Hetzelfde geldt voor de major Industrial Design en de voorgenomen nieuwe major Psychology and Technology (User perspectief), de major Innovation and Sustainablility (Society perspectief) en de major Bouwkunde (afhankelijk van de gekozen richting binnen de major). Studenten in deze majoren moeten óók uitgedaagd worden en meerdere perspectieven leren kennen. Over de keuzevrijheid moet in het vervolgtraject een beslissing worden genomen, in overleg met de betreffende faculteiten. 13. Institutionele Inbedding USE Voor de korte termijn (tot 1 september 2012) kan de werkgroep USE het boegbeeld zijn van de USEcomponent. De werkgroep geeft dan leiding aan het hierna beschreven proces van de ontwikkeling van USE-leerlijnen en adviseert de beoogd dean hierover. Voor het succes van USE op langere termijn is het van groot belang dat USE een duidelijke identiteit op de TU/e krijgt en een herkenbaar gezicht, kortom een institutionele inbedding. De werkgroep stelt daarom voor om per perspectief (U, S en E) een boegbeeld aan te stellen. Gezamenlijk vormen deze boegbeelden de stuurgroep USE. Deze stuurgroep is de ‘hoeder’ van de USE-component (doelstellingen, leerdoelen) en adviseert de dean. De USE-stuurgroep moet een breed netwerk hebben op de universiteit. De stuurgroep bewaakt de identiteit van de USE-perspectieven binnen de leerlijnen
7
en de betrokkenheid vanuit de faculteiten. Tenslotte heeft de stuurgroep een belangrijke rol bij de toekomstige exploratie van nieuwe topics en de selectie daarvan. Een punt van discussie is geweest of er naast de 3 USE-perspectieven ook het technische perspectief in zo’n USE-stuurgroep vertegenwoordigd moet zijn. Een belangrijke reden daarvoor is dat de brug naar de faculteiten essentieel is voor het welslagen van de USE-component. Wat er tegen pleit is dat één persoon nooit alle technische domeinen zal kunnen overzien en dat de aanwezigheid van het technische perspectief voornamelijk op bepaalde momenten belangrijk is, met name bij het selecteren van nieuwe USE-topics. Uiteindelijk heeft de werkgroep daarom gekozen voor een iets andere variant. De werkgroep denkt dat deze functie (beoordelen van voorstellen op de inbedding in de technische faculteiten, suggereren van nieuwe ideeën hiervoor, etc.) heel goed ingevuld kan worden door het Platform Academische Vorming. Daarin zitten immers sleutelfiguren van vrijwel alle faculteiten (het platform zou dan moeten worden uitgebreid tot alle faculteiten, op dit moment ontbreekt Bouwkunde).4 Het platform heeft in haar vergadering van 11 oktober jl. uitgesproken daartoe bereid te zijn indien dit gevraagd wordt. Vanzelfsprekend zal over deze institutionele inbedding en over de instelling van een USE stuurgroep in allerlei gremia verder gesproken moeten worden. 14. Proces Ontwikkeling Nieuwe USE-leerlijnen Wanneer het kader is vastgesteld worden de faculteiten uitgenodigd met voorstellen te komen voor topics en een mogelijke invulling van USE-leerlijnen. Dat kan volgens de werkgroep het beste getrapt gebeuren, om te voorkomen dat medewerkers veel werk stoppen in het uitwerken van voorstellen die achteraf gezien niet goed passen. Faculteiten leveren een korte omschrijving (van maximaal 1 A4, voor het format zie Bijlage 5) aan. Daarin wordt kort aangegeven hoe de drie onderdelen eruit zullen zien en hoe de leerdoelen gehaald zullen worden. Hieruit wordt door de werkgroep USE een beargumenteerde selectie van de 10 meest kansrijke leerlijnen gemaakt, na advies te hebben gevraagd aan het Platform Academische Vorming. De keuze wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de beoogd dean. De beoogd dean zal, op voordracht van de werkgroep, voor ieder van de geselecteerde voorstellen een verantwoordelijk senior docent aanwijzen uit de sociale, management en geesteswetenschappen (zie boven) en hem verzoeken om de leerlijn, ondersteund door de werkgroep en in overleg met de indienende faculteit en overige geïnteresseerde faculteiten, verder uit te werken. De uitgewerkte leerlijnen worden opnieuw aan de werkgroep voorgelegd. Deze toetst of de leerlijn voldoet aan de gestelde eisen en vraagt advies aan het Platform Academische Vorming. De werkgroep legt de leerlijnen tenslotte met een advies over goedkeuring voor aan de beoogd dean. Na verloop van jaren zal het aanbod van USE-leerlijnen geleidelijk worden ververst. Gezien de inspanning die nodig is voor het opzetten ervan, zou een USE-leerlijn tenminste drie jaar moeten worden aangeboden. 15. Academische Vorming Hoewel academische vorming nadrukkelijk de volledige bacheloropleiding (180 ec) omvat en dit ook het gewenste gebruik is van de term (zie de expliciete uitwerking hiervan in zeven leerdoelgebieden
4
Het platform is op dit moment als volgt samengesteld: Ton van Leeuwen (N), Berry Eggen (ID), Marc Geers (W), Rint Sijbesma (ST), Elena Lomonova (EE), Lucas Asselbergs (SG), Keita Ito (BMT), Caroline Hummels (ID), Jack van Wijk (W&I), Ruth Oldenziel (IE&IS), Anthonie Meijers (IE&IS, voorzitter), Joep Huiskamp (DAZ, secretaris). Ondersteuning door Tijn Borghuis.
8
van het ACQA framework),5 wordt deze term vaak ook gebruikt in een veel nauwere betekenis van het woord en dat staat dan voor (i) verbredende elementen in de opleiding (bijvoorbeeld universiteitscolleges, programma’s van SG, ethiek, wetenschapsfilosofie, geschiedenis van de techniek), en (ii) zogenaamde academische vaardigheden (hiermee wordt vaak bedoeld kunnen debatteren, kunnen schrijven van een argumentatief essay, etc.). Onderdeel van de opdracht van de werkgroep is om na te gaan hoe deze laatste twee elementen in het TU/e Bachelor College geborgd kunnen worden, waarbij het duidelijk moge zijn wordt dat deze elementen niet exclusief toebehoren aan de USE component. Wat betreft ethiek en geschiedenis van de techniek is hierboven voorgesteld om deze de bouwstenen te laten zijn voor de USE-base. Daarnaast zal er in de verschillende leerlijnen hiervoor aandacht zijn, afhankelijk van de disciplinaire verdieping die wordt gekozen. De huidige universiteitscolleges (Eindhoven University Lectures, Big Images, Big History, Science and Pseudoscience, The Risk Society, Het Tijdperk van Complexiteit, en Building Europe) zijn moeilijker inpasbaar op deze manier. Het Platform Academische Vorming zal zich hierover moeten uitspreken. Het lijkt de werkgroep voor de hand te liggen dat deze colleges op een herkenbare manier in de keuzeruimte worden aangeboden als 5 ec vakken. Hierover zal met de docenten gesproken moeten worden. Wat betreft de programma’s van Studium Generale en het daarmee samenhangende studiepunt stelt de werkgroep voor dit studiepunt in te bedden in de USE-leerlijnen. De programma’s kunnen goed worden gebruikt in de exploratieve fase van een USE-leerlijn. Daarvoor is het wel nodig dat de SG programma’s voor die leerlijnen interessant zijn of gemaakt kunnen worden. Er is daarom een dialoog nodig tussen de programmamakers en de docenten van de USE-leerlijnen / de USEwerkgroep /stuurgroep. Bij SG bestaat de bereidheid om na te gaan of haar programmering relevant te maken is voor de USE-leerlijnen, waarbij het uitgangspunt moet zijn dat de onafhankelijkheid van SG hierdoor niet in het geding komt en dat de samenwerking voor beide partijen vruchtbaar is. De werkgroep constateert dat er in het nieuwe rooster een oplossing gevonden zal moeten worden voor het SG-uur. SG is belangrijk voor academische en culturele vorming binnen onze universiteit. Dit probleem valt echter buiten de scope van de werkgroep. Academische vaardigheden moeten onderscheiden worden van professional skills. Op dit moment is het nog onduidelijk welke vaardigheden aan bod zullen komen in de 5 ec professional skills in de major. Het is nodig om bij de uitwerking van de USE-leerlijnen de vaardigheden die voor de USEleerlijnen nodig zijn expliciet te benoemen. Vervolgens kan worden bekeken of die vaardigheden (bijvoorbeeld het schrijven van een argumentatief essay, het omgaan met (historische) bronnen en het opstellen van scenario’s), aan de orde komen bij het onderdeel professional skills. 16. Culturele Inbedding van USE aan de TU/e De USE-component draagt in belangrijke mate bij aan de vorming van de toekomstig ingenieurs en is verbonden met kernwaarden van de TU/e (zie boven). Het belang ervan wordt door een groot deel van de staf naar de inschatting van de werkgroep nog onvoldoende onderschreven en uitgedragen. Er bestaat bij een aantal technische wetenschappers ook een superioriteitsgevoel ten opzichte van de sociale, management en geesteswetenschappen, een gevoel dat bovendien wordt doorgegeven aan de studenten. Voor het slagen van USE is het belangrijk om deze cultuur te veranderen. Natuurlijk zal de relevantie van de USE-component voor studenten goed moeten zijn en zal er een stevige brug naar de faculteiten moeten worden gebouwd. Maar het bovenstaande laat ook zien dat dat een noodzakelijke maar géén voldoende voorwaarde. Er zal daarom ook aandacht moeten worden besteed aan de culturele inbedding van USE binnen de TU/e. 5
Criteria voor Academische Bachelor en Master Curricula, TU/e 2005.
9
Dat vereist in ieder geval een heldere communicatie over (de relevantie van) de USE-leerlijnen. Andere aspecten die een positieve bijdrage kunnen leveren zijn: - het vergroten van de zichtbaarheid van de eindproducten van de USE-leerlijnen; - het goed informeren en enthousiasmeren van de coaches; - presenteren en discussiëren over USE op facultaire onderwijsdagen; - het inzetten van USE-ambassadeurs (leden werkgroep/stuurgroep USE, alumni, boegbeelden van faculteiten, tevreden studenten). De genoemde problemen kunnen verminderen als door de beoogde groei van het aantal studenten meer mensgerichte en carrière bèta’s aan de TU/e gaan studeren. Zoals blijkt uit eerder marktonderzoek hechten zij in ieder geval aan een behoorlijke component sociale, management en geesteswetenschappen in de opleiding. 17. Planning Zoals alles in de Bachelor School zal de eerste fase van de ontwikkeling van de USE-component onder grote tijdsdruk moeten plaatsvinden. Daarnaast zijn alle faculteiten druk bezig met de ontwikkeling van hun eigen majoren en keuzepakketten en hebben zij tot februari (opleveren onderwijsinformatie, goedkeuring nieuwe cursussen) daar hun handen vol aan. In het licht hiervan wordt het volgende tijdschema voorgesteld: Oktober 2011 tot november 2011: bespreking van USE-component in diverse gremia en besluitvorming. USE-base - November 2011 tot februari 2012: ontwikkeling hoofdlijnen USE-base en opleveren basis onderwijsinformatie - Februari 2012 – februari 2013: ontwikkelen onderwijsmateriaal USE-base USE-leerlijnen - Tot maart 2012: indiening eerste voorstellen USE-leerlijnen (A4) door faculteiten en interactie met werkgroep USE / Platform Academische Vorming - April 2012: besluitvorming over 10 USE-leerlijnen die worden uitgewerkt - Mei 2012 tot februari 2013: uitwerking 10 USE-leerlijnen
10
BIJLAGE 1: Samenstelling Werkgroep USE
De werkgroep is als volgt samengesteld: voor elk van de drie gebieden User, Society, Enterprise zijn er hoogleraren uit die vakgebieden lid van de werkgroep (Berry Eggen, Johan Schot, Geert Duijsters); voor de brug naar de technische faculteiten zijn er twee leden: GertJan van Heijst (TN) en Rick de Lange (W) er zijn twee studentleden, Laura Claas en Roel van Heck. er is een adviseur vanwege de relatie met de huidige universiteitscolleges en SG: Lucas Asselbergs ondersteuning werkgroep door Corinne Jongeneelen en Tijn Borghuis voorzitter Anthonie Meijers.
11
BIJLAGE 2: Omgevingsanalyse (EPFL, Caltech, MIT) Ter voorbereiding op het uitwerken van de filosofie en eindtermen van de USE-component is er een omgevingsanalyse uitgevoerd. Hiervoor is eerst gekeken naar twee Amerikaanse universiteiten die in hun bacheloropleidingen systematisch aandacht besteden aan Social Sciences and Humanities (SSH): het California Institute of Technology in Pasadena CA (Caltech), en het Massachussetts Institute of Technology in Cambridge MA (MIT). Daarna is geïnventariseerd wat er op het gebied van SSH gedaan wordt door de Europese partners van de TU/e: Danmarks Tekniske Universitet, te Lyngby (DTU), de Technische Universität München (TUM) en de École Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL). Van deze laatste blijken de DTU en TUM in hun bachelorprogramma's niet systematisch aandacht aan SSH te besteden. Het domein van de sociale- geesteswetenschappen wordt door de drie instituten verschillend benoemd: aan Caltech heet het “Humanities and Social Sciences”, aan MIT “Humanities, Arts, and Social Sciences” en de EPFL spreekt van “Sciences Humaines et Sociales”. Ze zijn het echter eens over de reikwijdte, bij alle drie strekt het domein zich uit tot de kunsten (“Arts”). Hierin verschillen zij van de TU/e: de kunsten vallen niet onder de definitie van sociale en geesteswetenschappen die ten grondslag ligt aan de USE-component (cf. Sectie 5). Onderstaand staan gedetailleeerde beschrijvingen van de SSH-component in de bachelorprogramma's van EPFL, Caltech en MIT. Hieronder vergelijken we deze componenten eerst op hoofdpunten. 1. Motivatie/doel van de component Alle drie de instituten geven op hun websites een korte motivering voor het opnemen van een HSScomponent in het bachelorcurriculum. Caltech "Significant study in the humanities and social sciences is an important component of Caltech’s core curriculum, giving alumni the ability to navigate the societal, political, and economic factors that influence, and are influenced by, their work." EPFL "Nous avons introduit les sciences humaines et sociales à l'EPFL dans le but de former des élèves responsables. Et, si je veux des scientifiques de pointe, je veux d'abord des femmes et des hommes au service de la société." (citaat van de president van EPFL) MIT: “The HASS Requirement is an indispensable part of every student’s undergraduate education that provides students with a broad understanding of human society, its traditions, and its institutions. The Requirement deepens students’ knowledge in a variety of cultural and disciplinary areas and encourages the development of sensibilities and skills vital to an effective and satisfying life as an individual, a professional, and a member of society.” De drie motiveringen hebben een toenemende reikwijdte: waar Caltech zich met SSH richt op de vorming van de student tot ingenieur, gaat het EPFL ook om de vorming van de student tot burger, en voegt MIT daar nog de vorming tot individu aan toe. De invoering van USE aan de TU/e is vooral gebaseerd op het eerste aspect, de door de andere instituten gedeelde overtuiging dat kennis van SSH onontbeerlijk is voor de ingenieur. 2. Omvang van de component De omvang van de SSH-component in de bachelorprogramma's van de EPFL is 11-12 ec, zo'n 7% van de studielast van de driejarige opleiding. Bij Caltech is het aandeel SSH duidelijk hoger: 20-25% van de (vierjarige) bacheloropleiding. Aan MIT ten slotte beslaat het vereiste aandeel een kwart van de (eveneens vierjarige) opleiding. De TU/e zit met een USE-component van 20ec, 11% van de 12
studielast van de driejarige opleiding tussen EPFL en de Amerikaanse universiteiten in. Merk op dat aan het MIT en Caltech de bacheloropleiding weliswaar 4 jaar duurt, maar de masteropleiding maar 1 jaar (en is meestal onderdeel van een PhD traject). 3. Opbouw van de component De component van EPFL heeft de eenvoudigste opbouw: studenten kiezen al hun SSH-vakken uit een lijst van een kleine honderd vakken, waarbij ze zich moeten beperken tot verschillende delen van de lijst in de verschillende jaren van de opleiding. Achter dit gebruik van de lijst zou een opbouw in het programma schuil kunnen gaan, maar deze wordt niet expliciet gemaakt. Caltech maakt de opbouw wel expliciet. De student heeft keuze uit een grotere collectie vakken, maar het gekozen pakket moet voldoen aan restricties die ervoor zorgen dat het pakket zowel breedte heeft als diepte: zo moeten een derde van de vakken uit de Humanities komen en een derde uit Social Sciences, en geldt voor deze twee delen dat ze allebei voor de helft uit introducerende en voor de helft uit gevorderde vakken moeten bestaan. MIT heeft het meest uitgebreide systeem: de SSH-component heeft een “distribution component” die moet zorgen voor breedte (de student volgt daarin één vak uit de Humanities, één vak uit de Arts en één vak uit de Social Sciences uit een verzameling van 600 vakken), een “concentration component” die moet zorgen voor diepte (de student volgt een pakket van 3-4 vakken in één van 32 aangeboden gebieden) en een geheel vrij te kiezen “elective component” (van 2 vakken) Door geen van de drie instituten wordt de koppeling met technologie expliciet gelegd binnen de SSHcomponent. Hier zit een belangrijk verschil met USE, waarvoor de toepassing van kennis uit de sociale, management en geesteswetenschappen op technologieterreinen verankerd moet worden in de opbouw van de component. 4. EPFL Deze universiteit besteed systematisch aandacht aan SSH (in het Frans SHS) in alle Bachelorprogramma's, door middel van een programma "Sciences Humaines et Sociales" van vakken verzorgd door het “College des Humanites” (http://cdh.epfl.ch/shs). De invoering van dit programma wordt door de president van EPFL als volgt gemotiveerd: "Nous avons introduit les sciences humaines et sociales à l'EPFL dans le but de former des élèves responsables. Et, si je veux des scientifiques de pointe, je veux d'abord des femmes et des hommes au service de la société." Het programma is sinds 2002 in ontwikkeling en kent vakken ingedeeld onder vijf thema's: Travail et entreprise; Connaissances et réflexivité; Individus et sociétés; Cultures et diversité; Arts et esthétique Zoals het laatste thema doet vermoeden strekt het programma zich uit tot de kunsten, zo is het in voorkomende gevallen ook mogelijk om muziekonderricht aan het conservatorium te volgen. Bachelorprogramma's zijn opgedeeld in twee stukken: jaar 1, in sommige schools "preparatory cycle" genaamd, en jaar 2 + 3, de "bachelor cycle". In elk van deze delen zit een blok SHS.
13
Preparatory cycle In het eerste jaar moeten er vakken gevolgd worden uit deel BA1 en BA2 van de lijst van SHS-vakken, zie http://cdh.epfl.ch/page-37595.html De programma's voor het eerste jaar geven geen ECTS (maar wegingsfactoren voor het "propedeutisch examen"), dus het is lastig een precieze omvang van het blok te geven. Omdat er in een aantal BSc programma's wordt gesproken over 5-6% van de studielast zal het om 3-4 ECTS gaan. Bachelor cycle In het tweede en derde jaar moeten vakken gevolgd worden uit delen BA5 en BA6 van de lijst van SHS-vakken http:/cdh.epfl.ch/page-37084-fr.html met een totale omvang van 8 ECTS. Voor het Bachelorprogramma als geheel is het aandeel SSH van de totale studielast dus 6-7%. Er zijn opleidingen met een aandeel SHS dat uitgaat boven deze verplichte delen, maar dat ligt dan in de aard van discipline (bijv. kunstgeschiedenis als onderdeel van de opleiding Architectuur). Voorbeelden preparatory cycle De keuze aan van vakken voor het eerste jaar is beperkt. Hier is een volledig overzicht met bij elk vak een korte aanduiding van de invalshoeken op het onderwerp, danwel de betrokken disciplines: Brain, mind and society (mens- en maatschappijwetenschappen vs. neurowetenschappen) Cultures, identities and diversities (antropologisch) Inequalities: differences and discriminations (historisch,psychologisch,sociologisch,ethisch) Knowledge from every angle (kennisproductie/gebruik,historisch,psychologisch, antropologisch) Organizations and powers (lezingen, rollenspelen en case-studies met professionals) Representing the future (culturele en artistieke voorstellingen, wetenschappelijke voorspelling) Science, technology and society: contemporary issues (analyse van en reflectie op controverses) Arts in contexts (kunstbeschouwing/duiding in verschillende kunsten en tijdperken, case studies) Asian worlds: modern challenges (historisch, sociologisch, antropologisch, economisch) Body, images and society (historisch, sociaal, cultureel, ethisch, esthetisch, politiek) Contemporary ethical issues (vragen in het domein van de economie, het wet. onderzoek, en het milieu) Globalization (aspecten: transport, communicatie, ziekten, handel, cultuur en politiek) Media and society (historische ontwikkeling van de moderne media, sociale en culturele effecten) Musical studies (Cursus particulier) (muziekbeoefening, conservatorium) Voorbeelden bachelor cycle De keuze voor het tweede en het derde jaar is ruimer, het totale aanbod beslaat 45 vakken. Er zijn een paar thema's waaraan twee vakken zijn gewijd. Het eerste geeft dan meestal de theoretische basis, het tweede is dan meer toegepast. We geven hieronder een aantal voorbeelden van vakken die relevant zouden kunnen zijn met betrekking tot de perspectieven User, Society, en Enterprise. Droit de la recherche technologique, limites et responsabilité (IPR, zowel juridisch als ethisch) Economie de l'environnement et du développement durable (impact van economische activiteit op het milieu, regulering daarvan, economische groei vs. duurzaamheid) Enjeux éthiques contemporains : entreprenariat, management et société (ethische positie van de ingenieur/entrepreneur, sociale verantwoordelijkheid van innoverende bedrijven) Histoire des technologies : mobilité et communication (evolutie van het (Zwitsere) transportsysteem in de 19e en 20e eeuw) Médias sociaux et cyberculture (analyseren van maatschappelijke consequenties van vormen van virtuele samenwerking en organisatie via sociale media en internet)
14
Psychologie cognitive : la croyance (begrijpen van de invloed van geloof (ook in religieuze zin) op de cognitie) Comportement organisationnel (arbeids- en organisatiepsychologie, toegespitst op bedrijven) Pensée économique et enjeux contemporains (concepties van economische crisis in termen van evenwicht en optimalisatie als: incidentele gebeurtenis, terugkerende fenomeen, structureel element) Risques, expertises, controverses (wetenschappelijk/technologische benadering van risico's, juridische, morele, economische en sociale factoren in het publieke debat) 5. CALTECH SSH is een integraal onderdeel van alle undergraduate opleidingen van Caltech. Dit wordt als volgt gemotiveerd: "Significant study in the humanities and social sciences is an important component of Caltech’s core curriculum, giving alumni the ability to navigate the societal, political, and economic factors that influence, and are influenced by, their work." Het document "Information for Undergraduates", hoofdstuk 3 van de Caltech Catalog 2010-2011 (http://catalog.caltech.edu) beschrijft de eisen aan omvang en inhoud van het SSH deel van de opleiding. Onder SSH wordt verstaan: Humanities: art, English, film, history, history and philosophy of science, humanities, music, philosophy, and, with certain restrictions, languages Social Sciences: anthropology, business economics and management, economics, law, political science, psychology, social science Er wordt een totaal van 108 units gevraagd in SSH, die worden gevuld met vakken verzorgd door de Division of Humanities and Social Sciences. Hoeveel dat in tijd is stond niet aangegeven, maar een trimester heeft typisch een studielast tussen de 36-45 units, met uitschieters naar boven. In de voorbeeldprogramma's in het studiereglement kent ieder trimester 9 units SSH, wat over 4 jaar leidt tot het totaal van 108 (9 x 3 x 4). Zo bezien is de tijdsbesteding dus tussen de 20-25% van de totale studielast. Dit wordt bevestigd door het getal van 486 units dat in een aantal studierichtingen als totaal gehanteerd wordt, hetgeen overeen komt met 22% SSH. De besteding van de 108 units is aan nogal wat regels gebonden. Om te beginnen moeten er in ieder geval 36 aan Humanities en 36 aan Social Sciences besteed worden, met in elk van deze categorieën de helft aan introducerende en de helft aan gevorderde vakken. De resterende 36 units mogen zowel uit Humanities als uit Social Sciences komen, met een aantal beperkende bepalingen zoals dat er in totaal niet meer dan 18 units aan "freshman humanities" mag worden meegeteld. Voor het eerste "freshman" jaar zijn er dus speciale vakken in de Humanities, waarvan de eerstejaars twee trimesters moeten volgen. Deze cursussen introduceren studenten in de kerndisciplines Engels, geschiedenis en filosofie. Studenten volgen vakken in twee van deze drie disciplines (naar keuze) en het afronden ervan is een voorwaarde voor het volgen van alle andere vakken (introducerende zowel als gevorderde) in de Humanities. Omdat schrijven van groot belang wordt geacht kennen humanities vakken (op enkele uitzonderingen na) schrijfopdrachten met een omvang van tenminste 4000 woorden. Binnenkomende studenten worden getoetst op hun vaardigheid in schrijven voor Humanities en er kan van hen gevraagd worden dat ze eerst nog vakken volgen om deze vaardigheid te verbeteren. In de Social Sciences volgen studenten eerst twee introducerende vakken (keuze uit lijst), die hen laten kennismaken met twee disciplines uit bovenstaande opsomming. De gevorderde vakken moeten vervolgens gekozen worden binnen één of beide disciplines van de introducerende vakken. 15
Zowel binnen het Humanities- als het Social Sciences-deel zijn er dus vereisten aan de opbouw die voor verdieping moeten zorgen. Voorbeelden Humanities Vakken uit de “freshman humanities” in de kerndisciplines geschiedenis en filosofie zijn bijvoorbeeld: American History Among the major events, trends, and problems of our country’s history are the American Revolution, the framing and development of the Constitution, wars, slavery and emancipation, ethnic and gender relations, immigration, urbanization, westward conquest, economic fluctuations, changes in the sizes and functions of governments, foreign relations, class conflicts, domestic violence, and social and political movements. Although no one course can treat all of these themes, each freshman American history course will deal with two or more of them. How have American historians approached them? What arguments and evidence have scholars offered for their interpretations and how can we choose between them? In a word, what can we know about our heritage? Knowledge and Reality The theme of this course is the scope and limitations of rational belief and knowledge. Students will examine the nature of reality, the nature of the self, the nature of knowledge, and how we learn about the natural world. Students will be introduced to these issues through selections from some of the world’s greatest philosophical works, including Descartes’s Meditations, Pascal’s Pensées, Hume’s Enquiry Concerning Human Understanding, Berkeley’s Principles of Human Knowledge, and Kant’s Prolegomena to any Future Metaphysics. A variety of more contemporary readings will also be assigned. Voorbeelden van gevorderde vakken in de humanities zijn: Causation and Explanation An examination of theories of causation and explanation in philosophy and neighboring disciplines. Topics discussed may include probabilistic and counterfactual treatments of causation, the role of statistical evidence and experimentation in causal inference, and the deductive-nomological model of explanation. Human Nature and Society This course will investigate how assumptions about human nature shape political philosophy, social institutions, and social policy. The course will begin with a historical perspective, examining the work of such political philosophers as Plato, Locke, Rousseau, and Marx, along with such psychologists as Freud and Skinner. Against this historical perspective, it will then turn to examine contemporary views on human nature from cognitive neuroscience and evolutionary psychology and explore their potential implications for political philosophy and social policy. Voorbeelden Social Sciences Vakken die inleidend zijn in Social Science zijn bijvoorbeeld: Analytical Foundations of Social Science.This course covers the fundamentals of utility theory, game theory, and social choice theory. These basic theories are developed and illustrated with applications to electoral politics, market trading, bargaining, auctions, mechanism design and implementation, legislative and parliamentary voting and organization, public economics, industrial organization, and other topics in economics and political science. Political Theory.Course will introduce the student to the central problems of political theory and analysis, beginning with the essential components of the democratic state and proceeding through a variety of empirical topics. These topics will include the analysis of electoral and legislative 16
institutions, legislative agenda processes, voting behavior, comparative political economy, and cooperation and conflict in international politics. The student will be sensitized to the primary empirical problems of the discipline and trained in the most general applications of game theoretic reasoning to political science. Voorbeelden van gevorderde vakken in Social Science die op deze vakken voortbouwen: Behavioral Economics.This course explores how psychological facts and constructs can be used to inform models of limits on rationality, willpower and greed, to expand the scope of economic analysis. Topics include overconfidence, heuristics for statistical judgment, loss-aversion, hyperbolic discounting, optimal firm behavior when consumers are limited in rationality, behavioral game theory, behavioral finance, neuroeconomic dual-self models, and legal and welfare implications of rationality limits. Foundations of Political Economy Mathematical theories of individual and social choice applied to problems of welfare economics and political decision making as well as to the construction of political economic processes consistent with stipulated ethical postulates, political platform formulation, the theory of political coalitions, and decision making in political organizations. 6. MIT Humanities, Arts and Social Sciences (HASS) maken deel uit van ieder undergraduate program op MIT. Deze zogeheten HASS requirement wordt (http://web.mit.edu/hassreq/) als volgt gemotiveerd: “The HASS Requirement is an indispensable part of every student’s undergraduate education that provides students with a broad understanding of human society, its traditions, and its institutions. The Requirement deepens students’ knowledge in a variety of cultural and disciplinary areas and encourages the development of sensibilities and skills vital to an effective and satisfying life as an individual, a professional, and a member of society.” Onder HASS wordt verstaan: Humanities subjects describe and interpret human achievements, problems and historical achievements, problems and historical changes at individual as well as societal levels. Although humanist inquiry employs a variety of methods, such disciplines as history, literature and philosophy typically produce their accounts of cultural accomplishments through close analysis of texts and ideas: contemporary and historical, personal and communal, imaginative and reflective Arts subjects emphasize the skilled craft, practices, and standards of excellence involved in creating representations through images, words, sounds, and movement. Although arts subjects also engage in critical interpretation and historical analysis, they focus more centrally on expressive and aesthetic techniques and tools, such as the use of rhythm, texture, and line. Social Sciences subjects engage in theory-driven as well as empirical exploration and analysis of human transactions. They address the mental and behavioral activities of individuals, groups, organizations, institutions, and nations. Social science disciplines such as anthropology, economics, linguistics, political science, and psychology seek generalizable interpretations and explanations of human interaction. Er is een zeer uitgebreid aanbod van vakken op deze gebieden verzorgd door de School of Humanities, Arts & Social Sciences, een aantal faculteiten: Deptt. of Brain and Cognitive Sciences; Dept. of Linguistics and Philosophy; Dept. of Architecture; Dept. of Urban Studies and Planning, en een aantal interfacultaire "Programs": Literature@MIT; Science, Technology and Society; Writing and Humanistic Studies; Women's & Gender Studies; Music and Theater Arts, Foreign Languages and Literature, en Comparative Media Studies. 17
HASS vakken worden behalve naar categorie (H/A/SS) ook ingedeeld in drie typen: "Distribution"; "Concentration";"Elective" en door bovengenoemden ook onder die labels aangeboden. Elke student moet een HASS-component van minimaal 8 vakken in z'n programma hebben (gemiddeld één per semester), die als volgt over de typen verdeeld zijn: Distribution Component (3 vakken) Studenten die MIT binnenkomen moeten (sinds 2010/2011) drie HASS-Distribution vakken volgen, één uit de Humanities, één uit de Arts en één uit de Social Sciences. Zij kunnen hiervoor kiezen uit in totaal zo'n 600 vakken. In principe kunnen deze vakken gedurende de gehele studie worden gedaan, maar er wordt aangeraden om dat in het eerste jaar te doen Concentration Component (3-4 vakken) Voor het derde jaar kiest iedere student een zogeheten "field of concentration", waarin hij "increased knowledge" opdoet, door middel van een programma van vakken dat wordt opgesteld in overleg met een adviseur voor dat veld (i.e. iemand van de/het verzorgende school/department/ program). Er zijn op dit moment 32 fields of concentration, vaak nog weer met verschillende varianten per veld. In de meeste velden worden de programma's samengesteld dmv keuze uit een lijst van (combinaties van) vakken. Elective Component (1-2 vakken) Deze vakken kunnen vrijelijk gekozen worden uit het aanbod van HASS-elective vakken, en mogen uit alle drie de categorieën komen (H/A/SS). Naast de HASS-requirement kent het undergraduate program ook een Communications requirement, waarvoor studenten vier “Communication Intensive” (CI) vakken moeten volgen. Twee van die vakken komen uit de HASS-component, twee uit de major. HASS-vakken zijn daarom ook nog gelabeld naar hun communicatie-intensiteit (i.e. vereisten voor wat betreft mondelinge en schriftelijke communicatie). Voorbeelden Distribution Component De vakken uit deze component zijn onderverdeeld in vijf categorieën 1. Literary and Textual Studie; 2. Language, Thought, and Value ; 3.Visual and Performing Arts ; 4.Cultural and Social Studies; 5. Historical Studies.We geven hier een paar voorbeelden uit de categorieën 2, 4 en 5. Justice This course explores the ideal of social justice. What we want to know is what makes a society just. Must a society protect individual liberties in order to be just? Which ones? Must a society ensure equality in order to be just? What kind? Can a society ensure both liberty and equality? We will approach these questions by studying three opposing theories of justice-utilitarianism, libertarianism, and egalitarian liberalism--each foundational to contemporary political thought and discourse. Rhetoric Against a backdrop of readings about rhetoric (ancient to modern), students select moral, philosophical, or conceptual issues to explore in essays and arguments. Students learn how to write to a particular audience, to explore assumptions, to analyze sources and texts, and to use evidence effectively. Making Public Policy Drawing on examples from policy areas such as defense, environment, education, health, and technology, we explore questions such as: How and why do some issues come to be seen as "public problems" requiring a governmental response, while others fail to get attention? Do we really need public policies, or does the government just make things worse? What 18
determines the content and nature of public policies? Who decides public policy priorities? Does public policy ever accomplish anything worthwhile? Medieval Economic History in Comparative Perspective This course will draw from the methodologies of both history and economics to look broadly at those factors which contributed to the remarkable economic advances made in western Europe and its satellites by the eve of the Industrial Revolution. How to Stage a Revolution Explores fundamental questions about the causes and nature of revolutions. How do people overthrow their rulers? How do they establish new governments? Do radical upheavals require bloodshed, violence, or even terror? How have revolutionaries attempted to establish their ideals and realize their goals? We will look at a set of major political transformations throughout the world and across centuries to understand the meaning of revolution and evaluate its impact. Voorbeelden Concentration Component Uit de vele mogelijkheden voor het concentratie-deel van HASS geven we hier twee voorbeelden die inhoudelijk redelijk dichtbij huis liggen, en een voorbeeld dat niet op de TU/e realiseerbaar is. Concentration in Psychology Introduction to Psychology A survey of the scientific study of human nature, including how the mind works, and how the brain supports the mind. Topics include the mental and neural bases of perception, emotion, learning, memory, cognition, child development, personality, psychopathology, and social interaction. Consideration of how such knowledge relates to debates about nature and nurture, free will, consciousness, human differences, self, and society. Cognitive Processes Introduction to human information processing and learning. Topics include the nature of mental representation and processing, memory and learning, pattern recognition, attention, imagery and mental codes, concepts and prototypes, and reasoning and problem-solving. Affect: Biological, Psychological, & Social Aspects of "Feelings" Affect is to cognition and behavior as feeling is to thinking and acting or as values are to beliefs and practices. Considers these relations, both at the psychological level of organization and in terms of their neurobiological and sociocultural counterparts. Development Economics concentration The Challenge of World Poverty Examines extreme poverty over time to see if it is no longer a threat, why some countries grow fast and others fall further behind, if growth or foreign aid help the poor, what we can do about corruption, if markets or NGOs should be left to deal with poverty, where to intervene, and how to deal with the disease burden and improve schools. Principles of Microeconomics Introduces microeconomic concepts and analysis, supply and demand analysis, theories of the firm and individual behavior, competition and monopoly, and welfare economics. Applications to problems of current economic policy. Foundations of Development Policy Explores the foundations of policy making in developing countries. Goal is to spell out various policy options and to quantify the trade-offs between them. Special emphasis on education, health, gender, fertility, adoption of technological innovation, and
19
the markets for land, credit, and labor. Archaeology and Archaeological Science Concentration The Human Past Archaeology reconstructs ancient human activities and their environmental contexts. Examines these activities and the forces that shaped them, drawing on case studies in contrasting environmental settings from the Near East and Mesoamerica. In laboratory sessions, students learn to manage various classes of archaeological data and analyze archaeological artifacts made from materials such as stone, bone, and ceramics. These analyses help reconstruct the past. Archaeological Science Pressing issues in archaeology as an anthropological science. Stresses the natural science and engineering methods archaeologists use to address these issues. Reconstructing time, space, and human ecologies provides one focus; materials technologies that transform natural materials to material culture provide another. Topics include 14C dating, ice core and palynological analysis, GIS and other remote sensing techniques for site location, soil micromorphology and site formation, sourcing of metal artifacts, and microstructural and mechanical analyses of cementitious materials used in ancient monumental buildings. Materials in Human Experience Examines the ways in which people in ancient and contemporary societies have selected, evaluated, and used materials of nature, transforming them to objects of material culture. Some examples: glass in ancient Egypt and Rome; sounds and colors of powerful metals in Mesoamerica; cloth and fiber technologies in the Inca empire. Explores ideological and aesthetic criteria often influential in materials development. Human Origins and Evolution Examines the dynamic interrelations among physical and behavioral traits of humans and environment and culture to provide an integrated framework for studying human biological evolution and modern diversity. Topics include issues in morphological evolution and adaptation; fossil and cultural evidence for human evolution from earliest times through the Pleistocene; evolution of tool use and social behavior; modern human variation and concepts of race.
20
BIJLAGE 3: Eerste ideeën USE-base en vervolgproces Een eerste inventarisatie heeft drie mogelijke ideeën opgeleverd: 1. Een cursus gebaseerd op een centraal probleem uit de geschiedenis en ethiek van de techniek: technologisch determinisme. Dit is het idee dat technologische ontwikkelingen onze sociale, politieke en culturele geschiedenis bepalen en dat die technologische ontwikkelingen zelf niet te sturen zijn. De rol van individuen (bijvoorbeeld van ingenieurs als Edison, Timoshenko, Bayer, Wozniak) doen er in deze opvatting niet toe omdat die ontwikkelingen ook zonder hen zou hebben plaatsgevonden.6 Het idee van technologisch determinisme roept vele vragen op over wat techniek is en de manier waarop technologische ontwikkelingen tot stand komen. Maar het roept ook fundamentele ethische vragen op over de verantwoordelijkheid van ingenieurs en de vrije wil van het individu om te kunnen handelen in een wereld die geheel gedetermineerd is. 2. Een cursus die bestaat uit twee onderdelen: een basis in de geschiedenis van de techniek en een basis in de ethiek, waarbij steeds cross-overs tussen beide worden gemaakt. Bijvoorbeeld bij de secundaire en onbedoelde effecten van technologie en hoe te beslissen in het geval van onwetendheid en onzekerheid. Of bij sociale veranderingen ten gevolge van technologie en de manier waarop ingenieurs in hun ontwerpbeslissingen trade-offs maken tussen bepaalde technische karakteristieken (bijv. software architectuur) en sociale waarden (bijv. privacy). 3. Een cursus die is opgebouwd aan de hand van een beperkt aantal grote gebeurtenissen in de geschiedenis van de techniek die zowel vanuit historisch als ethisch perspectief worden geanalyseerd. Bijvoorbeeld de bouw van de kanaaltunnel, de introductie van de computer, het Manhattan project voor de atoombom, de ontwikkeling van de anticonceptiepil, of de introductie van de mobiele telefoon. In alle drie de gevallen wordt gestreefd naar een combinatie van kennisoverdracht, het leren omgaan met bronnen van verschillende aard, het systematisch leren reflecteren op een ethische casus, het leren normatief te argumenteren en persoonlijk engagement met het onderwerp van studie. Optimaal zou zijn een afrondend essay, waarin studenten een persoonlijk standpunt innemen over een bepaalde kwestie en daarvoor een argumentatie opbouwen. Gelet op het grote aantal studenten zal hier overduidelijk een trade-off moeten worden gemaakt. Voor wat betreft het ethiek gedeelte is het mogelijk om voor sommige onderdelen van de cursus gebruik te maken van de elektronische leeromgeving Agora, die in 3TU verband is ontwikkeld.7 Vervolgproces Voorgesteld wordt om een werkgroep te vormen met de beoogde docenten en in de maanden november en december ideeën uit te werken en deze voor te leggen aan een panel van experts in een workshop tijdens de tweede week van januari. De workshop valt samen met het geplande bezoek van Rosalind Williams (MIT), die eerder ook meegedacht heeft over de nieuwe bacheloropleidingen. Bij de workshop worden ook studenten van de studentendenktank uitgenodigd. Onderdeel van het proces zal ook een verkenning zijn bij andere universiteiten met cursussen in de humanities voor grote groepen studenten. 6
Een voorbeeld is Moore’s law die de ontwikkeling van microprocessors nauwkeurig heeft beschreven en voorspeld gedurende de laatste 50 jaar (aantal transistors op een integrated circuit verdubbelt elke 2 jaar). 7
Agora is een softwaremodule die ontwikkeld is in 2004 met steun van SURF, waarmee studenten op een systematische wijze leren een ethische casus te analyseren. De software wordt op dit moment gebruikt in Delft, Eindhoven, enkele Nederlandse hogescholen en door een Japanse universiteit. Dit najaar komt versie 3.0 gereed, gefinancierd door de secties Filosofie aan de 3 Nederlandse technische universiteiten en door het Japanse Kanazawa Institute of Technology (KIT). Zie ook http://www.ethicsandtechnology.com/.
21
BIJLAGE 4: Uitwerking voorbeelden USE-leerlijnen A. USE-leerlijn Design for a Sustainable Future (15 ec) Proposed by Rick de Lange and Johan Schot 1. Korte omschrijving van het USE-topic. Daarbij moet worden aangegeven waarom dit een geschikt onderwerp voor een USE- leerlijn en vanuit welk perspectief/perspectieven (U, S, E) de interactie tussen technologie en omgeving wordt bestudeerd. USE-leerlijn Design for a Sustainable future will focus on the question how everyone, from those at the forefront (designers and engineers) to the consumers as well as businesses, environmental movements as well as governments can contribute to sustainable development. It explores various tools for measuring sustainable development, and various barriers and drivers for introduction and diffusion of a wide range of green designs in various sectors (building/construction industry, automotive, energy sector, chemical sector etc.). It also provides analytical and normative evaluation whether the solutions offered will help to create a transition to sustainable development. 2. Korte omschrijving van het exploratieve vak, met vermelding van de perspectieven die zullen worden behandeld (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). The course will start with a one day conference which will introduce the central concepts of design for a sustainable future, various measurement tools and ways of thinking about what is sustainable, as well as a number of practical examples of green designs (products). They are discussed from three angles: 1) technological opportunities, 2) environmental impact (e.g. cradle to cradle analysis), 3) USE. 8 Subsequently the students will take training in some form of cradle to cradle analysis (lifecycle analysis). Finally groups of 5 students will pick a product and for which they will explore the technological opportunities, conduct a cradle to cradle analysis and finally explore barriers and solutions from one of the USE-perspectives (User, Societal, Enterprise). This exploration will take the form of interviewing of stakeholders. Groups will be tutored by a USE-Coach (who can draw on a Technology contact person depending on the design choice). Each group will produce a paper. 3. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de verdiepende vakken en hun relatie met de U,S en E perspectieven (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). Four specialized courses in which a wide range of disciplinary and interdisciplinary ways of thinking will be offered on green design problems and solutions. At the end individual students will not only do an exam but also asked to write an essay (following a set of formal requirements) which reflects on the paper they contributed to in the explorative phase. They need to identify news ways of thinking developed through their specialization course (verdieping). The four courses: Entrepreneurial/Business perspective, with a focus on green firm strategies Psychological/STS perspective, with a focus on why consumers/users accept or reject clean technologies Transition Perspective/Economic Perspective, with a focus on economic and institutional barriers for changes and transition management options
8
If the conference cannot be used as a teaching format, the work can be done through a number of lectures focusing on analyzing chosen examples from the mentioned three perspectives.
22
Historical Perspective/Philosophical Perspective with a focus on historical and philosophical / ethical evaluation of clean solutions/designs 4. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de projecten, hun relatie met de U,S en E perspectieven, en de technologieterreinen die bij de projecten worden betrokken. In this phase students will produce a green design of their own choice in small groups (depending on the design ranging from 5-10 students). Design can refer to a model, a simulation or can also be a report (research project). The design might make use of (or add to) a project they have already worked on in another course and/or help to make the campus more sustainable. The design might be developed together with a company. Each design group will have a DESIGN coach (who can draw on a USE-specialist). The aim of the project is not only to produce a green design but also to integrate what they have learned about barriers, drivers, and normative evaluations in the first two courses into the design. Designs are all presented, graded and evaluated at a big conference by an independent panel of professors and practitioners. The best designs will win a prize. This project phase might be integrated into the new vision (Living Lab) on how to make the university sustainable. 5. Toelichting op hoe de drie leerdoelen van USE in de voorgestelde leerlijn worden gehaald, zowel per onderdeel als voor de leerlijn als geheel. Students learn not only to think with a management, social science and/or humanities aspect about the problem of clean technology/green design/sustainable development, they also learn to apply it to a specific design and/or research project, and evaluate the design. All learning aims will be present in each of the three elements, although it is clear that the “verdieping” will deliver more insights of the social science, humanities and management sciences. However, in the other two elements they will apply these insights to a specific design. During the exploration (first element) they are drawing on collected insights on which they reflect more systematically in the second stage (verdieping) and then apply in a project on a deeper level. 6. Informatie over participerende faculteiten in de leerlijn (inclusief namen van de beoogde medewerkers). Almost each department can easily contribute. 7. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel. Dr.ir. Geert Verbong 8. Eventuele relatie van het USE-topic met faculteitsoverstijgende initiatieven van de TU/e (Strategic Areas, 3TU Centres of Excellence, ICMS, BCE, ILI, etc.). There is a strong relationship with two strategic areas: Smart Mobility and Energy, and also with the Living Lab idea for a Sustainable Campus.
23
B. USE-leerlijn Hightech Entrepreneurship (15 ec) Voorgesteld door Geert Duijsters, in samenwerking met Ksenia Podoynitsyna, Hans Berends en Kees Kokke 1. Korte omschrijving van het USE-topic. Daarbij moet worden aangegeven waarom dit een geschikt onderwerp voor een USE-leerlijn en vanuit welk perspectief/perspectieven (U, S, E) de interactie tussen technologie en omgeving wordt bestudeerd. Het doel van deze leerlijn is het ontwikkelen van een brede kennisbasis over ondernemerschap en het ontwikkelen van ondernemerschapsvaardigheden, wat uiteindelijk resulteert in het bevorderen van een “entrepreneurial mindset” – een ondernemende houding van studenten. De specifieke focus van deze lijn is op technisch en kennisintensief ondernemerschap en betreft daarom het Enterprise perspectief binnen de USE-component. 2. Korte omschrijving van het exploratieve vak, met vermelding van de perspectieven die zullen worden behandeld (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). “Patterns in successful technology entrepreneurship” Dit vak is een introductie in de concepten en theorieën over ondernemerschap en ondernemend gedrag. Het gaat over de grondbeginselen van ondernemen, over het vormen van ideeën, het ontwikkelen tot business cases, en het opstarten van een onderneming. De verschillende aspecten die hierbij een rol spelen worden geïntroduceerd, waaronder strategie, financieel management, marketing, en het business model. Dit vak wordt gegeven middels hoorcolleges, in combinatie met opdrachten waarin een link kan worden gelegd met een specifieke technische discipline. Onderwijsvorm: Reeks van colleges verzorgd door een mix van TU/e docenten en sprekers uit de praktijk. Toetsvorm: Opdrachten en een toets. 3. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de verdiepende vakken en hun relatie met de U,S en E perspectieven (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). “Organizing Entrepreneurship” Dit vak gaat over organisatorische aspecten van ondernemerschap, zowel in bestaande organisaties als in technology-based start-ups. Ten eerste gaat dit vak over corporate entrepreneurship: new business development en ondernemerschap binnen bestaande organisaties (ook wel “intrapreneurship” genoemd). Het vak behandelt organisatorische structuren voor corporate entrepreneurship zoals corporate venturing units en strategieën om intrapreneurship te faciliteren. Ten tweede gaat dit vak over organisatorische en sociale aspecten van ondernemen, zoals teamformatie en het werken in teams, onderhandelen, en conflict hantering. 4. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de projecten, hun relatie met de U,S en E perspectieven, en de technologieterreinen die bij de projecten worden betrokken. “Entrepreneurship in action” In dit project passen studenten de kennis toe die ze in de andere vakken hebben opgedaan. De opdracht voor dit project is om voor een bepaalde generieke technologie een bedrijfsconcept op te stellen. De technologie wordt zodanig gekozen dat er een scala aan mogelijke bedrijfsconcepten op gebaseerd kan worden. Zodoende doorlopen de studenten de eerste fases van het opzetten van een ondernemend initiatief. Studenten werken in teams met leden uit minimaal twee verschillende majors om uit een brede kennisbasis te kunnen putten. De studenten krijgen gerichte training en begeleiding in vaardigheden, gericht op het verder ontwikkelen van een ‘entrepreneurial mindset’. Het bedrijfsconcept moet worden gerapporteerd en gepresenteerd. De beoordeling van het 24
bedrijfsconcept zal met name gebaseerd zijn op de onderbouwing van onderliggende assumpties en schattingen. 5. Toelichting op hoe de drie leerdoelen van USE in de voorgestelde leerlijn worden gehaald, zowel per onderdeel als voor de leerlijn als geheel. Nog nader uit te werken. 6. Informatie over participerende faculteiten in de leerlijn (inclusief namen van de beoogde medewerkers). Deze leerlijn wordt verzorgd door medewerkers van de faculteit IE&IS in samenwerking met Prof. dr. Ir. Ton Backx (decaan faculteit Electro; nog te bevestigen) en vertegenwoordigers van InnovationLab en de drie strategic areas van de TU/e (Health, Energy, Smart Mobility). Het onderwijs zal vooral worden verzorgd door de IE&IS capaciteitsgroep ITEM (Innovation, Technology Entrepreneurship & Marketing); in het vak Organizing Entrepreneurship zal worden samengewerkt met de capaciteitsgroep HPM (Human Performance Management). 7. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel. Dr. Ksenia Podoynitsyna (ITEM). Ksenia is op dit moment de inhoudelijke coördinator van de minor “Entrepreneurship & Innovation” die al 3 jaar achter elkaar de meest populaire verbredende minor is op de TU/e. Verder is zij betrokken bij ontwikkeling en uitvoering van de minor “Entrepreneurship in Sustainable Energy”. 8. Eventuele relatie van het USE-topic met faculteitsoverstijgende initiatieven van de TU/e (Strategic Areas, 3TU Centres of Excellence, ICMS, BCE, ILI, etc.). Studententeams binnen het project van de leerlijn gaan ideeën te uitwerken in feasibilty studies met bijhorende business cases rondom de strategic areas Health, Energy en Smart Mobility terwijl projecten o.a. worden verworven uit de lopende onderzoeken van de technische faculteiten en 3TU Centers of Excellence. Er wordt nauw samengewerkt met InnovationLab en BCE (Brabant Center for Entrepreneurship) voor de werving van projecten, organisatie van workshops en lezingen en de organisatie van eindpresentaties. Voor sustainable energy projecten wordt verder samengewerkt met het Eindhoven Energy Institute. Voor sommige onderdelen van de leerlijn zoals de projecten van het vak “Entrepreneurship in action” zullen samenwerkingsverbanden opgezet met bedrijven en organisaties als TNO, Philips, Eindhoven Airport en Vodafone. Maar ook de kleinere bedrijven en start-ups zullen betrokken zijn wat in een synergetisch geheel resulteert.
25
C. USE-leerlijn Risk and Trust (15 ec) Proposed by Anthonie Meijers and GertJan van Heijst 1. Korte omschrijving van het USE-topic. Daarbij moet worden aangegeven waarom dit een geschikt onderwerp voor een USE-leerlijn en vanuit welk perspectief/perspectieven (U, S, E) de interactie tussen technologie en omgeving wordt bestudeerd. This USE-leerlijn will focus on risk and trust in an engineering context. Many technological systems are associated with risks, and as these systems become more comprehensive, integrated and omnipresent, their trustworthiness is crucial. . A poignant example is the recent security breach at the Certificate Authority DigiNotar, which rendered several internet services of the Dutch Government (DigiD, Belastingdienst,..) insecure. The proposed USE-leerlijn will consist of courses that address these issues by combining insights from decision theory, risk analysis, philosophical epistemology, economics, and psychological analysis of risk perception. All three USE perspectives (Use, Society, and Enterprise) can be addressed in the USE-leerlijn, as can be seen below. 2. Korte omschrijving van het exploratieve vak, met vermelding van de perspectieven die zullen worden behandeld (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). The explorative course focuses on problems of risk and trust and the issues they raise for the design of technological systems. A number of cases will be analyzed, some with external experts: the famous New York black out, the Fukushima Daiichi nuclear disaster, the recent failure of the government’s websites to secure privacy, the risks associated with the massive use of investment software for the stock market, and trust in systems for financial transactions. From these cases various issues emerge, such as the very notions of risk and trust (including their quantitative and qualitative aspects), psychological theories of risk perception, design trade-offs and their rationale, the precautionary principle, and mechanisms that create trust, including insights from game theory. The three USE perspectives will be addressed. Students will acquire a conceptual toolbox for analyzing the quantifiable societal impacts of technology, as well as for anticipating user and societal attitudes toward technology. [to be expanded] 3. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de verdiepende vakken en hun relatie met de U, S en E perspectieven (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). There will be three advanced courses to choose from: The Psychology of Risk Perception This course will focus on how people actually deal with risks. It will address the distinction between calculated risks and perceived risks, the role of emotions, the way people deal with probabilities, biases in risk perception. Trust is conceived as a strategy to cope with risks in complex situations. This course has mainly a user perspective. [to be expanded] Responsible teachers: Cees Midden, Antal Haans, Jaap Ham, Decision Theory This course focuses not so much on how people actually make decisions, but on how they should make decisions if they act rationally. With the help game theory several strategies will be developed for coping with risks, in situations of in which the risks are known and in situations of uncertainty and ignorance. This course is relevant for all three USE perspectives [to be expanded] Responsible teacher: Martin Peterson
26
The Philosophy of Risk This course will present a framework for the societal analysis of risks, focusing especially on how expert knowledge (scientific and technical) can be embedded in a social and political judgment about the acceptability of risk. Topics include the just distribution of risks within a population, the voluntariness of risk, the importance of uncertainty and evaluative ambiguity about risk, the relationship between risk and trust, the precautionary principle and its limits, and how psychological, political and media representations of risk can complicate risks themselves as well as their management. This course mainly has a societal perspective [to be expanded]. Responsible teacher: Philip Nickel 4. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de projecten, hun relatie met de U,S en E perspectieven, en de technologieterreinen die bij de projecten worden betrokken. We envision three kinds of projects in which the knowledge regarding risk and trust obtained in the explorative and advanced courses can be applied. a. Experimental evaluation of risk and trust in a technological solution (User perspective). The project studies how users interact with a simulation of a technological solution that may be introduced in society in the near future: what gives them confidence that this solution works, and works reliably? Which contextual factors provide them with assurance? Etc. Examples of technologies which could be evaluated in a project are adaptive cruise control systems for cars, and direct computer patient interfaces (DCPI’s), information systems that provide medical diagnosis, advice and/or treatment directly to patients without clinicians as intermediaries. b. Risk assessment and societal decision making (Societal perspective). The project analyzes the influence of risk perception on societal decision processes regarding the adoption or acceptance of new technologies: what is the role of risk calculations (under different assumptions, and by different stake holders) versus the individual risk perceptions of citizens? How do groups of people arrive at judgments about risks? An example of a case that could be studied is the decision by the German government to speed up the phasing out of nuclear fission power after the Fukushima nuclear power plant disaster. Or the introduction of smart energy grids, which changes the way the reliability of the electricity supply is secured. c. Designing for trust (both User and Societal perspective). In domains where there is a sound understanding of trust factors, policies can be defined that create or preserve trust. The incorporation of such policies in the design of technological solutions could be the topic of projects in which students translate the policies into functional requirements and architectures for the solutions at hand. An example of such a project could be the (initial stages of the) design of a trustworthy digital voting system for parliamentary elections. Or the design of a new type of digital security certificates. 5. Toelichting op hoe de drie leerdoelen van USE in de voorgestelde leerlijn worden gehaald, zowel per onderdeel als voor de leerlijn als geheel. [to be completed] 6. Informatie over participerende faculteiten in de leerlijn (inclusief namen van de beoogde medewerkers). Martin Peterson, Philip Nickel, Philosophy and Ethics Martijn Willemsen, Cees Midden, HTI 27
GertJan van Heijst, TN [to be expanded] 7. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel. Philip Nickel (IE&IS) 8. Eventuele relatie van het USE-topic met faculteitsoverstijgende initiatieven van de TU/e (Strategic Areas, 3TU Centres of Excellence, ICMS, BCE, ILI, etc.). This USE-leerlijn is related to the strategic areas Energy and Mobility, and to 3TU Centre of Excellence for Ethics and Technology.
28
D. USE-leerlijn The Liberation of Light (15 ec) Proposed by Berry Eggen and the Intelligent Lighting Institute (ILI) 1. Korte omschrijving van het USE-topic. Daarbij moet worden aangegeven waarom dit een geschikt onderwerp voor een USE-leerlijn en vanuit welk perspectief/perspectieven (U, S, E) de interactie tussen technologie en omgeving wordt bestudeerd. Technologische ontwikkelingen op het gebied van Solid State Lighting (SSL) en de impact daarvan op toekomstige lichtsystemen die in het alledaagse leven hun plek zullen vinden, kunnen als ‘radicaal’ getypeerd worden. SSL creëert nieuwe kansen door nieuwe lichtkenmerken: low power, long lifetime, high color flexibility, low temperature, miniaturization, embedding, advanced control; “Lighting goes digital”. Nieuwe licht-‘competenties’ ontstaan: Distributed Systems Control, Media Processing, End-User Programming, Computational Intelligence, Interaction Design, Experience Prototyping, Human Factors; “The Lighting Business will copy the Media Business in less than 10 years”. In deze USE leerlijn zullen deze nieuwe ontwikkelingen bekeken worden langs de volgende zeven dimensies: functional (productivity, safety, comfort), emotional (well-being, atmosphere, trust), biological (cure, care, prevention), social (communication, media, interaction), cultural (art, aesthetics, beautification), sustainable (low energy, natural, bio-inspired) en ambient (embedded, personalized, adaptive).9 2. Korte omschrijving van het exploratieve vak, met vermelding van de perspectieven die zullen worden behandeld (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). In het exploratieve kwartiel (5 EC vak) komen sprekers aan het woord die elk de nieuwe ontwikkelingen vanuit een bepaalde dimensie onder de loep nemen. De sprekers belichten hun dimensie vanuit elk van de drie perspectieven. Studenten kunnen in een reeks opdrachten een of meerdere USE perspectieven verkennen. Behalve deze lezingen worden er ook een aantal bedrijfsen tentoonstellingsbezoeken georganiseerd, in samenwerking met de ILI(A) partners. Toetsing vindt plaats aan de hand van het individuele opdrachten portfolio. 3. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de verdiepende vakken en hun relatie met de U,S en E perspectieven (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). In het verdiepende kwartiel (5 EC vakken) kiezen de studenten voor een bepaald interessegebied (vak). De volgende vakken zouden aangeboden kunnen worden: Light & Sound (Yvonne de Kort, Berry Eggen), Light & Intelligent Interaction (Harm van Essen, Philip Ross, Bergmans, Lukkien), Light & Built Environment (Mariëlle Aarts, Evert van Loenen) Light & Entrepeneurship (Elke den Ouden, Rombout Frieling) Toetsing vindt plaats aan de hand van een essay. De beste essays (competitie) worden gebundeld in een UCE jaar boek 4. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de projecten, hun relatie met de U,S en E perspectieven, en de technologieterreinen die bij de projecten worden betrokken. 9
The above three paragraphs are based on lecture Emile Aarts gave at opening of Intelligent Lighting Institute (ILI) in 2010.
29
Studenten vinden elkaar in een spannend matchmaking event in projectteams van ongeveer 10-12 studenten. Elk van deze teams wordt aan een echte ILI(A) partner/klant gekoppeld en krijgt een ILI coach. Klant en team definiëren een uitdaging waarin de drie USE perspectieven geïntegreerd kunnen worden om te komen tot een oplossing. Voorbeelden van dergelijke projecten: ‘Light for safety at the Stratums Eind’, ‘Light Apps for the Elderly’, … De projecten leveren een projectrapport, prototype en geven een eindpresentatie op een speciaal ILI symposium. 5. Toelichting op hoe de drie leerdoelen van USE in de voorgestelde leerlijn worden gehaald, zowel per onderdeel als voor de leerlijn als geheel. [nader in te vullen] 6. Informatie over participerende faculteiten in de leerlijn (inclusief namen van de beoogde medewerkers). Betrokken faculteiten: Industrial Design (Essen, Ross, van den Hoven, Frieling, den Ouden, E. Aarts, Eggen), Industrial Engineering & Innovation Sciences (de Kort, Haans), Architecture Building & Planning (M. Aarts, van Loenen), Mathematics & Computer Science (Lukkien, Ozcelebi), Electrical Engineering (Bergmans, Amft), en Applied Physics (Kroese, Haverlag). 7. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel: Yvonne de Kort of iemand anders vanuit het ILI (potentiële kandidaten Mariëlle Aarts, Harm van Essen, Elke den Ouden,…) 8. Eventuele relatie van het USE-topic met faculteitsoverstijgende initiatieven van de TU/e (Strategic Areas, 3TU Centres of Excellence, ICMS, BCE, ILI, etc.). Dit USE-topic wordt verder uitgewerkt en getrokken door het ILI, waarin eerder genoemde faculteiten (en onderzoekers) samenwerken.
30
BIJLAGE 5: Format eerste voorstellen USE-leerlijnen
Inhoud A4: 1. Korte omschrijving van het USE-topic. Daarbij moet worden aangegeven waarom dit een geschikt onderwerp voor een USE-leerlijn en vanuit welk perspectief/perspectieven (U, S, E) de interactie tussen technologie en omgeving wordt bestudeerd. 2. Korte omschrijving van het exploratieve vak, met vermelding van de perspectieven die zullen worden behandeld (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). 3. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de verdiepende vakken en hun relatie met de U,S en E perspectieven (inclusief onderwijsvorm en toetsvorm). 4. Korte omschrijving van het aantal en de aard van de projecten, hun relatie met de U,S en E perspectieven, en de technologieterreinen die bij de projecten worden betrokken. 5. Toelichting op hoe de drie leerdoelen van USE in de voorgestelde leerlijn worden gehaald, zowel per onderdeel als voor de leerlijn als geheel. 6. Informatie over participerende faculteiten in de leerlijn (inclusief namen van de beoogde medewerkers). 7. Voorstel voor een projectleider van de leerlijn als geheel. 8. Eventuele relatie van het USE-topic met faculteitsoverstijgende initiatieven van de TU/e (Strategic Areas, 3TU Centres of Excellence, ICMS, BCE, ILI, etc.).
31