DRAAIBOEK BESMETTELIJKE ZIEKTEN
CENTRA VOOR LEERLINGENBEGELEIDING CLB
Samengesteld door: Dr. Ria Van den Broeck Dr. Annemie Forier Chantal Dehollogne Hilde De Schrijver Jacqueline Van Herreweghe Met dank voor het nalezen: Christel Bosselo Dr. Moniek De Keyser Dr. Koen De Schrijver Dr. Els Dezeure Dr. Henri Franckx Dr. Benjamine Hofman Dr. Helga Lakiere Dr. Magda Uydebrouck
(VCLB-Vormingscentruml): eindredactie (GI - Limburg) (GI - Limburg) (GI - Oost-Vlaanderen) (GI - Oost-Vlaanderen)
(GI hoofdbestuur) (Medisch coördinator VCLB Gent) (GI - Antwerpen) (VCLB-Limburg) (Arbeidsgeneesheer IDWE ) (Medisch coördinator CLB Groeninge) (Directeur CLB Vlaamse Gemeenschapscommissie) (Teamverantwoordelijke Jeugdgezondheidszorg) (Directeur VRGT) 1
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
DRAAIBOEK BESMETTELIJKE ZIEKTEN INHOUD A
Toelichting bij de rol van de CLB-arts, de schooldirectie en arbeidsgeneesheer bij vermoeden, melding of voorkoming van besmettelijke ziekten bij leerlingen, personeelsleden of bij hun familieleden zoals vermeld in de bijlage van het Besluit van de Vlaamse regering dd 17 maart 2000 (BS 17/05/2000)
B
Voor elke aandoening, vermeld in de bijlage bij het Besluit van de Vlaamse regering dd 17 maart 20000, wordt een •
bondig overzicht gegeven van de ziekte: ziektebeeld, incubatieperiode, infectieus agens, besmettelijkheid, vatbaarheid, diagnose, preventie en behandeling de gevalsdefinitie zoals gedefinieerd door de gezondheidsinspectie te nemen maatregelen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit controlemaatregelen aanbevolen door de gezondheidsinspectie modelbrieven voor ouders, huisartsen
• • • • 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Buiktyfus p. 8 Hepatitis A p. 14 Hepatitis B p. 22 Meningokokken meningitis en –sepsis p. 34 Poliomyelitis p. 63 Difterie p. 69 Infectie met Beta-hemolytische streptokokken van groep A, ondermeer scarlatina (roodvonk) p. 79 8. Besmettelijke tuberculose p.85 9. Shigellose (dysenterie) p. 99 10. Salmonellosen p. 107 11. Kinkhoest p. 112 12. Bof p. 119 13. Mazelen p. 125 14. Rubella (rodehond) p. 131 15. Scabiës (schurft) p. 139 16. Varicella (windpokken) p. 148 17. Impetigo p. 149 18. Schimmelinfecties van de schedelhuid p. 154 19. Schimmelinfecties van de gladde huid p. 158 20. Mollusca Contagiosa (parelwratten) p. 159 21. Pediculosis capitis (hoofdluizen) p. 160 22. HIV-infectie p. 170 2
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlagen: Bijlage 1:
Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding (BS 17/05/2000). Bijlage bij het Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 houdende bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingbegeleiding. p. 176
Bijlage 2:
-
Decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten(BS 19/07/1995) - Besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten (BS 14/07/1995), gewijzigd bij B.Vl.Reg. 01/12/98 (BS 15/01/1999) - Ministerieel besluit houdende de aanwijzing van ambtenarenartsen en ambtenaren, tot uitvoeren van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten - Besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. (BS 15/01/1999) p. 192
Bijlage 3:
De samenwerking tussen CLB en Gezondheidsinspectie bij besmettelijke ziekten: partners in de strijd. Dr. Koen De Schrijver Gezondheidsinspecteur Antwerpen p. 207
Bijlage 4:
Van draaiboek tot standaarden. Prof. Dr. Karel Hoppenbrouwers Prof. Jeugdgezondheidszorg KUL p. 213
Bijlage 5:
Arbeidsgeneeskundige aspecten: Preventie van gezondheidsschade door infectieziekten bij personeelsleden van onderwijsinstellingen: wie doet wat? Dr. Henri Franckx Medisch coördinator CLB Groeninge Bedrijfsarts (IDWE) p. 219
Bijlage 6:
Opleidingspakket screeners nat-kam methode. Luizenlied. Resultatenbrief ouders. p. 225 3
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 7:
Algemene hygiënische maatregelen. p. 240
Bijlage 8:
EHBO Richtlijnen voor scholen ter preventie van overdracht van besmettelijke ziekten. p. 243
Bijlage 9:
Adressenlijst Gezondheidsinspecties p. 244
Bijlage 10:
Referenties p. 246
4
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
BESLUITVAN DE VLAAMSE REGERING TOT BEPALING VAN SOMMIGE OPDRACHTEN VAN DE CENTRA VOOR LEERLINGBEGELEIDING (decreet van 17 maart 2000 betreffende de centra voor leerlingbegeleiding)
Profylaxe A.
Maatregelen te treffen door de school in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten
1.
De directeur van een school neem contact op met het centrum zodra: - hij verneemt dat een leerling van zijn school of een personeelslid door een besmettelijke ziekte, bedoeld onder punt B is aangetast - hij vermoedt dat een leerling of een personeelslid aan een dergelijke ziekte lijdt - hij verneemt dat een dergelijke ziekte werd vastgesteld in het huis van één van zijn leerlingen of van een lid van het schoolpersoneel.
2.
Als een klas of een school gesloten moet worden ten gevo lge van een besmettelijke ziekte, vestigt de directeur de aandacht van de ouders op mogelijke gevaren van besmetting, evenals op de te treffen voorzorgsmaatregelen. Hij doet dat in overleg met het centrum
3.
Het sluiten van een school of van een klas wordt onmiddellijk meegedeeld aan het departement Onderwijs
4.
De directeur van de school heropent de school of de klas na instemming van de gezondheidsinspectie
B.
Maatregelen te treffen door het centrum in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten.
De profylactische maatregelen die genomen moeten worden, als een bepaalde ziekte uitbreekt zijn als volgt gerangschikt: 1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling of het persoonslid van de school
2.
Maatregelen betreffende de leerlingen of de personeelsleden, in contact met de zieke thuis
3.
Algemene profylactische maatregelen. 5
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Deze maatregelen worden gespecificeerd voor elk van de, in de bijlage opgenomen, ziekten, namelijk: buiktyfus, hepatitis A en B, meningokokkeninfecties, poliomyelitis, difterie, infecties met beta-hemolytische streptokokken groep A, besmettelijke tuberculose, shigellose, salmonellosen, kinkhoest, bof, mazelen, rubella, scabiës, varicella, impetigo, schimmelinfecties van de schedelhuid en van de gladde huid, mollusca contagiosa, pediculosis capitis en HIVinfecties.
De te nemen maatregelen bij besmetting van de aandoeningen opgenomen in de bijlage zijn op een zeer algemene wijze opgesteld. In de toekomst zullen in overleg met de gezondheidsinspectie, deskundigen van Vlaamse universiteiten en op basis van ervaringen vanuit de CLBs voor een aantal aandoeningen zeer precieze protocols opgesteld worden. Ook de opgesomde lijst van besmettelijke ziekten ligt niet voor eens en altijd vast en kan aan de omstandigheden worden aangepast. Daarom werd de lijst ook in een bijlage van het besluit en niet in het besluit zelf opgenomen.
Rol van de directeur van de school De schooldirecteur/directrice neemt contact op met het CLB-centrum indien hij/zij verneemt of vermoedt dat een leerling of personeelslid lijdt aan één van de opgesomde aandoeningen uit de bijlage of wanneer hij/zij verneemt dat bij één van beiden thuis de aandoening werd vastgesteld. Dit wil echter niet zeggen dat de ouders en leerlingen dienen uitgenodigd te worden om het voorkomen van ziekten aan de schooldirecteur te melden. Het is niet de bedoeling dat de schooldirectie de tussenpersoon wordt tussen de arts en de ouders of leerlingen bij het melden van allerlei ziekten. De CLB-arts dient echter wel zo vlug mogelijk op de hoogte te zijn van het voorkomen van de aandoeningen. Dit kan gebeuren door de ouders rechtstreeks, door middel van de huisarts of door de schooldirectie indien deze op de hoogte werd gesteld door de ouders. Indien er zich besmettelijke ziekten voordoen treft de CLB-arts de nodige maatregelen. Het behoort tot de taak van de CLB-arts te bepalen welke deze zijn. De schooldirectie kan geen initiatieven nemen zonder overleg met de CLB-arts
Rol van de gezondheidsinspecteur De gezondheidsinspectie staat in de eerste plaats in voor de coördinatie ten velde bij infectieziekten en besmettelijke ziekten om te voorkomen dat de aandoening zou uitdijen of opnieuw te voorschijn zou komen. Anderzijds registreert zij gegevens betreffende de infectieziekten die zowel voor de clinici als voor het beleid ondersteunend zijn. Om deze reden dient voor een groot aantal aandoeningen opgenomen in de bijlage, de gezondheidsinspecteur verwittigd te worden, hoewel dit voor sommige aandoeningen niet nodig is in het kader van het decreet op de profylaxe van besmettelijke ziekten. 6
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Rol van de CLB-arts in relatie met de arbeidsgeneesheer. In de bijlage staan maatregelen die zowel de leerlingen als de personeelsleden betreffen. In principe vallen de personeelsleden onder het medisch toezicht van de arbeidsgeneesheer, de leerlingen onder het toezicht van het CLB. Aangezien bij besmetting ziektekiemen zich niet beperken tot de aantasting van één van beide groepen is het nodig dat bij het uitbreken van aandoeningen die de beide groepen kunnen treffen, de verantwoordelijke artsen op de hoogte dienen gebracht te worden. Indien leerlingen aangetast worden verwittigt de CLB-arts de arbeidsgeneesheer zo ook het personeel risico loopt. Bij aandoeningen vermeld onder de nummers 17 tot en met 22 van de bijlage neemt de CLBarts enkel contact op met de arbeidsgeneesheer indien dit nodig geacht wordt. Voor een aantal besmettelijke aandoeningen, die risicovol zijn voor zwangere niet-immune leerkrachten wordt in de bijlage gesteld dat deze leerkrachten moeten verwijderd worden uit het schoolmilieu. Het is duidelijk dat dit in overleg met de arbeidsgeneesheer moet gebeuren, die de bevoegdheid heeft om zwangere leerkrachten zonodig te verwijderen uit een risicovol milieu. In ieder geval dienen, indien zich een besmettelijke ziekte op school voordoet, zwangere leerkrachten steeds verwittigd te worden en verzocht te worden de arbeidsgeneesheer te contacteren. Het kennen van de immuniteitstoestand van de leerkrachten maakt deel uit van de risicoanalyse die de arbeidsgeneesheer uitvoert. Deze kan voorstellen om leerkrachten bij de aanwerving te vaccineren zodat er preventief opgetreden wordt tegen een aantal ziekten.
7
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
1. Buiktyfus Ziektebeeld Buiktyfus is een bacteriële, besmettelijke infectieziekte die ernstig kan verlopen. De ziekte kan sluipend beginnen met toenemende koorts, verminderde eetlust, malaise en vage buikpijn. In het begin is er soms even diaree, daarna is er meestal sprake van obstipatie die soms overgaat in diaree. Er bestaat vaak een relatieve bradycardie en sommige patiënten beginnen te hoesten. Tevens ontstaat er een splenomegalie en vooral op de huid van de buik ziet men dikwijls vrij scherp omschreven rode vlekken (roseolen). De belangrijkste complicaties zijn darmulceraties met bloedingen of perforatie, later osteomyelitis en pneumonie. Zonder behandeling verloopt de aandoening in 10% van alle gevallen dodelijk af ten gevolge van de complicaties. In België is buiktyfus meestal een importziekte.
Incubatieperiode 3 tot 21 dagen, gemiddeld 10 dagen.
Voorkomen Tropen. In België regelmatig importgevallen.
Infectieus agens Salmonella typhi.
Reservoir de mens is het enige reservoir.
Transmissie Faeco-oraal: van persoon op persoon (handcontact) of door het nuttigen van besmet voedsel en drank. Vliegen en andere insecten kunnen de verwekker overbrengen van feces naar voedsel en dranken.
Besmettelijkheid De besmettelijkheid van een patiënt is het grootst in de periode met klachten en symptomen, maar kan ook nadien nog lang blijven bestaan. Kinderen onder de 5 jaar kunnen 10 weken Salmonella uitscheiden. Chronisch dragerschap (> 6 maanden) bestaat bij 2-5% van de patiënten.
8
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid iedereen na herstel van de ziekte ontstaat tijdelijk een relatieve immuniteit, deze leidt echter niet tot afdoende bescherming bij een hoge infectiedosis relatieve immuniteit ontstaat ook na een mild verlopen infectie en na vaccinatie bij verminderde maagzuurproductie (achloorhydrie) ten gevolge van een operatie of medicijngebruik is besmetting met een gering inoculum mogelijk.
Diagnose - aantonen van bacterie (via cultuur) in bloed of beenmerg (eerste ziekteweek) - aantonen van bacterie (via cultuur) in faeces en urine (na de eerste ziekteweek) - serologisch: aantonen van antistoffen door positieve Widal test
Behandeling Opname in het ziekenhuis en antibiotica: Aanbevolen: fluoroquinolones (ciprofloxacine, fleroxacine, ofloxacine, perfloxacine, geen norfloxacine) Alternatief: amoxycilline, trimethoprim + sulfamethoxazol, cefriaxon, chloramphenicol, Bij chronische dragers is er vaak sprake van galblaaspathologie. Vaak kan een lange kuur met ciprofloxacin het dragerschap beëindigen. Als dit faalt, is cholecystectomie aangewezen. Preventie Algemene preventieve maatregelen: 1. Handhygiëne : - nagels kort knippen en schoonhouden, handen wassen met zeep na toiletgebruik, voor het eten en voor het bereiden van eten en handen drogen met wegwerphanddoekjes 2. Toilethygiëne: - het toilet moet na elk gebruik door de patiënt grondig gedesinfecteerd worden, - tevens moeten aangeraakte deurknop, doorspoeltrekkers, drukknopen en kranen gedesinfecteerd worden (1,5% chlooroplossing), - goed de handen wassen na toiletgebruik, hiervoor wegwerphanddoeken gebruiken of een aparte handdoek voor de patiënt. Vaccinatie; vaccins: 1. Vivotif, 3x 1 om de twee dagen PO, volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar. 2. Typhim Vi: volwassenen en kinderen vanaf 6 jaar 1 IM of SC, 1x om de drie jaar Ø Kinderen 2-5 jaar: epidemiologisch risico inschatten Ø Kinderen < 2 jaar : vaccinatie niet aangewezen (tyfus zelden bij zuigelingen)
9
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte veroorzaakt door een besmetting met Salmonella typhi, gekenmerkt door een geleidelijke aanzet en aan aanhoudende koorts, hoofdpijn, malaise, anorexie, bradycardie, constipatie of diarree en hoest Laboratoriumcriteria Isolatie van S. typhi uit bloed, faeces of ander medium Waarschijnlijk geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch onderbouwd is Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch onderbouwd is, d.w.z. isolatie van S. typhi.
10
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 1.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering die eindigt na ten minste twee negatieve coproculturen waarvan de tweede zeven dagen na de eerste wordt verricht
1.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Verwijdering tot na de negatieve coprocultuur
1.3.
Algemene profylactische maatregelen. - contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur - verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen. - bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; - maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen - melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van buiktyfus op schoolniveau 1. Exclusie van het patiëntje tot na ten minste twee negatieve coproculturen waarvan de tweede zeven dagen na de eerste wordt verricht. 2. Gezinsleden (broertjes, zusjes) mogen niet naar school tot bewijs van een negatieve coprocultuur. 3. Aangifteplichtige ziekte: gezien de ernst van de infectie dient de gezondheidsinspectie zo snel mogelijk (binnen de uren na de melding) gecontacteerd te worden (eventueel via GSM of via de dokter van wacht). 4. Contact name met de arbeidsgeneesheer (van de school). 5. Info aan ouders, medeleerlingen en aan het personeel: wat is de ziekte?, hoe wordt ze overgedragen?, wat zijn de symptomen?, wat moet men doen? 6. Hygiëne adviezen: verscherpte handhygiëne: * nagels kort knippen en schoonhouden, * handen wassen met zeep na toiletgebruik, voor het eten en voor het bereiden van eten, * handen drogen met wegwerphanddoekjes 11
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
-
verscherpte sanitaire hygiëne voor de school en families met een kind met tyfus: * toiletten 2x/dag reinigen met 1,5% chlooroplossing, * WC-hendels, deurknop, kraanknop en wastafels 2x/dag reinigen met 1,5% chlooroplossing * gebruik van wegwerphanddoekjes nadruk op basishygiëne: schoonmaken oppervlakken, speeltjes met een 1,5% chlooroplossing.
7. Bijhouden precieze inventaris van gevallen. 8. Maatregelen om verspreiding via voeding op school (schoolkeuken) te voorkomen en de te volgen stappen voor bronopsporing worden besproken en genomen in overleg met de gezondheidsinspectie.
12
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief ouders
Betreft: melding buiktyfus Geachte ouders, In de klas van uw zoon/dochter is een geval van buiktyfus gemeld. Buiktyfus wordt veroorzaakt door de bacterie Salmonella typhi. De overdracht van deze bacterie gebeurt vooral via stoelgang (de bacteriën komen op de handen terecht na toiletgebruik en worden zo naar de mond gebracht) of via besmet water en voedsel. Ziektetekens zijn: koorts, verminderde eetlust, zich ziek voelen, buikpijn, diarree of juist het tegenovergestelde: verstopping. Sommige patiënten beginnen te hoesten en vooral op de huid van de buik ziet men vaak vrij scherp begrensde rode vlekken. Wanneer deze ziektetekens zich zouden voordoen, gelieve dan contact op te nemen met uw huisarts en hem/haar dit schrijven te tonen. Tyfus wordt behandeld door inname van antibiotica. Om verspreiding van de kiem tegen te gaan is een leerling met tyfus verplicht thuis te blijven tot via onderzoek van de stoelgang tot 2 maal toe blijkt dat de stoelgang geen Salmonella typhi bacteriën meer bevat. Om verspreiding van de ziekte te voorkomen zijn algemene hygiënische maatregelen wenselijk voor iedereen: na toiletbezoek en voor iedere maaltijd de handen grondig met water en zeep wassen; de nagels kort knippen en dagelijks schoonmaken wegwerphanddoekjes gebruiken of een handdoek voorbehouden voor persoonlijk gebruik toiletten en lavabo’s dagelijks reinigen met 1,5% chlooroplossing, alsook deurkrukken, kranen en WC hendels Vanzelfsprekend houden wij nauw contact met de gezondheidsinspectie en houden wij U op de hoogte mochten er zich nog gevallen voordoen of indien andere/bijkomende maatregelen nodig mochten zijn. Mocht U nog vragen hebben, aarzel dan niet om met ons contact op te nemen. Met vriendelijk groeten, De CLB-arts.
13
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
2. Hepatitis A Ziektebeeld Hepatitis A is een virale infectie met in het begin aspecifieke symptomen zoals koorts, hoofdpijn, moeheid, misselijkheid. Enkele dagen later overheersen braken, gebrek aan eetlust en buikpijn rechts. Deze symptomen gaan vaak gepaard met donkere urine, ontkleurde feces en geelzucht (icterus). Zodra de icterus optreedt voelen de patiënten zich doorgaans beter. Gemiddeld duurt de icterus twee weken, vermindert daarna progressief en verdwijnt volledig na 1 maand. In de meeste gevallen is er een volledige genezing. Zuigelingen en peuters (0-2 jaar) krijgen zelden icterus (0-16%), bij kleuters (3-4 jaar) krijgt een kwart icterus en daarnaast heeft de helft aspecifieke virale symptomen die achteraf mogelijk op de infectie zijn terug te voeren. Vanaf 5 jaar en ouder bedraagt het percentage patiënten met symptomen 75% of meer. Bij zwangeren is er geen ernstiger verloop en leidt het niet tot afwijkingen bij de foetus.
Incubatieperiode 3 – 6 weken
Infectieus agens het hepatitis A virus (HAV) is een RNA-virus en behoort tot de familie Picornaviridae
Voorkomen wereldwijd Risicogroepen in België - Reizigers naar (sub-) tropische landen, - Kinderen van gastarbeiders, doordat de kinderen hepatitis A opgelopen hebben tijdens hun vakantie/verblijf tijdens de zomermaanden in een land van het Middellandse zee gebied, - Gesloten leefgemeenschappen zoals kinderdagverblijven, kleuterscholen, gehandicapten in instellingen, … - Bepaalde beroepen (verpleegkundigen, laboratoriumpersoneel, rioolarbeiders, … .), - Promiscue mannelijke homoseksuelen.
Reservoir mens en primaten
Transmissie - Meestal via faeco-orale weg (hetzij direct, hetzij via verontreinigd drinkwater of voedsel, bv. salades, schelpdieren) 14
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
Zelden via parenterale weg zoals bij IV-druggebruikers en hemofiliepatiënten. Seksuele overdracht is mogelijk in geval van blootstelling aan fecaliën, meestal door oroanaal contact.
Besmettelijkheid - Via de faeces: laatste helft van de incubatieperiode tot ongeveer 1 week na het optreden van de icterus. - Via bloed tijdens de incubatie-periode (gedurende viremie periode). In opgedroogde faeces blijft het virus tenminste 2 weken infectieus.
Vatbaarheid levenslange bescherming, reïnfectie komt niet voor .
Diagnose - Klinisch is het niet mogelijk hepatitis A te onderscheiden van andere vormen van hepatitis. De epidemiologische context kan soms een aanwijzing geven: meerdere gevallen in een groep, optreden na een reis in een land met slechte hygiënische omstandigheden, korte incubatieperiode. - Serologisch: opsporen van HAV-antistoffen. IgM antistoffen worden teruggevonden bij een acute infectie en blijven ongeveer 4 maanden lang aanwezig. IgG –antistoffen anderzijds blijven zeer lang, waarschijnlijk levenslang, aanwezig na een HAV-infectie.
Behandeling Symptomatisch; alcoholonthouding
Preventie Algemene preventieve maatregelen. De primaire preventieve maatregel is, gezien de faecale-orale overdracht van het HAV, een goede persoonlijke hygiëne (handen wassen na toiletgebruik) gekoppeld aan goede sanitaire voorzieningen (verzameling en behandeling van afvalwater). De daling van de incidentie van hepatitis A in geïndustrialiseerde landen is veeleer te danken aan de verbeterde sanitaire omstandigheden, dan aan het gebruik van immunoglobulinen of vaccins. -
-
Handen wassen: alle zieken en ook zij die contact hebben met zieken moeten hun handen zeer grondig wassen, vooral na het toiletgebruik en voor een maaltijd. Ook buiten een infectieperiode geldt deze richtlijn. Nagels dienen schoon gehouden en kort geknipt te worden. Toiletten, wastafels, deurkrukken, kranen en WC-hendels moeten op momenten dat er een epidemie voorkomt minstens 2 maal per dag worden ontsmet. Dit kan met een 1.5% 15
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
chlooroplossing gebeuren. Ook buiten epidemische omstandigheden moeten toiletten zo schoon mogelijk worden gehouden. Gemeenschappelijke handdoeken moeten worden vervangen door wegwerphanddoekjes. Ook buiten de infectieperiode moet er geopteerd worden voor papieren handdoekjes. Eetgerei mag gewoon huishoudelijk worden gereinigd (water en detergent). Binnen een gezin kan, als er de mogelijkheid toe is, bij voorkeur één toilet worden voorbehouden voor de zieke. Familieleden van patiënten met infectieuze geelzucht moeten extra aandacht besteden aan deze preventie maatregelen. Volwassenen die in het voedselcircuit staan (keukenpersoneel, restaurantpersoneel, frituurpersoneel, …. ) mogen tijdelijk hun vak niet uitoefenen. Dit geld ook voor personeel in de onderwijs- en verzorgingssector (medisch, paramedisch)
Actieve immunisatie door vaccinatie -
-
Havrix 1440 , 2IM injecties: 0 maanden en herhaling na 6-12 maanden, € 35.70/dosis Havrix 720 junior voor kinderen tot 15 jaar, 2IM injecties: 0 maanden en herhaling na 612 maanden, € 28.83/dosis; Vaqta, voor volwassenen (> 18 jaar) , 2IM injecties: 0 maanden en herhaling na 6 maanden, € 42.17/dosis; Vaqta Junior, voor kinderen van 2 tot en met 17 jaar, 2IM injecties: 0 maanden en herhaling tussen 6 en 18 maanden, € 28.21/dosis Twinrix Adult, combinatievaccin HAV en HBV, voor volwassenen en kinderen vanaf 16 jaar: 3 IM injecties: 0 maand, 1 maand en 6 maanden, € 40.08/dosis. Twinrix Paediatric, combinatievaccin HAV en HBV, voor kinderen tot en met 15 jaar: 3 IM injecties: 0 maand, 1 maand en 6 maanden, € 27/dosis.
16
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een acute ziekte met een discrete aanloop gepaard met geelzucht of gestegen transaminasen. Laboratorium criteria : Anti-HAV IgM +. Waarschijnlijk geval Een geval dat de klinische diagnose heeft en epidemiologisch gelinkt is aan een persoon met een laboratoriumtechnisch bevestigde diagnose. Epidemiologisch gelinkt wil zeggen: huishoudcontact gedurende 15-50 dagen of seksueel contact beiden voor de aanvang van de symptomen of deel uitmakend van een groep waar hepatitis A gevallen in voorkomen. Zeker geval Een geval dat beantwoordt aan de klinische diagnose en dat laboratoriumtechnisch bevestigd is.
17
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Te nemen maatregelen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 2.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot minstens één week na het begin van de symptomen.
2.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Vaccineren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit.
2.3.
Algemene profylactische maatregelen. Contact opnemen met gezondheidsinspectie binnen 48 uur Verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en onderhoud sanitaire voorzieningen Bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk. Maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen Vaccineren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van hepatitis A op schoolniveau 1. Exclusie van patiënt(je) tot 1 week na optreden van de icterus. 2. Niet-immune gezinscontacten van de patiënt: aanraden huisarts te raadplegen voor het eventueel starten van vaccinatie. 3. Aangifteplichtige ziekte: contact name met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur. 4. Contact name met de arbeidsgeneesheer (van de school). 5. Info aan ouders en aan het personeel: wat is de ziekte?, hoe wordt ze overgedragen?, wat zijn de eerste symptomen?, wat moet men doen? 6. Indien hepatitis A zich voordoet in een internaat : doorverwijzen naar huisarts voor eventueel vaccinatie hepatitis A. 7. Hygiëne adviezen: • verscherpte handhygiëne: nagels kort knippen en schoonhouden, handen wassen met zeep na toiletgebruik, voor het eten en voor het bereiden van eten, handen drogen met wegwerphanddoekjes • verscherpte sanitaire hygiëne: toiletten 2x/dag reinigen met 1,5% chlooroplossing, 18
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
•
WC-hendels, deurknop, kraanknop en wastafels 2x/dag reinigen met 1,5% chlooroplossing gebruik van wegwerphanddoekjes nadruk op basishygiëne: schoonmaken oppervlakken, speeltjes met een 1,5% chlooroplossing.
8. Bijhouden precieze inventaris van gevallen en melden van bijkomende gevallen aan de gezondheidsinspectie. 9. Nagaan van vaccinatiestatus van de medeleerlingen; na overleg met de gezondheidsinspectie medeleerlingen eventueel doorverwijzen naar huisarts voor vaccinatie. 10. Maatregelen om verspreiding via voeding op school (schoolkeuken) te voorkomen en de te volgen stappen voor bronopsporing worden besproken en genomen in overleg met de gezondheidsinspectie.
19
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief directies Betreft: melding Hepatitis A Geachte directie, Er werd ons een kind met hepatitis A (besmettelijke geelzucht) gemeld. Ingesloten sturen wij U een brief voor de ouders met informatie over deze infectieziekte. Het is wenselijk een kopij van deze brief te bezorgen aan alle ouders van de klas waar zich het geval voordeed, evenals aan de ouders van de klassen waar broers of zussen van het zieke kind zitten. De wetgeving voorziet hieromtrent volgende maatregelen: - Zieke leerlingen of personeelsleden dienen thuis te blijven tot 1 week na optreden van de geelzucht - Voor leerlingen of leden van het schoolpersoneel in contact met de ziekte thuis wordt vaccinatie aanbevolen. - Een streng toezicht op hygiëne van de handen en de sanitaire inrichtingen (toiletten). Er dient rigoureus over gewaakt te worden dat de leerlingen en het schoolpersoneel de handen wassen na toiletgebruik en voor het eten. De toiletten/lavabo’s/deurkrukken/ kranen en WC-hendels dienen meermaals per dag gereinigd te worden met een 1,5% chlooroplossing. Handdoeken dienen vervangen te worden door wegwerphanddoekjes. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie en danken U voor uw medewerking, Met vriendelijke groeten, de CLB-arts
Informatiebrief ouders Betreft: melding Hepatitis A Geachte ouders, In de klas van uw zoon/dochter is een geval van hepatitis A vastgesteld. Dit is een goedaardige vorm van besmettelijke geelzucht, die, zeker bij jonge kinderen, ook zonder ziekteverschijnselen kan verlopen. De overdracht van geelzucht gebeurt vooral via stoelgang (de virussen komen op de handen terecht na toiletgebruik en worden zo naar de mond gebracht), via besmet water en voedsel en, in mindere mate, via bloed en speeksel. De virussen worden makkelijk overgedragen van persoon tot persoon. Ziektetekens zijn: toenemende vermoeidheid, weinig eetlust, braken, misselijkheid, diarree, 20
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
geelverkleuring van de ogen. Wanneer deze ziektetekens zich zouden voordoen, gelieve dan contact op te nemen met uw huisarts en hem/haar deze brief te tonen. Een leerling met besmettelijke geelzucht is verplicht thuis te blijven tot na genezing. Bezoek aan zieke klasgenootjes raden wij niet aan. Om verspreiding van de ziekte te voorkomen zijn algemene hygiënische maatregelen wenselijk voor iedereen: • na elke toiletbezoek en voor iedere maaltijd de handen grondig met water en zeep wassen • de nagels best kort knippen en dagelijks schoonmaken • wegwerphanddoekjes gebruiken of een handdoek voorbehouden voor persoonlijk gebruik • op het ogenblik dat er thuis iemand hepatitis A heeft dient men toiletten en lavabo’s dagelijks te reinigen met een 1,5% chlooroplossing, alsook deurkrukken, kranen en WC hendels Kinderen en volwassenen, die de ziekte niet hebben doorgemaakt, zijn kwetsbaar. Vaccinatie kan extra bescherming bieden. Best laat u zich voorlichten door uw huisarts. Hij is best geplaatst om te oordelen of deze extra bescherming nodig is. Mocht U nog vragen hebben, aarzel dan niet om met ons contact op te nemen. Met vriendelijke groeten, de CLB-arts
Informatiebrief huisarts Betreft: melding Hepatitis A Geachte Collega, In de klas van uw patiënt is een geval van hepatitis A besmetting vastgesteld. Mocht uw patiënt niet beschermd zijn tegen hepatitis A en ziektetekens vertonen die kunnen kaderen in een hepatitis A besmetting, gelieve dan met deze diagnose rekening te houden. Eventueel kan met de patiënt of zijn ouders het nut van vaccinatie besproken worden. Met collegiale groeten de CLB-arts
21
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Hepatitis B Ziektebeeld Hepatitis B is een ernstige virale hepatitis. Het hepatitis B virus (HBV) nestelt zich na binnenkomst in het lichaam, in de levercellen, maar beschadigt de cellen niet. De immunologische reactie van de gastheer op de aanwezigheid van het HBV bepaalt het klinisch beeld. Cellen die virus-antigenen bevatten worden door humorale en cellulaire processen van het immuunsysteem opgeruimd. Als gevolg hiervan kan een acute icterische hepatitis en bij langdurige inwerking een chronische ontsteking ontstaan. Indien het immuunsysteem HBV tolereert (vaak bij kinderen) kan een asymptomatisch dragerschap ontstaan. Persisterende aanwezigheid van het HBV kan, door beschadiging van de levercellen, levercirrose en hepatocellulair carcinoom veroorzaken. Afhankelijk van leeftijd, geslacht en immuunstatus ontstaan de volgende verschijningsvormen van HBV infectie 1. Subklinisch beloop: in ongeveer twee derde van de gevallen zijn er geen specifieke klachten of verschijnselen, vooral bij kinderen manifesteert HBVinfectie zich subklinisch: bij 0-1 jarigen verloopt de infectie in 95% van de gevallen asymptomatisch, bij 1-14 jarigen vaak anicterisch. 2. Acute HBV infectie: de prodromale fase van enkele weken met aspecifieke klachten (moeheid, “griep”, slechte eetlust, misselijkheid soms met braken, buikklachten, koorts, gewrichtsklachten) wordt in een aantal gevallen gevolgd door een icterische fase gedurende 2 tot 6 weken met specifieke verschijnselen zoals icterus, donkere urine en stopverfkleurige ontlasting. Tijdens de 2 tot 12 weken durende reconvalescentieperiode verdwijnen de klachten weer. 3. Chronische HBV infectie: vooral na subklinisch maar ook na acuut beloop kan dragerschap optreden. Men spreekt van chronisch dragerschap indien HbsAg langer dan 6 maanden in het serum aantoonbaar blijft. Factoren die bijdragen tot het ontstaan van chronisch dragerschap zijn mannelijk geslacht, trisomie 21, cellulaire immuundeficiënties en jonge leeftijd. Het “doorsnee” risico op chronische HBV infectie bedraagt 10%, doch 70-90% van de jonge kinderen wordt na (subklinische) infectie door het HBV chronisch drager en 30-50% van hen ontwikkelt een chronisch leverlijden. Na infectie door het HBV bedraagt het risico op acute gele leveratrofie 0,1% en op cirrose/levercarcinoom 10%.
Incubatieperiode 4 weken tot 6 maanden, gemiddeld 2 tot 3 maanden.
22
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Infectieus agens het hepatitis B virus is een DNA-virus en behoort tot de familie Hepadnaviridae
Voorkomen wereldwijd Risicogroepen: • IV- druggebruikers • homo- en biseksuelen, prostituees, seksuele partners van HBV dragers • transfusie-, dialyse-, hemofiliepatiënten • artsen, paramedici, tandartsen, labo-personeel • contacten binnen het gezin of woongemeenschap van HBV drager • pasgeborenen van HbsAg of HbeAg positieve moeders • tatoeage, piercing, acupunctuur
Reservoir de mens, primaten
Transmissie Besmetting vindt plaats door contact met bloed en lichaamsvloeistoffen, zoals wondexsudaat, semen, cervicale secreties en speeksel, van HbsAg positieve personen . Het virus dringt binnen via de beschadigde huid en intacte slijmvliezen (inclusief spatten in oogslijmvlies). Bloed en serum bevatten de hoogste concentraties van het virus; speeksel de laagste concentraties. HBV is met gevoelige technieken aangetoond in een groot aantal lichaamsvloeistoffen zoals zweet, tranen, moedermelk, urine en faeces, maar de concentraties zijn dusdanig dat transmissie via deze vloeistoffen niet optreedt. Gemeenschappelijk gebruik van kopjes en muziekinstrumenten leidt niet tot infecties.
Besmettelijkheid Bij acute HBV-infectie is de patiënt als besmettelijk te beschouwen: • vanaf ongeveer zes weken voor het begin van de klachten • tijdens de ziekteverschijnselen • tot het moment van seroconversie naar anti-HbsAg antistoffen Alle patiënten met chronische hepatitis B (HbeAg en/of HbsAg positief voor 6 maand of langer) zijn besmettelijk. Het meest besmettelijk zijn de patiënten die HbeAg positief zijn. Dit laatste wijst immers op een actieve virale replicatie met de aanwezigheid van viraal DNA in het serum. Patiënten waar alleen nog HbsAg positief is, worden als potentieel besmettelijk beschouwd.
23
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid • Levenslange immuniteit indien na een infectie een seroconversie optreedt (vorming van anti-HBs en verdwijnen van HbsAg) • Na een volledige en geslaagde actieve immunisatie (anti-HBs > 10 IE/l): levenslang.
Diagnose • Klinisch is het niet mogelijk hepatitis B te onderscheiden van andere vormen van hepatitis. • Serologisch: door aantonen van HBV-markers in het serum (HBsAg, HBeAg, HbcAg, HBV DNA) of door aantonen van HBV-antistoffen (anti-HBcIgM, anti-HBcIgG, antiHbeAg, anti-HbsAg).
Behandeling Symptomatisch; bedrust en alcoholonthouding
Preventie Algemene preventieve maatregelen 1. Desinfectie: HBV kan meer dan een maand infectieus blijven op kamertemperatuur en in de diepvriezer. •
Desinfectie van materiaal: thermische desinfectie geniet de voorkeur. Indien chemische desinfectie wordt toegepast, dient dit te gebeuren met een 1.5% chlooroplossing en alcohol 70%. • Desinfectie van ruimten en materiaal: bij het opruimen van potentieel besmet materiaal (bloed, bloederige vloeistoffen) dient de schoonmaker zich te beschermen met handschoenen (wegwerp) en op te letten voor eventueel scherp materiaal (glas) om prikof snijverwondingen te voorkomen. Verontreinigd materiaal dient eerst zichtbaar schoon te worden gemaakt met ruim water en zeep. Dit om te voorkomen dat aanwezig biologisch materiaal de werking van chloor en alcohol beperkt. Vervolgens reinigen met een 1.5% chlooroplossing. Voor een effectieve desinfectie is een contacttijd van 10 minuten noodzakelijk. • Desinfectie van kleine voorwerpen en handen: voor kleine voorwerpen en voor desinfectie van handen kan gebruik worden gemaakt van ethylalcohol 70% na voorafgaandelijke reiniging met water en zeep. De effectieve contacttijd bij alcohol 70% is één minuut. • Specifieke situaties - Bloed op de huid: zo snel mogelijk afwassen met veel water en zeep gevolgd door desinfectie met ethylalcohol 70%. - Gecontamineerde disposables: behandelen als ander infectieus materiaal. - Scherpe voorwerpen: nooit naalden terugsteken in naaldbeschermer: gebruik speciale naaldencontainers. - Eetgerei: normale afwasprocedure met veel water en afwasmiddel volstaat. 24
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
Verontreinigde kleding en beddengoed (thuissituatie): volledige (voor- en hoofdwas) machinale wascyclus op een, voor het wasgoed, zo heet mogelijke temperatuur volstaat. Voor virale verontreiniging geldt dat het verdunningseffect belangrijker is dan de temperatuur of gebruikte waspoeder.
2. Anderen algemene preventieve maatregelen. • •
Vermijden van onveilig seksuele contacten. Voorlichting aan de patiënt over de transmissieroutes en de daaruit volgende maatregelen om verdere overdracht te voorkomen (omgaan met besmette lichaamsvloeistoffen, het niet delen van tandenborstels en scheerapparaten, methoden voor veilig vrijen en veilig spuiten, afzien van (bloed)donorschap, consequenties van zwangerschap)
Passieve immunisatie met behulp van gammaglobulines: • Nodig indien HbsAg + en HbeAg + : toe te dienen binnen de 48 uur (tot maximaal 15 dagen) na blootstelling • Gammaglobuline anti-HBs IM (Rode Kruis): amp IM: 1 x 300 I.E/1,5 ml (voor kinderen, 8 I.E./kg) en 1 x 500 I.E/5ml voor volwassenen • Gammaglobuline anti-HBsIV (Rode Kruis): amp IV: 1 x 5000 I.E. (+ 100ml solv.): voorbehouden voor gebruik in ziekenhuismilieu (transplantaties).
Actieve immunisatie door vaccinatie Het aanbevolen schema omvat 3 IM injecties: 0 maand, 1 maand en 6 maanden. • • • • • •
Engerix B, voor volwassenen en adolescenten vanaf 16 jaar, € 26.87/dosis. Engerix B junior, voor pasgeborenen en kinderen tot 16 jaar, € 15.47/dosis. H-B-Vax II Junior, voor pasgeborenen en kinderen tot en met 15 jaar, € 15.47/dosis. Dit vaccin wordt gratis aangeboden door de Vlaamse gemeenschap voor vaccinatie van de leeftijdscohortes 0–1 jaar en 12–13 jaar (1ste jaar secundair onderwijs). H-B-Vax II, adolescenten (> 15 jaar) en volwassenen, € 26.87/dosis. Twinrix Adult, combinatievaccin HAV en HBV, voor volwassenen en kinderen vanaf 16 jaar, € 40.08/dosis. Twinrix Paediatric, combinatievaccin HAV en HBV, voor kinderen tot en met 15 jaar, € 27/dosis.
25
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Terugbetaling voor hepatitis B vaccin door het RIZIV (ministerieel besluit dd 01/02/01) voor: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Hemofiliepatiënten Hemodialysepatiënten, patiënten met chronische nierinsufficiëntie die kandidaat zijn voor nierdialyse Patiënten die kandidaat zijn voor orgaantransplantatie Patiënten die in een nabije toekomst massieve bloedtransfusies zullen ondergaan, tijdens heelkundige ingrepen op het hart en tijdens perifere arteriële vaatenten Rechthebbende van 13 tot en met 15 jaar die nog niet geïmmuniseerd zijn Patiënten lijdend aan majeure thalassemie Ernstig mentaal gehandicapten Rechthebbende die een beenmergtransplantatie of een levertransplantatie ondergaan hebben Familieleden van de eerste graad van patiënten die lijden aan actieve chronische hepatitis B Rechthebbende van 13 tot en met 18 jaar die nog niet geïmmuniseerd zijn en die na een rechterlijke beslissing in een centrum werden geplaatst.
Terugbetaling voor hepatitis B vaccin door het Fonds voor Beroepsziekten voor volgende toestanden en voor volgende rechthebbende: 1.
Personen die op evidente wijze aanspraak maken op prestaties ten laste van het FBZ wegens een onbetwistbaar verhoogd risico, zoals studenten in de geneeskunde, tandheelkunde en paramedische beroepen (ook van opleidingen in het secundair onderwijs), vooraleer hun beroepsstage aan te vatten. 2. Personen die onder bepaalde voorwaarden aanspraak mogen maken op prestaties van het FBZ. Ze moeten het bewijs leveren dat ze in contact komen met bloed of biologische producten en dit op een niet occasionele of toevallige wijze, b.v. • het verzorgend personeel van instituten voor mentaal gehandicapten • de ziekenverple(e)g(st)ers en kinderverzorg(st)ers van het dagonderwijs • de onderwijzers van het speciaal onderwijs voor gehandicapten (niet gesubsidieerd privéonderwijs) • het opvoedend personeel van medisch-pedagogische instellingen • poetsvrouwen in scholen voor speciaal dagonderwijs 3. Personen die uitgesloten zijn van de vaccinatie ten laste van het FBZ zoals verleners van eerste hulp bij ongevallen.
26
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een acute ziekte met een geleidelijke aanzet van symptomen en geelzucht of verhoogde serum transaminasen. Laboratoriumcriteria: IgM antistoffen voor HbcAg of HbsAg positief. Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is.
27
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Te nemen maatregelen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit Acute ziekte 3.1.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na klinische genezing op basis van een attest van de behandelende arts. 3.1.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit. 3.1.3. Algemene profylactische maatregelen. Contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur.
Chronische ziekte of dragerschap 3.2.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: immunologische toestand volgen strikte hygiëne aanleren, o.m. gebruik van eigen tandenborstel en eetgerief bloed- en speekselcontact met klasgenoten vermijden. 3.2. 2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit. 3.2.3. Algemene profylactische maatregelen. contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk algemene hygiënische maatregelen nemen en EHBO-instructies geven.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van één geval van acute hepatitis B op schoolniveau 1.
Exclusie van de zieke tot klinische genezing.
2.
Aangifteplichtige ziekte: contact name met de gezondheidsinspectie binnen de 48 uur.
3.
Gezinsleden van de zieke met afwezige of onvolledige vaccinatie doorverwijzen voor vaccinatie naar de huisarts.
28
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van meer dan één geval in een tijdsspanne van 6 maanden van acute hepatitis B op schoolniveau 1. Exclusie van de zieke tot klinische genezing. 2. Aangifteplichtige ziekte: contact name met de gezondheidsinspectie binnen de 48 uur. 3. Contact name met de arbeidsgeneesheer en leerkrachten doorverwijzen naar hem of haar. 4. Gezinsleden van de zieke met afwezige of onvolledige vaccinatie doorverwijzen voor vaccinatie naar de huisarts. 5. Evalueren vaccinatiestatus van kinderen uit de klas. 6. Informatie geven aan ouders en leerkrachten. 7. Bij afwezige of onvolledige vaccinatie, ouders verwittigen en verwijzen naar huisarts voor vaccinatie of zonodig zelf vaccineren (na toelating). 8. Checken van procedures (info) wondverzorging (personeel).
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van een chronische hepatitis B op schoolniveau 1. Contact name met de gezondheidsinspectie. 2. Immunologische toestand (seroconversie) van seropositieve leerling volgen. 3. Eventueel een persoonlijk overleg met de seropositieve leerling (en zijn ouders) i.v.m. het aanleren van strikte hygiëne maatregelen zoals het gebruik van eigen tandenborstel, eetgerief, het vermijden van bloed- en speekselcontacten (bv. niet bijten in andermans koek, appel, steeds zakdoek/pleister op zak hebben op kleine wondjes onmiddellijk af te dekken, … ). 4. Gezinsleden van de zieke met afwezige of onvolledige vaccinatie doorverwijzen voor immunisatie naar de huisarts. 5. Niet bekend maken van namen van dragers aan directie, leerkrachten of klasgenoten. 6. Seropositieve kinderen kunnen zonder specifieke voorzorgen deelnemen aan alle activiteiten. 7. Indien het gaat om een kind met onaangepast gedrag (bv. bijten) dient het kind van school geweerd te worden. 29
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
8. Evalueren vaccinatiestatus van kinderen uit de klas. 9. Na bespreking en in overleg met de gezondheidsinspectie, kan het in sommige omstandigheden aan te raden zijn medeleerlingen met afwezige of onvolledige vaccinatie door te verwijzen naar de huisarts of zelf te vaccineren (na toelating van de ouders). 10. Contact nemen en overleggen met de arbeidsgeneesheer van de school. 11. Gewone algemeen hygiënische maatregelen volstaan, bv. steeds wegwerphandschoenen dragen indien contact met mogelijks besmette lichaamsvochten. 12. Checken van procedures (info) wondverzorging (personeel).
HBV is in het normaal maatschappelijk verkeer niet overdraagbaar. Alleen bij accidenteel contact met besmet bloed of met besmette lichaamsvochten wordt een passsieve immunisatie aanbevolen : volwassenen 500 IE in 5 ml, kinderen 8 IE/kg en dit bij voorkeur binnen de 48 uur na de blootstelling + start van hepatitis B vaccinatie (liefst binnen de 7 dagen na de blootstelling). Passieve immunisatie en vaccinatie mag gelijktijdig toegediend worden maar op twee verschillende plaatsen.
30
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Infobrief huisarts Geachte collega, Er wordt ons gemeld dat op de school waar uw patiënt les volgt een vrij hoge incidentie aan chronisch hepatitis B dragerschap voorkomt. Wij hebben de school enigszins kunnen geruststellen over het relatief lage risico op horizontale transmissie binnen het normale schoolgebeuren. Toch vinden wij het raadzaam om deze jonge mensen, in de seksueel actieve leeftijdsfase, de mogelijkheid te bieden om zich te laten screenen op hepatitis B dragerschap en om zich te laten vaccineren. Jammer genoeg komen deze leerlingen niet in aanmerking voor een terugbetaling en dienen de kosten van het vaccin door de patiënt zelf gedragen te worden. Wij richten ons tot U om uw patiënt hieromtrent deskundig advies te geven. Ik hoop te kunnen rekenen op uw begrip en dank U alvast. Met vriendelijke groeten, De CLB arts,
Infofolder Wat is hepatitis B? Hepatitis B is een ontsteking van de lever die veroorzaakt wordt door het hepatitis B virus. Hoe word je besmet? Je kan besmet worden met het hepatitis B virus door contact met bloed of lichaamsvochten zoals wondvocht, sperma, vaginaal vocht of speeksel van een besmet persoon of een chronisch drager. • zuigelingen worden vooral besmet tijdens de geboorte (contact met het bloed van de moeder) • jonge kinderen worden vooral besmet door krab- en bijtletsels; kleine wondjes volstaan om het virus dat in het speeksel of bloed zit over te krijgen • jongeren en volwassenen worden voornamelijk besmet door: - seksueel contact - een beroep uit te oefenen waarbij ze blootgesteld worden aan menselijk bloed (b.v. artsen, tandartsen, verpleegkundigen, laboranten, …) - met anderen naalden uit te wisselen voor inspuitingen van drugs (Hep. B komt veel voor bij drugverslaafden) - door samen te leven met een besmet persoon of drager 31
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Wat gebeurt er bij besmetting? • Na het binnendringen van het virus in het lichaam duurt het ongeveer 2 tot 6 maanden vooraleer leverontsteking optreedt. • Een besmet persoon is drager van het virus en hij/zij kan anderen besmetten. Eén op drie besmette personen voelt zich ziek met vermoeidheid, misselijkheid, verminderde eetlust, geel zien als meest voorkomende symptomen. Deze symptomen kunnen weken aanhouden. Bij sommigen kan de ontsteking van de lever zeer ernstig en snel verlopen, soms met dodelijke afloop. Bij anderen kan er vroeg of laat een slepende leverontsteking optreden, wordt de lever geleidelijk volledig vernietigd (cirrose) en kan er zelfs leverkanker ontstaan. • Ondertussen maakt het lichaam antistoffen aan (opbouwen van weerstand) tegen het virus. • Bij de meeste mensen volstaat de weerstand om het virus na een drie- tot zestal maanden uit te roeien. Men is dan genezen, geen drager meer van het virus en dus niet meer besmettelijk. Deze mensen zijn dus tijdelijk drager geweest. • Bij een belangrijk aantal mensen blijft het virus na besmetting in hun lichaam (bloed, sperma, vaginaal vocht en speeksel) aanwezig voor de rest van hun leven. Men noemt deze mensen chronische dragers. Besmette personen met slepende leverontsteking, cirrose of leverkanker zijn uiteraard ook chronische dragers. Komt hepatitis B vaak voor? Van de 10 miljoen Belgen zijn er minstens 700.000 die de ziekte hebben doorgemaakt. Jaarlijks zijn er ongeveer 6000 nieuwe besmettingen in België, waarvan +/- 200 bij pasgeborenen. In België overlijden er jaarlijks nagenoeg 120 mensen aan de gevolgen van hepatitis B. Hoeveel kans heb je op dragerschap na besmetting? In België blijven 5 à 10% van de volwassenen die hepatitis B doormaakten drager. Dit risico op dragerschap ligt echter veel hoger bij zuigelingen en kinderen: • 90% van de zuigelingen die met het hepatitis B virus besmet worden, worden drager! • 30 tot 50% van de kinderen onder de vijf jaar worden drager na besmetting ! Hoeveel dragers zijn er in België? Van de 700.000 besmette personen in ons land blijven er ongeveer 70.000 levenslang drager. Jaarlijks komen er +/- 600 dragers bij. Wat betekent het om chronisch drager te zijn? De meeste chronische dragers voelen zich niet ziek, weten vaak zelf niet dat ze drager zijn en kunnen, zonder het te weten, anderen besmetten. Bovendien hebben zij een hoger risico op ernstige leverschade. Ook is de kans op leverkanker aanzienlijk groter. Bestaat er een behandeling ? Tot nu toe is er geen behandeling die volledige genezing geeft. Is het vaccin veilig en garandeert het bescherming bij iedereen ? Ja het vaccin is veilig. Het vaccin wordt ingespoten in de spier van de bovenarm. Bij zuigelingen wordt de vaccinatie toegediend in de dijbeenspier. Het is mogelijk dat er op de plaats van de inenting wat pijn gevoeld wordt, wat roodheid of zwelling optreedt, maar dit is 32
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
eerder zeldzaam. Algemene reacties zoals koorts, zich wat onwel voelen zijn uiterst zeldzaam. Na volledige vaccinatie worden bij 95 – 99% van de kinderen en jong-volwassenen beschermende antistoffen gevormd. Hoe verloopt de vaccinatie? Via Kind en gezin, huisarts of kinderarts is inenting mogelijk op de leeftijd van 3 en 4 maanden (te samen met de andere basisinentingen). Een derde inenting volgt dan rond 13 maanden. Via het CLB of de huisarts wordt de inenting aangeboden aan jongeren van het eerste jaar middelbaar onderwijs en hun leeftijdsgenoten van het Buitengewoon Onderwijs. De eerste twee inentingen worden toegediend met 1 maand tussentijd. De derde wordt 6 maanden na het eerste spuitje gegeven. Voor zowel de zuigelingen als voor deze jonge adolescenten wordt het vaccin gratis ter beschikking gesteld door de overheid. Waarom zuigelingen en de leerlingen van het eerste jaar secundair of leeftijdsgenoten van het buitengewoon onderwijs inenten tegen hepatitis B ?. Aanvankelijk werd gedacht dat men het virus voldoende zou kunnen indijken door het massaal inenten van de risicopersonen (bepaalde beroepsgroepen, familieleden van dragers, pasgeborenen van Hep. B positieve moeders, drugspuiters, … ). Het is nu gebleken dat dit niet zo is. Daarom heeft de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) besloten tot wereldwijde vaccinatie tegen hepatitis B (zoals ook voor polio). De Belgische overheid ondersteunt dit door het vaccin gratis ter beschikking te stellen voor zuigelingen en jonge adolescenten. Wat met uw ander(e) kind(eren) jonger dan 13 jaar en 14 jaar of ouder? Voor kinderen jonger dan 13 kan U wachten tot het eerste jaar van het secundair onderwijs of tot de vergelijkbare leeftijd in het BO om in te enten (het vaccin is dan gratis). Indien u toch wenst dat uw kind ingeënt wordt vóór de leeftijd van 13 jaar, kan dit, doch er wordt geen tegemoetkoming van de ziekenfondsen voorzien. Is uw kind ouder dan 13 raden wij U aan de inenting tegen hepatitis B in orde te laten brengen via de huisarts. Voor kinderen van 13 tot en met 15 is er een terugbetaling voorzien van het vaccin, voor oudere kinderen wordt de inenting niet terugbetaald door het ziekenfonds doch de kostprijs van de inenting weegt vele malen op tegen de risico’s die een hepatitis B besmetting met zich meebrengt.
33
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4. MENINGITIS EN/OF SEPTICEMIE
4. A. Meningokokkeninfecties
Ziektebeeld Acute bacteriële infectie zich kenmerkend door meningitis en/of sepsis. Het ziektebeeld varieert van een lichtere koortsige infectie, over een fulminante hersenvliesontsteking tot een sepsis met shock en overlijden. Symptomen bij meningitis: hoge koorts, braken, hoofdpijn, nekstijfheid, stupor, slaperigheid, coma. Symptomen bij sepsis: hoge koorts, petechiën, purpura, BD ?, shock. Of combinatie van beide voorgaanden.
Incubatieperiode 2 tot 10 dagen.
Voorkomen wereldwijd.
Infectieus organisme Neisseria meningitidis is een gram-negatieve diplokok waarvan het kapsel en de buitenste membraaneiwitten een onderverdeling toelaten in 13 serogroepen. Epidemiologisch zijn de serogroepen A,B,C,W135 en Y de belangrijkste.
Reservoir de mens is het enige reservoir.
Transmissie de overdracht gebeurt via inhalatie van respiratoire druppels.
Besmettelijkheid zolang meningokokken aanwezig zijn in naso-farynx. In een tijdspanne van 1 jaar is 1% tot 35% van de onderzochte bevolking tijdelijk drager van de kiem. In de grote meerderheid betreft het niet-pathogene meningokokkentypes en subtypes.
34
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid en resistentie Iedereen is vatbaar, maar in Vlaanderen zijn er twee leeftijden waarop de incidentie een piek kent, met name jonge kinderen (tot en met kleuterleeftijd) en adolescenten (15-18 jaar). Personen met een deficiëntie van bepaalde complementfactoren zijn vatbaarder voor de invasieve vormen van de ziekte. Personen met een splenectomie zijn vooral vatbaar voor een bacteriëmie. Er ontstaat een groepspecifieke (op basis van types en subtypes) immuniteit van ongekende duur.
Diagnose De diagnose wordt vermoed op basis van het klinisch beeld; het aantonen van gramnegatieve diplokokken in het cerebrospinaal vocht (CSV) of in het bloed. De diagnose wordt bevestigd door een kweek van meningokokken in het CSV of bloed. Ook een grampreparaat of kweek van een uitstrijkje of biopt van petechiën, kan de diagnose bevestigen. Blijft de kweek negatief (patiënt heeft vb. reeds antibiotica gebruikt voor afname van materiaal), dan kan men antigeen of DNA in het CSV of in het bloed aantonen door latexagglutinatie, respectievelijk PCR.
Preventie Actieve immunisatie: In België vinden we vooral groep B en groep C. Sinds kort (2000 en 2001) is er in Vlaanderen een geleidelijke toename van het aantal meningokokkeninfecties van serogroep C. Voor groep C is er sinds begin 2001 een goed geconjugeerd (= polysaccharide gekoppeld aan een eiwit) vaccin op de markt, namelijk Meningitec® (Wyeth Lederle), kostprijs: € 41.47F/dosis Er zijn intussen nog twee andere vaccins op de markt: - Menjugate (Aventis Pasteur MSD) - Neis VacC (Baxter) < 12 maanden : 3 doses van 0.5 ml te starten na de leeftijd van 2 maanden en met een interval van telkens 1 maand. >12 maanden, kinderen, adolescenten en volwassenen: éénmalige dosis van 0.5 ml
35
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving - Vroegtijdige aspecifieke symptomatologie zoals koorts, malaise, overgeven en een aspecifieke rash - Meningitis en/of purpura fulminans met shock, overlijden Laboratoriumcriteria Verdacht : positieve gramkleuring Zeker : isolatie van N. meningitidis op een plaats die normaal steriel is (bloed, CSV, gewricht, pleura, pericard). Waarschijnlijk geval Een klinisch geval met een positieve antigeentest (aantonen van het antigeen in CSV en/of bloed) of Een purpura fulminans zonder positieve hemocultuur of Een klinisch geval binnen een epidemische context. Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is.
36
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 4.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/personeelslid van de school: Verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid 4.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: onmiddellijke chemoprofylaxe, aanbevolen volgens de richtlijnen van de gezondheidsinspectie 4.3. Algemeen profylactische maatregelen: - contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur - immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk - chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk - melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van meningokokkeninfectie op schoolniveau 1. Exclusie van de zieke tot na genezing 2. Onmiddellijk aan te geven aan de gezondheidsinspecteur en schriftelijk te bevestigen binnen de 24 uur. 3. Verwittigen van de arbeidsgeneesheer (telefonisch en schriftelijk) 4. Info aan ouders, directie en personeel (o.a. folder over meningokokken meegeven zie website: www.wvc.vlaanderen.be/meningitis) 5. Observatie van kinderen op school d.w.z. onmiddellijk medisch onderzoek van elk kind, dat in contact geweest is met de patiënt en koorts ontwikkeld en indien nodig starten van antibiotica effectief voor invasieve meningokokkeninfectie. 6. Chemoprofylaxe volgens schema (cfr. infra) 7. Welke maatregelen: a) Indien er 1 casus is in een lagere of een secundaire school, volstaat het om een informatieve brief mee te geven aan minstens de leerlingen van de betrokken klas, maar liefst aan gans de school. Aan goede vrienden, waarmee nauwer contact is, wordt chemoprofylaxe aangeraden. b) Indien er zich in een kleuterschool (meer naso-faryngeale secreties, nauwer contact) of een internaat (nauwer contact) 1 casus voordoet en/of wanneer er 37
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
in een klas 2 casussen zijn (agressievere kiem), is chemoprofylaxe noodzakelijk. Men voorziet hier een brief aan de ouders en een verwijsbrief voor de huisarts in de desbetreffende klassen en een informatieve brief voor gans de school. c) Indien er in een school 2 casussen zijn , maar in verschillende klassen, geeft men brieven aan heel de school.
38
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Chemoprofylaxe: (1) (Sanford Guide, 2001-2002) Keuzepreparaat
Merknaam
Dosis/Route/Duur
Kinderen: Rifampicine
Rifadyn® (2) Rimactan® (2)
10 mg/kg PO 2 x dag 2 dagen
Azithromycine
Zitromax® (3)
10 mg/kg PO eenmalige dosis
Volwassenen: Ciprofloxacine
Ciproxine®
500 mg PO eenmalige dosis
Ofloxacine
Tarivid®
400 mg PO eenmalige dosis
(1)
Te starten binnen de 24 uur. Informeren directe contacten qua verhoogd risico. (2) Rifampicine wordt voor deze indicatie gedeeltelijk terugbetaald na aanvraag bij adviserend geneesheer Rifampicine geeft roodverkleuring van urine en tranen. (cave contactlenzen) (3)
Ook beschikbaar als siroop in suspensie 40 mg/ml
Doelgroep Alle directe contacten (kinderen en volwassenen met het index geval): 1. 2. 3. 4. 5.
Gezin of gelijkaardig leefverband. Pleeggezin, crèche, peutertuin, kleuterschool. Militairen uit dezelfde slaapzaal. Internaten Medisch en paramedisch personeel betrokken bij reanimatie en intieme verzorging van indexpatiënt.
Vaccinatie - Meningitec® (Wyeth Lederle), kostprijs: € 41.47/dosis - Menjugade (Aventis Pasteur MSD) - Neis VacC (Baxter) < 12 maanden : 3 doses van 0.5 ml te starten na de leeftijd van 2 maanden en met een interval van telkens 1 maand. >12 maanden, kinderen, adolescenten en volwassenen: éénmalige dosis van 0.5 ml 39
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Het schema voor chemoprofylactische behandeling wordt best gekopieerd aan de achterzijde van de brief. Betreft: Preventieve medicatie en verhoogde waakzaamheid voor meningokokkenmeninigitis. Geachte ouders, In de klas van uw kind is er bij een klasgenootje hersenvliesontsteking door meningokokken vastgesteld. Alhoewel de kans klein is dat uw kind effectief besmet werd en de kiem ook in de keel draagt, achten wij het toch raadzaam dat u vandaag nog met uw kind uw huisarts raadpleegt. Om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen is het nodig dat uw kind een antibioticum krijgt. Dit antibioticum zal een eventuele ziektekiem in de keel doden waardoor deze niet meer verder kan doorgegeven worden aan andere personen. Ook al heeft uw kind een antibioticum gekregen, toch is het aan te raden uw kind goed te blijven observeren in de komende dagen. Laat uw kind door uw huisarts onderzoeken bij koorts, hoofdpijn, braken of wanneer kleine rode vlekjes op de huid zouden optreden. Bezorg deze brief aan uw huisarts. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
Betreft: Verhoogde waakzaamheid voor meningokokkenmeningitis. Geachte ouders, In de klas/school van uw kind, is er een bij een klasgenootje/ bij een kind uit het … leerjaar hersensvliesontsteking door meningokokken vastgesteld. Hoewel deze besmetting niet zo gemakkelijk overgaat van de ene persoon op de andere, is het toch aan te raden uw kind goed te observeren in de komende dagen. Er is geen reden tot ongerustheid. Er zijn geen speciale maatregelen nodig. Indien uw kind geen klachten heeft, is het niet nodig de dokter te raadplegen. Het is aan te raden uw kind door uw huisarts te laten onderzoeken bij koorts, hoofdpijn, braken of wanneer kleine rode vlekjes op de huid zouden optreden. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts 40
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4.B. Hersenvliesontsteking veroorzaakt door Haemophilus influenzae.
Ziektebeeld Acute bacteriële meningitis met koorts, braken, bewustzijnsvermindering en meningeale prikkeling met gezwollen fontanellen bij baby’s of stijve nek en rug bij ouderen kinderen. Af en toe is er gedurende verscheidene dagen lichte koorts met subtiele symptomen van het CZS. Progressieve stupor of coma.
Incubatieperiode onbekend, vermoedelijk kort, 2 tot 4 dagen.
Voorkomen wereldwijd.
Infectieus organisme Haemophilus influenzae type B
Reservoir mens.
Transmissie de overdracht gebeurt via inhalatie van respiratoire druppels. Besmettelijkheid tot 24 à 48 uur na begin van de antibioticabehandeling. Vatbaarheid en resistentie Iedereen is vatbaar tenzij hij gevaccineerd is of de ziekte heeft doorgemaakt. Diagnose Cultuur van CSV, bloed. Latex agglutinatie ter opsporing van type b capsulair antigeen in CSV. Behandeling - Opname in het ziekenhuis - Antibiotica - Ondersteunende therapie
41
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Preventie Actieve immunisatie: Vaccinatie. -
ACT-HIB® (Aventis Pasteur MSD) HIBTITER® (Wyeth Lederle) HIBERIX® (Smithkline Beecham)
42
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte gekenmerkt door koorts en meningeale symptomen (hoofdpijn, nekpijn, nekstijfheid en fotofobie) en bewustzijnsstoornis. Laboratoriumcriteria Isolatie van H. influenzae uit CSV of hemocultuur. Waarschijnlijk geval Een klinisch compatibel geval met detectie van H. influenzae antigeen in het CSV. Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch bewezen is.
43
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit Deze vorm van hersenvliesontsteking werd niet opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van haemophilus influenza meningitis op schoolniveau 1. Exclusie van de zieke tot na genezing 2. Onmiddellijk verwittigen van de gezondheidsinspectie 3. Info aan ouders, directie en personeel 4. Observatie van kinderen op school d.w.z. onmiddellijk medisch onderzoek van elk kind dat in contact geweest is met de patiënt en koorts ontwikkeld en indien nodig starten van antibiotica effectief voor invasieve Hib infectie. 5. Chemoprofylaxe : -
Schoolniveau: Wanneer er in een klas slechts 1 geval is, wordt er geen chemoprofylaxe aangeraden. Wel wordt vaccinatie aangeraden aan kinderen jonger dan 4 jaar die niet of onvolledig werden gevaccineerd. Wanneer er in een klas met niet of onvolledig gevaccineerde kinderen 2 gevallen van een invasieve infectie optreden binnen 60 dagen wordt chemoprofylaxe aangeraden aan iedereen in de klas. De niet of onvolledig gevaccineerde kinderen zouden ook een dosis van het vaccin voor H. influenzae moeten krijgen.
-
Gezinsniveau: Binnen het gezin van het index geval wordt chemoprofylaxe reeds aangeraden vanaf 1 geval aan:
•
Alle gezinscontacten (behalve zwangeren) indien er in het gezin kinderen van < 4 jaar zijn die niet of onvolledig gevaccineerd werden. Ook de index patiënt zou chemoprofylaxe moeten krijgen. Vaccinatie van de niet of onvolledig gevaccineerde kinderen.
•
Alle gezinscontacten (behalve zwangeren) indien er een kind van < 12 maand oud aanwezig is, zelfs indien de primaire dosissen werden gegeven.
•
Alle gezinscontacten (behalve zwangeren) indien er een immuungecompromiteerd kind aanwezig is, onafgezien van de vaccinatietoestand van het kind. 44
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Definitie volledige immunisatie: minstens 1 dosis van het geconjugeerd vaccin op 15 maanden of ouder; 2 dosissen tussen 12 en 24 maanden; of 2- of 3- dosissen indien jonger dan 12 maanden met een booster op 12 maand of ouder. Definitie gezinscontact: elk contact met de index patiënt van 4 uur of meer gedurende 5 van de 7 dagen voorafgaand aan de hospitalisatie.)
Chemoprofylaxe: (Red Book 2000) Chemoprofylacticum Rifampicine (Rifadyn®, Rimactan®) 20 mg/kg/dag ( met een max. van 600 mg) PO gedurende 4 dagen Rifampicine geeft roodverkleuring van urine en tranen (cave contactlenzen). Rifadynsiroop is uit de handel maar kan magistraal worden bereid: R/ rifampicine 2 gram Agar-agar 0.5 gram Frambozensiroop ad 100 ml Dit is 100 mg rifampicine per 5 ml siroop
45
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Klassen met kinderen > 4 jaar. Betreft: Verhoogde waakzaamheid voor meningitis (hersenvliesontsteking) door Haemophilus Influenzae. Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een geval van hersenvliesontsteking door de Haemophilus Influenzae bacterie. Dankzij de veralgemeende vaccinatie bij zuigelingen sinds 1993 komt deze vorm van hersenvliesontsteking nog zelden voor. Bovendien zijn het vooral jonge kinderen (< 4 jaar) die vatbaar zijn voor deze vorm van hersenvliesontsteking. Voorlopig zijn er geen speciale maatregelen nodig. Het is aan te raden uw kind goed te observeren in de komende dagen. Laat uw kind onderzoeken bij koorts, hoofdpijn, braken of nekstijfheid. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
46
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Klassen met kinderen < 4 jaar. Betreft: Verhoogde waakzaamheid voor meningitis (hersenvliesontsteking) door Haemophilus Influenzae . Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een geval van hersenvliesontsteking door de Haemophilus Influenzae bacterie. Dankzij de veralgemeende vaccinatie bij zuigelingen sinds 1993 komt deze vorm van hersenvliesontsteking nog zelden voor. Bovendien zijn het vooral jonge kinderen (< 4 jaar) die vatbaar zijn voor deze vorm van hersenvliesontsteking. Vaccinatie wordt aangeraden voor kinderen jonger dan 4 jaar die contact hadden met het zieke kind en die niet of onvolledig werden gevaccineerd. Indien uw kind niet of onvolledig werd gevaccineerd, gelieve dan uw huisarts te raadplegen en geef hem deze brief. Het is aan te raden uw kind goed te observeren in de komende dagen. Laat uw kind onderzoeken bij koorts, hoofdpijn, braken of nekstijfheid. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
47
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Klassen met kinderen < 4 jaar en meer dan 2 gevallen binnen de 60 dagen. Betreft: Preventieve medicatie en/of vaccinatie voor hersenvliesontsteking door Haemophilus influenzae.
Geachte ouders, In de klas van uw kind zijn er enkele kinderen met een hersenvliesontsteking door de Haemophilus influenzae bacterie. Dankzij de veralgemeende vaccinatie bij zuigelingen sinds 1993 komt deze vorm van hersenvliesontsteking nog zelden voor. Bovendien zijn het vooral jonge kinderen (< 4 jaar) die vatbaar zijn voor deze vorm van hersenvliesontsteking. Gezien er in de klas kinderen zijn van < 4 jaar die niet of onvolledig gevaccineerd zijn, wordt er aangeraden vandaag nog een antibioticum te laten voorschrijven door uw huisarts. (Rifampicine: 20mg/kg/dag in 1 dosis met een max. van 600 mg; voor kinderen < 1 maand 10 mg/kg) Tevens is vaccinatie aan te raden voor de klasgenootjes jonger dan 4 jaar die niet of onvolledig werden gevaccineerd. Geef deze brief af aan uw huisarts. Het is aan te raden uw kind goed te observeren in de komende dagen. Laat uw kind onderzoeken bij koorts, hoofdpijn, braken of nekstijfheid. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
48
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4.C. Pneumokokken meninigitis
Ziektebeeld
Pneumococcen meninigitis heeft een hoge case-fatality rate. Ze kan zeer fulminant verlopen en er is bacteriëmie zonder noodzakerlijkerwijze een andere focus, alhoewel er een middenoorontsteking of mastoïditis kan zijn. Het begin is meestal vrij plots met hoge koorts, slaperigheid of coma en tekens van meningeale prikkeling. Het is een sporadisch ziekte bij jonge kinderen, ouderen en bij personen uit de hoge risicogroep zoals patiënten met splenectomie en hypogammaglobulinemie. Een basale schedelfractuur waardoor er een constante verbinding ontstaat met de nasofarynx is vaak een voorbeschikkende factor.
Incubatieperiode 1 tot 3 dagen
Infectieus organisme Streptococcus pneumoniae. De pneumokok is de voornaamste oorzaak van middenoorontsteking en invasieve bacteriële infecties (o.a. meningitis) bij kinderen. Voorkomen Wereldwijd. Heel wat mensen dragen de kiem in de bovenste luchtwegen. Reservoir de mens.
Transmissie druppelinfectie.
Besmettelijkheid Zolang de kiem aanwezig is in de luchtwegen. Patiënt is niet meer besmettelijk na 24 uur effectieve antibiotische behandeling.
Vatbaarheid en resistentie Iedereen, maar vooral jonge kinderen, ouderen en mensen met verminderde weerstand. De verworven immuniteit is typespecifiek en geeft waarschijnlijk levenslange immuniteit.
49
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Diagnose Isolatie van pneumokok in bloed of lumbaal vocht. Aantonen van Gram positieve diplokokken in het lumbaal vocht. PCR techniek.
Behandeling Opname in het ziekenhuis. Aangepaste medicatie: Aanbevolen: ampiciline, amoxicilline of peni G Alternatief: cefazoline of andere cefalosporines Ook effectief: clindamycine of (neo)macroliden (clarithromycin, dirithromycin of erythromycin), azalide (azithromycin).
Preventie Actieve immunisatie: Vaccinatie (Prevenar®)
50
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie
Klinische beschrijving Streptococcus pneumoniae veroorzaakt verschillende klinische syndromen, afhankelijk van de besmettingsplaats (acute middenoorontsteking, pneumonie, bacteriëmie of meningitis). Laboratoriumcriteria Verdacht: positieve gramkleuring Zeker: Isolatie van S. pneumoniae uit een normaal steriele plaats (bloed, CSV, of minder vaak uit gewricht, pleuraal of pericardiaal vocht) Waarschijnlijk geval Een klinisch geval binnen een epidemische context. Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is.
51
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit Deze vorm van hersenvliesontsteking werd niet opgenomen in het uitvoeringsbesluit. Deze vorm van hersenvliesontsteking is ook niet aangifteplichtig via het decreet van 5 april 1995.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van pneumokokken meningitis op schoolniveau 1. Exclusie van de patiënt tot genezing 2. Niet aangifteplichtig 3. Bronopsporing is niet nodig 4. Contactonderzoek is niet nodig 5. Chemoprofylaxe is niet nodig 6. Om paniek te voorkomen wordt er best gezorgd voor een infobrief voor directie, personeel en ouders
52
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Betreft: verhoogde waakzaamheid voor meningitis door pneumokokken Geachte ouders, In de klas van uw kind/ in de school van uw kind is er een geval van hersenvliesontsteking door een pneumokokken bacterie. Deze vorm van hersenvliesontsteking treedt uiterst zelden op en vergt ook geen verdere maatregelen naar contactpersonen toe. Indien uw kind geen klachten heeft, is het niet nodig de dokter te raadplegen. Indien u kind in de loop van de volgende dagen klachten vertoont van koorts, hoofdpijn, overgeven, nekstijfheid, gelieve dan uw huisarts te raadplegen en hem deze brief te tonen. Wij blijven steeds bereid tot verder informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
53
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4.D. Virale meningitis Ziektebeeld Het verloop van de ziekte hangt in belangrijke mate af van het oorzakelijke virus, de leeftijd en het afweersysteem van de patiënt, maar is in het algemeen goedaardig en geneest zonder restverschijnselen binnen 1 tot 3 weken. Het verloop van een enterovirale infectie is vaak bifasisch. Na een periode met algemene symptomen zoals koorts, spierpijn, gastro-intstinale klachten, luchtweginfecties en huiduitslag kan een klachtenvrije periode van 2 tot 10 dagen volgen. Hierna kan zich vrij acuut het beeld van een meningitis ontwikkelen met hoofdpijn, misselijkheid, braken, lichtschuwheid en nekstijfheid. Bij pasgeborenen, kinderen en bejaarden kan het ziekteverloop atypisch zijn wat de diagnose bemoeilijkt. Sommige patiënten kunnen nog maanden blijven klagen over moeheid, lusteloosheid of een licht gevoel in het hoofd. In een klein deel van de gevallen kan de infectie ernstiger verlopen met hersenontsteking, verlammingen, veranderingen van het bewustzijn en in een enkel geval de dood als gevolg. Dan zijn ook blijvende neurologische restverschijnselen, zoals spasticiteit en verminderde intellectuele vermogens beschreven. Ook infecties met arbovirussen en herpes simplexvirus kunnen leiden tot een encefalitis, terwijl dit bij andere virussen, die een meningitis veroorzaken, relatief zeldzaam is.
Incubatieperiode 2 tot 40 dagen, gemiddeld 7 tot 14 dagen. De incubatietijd is zeer wisselend en afhankelijk van het virus.
Voorkomen wereldwijd.
Infectieus organisme
-
meest frequent enterovirussen (polio, coxsackie A en B virussen, echovirussen en enterovirussen) :80% van de bewezen gevallen
-
paramyxovirus: vb. bofvirus, mazelenvirus arbovirus herpes simplex virus, varicella -zoster virus, Epstein-Barr virus
Reservoir de mens. 54
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Transmissie Deze hangt af van het soort virus: - De transmissie van enterovirussen vindt plaats door fecaal-oraal contact van mens tot mens (enventueel besmetting van water of voedsel), waarbij vooral jonge kinderen worden besmet, met een snelle verspreiding binnen families en sociale gemeenschappen. - Het bof-, mazelen-, Epstein Barr- en varicella zostervirus wordt overgedragen door druppelbesmetting. Bij rubella is ook transplacentaire besmetting mogelijk. - Arbovirussen komen in bepaalde delen van de wereld voor maar niet in België. Teken, muggen, vliegen en vlooien kunnen door hun beet een virus op de mens overdragen.
Besmettelijkheid De besmettelijkheid is afhankelijk van het virus. Enterovirussen worden vooral in de acute ziektefase met de ontlasting uitgescheiden, maar kunnen vaak nog weken hierin worden aangetoond.
Vatbaarheid en resistentie Iedereen is vatbaar, maar vooral jonge kinderen en jongvolwassenen. De immuniteit is levenslang na het doormaken van een bof- of mazelenvirusinfectie. De immuniteit is bij de enterovirussen typespecifiek. Diagnose In ongeveer de helft van de gevallen van virale meningitis is de verwekker niet te achterhalen. De kennis welk virus of welke virussen epidemisch zijn in de samenleving, het seizoen, de leeftijd van de patiënt, de ziektegeschiedenis en eventuele bijkomende symptomen, zoals parotitis (bof) of typische huid- of slijmvlieslaesies (mazelen), kunnen aanwijzingen geven om welk virus het zou kunnen gaan. Helaas zijn er in de meeste gevallen geen duidelijke aanwijzingen die een bepaald virus doen vermoeden. De diagnose van virale meningitis moet dan gebeuren op grond van uitsluiting van andere oorzaken en laboratoriumonderzoek van: - CSV: helder van aspect vrij van bacteriën normaal glucosegehalte licht gestegen eiwitgehalte duidelijk gestegen aantal lymfocyten - virusisolatie: uit CSV, faeces of keeluitstrijkje - in het bloed aantonen van seroconversie of titerstijging, aantonen van antistoffen (IgM) Behandeling Symptomatisch. Bij meningitis door varicella zoster-virus of herpes simplex-virus kan men een behandeling instellen met aciclovir. 55
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Preventie Actieve immunisatie Vaccinatie tegen polio, bof, mazelen en rode hond. Tegen enterovirussen, met uitzondering van polio, is geen vaccinatie mogelijk.
56
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Een ziekte gekenmerkt door een meningitis en die laboratoriumtechnisch onderbouwd is.
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit Deze vorm van meningitis werd niet opgenomen in het uitvoeringsbesluit. Deze vorm van meningitis is niet aangifteplichtig.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van een virale meningitis op schoolniveau 1. Ten aanzien van de patiënt zijn er geen maatregelen nodig 2. Niet aangifteplichtig 3. Bronopsporing is niet nodig 4. Contactonderzoek is niet nodig 5. Wanneer de meningitis veroorzaakt wordt door een virus waartegen kan gevaccineerd worden, is het nuttig de vaccinatiestatus van klasgenoten na te gaan 6. Om paniek te voorkomen wordt er best gezorgd voor een infobrief voor directie, personeel en ouders
57
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Betreft: verhoogde waakzaamheid voor virale meningitis Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een geval van virale meningitis (hersenvliesontsteking). Deze vorm van hersenvliesontsteking verloopt meestal zonder problemen en er volgt steeds volledig herstel binnen een tot drie weken. Voor deze vorm van hersenvliesontsteking is geen preventieve behandeling met antibiotica nodig. De symptomen van hersenvliesontsteking beginnen meestal acuut met hoofdpijn, misselijkheid, braken, koorts, lichtschuwheid en nekstijfheid. Daar het op basis van deze symptomen niet mogelijk is een onderscheid te maken tussen deze ongevaarlijke vorm van hersenvliesontsteking en de meer ernstige vorm, is het nodig uw huisarts te raadplegen als uw kind deze symptomen vertoont. Indien uw kind geen klachten heeft, is het niet nodig de dokter te raadplegen. Indien u uw huisarts consulteert, gelieve hem/haar deze brief ook te tonen. Wij blijven steeds bereid tot verdere informatie. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
58
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Meningitis folder Informatie van de Vlaamse overheid over meningokokkeninfecties. Meer informatie: www.wvc.vlaanderen.be/meningitis www.wvc.vlaanderen.be/epibul
59
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Algemene Meningitis informatiefolder
Wat is meningitis? Meningitis is een ontsteking van het hersenvlies. Ze kan veroorzaakt worden door verschillende types van bacteriën of virussen: •
De bacteriële meningitis is zeldzaam, maar kan zeer ernstig zijn en een dringende behandeling met antibiotica is levensnoodzakelijk. Vooral de volgende 3 bacteriën kunnen meningitis veroorzaken: de meningokok: bij ons vooral type B en C: tegen type C zijn er reeds enkele goede vaccins op de markt sinds begin 2001 (Meningitec®, Neis VacC®, Menjugate®). de pneumokok (veroorzaakt vooral longontsteking) Haemophilus influenzae: komt in Vlaanderen bijna niet meer voor dank zij veralgemeende vaccinatie bij zuigelingen sinds 1993 Deze kiemen kunnen ook een septicemie (bloedvergiftiging) veroorzaken; deze aandoening is over het algemeen erger dan de meningitis en kan ook zonder tekens van meningitis optreden.
•
De virale meningitis komt het vaakst voor, is minder ernstig en kan niet behandeld worden met antibiotica.
De symptomen zijn identiek voor de verschillende vormen, enkel een labo-onderzoek kan bepalen over welk type het gaat.
Hoe uit zich meningitis en/of bloedvergiftiging? Voor kinderen, jongeren en volwassenen kunnen er zich verschillende symptomen afzonderlijk of tegelijkertijd voordoen: hoofdpijn, koorts, braken, nekstijfheid, gewrichtspijn, zin om licht te mijden; bij bloedvergiftiging komt daarbij het verschijnen van niet wegdrukbare rode vlekjes die veroorzaakt worden door onderhuidse bloedinkjes, verward of slaapdronken zijn, coma. Voor baby’s zijn de symptomen minder duidelijk: ernstige koortsopstoten, soms met stuipen, braken en huiduitslag (rode vlekjes). Verder kunnen ook gedragswijzigingen van baby’s optreden: eten weigeren, prikkelbaarheid, kreunen, lusteloosheid of verwardheid De rode vlekjes kunnen aanvankelijk heel onopvallend zijn en over het hele lichaam voorkomen, meestal ter hoogte van plaatsen waar kleding knelt. Zij zijn een alarmsignaal en wijzen op bloedvergiftiging. Al snel evolueren zij naar grotere vlekken (bloeduitstorting). 60
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Meningitis kan in 1 of 2 dagen, soms zelfs in enkele uren evolueren naar een ernstig zieke patiënt.
Wat doen bij verdenking van meningitis en/of bloedvergiftiging? Onmiddellijk de huisarts verwittigen; indien hij niet beschikbaar is, naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gaan.
Hoe ernstig is meningitis en/of bloedvergiftiging? Als bacteriële meningitis tijdig wordt onderkend en direct met antibiotica behandeld, genezen de meeste mensen volledig. In sommige gevallen kan het echter fataal zijn, of leiden tot blijvende aandoeningen zoals doofheid en hersenbeschadiging. Ook sepsis kan fataal zijn of leiden tot blijvende aandoeningen zoals littekenvorming of amputatie, zelfs als het tijdig wordt herkend en behandeld. De ziekte ontwikkelt zich tussen de twee en tien dagen na de besmetting. Na de eerste ziekteverschijnselen kan sepsis binnen 6 tot 24 uur fataal verlopen. Virale meningitis komt meer voor dan bacteriële. Hoewel het zelden levensbedreigend is en de patiënten minder ziek zijn, kan het slachtoffers sterk verzwakken en in een aantal gevallen restverschijnselen veroorzaken. Virale meningitis wordt veroorzaakt door vele verschillende virussen. Afhankelijk van de virussoort kan de ziekte zich tot 3 weken na de infectie ontwikkelen. Virale meningitis kan niet worden genezen met antibiotica. Volledig uitzieken leidt meestal tot volledig herstel, maar hoofdpijn en vermoeidheid kunnen blijven voorkomen.
Hoe wordt meningitis overgedragen? De bacteriën die meningitis kunnen veroorzaken zijn zeer alledaags en leven normaal in de keelholte of de neus. Ze verspreiden zich van persoon tot persoon door keel- en/of neussecreties (door te hoesten, te niezen, door zoenen, door te snuiten, enz…). Bij iedereen en op elke leeftijd kunnen, bij gezonde personen, kiemen gevonden worden gedurende weken en zelfs maanden. Drager zijn helpt de mens om een natuurlijke immuniteit op te bouwen. Alleen in zeldzame gevallen, door nog onbekende oorzaken, overwinnen de 61
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
bacteriën de lichaamsverdediging en veroorzaken ze meningitis. De verspreiding van meningitis wordt voornamelijk gezien in gesloten gemeenschappen (vb. kinderdagverblijven, scholen). Virale meningitis wordt veroorzaakt door vele verschillende virussen. Sommigen worden verspreid onder de mensen door hoesten, niezen of door slechte hygiëne. Andere virussen komen voor in verontreinigd water.
Wie kan meningitis en/of bloedvergiftiging oplopen? Op elke leeftijd kan men een meningitis of bloedvergiftiging oplopen. Vooral jonge kinderen en adolescenten worden het meest getroffen.
Wat doen indien er zich een geval van meningitis voordoet binnen één familie of binnen één gesloten gemeenschap? Het informeren van nauwe contacten blijft het belangrijkste. Een verwittigd mens is er twee waard. In geval van bacteriële meningitis door meningokokken of Haemophilus influenzae , raadt men de directe familieleden en tevens de personen die in nauw contact zijn met de patiënt, een antibioticabehandeling aan. Deze behandeling zal het risico om de ziekte te ontwikkelen verminderen, maar niet uitsluiten.
Meer informatie. Gezondheidsinspectie: Brussel: 03/553 35 85 Limburg : 011/26 42 42 Antwerpen: 03/224 62 04 Wachtnummer 02/512 93 89
Vlaams-Brabant: 016/29 38 58 Oost-Vlaanderen: 09/244 83 60 West-Vlaanderen: 050/44 50 70
62
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
5. Poliomyelitis anterior acuta (polio)
Ziektebeeld Poliomyelitis anterior acuta is het gevolg van een infectie met het poliovirus type 1, 2 of 3. Door infectie van de neuronen van het ruggenmerg en de hersenstam worden motorische neuronen uitgeschakeld, hetgeen resulteert in slappe verlamming van het verzorgingsgebied van de betreffende neuronen. Het virus kan tevens symptomen geven van meningitis of encefalitis. De oropharynx is de ingangspoort waar het virus zich in eerste instantie vermenigvuldigt. Via het bloed en zenuwbanen bereikt het virus de motorisch voorhoorncellen. Het virus verlaat het lichaam vooral met de feces (en ook via de keel). De meeste infecties verlopen subklinisch met volledig herstel. Verlammingsverschijnselen treden op bij 1 op de 100/200 geïnfecteerden. Het ziekteverloop kan onderverdeeld worden in 3 fasen doch niet elke infectie doorloopt de 3 fasen. • De prodromale fase wordt gekenmerkt door een licht griepachtig ziektebeeld met aspecifieke symptomen • De non- of preparalytische fase, veroorzaakt door het vermenigvuldigen van het virus in de slijmvliezen van keel en maagdarmkanaal, is gekenmerkt door koorts, malaise, braken en hoofdpijn met meningitisachtige prikkelingsverschijnselen. • Paralytische fase treedt op wanneer er een viremie plaats heeft met binnendringen van het virus in het centraal zenuwstelsel waarbij selectief de motorisch voorhoorncellen worden aangetast. De verlammingen ontwikkelen zich snel en bereiken een maximum binnen 2-3 dagen. Kenmerkend is de asymmetrische verspreiding van de verlammingen. Als de verlammingen beperkt blijven tot de spieren van de ledematen en romp zijn de complicaties voornamelijk van orthopedisch aard. In 5-35% van de paralytische gevallen worden de hersenzenuwen aangetast, waardoor slik –en ademhalingsmoeilijkheden en soms ook circulatie stoornissen optreden. Sommige patiënten ontwikkelen vele jaren na de acute ziekte opnieuw spierzwakte, pijn, atrofie en vermoeidheid. Dit staat bekend als het postpoliomyelitis syndroom en komt voor bij naar schatting 20-30% van de tevoren geparalyseerde patiënten.
Incubatieperiode 3 tot 35 dagen (gemiddeld 5-14), verlammingsverschijnselen treden op 8 tot 36 dagen (gemiddeld 11-17) na besmetting.
63
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Voorkomen Ten gevolge van vaccinatie programma’s komen polio en het poliovirus tegenwoordig nog slechts in een beperkt aantal landen voor. De laatste grote epidemie in Nederland deed zich voor in 1992-1993 met in totaal 71 patiënten en dit ondanks een vaccinatiegraad van >95% bij de totale Nederlands bevolking. De polioepidemiologie in Nederland wordt bepaald door de aanwezigheid van groeperingen die om religieuze redenen vaccinatie afwijzen. In de Verenigde Staten is de frequentie van paralytisch poliomyelitis gedaald tot 8 tot 10 gevallen per jaar. Naast enkele importgevallen waren deze allen het gevolg van infectie met terug-gemuteerd vaccinvirus (vaccin-geassocieerde poliomyelitis), wat de reden was om van orale naar parenterale vaccinatie over te stappen. Thans zijn er geen gevallen meer in de VS.
Infectieus agens Drie serotypen poliovirus (type 1, 2 en 3) kunnen worden onderscheiden. Het zijn enterovirussen (familie Picornaviridae).
Reservoir de mens (maag-darmkanaal).
Transmissie De overdracht van het virus gebeurt voornamelijk via gezonde dragers door aërogeen of faecooraal contact.
Besmettelijkheid Het poliovirus kan worden aangetoond in het slijmvlies van de keel na 36 uur en in de faeces vanaf 72 uur na besmetting. Het blijft aantoonbaar gedurende respectievelijk één week in de keel en 3 tot 17 weken in de faeces. Vermoedelijk is de besmettelijkheid het grootst gedurende de eerste dagen vóór en na het begin van de symptomen.
Vatbaarheid Na infectie met het virus worden er neutraliserende antistoffen gevormd welke zorgen voor levenslange en type-specifieke immuniteit tegen de ziekte (doch slechts in beperkte mate tegen reïnfectie). Passieve immuniteit kan verkregen worden van moeder op kind door type-specifieke moederlijke antistoffen, die echter binnen zes maanden verdwijnen.
64
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Diagnose - klinisch - virusisolatie uit de keel in de eerste week van de ziekte of uit de faeces gedurende enkele weken - serologisch: aantonen van specifieke IgM antistoffen.
Behandeling Ziekenhuisopname en symptomatische behandeling
Preventie Algemene preventieve maatregelen Algemene preventieve maatregelen dienen zich, gezien de faeco-orale overdracht van het poliovirus, te richten op een goede toilethygiëne en veelvuldig handen wassen, met name na toiletgebruik (wegwerphanddoeken!). Actieve immunisatie Vaccinatie kan geschieden met behulp van geïnactiveerd vaccin (IPV of Salk-vaccin) of met behulp van een levend verzwakt polio vaccin (OPV of Sabin-vaccin). Sinds januari 2001 wordt in België enkel nog IPV aanbevolen omwille van het geringe maar reële risico op vaccingeassocieerde polio na het OPV.
65
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Opstijgende virale infectie met centripetale verlammingen uitlopend in een slappe paralyse (met een plots begin waarbij één of meer lidmaten verlamd zijn zonder of met verminderde reflexen; er is geen duidelijke verklaring voor de verlamming en er is geen sprake van sensorische stoornis of kennisverlies). Laboratoriumcriteria • virusisolatie uit faeces, CSV • significante titerstijging (neutraliserende antistoffen) Waarschijnlijk geval Klinisch geval Zeker geval Een klinisch geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is: - isolatie van het virus uit faeces of oropharyngeale secreties - significante titerstijging van neutraliserende antistoffen.
66
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 5.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid.
52.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit.
5.3.
Algemene profylactische maatregelen. - contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur - immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk. - melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van polio op schoolniveau Gezien de ernst van de infectie dient de gezondheidsinspectie “onmiddellijk” gecontacteerd te worden (eventueel via GSM of via de dokter van wacht). Aangewezen maatregelen zullen besproken worden en genomen worden in overleg met gezondheidsinspectie, zoals • validering van het geval • exclusie van patiënt tot hij niet meer besmettelijk is • contactname met de arbeidsgeneesheer • vaccinatie voor niet immune gezinscontacten • info aan ouders over ziekte, symptomen, preventie, … : hoe?, onder welke vorm? (via brief, via info-avond, via telefonisch contact, …) • evalueren en eventueel bijsturen vaccinatiestatus medeleerlingen ….
67
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Betreft: melding polio Geachte ouders, In de klas van uw kind werd ons een geval van polio gemeld. Polio is het gevolg van een infectie met het poliovirus. Besmetting van de ene persoon naar de andere gebeurt door speekseldruppeltjes (hoesten, niezen) of door contact met stoelgang (de virussen komen op de handen terecht na toiletgebruik en worden zo naar de mond gebracht). De meeste infecties verlopen onopgemerkt met volledig herstel, verlammingsverschijnselen treden slechts op bij 0,5 tot 1 % van de besmette mensen.
Uw kindje is volledig in orde met zijn vaccinatie tegen polio. U hoeft zich dan ook geen zorgen te maken dat U kind besmet zou kunnen raken. of Uw kind kreeg als baby drie dosissen van het polio vaccin; de kans dat uw kind polio zou kunnen krijgen is dan ook uitermate klein. Veiligheidshalve raden wij U wel aan uw kind zo snel mogelijk ook de 4de polio dosis te laten toedienen. Normaal wordt deze gegeven in het eerste leerjaar.
Uiteraard wordt er door ons intensief en uitgebreid overlegd met de gezondheidsinspectie en andere bevoegde diensten en houden wij U op de hoogte van eventuele bijkomende maatregelen. Mocht U nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen. Tijdens de kantooruren kan U mij bereiken op het nummer ….. , buiten deze uren op het nummer ….. . Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
68
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
6. Difterie Ziektebeeld Acute bacteriële aandoening van neus, tonsillen, farynx of larynx, soms van andere slijmvliezen, huid, conjunctiva of genitalia. Klassiek onderscheidt men de gewone angina difterica waarbij de koorts en de toxische tekens meestal beperkt blijven en de kwaadaardige angina difterica met necrose en vorming van pseudomembranen die zich kunnen uitstrekken tot de larynx en de trachea. Afhankelijk van de lokalisatie van de infectie onderscheidt men • neusdifterie, met eerst dun, later purulent bloederig slijm uit de neus; na wegvegen van het slijm zijn soms membranen zichtbaar • keeldifterie: dit is de meest voorkomende uiting van de ziekte en is gekenmerkt door pijnlijke tonsillitis met een grijs-wit vastzittend beslag; het pseudomembraan kan niet zonder bloeden verwijderd worden. • larynxdifterie (croup): deze is meestal een uitbreiding van de keeldifterie; door oedeem in het nek-hals gebied en lokale lymfeklier zwelling ontstaat de zogenaamde "burgemeestersnek" met ernstige inspiratoire stridor en heesheid • huiddifterie, gekenmerkt door typische laesies in de vorm van ronde diep uitgeponste ulcera bedekt met een grijs-geel tot grijs-bruin membraan, ontstaan na binnendringen van de bacterie door een beschadigde huid; De aanzienlijke verslechtering van de algemene toestand is te wijten aan de productie van krachtige exotoxines die verantwoordelijk zijn voor de myocarditis en verlamming van de perifere zenuwen. De genezing gebeurt spontaan maar duurt verscheidene weken. Bij jonge kinderen kan de mortaliteit oplopen tot meer dan 10%.
Incubatieperiode 2 tot 5 dagen
Voorkomen wereldwijd als een kinderziekte. In landen waar het vaccinatieprogramma goed wordt aangehouden is difterie hoofdzakelijk een importziekte. Risicogroepen: • niet of onvolledig gevaccineerden • reizigers vanuit en naar gebieden waar difterie endemisch voorkomt (reizigers, vluchtelingen en asielzoekers en personen met nauw contact met reizigers vanuit endemische gebieden) • mensen met een verminderde weerstand (door ziekte, ouderen, zwervers, alcoholisten) 69
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Infectieus agens Corynebacterium diphteriae, een Gram-positieve bacterie met toxine productie
Reservoir de mens is het enige reservoir
Transmissie • aërogeen: druppelinfectie bij hoesten, niezen, zingen • via contact met wondexsudaat • via besmette voorwerpen (ingedroogde druppeltjes of wondexsudaat bereiken via handmond contact de keel) • onbehandelde melk (die door contact met een patiënt kan besmet worden) • in tropische landen kan de bacil in de bodem overleven en huidwonden besmetten.
Besmettelijkheid • varieert van persoon tot persoon, gemiddeld 2 - 6 weken • chronisch dragerschap (in nasopharynx of de huid) komt voor • na instellen van de juiste antibiotische behandeling stopt de uitscheiding vrijwel onmiddellijk (uiterlijk binnen 4 dagen).
Vatbaarheid • Een pasgeborene is tot de leeftijd van zes maanden beschermd door transplacentaire overdracht van antistoffen en door moedermelk dat antitoxine in de vorm van secretoir IgA bevat op voorwaarde dat de moeder zelf immuun is. • Vaccinatie verleent slechts een tijdelijke bescherming en sluit de mogelijkheid om drager te zijn niet uit. Sero-epidemiologische evaluatie van de bescherming tegen difterie in België toont aan dat, bij gebrek aan een goede boostervaccinatiepolitiek in het verleden, de graad van bescherming tegen difterie gemiddeld genomen met de leeftijd afneemt • Het doormaken van de ziekte is niet noodzakelijk immuniserend en geeft dus niet altijd blijvende immuniteit; daarenboven beschermt antitoxische immuniteit wel tegen de systematische verschijnselen, doch niet tegen lokale kolonisatie en infectie.
Diagnose • Klinisch • Bacteriologisch: kweek van kiemen vanuit een neus- en keelmonster bij patiënten met symptomen. Dit vereist speciale kweekmedia; het labo dient er dus aan te denken om een C. dyphtheria kweek te doen.
70
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Behandeling Opname in het ziekenhuis. Bij vermoeden van difterie dient de specifieke behandeling ingesteld te worden zonder de resultaten van de kweek af te wachten: I.M. of I.V. 20.000 tot 100.000 IU difterie-antitoxine. De behandeling is toegespitst op de neutralisering van de toxine vooraleer die zich op de cellen bindt. Aan contacten en patiënten met huiddifterie wordt geen antitoxine toegediend. Een antibioticatherapie op basis van macroliden of penicilline gedurende 10 dagen verkort de besmettingsperiode.
Preventie Algemene preventie maatregelen: • Alle voorwerpen waarmee de patiënt of drager in direct contact is geweest of voorwerpen/ oppervlakten die secreet van enigerlei aard bevatten van een patiënt of drager dienen goed huishoudelijk gereinigd te worden. Handen met zeep wassen na direct contact met patiënt of drager. • Hoesthygiëne
Actieve immunisatie: vaccinatie Het aanbevolen vaccinatieschema omvat 4 dosissen op babyleeftijd : 2, 3, 4 en 13 maanden met een booster rond 6- 7 jaar en bijkomende boosters om de 10 jaar. • •
Tedivax (Di + Te), voor kinderen jonger dan 7 jaar, € 1.69;dit vaccin wordt gratis verdeeld door de Gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap Tedivax pro adulto (Di + Te), voor volwassenen en kinderen > 7 jaar, booster om de tien jaar, € 3.05; dit vaccin wordt gratis verdeeld door de Gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap
• •
Combivax (Di + Te + Per), enkel voor basisvaccinaties op babyleeftijd, € 1.93. Infanrix (Di + Te+ acellulair Per), zowel voor basisvaccinaties op babyleeftijd als voor booster op 6 jaar, € 17.35.
•
Revaxis (Di + Te + Polio), voor volwassenen en kinderen >6 jaar; dit vaccin wordt gratis verdeeld door de Gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap.
• •
Tetracoq (Di + Te + Per + Polio): enkel voor basisvaccinaties op babyleeftijd, € 5.33. Tetravac (Di + Te + acellulair Per + Polio): zowel voor basisvaccinaties op babyleeftijd als voor inhaalvaccinaties voor oudere kinderen (7-12 jaar), € 20.72; dit vaccin wordt gratis verdeeld door de gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap.
•
Infanrix IPV (Di + Te+ acellulair Per + Polio): enkel voor basisvaccinaties op babyleeftijd, €.? Infanrix IVP + Hib (Di + Te+ acellulair Per + Polio + Hib): enkel voor basisvaccinaties op babyleeftijd, € ?
•
71
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een bovenste luchtweginfectie gekenmerkt door keelpijn, koorts, vastzittende membranen ter hoogte van de tonsillen, keel en/of neus. Laboratoriumcriteria - isolatie van C. diphtheriae uit een klinisch specimen - histopathologische diagnose van difterie - significante serologie (los van vaccinatie) Waarschijnlijk geval Een klinisch geval dat niet laboratoriumtechnisch onderbouwd is of niet epidemiologisch verwant is aan een labo-geval Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch geconfirmeerd is of dat epidemiologisch gelinkt is aan een labo-bewezen geval.
72
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit
6.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na 2 negatieve keeluitstrijken
6.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis : Verwijdering tot na negatief keeluitstrijkje
6.3.
Algemene profylactische maatregelen. Contact opnemen met gezondheidsinspecteur binnen 48 uur Immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk. Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controlemaatregelen bij melding (gevalideerd of een ernstig vermoeden) van difterie op schoolniveau
1. Exclusie van patiënt(je) tot de na twee negatieve neus - en keeluitstrijken of tot na 2 negatieve culturen van wondsecreet. Deze culturen dienen te gebeuren 48 na het stoppen van de antibiotische behandeling en met een interval van tenminste 24 uur. 2. Exclusie van gezinscontacten van patiëntje van school/werk tot na een negatief keeluitstrijkje; in overleg met de gezondheidsinspectie wordt chemoprofylaxe 1 gestart. 3. Aangifteplichtige ziekte; gezien de ernst van de infectie dient de gezondheidsinspectie zo snel mogelijk (binnen de uren na melding) gecontacteerd te worden (eventueel via GSM of via de dokter van wacht). 4. Contact name met de arbeidsgeneesheer (nagaan vaccinatietoestand leerkrachten) 5. Voor leerlingen en leerkrachten die nauw contact hadden met de index patiënt dienen volgende maatregelen genomen: - observatie voor beginnende symptomen gedurende 7 dagen - neus en keeluitstrijkje - chemoprofylaxe 1 1
chemoprofylaxe: * *
erytromycine peroraal: 40-50 mg/kg/dag voor 7 dagen, maximum 2gr/dag of een eenmalige injectie met benzathine penicilline G 600.000 U indien < 30 kg en 1.200.000 U indien >30kg lichaamsgewicht (Red Book 2000, 25th Edition, Am. Academy of Pediatrics) * Volgens The Sanford guide to antimicrobial therapie 2001-2002 kunnen de nieuwere macroliden gebruikt worden (clarithromycine en azithromucine) Dit advies tot chemoprofylaxe wijkt af van de maatregelen vermeld in het ministerieel uitvoeringsbesluit, doch is de consensus binnen de gezondheidsinspectie 73 Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
volledig gevaccineerden: booster met DTP a, DT of dT (afhankelijk van de leeftijd) indien hun laatste booster > 5 jaar geleden is - onvolledig gevaccineerden (= minder dan 3 dosissen difterie): actieve immunisatie met DTPa, DT of dT (afhankelijk van de leeftijd) 6. Indien het neus en/of keeluitstrijke positief is bij een leerkracht, klasgenoot of vriend: - Verder doornemen van de chemoprofylaxe. - Exclusie tot 2 negatieve neus- en keeluitstrijkjes, genomen 48 uur na het stoppen van de antibiotica en met een tussentijd van tenminste 24 uur. - Een follow up neus en keeluitstrijkje dient te gebeuren 2 weken na het stoppen van de therapie. Indien positief, dienen opnieuw gedurende 10 dagen antibiotica genomen te worden. 7. Info aan ouders van de klasgenoten/ personeel, zowel mondeling als schriftelijk: wat is de ziekte, hoe wordt ze overgedragen, wat zijn de eerste symptomen, wat moet men doen. 8. Hygiënische adviezen naar personeel en ouders (schriftelijk): alle voorwerpen waarmee de patiënt of drager in direct contact is geweest of voorwerpen/ oppervlakten die secreties bevatten van een patiënt of drager dienen goed huishoudelijk gereinigd te worden. Handen met zeep wassen na direct contact met patiënt of drager.
74
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van difterie in de klas Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een leerling met difterie (of de vriend of vriendin van uw kind maakt op dit ogenblik difterie door). Difterie is een ernstige kinderziekte waartegen de meeste kinderen gevaccineerd worden/zijn. Meestal is difterie gekenmerkt door een pijnlijke keelontsteking waarbij er grijsachtig-witte vliezen gevormd worden. Deze vliezen kunnen zich eventueel uitbreiden naar de luchtwegen waardoor het ademen moeilijk wordt en de typische “kroep” ontstaat. De ziekte wordt overgedragen door kleine speekseldruppeltjes (o.m. door hoesten, niezen). Mogen wij U vragen uw huisarts onmiddellijk te raadplegen voor het starten van een preventieve antibioticakuur. Tevens dient uw huisarts via een neus en keelwisser na te gaan of uw kind drager is van de kiem. Mocht uw kind drager zijn (daarom is het nog niet ziek en zal het mogelijks ook niet ziek worden), dient het wel thuis te blijven tot 2 negatieve neus- en keelwissers hebben aangetoond dat uw kind geen drager meer is. Deze wissers dienen afgenomen te worden 48 uur na het stoppen van de antibioticakuur en met een tussentijd van ten minste 24 uur. Twee weken na het stoppen van de antibioticakuur dient er ook nog een neus - en keelwisser afgenomen te worden. Indien deze terug positief is dient de antibioticakuur nog 10 dagen verder gezet te worden. Bij nazicht van de vaccinatie toestand van uw kind blijkt dat: - Hij/zij in orde is met de difterie vaccinatie. - De laatste inenting voor difterie meer dan 5 jaar geleden is. Een herhaling is aan te raden. - Hij/zij niet in orde is met de difterie vaccinatie. Vaccinatie in orde laten brengen. Mocht U nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen. Tijdens de kantooruren kan U mij bereiken op het nummer ….. , buiten deze uren op het nummer ….. . Hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
75
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van difterie in de school Geachte ouders, In de school van uw kind is er een leerling met difterie. Difterie is een ernstige kinderziekte waartegen de meeste kinderen gevaccineerd worden/zijn. Meestal is difterie gekenmerkt door een pijnlijke keelontsteking waarbij er grijsachtig-witte vliezen gevormd worden. Deze vliezen kunnen zich eventueel uitbreiden naar de luchtwegen waardoor het ademen moeilijk wordt en de typische “kroep” ontstaat. De ziekte wordt overgedragen door kleine speekseldruppeltjes (o.m. door hoesten, niezen). Bij nazicht van de vaccinatie toestand van uw kind blijkt dat § hij/zij in orde is met de difterie-vaccinatie; § hij/zij (als baby of zes-jarige) onvolledig gevaccineerd werd voor difterie: het is aan te raden uw huisarts te raadplegen zodat een herhalingsvaccinatie kan gegeven worden. Indien uw kind in orde is met de difterie-vaccinatie is de kans dat uw kind de ziekte krijgt bijzonder klein. Indien uw kind onvolledig gevaccineerd werd, is een herhalingsinenting voor difterie aangewezen. Gelieve hiervoor uw huisarts te raadplegen. Mogen wij U ook vragen uw huisarts onmiddellijk te raadplegen in geval uw kind keelpijn zou hebben en zeker indien er zich grijs-witte vliezen mochten vormen of wanneer uw kind moeilijkheden met ademen krijgt (piepende inademing). Mocht U nog vragen hebben, aarzel dan niet om contact op te nemen. Tijdens de kantooruren kan U mij bereiken op het nummer ….. , buiten deze uren op het nummer ….. . Hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
76
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor huisarts Betreft: melding van difterie in de klas Geachte Collega ,
In de klas van uw patiënt is er een kind met difterie (of een vriend/vriendin van uw patiënt maakt op dit ogenblik een difterie door). In overleg met de gezondheidsinspectie raden wij de volgende maatregelen aan: - volledig gevaccineerden: booster met DTP a, DT of dT (afhankelijk van de leeftijd), indien de laatste inenting voor difterie meer dan 5 jaar geleden is. - Onvolledig gevaccineerden: actieve immunisatie. - chemoprofylaxe voor uw patiënt als klasgenootje of vriend/vriendin van het difteriepatiëntje. Chemoprofylaxe (Red Book 2000, 25th Edition, Am. Academy of Pediatrics): * erytromycine peroraal: 40-50 mg/kg/dag voor 7 dagen, maximum 2gr/dag of * een eenmalige injectie met benzathine penicilline G 600.000 U indien < 30 kg en 1.200.000 U indien >30kg lichaamsgewicht of * één van de nieuwere macroliden (clarithromycine en azithromycine). (The Sanford guide to antimicrobial therapie 2001-2002)
-
Er dient een neus- en keelwisser afgenomen voor cultuur van C. dyphteriae ter opsporing van asymptomatisch dragerschap. Indien de cultuur positief is, dient uw patiënt thuis te blijven van school. De chemoprofylaxe wordt gewoon verder gegeven. Op dat ogenblik dienen ook de huisgenoten gescreend voor C. dyphteriae en gelden voor hun dezelfde profylactische maatregelen. De patiënt mag terug naar school als er 2 negatieve neus- en keelwissers zijn. Deze culturen dienen te gebeuren 48 uur na het stoppen van de antibiotica en met een tussentijd van tenminste 24 uur. Een follow up neus- en keelwisser dient te gebeuren 2 weken na het stoppen van de antibiotica. Indien deze terug positief is, dient er terug een kuur met antibiotica gegeven gedurende 10 dagen.
Vanzelfsprekend zijn/blijven wij in nauw contact en overleg met de gezondheidsinspectie. Mocht de toestand zich wijzigen zullen wij U dit onmiddellijk laten weten. Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
77
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor huisarts Betreft: melding van difterie in de school Geachte Collega, In de school van uw patiënt is er een kind met difterie. Bij nazicht van het dossier van uw patiënt blijkt dat hij/zij (als baby of zes-jarige) onvolledig gevaccineerd werd voor difterie. Gelieve de ontbrekende vaccinatie toe te dienen. Vanzelfsprekend zijn/blijven wij in nauw contact en overleg met de gezondheidsinspectie.Op dit ogenlik wordt er niet aangeraden om systematisch chemoprofylaxe toe te dienen aan al de kinderen van de school (enkel aan de klasgenootjes en goede vrienden van het difteriepatiëntje). Mocht de toestand zich wijzigen zullen wij U dit onmiddellijk laten weten. Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
78
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
7. Scarlatina (Streptokokken groep A-infectie)
Ziektebeeld Scarlatina of roodvonk wordt gekenmerkt door een kleinvlekkig, puntvormig exantheem (rood kippenvel) dat meestal verschijnt op de tweede dag van de ziekte, voornamelijk t.h.v. de nek, de borst, de lichaamsplooien en binnenkant van de dij; andere symptomen zijn de frambozentong, het enantheem en het narcose kapje; herstel treedt op na maximaal 10 dagen; men ziet dan dat de huid gaat vervellen, vooral aan de top van de vingers en de tenen. Naast scarlatina kunnen streptokokkeninfecties zich op veelvormige manieren uiten. Deze veelvormigheid van streptokokkeninfecties hangt samen met specifieke aspecten van de bacterie, van transmissie en van de gastheer. De meest frequente klinische manifestatie van een Streptokokken groep A infectie is een respiratoire infectie (acute faryngitis of tonsillitis). Zonder adequate behandeling zijn purulente lokale complicaties frequent. Adequate behandeling is ook belangrijk omwille van de preventie van invasieve (bacteriëmie, pneumonie, endo- en pericarditis, septische artritis, osteomyelitis) en laattijdig complicaties (acuut gewrichtsreuma met cardiale complicaties en acute glomerulonefritis). Een andere frequente presentatie van Streptokokken Groep A infectie is een infectie t.h.v. de huid en weke weefsels zoals pyoderma, impetigo, erysipelas, streptokokkencellulitis, fasciitis necroticans (bij kinderen vaak als surinfectie na varicella) en myositis. Acute glomerulonefritis is ook hier als complicatie beschreven. Andere klinische beelden veroorzaakt door Streptokokken Groep A infecties zijn perianale cellulitis, vaginitis, puerperale sepsis, heelkundige wondinfecties en het Streptokokken Toxisch Shock Syndroom.
Incubatieperiode Faryngitis Roodvonk Acuut reuma Acute glomerulonefritis
: 2-4 dagen : 2-7 dagen : gemiddeld 19 dagen (1-5 weken) na een streptokokkenfaryngitis :10 dagen na een streptokokkenfaryngitis; 3 weken of langer na een pyoderma.
Voorkomen wereldwijd, zowel bij personen in gematigde streken als in de tropen.
79
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Infectieus agens Grampositieve, facultatief anaërobe streptokokken. Serologisch worden zij ingedeeld in polysaccharide kapselgroepen A – T volgens Lancefield. De stammen van Lancefield groep A zijn altijd Beta –hemolytisch en bevatten dus een hemolysine dat erytrocyten oplost; een andere naam voor beta –hemolytische streptococcen is Streptococcus pyogenes. Het pyrogene erythrogene toxine (verantwoordelijk voor roodvonk) wordt geproduceerd onder invloed van een bacteriofaag waarmee de streptokok geïnfecteerd kan zijn.
Reservoir de neus, keelholte, en de huid van de mens; dieren zijn niet het reservoir maar kunnen de bacterie wel verspreiden.
Transmissie - druppelinfectie (vanuit de keel), - (in)direct contact met name vanuit wonden van de handen, - voedselinfecties door drinken van besmette melk komen in België zelden voor.
Besmettelijkheid - bij ongecompliceerde, onbehandelde gevallen: 10-21 dagen - bij pusvorming: zolang er afscheiding is - bij keeldragerschap: langdurig - na aanvang van antibiotische behandeling: 48 uur De besmettelijkheid is het grootst tijdens de acute respiratoire infectie, een chronische drager is niet erg besmettelijk.
Vatbaarheid Aangezien de antibacteriële immuniteit type-specifiek is, kan men opeenvolgend met verschillende streptokokkentypen geïnfecteerd worden. De kans op een scarlatina recidief is echter laag omdat streptokokken-toxinen goede immunogenen zijn. Er bestaan echter 3 verschillende antigene vormen van toxine, waardoor een secundaire aanval van scarlatina, hoewel zeldzaam, wel mogelijk is. Door opeenvolgende infecties met verschillende streptokokkentypen wordt er een toenemende immuniteit tegen één of meerdere erythrogene toxines gevormd, waardoor roodvonk na het zesde levensjaar minder voorkomt. Een recidief met acuut reuma is frequenter met een steeds hogere kans op cardiale aantasting. Ook erysipelas recidiveert gemakkelijk. Een herval met glomerulonefritis is zeldzaam.
Diagnose - Kweek vanuit de keel, etter, aangetaste huid - Serologisch: stijging van antistreptolysine O-titer - subtype-typering 80
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Behandeling Streptokokken groep A zijn gevoelig voor penicilline; bij penicilline allergie worden macroliden of lincomycinen gegeven. De duur van de therapie moet tien dagen zijn. Voor desinfectie kan gebruik gemaakt worden van chloor een 1.5% chlooroplossing.
Preventie - Algemene preventieve maatregelen: algemene persoonlijke hygiëne, - Immunisatie: geen.
81
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie
Bevestigd geval Een ziekte die klinische verdacht is voor scarlatina en laboratoriumtechnisch geconfirmeerd is.
82
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 7.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot minstens twee dagen na het starten van een behandeling met aangepaste antibiotica of tot minstens veertien dagen indien niet behandeld met aangepaste antibiotica.
7.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis : Chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen.
7.3.
Algemene profylactische maatregelen. Contact opnemen met gezondheidsinspecteur binnen 48 uur Chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van SCARLATINA (infectie met betahemolytische streptokokken van groep A) na validering op schoolniveau 1. Exclusie van patiëntje tot minstens twee dagen na het starten van een behandeling met aangepaste antibiotica of tot minstens veertien dagen indien niet behandeld met aangepaste antibiotica. 2. Indien er enkele gevallen zijn: geen maatregelen 3. Bij een epidemie (> 3 gevallen in één maand in dezelfde klas): -
-
-
Zorgen dat bij minstens één en liefst enkele van de patiënten nadere typering van de streptokok kan plaatsvinden. Typering kan de relatie tussen de gevallen bevestigen of ontkennen en maakt een inschatting mogelijk van de kans op het optreden van ernstige invasieve infecties tijdens de verheffing van roodvonk, zodat sneller besloten kan worden tot eventueel profylactisch behandelen van de contacten na overleg met de gezondheidsinspectie. zoeken naar vervellende (dit zijn vrijwel altijd niet behandelde) kinderen en naar kinderen met evidente streptokokkeninfecties (zoals impetigo). Deze kinderen komen alsnog voor behandeling in aanmerking en worden dus best verwezen naar hun huisarts. Huisartsen informeren over deze epidemie en het advies geven niet alleen alle gevallen van roodvonk, maar tijdelijk ook gevallen van acute keelpijn te behandelen met penicilline of clindamycine.
4. Melden aan de gezondheidsinspectie binnen de 48 uur 5. Info aan ouders van klasgenoten/personeel: wat is de ziekte?, wat zijn de eerste symptomen?, wat moet men doen?. 83
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Informatiebrief voor ouders (meer dan 3 gevallen in één klas) Betreft: scarlatina epidemie (roodvonk) Geachte ouders, De voorbije maand heerste er een kleine epidemie van roodvonk in de klas van uw kind. Roodvonk is een milde kinderziekte die meestal vooraf gegaan wordt van een keelontsteking en met een typische huiduitslag. Deze huiduitslag verschijnt meestal op de tweede dag van de ziekte en wordt vooral gezien in de nek, op de borst, onder de oksels, bij de ellebogen, in de liezen en aan de binnenkant van de dijen. De uitslag is kleinvlekkig en puntvormig (rood kippenvel). De huid voelt aan als schuurpapier. Andere symptomen kunnen optreden zoals een typisch uitzicht van de tong (frambozentong), uitslag in de mond en geen uitslag rond de mond (narcosekapje genoemd). Herstel treedt meestal op na maximaal 10 dagen. Men ziet dan ook dat de huid gaat vervellen, vooral aan de top van de vingers en de tenen. Indien u kind klachten heeft van een keelontsteking of één van hoger genoemde symptomen vertoont, gelieve dan uw huisarts te raadplegen en bijgevoegde brief te tonen. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Dank U wel voor uw medewerking, de CLB-arts
Informatiebrief voor huisarts (meer dan 3 gevallen in één klas) Betreft: scarlatina epidemie Geachte Collega, De voorbije maand werden ons meer dan 3 gevallen van scarlatina gemeld in de klas van uw patiënt. Indien uw patiënt klachten heeft van acute keelpijn en natuurlijk bij typische symptomen van roodvonk, lijkt het ons binnen deze epidemisch context aangewezen een behandeling voor Streptokokken A infecties op te starten. Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, de CLB-arts
84
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
8. Tuberculose
Ziektebeeld Tuberculose is een besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door een mycobacterium (de tuberkelbacterie of Kochbacil ). De infectie verloopt doorgaans symptoomloos. Ongeveer (slechts) 10-15% van de geïnfecteerde personen ontwikkelt gedurende het leven een actieve tuberculose. De meeste van deze ziektegevallen (80%) doen zich voor binnen twee jaar na de infectie of afname van de weerstand bij de gastheer kan aanleiding geven tot reactivatie van een latente infectie. Voorbeelden van ziekten/omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een verminderde weerstand zijn een HIV-infectie, diabetes mellitus, ondervoeding, alcohol- en drugsverslaving, maligniteit, radiotherapie, een behandeling met hoge dosissen immunosupressiva of corticosteroïden en psychische stressfactoren. Jonge kinderen en bejaarden zijn meer vatbaar voor infectie. Nadat de tuberkelbacterie is ingeademd, wordt deze in de longen gefagocyteerd door de alveolaire macrofaag. De bacterie komt dan in eerste instantie in de regionale lymfklieren terecht. Via lymfe- en bloedvaten kan verdere uitzaaiing binnen de longen (pulmonale tuberculose) en naar andere organen (extrapulmonale tuberculose) plaatsvinden. Pulmonaire tuberculose (tering) is de meest voorkomende vorm. Hierbij kunnen zich haarden ontwikkelen met centraal verkazende necrose (gesloten tuberculose), waarin door verweking holten (cavernes) ontstaan die doorbreken in de lagere luchtwegen (open tuberculose). Bij direct microscopisch onderzoek van het sputum worden dan tuberkelbacteriën gevonden en bestaat er besmettingsgevaar voor de omgeving. Extrapulmonale tuberculose is vooral gelokaliseerd in het skelet (wervels en gewrichten, de nieren, geslachtsorganen, hersenen, bijnieren, lymfeklieren en de huid) en is niet besmettelijk. De verschijnselen die optreden bij tuberculose zijn meestal weinig typisch tenzij een duidelijke lokalisatie op de voorgrond staat. Vaak bestaat er moeheid, lusteloosheid, vermagering, subfebrilitas en nachtzweten. Bij longtuberculose is er meestal een aanhoudende productieve hoest, eventueel haemoptoë, bij spondylitis tuberculosa rugpijn met soms een verzakkingsabces, bij lymfadenitis tuberculosa een pijnloze klierzwelling in de hals, bij niertuberculose hematurie en bij intestinale tuberculose chronisch diarree en buikkrampen.
Incubatieperiode varieert van drie tot acht weken tot levenslang; na een infectie wordt ongeveer 10% van de mensen ziek, waarvan 80% in de eerste twee jaar. HIV-geïnfecteerde ontwikkelen in aansluiting tot een infectie vaker en sneller tuberculose dan hun HIV–negatieve lotgenoten.
85
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Voorkomen Wereldwijd, vooral echter in de ontwikkelingslanden van Azië, Afrika en Zuid-Amerika en de voormalige Sovjetrepubliek. Afrika wordt momenteel het zwaarst getroffen door de gecombineerde epidemie van tuberculose en HIV. Ook in België komt TBC nog regelmatig voor in de orde van grootte van 10/ 100. 000 inwoners. Infectieus organisme - Mycobacterium tuberculosis complex (M. hominis, M. bovis, M. africanum) - Atypische mycobacteria (alleen pathogeen voor immunogedeprimeerden vb. HIV positieven) Een belangrijke eigenschap van de tuberkelbacterie is dat deze na infectie lange tijd (een mensenleven) latent aanwezig kan blijven. Onder ‘gunstige’ (= verminderde weerstand) omstandigheden kunnen latent aanwezige tuberkelbacteriën opnieuw gaan delen en klinische ziekte veroorzaken.
Reservoir mens, runderen (zeldzaam).
Transmissie - Aërogeen: na hoesten, niezen, spreken of zingen kunnen besmette sputumdruppels indrogen tot druppelkernen die meerdere uren in de lucht blijven zweven en bij inademen in de alveoli van de nieuwe gastheer doordringen. - Via de veestapel door het drinken van ongekookte melk afkomstig van runderen met uiertuberculose (zeldzaam). - Via niet-intacte huid of slijmvliezen bij contact met besmet materiaal (lokale TBC).
Besmettelijkheid - Gesloten pulmonale tuberculose is meestal niet besmettelijk en extrapulmonale tuberculose is vrijwel nooit besmettelijk. - De besmettelijkheid van tuberculose patiënten is afhankelijk van : - de concentratie van tuberkel bacillen in het sputum - de ernst van de hoestklachten - de hoesthygiëne van de patiënt - de veelvuldigheid en intensiteit van het contact met de patiënt - de ruimte waarin het contact plaats heeft - de weerstand van de contactpersoon - In het algemeen wordt het begin van de hoestklachten aangehouden als begin van de besmettelijke periode. In de regel is een patiënt na drie weken adequate behandeling niet meer besmettelijk.
86
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid Iedereen, maar vooral afhankelijk van immunitietstoestand (HIV, langdurige corticotherapie, …) en/of pathologie (silicose, diabetes, kanker, …..). De specifieke immuunrespons, zichtbaar gemaakt met de Mantouxtest, is in principe levenslang aanwezig maar biedt geen absolute bescherming
Diagnose - een ooit doorgemaakte infectie met de tuberkelbacil kan worden vastgesteld met behulp van de Mantoux of tuberculine test (berust op de overgevoeligheidsreactie van het vertraagde type die het lichaam vier tot acht weken na een infectie ontwikkelt tegen M. tuberculosis. Een omslag van de reactie is bewijzend voor een recente infectie). - Diagnostiek van een actieve tuberculose: anamnese (land van afkomst, contact met een tbcpatiënt, reis naar landen met hoge prevalentie, …), bacteriologie (microscopisch onderzoek, cultuur), röntgenonderzoek (thoraxfoto), histologie (Langerhans reuzecellen).
Behandeling Voor longtuberculose, veroorzaakt door een gevoelige M. tuberculosis stam, wordt een ambulante behandeling van tenminste zes maanden geadviseerd. De behandeling bestaat steeds uit een intensieve fase (snelle verlaging bacterie-load, duurt ± 2 maanden) en een vervolgfase gedurende minstens 4 maanden.
Preventie Algemene maatregelen: Hoest- en nieshygiëne. Ventilatie kan een belangrijke bijdrage leveren aan de reductie van het aantal kiemen in de lucht. Uiteraard dient voorkomen te worden dat “besmette lucht” wordt afgevoerd naar ruimten waar mensen kunnen verblijven. Vaste materialen zoals lakens en bestek vormen geen infectiebron en hoeven derhalve niet te worden gedesinfecteerd of vernietigd. Primaire preventie (actieve immunisatie) met BCG vaccin (Bacille Calmette Guerin), een levende verzwakte bovinestam: zelden. De beschermende werking van het vaccin is beperkt en de indicaties voor vaccinatie zijn dan ook eerder gelimiteerd: Ø Kind tot 5 jaar uit een land met een hoge prevalentie. Ø Gezondheidswerkers die voor meerdere maanden naar een land met hoge prevalentie vertrekken. Secundaire preventie: vroege diagnose en behandeling Chemoprofylaxe van contactpersonen (recent contact met een besmettingsbron, afhankelijk van leeftijd en intensiteit van contact): * Doelstelling: 87
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Preventieve chemotherapie door het langdurig toedienen van isoniazide aan gezonde tuberculine-positieve personen, vermindert het risico op latere reactivering van de restlaesies van een genezen primaire infectie met 90%. * Medicatie: Toediening van isoniazide (INH) in een éénmalige dosis van 5 mg/kg/dag met een maximum dosis voor volwassenen van 300 mg/dag, gedurende minimum 6 maanden. Bij HIV-positieve personen en kinderen wordt de chemoprofylaxe gedurende minimum 9 maanden toegediend (CDC). Wanneer de verantwoordelijke besmettingsbron INHen/of RMP-resistent was, of als de patiënt HIV-postief is, moet hij/zij doorverwezen worden naar een specialist. Om de nevenwerkingen in verband met het nerveuze systeem te voorkomen wordt vaak pyridoxine toegevoegd met een dosis van 250 mg/week. Dit is vooral belangrijk voor bij personen met ondervoeding, personen die vatbaar zijn voor zenuwontstekingen (bijvoorbeeld: alcoholisten en diabetici) en oudere personen. Chemoprofylaxe mag niet begonnen worden zonder een volledig klinisch onderzoek, inclusief een RX van de thorax (om een actieve TBC uit te sluiten) en levertests. Bij risicopersonen (alcoholgebruik, bejaarden, antecedenten van leverlijden) dient een controle van de levertesten te gebeuren 14 dagen na het opstarten van INH. Controle 2 maanden na start van de medicatie. Bij niet-risicopersonen dient een controle van de levertesten enkel te gebeuren bij klachten of symptomen. * Indicaties: a) Recent geïnfecteerde personen: - alle jonge kinderen die tuberculine-positief zijn en kinderen jonger dan 5 jaar met ID negatief (is na 2 maanden therapie de ID nog negatief: stop medicatie) - personen met recente tuberculine-omslag of virage - personen met een sterk positieve ID test: afhankelijk van leeftijd en intensiteit van het contact - personen die recent contact hebben gehad met een besmettingsbron (afhankelijk van de leeftijd; zie screening contactpersonen) b) Geïnfecteerden met verminderde weerstand, zelfs indien ze ID negatief zijn: - HIV-geïnfecteerden - intraveneuze druggebruikers c) Eventueel geïnfecteerde personen met diabetes mellitus, silicose, nierinsufficiëntie of in behandeling met langdurige corticotherapie, indien geen tegenindicaties zoals levertoxiciteit of therapie-ontrouw. d) Eventueel geïnfecteerde risicopersonen zoals alcoholici, daklozen en socaalmarginalen, indien geen tegenindicaties zoals levertoxiciteit of therapieontrouw.
88
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
*
Tegenindicaties: actieve tuberculose, levertoxiciteit, zwangerschap, sterk vermoeden van therapie-ontrouw
Overige preventie maatregelen Vroegopsporing van besmettelijke patiënten (RX screening van risicogroepen)
89
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een acute, subacute, chronische bacteriële infectie veroorzaakt door M. tuberculosis, gekenmerkt door de vorming van granulomen (long of andere organen). Klinische gevaldefinitie Een geval dat voldoet aan de volgende criteria: - een positieve tuberculine huidtest - andere tekens en symptomen compatibel met tuberculose (een abnormaal, onstabiel en verergerend of toenemend RX beeld) of klinische evidentie van een tbc infectie - behandeling met 2 of meer tuberculostatica - volledige diagnostisch evaluatie Laboratoriumcriteria - aantonen van zuurvaste bacillen in een klinisch specimen - isolatie van M. tuberculosis uit klinisch specimen - aantonen van M. tuberculosis via PCR Zeker geval Een klinisch geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is = bacteriologisch bevestigde TBC. Waarschijnlijk geval - klinisch positief - radiologisch positief - epidemische context zonder laboratoriumisolatie - anatomopathologisch positief
90
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 8.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na negativering van microbiologische onderzoeken
8.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk
5.3.
Algemene profylactische maatregelen. - contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur - immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk. - melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van tuberculose op schoolniveau 1. Patiënt verwijderen gedurende de periode van besmettelijkheid 2. Aangifteplichtige ziekte: schriftelijk aan te geven aan de gezondheidsinspecteur binnen de 48 uur 3. Info aan ouders, directie en personeel 4. Organiseren van centrifugaal en/of centripetaal contactonderzoek door de gezondheidsinspectie in overleg met de schoolarts
Contactonderzoek (centrifugaal en centripetaal) volgens het ringprincipe. Bij het onderzoek van contactpersonen gaat men progressief te werk volgens het zogenoemde ringprincipe. Er worden drie ringen onderscheiden: - eerste ring: dagelijkse en/of intieme contacten - tweede ring: wekelijkse contacten - derde ring: sporadische contacten De statistische kans om besmet te worden door contact met een patiënt van wie het sputum positief is bij rechtstreeks onderzoek bedraagt 20% in de eerste ring, 4% in de tweede ring en 0,3% in de derde ring. Bij het centrifugaal onderzoek tracht men na te gaan of contactpersonen van de zieke besmet werden. Contactpersonen uit de eerste ring worden steeds eerst onderzocht. Of ook de tweede en de derde ring wordt onderzocht, hangt af van de besmettelijkheid van de patiënt en van de bevindingen in de eerste ring.
91
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
-
wanneer de patiënt sputum opgeeft dat positief is bij rechtstreeks onderzoek wordt ook de tweede ring systematisch onderzocht, de derde ring enkel wanneer er in de tweede ring besmettingen zijn gevonden. Wanneer het sputum alleen positief is bij kweek, wordt de tweede ring enkel onderzocht indien er in de eerste ring besmettingen werden gevonden. Wanneer het sputum negatief is ofwel bij rechtstreeks onderzoek ofwel bij kweek wordt alleen de eerste ring onderzocht.
Bij het centripetaal onderzoek tracht men na te gaan door wie de zieke werd besmet m.a.w. men tracht de bron te vinden. Eerst wordt de eerste ring onderzocht. Indien hierin geen bron wordt gevonden, gaat men over tot het screenen van de tweede ring. Wanneer ook hierin geen zieken worden gevonden, gaat men over tot het onderzoeken van de derde ring. Bij het opstellen van de contactlijst dient men terug te gaan tot 6 maanden vóór de diagnose. Dit onderzoek moet zeker gebeuren bij kinderen < 15 jaar. Voor oudere personen zijn de sporadisch contacten vaak zo uitgebreid dat een bron vinden vaak heel moeilijk is, indien in ring 1 en 2 niets gevonden werd.
Welke onderzoeken dienen er te gebeuren? De tuberculinetest (ID: intradermo volgens Mantoux) is de meest aangewezen methode om een tuberculeuze besmetting op te sporen bij kinderen en de actieve volwassenen bij centrifugaal onderzoek. Interpretatie van ID: - aflezing gebeurt bij voorkeur na 72 uur en ten laatste 5 dagen na de inspuiting - grootte van induratie wordt uitgedrukt in aantal mm * induraties < 5 mm: negatief * induraties 5-9 mm: - negatief bij goede gezondheidstoestand - positief bij verminderde immunologische weerstand (HIV,Aids) - twijfelachtig bij recent contact met besmettingsbron * induraties 10-17 mm: - positief bij recent contact met besmettingsbron - positief bij kind en hoogbejaarde, afhankelijk van het type induratie - positief bij verminderde immunologische weerstand (HIV, Aids, kwaadaardige aandoeningen, corticoïdentherapie, Ondervoeding, IV druggebruik) - twijfelachtig tot positief bij goede gezondheidstoestand en afhankelijk van het type induratie * induraties =18 mm: positief -
-
type van induratie wordt uitgedrukt in 4 types: I : zeer hard; II : hard; III: hard/zacht; IV: week. beïnvloedingsfactoren: leeftijd, immunologische toestand, tbcmorbiditeitsprevalentie, recent contact met besmettingsbron, resultaten voorgaande ID’s, BCG-vaccinatie 92
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Wanneer de tuberculinetest negatief is bij contactpersonen van een patiënt met positief sputum (bij rechtstreeks onderzoek of bij kweek) wordt de tuberculinetest na twee maanden herhaald. Is de tweede tuberculinetest opnieuw negatief, dan worden geen verdere maatregelen getroffen. Bij het centripetaal onderzoek dient er onmiddellijk een RX te gebeuren voor bronopsporing bij bejaarden en personen die vroeger reeds positief reageerden op ID of reeds TBC doormaakten.
OPGELET: 1. Bij kinderen < 5 jaar wordt ook als de eerste tuberculinetest negatief is chemopreventie gestart. Zo de tweede tuberculinetest negatief is, wordt de preventieve behandeling gestopt, tenzij het contact met de besmettingsbron nog niet is verbroken. Bij positieve tuberculinetest wordt de preventie verder gezet, 9 maanden in totaal. 2. Bij HIV positieve personen en immunogedeprimeerde personen, moet chemopreventie worden toegediend, ook al zijn ze tuberculinenegatief op de eerste test. Wanneer de eerste of de tweede tuberculinetest positief is, moet een thoraxradiografie verricht worden. Bij bejaarden en bij personen die vroeger reeds positief reageerden op de test of die tuberculose hebben doorgemaakt, wordt meteen een radiografie genomen. Zo de radiografie geen tekens van actieve tuberculose vertoont, moet chemopreventie worden ingesteld.
Chemoprofylaxe Indicatie is formeel bij: - virage (wanneer de tuberculinetest binnen de twee jaar van negatief naar positief is omgeslagen) - tuberculine positieve personen zonder voorgaande resultaten is chemopreventie des te meer aangewezen naarmate ze jonger zijn en naarmate het contact nauwer of frequenter is. Regime: - INH 5 mg/kg.dag met max 300 mg/dag gedurende minstens 6 maanden, liefst 9 maanden zeker bij kinderen, HIV-positieve personen en personen met röntgentekens van actieve tuberculose. - Bij HIV-seropositieve personen kan ook RMP 10 mg/dag + PZA 25 mg/kg toegediend worden onder controle van de levertesten. Bij patiënten behandeld met protease inhibitoren of met nucleoside reverse transcriptasen wordt RMP vervangen door rifabutine. - Bij blijvende INH intolerantie of bij INH resistentie van de besmettingsbron kan RMP 10 mg/dag gedurende 4 maanden worden toegediend. Controle-onderzoeken Wegens de toxiciteit van INH die toeneemt met de leeftijd is controle van de leverfunctie (tansaminase en bilirubine) vereist of aangewezen: 93
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
- voór de behandeling: bij personen met leverlijden, alcoholiekers, zwangeren, vrouwen in postpartum, oudere personen die medicatie innemen voor een chronische aandoening, HIV seropositieve personen. - tijdens de behandeling: - maandelijks bij personen met gestoorde levertesten voor de behandeling - bij klachten: verminderde eetlust, braken, donkere urine, paresthesieën, vermoeidheid, koorts gedurende meer dan 3 dagen De medicatie moet gestopt worden wanneer de transaminasen - meer dan driemaal hoger zijn en er tekens zijn van leverlijden - meer dan vijfmaal hoger zijn wanneer er geen tekens zijn van leverlijden Zo er radiologische afwijkingen worden vastgesteld die suggestief zijn voor tuberculose is verwijzing naar de longarts nodig.
Opvolging van contactpersonen - Indien chemopreventie is ingesteld? na 2 maanden: - klinisch onderzoek - controle therapietrouw ? na 1 jaar: controle RX - Indien geen chemopreventie werd toegepast wordt na 6 maanden, 1 jaar en 2 jaar een controle RX verricht. - Bij oud-positieven wordt na 6 maanden, 1 jaar en 2 jaar een controle RX verricht.
94
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: geval van actieve tuberculose Geachte ouders, Op de school van uw kind werd een geval van tuberculose vastgesteld. Om na te gaan of er anderen werden besmet zal de gezondheidsinspectie in samenspraak met de CLB-arts in de eerstkomende dagen een preventief tbc-onderzoek organiseren in de school. Het onderzoek bestaat uit het plaatsen van een tuberculinehuidtest. Indien uw kind voor deze ziekte gevaccineerd werd of vroeger reeds deze test onderging en hierop positief (rode harde papel) reageerde, gelieve ons dan wel van tevoren te verwittigen. Voor meer informatie kan u steeds terecht bij de CLB-arts. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
Informatiebrief voor ouders Betreft: screening van anderstalige nieuwkomers Geachte ouders, Bij het binnenkomen van ons land onderging uw kind geen onderzoek in verband met tuberculose. Tuberculose is een besmettelijke ziekte die meestal de longen aantast en een ernstig verloop kan kennen. Om uw kind hiervoor beter te kunnen beschermen zal er in de komende dagen een tuberculine huidtest worden gezet op school. Indien uw kind voor deze ziekte gevaccineerd is of de ziekte reeds doormaakte of reeds positief (rode harde papel) heeft gereageerd op zo een huidtest, gelieve ons dan zo snel mogelijk te verwittigen. Voor meer informatie kan u steeds terecht bij de CLB-arts. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
95
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Tuberculose folder.
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Administratie Gezondheidszorg Gezondheidsinspectie Limburg
96
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
97
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
98
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
9. Shigellose (dysenterie) Ziektebeeld Acute, bacteriële darmziekte; de infectie begint met koorts en buikkrampen, gevolgd door waterdunne frequente diarree; na enkele dagen wordt de diarree slijmerig, vaak met bloed. Andere symptomen zijn: koorts, spierpijn, misselijkheid, braken, krampen. Soms verloopt de infectie zonder verschijnselen. Bij jonge kinderen, bejaarden en patiënten met een verminderde weerstand kan de infectie ernstig verlopen.
Incubatieperiode 1 - 7 dagen
Voorkomen wereldwijd
Infectieus agens Gram-negatieve, toxineproducerende bacterie (Shigella dysenteriae, S. flexneri, S. boydii, S. sonnei)
Reservoir de mens is het enige reservoir
Transmissie - faeco-oraal contact met patiënt of drager - via voedsel; het voedsel is dan meestal door de mens besmet; besmetting van voedsel via vliegen die de Shigella van faeces op het voedsel overbrengen is ook mogelijk.
Besmettelijkheid - de besmettelijkheid is hoog: de ziekte heeft een erg lage MID (minimale infectieuze dosis). - 4 weken tot enkele maanden (zelden langer dan 1 jaar) - symptoomloze dragers kunnen ziekte overbrengen
Vatbaarheid - Iedereen is vatbaar; - Reïnfectie (met een ander Shigella subtype) is mogelijk. Diagnose faeceskweek: isolatie van de kiem 99
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Behandeling Opname in het ziekenhuis (re)hydratatie + op peil houden van de vochtbalans. Antibiotica enkel voor de ernstige vormen (op basis van antibiogram): cotrimoxazol, amoxicilline, ciproflocacine, ampicilline.
Preventie - patiënt in de mate van het mogelijk een eigen toilet, - ontlasting van de besmettelijke patiënt kan door het toilet gespoeld worden, - de toiletpot en -bril moeten na elk gebruik door de patiënt grondig gedesinfecteerd worden met een 1.5% chlooroplossing evenals aangeraakte deurknoppen, doorspoeltrekkers/drukknoppen en kranen dienen gedesinfecteerd te worden, - goed de handen wassen na toiletgebruik en voor het eten is essentieel; hiervoor dienen wegwerphanddoeken of een aparte handdoek voor de patiënt die elke dag verschoond wordt te worden gebruikt.
100
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte met wisselende expressie gekenmerkt door diarree, buikpijn, nausea, slijmerige of bloederige stoelgang; soms asymptomatisch Laboratoriumcriteria Isolatie van Shigella-species uit klinisch specimen Waarschijnlijk geval Een klinisch geval dat epidemiologisch gelinkt is aan een laboratoriumtechnisch bevestigd geval. Zeker geval Een laboratoriumtechnisch bevestigd geval.
101
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit
9.1.
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid va n de school: Verwijdering tot na 2 negatieve coproculturen
9.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Verwijdering tot na negatieve coprocultuur
9.3.
Algemene profylactische maatregelen. Contact opnemen met gezondheidsinspecteur binnen 48 uur Verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetten van de sanitaire voorzieningen Bronopsporing en bijbehorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk Maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van shigellose op schoolniveau na validering van de diagnose 1. Kleuters: exclusie van het patiëntje tot na twee negatieve coproculturen te nemen 48 uur na het stoppen van de antibiotica en met een tussentijd van minstens 24 uur. 2. Grotere kinderen: exclusie tot klinisch herstel en normaal gevormde ontlasting. 3. Exclusie van gezinscontacten van patiëntje van werk tot na een negatieve coprocultuur, enkel indien werkzaam in de voedingssector; in een crèche of een kleuterschool2 . 4. Aangifteplichtige ziekte: gezien de ernst van infectie dient de gezondheidsinspectie zo snel mogelijk gecontacteerd te worden. De aangifte dient schriftelijk bevestigd te worden binnen de 48 uur. 5. Info aan ouders van klasgenoten/personeel 6. Inventariseren van de gevallen (naam, geboortedatum, aanvangsdatum, gevallen in familie) 7. Extra aandacht voor handhygiëne (nagels kortgeknipt houden, handen wassen na toiletgebruik en voor het eten) en toilethygiëne (extra onderhoud met een 1.5% chloorhoudende oplossing van toilet en toiletbril, WC-hendel, deurknop, kraanknop, … ) 2
dit advies wijkt lichtjes af van de maatregelen vermeld in het ministerieel uitvoeringsbesluit, doch is de consensus binnen de gezondheidsinspectie 102 Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
8. Bronopsporing kan gebeuren in overleg met de gezondheidsinspectie 9. Bij meerdere gevallen in verschillende klassen van een school waar men warme maaltijden aanbiedt en dit in overleg met de gezondheidsinspectie: opvragen schoolmenu, opvragen bereidingswijze, hygiënisch onderzoek van de keuken, eventueel analyseren van voedselresten via gezondheidsinspectie, coproculturen van keukenpersoneel. 10. Bij meerdere gevallen in één klas: coprocultuur bij de medeleerlingen en bij de leerkrachten in overleg met de gezondheidsinspectie.
103
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van shigellose (dysenterie) Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een leerling met shigellose (dysenterie). Shigellose is een darminfectie veroorzaakt door de shigella bacterie en begint met koorts en buikkrampen en wordt gevolgd door waterdunne diarree; na enkele dagen wordt de diarree slijmerig, vaak met bloed. Andere symptomen kunnen zijn: koorts, spierpijn, misselijkheid, braken, krampen. Soms verloopt de infectie zonder verschijnselen. De ziekte kan van het ene kind op het andere overgedragen worden door onvoldoende handen/of toilethygiëne en onrechtstreeks ook door besmet voedsel. Mogen wij U vragen uw huisarts onmiddellijk te raadplegen in geval uw kind buikkrampen en/of diarrea zou vertonen. Gelieve de huisarts dan ook deze brief te tonen. De wet op het voorkomen van besmettelijke ziekten voorziet dat kleuters met shigellose niet naar school komen totdat het onderzoek van de stoelgang (coprocultuur) 2 maal na elkaar aantoonde dat er geen shigella bacteriën meer aanwezig zijn. Grotere kinderen mogen terug naar school vanaf het ogenblik dat ze geen symptomen meer hebben en de stoelgang terug goed gevormd is. Verder is extra aandacht en zorg voor de (dagelijkse) hygiëne noodzakelijk: nagels kortgeknipt houden, handen wassen na toiletgebruik en voor het eten en drogen met wegwerpdoekjes. Mocht uw kind shigellose hebben dient het toilet, de toiletbril, de toilet hendel, de deurknop en kraanknop na gebruik telkens ontsmet te worden met een 1,5% chlooroplossing. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
104
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor ouders Betreft: meerdere gevallen van shigellose (dysenterie) Geachte ouders, In de klas van uw kind zijn er meerdere leerlingen met shigellose (dysenterie). Shigellose is een darminfectie veroorzaakt door de shigella bacterie en begint met koorts en buikkrampen en wordt gevolgd door waterdunne diarree; na enkele dagen wordt de diarree slijmerig, vaak met bloed. Andere symptomen kunnen zijn: koorts, spierpijn, misselijkheid, braken, krampen. Soms verloopt de infectie zonder verschijnselen. De ziekte kan van het ene kind op het andere overgedragen worden door onvoldoende handen/of toilethygiëne en onrechtstreeks ook door besmet voedsel. Gezien er in de klas van uw kind meerdere kinderen zijn met deze darminfectie is het aan te raden dat u deze avond nog uw huisarts contacteert voor een onderzoek van de stoelgang van uw kind. Aldus zullen ook kinderen die niet ziek zijn van de bacterie, doch wel andere kinderen kunnen besmetten opgespoord en behandeld worden. Alleen zo kunnen wij deze (mini-) epidemie bestrijden. Gelieve de huisarts dan ook deze brief te tonen. De wet op het voorkomen van besmettelijke ziekten voorziet dat kleuters die drager zijn van de shigella bacterie niet naar school komen totdat het onderzoek van de stoelgang (coprocultuur) 2 maal na elkaar aantoonde dat er geen shigella bacteriën meer aanwezig zijn. Deze culturen dienen te gebeuren 48 uur na het stoppen van de behandeling en met minstens 24 uur tussentijd. Voor grotere kinderen die drager zijn, wordt behandeld volgens het antibiogram. Zij mogen naar school indien ze geen symptomen hebben, maar dienen een strikte handhygiëne toe te passen: nagels kortgeknipt houden, handen wassen na toiletgebruik en voor het eten en drogen met wegwerpdoekjes. Mocht uw kind drager zijn van de shigella bacterie dient het toilet, de toiletbril, de toilet hendel, de deurknop en kraanknop na gebruik telkens ontsmet te worden met een 1,5% chlooroplossing. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts,
105
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor de huisarts Betreft: meerdere gevallen van shigellose (dysenterie) Geachte Collega, In de klas van uw patiënt zijn er meerdere leerlingen met shigellose (dysenterie). Om deze (mini) epidemie in te dijken raden wij, in overleg met de gezondheidsinspectie, aan symptoomloze dragers op te sporen en te behandelen. Hartelijk dank voor de medewerking en steeds bereid tot verder overleg. Met vriendelijke groeten, de CLB-arts,
106
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
10. Salmonellose
Ziektebeeld De infectie kan mild tot zeer ernstig verlopen. Besmetting manifesteert zich meestal als een acute darmontsteking, gepaard gaande met koorts, hoofdpijn,diarree, misselijkheid, buikpijn en braken. De symptomen duren ongeveer één week. Afhankelijk van de infectiedosis en gesteldheid van de patiënt kan de infectie leiden tot ernstige enteritis of colitis met bloederige diarree. Chronisch dragerschap komt zelden voor. Lokale ontstekingshaarden kunnen ontstaan zoals appendicitis, osteomyelitis, endocarditis en infectie van de urinewegen. Zeldzaam treden ulceraties van de dunne darm met secundaire lokalisaties (osteïtis) en sepsis op.
Incubatieperiode 6 tot 72 uur, gemiddeld 24 tot 48 uur Dit is mede afhankelijk van het aantal bacteriën, de virulentie en de gastheerfactoren.
Voorkomen wereldwijd
Infectieus agens > 2000 serotypes, belangrijkste serotypes bij de mens zijn S. Enteritidis, S. Typhimurium
Reservoir mens (dragers) en darmkanaal van dieren Besmettingsweg - dierlijke en menselijke uitwerpselen - contaminatie van voedsel en water, kruisbesmetting (het eten van besmette voedingsmiddelen die door vlees besmet zijn) - gevogeltevlees, ander vlees, eieren, melk, vis en visproducten, diverse voedingsmiddelen - minder frequent van mens tot mens
Besmettelijkheid Mensen met klachten of symptoomloze dragers spelen weinig of geen rol bij de overdracht. Er zijn doorgaans veel bacteriën nodig om ziekteverschijnselen te veroorzaken. De infectieuze dosis van S. Enteritidis en S. Typhimurium is meestal zeer hoog > 100000 kiemen. Na de klinische genezing kan de kiem gedurende meerdere weken uitgescheiden worden (dragers). 107
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid - Iedereen is vatbaar - Reïnfectie is mogelijk - Ongeveer 40% van de infecties treedt op bij kinderen van twee tot vier jaar. Bij mensen boven de zestig jaar daalt de weerstand, waardoor 10 % van de infecties bij hen meer voorkomt.
Diagnose Aantonen van bacteriën in urine of fecesonderzoek. Door het niet continu uitscheiden kunnen bij éénmalig onderzoek de bacteriën vrij gemakkelijk worden gemist. Er moet dan ook drie opeenvolgende dagen kweekmateriaal afgenomen worden. Bacteriën kunnen soms ook in het bloed worden aangetoond.
Behandeling (Re)hydratatie en op peil houden van de vochtbalans bij hevige diarree. Antibiotica zijn niet aangewezen, daar het nauwelijks effect heeft op het genezingsproces en het dragerschap kan verlengd worden; tevens is er kans op het ontstaan van resistentie. Bij lokale ontstekingsprocessen zoals endocarditis en bij septische beelden kunnen antibiotica wel worden toegepast.
Preventie Actieve / passieve immunisatie: geen Algemene preventieve maatregelen: * Voedselbereiding: - door vlees en eieren goed te koken of te bakken worden de Salmonellae in de meeste gevallen gedood, - kruiscontaminatie vermijden, - goed wassen van de groenten, - het gebruik van rauwe eieren in niet verwarmde producten houdt steeds een risico in, dit kan voorkomen worden door gebruik van gepasteuriseerde eieren. * Voedselbewaring: voldoende koelen zal voorkomen dat de eventuele aanwezige bacteriën zich kunnen vermenigvuldigen (bv. filet américain) * Wassen van handen bij voedselbewerking * Wassen van handen voor het aan tafel gaan * Toilethygiëne: handen wassen na toiletgebruik, hiervoor wegwerphanddoeken gebruiken.
108
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie: cluster van salmonellose
Klinische beschrijving Meer dan twee gevallen op één week door Salmonella-kiem met als symptoom koorts (al of niet), diarree, nausea, braken en krampen. Laboratoriumcriteria Identificatie van S. Enteritidis of S. Typhimurium uit feces of hemocultuur Waarschijnlijk geval Meer dan twee gevallen geclusterd in ruimte en tijd, na gemeenschappelijke maaltijd Zeker geval Meer dan twee gevallen geclusterd in ruimte en tijd, na gemeenschappelijke maaltijd, met hetzelfde organisme in klinisch specimen en in voedselingrediënt.
109
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit
10.1
Maatregelen betreffende de zieke leerling/personeelslid van de school: Verwijdering tot na klinische genezing
10.2
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met zieke thuis : Geen
10.3
Algemeen profylactische maatregelen - Contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen de 48 uur - Eventueel opsporen van de bronnen - Verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en van de sanitaire voorzieningen; zonodig bronopsporing; melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Controlemaatregelen bij melding van salmonellose op schoolniveau 1. Exclusie van patiëntje tot na klinische genezing 2. Dringend contact opnemen met de gezondheidsinspectie indien er meer dan 2 gevallen zijn in één klas en/of school, op 1 week, besmet met dezelfde kiem en schriftelijke de melding bevestigen binnen de 48 uur. 3. Contact opnemen met de arbeidsgeneesheer 4. Info aan ouders van klasgenoten/ personeel 5. Inventariseren van de gevallen (naam, geboortedatum, aanvangsdatum, gevallen in familie) 6. Extra aandacht voor handhygiëne ( handen wassen na toiletgebruik, voor het eten, wegwerphanddoekjes) 7. Bronopsporing kan gebeuren in overleg met de gezondheidsinspectie 8. Bij meerdere gevallen in klas /of school: opvragen schoolmenu, opvragen bereidingswijze, hygiënisch onderzoek van de keuken, coproculturen nemen van het keukenpersoneel en eventueel analyseren van voedselresten via gezondheidsinspectie.
110
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders
Betreft: melding salmonellose Geachte ouders, In de klas/ in de school van uw kind zijn er enkele gevallen met Salmonellose infectie. Een Salmonella infectie is een besmettelijke diarree die meestal met koorts gepaard gaat en dit meestal veroorzaakt wordt door het eten van voedsel besmet met Salmonellabacteriën, b.v. het gebruik van besmette rauwe eieren in gerechten die niet verhit worden, het onvoldoende doorbakken van gehakt of gevogelte, het onvoldoende wassen van rauwe groenten. Een overdracht van mens op mens gebeurt uiterst zelden, maar deze mogelijkheid bestaat wanneer er geen goede handhygiëne is. Om te voorkomen dat andere kinderen ziek worden is een goede handhygiëne de belangrijkste preventieve maatregel: - na toiletbezoek en voor iedere maaltijd de handen grondig wassen met water en zeep - de nagels kort knippen en dagelijks schoonmaken - wegwerphanddoekjes gebruiken of een handdoek voorbehouden voor persoonlijk gebruik. Indien uw kind in de loop van de volgende dagen darmklachten met diarree, overgeven en koorts vertoont, gelieve dan uw kind thuis te houden en de huisarts te raadplegen. Indien u vragen heeft, kan u ons steeds bereiken in het CLB-centrum. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
111
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
11. Kinkhoest Ziektebeeld Kinkhoest is een acute besmettelijke ziekte van de luchtwegen. Zij wordt veroorzaakt door de bacterie Bordetella pertussis. Het lange hoesten wordt veroorzaakt door het toxine. Sterfte ten gevolge van kinkhoest komt slechts weinig voor en dan nog voornamelijk bij kinderen jonger dan één jaar. De moederlijke antistoffen bij de zuigeling beschermen namelijk niet tegen kinkhoest. De ziekte is gekenmerkt door het doormaken van een aantal fases: • 1ste fase: catarraal stadium (1 à 2 weken): een doodgewone (neus)verkoudheid en algeheel malaisegevoel. Vooral ‘s nachts is er een harde droge prikkelhoest. • 2de fase: paroxysmaal stadium (2 weken) gekenmerkt door verscheidene expiratoire hoeststoten (5-15) die elkaar snel opvolgen, waarna een lange piepende inhalatie volgt. Het hoesten gaat gepaard met het opgeven van helder, taai sputum. Soms braakt de patiënt. • 3de fase: reconvalescentie stadium: de typische hoeststoten gaan over in een losse hoest die nog enkele weken duurt.
Incubatieperiode 7 tot 10 dagen, nooit langer dan 3 weken.
Voorkomen wereldwijd, in België een tiental gevallen per jaar.
Infectieus agens bacterie: Bordetella pertussis, Bordetella parapertussis.
Reservoir de mens, het virus bevindt zich in de luchtwegen van zieke en van symptoomloze dragers.
Transmissie aërogeen
Besmettelijkheid De besmettelijkheid is het grootst in het begin van het catarrale stadium, voor dat de typische hoestbuien beginnen en duurt tot 4 weken nadat deze hoestbuien begonnen zijn. Door antibioticatherapie wordt de besmettelijkheid teruggebracht tot 5-7 dagen na de start van de therapie. Atypische kinkhoestpatiënten en symptoomloze infecties zijn geen belangrijke bron van besmetting. 112
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid De moederlijke antistoffen bij de zuigeling beschermen niet tegen kinkhoest. Na vaccinatie: infectie is mogelijk, deze verloopt dan meestal atypisch: aanslepende luchtweginfectie met hoestbuien. Het doormaken van de ziekte geeft een verlengde immuniteit maar herinfectie is mogelijk.
Diagnose Klinisch Microbiologisch: isolatie van bacteriën door middel van een pernasale keeluitstrijk. Ongeveer 4 weken na het begin van de ziekte is de kweek of PCR bijna altijd negatief. Ook toediening van antibiotica kan een vals-negatieve uitslag geven Serologisch: aantonen van pertussis specifieke IgA en IgG antistoffen; een titerstijging (4x titer toename) tussen een eerste en een tweede bloedstaal kan wijzen op recente kinkhoestinfectie
Behandeling symptomatisch (hoestremmer, ..); antibiotica zijn alleen zinvol indien de therapie gestart wordt in een vroeg stadium. Macroliden zijn 1ste keuze preparaten. Als alternatief kan cotrimoxazol gebruikt worden. Erythrocine gedurende 14 dagen, 50 mg/kg/dag gespreid over verschillende innamen Clarithromycine: 7,5 mg/kg, 2 x daag, gedurende 14 dagen en andere neomacroliden..
Preventie Adequate actieve immunisatie (vaccinatie): 4 dosissen in 0-18 maanden: - schema: 2, 3, 4, en 13 maanden (te samen met difterie, tetanus en polio) - type vaccin: acellulair * * * *
Infanrix (Di + Te+ acellulair Per): 4 injecties IM: 0, 4w, 8w, 12w , 9-12maanden, € 17.35; Tetravac (Di + Te + acellulair Per + Polio): 4 injecties IM: 0, 4w, 8w, 12w , 9-12 maanden, € 20.72; dit vaccin wordt gratis verdeeld door de gezondheidsinspectie Infanrix IVP (Di + Te+ acellulair Per + Polio): 4 injecties IM: 0, 4w, 8w, 12w, 912maanden, .? € Infanrix IVP + Hib (Di + Te+ acellulair Per + Polio + Hib): 4 injecties IM: 0, 4w, 8w, 12w , 9-12maanden, ? €.
113
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een aanslepende hoest van meer dan 2 weken met één van de volgende symptomen: hoestbuien, gierende hoestbui (whooping) of braken na hoest zonder duidelijk verklaring. Laboratoriumcriteria isolatie van B. pertussis positieve PCR voor B. pertussis significante titerstijging van pertussistoxine antistoffen Waarschijnlijk geval Een geval dat aan de klinische definitie beantwoordt maar dat niet laboratoriumtechnisch bevestigd is of dat epidemiologisch verwant is aan een laboratorium geval. Zeker geval Een geval dat of laboratoriumtechnisch bewezen is of epidemiologisch gelinkt is aan een laboratoriumtechnisch bewezen geval.
114
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 11.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid. 112.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen.
11.3. Algemene profylactische maatregelen. - Contact opnemen met gezondheidsinspecteur binnen 48 uur. - Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit. - Chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties, overleg met de gezondheidsinspectie is aanbevolen. - Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van pertussis op schoolniveau 1. Exclusie van patiënt(je) tot genezing; genezing is ofwel periode van 21 dagen ofwel 5 dagen antibiotica therapie 2. Gezinsleden doorsturen naar huisarts : chemoprofylaxe 3 wordt aanbevolen voor gezinsleden van patiënt ongeacht hun vaccinatietoestand 3. Gezien de ernst van de infectie dient de gezondheidsinspectie zo snel mogelijk gecontacteerd te worden (eventueel via GSM of de dokter van wacht). Pertussis is een aangifteplichtige ziekte: de melding dient schriftelijk bevestigd te worden binnen 48 uur. 4. Contactname met de arbeidsgeneesheer 5. Info aan ouders, medeleerlingen en aan het personeel: wat is de ziekte, hoe wordt ze overgedragen, wat zijn de eerste symptomen , wat moet men doen. 6. Via contact name met leerkracht navragen naar symptomen bij klasgenoten 7. Op schoolniveau wordt chemoprofylaxe niet aanbevolen. 8. Nagaan van vaccinatiestatus bij kinderen jonger dan 7 jaar, zelf vaccinatie aanbieden of doorverwijzing naar huisarts voor eventuele correctie met acellulair vaccin indien niet in orde . 3
chemoprofylaxe: erythromycine 50 mg/kg/24 uur in 3 dosissen gedurende 14 dagen, volwassenen: 3 x 500 mg/dag gedurende 14 dagen. Azithromycine 10-12 mg/kg/dag in 1 dosis gedurende 5 tot 7 dagen Clarithromycine 15-20 mg/kg/dag in 2 dosissen (max. 1 g/dag) gedurende 5 tot 7 dagen 115 Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002 -
-
Correcte vaccinatie als baby (4 dosissen): booster met acellulair vaccin tenzij de laatste dosis < 3 jaar geleden is of indien ze ouder zijn dan 7 jaar Onvolledige vaccinatie: correctie van de vaccinatiestatus met acellulair vaccin
9. Bijhouden precieze inventaris van gevallen.
116
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van kinkhoest Geachte ouders, In de klas van uw kind is er een kind met kinkhoest. Kinkhoest is een besmettelijke ziekte van de luchtwegen die veroorzaakt wordt door een bacterie en overgedragen wordt door hoesten, niezen, praten, … .. In het begin lijkt de ziekte op een gewone verkoudheid met vooral ‘s nacht een droge prikkelhoest. Later, na ongeveer 1 week volgen dan de voor kinkhoest typische hoestbuien. Bij nazicht van het dossier van uw kind blijkt hij/zij volledig in orde te zijn met de kinkhoest vaccinatie. De kans dat uw kind kinkhoest krijgt is dan ook bijzonder klein. of hij/zij volledig in orde te zijn met de kinkhoest vaccinatie, maar gezien de laatste dosis meer dan 3 jaar geleden is en uw kind jonger is dan 7 jaar, wordt een herhalingsinenting aangeraden. Raadpleeg hiervoor uw huisarts en toon hem deze brief. of hij/zij niet in orde is met de kinkhoest vaccinatie; in dit geval contacteert U best de huisarts zodat deze de vaccinatie alsnog kan toedienen. Toon hem deze brief. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB centrum Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, de CLB -arts
117
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor huisarts Betreft: melding van kinkhoest Geachte collega, In de klas van uw patiënt is er een kind met kinkhoest. Bij nazicht van het dossier van uw patiënt blijkt dat uw patiënt volledig in orde is met de kinkhoest vaccinatie. Maar gezien de laatste inenting meer dan 3 jaar geleden is en uw patiënt jonger is dan 7 jaar, wordt een booster met het acellulair vaccin aanbevolen. of uw patiënt is niet in orde met de kinkhoest vaccinatie. Gelieve dit in orde te brengen. Vanzelfsprekend zijn/blijven wij in nauw contact en overleg met de gezondheidsinspectie. Op dit ogenblik wordt er niet aangeraden om chemoprofylaxe toe te dienen aan klasgenootjes. Mocht de toestand zich wijzigen zullen wij U dit onmiddellijk laten weten. Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, de CLB –arts
118
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
12. Bof Ziektebeeld Bof is een infectieziekte, veroorzaakt door het bofvirus, die voornamelijk bij kinderen voorkomt. De ziekte heeft in de meeste gevallen een mild verloop; bij een derde van de geïnfecteerden is de infectie niet manifest (men is wel besmettelijk). Indien manifest, begint de ziekte met koorts; tegelijkertijd ontstaat een parotitis. Na enkele dagen breidt de zwelling zich via de onderkaak uit en kan dubbelzijdig worden. Het oorlelletje wordt hierdoor opgelicht. De vergrote speekselklier veroorzaakt pijn vooral bij het openen van de mond. Ook oorpijn komt frequent voor. De zwelling van de parotis neemt na ongeveer een week af en is binnen twee weken geheel verdwenen. Volgende complicaties zijn o.m. mogelijk: orchitis (voornamelijk na de puberteit), oöphoritis, pancreatitis, doofheid, meningitis (4-10/1000).
Incubatieperiode 16 tot 21 dagen.
Voorkomen Wereldwijd, endemisch in dichtbevolkte gebieden, eventueel ook epidemisch wanneer een groot aantal niet-geïmmuniseerde personen samenleven.
Infectieus agens bofvirus (paramyxovirus).
Reservoir de mens
Transmissie - aërogeen (druppelinfectie uit neus- en keelholte); het virus bevindt zich in het speeksel van zieke patiënten. - urine tot 5 dagen na het begin van de aandoening bevat ook het virus. Besmettelijkheid Vanaf vijf dagen voor de zwelling tot ongeveer negen dagen na het begin van de zwelling. In de urine is tot vijf dagen na het begin van de parotitis bij 80% van de patiënten het virus aantoonbaar. Ook patiënten met een subklinische infectie zijn besmettelijk.
Vatbaarheid Na klinische of subklinische infectie met het bofvirus en na vaccinatie ontstaat een levenslange immuniteit. 119
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Diagnose Klinisch Microbiologisch: isolatie van virussen uit speeksel, bloed, urine en cerobrospinaal vocht gedurende de acute fase van de ziekte Serologisch: aantonen van IgM antistoffen: een titerstijging (4x titer toename) tussen een eerste en een tweede bloedstaal kan wijzen op recente bofinfectie
Behandeling symptomatisch (analgetica, ...). Fruitsap wordt best vermeden daar het drinken van fruitsap de speekselvloed stimuleert zodat de klierpijn heviger wordt.
Preventie Actieve immunisatie (vaccinatie): het vaccin is onderdeel van de MBR cocktail die gegeven wordt op de leeftijd van 14 maanden en 10 - 12 jaar. Vaccins : Trivalent mazelen- bof- rubella vaccin • MMR Vax, S.C., € 18.79, dit vaccin wordt gratis ter beschikking gesteld en toegediend door de CLB-arts. • Priorix, S.C., € 18.79. Het vaccin toedienen na contact met een geïnfecteerde persoon heeft geen profylactische waarde. De immuunrespons op het vaccin verloopt te traag om een profylactisch effect van het vaccin te verhopen in geval van blootstelling aan het virus Er bestaat evenwel geen tegenaanwijzing om kinderen tijdens deze periode met het trivalent vaccin in te enten.
120
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte met een acuut begin van een unilaterale of bilaterale zachte, zelf-limiterende zwelling van de oorspeekselklier die = 2 dagen duurt en zonder andere duidelijke oorzaak. Laboratoriumcriteria - isolatie van het bofvirus of - duidelijke titerstijging van het IgG voor bof in het serum tussen de titer tijdens de acute fase en een titer tijdens de herstelperiode of - IgM positief Waarschijnlijk geval Een klinisch compatibel geval zonder isolatie van het virus of zonder titerbepaling dat epidemiologisch niet gelinkt is aan een zeker of waarschijnlijk geval. Zeker geval Een klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch onderbouwd is en dat epidemiologisch gelinkt is aan een zeker of waarschijnlijk geval. Een laboratoriumtechnisch bevestigd geval moet niet voldoen aan de klinische beschrijving.
121
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 12.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot minstens negen dagen na het begin van de zwelling van de speekselklier 122.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit
12.3. Algemene profylactische maatregelen. - Melden aan de gezondheidsinspecteur - Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit - Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van Bof op schoolniveau 1. Exclusie van patiënt(je) tot na klinische genezing 2. Info aan ouders, medeleerlingen en aan het personeel: wat is de ziekte, hoe wordt ze overgedragen, 3. Nagaan van vaccinatiestatus, zelf vaccinatie aanbieden of doorverwijzing naar huisarts voor eventuele correctie indien niet in orde. 4. Contact name met de gezondheidsinspectie voor overleg 5. Contact name de arbeidsgeneesheer voor overleg 6. Bijhouden precieze inventaris van gevallen.
122
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van dikoor (bof) Geachte ouders, In de klas van uw zoon/dochter wordt een geval gesignaleerd van dikoor. Uit het medisch dossier van uw zoon/dochter blijkt dat hij/zij niet beschermd is tegen deze ziekte. De vaccinatie tegen bof wordt best zo spoedig mogelijk in orde gebracht. Dat kan gebeuren door à onze diensten: de schoolarts zal morgen in de school niet-beschermde kinderen vaccineren indien dit aangevraagd werd door de ouders; gelieve hiervoor bijgevoegd toestemmingsformulier te ondertekenen. à De huisarts: gelieve in dit geval de huisarts te vragen bijgevoegd formulier te ondertekenen. Bof wordt overgedragen via speekseldruppeltjes en begint meestal met koorts en zwelling van de oorspeekselklier. Na enkele dagen breidt de zwelling zich via de onderkaak uit. Het oorlelletje wordt hierdoor opgelicht. De vergrote speekselklier veroorzaakt pijn vooral bij het openen van de mond. Ook oorpijn komt frequent voor. Na 1 week neemt de zwelling af en is binnen twee weken geheel verdwenen. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Wij danken U voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, de CLB-arts
123
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatiebrief voor de huisarts Betreft: melding van dikoor (bof) Geachte collega, In de klas van uw patiënt wordt een geval gesignaleerd van dikoor. Uit het medisch dossier blijkt dat hij/zij onvoldoende beschermd is tegen deze ziekte. Alhoewel het mogelijk is dat uw patiënt zich al in de incubatiefase bevindt wordt toch aangeraden1 de vaccinatie alsnog toe te dienen (trivalent vaccin) om het kind optimaal te beschermen tegen de ziekte. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
1
door de gezondheidsinspectie en in de wetgeving betreffende de CLB opdrachten 124 Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
13. Mazelen Ziektebeeld Na de prodromale fase met hoge koorts, fotofobie, hoestbuien, coryza en conjunctivitis verschijnen na twee dagen de Koplik-vlekken op het wangslijmvlies tegenover de 1ste en 2de bovenste molaren. De typische huiduitslag verschijnt 3 tot 5 dagen na de eerste symptomen. Het gaat om een maculo-papuleus exantheem dat craniocaudaal uitbreidt en 4 tot 7 dagen aanhoudt. Op het hoogtepunt van de ziekte kan de koorts oplopen tot meer dan 40°C om vervolgens binnen 3 tot 5 dagen te wijken. De huiduitslag verdwijnt gelijktijdig met de koorts en de ziekte eindigt met een post-eruptieve afschilfering. Verwikkelingen bij mazelen kunnen het gevolg zijn van de virale replicatie zelf of van een secundaire bacteriële infectie: middenoorontsteking en longontsteking (13%), acute mazelenencefalitis (1/1000-2000), subacute scleroserende panencefalitis (1/100.000). Asymptomatisch verloop van mazelen komt niet voor bij niet-immune kinderen. Bij partieel immune kinderen (bv. kinderen die nog gedeeltelijk beschermd zijn door verdwijnende maternale antistoffen, kinderen die te laat of onvoldoende immuunglobuline hebben gekregen na contact met een mazelenpatiënt en bij vaccin falen) kan mazelen zeer mild verlopen. Verhoogde kans op ernstige complicaties en sterfte is er voor volgende risicogroepen - kinderen jonger dan 1 jaar, - volwassenen, met het toenemen van de leeftijd stijgt het risico, - zwangeren, mazelen veroorzaakt bij de foetus geen aangeboren afwijkingen doch kan in zeldzame gevallen leiden tot spontane abortus of vroeggeboorte, - immuunincompetente kinderen (bv. kinderen met HIV, met leukemie of kinderen die behandeld worden met cytostatica), - ondervoede kinderen (met name in ontwikkelingslanden); de mortaliteit bedraagt hier tussen de 5 en 10%.
Incubatieperiode van 7 tot 14 dagen
Voorkomen Mazelen komt over de gehele wereld voor en treedt op in epidemieën. Risicogroepen: iedereen die niet gevaccineerd is of op natuurlijke wijze immuniteit heeft verworven, met name als er sprake is van clustering van niet-immune personen in bepaalde woon- of verblijfplaatsen. Infectieus agens mazelenvirus behoort tot de familie van de paramyxoviridae. 125
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Reservoir de mens Transmissie druppelinfectie (druppeltjes secreet uit de nasopharynx) van een besmet persoon
Besmettelijkheid - één à twee dagen voor de prodromale fase van de ziekte tot vier dagen na het optreden van de huiduitslag - mazelen is één van de meest besmettelijke infectieziekten: 1 mazelen geval kan tot honderden secundaire gevallen leiden. - de immuniteitsgraad van de bevolking die nodig is om epidemische verspreiding te voorkomen is meer dan 95%.
Vatbaarheid - Het doormaken van mazelen geeft doorgaans levenslange immuniteit; re-infectie is mogelijk, dit heeft een boostereffect en veroorzaakt een stijging van antistoftiter. - Jonge baby's zijn in hun eerste levensmaanden beschermd door maternale antistoffen.
Diagnose - Klinisch (Koplik vlekken + maculopapilair exantheem beginnend achter de oren en in het aangezicht) - Serologisch: aanwezigheid van specifieke IgM antistoffen of significante verhoging van IgG tussen de acute fase en de herstelperiode - Viruskweek
Behandeling Symptomatisch; de secundaire bacteriële verwikkelingen dienen met antibiotica behandeld te worden.
Preventie Passieve immunisatie Toedienen van gammaglobulines binnen één week na blootstelling aan het virus aan bv. - kinderen jonger dan 6 maanden geboren uit niet-immune moeders (0,25ml/kg i.m.) - kinderen tussen 6 maanden en 13 maanden (13 maanden zijnde het tijdstip van het eerste MBR vaccin) - immuunincompetente kinderen (0.5 mg/kg i.m. met een maximum van 15 ml). Actieve immunisatie (vaccinatie) Mazelen vaccin maakt meestal deel uit van het combinatievaccin mazelen, bof, rubella dat 126
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
gegeven wordt op de leeftijd van 14 maanden en 10-12 jaar en dat verzwakte levende virussen bevat. De doeltreffendheid van het vaccin bedraagt 90-95% voor mazelen. De herhaling is bedoeld om kinderen, waarbij de eerste vaccinatie niet tot immuniteit heeft geleid (primair vaccin falen), of kinderen, die de eerste dosis gemist hebben, alsnog te immuniseren. Hiermee wordt getracht een optimale groepsimmuniteit voor de drie ziekten te bereiken. Bij vaccinatie die niet volgens het normale schema verloopt dient er minimum 1 maand tussen beide dosissen MBR te zijn. Het trivalent MBR vaccin kan profylactisch tegen mazelen toegediend worden binnen de 72 uur na contact met een geïnfecteerd persoon. De incubatietijd van het vaccinvirus is namelijk korter dan die van het wilde mazelenvirus. Wat rubella en bof betreft gebeurt de immuunrespons te traag om een profylactisch effect van het vaccin te verhopen in geval van blootstelling aan deze virussen. Vaccins: 1. Trivalent mazelen- bof- rubella vaccin • MMR Vax,S.C., € 18.79, dit vaccin wordt gratis ter beschikking gesteld en toegediend door de CLB-arts. • Priorix, S.C., € 18.79. 2.
Enkelvoudige mazelenvaccins • Rimevax, S.C., € 7.04. Voor het enkelvoudige mazelenvaccin is er geen enkele indicatie meer. Steeds dient het trivalente vaccin gebruikt te worden, zelfs al is mazelen de enige indicatie tot vaccineren.
Algemene preventieve maatregelen - gezien mazelen zeer besmettelijk is zijn algemene maatregelen zoals handenwassen en hoesthygiëne niet voldoende om transmissie te voorkomen.
127
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte met de volgende symptomen: - een veralgemeende rash die > 3 dagen duurt - koorts > 38°C - hoesten, neusloop of conjunctivitis Laboratoriumcriteria - IgM positief of - belangrijke stijging van IgG in het serum of - isolatie van het virus Verdacht geval Elke ziekte die gepaard gaat met koorts en een rash. Waarschijnlijk geval Een klinisch compatibel geval zonder virusisolatie of serologisch onderzoek en dat epidemiologisch niet gelinkt is aan een zeker geval. Zeker geval Een geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is of dat klinisch compatibel is en dat epidemiologisch gelinkt is aan een zeker geval. Een laboratoriumtechnisch bevestigd geval hoeft niet te voldoen aan de klinische beschrijving.
128
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 13.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot minstens 4 dagen na het verschijnen van de huiduitslag 13.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit 13.3. Algemene profylactische maatregelen. Melden aan de gezondheidsinspectie Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit Verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel
Aangewezen controle maatregelen bij melding van Mazelen op schoolniveau 1. Verwijdering van de leerling tot minstens 4 dagen na het verschijnen van de huiduitslag. 2. Vaccinatie is aanbevolen voor gezinscontacten met onvoldoende immuniteit 3. Contact nemen met de gezondheidsinspectie 4. Nagaan van vaccinatiestatus van de leerlingen van de school en zo nodig vaccinatie aanbieden of doorverwijzen voor vaccinatie 5. Contact nemen met de arbeidsgeneesheer 6. In samenspraak met de arbeidsgeneesheer: verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu 7. Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
129
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding van mazelen Geachte ouders, In de klas van uw zoon/dochter wordt een geval gesignaleerd van mazelen. Mazelen is een zeer besmettelijke ziekte die verspreid wordt via speekseldruppeltjes uit de neus, keel en mond van een besmette persoon. Mazelen veroorzaakt huiduitslag die soms gepaard gaat met lichte jeuk, maar steeds met koorts, ontsteking aan de ogen en een droge hoest. Het merendeel van de besmette personen herstelt volledig van mazelen doch bij adolescenten en volwassenen geeft mazelen meermaals aanleiding tot ziekenhuisopname en gepaard met ernstige verwikkelingen zoals longontsteking, oorontsteking en infectie van de hersenen. Uit het medisch dossier van uw zoon/dochter blijkt dat hij/zij niet beschermd is tegen deze ziekte. Onmiddellijke vaccinatie tegen mazelen is dan ook aangewezen. Om deze reden komen wij morgen al de niet/onvoldoende beschermde kinderen vaccineren op school met het mazelen/bof/rubella vaccin zodat uw kind optimaal beschermd wordt en zo min mogelijk kans maakt op het doormaken van mazelen. Mogen wij U dan ook vragen bijgevoegd toestemmingsformulier voor de vaccinatie morgen mee te geven met uw kind. Indien U dit mocht wensen kan U uiteraard ook de huisarts contacteren voor vaccinatie. Gelieve deze brief te tonen aan uw huisarts, die U het vaccin zal voorschrijven en toedienen. U dient dit wel nog deze avond te doen en morgen aan uw kind het bewijs van vaccinatie mee te geven naar school. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
130
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
14. Rubella (Rode hond) Ziektebeeld Rubella of rode hond is een over het algemeen mild verlopend viraal ziektebeeld dat gepaard gaat met koorts, lymfadenopathie en een gegeneraliseerde maculopapleuze huiduitslag. Waarschijnlijk verloopt rond de 50% van de infecties subklinisch. Hoe jonger het kind des te groter de kans op een asymptomatische infectie. De huiduitslag begint typisch in het gezicht en verspreidt zich vervolgens snel naar de romp en binnen ongeveer 2 dagen ook naar armen en benen. Het is een rozerode maculopauleuze uitslag die in eerste instantie bestaat uit welomschreven aparte plekken die later vooral in het gezicht kunnen samenvloeien. De huiduitslag is vermoedelijk een gevolg van een reactie op immuuncomplexen en niet van directe celbeschadiging door het virus. Het virus infecteert naast een groot aantal organen ook de placenta en de foetus. Indien een zwangere de infectie gedurende de eerste helft van de zwangerschap doormaakt loopt de vrucht een groot risico op een aantal kenmerkende congenitale defecten (congenitaal rubella syndroom, zogenaamd CRS). Bij infectie na de 16de week worden nauwelijks meer afwijkingen gezien. Incubatieperiode 14 dagen, maximaal variërend van 12 tot 23 dagen.
Infectieus agens rubella virus (RNA virus van de familie van de Togaviridae)
Voorkomen Voor de introductie van de vaccinatie was rubella een wereldwijd voorkomende infectieziekte. Sinds de introductie van de vaccinatie in het vaccinatieprogramma is rubella en daarmee CRS een zeldzaam ziektebeeld geworden in Noord-West en Centraa-Europa, in Noord-Amerika en Australië. In de rest van de wereld komt natuurlijke infectie en daarmee CRS nog wijd verspreid voor Risicogroepen in België: - De ongevaccineerden, met name die groepen die niet door de groepsimmuniteit van de bevolking worden beschermd. (zoals bv. in Nederland de gereformeerden). - Andere risicogroepen betreffen immigranten en asielzoekers. In een aantal landen is het percentage volwassenen dat de ziekte heeft doorgemaakt dermate laag dat er een reëel risico is op ziekte bij zwangere vrouwen (en daarmee CRS) indien het virus binnen bijvoorbeeld asielzoekerscentra zou circuleren.
Reservoir de mens 131
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Transmissie Zowel door druppelinfectie vanuit nasale afscheiding als door direct persoonlijk contact waarbij de handen waarschijnlijk een belangrijk vehiculum zijn. De bron kan zowel een patiënt met klinische rubella zijn, als iemand die een subklinische infectie doormaakt. Mensen die een reïnfectie doormaken, spelen geen rol van betekenis in de transmissie. Congenitaal rubella syndroom ontstaat doordat het virus gedurende maternele viremie via de placenta ook de foetus kan infecteren. Besmettelijkheid De besmettelijkheid is het grootst aan het eind van de incubatietijd. Het virus wordt via de luchtwegen uitgescheiden vanaf ongeveer 10 dagen voor tot 7 dagen na het begin van de huiduitslag. Het virus wordt ook aangetroffen in bloed, stoelgang en urine. Urine kan mogelijk langer infectieus blijven. De besmettelijkheid is hoog. Het aantal secundaire gevallen dat een ziektegeval van rubella in een gevoelige populatie produceert is 7 tot 8.
Vatbaarheid Herinfectie is mogelijk; bij een herinfectie gedurende de eerste 16 weken van de zwangerschap is het risico op een foetale viremie ongeveer 8%. CRS is in zulke gevallen slechts bij hoge uitzondering beschreven. De gemiddelde leeftijd om de infectie te krijgen is in een ongevaccineerde populatie rond de 9 tot 10 jaar. Het benodigde vaccinatiepercentage om transmissie in een homogene populatie te blokkeren wordt geschat op 85-87%. Diagnose • Klinisch: weinig betrouwbaar (grote gelijkenis met andere erythemateuze dermatosen) • Microbiologisch: - viruskweek : is moeilijk, geen routine onderzoek - aantonen van virus door middel van moleculaire technieken (PCR) • Serologisch: aantonen van antistoffen: IgM en IgG (een significante (viervoudige) titerstijging in twee monsters met een tussenpoos van minstens veertien dagen afgenomen)
Behandeling symptomatisch. Preventie Primaire preventie : adequate actieve immunisatie (vaccinatie) : Het vaccin maakt deel uit van het combinatievaccin mazelen, bof, rubella dat gegeven wordt op de leeftijd van 14 maanden en 10-12 jaar. Seroconversie treedt op bij 98-100% van de gevaccineerden. De beschermende werking van vaccinatie bedraagt 95-97%. Bij gevaccineerden kan een asymptomatische reïnfectie plaatsvinden. 132
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vaccins: Trivalent mazelen- bof- rubella vaccin • MMR Vax, S.C., € 18.79, dit vaccin wordt gratis ter beschikking gesteld en toegediend door de CLB-arts. • Priorix, S.C., € 18.79. Passieve immunisatie Er is geen rubella-immunoglobuline verkrijgbaar. Als alternatief kan 20cc normaal menselijk gammaglobuline worden gegeven. Bij het toedienen hiervan dienen de voordelen afgewogen te worden tegen de nadelen: door het toedienen van immunoglobuline zal een eventuele infectie atypisch of ongemerkt en later verlopen (incubatietijd tot zes weken); omdat ook deze infectie een gevaar is voor de foetus dient een zwangere die imunnoglobuline krijgt tot zes weken daarna serologisch gevolgd. Algemene preventieve maatregelen. Zowel in de thuissituatie als daarbuiten (bv. kinderdagverblijf, school/klas) zijn hoest- en handenwashygiëne van theoretisch belang; in praktijk heeft blootstelling van anderen reeds in ruime mate plaatsgevonden gedurende de laatste dagen van de incubatieperiode van het indexgeval. Wel moeten instructies worden gegeven ten einde contacten met zwangere vrouwen te vermijden. Het virus wordt geïnactiveerd door de gebruikelijke detergentia en organische oplosmiddelen. Voor desinfectie van gecontamineerde oppervlakken wordt een 1,5% chlooroplossing aanbevolen. Indien er ook sprake is van bloed op de gecontamineerde oppervlakken dan dient dit eerst verwijderd met water en zeep. Handen kunnen worden ontsmet met handenalcohol 7080%.
133
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Een ziekte met de volgende symptomen: - acuut begin van een veralgemeende maculopapilaire rash - t° = 37,2°C - arhralgie/arthritis, lymfadenopathie of conjunctivitis Laboratoriumcriteria - isolatie van het rubella virus of - significante stijging tussen de IgG titers voor rubella serumstalen genomen tijdens de acute fase en de herstelperiode of - IgM voor rubella positief Verdacht geval Elke ziekte met een gegeneraliseerde rash en acuut begin. Waarschijnlijk geval Een klinisch compatibel geval zonder serologisch onderzoek of virusisolatie en dat epidemiologisch niet gelinkt is aan een laboratoriumtechnisch bevestigd geval. Zeker geval Een geval dat laboratoriumtechnisch bevestigd is of dat klinisch compatibel is en dat epidemiologisch gelinkt is aan een laboratoriumtechnisch bevestigd geval.
134
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Te nemen maatregelen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 14.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot minstens 7 dagen na het verschijnen van de huiduitslag 4.2.
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis : Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit
14.3. Algemene profylactische maatregelen. 1. Melden aan de gezondheidsinspectie 2. Immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit 3. Verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu 4. Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van rubella op schoolniveau 1. Exclusie van patiënt(je) tot na klinische genezing 2. Contact nemen met de gezondheidsinspectie met schriftelijke bevestiging 3. Dringend contact nemen met de arbeidsgeneesheer 4. Verwijdering van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu in samenspraak/overleg met de arbeidsgeneesheer 5. Info aan ouders, medeleerlingen en aan het personeel: wat is de ziekte, hoe wordt ze overgedragen, wat zijn de eerste symptomen, wat moet men doen, wat met zwangeren. 6. Nagaan van vaccinatiestatus, zelf aanbieden van vaccinatie mits toestemming van de ouders of doorsturen naar huisarts voor eventuele correctie indien nodig
Maatregelen ten aanzien van patiënt en contacten § Binnen een gezin is preventie van secundaire gevallen niet zinvol tenzij moeder op dat moment zwanger is. Voor de anderen is het, indien niet gevaccineerd, in gezinssituatie praktisch niet haalbaar om infectie effectief te voorkomen mede omdat transmissie in het algemeen reeds heeft plaatsgevonden voordat zich klinische verschijnselen bij de index hebben voorgedaan. Wel moeten instructies worden gegeven ten einde contacten met zwangere vrouwen te vermijden. Het is aan te raden de serostatus van de zwangere nietimmune vrouw te volgen. Indien zich gedurende de eerste helft van de zwangerschap klinische en/of serologische aanwijzingen voordoen van een rubellavirusinfectie dient uitleg gegeven te worden over het risico van congenitale defecten §
Wering van een kind van school of kinderdagverblijf zal waarschijnlijk weinig of geen 135
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
invloed hebben op het verloop van een epidemie omdat de besmettelijke periode reeds begint ruim voordat er klinische verschijnselen zijn opgetreden. §
Bij rubella op school of op het kinderdagverblijf moeten ouders ingelicht worden. De toegang ontraden aan zwangere niet-immune mama’s is mogelijk maar het nuttig effect is beperkt. De kans dat zwangeren reeds door een eigen kind geïnfecteerd zijn of dat alsnog raken is groot.
§
Voor een zwangere leerkracht of kinderverzorgster betreft een infectie met rubella tijdens de 1ste helft van de zwangerschap een beroepsrisico. Daarenboven hebben, bij een epidemie op school of kindercentrum, leerkrachten en leidsters gedurende een langere periode contact met steeds weer nieuwe besmettelijke leerlingen. Het verdient daarom aanbeveling voor leerkrachten en kinderverzorgsters om, bij aanvang van de werkzaamheden, de vaccinatie status te bepalen en om bij twijfel de vaccinatie te herhalen (tenzij zij zwanger zijn).
136
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders van alle leerlingen op school Betreft: melding van rubella (rode hond) Geachte ouders, Onlangs is er in de school van uw kind een geval van rodehond geconstateerd. Rodehond is een besmettelijke ziekte met o.m. huiduitslag. Hiertegen worden kinderen gevaccineerd op de leeftijd van 15 maanden en 10-12 jaar. In deze brief geven wij U wat uitleg en enkele adviezen. Rode hond is een besmettelijke kinderziekte die over het algemeen niet ernstig verloopt. In bijna de helft van de gevallen zijn de kinderen eigenlijk helemaal niet ziek, bij de andere helft bestaan de symptomen vaak uit een lichte verhoging en een rode huiduitslag die in het gezicht begint en die zich uitspreid over de romp, armen en benen. Vergrote klieren ter hoogte van de nek, een lichte neusverkoudheid en wat keelpijn zijn ook mogelijk. De ziekte wordt overgedragen door kleine druppeltjes die ontstaan bij hoesten, praten en niezen. De ziekte kan ook worden overgedragen door direct lichamelijk contact en via voorwerpen (speelgoed). Na besmetting duurt het ongeveer 2 tot 3 weken voordat er verschijnselen optreden. De besmettelijkheid begint al enkele dagen voor het optreden van de huiduitslag. Toedienen van antibiotica bij rode hond heeft geen enkele zin. De verschijnselen gaan na enkele dagen vanzelf over. Uit het medisch dossier van uw zoon/dochter blijkt dat hij/zij niet beschermd is tegen deze ziekte. Onmiddellijke vaccinatie is dan ook aangewezen. Om deze reden komen wij morgen al de niet/onvoldoende beschermde kinderen vaccineren op school met het mazelen/bof/rubella vaccin zodat uw kind optimaal beschermd wordt en zo min mogelijk kans maakt op het doormaken van bof. Mogen wij U dan ook vragen bijgevoegd toestemmingsformulier voor de vaccinatie morgen mee te geven met uw kind. Indien U dit mocht wensen kan U uiteraard ook de huisarts contacteren voor vaccinatie. Gelieve deze brief te tonen aan uw huisarts, die U het vaccin zal voorschrijven en toedienen. U dient dit wel nog deze avond te doen en morgen aan uw kind het bewijs van vaccinatie mee te geven naar school. Alhoewel rubella een onschuldige kinderziekte is, kan het virus echter wel een gevaar betekenen voor zwangeren en hun ongeboren kind. Het gaat dan om zwangeren die geen antistoffen hebben tegen rode hond. Het virus kan dan bij het ongeboren kind afwijkingen aan bijvoorbeeld hart, ogen en oren veroorzaken. Deze afwijkingen zijn ernstiger naarmate de ziekte vroeger in de zwangerschap optreedt. In de tweede helft van de zwangerschap is er eigenlijk geen gevaar meer. Als uw kind gevaccineerd is, is het risico dat uw kind rubella krijgt zeer klein. Als uw kind echter niet gevaccineerd is en de zieke zit in dezelfde klas, dan is er een reëel risico op besmetting van uw kind. In dit geval bestaat er voor uzelf binnen de huiselijke situatie ook 137
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
een duidelijk risico op besmetting. Dit geldt natuurlijk alleen als u zelf de ziekte nooit heeft gehad, of als u niet gevaccineerd bent. Het doormaken is ook voor volwassenen geen probleem, maar als u op dit moment minder dan 20 weken zwanger bent is het verstandig om zo snel mogelijk contact op te nemen met uw huisarts voor verder advies. Als U op dit ogenblik 20 weken of korter zwanger bent en nooit ingeënt werd voor rubella of de ziekte niet doormaakte is het ook verstandig de contacten met school te vermijden indien niet absoluut noodzakelijk omwille van de (erg) kleine kans op besmetting door het brengen en halen van uw kind. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB-centrum Dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts
138
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
15. Scabiës ( schurft) Ziektebeeld Een van de belangrijkste symptomen van schurft is nachtelijke jeuk. Vermoedelijk geven het secreet, de uitwerpselen, eitjes en bepaalde substanties op het oppervlak van de mijt, aanleiding tot een allergische reactie, wat de jeuk veroorzaakt. De jeuk kan gegeneraliseerd over het lichaam voorkomen en is meestal ’s nachts in bed en bij warmte het ergst. De jeuk neemt in de loop van de dagen toe en de plaats van de jeuk hoeft niet noodzakelijk overeen te komen met de plaats waar de mijt zich bevindt. Pathognomonisch zijn de gangetjes die de mijt graaft op voorkeurslokalisaties: tussen de vingers, zijkanten en plooien van de handpalm, buigzijde van de pols, strekzijde van de ellebogen, oksels, gordelstreek, dijen, navel, genitalia, rond de tepels, buik, bilnaad, billen, mediale voetrand , enkel en wreef. De rug en het hoofd blijven meestal vrij. De gangetjes zien er uit als smalle, gekronkelde, iets verheven, tot maximaal 15 mm lange, bruine laesies. Aan het begin ervan kan de huid wat schilferen, aan de andere kant, waar de mijt zich bevindt, kan een papeltje of blaasje zichtbaar zijn. Het vele krabben leidt tot krabeffecten en secundaire pyodermie. Scabiës norvegica is een zeer besmettelijke vorm van schurft. Hierbij is de patiënt drager van zeer veel mijten. Deze vorm van schurft kan voorkomen in instellingen bij bepaalde groepen patiënten: - patiënten met onderliggende ziekten zoals AIDS, diabetes, coma, incontinentie, verstandelijke handicap en - patiënten die immuungecompromiteerd zijn door medische behandeling met cytostatica, immunosuppressiva en corticosteroïden (ook voor cutaan gebruik). Incubatieperiode De incubatieperiode bedraagt 2 tot 6 weken bij mensen die nooit eerder besmet zijn geweest. Bij een herbesmetting kunnen de verschijnselen al na 1 tot 4 dagen ontstaan (jeuk, zonder gangetjes). Voorkomen Wereldwijd in alle sociale klassen bij alle rassen op alle leeftijden Vaak epidemieën in (zorg)instellingen. Ook tijdens oorlogen, bij armoede, slechte hygiëne en overbevolking komen epidemieën voor. Komt vrij regelmatig voor in België. Infectieus organisme Sarcoptes scabiei (schurftmijt). De ziekte komt voor bij de mens en een zeer groot aantal diersoorten. Er is verregaande gastheerspecificiteit. Schurft bij mensen wordt veroorzaakt door de Sarcoptes scabiei var 139
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
hominis. Deze mijt heeft een ovaal wit lichaam en vier paar poten. Het vrouwtje is ongeveer 0,4 mm bij 0,3 mm groot, het mannetje is iets kleiner. Het gangetje wordt door het volwassen vrouwtje gegraven. Scabiësmijten overleven slecht buiten de mens. De overleving is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid. In het algemeen overleven de mijten drie dagen bij kamertemperatuur (18-20° C) niet. De overgebleven mijten zijn dan slecht in staat om mensen te infecteren, omdat ze door gebrek aan voedsel te verzwakt zijn om zich nog te kunnen ingraven in de huid.
Reservoir Mens Uitzonderlijk kunnen huisdieren (met name de hond) als tijdelijke gastheer optreden, in de praktijk komt dit niet of nauwelijks voor. Transmissie - langer durend direct lichamelijk contact (variërend van seksueel contact tot het tien à vijftien minuten vasthouden van een hand) - indirect contact door vooral besmet beddengoed of ondergoed bij voor de mijt gunstige omstandigheden (hoge luchtvochtigheid, temperatuur 10-15°C) - bij scabiës norvegica kan transmissie ook gebeuren via vluchtig contact en zelfs aerogeen (wapperen met kleding of beddengoed) Besmettelijkheid De patiënt is besmettelijk zolang mijten en/of eitjes aanwezig zijn. Bij gewone scabiës is bij afdoende behandeling de patiënt na 24 uur niet meer besmettelijk. Bij scabiës norvegica is deze periode langer en sterk afhankelijk van de omstandigheden. Vatbaarheid Iedereen. Herinfectie is mogelijk. Een aantal groepen patiënten hebben een verhoogd risico op scabiës norvegica (cfr. supra). Diagnose - waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van anamnese, klinisch beeld en jeuk - de diagnose wordt bevestigd door het aantonen van de mijt: in principe is het mogelijk om de mijt met behulp van een speld uit het eind van een gangetje te halen. Men kan ook een direct preparaat maken door met een lancet mesje ter plaatse van een gangetje een oppervlakkig stukje opperhuid weg te schrapen en dit onder de microscoop te bekijken. Men kan dan mijten, eieren of feces partikels zien. Behandeling - de gelijktijdige behandeling van de patiënt en van alle contactpersonen met een hoog risico met een scabicide middel. Dit is in geval van gewone scabiës bijna altijd voldoende en dus de belangrijkste maatregel. 140
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
-
Er zijn drie (topische) middelen: lindaan 1% smeersel FNA, permetrine 5% crème en benzylbenzoaatsmeersel 25% FNA. Lindaan en permetrine zijn vrijwel even effectief, benzylbenzoaat is aanzienlijk minder effectief, omdat het de eitjes niet doodt. Het wassen of luchten van kleding (gedragen tot 4 dagen voor de behandeling)welke direct contact heeft met de huid en beddengoed van patiënt en contactpersonen met een hoog risico. Hiermee wordt de kleine kans op herbesmetting gereduceerd. Gewoon huishoudelijk schoonmaken is voldoende. Na afdoende scabicide behandeling kan de jeuk nog enige tijd aanhouden (tot 3 à 4 weken). Ter behandeling kan een antihistaminicum gegeven worden. Ook een vochtinbrengende crème kan verlichting geven. Door deze postscabiës jeuk bestaat het risico dat de patiënten de indruk hebben niet genezen te zijn en zelfmedicatie gaan toepassen van scabicide middelen, met als gevolg huidirritatie en dus jeuk. Ook kunnen “nieuwe gevallen” ontstaan als gevolg van de “jeukfobie”.
Preventie Gebruik van andermans ongewassen kleding en beddengoed beperken.
141
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gevalsdefinitie Klinische beschrijving Parasitaire huidziekte veroorzaakt door een mijt met de volgende symptomen: - nachtelijke jeuk - polymorfe letsels ter hoogte van de predilectie plaatsen (vingers, pol, oksel, geslachtsorganen, elleboog) - aantonen van typische gangetjes (inkt) Laboratoriumcriteria Identificatie van mijten via microscopie Waarschijnlijk geval Klinisch geval gelinkt met ander klinisch geval. Zeker geval Klinisch compatibel geval dat laboratoriumtechnisch onderbouwd is Of Klinisch geval gelinkt aan bewezen geval (microscopie).
142
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het uitvoeringsbesluit
15.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/personeelslid van de school: Verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling 15.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Behandeling van contactpersonen (gezinscontacten) is noodzakelijk 15.3. Algemeen profylactische maatregelen: - contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur - screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zonodig doorverwijzing - melden aan ouders, medeleerlingen en personeel.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van schurft op schoolniveau 1. schriftelijk aan te geven aan de gezondheidsinspecteur binnen de 48 uur 2. verwittiging van de arbeidsgeneesheer 3. exclusie van de zieke tot na bewijs van behandeling 4. huisgenoten moeten mee behandeld worden 5. bij 1 geval in een lagere school of secundaire school: niets doen 6. bij 1 geval in een kleuterklas: nazicht van de klasgenootjes door de schoolarts en observatie van letsels en jeuk door de leerkracht 7. = 2 gevallen in een klas van kleuter-, lager- of secundair onderwijs: • nazicht van klasgenootjes door schoolarts • infobrief voor ouders, directie en personeel • verwijzing naar huisarts of dermatoloog indien verdachte letsels 8. = • • •
2 gevallen in een internaat: nazicht van groepsgenoten door de schoolarts infobrief voor ouders, directie en personeel van het internaat verwijzing naar huisarts of dermatoloog indien verdachte letsels
143
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Betreft: melding van scabiës (schurft) Geachte ouders,
Bij 1 (meerdere) kind(eren) in de klas van uw kind/ bij meerderen kinderen van het internaat werd scabiës of schurft vastgesteld. Schurft is een betrekkelijk ongevaarlijke huidaandoening, maar kan wel veel last veroorzaken, met name jeuk. Typisch is nachtelijke jeuk. Na besmetting kan het nog 2 tot 6 weken duren voordat er symptomen optreden. Schurft wordt veroorzaakt door de schurftmijt. De mijt is niet met het oog te zien en graaft gangetjes in de opperhuid vooral ter hoogte van de vingers, polsen, handpalmen, ellebogen, voorste okselplooien, borst, buik, dijen, penis, voetzolen. De besmetting wordt overgedragen door langdurig (10-15 minuten) of door herhaald huid-huid contact tussen mensen. Scabiës is dus eigenlijk weinig besmettelijk. De ziekte is goed te behandelen door het lichaam in te smeren met een crème. Daarnaast dienen kleding (gedragen tot 4 dagen voor de behandeling) alsook beddengoed heet gewassen te worden (60° C). Kleding, dekens, slaapknuffels die niet zo warm kunnen gewassen worden, alsook schoenen en pantoffels laat men ofwel 4 dagen luchten, ofwel doet men ze 4 dagen in een dichtgeknoopte plastieken zak. Om de ziekte goed en volledig te bestrijden dient er uitgezocht te worden wie er allemaal behandeld moet worden. Bij nazicht van uw kind heb ik nog geen besmetting kunnen vaststellen. Aangezien het tot 6 weken kan duren voor er symptomen optreden, is het aan te raden uw kind goed te observeren en te bevragen. Als uw kind klaagt over sterke jeuk, vooral ’s nachts, dient u de huisarts te raadplegen voor verder nazicht en behandeling indien nodig. Gelieve hem dan bijgevoegde brief met informatie te overhandigen. Graag werd ik hiervan dan op de hoogte gebracht. of Bij nazicht van uw kind heb ik voor schurft verdachte letsels vastgesteld. Gelieve uw huisarts te raadplegen. Gelieve hem dan bijgevoegde brief met informatie te overhandigen. Voor meer informatie kan u steeds bij mij terecht.
Met vriendelijke groeten, De CLB arts
144
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Informatie voor de huisarts
Geachte collega,
In de klas van uw patiënt zijn er enkele kinderen met scabiës. Bij nazicht van uw patiënt zijn er voor scabiës verdachte letsels aanwezig. Indien de diagnose van scabiës door u kan bevestigd worden, gelieve dan een aangepaste therapie in te stellen bij de patiënt en de huisgenoten. Graag ook uitleg rond de nodige was- en luchtvoorschriften. Hartelijk dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, De CLB-arts Welke producten Voorkeurspreparaat àPERMETHRINE 5% ( Zalvor® -crème (Welcome)) Voordelen: - 8 tot 12 uur inwerken volstaat ( ervaring leert dat 24 uur inwerken beter is); - het product maakt geen vlekken; - het verspreidt geen storende geur; - het gebruik ervan is veilig, ook voor zuigelingen vanaf 2 maand, voor zwangere vrouwen en voor bejaarden. Nadeel: - het product is vrij duur (€ 13.49 per tube van 30 g) en wordt niet terugbetaald door het RIZIV. Dosering: - voor patiënten boven de 12 jaar 1 tube; - voor kinderen tussen 5 en 12 jaar ½ tube; - voor kinderen tussen 1 en 5 jaar ¼ tube; - voor baby’s tussen 2 maand en 1 jaar 1/8 tube. Toepassing: de crème aanbrengen en na de inwerkperiode het lichaam grondig wassen. Herhaling: zo nodig snel na de eerste keer, bijvoorbeeld de volgende ochtend. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor pyretroïden, pyretrinen of isopropanol (lotion). Alternatieve preparaten à BENZYLBENZOAAT (magistraal R/Benzylbenzoaat 25% - emulgerende was 2, aqua ad 100 of 145
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
R/Benzylbenzoaat 20-25%, carbopol 940 2, triehanolamine 4, aqua conservans tot 100) Nadelen: - kleverig goedje met onplezierige geur, dat brandt in open krabwondjes en dat soms moeilijk wordt verdragen (dermatitis); - doodt alleen mijten, geen eitjes; - de behandeling duurt drie dagen. Voordeel: - goedkoop (ongeveer € 1.98 verpakking niet inbegrepen); - het product is redelijk effectief; - het is de voorkeurtherapie voor zuigelingen in een verdunning van 2 tot 3. Toepassing: - 24 uur laten inwerken, de behandeling daarna tweemaal herhalen met 24 uur ertussen. Het lichaam pas wassen na nog eens 24 uur. Herhaling: zo nodig na vijf dagen. Contra-indicaties: geen. à MALATHION 0,5 % (magistraal R/ Malathion 200 mg – Unguens refrigerans ad 40 gram) Voordeel: - 24 uur inwerken volstaat; - het product is uiterst effectief en patiëntvriendelijk. Nadeel: - het product is toxisch en milieu-onvriendelijk; - het is niet geschikt voor kinderen onder de 5 jaar, voor zwangeren of vrouwen die borstvoeding geven, voor mensen met een laag lichaamsgewicht of met andere huidaandoeningen; - te herhalen na enkele dagen; - de lotions zijn ongeschikt voor de behandeling van scabiës; - een dosis kost ongeveer € 7.44, verpakking niet inbegrepen en het RIZIV komt niet tussen Toepassing: - de emulsie aanbrengen en laten inwerken, nadien het product afwassen met water en zeep. Herhaling: - zo nodig kort na de eerste keer, bijvoorbeeld de volgende ochtend. Contra-indicaties: - niet toepassen bij prematuren en bij zeer magere kinderen (onder het tiende percentiel); - andere contra-indicaties zijn epilepsie, pre-existente gegeneraliseerde huidafwijkingen (zoals ichtyosis en uitgebreid eczeem).
Hoe product aanbrengen. 146
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
-
-
Het product moet worden aangebracht op een propere, droge en afgekoelde huid. Indien de huid vuil is, deze eerst wassen en wachten met smeren tot de huid goed droog is. Het hele lichaam met uitzondering van het hoofd insmeren vanaf de kaakrand tot en met de voetzolen, vooral de huidplooien. Bij kinderen tot vier jaar ook het hoofd mee behandelen, vooral achter de oren. Nagels kort knippen en het middel ook onder de nagels aanbrengen. Het middel mag niet in ogen, mond of andere slijmvliezen komen. Wanneer dit toch gebeurt, moet worden gespoeld met veel water en – indien mogelijk – met zeep. Aangezien het onmogelijk is je rug zelf in te smeren, moet de persoon die helpt handschoenen dragen indien hij zelf niet moet worden behandeld of moet hij/zij achteraf grondig de handen wassen tot aan de ellebogen. Bij tussentijds handen wassen of bij toiletbezoek steeds bijsmeren. Tijdens de behandeling geen schoonheidsproducten of andere crèmes gebruiken.
Was - en luchtvoorschriften - Alle kleren, ondergoed en beddengoed, gebruikt tot 4 dagen voor de behandeling, moeten worden gewassen op een temperatuur van minstens 60°. - Kleding en beddengoed dat niet zo warm kan gewassen worden, slaapknuffels, schoenen en pantoffels kan men 4 dagen buiten luchten of doet men in plastic zakken die worden dichtgeknoopt. Deze zakken blijven 4 dagen dicht. De schurftmijten sterven af na 4 dagen. Na 4 dagen mogen de zakken geopend worden en kan alles buiten even goed uitgeschud worden en eventueel gewassen op de toegelaten temperatuur. - Ook kussens van stoffen zetels en kleine tapijten kunnen in zakken gestoken worden of gedurende 4 dagen buiten geplaatst worden. Deze maatregel is nodig wanneer er in die zetels of op de tapijtjes geslapen wordt, zoals vaak gebeurt in de grote gezinnen van asielzoekers. - Matrassen dienen grondig gestofzuigd te worden. - Gewone huishoudelijke reiniging van de omgeving
147
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
16. Varicella
148
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
17. Streptokokken groep A-infecties: Impetigo Ziektebeeld De veelvormigheid van streptokokkeninfecties berust op factoren bij de bacterie, factoren van transmissie en factoren van de gastheer. 1. Respiratoir: nasofaryngitis, faryngo-tonsillitis ‘angina’, al dan niet met roodvonk; De angina is gekenmerkt door milde tot zeer hevige acute keelpijn, met algehele malaise, koorts en hoofdpijn. De tonsillen zijn vergroot en bevatten een grijswit exsudaat. Er is geen heesheid, hoesten of verkoudheid. In het algemeen gaat de ziekte vanzelf over en zijn alle symptomen binnen een week verdwenen.. 2. Huid: Roodvonk : het kleinvlekkig, puntvormig exantheem (rood kippenvel) verschijnt meestal op de tweede dag van de ziekte, voornamelijk t.h.v. de nek, de borst, de lichaamsplooien en binnen kant van de dijbenen; andere symptomen zijn de frambozentong, het enantheem en het narcose kapje; herstel treedt op na maximaal 10 dagen; men ziet dan dat de huid gaat vervellen, vooral aan de top van de vingers en de tenen. Pyoderma - Impetigo contagiosa: de infectie begint veelal in het gelaat met papeltjes; de papeltjes worden blaasjes gevuld met vocht. Dit vocht bevat bacteriën waardoor de kinderen besmettelijk zijn voor anderen. Erysipelas: een acute scherp begrensde pijnlijke ontsteking van de huid die zich onderhuids kan uitbreiden en die gepaard gaat met koorts en koude rillingen. De roodheid berust op een door toxine opgeroepen reactie; heeft, zonder antibiotische therapie, een hoge lethaliteit, vooral bij kleine kinderen en bejaarden. Streptococcen cellulitis en fasciitis necroticans (gangreen) 3. Ano-genitaal: vaginitis, cervicitis, peri-anale dermatitis, puerperale sepsis (kraamvrouwenkoorts) 4. Sepsis of septische schock: het toxisch shock syndroom wordt veroorzaakt door hemolytische streptokokken van subtype M; deze produceren exotoxinen met toxische werking op diverse orgaansystemen die aanleiding geven tot het vrijkomen van ontstekingsmediatoren die bijdragen aan het ontstaan van shock; de lethaliteit bedraagt ongeveer 50%. 5. -
Late complicaties Acuut reuma: treedt op na een episode van onbehandelde streptokokkenpharyngitis en is gekenmerkt door koorts en afwijkingen aan de gewrichten (polyarthritis), het hart (myocarditis, pericarditis en endocarditis) en de huid (erythema marginatum en 149
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
-
subcutane knobbeltjes) Acute poststreptokokken glomerulonephritis kan optreden zowel na een streptococcenpharyngitis als na een streptococcen-impetigo. 1% of minder van de patiënten ontwikkelt een ernstige en irreversiebele nierinsufficiëntie
Incubatieperiode - streptokokken faryngitis: 2-4 dagen - acute glomerulonephritis: 10 dagen na pharyngitis; 3 weken of langer na pyoderma - acuut reuma: 1-5 weken na een streptokokken keelinfectie - roodvonk: 2-7 dagen
Voorkomen Wereldwijd, zowel bij personen in gematigde streken als in de tropen.
Infectieus agens Grampositieve, faculatief anaërobe streptokokken; serologisch worden zij ingedeeld in polysaccharide kapselgroepen A – T volgens Lancefield; De stammen van Lancefield groep A zijn altijd beta-hemolytisch en bevatten dus een hemolysine dat erytrocyten oplost; een andere naam voor beta-hemolytische streptococcen is Streptococcus pyogenes. Het pyrogene erythrogene toxine (verantwoordelijk voor roodvonk) wordt geproduceerd onder invloed van een bacteriofaag waarmee de streptokok geïnfecteerd kan zijn.
Reservoir de neus, keelholte, en de huid van de mens; dieren zijn niet het reservoir maar kunnen de bacterie wel verspreiden
Transmissie - druppelinfectie (vanuit de keel) - (in)direct contact met name vanuit wonden van de handen - voedselinfecties door drinken van besmette melk komen in België zelden voor.
Besmettelijkheid - bij ongecompliceerde, onbehandelde gevallen: 10-21 dagen - bij pusvorming: zolang er afscheiding is - bij keeldragerschap: langdurig - na aanvang van antibiotische behandeling:48 uur De besmettelijkheid is het grootst tijdens de acute respiratoire infectie, een chronische drager is niet erg besmettelijk. 150
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid Aangezien de antibacteriële immuniteit type-specifiek is, kan men opeenvolgend met verschillende streptokokkentypen geïnfecteerd worden. Hierbij wordt een toenemende immuniteit tegen één of meerdere erythrogene toxines gevormd, waardoor roodvonk na het zesde levensjaar minder voorkomt. De kans op angina blijft echter bestaan.
Diagnose - Kweek vanuit de keel, etter, aangetaste huid - Serologisch: stijging van antistreptolysine O-titer - subtype-typering
Behandeling : Streptokokken groep A zijn gevoelig voor penicilline; bij penicilline allergie worden macroliden of lincomycinen gegeven. De duur van de therapie moet tien dagen zijn. Voor desinfectie kan gebruik gemaakt worden van een 1,5% chlooroplossing, alcohol 70%.
Preventie Immunisatie: geen Algemene preventieve maatregelen: algemene persoonlijke hygiëne, pasteurisatie of koken van melk en melkproducten. Chemoprofylaxe: penicilline
151
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 17.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot na opdroging van de letsels 17.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Geen 17.3. Algemene profylactische maatregelen. Maatregelen nemen om de verspreiding via het collectief speelgoed te voorkomen.
Aangewezen controleaatregelen bij melding van IMPETIGO (infecties met betahemolytische streptokokken van groep A) op schoolniveau na validering van de diagnose: 1.
Exclusie van patiëntje tot minstens twee dagen na het starten van een behandeling met aangepaste antibiotica of tot minstens veertien dagen indien niet behandeld met aangepaste antibiotica. Kinderen met impetigo mogen de school pas weer bezoeken als de blaasjes zijn ingedroogd of de wond is bedekt of indien behandeling is ingesteld, twee dagen nadat de therapie is gestart.
2.
Contact name met de gezondheidsinspectie binnen de 48 uur
3.
Bij recidiverende impetigo kan bij bewezen streptococcendragende gezins- of daarmee gelijkstaande contacten penicilline profylaxe worden overwogen
4.
Info aan ouders van klasgenoten/personeel: wat is de ziekte?, wat zijn de eerste symptomen?, wat moet men doen?.
152
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven
Informatiebrief voor ouders Betreft: melding impetigo Geachte ouders, In de klas van uw kind werden enkele gevallen van impetigo vastgesteld. impetigo vulgaris: gele korstjes, vooral op het gelaat, rond de mond. impetigo bullosa: grote slappe blaren, vooral op de romp en de ledematen Impetigo is een besmettelijke huiduitslag die frequent voorkomt en veroorzaakt wordt door bacteriën. Impetigo begint meestal met bultjes. Deze bultjes worden blaasjes gevuld met vocht. Dit vocht bevat bacteriën waardoor kinderen besmettelijk zijn voor andere kinderen. Impetigo kan zeer vlot en gemakkelijke behandeld worden door een antibioticakuur: dus raadpleeg uw arts. Om verspreiding van de besmetting tegen te gaan is het nodig om alle speelhoed thuis en op school te ontsmetten met verdund javel water. Speelgoed dat in de wasmachine mag, kan gewoon gewassen worden. Impetigo letseltjes kunnen ook best afgedekt worden met een compresje. De wet op het voorkomen van besmettelijke ziekten voorziet dat kinderen met impetigo niet naar school komen tot alle letseltjes zijn opgedroogd of tot 48 uur na de start van de behandeling door de arts. Voor verdere vragen kan U ons steeds bereiken op het CLB gezondheidscentrum. Dank voor de medewerking. Met vriendelijke groeten, de CLB - arts
153
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
18. Tinea capitis (hoofdschimmel)
Ziektebeeld Hoofdschimmel is een onschuldige oppervlakkige huidinfectie. Bij tinea veroorzaakt door Microsporum-species begint de afwijking als een kleine papel en verspreid zich dan tot een grote ringvormige plaque met afbrokkelend haar enkele millimeters boven de follikel. Bij tinea veroorzaakt door Trichophyton-species ontstaan meerdere kleine plaques waarbij de haren zeer kort ter hoogte van de follikelmond zijn afgebroken. De huid is roze verkleurd met donkere rand. Schimmels die afkomstig zijn van dieren geven een wat vuriger, actievere laesie en leiden vaker tot suppuratieve laesies. Secundaire bacteriële infectie is niet ongewoon. Bij langdurig bestaan van de schimmel of bij voortschrijden van de infectie tot een diepe mycose kan het haarverlies blijvend zijn.
Incubatieperiode 10 dagen tot drie weken.
Voorkomen wereldwijd, sommige species meer regionaal beperkt..
Infectieus agens een schimmel (species microsporum en trichophyton)
Reservoir de mens: anthropofiele schimmels: o.a. T. tonsurans, T. schoenleinii, T. violaceum dieren : zoöfiele schimmels: o.a. hond en kat : M. canis, vee: T. veruucosum, knaagdieren: T. mentagrophytes, paard: T. equinum de bodem: geofiele schimmels
Transmissie Direct huid-contact met een ziek mens of dier Indirect via - petten, kledingsstukken, borstels; - bioscoop- of theaterstoelen zijn berucht - waar veel muizen zijn (stallen) kan besmetting optreden via stro of stof (T. mentogrophytes)
154
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Besmettelijkheid Gedurende het bestaan van de afwijkingen; ook na herstel en mensen zonder klachten kunnen langdurig besmette haren en/of huidschilfers afscheiden. Anthropofiele schimmels zijn zeer besmettelijk, er is een snelle verspreiding in het gezin, school of instelling.
Vatbaarheid Herinfectie is mogelijk, maar nog nooit beschreven. Een gestoorde T-cel immuniteit leidt tot ernstiger ziekte. M. canis geneest spontaan in de puberteit (samenstelling van de vetzuren in de huid)
Diagnose Klinisch Wood’s-Lamp (UV): bij een aantal microsporum schimmels lichten de aangetaste haren geel-groen op onder UV licht; trichophyton-species doen dit niet Microscopisch onderzoek van haar/huidschilfers Cultuur van huidschilfers en haren
Behandeling Lokale behandeling met een antimycoticum is voldoende bij solitaire huidlaesies. De behandeling dient voortgezet te worden tot één week na klinisch herstel. Een behandelduur van vier tot zes weken is gebruikelijk. Bij uitgebreide tinea capitis (of corporis) verdient systemische behandeling de voorkeur. Desinfectie Schimmels zijn goed gevoelig voor de gebruikelijke desinfectantia: 1.5% chlooroplossing, alcohol 70%. Jodium en chloorhexidine dienen in 70% alcohol te zijn opgelost voor goede werking. Voor schimmeldoding is bij gebruik van chloor en alcohol een veel langere inwerktijd vereist dan bij virussen of bacteriën.
Preventie Voorlichting aan publiek zou er toe moeten leiden dat met name kinderen oppassen in de omgang met geïnfecteerde leeftijdsgenoten (uitwisselen van petten) en geïnfecteerde dieren. Zieke dieren dienen te worden behandeld en al hun materiaal gedesïnfecteerd (mand, borstel)
155
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 18.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling 18.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Geen 18.3. Algemene profylactische maatregelen. Screening van de medele erlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzing.
Aangewezen controlemaatregelen bij melding van Tinea capitis op schoolniveau
1. Kinderen met zichtbare afwijkingen dienen geweerd te worden totdat de behandeling is ingesteld 2. Contactname met de gezondheidsinspectie 3. Screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzen. Kinderen met klachten dienen tegelijk en adequaat behandeld te worden. 4. Info aan ouders van klasgenoten/personeel: wat is de ziekte, wat zijn de symptomen, wat moet men doen 5. Bijhouden van een inventaris indien meerdere gevallen in één klas.
156
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Infofolder Wat zijn schimmelinfecties van de huid en de haren? Schimmelinfecties zijn onschuldige aandoeningen van de huid en het behaarde hoofd. Ze komen vaker voor bij jonge kinderen dan bij volwassenen. Indien een schimmelinfectie niet op tijd ontdekt en behandeld wordt, kan de infectie op het hoofd blijvende kale plekken achterlaten. Hoe kan je ze herkennen? Schimmelinfecties zijn te herkennen als kale, ronde, schilferende plekken met een wat donkere ring aan de buitenkant, zo groot als een 5-frank stuk. De plekken kunnen voorkomen op de huid maar ook in de haren. Meestal zijn er geen andere klachten, soms jeuk. De huid kan gezwollen zijn, soms is er enige vochtafscheiding op deze plekken. Hoe worden schimmelinfecties overgedragen? De verspreiding vindt plaats van mens naar mens of van dier naar mens. Dit kan gebeuren door direct huid-huidcontact met besmette personen/dieren of indirect door contact met huidschilfers, die in de kleding zitten of op de grond liggen in huizen maar ook in de stal of hokken van beesten. Na contact met besmette huidschilfers duurt het één tot drie wekenvooraleer er verschijnselen optreden. Na het starten van de behandeling neemt de besmettelijkheid snel af. Wat kan je als ouder doen? Indien U vermoedt dat uw kind een schimmelinfectie heeft, is het verstandig dat u contact opneemt met uw huisarts. Als u dieren heeft die zich veel krabben of kale plekken hebben, kan het zijn dat uw dier een schimmelinfectie heeft. U moet dan met uw dier naar een dierenarts voor behandeling van de infectie. Schimmelinfecties van de huid zijn vrij gemakkelijk te genezen met behulp van zalf. De zalf dient dik en twee keer per dag op de afwijkende hoofdplek gesmeerd te worden. Als de plek niet meer zichtbaar is, moet u nog een week blijven doorsmeren. Door de ingesmeerde plekken af te dekken met een gaas zal de genezing sneller plaatsvinden. Het is belangrijk om regelmatig het lichaam van uw kind te onderzoeken op eventuele nieuwe plekken. Elke nieuwe plek dient opnieuw te worden ingesmeerd. Bij schimmelinfecties van de behaarde hoofdhuid moeten ook nog pillen geslikt worden. Indien tabletten worden voorgeschreven is het heel belangrijk dat de kuur afgemaakt wordt. De kuur duurt, afhankelijk van het middel, vier tot zes weken. Zijn er andere maatregelen nodig? Naast het slikken van pillen en het smeren van zalf, is het belangrijk dat verspreiding van besmette huidschilfers zo veel mogelijk wordt voorkomen. Dit houdt in dat kammen, haarborstels, petten en andere hoofddeksels niet door andere gebruikt mogen worden. Het is verstandig om kammen en borstels een keer grondig te desinfecteren door ze tien minuten in een 1.5% chlooroplossing te leggen. Het is af te raden om in iemand anders bed te slapen en ongewassen kleding uit te wisselen. 157
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
19. Schimmelinfecties van de gladde huid
158
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
20. Mollusca contagiosa (parelwratten)
159
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
21. Pediculosis capitis (hoofdluizen)
Ziektebeeld De hoofdluis voedt zich meerdere malen per dag met bloed. Tijdens het zuigen van minimale hoeveelheden bloed veroorzaakt het speeksel van de luis jeuk bij de gastheer. Over het algemeen ontstaan pas klachten bij aanwezigheid van meerdere luizen. Kinderen die permanent onder de luizen zitten hebben dan weer vaak weinig of geen last van jeuk. Secundaire infecties met bacteriën (impetigo) komen voor, maar zijn zeldzaam. Soms kan er een lichte lymfeklierzwelling in de nek aanwezig zijn.
Incubatieperiode 7 dagen, dit is de tijd nodig voor de ontwikkeling van eitje tot nimf, het eerste bloedzuigende stadium van de hoofdluis. Voorkomen Wereldwijd Infectieus agens Pediculus humanus capitis. De luizen hebben een levenscyclus die uit drie stadia bestaat: een ei, nimf en volwassen stadium. De ontwikkeling van eitje tot nimf duurt ongeveer 1 week, van nimf tot volwassen luis ongeveer 7 tot 10 dagen. Onder normale omstandigheden leeft een volwassen luis ongeveer een maand waarbij het vrouwtje vier tot acht eitjes per dag legt. Een volwassen vrouwtje is circa 3 mm lang, een mannetjesluis is iets kleiner. De kleur van de luis varieert van egaal zandkleurig tot bijna zwart, afhankelijk van de pigmentatie van de gastheer.
Reservoir de mens Transmissie De hoofdluis wordt overgebracht door direct lichamelijk contact of indirect via gezamenlijk gebruik van kammen, mutsen, sjaals en beddengoed. Besmetting is ook mogelijk doordat de luizen overlopen naar naast elkaar hangende mutsen, dassen en jaskragen in garderobes.
Besmettelijkheid Zolang er luizen of nog niet uitgekomen neten op het hoofd aanwezig zijn blijft iemand potentieel besmettelijk. Hoofdluizen overleven slechts kort (één tot twee dagen) buiten de mens. Neten overleven iets langer: 10% van de neten overleven zes dagen kamertemperatuur. 160
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Vatbaarheid Er bestaat geen immuniteit tegen hoofdluis. Er kan steeds weer opnieuw een infectie plaatsvinden. Diagnose Klinisch: het aantonen van een levende luis of levende neten is bewijzend voor een infectie. Lege neten groeien met het haar mee, dus hoe verder de neet van de hoofdhuid af is hoe langer geleden deze gelegd zijn. Neten die meer dan 2,5 cm van de hoofdhuid af liggen zijn gegarandeerd lege neten. Behandeling Er dient altijd gekozen te worden voor een combinatie van een lokale behandeling van het haar met een geregistreerd luisbestrijdingsmiddel en dagelijks kammen van het haar met een “luizenkam” tot minstens veertien dagen na aanvang van de therapie. Best dient altijd na één week de behandeling met hetzelfde hoofdluismiddel herhaald te worden. Dit is nodig omdat de insecticiden vaak niet door de wand van de neten dringen en er dus na één week opnieuw levende luizen kunnen zijn. Een onmisbaar onderdeel van de behandeling is het kammen van het haar met een luizenkam, minstens 2-3 maal per week om de pas uit de neten gekomen luizen te verwijderen. Het kammen van vooral gekruld en lang haar gaat makkelijker als er een crèmespoeling in zit (NAT-KAM-methode, cfr. infra). Daarnaast dient beddengoed, jassen, mutsen, dassen en eventuele knuffels gereinigd te worden bij aanvang van de behandeling (zie desinfectie). In toenemende mate wordt er melding gemaakt van resistentie tegen de “luizenshampoos”. Daarom geldt, naast de aanvullende maatregelen (kammen en reinigen) het advies bij falen van therapie de behandeling te herhalen met een luisbestrijdingsmiddel uit een andere groep. Herbesmetting, onjuist gebruik van het middel en achterwege laten van de behandeling zijn vaak de oorzaak van therapie falen. Als na een correct uitgevoerde behandeling (twee keer met een hoofdluismiddel op dag nul en dag acht en regelmatig kammen met een luizenkam) nog steeds luizen worden gevonden moet men rekening houden met resistentie tegen dat hoofdluismiddel. Herhaal dan de behandeling met een hoofdluismiddel uit een andere groep. Desinfectie Een gewoon wasprogramma van 60°C doodt alle luizen en neten. Kammen en borstels minstens één uur lagen weken in een pediculicide oplossing. Wanneer kleding en niet wasbare spullen een week in een afgesloten plastic zak worden gezet, zullen alle luizen zijn verhongerd en overleden. Klop en borstel de spullen daarna goed uit. Luizen op kleding en knuffels kunnen ook worden gedood door bevriezing. Men moet dan kleding en knuffels minimaal 24 uur in een diepvries stoppen. Voor meubilair en autobekleding is één keer extra grondig stofzuigen voldoende. Preventie Voorlichting aan publiek, ouders motiveren hun kinderen regelmatig te controleren op luizen, 161
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
kapstokken op school minimaal 15 cm uit elkaar en ieder kind een eigen plastiek zak om daarin jas en pet op te hangen aan de schoolkapstok. Voorlichting aan kinderen over het risico op besmetting door het delen van kammen en borstels en het dragen van elkaars petten, hoofddoekjes en kleding.
162
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 21.1
Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling
21.2
Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Nauwkeurig opvolgen van de contactpersonen is noodzakelijk
21.3. Algemene profylactische maatregelen. melden aan ouders, medeleerlingen en personeel naargelang de omstandigheden zoals het aantal besmettingen, het voorkomen van recidieven of haardgezinnen of een weigering van behandeling, de nodige maatregelen nemen om verspreiding via schoolcontacten te voorkomen; het kan ondermeer gaan om informeren, screenen, contacteren van de thuisomgeving, overleggen met andere diensten of personen, contact opnemen met de gezondheidsinspectie. Aangewezen controlemaatregelen bij melding van Pediculosis op schoolniveau 1. Verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling 2. Nauwkeurig opvolgen van de contactpersonen is noodzakelijk 3. Melden aan ouders, medeleerlingen en personeel 4. In functie van specifieke omstandigheden (het aantal besmettingen, het voorkomen van recidieven, haardgezinnen, een weigering van behandeling) dienen de nodige maatregelen genomen te worden om verspreiding via schoolcontacten te voorkomen: Screenen van medeleerlingen Contacteren van de thuisomgeving Overleggen met school, ouderverenigingen, huisartsen, apothekers, … Bespreking binnen CLB-team In extreme situaties is contactname en overleg met de gezondheidsinspectie aan te raden.
163
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven Betreft: luizenepidemie Geachte ouders, Er zijn opnieuw meldingen van luizen op school. Iedereen kan luizen krijgen. Dat is helemaal geen schande. Overal waar kinderen samen zijn (thuis, op school, in de jeugdbeweging of sportclub … ) kunnen luizen worden doorgegeven. Ook volwassenen kunnen er hebben. Ondanks de aandacht en de zorg van veel ouders blijken deze vervelende insectjes telkens opnieuw de kop op te steken. Sommige kinderen blijken extra gevoelig te zijn. Het is van het grootste belang dat een besmetting vroeg wordt opgespoord en behandeld. Op die manier help je niet alleen je eigen kind, maar ook zijn omgeving (gezinsleden, klasgenoten, vrienden). Elk kind kan immers op zijn beurt anderen besmetten. Het is alleen als we allen samenwerken dat we de luis uit de school kunnen bannen. Hoe zien ze eruit? De hoofdluis is een langwerpig, vleugelloos insectje, dat leeft in het haar van de mens. Jonge luisjes zie je amper, volwassen luizen worden 2 tot 4 millimeter lang. De kleur varieert van lichtgruis tot bruin. Neten zijn de eitjes van de luis. Ze lijken op langwerpige pareltjes en zijn soms moeilijk te onderscheiden van schilfertjes. In tegenstelling tot gewone schilfertjes zitten ze stevig vastgehecht aan de haren. De luis legt haar eitjes dicht bij de hoofdhuis. Hoe krijg je ze? Luizen kunnen niet springen of vliegen. Ze kruipen van de ene haardos naar de andere op het ogenblik dat twee hoofden nauw in contact komen, bijvoorbeeld bij het spelen of knuffelen. Heel uitzonderlijk kan een luis in muts, op een sjaal, kam of borstel verzeild raken. Bij gezamenlijk gebruik kan het ongewenste bezoek in een andere haardos belanden. Hoe vind je ze? Een eerste signaal is dikwijls kriebel en jeuk in de haren, maar niet altijd. Als de besmetting een tijdje blijft bestaan, kan de jeuk echter ook verdwijnen. Je ziet ze soms met het blote oog. Luizen kan je opsporen door de haren uit te kammen met een luizenkam. Doe dit zorgvuldig gedurende een aantal minuten, in een goed verlichte ruimte, boven een wit papier of een witte wastafel. Het aantonen van de aanwezigheid van luizen is gemakkelijker met behulp van de “Nat-KamTest” (zie verder) Wat te doen in geval van luizen of neten? Preventief behandelen is niet goed! Behandel slechts indien je werkelijk luizen of neten aantreft op het haar van je kind. Kijk ook alle gezinsleden (broers, zussen of ouders) na. Verwittig grootouders, goede vriendjes, onthaalmoeder, … Ook bij hen is behandeling enkel nodig indien luizen of neten gevonden worden. Bij twijfel kan je raad vragen aan de schoolarts of schoolverpleegkundige. De apotheker zal je een doeltreffend product voorstellen. Volg nauwgezet de aanwijzingen op de bijsluiter. 164
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Doeltreffende producten zijn • Prioderm®, Radical® (malathion 0,5%): 12 uur ter plaatse laten • ParaShampoo®, ShampouxShampoo®n Pyriderm® (pyretrhine + piperonylbutoxide): 5-10 minuten ter plaatse laten • Nix-crème-rinse® (permethrine 1%) : in principe 10 minuten ter plaatse laten, maar in de praktijk kan het product meerdere uren en voor hardnekkige gevallen zelfs een ganse nacht ter plaatse worden gelaten. In associatie met het wassen van het haar met een speciale shampoo wordt het haar best ook korter geknipt indien het erg lang is (dit hoeft niet extreem kort te zijn) En verder? Na het wassen van het haar met de speciale luizenshampoo dient men tweemaal per week de “NAT KAM” methode toe te passen gedurende 14 dagen (om dode neten te verwijderen, om eventueel nog aanwezige jonge luizen te verwijderen voor ze zich kunnen voortplanten en om een nieuwe besmetting of mislukken van de behandeling met de speciale shampoo op te sporen): “NAT KAM” methode: het haar wassen met een neutrale shampoo, vervolgens overvloedig een haar-conditioner aanbrengen met de bedoeling de haren zo glad mogelijk te maken.Kam met een gewone kam tot er geen haarknopen meer zijn van achter naar voor. Kam vervolgens met de luizenkam systematisch door de haren. In een eerste tijd kammen van achter naar voor, te beginnen van in de nek, zo dicht mogelijk tegen de schedelhuid. Na elke kambeweging de kam zorgvudig afvegen aan een stuk keukenrol en controleren. Spoel de conditioner uit het haar. Laat het haar zeer nat, hoe natter hoe beter. In een tweede tijd opnieuw kammen van voor naar achter, te beginnen aan het voorhoofd. De Nat-Kam-Methode methode kan eventueel ook als behandeling gebruikt voor luizen gebruikt worden bv. als je met producten geen resultaat hebt, als je kind allergisch reageert op producten of als je zwanger bent. Na een volledige behandeling zijn de luizen weg. Dode neten kunnen lang in het haar kleven. Ze zijn doffer van kleur dan levende neten en verder van de hoofdhuid verwijderd. Het verschil is moeilijk te zien. Blijf je na een week kammen luizen vinden, dan wijst dit op het mislukken van de behandeling of herbesmetting. Vraag in dit geval advies aan de huisarts, aan de schoolarts of schoolverpleegkundige. Was mutsen, sjaals, haarbanden, en beddengoed in warm water (50-60°). Je kan ook deze kledij gedurende één week niet gebruiken. Maak kammen en borstels schoon in warm water. Verkleedkoffers worden best gedurende één week niet gebruikt. Dit volstaat om alle luisjes op te ruimen. Maak er geen geheim of taboe van; als jou kind luizen heeft zijn er beslist nog andere kinderen met luizen. Meld het dan ook aan de schooldirectie, de schoolarts of schoolverpleegkundige. Nog een tip: maak er een gewoonte van de haren van uw kinderen elke week na te kijken.
165
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Model bij melding in secundair Geachte ouders, Wij kregen het bericht, dat op de school van uw zoon/dochter één of meerdere leerlingen hoofdluizen hebben. Het is u zeker bekend dat de laatste jaren het aantal gevallen van hoofdluizen bij de schoolgaande jeugd toeneemt. Toch kan een snelle en doelgerichte aanpak het probleem verhelpen. Daarom vragen wij u om vanavond nog de hoofdharen van uw kinderen én die van de andere gezinsleden te controleren op luizen en/of neten. Neten zijn wit tot parelmoerachtig, eivormig en erg klein. Ze kleven hardnekkig vast op de haren en dit dicht tegen de hoofdhuid. Hun favoriete plaatsjes zijn de nekstreek, achter de oren en vooraan op het hoofd. In tegenstelling tot schilfertjes komen ze zeer moeilijk van de haren los. Vindt u luizen of neten, start dan onmiddellijk een behandeling voor alle besmette gezinsleden. Voor uitgebreide informatie rond de mogelijke behandelingsmethoden kan u steeds bij ons terecht of bij uw apotheker. Kiest u voor een chemisch product, lees dan zeer goed de gebruiksaanwijzing en houdt u strikt aan deze regels en/of volg de uitleg van de apotheker. Vergeet zeker niet de behandeling te herhalen na een achttal dagen. Gebruik deze producten nooit preventief(op voorhand om besmetting te voorkomen): als er geen besmetting is, heeft dit immers geen enkele zin en is het zelfs schadelijk. Een alternatief voor een chemische behandeling met shampoo of lotion, is de NAT-KAMMETHODE. Dit is een eenvoudige, goedkope, onschadelijke en doeltreffende behandelingsmanier die uw zoon/dochter zelf kan aanleren en ook na de besmetting verder kan gebruiken als wekelijkse controle. Vergeet ook niet alle kammen, kledij, beddengoed en knuffels die in aanraking kwamen met de besmette hoofdharen, te verversen en/of te reinigen.
De NAT-KAM-METHODE
-
Wat heb je nodig? conditioner, balsem of crèmespoeling (te verkrijgen in de supermarkt) een handdoek, lauw water en een wastafel of bad een gewone kam, een luizenkam en ontsmettingsmiddel keukenrolpapier en tandenstokers
166
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Hoe ga je te werk? 1. Kind zit op de knieën – hoofd voorovergebogen. - maak het haar goed nat - breng zeer veel conditioner op het haar (gewoon instrijken, niet draaien) - kam het haar door met een gewone kam om de knoopjes eruit te krijgen - breng het hoofd voorovergebogen over het bad of de wastafel - kam met een luizenkam van achter naar voor tegen de schedelhuid aan, van het ene oor naar het andere - na elke kambeweging veeg je de luizenkam af aan wit keukenrolpapier en controleer je de conditioner op aanwezigheid van luizen of neten
2. Kind mag gewoon gaan zitten – hoofd achterover over wastafel - spoel de conditioner uit het haar, maar laat het haar nat - kam het haar met een gewone kam - kam nu opnieuw met de luizenkam van voor naar achter dicht tegen de schedelhuid, over gans de hoofdoppervlak, van oor naar oor - na elke kambeweging de luizenkam afvegen op wit keukenrolpapier en controleren op luizen en/of neten - daarna de luizenkam minsten 30 minuten in ontsmettingsmiddel leggen om te reinigen, de neten uit de luizenkam verwijderen met behulp van een tandenstoker Bij besmetting pas je de nat-kam-methode om de drie à vier dagen toe, gedurende twee à drie weken. Het vraagt wat tijd, maar de inspanning is het resultaat waard. Is er geen besmetting, dan kan men wekelijks, na het wassen van de haren, de nat-kammethode als controle uitvoeren. Loopt het ondanks deze raadgevingen toch nog fout, aarzel dan niet om de schoolarts of schoolverpleegkundige te contacteren. Zo kan samen naar een oplossing gezocht worden. Met vriendelijke groeten, Het CLB-team
167
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Aandachtspunten voor hoofdluiscontrole in scholen:
Hoofdluis “STOP”
(Nederlands model)
Samenwerking is belangrijk Zowel ouders als de school dragen verantwoordelijkheid met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van hoofdluis. De ouders zijn primair verantwoordelijk voor de controle en verwijdering van hoofdluis uit de haren van hun kinderen. De school is verantwoordelijk voor de preventieve maatregelen en voor het betrekken van de ouders bij de bestrijding van hoofdluis.
Taboes doorbreken Haal de “luizen” uit de taboesfeer en praat openlijk daarover met de kinderen. Zowel ouders als kinderen schamen er zich soms over en durven het niet op school te vertellen. Benader de kinderen in hun eigen “taal” met voorbeelden uit hun eigen wereld (bv. n.a.v. Pokemon-rage: “Gotta catch’em all”)
O uders inschakelen; de ouderwerkgroep Ouders vormen een onmisbare schakel in de bestrijding van hoofdluis op school. Op scholen waar regelmatig hoofdluis voorkomt is het instellen van een ouderwerkgroep een mogelijkheid voor een goede bestrijding van de hoofdluisprobleem. elke school moet een standaardprocedure hebben hoe om te gaan met hoofdluis; deze procedure is bekend bij alle leerkrachten en ouders en wordt na de zomervakantie, ieder jaar, opnieuw besproken met de ouders en leerkrachten. Regelmatig ouders stimuleren om hun kinderen en zichzelf te controleren op hoofdluis en nadrukkelijk verzoeken om bij het constateren van hoofdluis dit aan de school te melden. Bij een melding van hoofdluis alle kinderen uit de betreffende groep een informatiebrief hoofdluis mee geven voor de ouders. Een ouderwerkgroep instellen die het hoofdluisprobleem in de gaten houdt. Leden van de ouderwerkgroep kunnen de kinderen regelmatig screenen op de aanwezigheid van hoofdluis, maar ook andere ouders en leerkrachten bijstaan in voorlichting en advies. Soms staan ouders niet toe dat hun kind gecontroleerd wordt door een andere ouder; dit kan ondervangen worden door in het schoolreglement op te nemen dat kinderen op hoofdluis worden gecontroleerd en ouders daarmee akkoord moeten gaan bij het aanmelden van het kind op school.
P reventie -
-
-
Controle iedere schoolmaand door leden van de ouderwerkgroep; gelijktijdig de aandacht vestigen op de preventie van hoofdluis en ouders vragen om regelmatig de kinderen thuis te controleren. Als bij kinderen hoofdluis is geconstateerd: alle kinderen uit de klas krijgen dezelfde dag, namens de directie een informatie brief over hoofdluis mee naar huis en het verzoek aan de ouders om gedurende twee weken de kinderen thuis dagelijks te controleren op hoofdluis. Binnen twee dagen worden alle kinderen uit de klas nagekeken door leven van de 168
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
ouderwerkgroep; wordt er hoofdluis geconstateerd, dan wordt nogmaals de informatiebrief meegegeven met het dringende verzoek bij het kind dezelfde dag te starten met de behandeling. Tevens het verzoek de overige gezinsleden en eventueel bevriende gezinnen te controleren op hoofdluis. Na veertien dagen worden de kinderen door leden van de ouderwerkgroep op school opnieuw gecontroleerd. Als geen kinderen met hoofdluis worden gevonden durf dan de conclusie te trekken dat de maatregelen effectief waren en dat er geen noodzaak meer is voor intensieve maatregelen. De periodieke controles gaan gewoon door.
-
Folders §
DE LUIZENKRIEBEL, info – brief
Verantwoordelijke uitgever: Dr. D. Dewolf Samenstelling: ministerie van Vlaamse Gemeenschap Departement Welzijn, Volksgezondheid, Markiesstraat 1, 1000 Brussel §
LUIS ZE ERIN Wat moet je weten over luizen, hoe behandel je luizen, hoe vind je luizen ?
Verantwoordelijke uitgever: LOGO Gent Samenstelling: de 3 Gentse CLB’s, 3 Gentse Wijkgezondheidscentra, LOGO en stad Gent, Universiteit Gent Publicatiedatum: september 2001
Web-sites
www.wvc.vlaanderen.be/luizen/ www.gezondheid.be/index.cfm www.gent.be/luizendag www.luistelijf.nl/ www.kiddo.net/pdf/gezondheid/Gezond3.pdf www.socmut.be/ziekenfonds/s_magazine/032001/luizen.htm+luizen&hl=nl&lr=lang_nl
169
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
22. HIV – infectie (AIDS)
Ziektebeeld
Infectie met het HIV leidt na verloop van jaren bijna altijd tot een progressieve levensbedreigende immunosuppressie. Dit kan leiden tot een nauw omschreven ziektebeeld (Acquired Immuno Deficiency Syndrome = AIDS) met opportunistische infecties. HIV dringt na introductie in het lichaam binnen in CD4+ T-lymfocyten en macrofagen. Geschat wordt dat 50-70% van degenen dit met HIV-1 geïnfecteerd raken een acuut retroviraal syndroom ontwikkelen. De klachten zijn gewoonlijk mild en self-limiting. Vervolgens blijft de met HIV-geïnfecteerde persoon klachtenvrij tot zich AIDS ontwikkelt. In deze klinisch latente situatie is er echter wel een intensieve virusreplicatie en immuunrespons tegen met HIV geïnfecteerde cellen doch is er (nog) een evenwicht tussen aanmaak van HIV en CD4+ Tlymfocyten. Door de voortdurende replicatie van het virus ontstaan mutanten waar het immuunsysteem op een gegeven moment geen vat meer op krijgt en gaat het immuunapparaat disfunctioneren. Door het tekortschieten van het immuunapparaat ontstaat een scala aan ziektebeelden . Op de voorgrond staan opportunistische infecties (o.a. candidiasis, tuberculosis, herpessimplex virus-infecties), neurologische ziektebeelden (o.a. perifere neuropathie, HIVencephalopathie)en kwaadaardige tumoren (o.a. cervix carcinoom, lymfomen, progressieve multifocale leukemie). Uiteindelijk overlijdt de patiënt aan de gevolgen van deze bijkomende ziekten.
Incubatieperiode - periode tussen HIV besmetting en acuut retroviraal syndroom: 2 – 4 weken - periode tussen HIV besmetting en seroconversie: gemiddeld 4 tot 6 weken, varieert van 2 weken tot 6 maanden; nooit langer dan 6 maanden - periode tussen HIV besmetting en diagnose AIDS: gemiddeld 8 tot 10 jaar (bij volwassenen), varieert van minder dan een jaar tot meer dan vijftien jaar.
Voorkomen Wereldwijd. Afhankelijk van de transmissieroute zijn een aantal risicogroepen te onderscheiden: personen met wisselende onbeschermde homo en/of hetero en/of biseksuele contacten, intraveneuze druggebruikers en hun seksuele partners, personen afkomstig uit of met een partner uit HIVendemisch gebied, ontvangers van ongecontroleerde bloed- en donorproducten en kinderen van HIV-positieve moeders.
170
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Infectieus agens Humaan immunodeficiëntie virus (retrovirus) Twee types zijn geïdentificeerd: type 1 (HIV-1) en type 2 (HIV-2). De virussen zijn serologisch en qua geografische verspreiding relatief verschillend maar hebben overeenkomstige epidemiologische karakteristieken. Het staat vast dat zowel AIDS als andere HIV-gerelateerde ziekten door zowel HIV-1 als door HIV-2 veroorzaakt kunnen worden. HIV2 infectie leidt echter tot een minder frequente en langzamere progressie naar AIDS.
Reservoir de mens
Transmissie HIV is in het normale maatschappelijk verkeer niet overdraagbaar. Hoewel HIV is geïsoleerd uit een groot aantal lichaamsvloeistoffen is tot nu toe alleen overdracht bewezen via bloed(-producten), transplantatieweefsel (uitgezonderd cornea), sperma, vaginaal vocht en moedermelk. Tot op heden is overdracht via traanvocht, speeksel, urine en ontlasting bij de mens niet bewezen. HIV-besmetting vindt plaats door contact met besmette lichaamsvloeistoffen. Het virus dringt via de beschadigde huid of slijmvliezen binnen. Voor virusoverdracht via insecten bestaat geen bewijs.
Besmettelijkheid * besmettelijke periode is levenslang vanaf het begin van de HIV-infectie. * de mate van besmettelijkheid is afhankelijk van het aantal virusdeeltje in het bloed (kan variëren van niet detecteerbaar tot meer dan een miljoen per milliliter bloed). * epidemiologisch zijn er aanwijzingen dat de besmettelijkheid groter is in het begin van de infectie, tijdens toename van de immuundeficiëntie en bij klinische symptomen. * de besmettelijkheid via dezelfde transmissie route (transfusie, prikaccidenten, …. ) is een factor 10-100 geringer in vergelijking met het hepatitis B-virus.
Vatbaarheid * Voor zover bekend neutraliseren de circulerende antistoffen het virus niet. Dit is mogelijk het gevolg van het telkens opnieuw ontstaan van mutanten tijdens de virusreplicatie waar het immuunsysteem geen greep op krijgt. * Er zijn aanwijzingen dat een zeer klein deel van de mensen (>1%) minder vatbaar is voor infectie. Mogelijk is dit het gevolg van de aanwezigheid van een bepaald gen dat leidt tot een beschermende enzymdeficiëntie.
171
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Diagnose - serologisch: antistoffen zijn gemiddeld aantoonbaar in het serum vier tot zes weken na besmetting (maximum na 6 maanden); - virologisch: • antigeenbepaling kan gebruikt worden voor vroegdetectie wanneer de antistofvorming nog niet op gang is; deze techniek kan ook gebruikt worden bij kinderen van HIVpositieve moeders omdat maternale HIV-antistoffen tot achttien maanden na de geboorte aanwezig kunnen zijn. • Bepalen van het aantal virusdeeltjes per milliliter plasma is een directe maat voor de aanwezigheid van het virus in het bloed; deze marker wordt gebruikt als maat voor de progressie van de infectie en om de resultaten van de antiretrovirale behandeling te volgen.
Behandeling Er is geen genezende therapie. De diverse middelen die thans voorhanden zijn, remmen de aanmaak van nieuw virus zodat minder nieuwe cellen worden geïnfecteerd. Doel van de behandeling is de virusvermeerdering te remmen waardoor progressie naar AIDS wordt vertraagd.
Preventie Actieve immunisatie: tot op heden geen vaccin beschikbaar Passieve immunisatie : geen Algemene preventieve maatregelen: - hygiëne ten aanzien van de patiënt overeenkomstig de algemeen geldende richtlijnen waarbij men ervan uitgaat dat elke patiënt potentieel besmettelijk is. - Voorlichting over besmettingsrisico en preventie ten aanzien van HIV-gerelateerde opportunistische infecties. Desinfectie: * Geschikte desinfectiemethoden: - thermische desinfectie: stoom, verhit water (> 90°) gedurende tenminste 5 minuten - chemische desinfectie met 1,5% chlooroplossingen en alcohol 70%; desinfectantia op basis van fenolen zijn over het algemeen niet geschikt voor inactivering van virussen. * Bij reinigen dient de schoonmaker zich goed te beschermen door middel van handschoenen en goed op te passen voor eventueel glas of ander scherp materiaal in het te reinigen oppervlak of materiaal. Eerst dient zichtbaar schoon te worden gemaakt met water en zeep omdat desinfectantia zoals chloor en alcohol zich binden aan biologisch materiaal en daardoor minder effectief worden. Vervolgens reinigen met een 1,5% chlooroplossing . Dit geldt voor voorwerpen, meubilair, muren, vloeren en dergelijke. Voor een effectieve desinfectie is een contacttijd van tien 172
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
*
minuten noodzakelijk. Voor desinfectie van handen en kleine voorwerpen wordt ethylalcohol 70 % gebruikt. De effectieve contacttijd bij alcohol 70% is één minuut.
Overige maatregelen: * Bloed op de huid: zo snel mogelijk afwassen met water en zeep gevolgd door desinfectie met ethylalcohol 70%. * Scherpe voorwerpen: gebruik alleen speciale naaldencontainers; het terugstoppen van naalden in naaldbeschermers is de belangrijkste oorzaak van prikaccidenten. * Eetgerei: normale afwasprocedure met water en afwasmiddel volstaat * Verontreinigde kleding en beddengoed (thuissituatie): een volledige (voor- en hoofdwas) machinale wascyclus op een voor het wasgoed zo heet mogelijke temperatuur volstaat. Voor virale verontreiniging geldt dat het verdunningseffect belangrijker is dan de temperatuur of gebruikt waspoeder.
173
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Maatregelen te nemen volgens het ministerieel uitvoeringsbesluit 12.1. Maatregelen betreffende de zieke leerling/persoonslid van de school: Bij immunodeficiëntie moet overleg gepleegd worden met de behandelende arts en de ouders, gelet op het risico van opportunistische infecties bij menigvuldige contacten in grote sociale gemeenschappen zoals scholen 12.2. Maatregelen betreffende de leerlingen/personeelsleden, in contact met de zieke thuis: Geen 11.3. Algemene profylactische maatregelen. EHBO-instructies geven.
Aangewezen opvolgingsmaatregelen bij melding van HIV op schoolniveau Voor scholen kan gesteld worden dat in het normale maatschappelijk verkeer risico op overdracht van HIV praktisch uitgesloten is. Speciale maatregelen rondom geïnfecteerde kinderen dienen dan ook vermeden te worden en achterwege te blijven om onnodige isolatie en stigmatisatie van het betreffende kind te voorkomen en schijnveiligheid en daardoor vaak weer onoplettend gedrag te vermijden Algemene maatregelen ten aanzien van verzorging, wondbehandeling, toilethygiëne etc. dienen standaard op scholen bekend te zijn. Hieronder valt ook de opstelling van een accidenten protocol (bijtverwondingen, opruimen van bloed). Het verdient aanbeveling met de voorgestelde maatregelen niet te wachten totdat een geïnfecteerd kind op een school wordt geplaatst, maar deze maatregelen te implementeren in de hygiëne begeleiding. Plaatsing van HIV-positieve kinderen op scholen brengt in de praktijk de nodige problemen met zich mee en dient steeds zorgvuldig te worden begeleid. Gedoseerde informatie, bescherming van de privacy van het gezin en het voorkomen van onnodige onrust zijn daarbij van belang. In specifieke situaties is overleg tussen direct verantwoordelijken, (ouders, school) en adviserende deskundigen op zijn plaats. Ouders zijn echter niet verplicht de diagnose van hun kind te melden. Het wordt aanbevolen in elk geval de (school)arts in te lichten, onder meer in verband met het signaleren van infecties op school die voor het HIV-positieve kind extra risico inhouden.
174
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Modelbrieven N.V.T.
175
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 1
Vlaamse regering
BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING TOT BEPALING VAN SOMMIGE OPDRACHTEN VAN DE CENTRA VOOR LEERLINGENBEGELEIDING
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 2, 31°, 5,§ 2, 9,§2, 18, 20, 25,§1, 30,§ 4 en 32; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 april 1999; Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 16 juni 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 oktober 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging,
BESLUIT: 176
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
HOOFDSTUK I. INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet: het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding; 2° centrum: centrum voor leerlingenbegeleiding. HOOFDSTUK II. ALGEMENE BEPALINGEN Art. 2. Bij het uitvoeren van zijn opdrachten werkt het centrum samen met de LOGO’s (locoregionale netwerken) mee aan het realiseren van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen, die ter uitvoering van artikel 1, 15°, van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie werden aangenomen door het Vlaams Parlement, voorzover die betrekking hebben op de doelgroep van het centrum. Art. 3. Om de gezondheid, de groei en de ontwikkeling van de leerling te bevorderen, te bewaken en te behouden kan de verantwoordelijke arts na een consult een gezondheidsbilan opmaken. Dit gezondheidsbilan is de synthese van zijn bevindingen en vormt de basis voor multidisciplinair overleg in het centrum. HOOFDSTUK III. VERPLICHTE BEGELEIDING Afdeling 1. Algemene consulten Art. 4. Het centrum voert een algemeen consult uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren: 1° het tweede jaar kleuteronderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de kleuter vijf jaar wordt; 2° het vijfde jaar lager onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de leerling elf jaar wordt; 3° het eerste jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs het kalenderjaar waarin de leerling dertien jaar wordt; 4° het derde jaar secundair onderwijs of, voor het buitengewoon onderwijs, het kalenderjaar waarin de leerling vijftien jaar wordt; 5° het eerste jaar deeltijds beroepssecundair onderwijs, erkende vorming, of het schooljaar waarin het deeltijds beroepssecundair onderwijs of de erkende vorming wordt aangevat. Het algemene consult, bedoeld in het eerste lid, 5°, wordt niet uitgevoerd, als bij de betrokken leerling twaalf maanden voordien al een algemeen consult heeft plaatsgehad. 177
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Het algemene consult wordt evenmin uitgevoerd bij leerlingen uit het eerste jaar erkende vorming als de leerling onderworpen is aan een gezondheidsonderzoek overeenkomstig de bepaling van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, zoals bepaald in artikel 21 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996 betreffende de leertijd, bedoeld bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen. De algemene consulten worden door een arts en een paramedisch werker uitgevoerd. De besluitvorming gebeurt door de arts, die tevens de eindverantwoordelijkheid draagt. Art. 5. §1. Het algemene consult, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, omvat minstens: 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar werden gesteld door de ouder, de voogd of de persoon die de minderjarige onder zijn hoede heeft; 2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school; 3° de interpretatie van gegevens die door de instelling Kind en Gezin of door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld; 4° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat: a) anamnese; b) groei en gewicht; c) globale ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor spraak en motoriek; d) visuele functie en oogstand; e) gehoor; f) gebit; g) genitaliën; 5° de opvolging van de nazorg. §2. Het centrum neemt initiatieven om de aanwezigheid van de ouders bij het algemene consult, bedoeld in §1, aan te moedigen. Art. 6. Het algemene consult, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, omvat minstens: 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouder of voogd; 2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie met betrekking tot afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en met betrekking tot fysieke fitheid; 3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld; 178
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4° de bevraging van voedings- en leefgewoonten; 5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat: a) anamnese; b) groei en gewicht; c) visuele functie; d) gehoor; e) gebit; f) genitaliën; g) houding en bewegingsstelsel; h) puberale ontwikkeling; 6° de opvolging van de nazorg. Art. 7. Het algemene consult, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 3°, omvat minstens: 1° de anamnese en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouder of de voogd; 2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt beschikbaar gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie met betrekking tot afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en met betrekking tot fysieke fitheid; 3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld; 4° de bevraging van voedings- en leefgewoonten; 5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek dat in elk geval de volgende elementen omvat: a) anamnese; b) groei en gewicht; c) gebit; d) genitaliën; e) houding en bewegingsstelsel; f) puberale ontwikkeling; 6° de opvolging van de nazorg. Art. 8. Het algemene consult, bedoeld in artikel 4, eerste lid, 4°, omvat minstens: 1° de anamnese, met bijzondere aandacht voor problemen in verband met de menstruele cyclus en de interpretatie van de gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouder of de voogd;
179
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
2° de interpretatie van voor het consult relevante informatie die beschikbaar wordt gesteld door het centrum of de school, inclusief informatie met betrekking tot afwezigheids- en ongeschiktheidsattesten en met betrekking tot fysieke fitheid; 3° de interpretatie van gegevens die door de behandelende arts beschikbaar worden gesteld; 4° de bevraging van voedings- en leefgewoonten; 5° een leeftijdsspecifiek algemeen medisch onderzoek, dat in elk geval de volgende elementen omvat: a) anamnese; b) groei en gewicht; c) gehoor; d) gebit; e) genitaliën; f) houding en bewegingsstelsel; g) puberale ontwikkeling; 6° de opvolging van de nazorg. Art. 9. §1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, leggen de normen voor infrastructuur en uitrusting van een centrum vast. §2 Zolang de normen, bedoeld in §1, niet zijn vastgelegd, gelden de bepalingen die opgenomen zijn als bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 juli 1985 betreffende de verplichtingen en de opdrachten inzake medisch schooltoezicht, en houdende de erkenningsvoorwaarden en subsidiëring van equipes en centra voor medisch schooltoezicht. Afdeling 2. Gerichte consulten Art. 10. §1. Het centrum voert een gericht consult uit bij leerlingen uit de volgende leerjaren: 1° het eerste jaar kleuteronderwijs, op voorwaarde dat de te onderzoeken kleuters vóór 1 januari van het schooljaar in kwestie drie jaar geworden zijn; 2° het eerste jaar lager onderwijs; 3° het derde jaar lager onderwijs. De besluitvorming na het gerichte consult gebeurt door de arts, die tevens de eindverantwoordelijkheid draagt. §2. In afwijking van §1, 1°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling drie jaar wordt. 180
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
§3. In afwijking van §1, 2°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling zeven jaar wordt. §4. In afwijking van §1, 3°, wordt in het buitengewoon onderwijs een gericht consult uitgevoerd in het kalenderjaar waarin de leerling negen jaar wordt. §5. Gerichte consulten worden bij voorkeur in de school uitgevoerd. Hiervoor stelt de school infrastructuur ter beschikking die toelaat de gerichte consulten kwaliteitsvol uit te voeren. Als de school geen infrastructuur ter beschikking kan stellen, zorgt het centrum voor een locatie waar de gerichte consulten kwaliteitsvol kunnen worden uitgevoerd. Art. 11. Het gerichte consult, bedoeld in artikel 10, §1, 1°, omvat de anamnese en de interpretatie van voor het consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouder, de voogd, Kind en Gezin, de behandelende arts, het centrum en de school. Dit gericht consult schenkt verder bijzondere aandacht aan groei, gewicht, visuele functie en oogstand en de opvolging van de nazorg. Art. 12. Het gerichte consult, bedoeld in artikel 10, §1, 2°, omvat de anamnese en de interpretatie van voor het consult relevante gegevens die beschikbaar worden gesteld door de ouder, de voogd, de behandelende geneesheer, het centrum en de school, en schenkt bijzondere aandacht aan groei en gewicht, visuele functie, kleurenzin, oogstand, gebit en de opvolging van de nazorg. Art. 13. Het gericht consult, bedoeld in artikel 10, §1, 3°, omvat de anamnese, de interpretatie van voor het consult relevante gegevens beschikbaar gesteld door de ouder, de voogd, de behandelende geneesheer, het centrum en de school, en schenkt bijzondere aandacht aan groei, gewicht en visuele functie en de opvolging van de nazorg. Afdeling 3. Verzet Art. 14. Het verzet, zoals bedoeld in artikel 30,§2 van het decreet, wordt schriftelijk meegedeeld aan de directeur van het centrum via een aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Het verzet is getekend en gedateerd. Art. 15. De persoon die verzet heeft aangetekend is verplicht de consulten, bedoeld in artikel 4 en artikel 10, te laten uitvoeren binnen een termijn van negentig dagen, met ingang van de datum waarop de aangetekende brief werd verzonden of met ingang van de datum die op het ontvangstbewijs werd vermeld. De arts van een ander centrum, een andere arts van hetzelfde centrum of nog een andere arts die beschikt over hetzelfde bekwaamheidsbewijs als de artsen die aan een centrum verbonden zijn, en die de in artikel 4 en artikel 10 bedoelde consulten heeft uitgevoerd, bezorgt binnen vijftien dagen na datum van elk consult het verslag van dat consult aan de arts van het centrum die de school van de betrokken leerling begeleidt. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het model van het verslag. 181
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Afdeling 4. Profylaxe Art. 16. Onverminderd de bepalingen van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten, neemt het centrum profylactische maatregelen ten overstaan van leerlingen en schoolpersoneel. Die maatregelen zijn opgenomen als bijlage bij dit besluit. Het centrum informeert de directies van de scholen over die maatregelen. Art. 17. De bevoegde gezondheidsinspecteur wordt op de hoogte gebracht in de volgende gevallen: 1° als een ziekte wordt vastgesteld die opgenomen is in de nummers 1 tot en met 15 van de bijlage, gevoegd bij dit besluit; 2° als de overwogen profylactische maatregelen inhouden dat de school moet worden gesloten; 3° als de profylactische maatregelen inhouden dat monsters voor de opsporing van kiemdragers moeten worden genomen. In de gevallen, vermeld in 2° en 3°, moet tevens de inspectie van de centra hiervan op de hoogte worden gebracht. HOOFDSTUK IV. VERZEKERD AANBOD Afdeling 1. Bijzondere consulten Art. 18. Het centrum biedt aan leerlingen uit het buitengewoon onderwijs een bijzonder consult aan vóór of onmiddellijk nadat ze instappen in het buitengewoon onderwijs en daarna om de twee jaar. Het bijzondere consult omvat minstens dezelfde aandachtsgebieden als vastgelegd voor het algemene consult, bedoeld in artikel 5, 6, 7 en 8. Voor het bepalen van de frequentie van de tweejaarlijkse bijzondere consulten, bedoeld in het eerste lid, worden de algemene consulten beschouwd als bijzondere consulten. Bijzondere consulten worden bij voorkeur in de school uitgevoerd. Hiervoor stelt de school infrastructuur ter beschikking die toelaat de gerichte consulten kwaliteitsvol uit te voeren. Als de school geen infrastructuur ter beschikking kan stellen, zorgt het centrum voor een locatie waar de gerichte consulten kwaliteitsvol kunnen worden uitgevoerd. Afdeling 2. Vaccinaties Art. 19. Om het ontstaan van sommige besmettelijke ziekten te beletten, houdt het centrum toezicht op de vaccinatiestatus van alle begeleide leerlingen. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt het vaccinatieschema dat hiervoor als leidraad dient en legt 182
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
de leerjaren vast waarin deze vaccinaties toegediend worden.
Art. 20. Het centrum biedt de vaccinaties aan die opgenomen zijn in het vaccinatieschema en gaat de vaccinatiestatus na van de begeleide leerlingen naar aanleiding van een algemeen of een gericht consult. De betrokkenen worden schriftelijk geïnformeerd over de aard en de bedoelingen van de vaccinatie. Het centrum dient de vaccinaties toe op voorwaarde dat ze hiervoor de schriftelijke toestemming heeft gekregen. Art. 21. Aan leerlingen van wie de vaccinatiestatus niet beantwoordt aan het vastgelegde vaccinatieschema, biedt het centrum vaccinaties aan, mogelijk op andere tijdstippen dan de leerjaren die worden bedoeld in artikel 19. Art. 22. Het centrum streeft ernaar een vaccinatiegraad van minimaal 95% te halen bij de leerlingen die het begeleidt, teneinde een volledige uitroeiing van sommige besmettelijke ziekten te realiseren. Afdeling 3. Veiligheid en hygiëne Art. 23. Binnen het kader van zijn deskundigheid adviseert het centrum de scholen die het begeleidt, op het vlak van veiligheid en hygiëne. HOOFDSTUK V. ANDERE OPDRACHTEN Art. 24. Het centrum kan bij individuele leerlingen een medisch onderzoek uitvoeren: 1° als vorm van nazorg na een algemeen, een gericht of een bijzonder consult; 2° op verzoek van de leerling, de school of de ouders; 3° op eigen initiatief. Bij groepen van leerlingen kan het centrum een medisch onderzoek uitvoeren met betrekking tot specifieke gezondheidsrisico’s. Art. 25. Het centrum registreert een aantal gestandaardiseerde gegevens. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepalen welke gegevens geregistreerd worden, in welke vorm en hoe ze bezorgd worden aan het departement Onderwijs en aan het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
HOOFDSTUK VI. SLOTBEPALINGEN Art. 26. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2000. 183
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Art. 27. De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel,…
De minister-president van de Vlaamse regering,
Patrick DEWAEL
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen
Mieke VOGELS
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Marleen VANDERPOORTEN
184
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering houdende bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding Profylaxe A. Maatregelen te treffen door de school in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten §1. De directeur van een school neemt contact op met het centrum, zodra: 1° hij verneemt dat een leerling van zijn school door een besmettelijke ziekte, bedoeld onder punt B, is aangetast; 2° hij vermoedt dat een leerling of een personeelslid aan een dergelijke ziekte lijdt; 3° hij verneemt dat een dergelijke ziekte werd vastgesteld in het huis van één van de leerlingen of van een lid van het schoolpersoneel. §2. Als een klas of een school gesloten moet worden ten gevolge van een besmettelijke ziekte, vestigt de directeur van de school de aandacht van de ouders op mogelijke gevaren van besmetting, evenals op de te treffen voorzorgsmaatregelen. Hij doet dat in overleg met het centrum. §3. Het sluiten van een school of van een klas wordt onmiddellijk meegedeeld aan het departement Onderwijs. §4. De directeur van de school heropent de school of de klas na instemming van de gezondheidsinspectie. B. Maatregelen te treffen door het centrum in het kader van de profylaxe van besmettelijke ziekten §1. De profylactische maatregelen die genomen moeten worden, als een bepaalde besmettelijke ziekte uitbreekt, zijn als volgt gerangschikt: 1° maatregelen betreffende de zieke leerling of het personeelslid van de school; 2° maatregelen betreffende de leerlingen of de personeelsleden, in contact met de zieke thuis; 3° algemene profylactische maatregelen. §2. Bij het voorkomen van andere belangrijke besmettelijke ziekten dan vermeld onder §3, neemt het centrum maatregelen overeenkomstig de richtlijnen van de gezondheidsinspectie. §3. Het centrum neemt de volgende maatregelen bij: ./. 185
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
1.
BUIKTYFUS
1° verwijdering die eindigt na ten minste twee negatieve coproculturen waarvan de tweede zeven dagen na de eerste wordt verricht; 2° verwijdering tot na de negatieve coprocultuur; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen; c) bronopsporing en bijhorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen; e)melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 2.
HEPATITIS A
1° verwijdering tot minstens één week na het begin van de symptomen; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;
b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen; c) bronopsporing en bijhorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen; e) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; f) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 3.
HEPATITIS B
3.1. Acute ziekte 1° verwijdering tot na klinische genezing op basis van een attest van de behandelende arts; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; 3.2. Chronische ziekte of dragerschap 1° a) immunologische toestand volgen; b) strikte hygiëne aanleren, o.m. gebruik van eigen tandenborstel en eetgerief; c) bloed- en speekselcontact met klasgenoten vermijden; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;
b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) algemene hygiënische maatregelen nemen en EHBO-instructies geven; ./.
186
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
4. MENINGOKOKKENMENINGITIS EN –SEPSIS 1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid; 2° onmiddellijke chemoprofylaxe, aanbevolen volgens de richtlijnen van de gezondheidsinspectie; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur; b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 5.
POLIOMYELITIS
1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 24 uur; b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 6.
DIFTERIE
1° verwijdering tot na 2 negatieve keeluitstrijken; 2° verwijdering tot na negatief keeluitstrijkje; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) immuniseren wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk;
c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 7.
INFECTIE MET BETA-HEMOLYTISCHE STREPTOKOKKEN VAN GROEP A, ONDER MEER SCARLATINA (ROODVONK)
1° verwijdering tot minstens twee dagen na het starten van een behandeling met aangepaste antibiotica of tot minstens veertien dagen indien niet behandeld met aangepaste antibiotica; 2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur;
b) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 8. BESMETTELIJKE TUBERCULOSE 1° verwijdering tot na negativering van microbiologische onderzoeken; 2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk;
3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) ingeval van besmettelijke tuberculose op school wordt er een gerichte opsporing georganiseerd volgens de modaliteiten bepaald door de gezondheidsinspectie; 187
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; e) in bepaalde omstandigheden, waarbij de gezondheidsinspectie oordeelt dat er een toegenomen besmettingsrisico is, wordt er een gerichte opsporing georganiseerd volgens de modaliteiten bepaald door de gezondheidsinspectie; f) leerlingen en schoolpersoneel bij wie een duidelijke positieve reactie op de tuberculine-huidproef wordt vastgesteld, worden onmiddellijk doorverwezen voor verder onderzoek en behandeling; 9. SHIGELLOSE (dysenterie) 1° verwijdering tot na 2 negatieve coproculturen; 2° verwijdering tot na negatieve coprocultuur; 3° a)contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;
c) bronopsporing en bijhorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; d) maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen; e) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 10. SALMONELLOSEN Niet tyfueuze-salmonellosen 1° verwijdering tot na klinische genezing; 2° geen; 3° a)contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) verhoogd toezicht op hygiëne van de handen en ontsmetting van de sanitaire voorzieningen;
d) bronopsporing en bijhorende maatregelen worden aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is noodzakelijk; e) maatregelen nemen om verspreiding via voeding op school te voorkomen; f) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 11. KINKHOEST 1° verwijdering tot na attestering door de behandelende arts van niet-besmettelijkheid; 2° chemoprofylaxe wordt aanbevolen bij contactpersonen; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit;
c) chemoprofylaxe wordt aanbevolen in bepaalde situaties; overleg met de gezondheidsinspectie is aanbevolen; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel;
188
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
12. BOF 1° verwijdering tot minstens negen dagen na het begin van de zwelling van de speekselklier; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) melden aan de gezondheidsinspectie; b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 13. MAZELEN 1° verwijdering tot minstens 4 dagen na het verschijnen van de huiduitslag; 2° immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) melden aan de gezondheidsinspectie;
b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; c) verwijderen van zwangere niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 14. RUBELLA (RODEHOND) 1° verwijdering tot minstens 7 dagen na het verschijnen van de huiduitslag; 2° immunisren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; 3° a) melden aan de gezondheidsinspectie ; b) immuniseren wordt aanbevolen bij contactpersonen met onvoldoende immuniteit; c) verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu; d) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 15. SCHURFT 1° verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling; 2° behandeling van contactpersonen is noodzakelijk; 3° a) contact opnemen met de gezondheidsinspectie binnen 48 uur; b) screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzing; c) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel; 16.
VARICELLA (WINDPOKKEN)
1° verwijdering tot minstens 6 dagen na het verschijnen van de eerste huidletsels of tot opdroging van de blaasjes; 2° geen; 3° verwijderen van zwangere, niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu;
189
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
17.
IMPETIGO
1° verwijdering tot na opdroging van de letsels; 2° geen; 3° maatregelen nemen om de verspreiding via het collectief speelgoed te voorkomen; 18. SCHIMMELINFECTIES VAN DE SCHEDELHUID 1° verwijdering tot bewijs van aangepaste behandeling; 2° geen; 3° screening van de medeleerlingen op symptomen van de ziekte en zo nodig doorverwijzing; 19. SCHIMMELINFECTIES VAN DE GLADDE HUID
-worden bedoeld: herpes circinata, St. Katarinawiel en Kérion van Celsus -worden uitgesloten: de athlete’s foot, mycotisch eczeem en onychomycose 1° verwijdering tot na bewijs van aangepaste behandeling; 2° geen; 3° geen; 20.
MOLLUSCA CONTAGIOSA (PARELWRATTEN)
1° doorverwijzing naar de behandelende arts; 2° geen; 3° geen; 21.
PEDICULOSIS CAPITIS (HOOFDLUIZEN)
1° verwijdering tot na bewijs van aangepaste behandeling; 2° nauwkeurig opvolgen van de contactpersonen is noodzakelijk; 3° a) melden aan ouders, medeleerlingen en personeel b) naargelang de omstandigheden zoals het aantal besmettingen, het voorkomen van recidieven of haardgezinnen of een weigering van behandeling, de nodige maatregelen nemen om verspreiding via schoolcontacten te voorkomen; het kan ondermeer gaan om informeren, screenen, contacteren van de thuisomgeving, overleggen met andere diensten of personen, contact opnemen met de gezondheidsinspectie; 23.
HIV - INFECTIE
1° bij immunodeficiëntie moet overleg gepleegd worden met de behandelende arts en de ouders, gelet op het risico van opportunistische infecties bij menigvuldige contacten in grote sociale gemeenschappen zoals scholen; 2° geen; 3° EHBO-instructies geven.
190
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van (……………………………………………) tot bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding. Brussel,… De minister-president van de Vlaamse regering,
Patrick DEWAEL
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheidszorg en Gelijke Kansen,
Mieke VOGELS
De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming,
Marleen VANDERPOORTEN
191
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 2
Decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. (BS 19/07/1995) De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de gecoördineerde grondwet. Art. 2. § 1. Om profylactische maatregelen te kunnen nemen bepaalt de Vlaamse Regering de door kiemen veroorzaakte ziekten die aangegeven moeten worden. De Vlaamse regering bepaalt de wijze van aangifte en de vorm van het aangifteformulier. De inhoud van dit formulier beperkt zich tot de volgende gegevens : - aard van de ziekte en aantal gevallen; - geslacht, leeftijd en beroep van de patiënt; - besmettingsbron en land waar de besmetting heeft plaatsgehad; - wijze waarop de diagnose werd gesteld; - naam, adres en telefoonnummer van de persoon die de aangifte deed. Indien de besmettingsbron een persoon is worden op het aangifteformulier geen gegevens vermeld die zijn identificatie toelaten. § 2. De gegevens vermeld op het aangifteformulier worden verwerkt met het oog op het nemen van profylactische maatregelen. Bovenstaande gegevens worden slechts met identificatiegegevens en medische gegevens aangevuld indien dit noodzakelijk is voor het nemen van profylactische maatregelen. Deze gegevens kunnen eveneens worden verwerkt voor statistische of beleidsondersteunende doeleinden voor zover de identiteit van de betrokkenen niet achterhaald kan worden. Deze gegevens worden voor geen andere doeleinden gebruikt dan deze hierboven vermeld. De gegevens vermeld in het eerste lid worden verwerkt door de administratie Gezondheidszorg en door de verenigingen of instellingen die door de Vlaamse regering nominatief zijn aangewezen om profylactische maatregelen te nemen. De Vlaamse regering bepaalt hoelang deze gegevens mogen worden rekening houdend met de besmettelijkheid van de aandoening. § 3. De verplichting tot aangifte geldt voor elke arts en voor elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een dergelijk ziektegeval kent of vermoedt. Indien op een schip geen arts is, dan geldt dezelfde verplichting voor de kapitein en voor de loods. De Vlaamse regering kan voor sommige van die ziekten de aangifteplicht beperken tot de artsen. Art. 3. Onverminderd de bevoegdheid van de verenigingen of instellingen die door de Vlaamse regering zijn aangewezen om profylactische maatregelen te nemen wijst de Vlaamse regering de ambtenaren-artsen aan die met de uitvoering van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten zijn belast. Zij duidt eveneens de ambtenaren aan belast met het toezicht op de naleving ervan, dit laatste onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie. Art. 4. De personen die een aangifte hebben gedaan, zijn verplicht de in artikel 3 vermelde ambtenaren-artsen de aanvullende informatie mee te delen die deze, geval per geval, noodzakelijk achten voor het nemen van profylactische maatregelen. Art. 5 § 1. Ter voorkoming en bestrijding van de in dit decreet bedoelde ziekten, kunnen de in artikel 3 vermelde ambtenaren-artsen :
192
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
1° personen die aangetast zijn door zo’n ziekte en die hierdoor een bijzonder gevaar van besmetting voor de gemeenschap vormen, verplichten een gepaste medische behandeling te volgen met het oog op het bestrijden van deze besmettelijkheid en zo nodig hun bevel geven tot tijdelijke afzondering in een door de ambtenaren-artsen bepaalde ziekenhuisafdeling; 2° bij vaststelling van zo’n ziekte, de personen die door hun beroepsactiviteit deze ziekte kunnen overdragen onderwerpen aan medisch onderzoek, nodig voor de opsporing van de besmettingsbron; 3° de onder 2° vermelde personen die besmet blijken en de ziekte kunnen overdragen, de uitoefening van beroepsactiviteiten verbieden zolang zij hierdoor een bijzonder gevaar betekenen voor de volksgezondheid; 4° de ontsmetting bevelen van voorwerpen en lokalen die besmet zijn; 5° de behandeling, de afzondering of het doden bevelen van dieren die door voor de mens gevaarlijke kiemen zijn besmet; 6° de nodige ruimten in ziekenhuizen opeisen voor de opname en de afzondering van personen die besmet zijn of bij wie een ernstige besmetting wordt vermoed. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de wijze waarop de genomen maatregel aan de betrokkene wordt medegedeeld. Art. 6 § 1. Tegen maatregelen bedoeld in artikel 5, 1° en 3°, kan de betrokkene binnen acht dagen na de mededeling ervan bij de Vlaamse regering beroep aantekenen in een gemotiveerd en ter post aangetekend stuk. Dit beroep schorst de uitvoering en het naleven van de maatregel. § 2. De Vlaamse regering doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep en na het advies te hebben verkregen van minstens twee deskundigen bedoeld in § 3. Wanneer er binnen deze termijn geen beslissing genomen wordt, vervalt de maatregel. Het advies van de deskundigen kan worden gevraagd en uitgebracht met de snelst mogelijke communicatiemiddelen. De door de Vlaamse regering geraadpleegde deskundigen dienen hun advies te verstrekken binnen tien dagen na de adviesaanvraag. Bij ontstentenis van adviesverstrekking binnen deze termijn of ingeval er slechts één geraadpleegde deskundige binnen deze termijn zijn, advies verstrekt, kan de Vlaamse regering toch een geldige beslissing nemen. De Vlaamse Regering betekent haar uitspraak over het beroep aan de betrokkene via een aangetekende brief. §3. De Vlaamse regering stelt de lijst samen van de deskundigen die bevoegd zijn om adviezen te verlenen en bepaalt de wijze van vergoeding. §4. De Vlaamse regering werkt de adviesprocedure nader uit. Art. 7 § 1. Ingeval de verplichtingen, vermeld in de artikelen 2, 4 en 5, niet worden nageleefd, zijn de in artikel 3 bedoelde ambtenaren die met het toezicht belast zijn, bevoegd proces-verbaal op te stellen. Hun processenverbaal hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is. Een afschrift van hun proces-verbaal wordt de betrokkene binnen acht werkdagen aangetekend toegestuurd. § 2. De in artikel 3 bedoelde ambtenaren die met het toezicht belast zijn, mogen bij de uitoefening van hun opdracht : 1° binnengaan : a) gedurende de dag : - in woningen en schepen waar een geval van besmettelijke ziekte werd vastgesteld; - in verplegingsinrichtingen, verzorgings- en bejaardentehuizen; b) bij dag en nacht in nachtasielen en logementhuizen; 2° elk onderzoek, elke controle en enquête instellen, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de decreets- en reglementsbepalingen worden nageleefd;
193
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
3° in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de gemeentepolitie of van de rijkswacht vorderen. Art. 8. Met een geldboete van zesentwintig tot twintigduizend frank wordt gestraft : 1° wie de aangifteverplichting vermeld in artikel 2 niet nakomt; 2° wie de overeenkomstig artikel 4 gevraagde bijkomende informatie niet meedeelt; 3° wie de overeenkomstig artikel 5 getroffen maatregelen niet uitvoert of niet naleeft, of die de uitvoering of de naleving ervan verhindert; 4° wie de uitoefening van de in artikel 7, 2, omschreven bevoegdheden van de bedoelde ambtenaren verhindert of belemmert; 5° wie de beslissing na beroep vermeld in artikel 6, 2, niet uitvoert of niet naleeft, of die de uitvoering of de naleving ervan verhindert. Art. 9. Opgeheven worden : 1° de besluitwet van 24 januari 1945 betreffende de profylaxe der geslachtsziekten behoudens de artikelen 9 en 10, alsmede artikel 12, derde lid, in zoverre het betrekking heeft op de apothekers, en vierde lid; 2° het koninklijk besluit van 1 maart 1971 betreffende de profylaxe tegen overdraagbare ziekten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1976. Art. 10. Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse regering vast te stellen datum. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt; Brussel, 5 april 1995. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden, L. PEETER
194
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten (BS 14/07/1995), gewijzigd bij B Vl Reg 01/12/1998 (BS 15/01/1999). De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten; Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989; Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegend dat onverwijld maatregelen moeten worden getroffen om de wetgeving in verband met de profylaxe van de besmettelijke ziekten in overeenstemming te brengen met de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer teneinde de rechten van personen die lijden aan een besmettelijke ziekte die verplicht moet aangegeven worden, te waarborgen; Op voorstel van de Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten; 2° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de gezondheidsopvoeding en het preventief gezondheidsbeleid; 3° de gezondheidsinspecteur : de ambtenaar-arts belast met de opdrachten van de gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap of zijn plaatsvervanger. Art. 2. Elke arts en elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een geval van één van de ziekten vermeld in de bijlage I bij dit besluit kent of vermoedt, brengt de gezondheidsinspecteur hiervan onmiddellijk, hetzij mondeling hetzij telefonisch op de hoogte. Deze mededeling moet binnen de vierentwintig uren schriftelijk worden bevestigd. Indien op een schip geen arts is dan gelden de verplichtingen vermeld in het eerste lid voor de kapitein en voor de loods. Art. 3. Elke arts en elk hoofd van een laboratorium van klinische biologie die een geval van één van de ziekten vermeld in de bijlage II bij dit besluit kent of vermoedt, brengt de gezondheidsinspecteur hiervan binnen de achtenveertig uren schriftelijk op de hoogte. Indien op een schip geen arts is dan gelden de verplichtingen vermeld in het eerste lid voor de kapitein en voor de loods. Art. 4. Elke arts die een geval van één van de ziekten vermeld in de bijlage II bij dit besluit kent of vermoedt, brengt de gezondheidsinspecteur hiervan binnen de achtenveertig uren schriftelijk op de hoogte. Art. 5. De schriftelijke aangifte waarvan sprake in de artikelen 2, 3 en 4 gebeurt door middel van een formulier waarvan het model als bijlage IV bij dit besluit is gevoegd. Art. 6. De gegevens bedoeld in artikel 2 § 2, laatste lid, van het decreet mogen gedurende vijftien jaar bewaard worden wanneer het gaat om een geval van tuberculose en gedurende zes maanden wanneer het een andere ziekte betreft. Art. 7. De ambtenaren-artsen die in uitvoering van artikel 3 van het decreet belast zijn met de uitvoering van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten zijn de gezondheidsinspecteurs. De minister wijst deze ambtenarenartsen nominatim aan. De ambtenaren die in uitvoering van artikel 3 van het decreet belast zijn met het toezicht op de naleving van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten, zijn de door de minister nominatim aangewezen ambtenaren van de administratie Gezondheidszorg van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
195
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Art. 8. De maatregelen genomen in uitvoering van artikel 5 § 1, van het decreet worden aan de betrokkene schriftelijk medegedeeld, ofwel tegen ontvangstbewijs, ofwel per telefax, ofwel per ter post aangetekend schrijven. Art. 9. De deskundigen bedoeld in artikel 6 § 3, van het decreet hebben een erkenning van specialist in de pneumologie, in de pediatrie, in de dermatologie, in de inwendige geneeskunde met een bijzondere bekwaamheid voor infectieziekten, of in de klinische biologie met een bijzondere bekwaamheid in de microbiologie. Zij hebben daarbij tenminste vijf jaar praktijkervaring en dienen te voldoen aan de wettelijk bepaalde voorwaarden betreffende de uitoefening van de geneeskunde. De minister stelt op basis van de kwalificaties vermeld in het eerste lid een nominatieve lijst samen van de deskundigen die in de beroepsprocedure geraadpleegd kunnen worden. In geval van beroep zoals bedoeld in artikel 6 § 1, van het decreet vraagt de minister advies aan ten minste twee van de voormelde deskundigen, hierbij rekening houdend met hun bijzondere deskundigheid en met hun bijzondere deskundigheid en met de aard van de ziekte waarover het in de betreffende beroepsprocedure gaat. De deskundigen zijn gemachtigd alle gegevens in te winnen die zij voor hun advies nodig achten, zoals de inzake in het medisch dossier van de besmette of de vermoedelijk besmette persoon, het uitvoeren - of laten uitvoeren van serologische of microbiologische analyses, het uitvoeren van radiologische onderzoeken, het uitvoeren van een klinisch onderzoek. De verplaatsingsonkosten van de onderzochte personen komen ten laste van de Vlaamse Gemeenschap a rato van de kostprijs van het openbaar vervoer. De vergoeding van de deskundigen voor hun expertise wordt betaald door de Vlaamse Gemeenschap na voorlegging van een honoraria- en onkostennota en voor een maximumbedrag, bepaald door de minister. Art. 10. Het decreet en dit besluit treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende dewelke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Art. 11. De Vlaamse minister bevoegd voor de gezondheidsopvoeding en het preventief gezondheidsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 april 1995. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden, L. PEETERS
196
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage I Ziekten waarvan de aangifte onmiddellijk mondeling of telefonisch moet gebeuren en daarbij binnen de 24 uur schriftelijk bevestigd, zoals bepaald in artikel 2 : * Botulisme * Febris recurrens * Hondsdolheid * Malaria waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op het Belgische grondgebied * Pest * Poliomyelitis * Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts en gelijkaardige virussen * Vlektyfus * Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 1995. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden, L. PEETERS
197
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage II Ziekten waarvan de aangifte binnen de 48 uur schriftelijk moet gebeuren, zoals bepaald in artikel 3 : * Brucellose * Buiktyfus * Cholera * Difterie * Gele Koorts * Hantavirose * Hersenvliesontsteking, veroorzaakt door Haemophilus influenzae. * Legionellose * Leptospirose * Meningokokkeninfecties van bloed of hersenvliezen * Psittacose * Trichinose * Tuberculose Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden, L. PEETERS
198
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage III Ziekten waarvan de aangifte binnen de 48 uren schriftelijk moet gebeuren, zoals bepaald in artikel 4 * Gonorroe * Hepatitis A * Hepatitis B * Hepatitis C * Kinkhoest * Listeriose * Miltvuur * Protozoaire besmettingen van het centrale zenuwstelsel * Rickettsiose, andere dan vlektyfus * Scabies * Shigellose * Syfilis * Tetanus * Elk incident van gastro-enteritis dat ten minste drie gevallen telt binnen éénzelfde leefgemeenschap en binnen de tijdspanne van één week en veroorzaakt wordt door éénzelfde ziektekiem. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden? L. PEETERS
199
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage IV
Dossiernummer : Geslacht :
Leeftijd : 5
6
7
8
12
13
14
20
21
9
Beroep : 10
11
1
Besmettingsbron De besmetting gebeurde in België :
o
in het buitenland : o vermoedelijk land van besmetting : De diagnose - berust alleen op klinische grond o - werd serologisch o of - microbiologisch o
bevestigd 15
- ik ben de behandelende arts o - het hoofd van het laboratorium o - de medisch adviseur van de ziekteverzekering o - andere o 16 Overeenkomstig art. 4 van hoger vermeld decreet ben ik bereid u elke bijkomende informatie mee te delen waarover ik beschik en die de gezondheidsinspecteur noodzakelijk acht voor het nemen van profylactische maatregelen.
17
Naam :
18
19
22
Adres : Tel: Handtekening: 1 Indien de besmettingsbron een persoon is, worden er op dit formulier geen gegevens vermeld die zijn identificatie toelaten.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 De minster-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden L. PEETERS
Ministerieel besluit houdende de aanwijzing van ambtenaren-artsen en ambtenaren, tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 200
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten, inzonderheid op artikel 7; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Besluit : Artikel 1. Ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten volgende ambtenaren-artsen, als gezondheidsinspecteurs, aangewezen : de heer Koen De Schrijver; de heer Victor Dons; mevrouw An-Marie Forier; mevrouw Karine Meersman; mevrouw Anne Smis; de heer Herman Viaene; de heer Dirk Wildemeersch; de heer Geert Top (M.B.17/06/00 - B.S. 06/09/00 – inwerkingtreding 17/06/00) Artikel 2. In uitvoering van artikel 7, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten worden volgende ambtenaren en ambtenaren-artsen belast met het toezicht op de naleving van het decreet : de heer Wim Aelvoet; de heer Koen De Schrijver; de heer Victor Dons; mevrouw An-Marie Forier; mevrouw Karla Houdart; mevrouw Karine Meersman; de heer Geert Top (M.B.17/06/00 –B.S. 06.09.00- inwerkingtreding 17/06/00) mevrouw Hilde Mertens; mevrouw Anne Smis; mevrouw Els Van Dingenen; mevrouw Ingrid Vanholme; de heer Herman Viaene; de heer Dirk Wildemeersch; mevrouw Evelyne Claeys; de heer Joseph Daenen; de heer Walter Josson; mevrouw Christel Maes; mevrouw Cecile Moons; de heer Frank Noorts; de heer Gerrit Tilborghs de heer Danny Uvyn; mevrouw Agnes Van Ongeval; mevrouw Irene Vandebeek; mevrouw Linda Vande Walle; mevrouw Hilde Boeckx; de heer Karel Roten; mevrouw Chantal Dehollogne; mevrouw Isabelle Bendels; mevrouw Katrien Matthys;
201
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
mevrouw Yolanda Coudré; mevrouw Jacqueline Van Herreweghe; mevrouw Hilde De Schrijver mevrouw Inge Maes (M.B. 24/10/01-inwerkingtreding 24/10/01) mevrouw Christel Bosseloo (M.B. 24/10/01-inwerkingtreding 24/10/01) Artikel 3. Het ministerieel besluit van 25 januari 1999 houdende aanwijzing van ambtenaren-artsen en ambtenaren, tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten, wordt opgeheven. Artikel 4. Dit besluit treedt in werking op datum van ondertekening van dit besluit.
Brussel, 26 november 1999
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Mieke VOGELS
202
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. (BS 15/01/1999) Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten; Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegend dat onverwijld maatregelen moeten worden getroffen om de wetgeving in verband met de profylaxe van de besmettelijke ziekten in overeenstemming te brengen met de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer teneinde de rechten van personen die lijden aan een besmettelijke ziekte die verplicht moet aangegeven worden te waarborgen; Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In bijlage I bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijk ziekten wordt de zin “Hemorragische koorts en andere ernstige virusziekten zoals Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts” vervangzen door de zin “Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts- en gelijkaardige virussen”. Artikel 2. Aan de lijst van bijlage I van hetzelfde besluit wordt toegevoegd na “Vlektyfus” : “Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen”. Artikel 3. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Artikel 4. De Vlaamse minister bevoegd voor Gezondheidsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 1 december 1998. De minister-president van de Vlaamse regering, Luc VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid Wivina DE MEESTER
203
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage I Ziekten waarvan de aangifte onmiddellijk mondeling of telefonisch moet gebeuren en daarbij binnen de 24 uur schriftelijk bevestigd, zoals bepaald in artikel 2 : * Botulisme * Febris recurrens * Hondsdolheid * Malaria waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op het Belgische grondgebied * Pest * Poliomyelitis * Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts- en gelijkaardige virussen * Vlektyfus * Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 1995. Brussel, 1 december 1998
De minister-president van de Vlaamse regering, Luc VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Wivina DEMEESTER - DE MEYER
204
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2001 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten (B.S. 16/01/01) De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten, inzonderheid op artikel 2; Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998. Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 juli 2000; Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 13 oktober 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 november 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten wordt opgeheven. Artikel 2. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden “de artikelen 2, 3 en 4” vervangen door de woorden “de artikelen 2 en 3”. Artikel 3 Bijlage I, gevoegd bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998, wordt vervangen door bijlage I, gevoegd bij dit besluit. Artikel 4 Bijlage II, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt vervangen door bijlage II, gevoegd bij dit besluit. Artikel 5 Bijlage III, gevoegd bij hetzelfde besluit, wordt opgeheven. Artikel 6 De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 8 december 2000 De minister-president van de Vlaamseregering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS Bijlage I Ziekten waarvan de aangifte onmiddellijk mondeling of telefonisch moet gebeuren en daarbij binnen de 24 uur schriftelijk bevestigd, zoals bepaald in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. 1° Botulisme 2° Febris recurrens 3° Hemorragische koorts veroorzaakt door Ebola-, Lassa-, Marburgkoorts en gelijkaardige virussen 4° Legionella 5° Malaria waarbij vermoed wordt dat de besmetting gebeurde op het Belgisch grondgebied 6° Meningokokkeninfecties van bloed of hersenvliezen 7° Pest 8° Poliomyelitis 9° Rabiës (Hondsdolheid) 10° Vlektyfus 11° Elke andere ernstige besmettelijke ziekte die niet in de lijst is opgenomen en die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 08/12/00 tot verwijzing van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten.
205
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Brussel, 8 december 2000. De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS
Bijlage II Ziekten waarvan de aangifte binnen de 48 uur schriftelijk moet gebeuren, zoals bepaald in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten : 1° Anthrax (Miltvuur) 2° Brucellose 3° Buiktyfus 4° Cholera 5° Difterie 6° Gele koorts 7° Gonorroe 8° Hantavirose 9° Hepatitis A 10° Hepatitis B 11° Hepatitis C 12° Hersenvliesontsteking, veroorzaakt door Haemophilus influenzae type b 13° Kinkhoest 14° Leptospirose 15° Listeriose 16° Protozoaire besmettingen van het centraal zenuwstelsel 17° Psittacose 18° Rickettsiose, andere dan vlektyfus 19° Scabiës 20° Shigella 21° Syfilis 22° Tetanus 23° Trichinose 24° Tuberculose 25° Elk incident van gastro-enteritis dat ten minste drie gevallen telt binnen éénzelfde leefgemeenschap en binnen de tijdspanne van één week en veroorzaakt wordt door éénzelfde ziektekiem; Gezien de gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 april 1995 tot uitvoering van het decreet van 5 april 1995 betreffende de profylaxe van besmettelijke ziekten. Brussel, 8 december 2000. De minister-president van de Vlaamse regering P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS
206
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 3 De samenwerking tussen CLB en Gezondheidsinspectie bij besmettelijke ziekten : partners in de strijd. Koen De Schrijver4 ___________________________________________________________________________
Infectieziekten hebben het steeds prima kunnen stellen met jonge mensen. Dat is eigenlijk niet zo vreemd. Iedereen moet inderdaad in zijn jeugd een weerstand opbouwen - zeg maar antistoffen aanmaken - tegen tal van infectieziekten die hem of haar in de rest van het leven mee zal moeten beschermen tegen tal van biologische risico's. Dit kan op een natuurlijke wijze, dit kan ook met vaccinatie. Dit brengt dus mee dat jongeren op een bepaald moment van hun leven vatbaar zijn en geconfronteerd worden met " kinderziekten". Voor een deel speelt dit zich in een pre-schoolfase af, voor een deel loopt dit samen met schoolse activiteiten. Meer nog dan andere leeftijdsgroepen, leven jonge mensen erg dicht bij elkaar: gezin, onthaalgezin, pleeggezin, crèches, klassen, scholen, internaten, sportclubs, jeugdbewegingen, kamperen, fuiven, reizen, vrienden, vriendinnen, enz.. Dit is allemaal fantastisch voor kiemen die staan te springen om van de ene persoon op de andere over te wippen tot algemeen heil en glorie van de soort. Ook zijn de hygiënische omgangsvormen in schoolverband niet altijd even secuur. Zwakke puntjes (?) in het kader van toiletgebruik, handdoeken, handenwassen, zakdoektoestanden, hoesten, sabbelen, likken, bijten, krabben …. Het aantal besmettingsomstandigheden is blijkbaar oneindig !!! Dit alles brengt mee dat in schoolverband infectieziekten en vooral besmettelijke ziekten frequent voorkomen. CLB Meestal zijn deze besmettelijke ziekten niet zo problematisch maar af en toe zitten er een paar erg vervelende, soms wel erg belangrijke - zeg maar - ernstige aandoeningen tussen. Dus soms moet er opgetreden worden door een gezondheidsdienst die zich situeert op schoolniveau met andere woorden het centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Eén van de positieve aspecten van besmettelijke ziekten is dat men ze op een vrij eenvoudige manier kan voorkomen. Dit kan via vaccineren, tijdelijk beperken van contacten (isoleren), een degelijke hygiënische infrastructuur, info of het aanleren en toepassen van evidente hygiënische regels. Het probleem is echter dat dit erg veel tijd kost en ook veel energie, veel inzet, veel overleg en veel man- of vrouwkracht vergt. De jeugdarts neemt hierbij een spilpositie in. Het komt aan deze arts toe om in samenwerking met zijn of haar team (CLB) alle voorzorgen te nemen en de aanpak zo te organiseren dat besmettelijke ziekten slechts een minimale kans krijgen om aan bod te komen, laat staan zich door te zetten. Dit lijkt vrij eenvoudig, maar de praktijk ziet er enigszins anders uit. Voor CLB's zijn besmettelijke ziekten slechts één van de vele prioriteiten. De teams zijn vrij karig bemand. Men heeft relatief weinig geld over voor een degelijke hygiënische infrastructuur op school en in nog al wat keren worden de CLB-artsen bij infectieziekten niet of zeer laattijdig verwittigd. Ook is de samenwerking met de directies niet altijd even optimaal. Soms liggen ook de verhoudingen binnen de verschillende disciplines in het CLB nogal problematisch. In ieder 4
Gezondheidsinspectie Antwerpen 207
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
geval is het realiseren van de opdrachten niet steeds even makkelijk. Een bijkomend probleem is dat de CLB-arts helemaal niet het monopolie van de beslissingen in zijn of haar territorium heeft. Wat hij of zij ook doet of niet doet, er zal altijd wel een kinderarts of een huisarts zijn die niet gelukkig is met de beslissing en die het beter weet. Er zal altijd wel een directie, leerkracht of ouder zijn die vindt dat er sprake is van "overacting" of "underacting". Met andere woorden de schoolarts ligt vanuit tal van kanten zwaar onder vuur en moet niet alleen daadkrachtig zijn maar moet ook nog beschikken over de nodige communicatieve vaardigheden - zeg maar het koorddansvermogen -, om de job zoals het hoort uit te oefenen. Een bijkomend probleem is dat hij of zij er meestal alleen voorstaat en dat het meestal niet om routineklussen gaat. Soms gaat het om erg zeldzame dingen die men voor het eerst tegenkomt. Met andere woorden we zijn op zoek naar een "wonderboy/-girl" die niet makkelijk te vinden is en die waarschijnlijk een vergoeding mag krijgen die in overeenstemming is met dit uitzonderlijk profiel. We zijn dus op zoek naar de witte raaf. Decreet van 17 maart 2000 Het is natuurlijk niet alleen geweeklaag en tandengeknars, er zijn ook heel wat positieve zaken te vermelden. Een degelijke opleiding, een goede vakkennis, een stevig engagement en een prima team zorgen ervoor dat in de praktijk de zaken vrij goed lopen. Wat niet onbelangrijk is, is ook de omkadering. En daar valt wel een en ander over te vertellen. Met het decreet van 17 decreet 2000 werden de opdrachten van de centra voor leerlingenbegeleiding vastgelegd. De problematiek van de besmettelijke ziekten hoort daarbij. Per ziekte worden de exclusiecriteria voor de zieke leerlingen en personeel vastgelegd. Verder worden de te nemen opvolgingsmaatregelen opgesomd en tevens worden de ziekten waarbij er contact moet opgenomen worden met de Gezondheidsinspectie in kaart gebracht. De bedoeling is, van naast een bevoegdheidskader, ook een samenwerkingskader te creëren. Met andere woorden binnen de school heeft de jeugdarts een coördinatorrol en kan hij steeds beroep doen op de diensten van de Gezondheidsinspectie om in overleg de gepaste strategie vast te leggen bij de aanpak van een infectieziekte. Juridische basis van de samenwerking CLB en Gezondheidsinspectie: het profylaxedecreet en het CLB decreet. In principe coördineert de Gezondheidsinspectie de aanpak over de verschillende niveaus (school, crèche, gezin, bedrijf, enz) heen en staat de jeugdarts voor de aanpak op schoolniveau. De samenwerking CLB - Gezondheidsinspectie kan een "ad hoc" samenwerking zijn, maar het loont ook de moeite te anticiperen en te beschikken over een rationeel , onderbouwd en degelijk voorbereid actiemodel, zeg maar procedureboek. De nauwe, evidente samenwerking tussen schoolarts en gezondheidsinspecteur is juridisch gebouwd op de diverse artikels van de wetgeving van de profylaxe van besmettelijke ziekten (decreet van 5 april van 1995) en het CLB decreet van 17 maart 2000. In deze wetgevingen worden een reeks van ziekten opgesomd waarbij de schoolarts overeenkomstig de opgenomen modaliteiten vroegtijdig contact moet opnemen met de gezondheidsinspecteur ( tabel 1 en tabel 2). In de mate dat de meldingstijden verschillend zijn geldt de kortste tijd als norm. De leidraad is de "rationale" achter de regel. Vermits de gezondheid van de jongeren primeert is de melding geen administratieve registratie act maar een operationele stap. Dit impliceert dus dat sommige meldingen erg vroegtijdig moeten gebeuren . Dit geldt ook voor meldingen die buiten de diensturen vallen. De gezondheidsinspectie heeft in dit verband een permanentie 208
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
uitgebouwd. In de mate dat dit nog niet gebeurd is, lijkt het ons ook evident dat er binnen het CLB afspraken worden gemaakt om ook buiten de schooltijd (weekend, vakantie) de nodige verwittigingen te kunnen organiseren.
209
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Tabel 1 Profylaxedecreet besmettelijke ziekten
Overzicht van de te melden infectieziekten (1) ( B Vl Reg van 19/04/1995 – BS 14/07/1995, gewijzigd B Vl Reg van 01/12/1998 – BS 15/01/1999) (B Vl Reg van 8/12/00 – BS 16/1/01)
Groep I
Groep II
Botulisme Febris recurrens Hemorragische koorts Hondsdolheid Legionellose Malaria (inheems) Meningokokkeninfectie Pest Poliomyelitis Vlektyfus
Brucellose Buiktyfus Cholera Difterie Gele koorts Gonorroe Hanta-virose Hepatitis A Hepatitis B Hepatitis C
Protozoaire infecties(2) Psittacose Rickettsiose (3) Scabies Shigellose Syfilis Tetanus Trichinose Tuberculose
Hib-meningitis Kinkhoest Leptospirose Listeriose Miltvuur
Gastro-enteritis(4)
Elke ernstige besmettellijke ziekte die een epidemisch karakter dreigt aan te nemen Onmiddellijk te melden door lab en arts ook bij vermoeden en schriftelijk te bevestigen binnen de 24 uur
Te melden door lab en arts binnen 48 uur na de diagnose.
(1) Ook vermoedelijke gevallen moeten worden gemeld. (2) Protozoaire infecties van het centrale zenuwstelsel (amoebenmeningitis). (3) Rickettsiosen andere dan vlektyfus. (4) Elke gastro-enteritisuitbraak met meer dan twee gevallen uit dezelfde groep, met dezelfde kiem en dat binnen één week.
Tabel 2 . Gestructureerde contacten van CLB centrum met Gezondheidinspectie overeenkomstig het CLB decreet (17 maart 2000) Ziekte Difterie Buiktyfus Heptatitis A Hepatitis B Meningokokkeninfectie Poliomyelitis Beta-hemolytische Streptokokkeninfectie Tuberculose Kinkhoest Schurft Bof
Meldingstijd 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 210
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Rubella Mazelen Hoofdluizen Shigellosen Salmonellosen
Zo nodig 48 uur 48 uur
Partnership CLB en GI De samenwerking tussen beide diensten is natuurlijk veel meer dan louter een verhaal van moeten en verplichten. De bedoeling van de samenwerking is de gezondheidsbelangen van de schoolpopulatie (leerlingen, medeleerlingen, ouders, leerkrachten, technisch en administratief personeel en alle andere betrokken bevolkingsgroepen) maximaal te behartigen en dit niet alleen op het niveau van de individuele zieke maar ook op niveau van de groep als dusdanig. Deze aanpak dient op een correcte ,degelijke, wetenschappelijk onderbouwde en efficiënte wijze te gebeuren . Correct impliceert respect voor de belangen van het individu (privacy, "informed consent"), respect voor de behandelende artsen (huisarts, kinderarts, )qua behandeling, kennisname, overleg . Verder dient de aanpak communicatie gericht ( ouders, personeel, directie, huisarts….), consensus gericht (vermijden van territoriumconflicten en van een directieve opstelling) , service matig gericht en rationeel onderbouwd (evidence based , literatuur onderbouwd) te zijn. De Gezondheidsinspectie moet in dit verband een partner zijn voor het CLB waarbij de individuele casus kan getoetst worden aan de haalbaarheid en noodwendigheid van de situatie. Op die manier kan er maximaal genuanceerd worden. Dit betekent in de praktijk dat er zich zo weinig mogelijk drempels mogen bevinden tussen deze twee diensten.. De opgesomde contactmomenten binnen de wetgeving dienen dan ook naar onder toe geïnterpreteerd te worden. Deze samenwerking kan ook maar lukken als de Gezondheidsinspectie zich niet betuttelend, of controlerend of administratief inspectiematig opstelt maar een serviceverlenende, bereikbare en overlegbevorderende attitude aanneemt. Om telkens niet opnieuw te moeten beginnen, is er een procedure boek opgesteld dat tracht de grote lijnen van de aanpak te structureren. Dit heeft echter niet de ambitie van overleg en individuele benadering uit te sluiten.
Procedureboek Per ziekte zijn er richtlijnen, opvolgingsmaatregelen en zonodig modelbrieven uitgewerkt. Er is getracht om de info en de afgesproken procedures wetenschappelijk te onderbouwen, en ze zo haalbaar, zinvol en up to date als mogelijk te maken. Ze worden gedragen door de organiserende instanties met name de Gezondheidsinspectie, de CLB's en de CLB- artsen en de Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg. Op die manier kan ook geanticipeerd worden op de kritiek van de curatieve artsen en de druk van de directies en de ouders. Hoewel er reeds een reeks van handleidingen en procedures bestaan in binnen - en buitenland veronderstelt het opstellen van lokale richtlijnen toch tal van specifieke nieuwe zaken. Meer dan ooit fungeert open communicatie als leidraad voor de uitgewerkte profielen. Communicatie en overleg Zoals reeds vermeld is niet zo zeer het verplichtingmodel maar het afsprakenmodel de peiler van de samenwerking. Dit berust op het collectieve engagement om de gezondheid van de ganse schoolpopulatie maximaal te behartigen. De aanpak kan maar lopen als men er in slaagt 211
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
van vroegtijdig kennis te nemen van besmettelijke ziekten in de schoolpopulatie. De vroegtijdige melding door ouders en huisartsen eventueel kinderartsen kan maar slagen als men ook reeds vooraleer er een infectieus incident is, in overleg gaat met deze personen. De ouders moeten ingelicht worden omtrent de reeks van ziekten die vroegtijdig moeten gemeld worden aan de schoolarts en de huisartsen dienen liefst ook los van een incident, er telkens opnieuw van verwittigd te worden dat men van hen verwacht dat zij bij bepaalde ziekten contact opnemen met de CLB- arts.. Omgekeerd dient de schoolarts de huisarts formeel te erkennen als begeleidingsarts van de kinderen en specifiek de info te bezorgen aan deze gezinsartsen en maatregelen in overleg met hen af te spreken. Dit contact blijft niet enkel beperkt tot het luik schoolarts, ook de bedrijfsarts, de directie, de leerlingen zelf en het personeel zijn volwaardige partners die op een correcte manier bij de aanpak. moeten betrokken worden.. Het procedureboek zal nooit de luxe kennen van als definitief af te gelden. Het veronderstelt een gestructureerd onderhouden contact tussen de WVJG, kinderartsen, CLB- artsen en Gezondheidsinspectie. Deze procedures kunnen maar slagen als elk van de partijen zich kunnen vinden in de gemaakte afspraken . Dit lijkt vanzelfsprekend doch is voor ons landje op vlak van volksgezondheid misschien nieuw. In de praktijk zal er een redactie comité moeten samengesteld worden dat op regelmatige basis de nodige bijsturingen aanbrengt zodat het einddocument dat op het web consulteerbaar zou kunnen zijn, up-to-date blijft en permanent verfijnd wordt .
Adressen gezondheidsinspectie Dringende meldingen buiten de kantooruren : 02/512 93 89 Provincie Antwerpen - e-mail :
[email protected] Copernicuslaan 1 bus 5, 2018 Antwerpen tel 03 /224 62 04 – fax 03/ 224 62 01
Provincie Limburg - e-mail :
[email protected] Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt tel 011/ 26 42 42 – fax 011/26 42 52
Provincie Oost-Vlaanderen - e-mail :
[email protected] Elf Julistraat 45, 9000 Gent tel 09/244 83 60 – fax 09/ 244 83 70
Provincie Vlaams-Brabant - e-mail :
[email protected] Brouwerstraat 1 bus 4, 3000 Leuven tel 016/ 29 38 58 – fax 016/ 29 37 69
Provincie West-Vlaanderen – e-mail :
[email protected] Spanjaardstraat 15, 8000 Brugge tel 050/ 44 50 70 – fax 050/34 28 69
Hoofdbestuur -e-mail :
[email protected] Markiestraat 1, 1 000 Brussel tel 02 5533585 -fax 03 553361
212
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 4 COMMUNICATIEDAG PROFYLAXE VAN BESMETTELIJKE AANDOENINGEN BINNEN DE CLB 25 januari 2002 VAN DRAAIBOEK TOT STANDAARDEN
Karel Hoppenbrouwers Inleiding Toen in het begin van de twintigste eeuw de verplichte medische schoolinspectie in Vlaanderen werd ingesteld, was het in de eerste plaats de bedoeling de verspreiding van besmettelijke aandoeningen via het schoolmilieu tegen te gaan. Deze medische schoolinspectie is de voorloper van de huidige georganiseerde preventieve jeugdgezondheidszorg, die naast de profylaxe van besmettelijke aandoeningen aandacht heeft voor de algemene gezondheid, groei en ontwikkeling van kinderen en jongeren. De twintigste eeuw werd gekenmerkt door de controle, en in sommige gevallen eliminatie of eradicatie, van een reeks van levensbedreigende infectieziekten. Naast de verbetering van sanitaire voorzieningen, hebben ook het massaal gebruik van antibiotica en de uitvoering van vaccinatieprogramma’s hier in belangrijke mate toe bijgedragen. Toch blijven infectieziekten een belangrijk gezondheidsprobleem bij kinderen en komen nog steeds epidemieën voor van infectieziekten waartegen gevaccineerd wordt. Zelfs in Westerse populaties met een relatief hoge vaccinatiegraad zijn “outbreaks” van sommige infectieziekten (vb. mazelen en bof in Vlaanderen; mazelen, polio en kinkhoest in Nederland) geen uitzondering. De controle, de eliminatie en zeker de eradicatie van infectieziekten vereisen immers adequate profylactische maatregelen en een zeer hoge vaccinatiegraad in de algemene bevolking. Om dit te bereiken en in stand te houden is een volgehouden inspanning nodig van alle betrokken partners. Ook de Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) hebben hierin een belangrijke rol te spelen. (1) “Good practice” als doelstelling Een kwaliteitsvolle uitvoering van deze opdracht vereist wetenschappelijke onderbouwing en richtlijnen voor correcte uitvoering. Richtlijnen, standaarden, protocollen, … het zijn termen die vaak gebruikt worden en mekaar grotendeels overlappen. Bij de ontwikkeling van dergelijke standaarden dienen een aantal criteria voorop gesteld te worden. Standaarden moeten: • wetenschappelijk onderbouwd zijn of, indien onvoldoende wetenschappelijke grondslag voorhanden is, op zijn minst gebaseerd zijn op “the best evidence available” • praktisch uitvoerbaar en flexibel toepasbaar zijn 213
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
• •
• •
een zo breed mogelijke consensus binnen het brede werkveld kennen ontwikkeld worden met de inbreng van experten (wetenschappelijk en op beleidsvlak) aansluiten bij aanverwante richtlijnen die gelden voor diensten (vb. gezondheidsinspectie) en beroepsgroepen (vb. huisartsen, kinderartsen, infectiologen) waarmee samengewerkt wordt regelmatig geëvalueerd en (indien nodig) geactualiseerd worden
Een stappenplan voor de ontwikkeling van standaarden Wetenschappelijke betrouwbaarheid combineren met praktische uitvoerbaarheid, en hierover dan nog een brede consensus bereiken, is geen eenvoudige onderneming. Het vereist een nauwkeurige methodiek, die door de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ) recent geconcretiseerd werd in een stappenplan. (2) Voor de ontwikkeling van een degelijke standaard dienen alle stappen, in de correcte volgorde en bij voorkeur binnen vooraf bepaalde tijdslimieten, gezet te worden. Het aanvatten van een bepaalde stap in het ontwikkelingsproces veronderstelt dat alle voorgaande stappen met succes werden afgewerkt. Bij aanvang wordt een werkgroep opgericht, die ondersteund wordt door een wetenschappelijk medewerker. Deze werkgroep bevat minstens veldwerkers van CLB en jeugdgezondheidszorg, en een lid van de gezondheidsinspectie. 1. Theoretische onderbouw en huidige werkwijze In een eerste stap wordt een standaard theoretisch onderbouwd. Dit veronderstelt een ruim literatuuronderzoek, waarbij ook nationaal en internationaal geldende richtlijnen en adviezen in rekening worden gebracht. Verder dient de huidige werkwijze met betrekking tot de profylaxe van besmettelijke aandoeningen in de CLB geanalyseerd, en de knelpunten in uitvoering geïnventariseerd te worden. De informatie die via beide kanalen verzameld wordt moet uitmonden in een beschrijving van de optimale uitvoering van het profylaxebeleid in de CLB (dit is een ontwerp van standaard). Dit ontwerp bevat reeds keuzen over het vervolgtraject in de eerste, tweede en derde lijn, en beschrijft de samenwerking en communicatie met andere diensten en zorgverstrekkers (netwerk). 2. Expertronde en zoektocht naar consensus In een tweede stap wordt het ontwerp van standaard voorgelegd aan experts in het domein van de preventie en infectieziekten (infectiologie, microbiologie, epidemiologie, kindergeneeskunde,…), en aan diensten (vb. gezondheidsinspectie) en wetenschappelijke verenigingen van beroepsgroepen die een belangrijke rol spelen bij de preventie van infectieziekten bij jongeren (vb. Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen, Vereniging van Vlaamse Kinderartsen, Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding, ….). 214
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Een multidisciplinaire adviesraad, die wordt opgericht naar aanleiding van de ontwikkeling van standaarden jeugdgezondheidszorg in het algemeen, brengt advies uit over het ontwerp van standaard. De adviesraad omvat minstens een vertegenwoordiging van Vlaamse universiteiten, relevante Wetenschappelijke verenigingen, Kind en Gezin, CLBkoepelorganisaties, administraties gezondheidszorg (onder meer gezondheidsinspectie) en onderwijs. Deze raad kan desgevallend aangevuld worden met onderwerp-specifieke experts (vb. een infectioloog of microbioloog, in geval van profylaxe besmettelijke aandoeningen). Deze stap geeft aanleiding tot een aangepaste versie van het ontwerp van standaard, en is een belangrijke fase in het zoeken naar consensus over de geformuleerde richtlijnen, niet alleen binnen de CLB-context, maar ook samen met andere diensten en zorgverstrekkers. 3. Eerste bekendmaking en testfase Het ontwerp van standaard, dat het resultaat is van beide voorgaande stappen van het ontwikkelingsplan, wordt in een derde stap bekendgemaakt aan het werkveld. Bedoeling is om in een vroegtijdige fase van de ontwikkeling van de standaard mogelijke weerstanden en knelpunten bij de toepassing ervan te kennen. Bijkomend wordt een beperkt aantal CLB uitgenodigd om mee te werken aan het in de praktijk uittesten van de standaard. Na analyse van de resultaten en een inventarisatie van de knelpunten wordt een nieuwe versie van standaard ontwikkeld, die opnieuw voor advies aan de adviesraad wordt voorgelegd. Dit leidt finaal tot een definitieve tekst van standaard. 4. Definitieve tekst van standaard Van de definitieve standaard wordt een gebruiksklare beschrijving gemaakt, onder de vorm van een losbladig protocollenboek, met bijkomend ook een korte praktische leidraad voor dagelijks gebruik in de CLB, inclusief informatiebrieven voor ouders en directies, nuttige telefoonnummers en registratieformulieren. Met akkoord van de administratie gezondheidszorg worden de voorgestelde protocollen ‘geadopteerd’ door de overheid, gelden zij als richtlijnen voor de profylaxe van besmettelijke aandoeningen in de CLB, en worden zij als dusdanig aanbevolen en geïmplementeerd. Zij vormen tevens de basis voor registratie in het kader van de verzameling van gegevens betreffende specifieke gezondheidsindicatoren bij de jeugd.(3) 5. Evaluatie en actualisering Standaarden jeugdgezondheidszorg zijn geen absolute en voor altijd vastliggende weergave van wat goed preventief medisch handelen inhoudt. Enerzijds wordt op een bepaald ogenblik, mede op basis van praktische haalbaarheid en de bereikte consensus, een keuze gemaakt tussen meerdere mogelijke, meestal wetenschappelijk gefundeerde strategieën. Anderzijds evolueren wetenschappelijke inzichten en praktische mogelijkheden in de tijd. Dit is zeker van toepassing op infectieziekten, die bij uitstek gekenmerkt worden door 215
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
epidemiologische evoluties en nieuwe preventieve en therapeutische mogelijkheden. Standaarden moeten daarom regelmatig geëvalueerd worden en zonodig geactualiseerd. De publicatie van een losbladig protocollenboek laat toe hier soepel op in te spelen. Waar situeert het draaiboek zich in dit stappenplan?
Wat biedt het draaiboek wel? Het draaiboek dat vandaag wordt voorgesteld is een eerste poging om de beschikbare informatie omtrent de profylaxe van besmettelijke aandoeningen samen te brengen in richtlijnen voor CLB. Dit stemt overeen met het eerste deel van stap 1 van het hoger vermelde stappenplan. Een werkgroep, samengesteld uit leden van de administratie (inspectie) gezondheidszorg en enkele CLB-artsen, heeft hiertoe geput uit: • richtlijnen die in het verleden reeds werden opgesteld en gebruikt door de gezondheidsinspectie • beschikbare teksten en praktijkervaring van enkele CLB • Vlaamse en federale wetgeving en internationale richtlijnen en aanbevelingen De redactie van de teksten werd verzorgd door de gezondheidsinspectie en een artsmedewerker van het VCLB-vormingscentrum. De status van de verschillende teksten is erg verschillend: • voor sommige besmettelijke aandoeningen werd uitgebreid geput uit de ervaring van de gezondheidsinspectie en CLB. Deze richtlijnen hebben in het verleden reeds in grote mate de proef van de praktijk doorstaan, en kunnen steunen op een grote graad van consensus (vb. meningokokken) • de voorgestelde richtlijnen voor andere besmettelijke aandoeningen zijn nieuw, en vaak wetenschappelijk nog niet volledig uitgeklaard. Wat biedt het draaiboek niet? Voor de meeste aandoeningen ontbreekt een grondige analyse van de huidige werkwijze binnen en buiten de CLB. De informatie blijft beperkt tot de eigen ervaring van in de werkgroep zetelende CLB-artsen en gezondheidsinspecteurs. Het vervolgtraject, zeker wat de rol en verantwoordelijkheid van de gezondheidsinspectie betreft, werd voor alle aandoeningen in grote lijnen beschreven. Vraag is of de gezondheidsinspectie zelf reeds over een uitgewerkte strategie beschikt voor alle vermelde aandoeningen, of deze strategie desgevallend uniform is over de verschillende provincies heen, en of de provinciale diensten momenteel in staat zijn (d.w.z. over de expertise en de mankracht beschikken) om aan de hoge verwachtingen van de CLB te voldoen. Het draaiboek gaat uit van een welomschreven opdracht vanwege de gezondheidsinspectie, maar tot op heden werd niet onderzocht hoe die operationeel kan gemaakt worden.
216
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Het draaiboek is een compilatie van bestaande teksten, aangevuld met recente wetenschappelijke literatuur en praktijkervaring. De meeste teksten hebben de wetenschappelijke (expert) toetsing nog niet doorlopen. Ook een operationele toetsing aan de mogelijkheden van het preventieve (zeg maar CLB) werkveld, en ook aan de richtlijnen en mogelijkheden van het curatieve werkveld (voornamelijk huisartsen en kinderartsen) moet nog starten. Nergens wordt blijk gegeven van afstemming op het profylaxebeleid voor zuigelingen en jonge kinderen, zoals het ontwikkeld en gevoerd wordt door Kind en Gezin (raadplegingen en kinderdagverblijven).
Publicatie van dit draaiboek: zegen of zorg? De profylaxe van besmettelijke aandoeningen is een belangrijke opdracht voor de CLB. Het vereist vaak snel ingrijpen, grote communicatievaardigheid, en intense samenwerking met zeer diverse partners. Een efficiënte aanpak kan daarom niet zonder beleidsmodellen die vooraf werden ontwikkeld. Voor centra die hierover nog niet, of slechts ten dele beschikken, kan dit draaiboek een “zegen” zijn. Het kan een aanzet zijn tot het uitwerken van een eigen CLB-beleid. Protocollen die wetenschappelijk onvoldoende gerijpt zijn, vooraf niet op hun haalbaarheid getoetst werden, of waarvoor onvoldoende consensus bereikt werd, keren zich echter vaak tegen hun ontwerpers wanneer zij vroegtijdig op “de markt” gebracht worden. Er groeit twijfel over gemaakte keuzen, knelpunten komen aan de oppervlakte en geven aanleiding tot ongenoegen bij de gebruikers, “opinion leaders” nemen afstand van de tekst wanneer de voorgestelde richtlijnen in tegenstrijd zijn met eigen wetenschappelijke ervaring of overtuiging. Deze risico’s zijn een “zorg” voor de ontwerpers van dit draaiboek. Dit draaiboek kan een “zegen” zijn wanneer de CLB’s het gebruiken voor wat het is: met name, een eerste compilatie van beschikbare informatie omtrent het profylaxebeleid van besmettelijke aandoeningen in de CLB. Het draaiboek is niet meer, maar ook niet minder dan dat. Het is een eerste trede in het stappenplan naar volwaardige protocollen. Wanneer de toekomstige gebruikers zich bewust blijven van deze beperkingen, is dit alvast een ”zorg” minder voor de initiatiefnemers.
De toekomst In opdracht van de Vlaamse minister van volksgezondheid, Mevrouw Mieke Vogels, werkt de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ) volgens hoger vermeld stappenplan aan de ontwikkeling van standaarden jeugdgezondheidszorg. De voorbereiding van een protocollenboek “profylaxe besmettelijke aandoeningen” maakt 217
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
deel uit van deze opdracht. Vertrekkend van het werk geleverd door de werkgroep die dit draaiboek heeft geschreven, zal de VWVJ de komende maanden en jaren protocollen voorbereiden die wetenschappelijk onderbouwd zijn, getoetst aan expertervaring en afgestemd zijn op de mogelijkheden en beperkingen van het preventieve en curatieve werkveld (operationele toetsing). De VWVJ hoopt hiermee, samen met alle relevante partners, een dynamiek op gang te brengen die de kwaliteit van het profylaxebeleid in de CLB ten goede komt.
Referenties 1. Besluit van de Vlaamse regering betreffende sommige opdrachten in de centra voor leerlingenbegeleiding (17 maart 2000) 2. VWVJ, Standaardontwikkeling in de jeugdgezondheidszorg, oktober 2001, 24 p. 3. Ministeriëel besluit dat bepaalt welke gegevens de centra voor leerlingenbegeleiding dienen te verzamelen betreffende specifieke gezondheidsindicatoren bij de jeugd (22 juni 2001)
218
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 5 Preventie van gezondheidschade door infectieziekten bij personeelsleden van onderwijsinstellingen: wie doet wat?
Inleiding (1, 9) Ook volwassen personen, zeker wanneer ze intensief contact hebben met kinderen, kunnen een zogenaamde “kinderziekte” opdoen, als ze niet immuun zijn. Dezelfde ziekte verloopt bij volwassenen meestal ook ernstiger dan bij kinderen. Tijdens de zwangerschap kan een “banale” kinderziekte ernstige gevolgen hebben. Er zijn dus redenen genoeg om aandacht te geven aan de diverse medische opdrachten die op school uitgevoerd worden. Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) Sinds 1-9-2000 vervangen de CLB’s de vroegere PMS- en MST-centra. Eén van hun vier werkdomeinen is de preventieve gezondheidszorg, hoofdzakelijk ten behoeve van de leerlingen. Enkel profylactische maatregelen bij besmettelijke ziekten kunnen ook slaan op het schoolpersoneel. Opvallend in vergelijking met de regelgeving over besmettelijke ziekten die door het MST moest toegepast worden, is dat voor rubella en mazelen in een bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering houdende bepaling van sommige opdrachten van de centra voor leerlingenb egeleiding, vermeld staat dat zwangere niet-immune leerkrachten uit het schoolmilieu moeten verwijderd worden. Externe dienst voor preventie en bescherming (EDPBW) Deze dienst bestaat uit een afdeling risicobeheersing en een tweede afdeling belast met het medisch toezicht. Vermits een school werkgever is van het personeel en bij uitbreiding zelfs van de leerlingen die, in het kader van hun opleiding, een vorm van arbeid verrichten op school tijdens praktijklessen, moet de school ook het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de nieuwe “Codex voor welzijn op het werk” naleven. De vraag rijst hierbij of scholen ook effectief aangesloten zijn bij een EDPBW. Bij navraag bleek het volgende : - alle scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs zijn aangesloten bij een EDPBW van hun keuze - het VSKO (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) meldt dat vrijwel alle katholieke scholen aangesloten zijn bij een EDPBW - het onderwijssecretariaat van steden en gemeenten van de Vlaamse gemeenschap laat weten hierover geen gegevens te hebben, daar de keuze van de EDPBW volledig binnen de autonomie van de inrichtende macht valt.
219
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Dit houdt in dat de werkgever zorgt voor een risicoanalyse, waaruit moet blijken welke gevaren de werknemers lopen, wie eraan blootgesteld is en welke maatregelen moeten genomen wo rden. Eén van de risico’s wordt gevormd door biologische agentia (bijv. bij stagebegeleiding in de verzorgingssector, bij kleuterleidsters, …). Risicoanalyse in verband met biologische agentia kan omvatten : de serostatus - voor zover gekend - , de arbeidsplaats, de aard van het werk en de preventiemaatregelen. In geval van zwangerschap is er een contact voorzien met de bedrijfsarts in verband met moederschapsbescherming en voor het eventueel toekennen van lactatieverlof. Het risico is niet aanwezig als aangetoond wordt dat de zwangere werkneemster door immunisatie voldoende beschermd is. Bij voorkomen van bijv. mazelen, bof of rode hond bij leerlingen waar de zwangere mee in contact komt, zal de bedrijfsarts met een zeker gevoel van opluchting vaststellen dat de persoon volledig in orde is met de MBR-vaccinatie dank zij een vaccinatiekaart uitgereikt door Kind en Gezin en aangevuld door de schoolarts. Voor alle biologische agentia die een gevaar vormen voor de gezondheid van de zwangere en de foetus is werkstopzetting pas mogelijk als zowel een aanpassing van de arbeidspost als een postenmutatie niet kan gerealiseerd worden. Het beoordelen hiervan wordt best overgelaten aan de bedrijfsarts. Bij werkstopzetting kent het ziekenfonds een vergoeding toe. Het Koninklijk Besluit van 2 mei 1995 (bijlage II) bevat een verbod van tewerkstelling voor zwangeren in contact met een aantal micro-organismen. Men vindt in de lijst : -
Cytomegalovirus (CMV) (3, 4, 5, 7) CMV heeft rode hond verdrongen als de meest voorkomende en klinisch belangrijke congenitale infectie. In 1998 werden in Vlaanderen 85 kinderen geboren met symptomatische CMV of met sequellen ervan (1,4 % van het aantal geboorten dat jaar). Zowel een artikel in het Epidemiologisch bulletin van de Vlaamse Gemeenschap in 1999 als een artikel in het ijdschrift voor Geneeskunde vorig jaar, lokten lezersbrieven uit. Een onderzoek in Oost-Vlaanderen (P.Kiss) leert dat het beroep van kleuterleidster significant geassocieerd is met CMV-seropositiviteit. In deze beroepsgroep bleek ook dat het wassen van de handen na ‘sanitaire handelingen’ ontoereikend is om CMV-infectie te voorkomen.Het is dan ook zeer belangrijk dat vooral seronegatieve vrouwen een zo laag mogelijke beroepsgebonden blootstelling aan CMV hebben tijdens een zwangerschap. Primo-infectie bij de moeder kan enkel aangetoond worden indien er een negatieve immuunstatus bekend is vóór of tijdens de zwangerschap.
-
Hepatitis B (1) Van deze aandoening is bekend dat de moeder haar kind kan besmetten tijdens de geboorte. De ideale preventie bestaat in een vaccinatie vóór de zwangerschap en dan liefst nog met een gecombineerd vaccin hepatitis B en –A. Het Fonds voor de Beroepsziekten is van oordeel dat onder meer studenten in geneeskunde, tandheelkunde en paramedische beroepen (ook van opleidingen in het secundair onderwijs) op evidente wijze aanspraak kunnen maken op prestaties van het FBZ wegens een onbetwis tbaar verhoogd risico tijdens hun beroepsstage en de vaccinatie zou moeten gebeuren vooraleer ze deze stage aanvatten. 220
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Andere personen moeten het bewijs leveren dat ze in contact komen met bloed of biologische producten en dit op een niet occasionele of toevallige wijze. Dit geldt voor ondermeer : . het verzorgend personeel van instituten voor mentaal gehandicapten . de ziekenverple(e)g(st)ers en kinderverzorg(st)ers van het dagonderwijs . onderwijzers en poetsvrouwen van het speciaal onderwijs voor gehandicapten (niet-gesubsidieerd privé-onderwijs) . het opvoedend personeel van medisch-pedagogische instellingen Verleners van eerste hulp bij ongevallen zijn daarentegen uitgesloten. Als een zwangere kleuterleidster, een kinderverzorgster of een lid van het schoonmaakpersoneel in het kleuteronderwijs bewijst dat ze geen antistoffen heeft tegen hepatitis B, kent het FBZ een vergoeding toe bij vroegtijdig stoppen van het werk bovenop deze van het ziekenfonds. Dit geldt ook voor het cytomegalovirus, rubella, varicella, parvovirus B19 of toxoplasmose. - Parvovirus B19 Dit virus geeft een foetale sterfte van 30 à 40 % op eender welk moment voor de zwangerschap. De prevalentie van antistoffen lijkt hoog te zijn en de huidige beschikbare tests voor serologische diagnose zouden niet voldoen. (12) -
Rubella Tegen deze aandoening wordt sinds 1969 ingeënt en nu zijn er twee vaccinaties voorzien, één op zuigelingenleeftijd en één rond de leeftijd van 11 jaar. Om beschermd te zijn volstaat een titer van 10 IU / ml Ig G. (12)
-
Toxoplasmose Dit is een parasiet, waarmee 60 % van de zwangeren nog geen contact gehad hebben. De kans op primo-infectie voor een zwangere bedraagt 1 à 2 %. Een titer van 10 IU / ml IG G is nodig om beschermd te zijn. (12)
-
HIV (6) De frequentie van transmissie van moeder op kind schommelt tussen 14 en 40 %. Men schat dat ongeveer 1/3 van de transmissies in utero plaatsvinden en 2/3 op het ogenblik van de bevalling
Datzelfde Koninklijk Besluit bevat in bijlage I een niet-limitatieve lijst van risico’s voor de zwangere. Werkgever, bedrijfsarts, interne preventieadviseur en het CPBW (comité voor preventie en bescherming op het werk) moeten samen uitmaken of ze een gevaar vormen voor de gezondheid van zwangere vrouwen en ongeboren kinderen. Hiervoor komen zeker in aanmerking : -
Bof : er is immers een verhoogde kans op abortus tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap (1)
-
Mazelen : prematuriteit zou meer frequent voorkomen bij zwangerschappen verwikkeld met mazelen. 221
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Tijdige MBR-vaccinatie is vanzelfsprekend voor beide hoger vermelde aandoeningen “de” oplossing. -
Varicella zoster (9, 11) Bij een besmetting tijdens het eerste en het derde trimester van de zwangerschap zijn ernstige foetale verwikkelingen mogelijk, zoals groeistoornissen van de ledematen en encefalopathie. Er wordt voorgesteld personen met negatieve anamnese en verhoogd risico, zoals vrouwen in de vruchtbare periode te testen en zo nodig te vaccineren. De prevalentie van VZV-antistoffen bedraagt 98,5 %
-
Herpes simplex virus (9) Een primaire infectie bij de zwangere heeft het grootste risico voor de vrucht vroeg tijdens de zwangerschap of nabij de geboorte. Vroeg tijdens de zwangerschap is aantasting mogelijk van het centrale zenuwstelsel van de foetus en abortus. Infectie van de pasgeborene is oorzaak van ernstige morbiditeit (2/3), waarvan 80 % dodelijk.
-
Influenza (1) Griep tijdens een zwangerschap kan aanleiding geven tot vroeggeboorte of tot sterfte bij de pasgeborene. Preventie : vaccinatie vóór de zwangerschap
-
Mononucleosis infectiosa (1) De antistoftiter bij zwangeren wordt geraamd op 94 tot 98 %. Bij afwezigheid van maternele antistoffen zijn vroeggeboorte of meervoudige afwijkingen bij de pasgeborene mogelijk.
Administratieve Gezondheidsdienst Onafhankelijk van het gezondheidsrisico van de betrekking waarvoor gepostuleerd wordt, moet ieder lid van het schoolpersoneel vóór een vaste benoeming in het onderwijs, onderzocht worden door een arts van de administratieve gezondheidsdienst. Dit is een uitstekende gelegenheid om na te gaan hoe de immuniteitsstatus is van de betrokken persoon en om te zorgen voor de nodige raadgevingen bij lacunes. Samenwerking bedrijfsgezondheidszorg – jeugdgezondheidszorg De samenwerking tussen bedrijfsartsen en schoolartsen is in het verleden nooit zeer intensief geweest. Een aanzet om dit te doorbreken werd gegeven op 3.7.2000, wanneer twee bedrijfsartsen, ieder een grote arbeidsgeneeskundige dienst vertegenwoordigend, en enkele schoolartsen uit West-Vlaanderen samengekomen zijn om een bespreking te wijden aan de bijlage over “Profylaxe van besmettelijke ziekten” bij het besluit van de Vlaamse regering in verband met sommige opdrachten van centra voor leerlingenbegeleiding, met de bedoeling knelpunten duidelijk te maken en tot afspraken te komen. De hierbij gehanteerde principes waren : (10) - erkenning van de respectievelijke kerntaken en deskundigheid - uitwisseling van relevante gegevens 222
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Het gezamenlijk uitvoeren van het toezicht op het schoolmilieu in verband met veiligheid en hygiëne en het samen bijwonen van vergaderingen van het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) kan de verstandhouding tussen beide vormen van preventieve gezondheidzorg enkel maar stimuleren. Bedrijfsarts en CLB-arts zouden gezamenlijk volgende aanbevelingen kunnen doen door voor de personeelsleden van een school : (1) -
zorgen voor een goede persoonlijke hygiëne, met name een perfecte handhygiëne
-
zorgen voor een regelmatige en degelijke verluchting van de klaslokalen
-
zorgen voor een goede inentingsstatus : . aard en data van de gekregen inentingen . resultaten van eventuele antistofbepalingen tegen rubella, varicella, CMV-infectie, toxoplasmose en hepatitis B . bij twijfel : bloed laten afnemen voor een antistofbepaling en zo nodig laten vaccineren
-
bij zwangerschap : . de werkgever onmiddellijk op de hoogte brengen . een consultatie aanvragen bij de bedrijfsarts, voorzien van een zwangerschapstest en van alle gekende vaccinaties en antistofbepalingen. De bedrijfsarts kan dan met kennis van zaken beslissen of er beschermingsmaatregelen nodig zijn voor moeder en kind en welke. Men neemt aan dat het beroepsrisico voor infectieziekten hoger is bij personeelsleden die werken bij jonge kinderen (0 tot 6 jaar) en die verzorgende taken uitvoeren tijdens hun werk.
Besluit Meer overleg en samenwerking tussen jeugd- en bedrijfsgezondheidszorg moet mogelijk zijn. De preventieve gezondheidszorg is immers “geen warm en veilig toevluchtsoord voor vermoeide huisartsen en specialisten, maar een vak waarmee men zijn leven lang bezig moet zijn” (Dr. Hogerzeil). Dit laatste wordt bevestigd door de eisen gesteld aan zowel de toekomstige jeugdarts als de toekomstige bedrijfsarts. In het eerste geval is een interuniversitaire opleiding van twee jaar voorzien en wie erkend wil worden als arts-specialist in de arbeidsgeneeskunde heeft vier jaar opleiding voor de boeg.
11.01.02
Dr. H. FRANCKX medisch coördinator CLB Groeninge bedrijfsarts (IDEWE) 223
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
LITERATUUR 1. AN Gezondheidsrisico’s in het kleuter- en lager onderwijs – brochure IDEWE – zonder datum 2. BESSENS J.L.P. en NAUTA A.P. Richtlijnen voor infectiepreventie binnen instellingen van gezondheidszorg 1997 (tweede herziene druk) Nederlandse Vereniging voor Arbeidsen Bedrijfsgeneeskunde 3. BOUDEUS M. en GOUBAU P. Cytomegalovirus en zwangerschap in Infectie s tijdens de zwangerschap Proceedings 6de Symposium Infectieziektengroep Antwerpen 19 september 1998 U.I.A. 4. DE SCHRIJVER A., STEENO J., LAHAYE D., MOENS G. Reactie op het artikel : Risico voor cytomegalovirus (CMV) infecties bij zwanger personeel : feit of fictie. Epidemiologisch bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 2000 : 30 : 11 5. DEVOS T., SPITZ B., PEETERMANS W. Het risico op congenitale cytomegalovirusinfectie bij zwangere gezondheidswerkers – Tijdschrift Geneeskunde 2001 : 57 : 936-942 6. JONCKHEER T. HIV en zwagnerschap in Infecties tijdens de zwangerschap Proceedings 6 de Symposium Infectieziektengroep Antwerpen 19 sepember 1998 U.I.A. 7. KISS P. Cytomegalovirus bij kleuteronderwijzeressen in Problemen van Arbeidsgeneeskunde, 34, Afd. Arbeids- en Verzekeringsgeneeskunde K.U.Leuven 1999 8. MAHIEU L. Risico voor cytomegalovirus (CMV) infecties bij zwanger personeel Epidemiologisch bulletin van de Vlaamse Gemeenschap 1999 : 28 (4) : 6-8 9. MAHIEU L. Blootstelling aan “kinderziekten” gedurende de zwangerschap : richtlijnen voor de gezondheidswerker in Infecties tijdens de zwangerschap Proceedings 6 de Symposium Infectieziektengroep Antwerpen 19 september 1998 U.I.A. 10. MASSCHELEIN R. Naar een model van samenwerking schoolarts – arbeidsgeneesheer in Verslagboek studiedag “De school als werkplaats” VWVJ – U.I.A. 4.6.1998 11. VANDERSMISSEN G. Vaccineren tegen Varicella Zoster ? Tijdschrift voor Hygiëne en Infectiepreventie 2001 : 20 (1) : 17-19 12. VAN RENTERGHEM I., CLAEYS G. Infecties opsporen tijdens de zwangerschap Tijdschrift Geneeskunde 2001, 57 : 904-910
224
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 6 Informatie - en opleidingspakket voor de screenploeg
Inhoud 1. Luizen, een veel voorkomende plaag 2. Bevindingen uit het pilootproject “Luis ze erin 1999 - 2000” 3. Screenen door middel van de nat-kam-test 4. Wat je moet weten over hoofdluizen 5. Reageren op misverstanden/ vooroordelen 6. Wat je moet weten over het behandelen met producten 7. Behandeling zonder scheikundige producten: de nat-kam-methode
225
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
1. Luizen, een veel voorkomende plaag Korte situering van de problematiek Het voorkomen van luizen op kinderhoofdjes is een eeuwenoud probleem. In de westerse landen blijken op elk willekeurig ogenblik tussen de 2 tot 10% van de kinderen op de lagere school drager van luizen te zijn. De laatste jaren krijgen heel wat gezondheidswerkers, ouders en onderwijskrachten het gevoel dat luizenepidemies niet meer beheersbaar zijn. Men heeft het idee dat inspanningen en behandeling niet meer baten. Zowel de school als de CLB’s hebben in het verleden al vele pogingen ondernomen om de luizen op school aan te pakken. Het geringe resultaat gaf soms aanleiding tot ontmoediging. Anderen zochten alternatieve wegen, zoals de onlangs opgedoken populaire kuur met mayonaise. Dit opleidingspakket maakte deel uit van het pilootproject “Luis ze erin” wat liep in november 1999 in drie Gentse basisscholen. Het is verder aangevuld en uitgewerkt op basis van de resultaten van het onderzoek dat aan het pilootproject verbonden werd. Uit de schriftelijke bevraging die doorging in het voorjaar van 1999 van de basisscholen hebben wij het volgende geleerd: • Er heerst een taboe op school, zowel bij leerkrachten als leerlingen. Luizen worden als een gebrek aan hygiëne gezien. • De kennis over de luis is gebrekkig. • De uitleg over luizen en de adviezen voor behandeling zijn tegenstrijdig. • Er is gebrek aan een globale aanpak, waardoor een ontmoediging ontstaat om de kinderen te behandelen.
Het bannen van de luis is een utopie! We kunnen er wel naar streven om epidemieën in te dijken en de aanwezigheid van luizen op een aanvaardbaar niveau te houden. 2. Bevindingen uit het pilootproject “Luis ze erin” We kunnen stellen dat het hoofdluizenprobleem een heel actueel en nijpend probleem vormt voor vele mensen. Er is duidelijk gebleken dat in alle lagen van de bevolking, en in de verschillende culturele groeperingen hoofdluizen voorkomen en dat er nood is aan een duidelijk uniform beleid ter bestrijding van de hoofdluis. Het blijkt een noodzaak te zijn om op verschillende niveaus en vanuit verscheidene disciplines een samenwerking te organiseren zodat personen en gezinnen die geconfronteerd worden met hoofdluizen vanuit diverse hoeken benaderd en ondersteund kunnen worden. Binnen deze geïntegreerde aanpak lijkt het ons heel belangrijk om de verantwoordelijkheid van de ouders zeker niet uit het oog te verliezen. Om dit aan te sterken lijkt een ondersteunende, motiverende en positieve benadering aangewezen. Voortvloeiend uit deze aanpak zagen we in het pilootproject een grotere openheid tot dialoog en een stap in de goede richting om het taboe rond het hoofdluizenprobleem te doorbreken. 226
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
We zullen in dit overzicht de acties die we ondernomen hebben, om de gestelde doelstellingen te bereiken, kritisch bekijken om zo een basis te creëren voor verdere acties. De screeningsmomenten zijn over het algemeen volgens schema verlopen. Het bleek haalbaar om met een ploeg, samengesteld uit medewerkers van de school en van het Medisch Schooltoezicht, een screening (volgens de NKT) uit te voeren. Samenwerking tussen deze organisaties was wel onontbeerlijk om tot een geïntegreerde aanpak en opvolging te komen. De Nat - Kam - Methode werd door alle partijen als een bruikbaar alternatief gezien om hoofdluizen op te sporen. Wel waren er vragen bij de haalbaarheid in grotere scholen , vooral de werkbelasting tijdens de screeningsdagen werd weerhouden als een aandachtspunt naar de toekomst toe. Anderzijds stellen wij dat controles uitvoeren op vaste tijdstippen een daling van de belasting met zich mee kan brengen op langere termijn. De actie is geconcentreerd op één moment, maar biedt het voordeel dat er structuur wordt gebracht, zodat ook verdere opvolging gerichter en efficiënter kan verlopen. Om op een degelijke manier de screeningsmomenten te laten verlopen is er nood aan creativiteit, om in te spelen op de bestaande accommodatie in de scholen, en is logistieke ondersteuning vanuit het CLB noodzakelijk. Uit de eerste screening blijkt de graad van besmetting hoger dan in de literatuur beschreven wordt: gemiddeld 23 % van de onderzochte leerlingen was positief. De standaard 2% tot 10% wordt dus ruimschoots overschreden. Het gebruik van de Nat - Kam - Methode als screeningsmethode heeft hier zeker een invloed op gehad. Uit het vergelijkend onderzoek tussen de droge en natte manier van screenen kunnen we concluderen dat de droge manier van screenen in zijn doeltreffendheid te kort schiet. En dat de natte methode een meerwaarde biedt om tot een diagnose te komen. Bekijken we de cijfers van de tweede screening en maken we een vergelijking tussen wijk 1 en wijk 3, die dezelfde standaard hanteerden om ‘positief’ aan te duiden, dan zien we dat ongeveer de helft van de gescreende kinderen luizenvrij is. De kinderen die luizenvrij zijn, zijn in 95% van de gevallen behandeld op een consequente wijze d.w.z. dat men zich hield aan één bepaalde methode of product. Een eenduidige behandelingsstrategie lijkt zijn vruchten af te werpen. Het aanbieden van een nieuwe behandelmethode, heeft tot gevolg dat deze toegepast wordt bij ¼ van de besmette kinderen. De resultaten van de behandeling met de Nat - Kam - Methode zijn afhankelijk van de accuraatheid waarmee de methode is toegepast, wat tevens ook het geval is bij de behandeling met scheikundige producten. We merken dat een visuele aanpak en voorlichting een voorwaarde vormen om de NatKam-methode op de juiste manier toe te passen. De huisbezoeken die door de sherpa werden gedaan, waren voor ons onderzoek van groot belang. De sherpa trachtte in het pilootproject informatie te verzamelen en ondersteuning te bieden aan de gezinnen. In welke mate gezinnen begeleid dienden te worden in de opvolging van deze problematiek was afhankelijk van de sociale context, de cognitieve en gedragsmatige mogelijkheden, de bereidheid om het probleem bespreekbaar te maken,… Deze opdrachten werden opgenomen door hulpverleners die bij de gezinnen een vertrouwenspositie genoten (K&G, OCMW, Jeugdwerking, …). Het instrument ‘sherpa’ is niet onomstotelijk verbonden met de Nat - Kam - Methode als screenings – of behandelingsstrategie. Het kan een middel zijn om begeleiding op maat te verzorgen en zodoende in te spelen op een concrete hulpvraag. 227
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Op een gestructureerde en uniforme wijze de bevolking informeren was één van de belangrijkste doelstellingen binnen dit pilootproject. De kanalen en de strategieën die hiervoor benut zijn(folder, opleidingspakket, didactisch pakket, pers,…), bleken goed aan te slaan, doch we weerhouden enkele aandachtspunten. We onthouden vooral dat visualiseren van de methode en het beperken van info in één folder aanbevelingen zijn naar de toekomst toe. De communicatie tussen de scholen en de ouders is vlot verlopen, en de mondelinge toelichtingen via leerkrachten en directie werden als ondersteunend ervaren. Het integreren van de luizenproblematiek in het lessenpakket zou sterk kunnen bijdragen tot de bespreekbaarheid van het taboe binnen gezin- en schoolverband en het doorbreken van de taboesfeer.
228
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
3. Screenen door middel van de NAT-KAM- TEST 1.1. Benodigdheden: • • • • • • • • • • • •
Conditioner of balsem of crémespoeling Lauw water Cuvetten Doek ter bescherming van de ogen Veel handdoeken Gewone kam Luizenkam Vergrootglas keukenrol Tandenstoker Ontsmettingsmiddel(vb. Neosabenyl) Registratieformulieren
1.2. Methode • • • • • • • • • •
Het haar zeer nat maken Wasbak controleren op de aanwezigheid van luizen Conditioner (veel) op het haar inbrengen. Gewoon instrijken, niet draaien. Kammen met gewone kam tot er geen haarknopen meer zijn van achter naar voor Kammen met luizenkam van achter naar voor tegen de schedelhuid aan over de ganse schedeloppervlakte, van het ene oor naar het andere (het kind zit voorover gebogen) Luizenkam afvegen aan de keukenrol na elke kambeweging en controleren op luizen. Spoel conditioner uit het haar Het haar zeer nat laten, hoe natter hoe beter Rechtzittend met gewone kam van voor naar achter loskammen tot er geen knopen meer zijn. Kammen met de luizenkam van voor naar achter over de ganse schedeloppervlakte, van het ene oor naar het andere.
1.3. Tussen twee personen in: $ Controleer je de kammen op luizen en neten (verwijder ze eventueel met een tandenstoker) $ Leg je de kammen in het ontsmettingsmiddel en neem je er de ontsmette kammen uit. $ Vraag je na bij het kind of het een handdoek meebracht van thuis of neem je andere handdoeken. $ Vul je het resultaat op het registratieformulier in
229
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Α 4. Wat je moet weten over luizen 1. Wat is een luis? Volwassen hoofdluizen zijn platte insecten zonder vleugels. Ze zijn 2 tot 4 millimeter lang. Hun kleur varieert van grauwachtig wit tot bruinachtig zwart, wanneer ze bloed gezogen hebben en aan het verteren zijn. Ze hebben 8 segmenten en drie paar poten, die eindigen op haakvormige uiteinden of klauwen. Daarmee kunnen ze zich vasthouden aan de haren en zich ook vrij snel verplaatsen. Luizen kunnen niet vliegen en niet springen!
2. Wat is een neet? Neten zijn eieren van de luizen en bevatten de larven, waaruit een luis zich zal ontwikkelen. Zij zitten stevig vastgehecht aan de haren door middel van een soort kleefstof, die door de vrouwelijke luis afgescheiden wordt. Neten met een levende larve erin zijn kleurloos tot glanzend parelmoerkleurig. Ze hebben een lengte van een halve tot 1 millimeter. Ze zijn ovaal en hebben een gebombeerd aspect. Enkel neten die dicht tegen de hoofdhuid zitten (tot 2 cm) bevatten een levensvatbare larve. Lege uitgekomen neten hebben een helderwitte kleur. Neten met daarin een afgestorven larve zijn gekrompen, dof en bruinachtig tot zwart. Ze zitten meestal verder dan 2 cm van de hoofdhuid vast op het haar.
3. Levensloop van de luis £ De neet wordt gelegd door de luis en de larve erin rijpt gedurende 7 tot 10 dagen. £ Tussen dag 7 tot 10 kruipt de jonge luis uit haar omhulsel en het duurt dan nog 7 tot 13 dagen vooraleer de luis volwassen is. £ Tussen dag 14 en 23 gaat de luis paren en zelf eitjes (neten) leggen. Een volledige cyclus (van ei tot ei) duurt ongeveer drie à vier weken. Een vrouwelijke volwassen luis die zich op een gastheer bevindt, leeft gemiddeld 3 weken en legt 50 tot 150 neten tijdens haar leven. De maximale overleving, onder optimale omstandigheden, wordt geschat op 40 dagen. De sterftegraad is vrij groot gezien luizen zwakke beestjes zijn.
4. Levensgewoonten van de luis • De luis is een bloedzuiger die minstens om de 12 uur moet eten • De luis kan enkel overleven op de behaarde hoofdhuid (warmte, voedsel en vocht) • Luizen op het hoofd kunnen goed tegen onderdompeling in water, ook in zwembadwater met veel chloor erin of zeewater. Ze overleven kammen met een gewone kam • Ze kunnen maximum 24 tot 48 uur buiten het hoofd overleven, ze verzwakken snel en kunnen zich niet meer voortplanten. • De luis verlaat zijn gastheer enkel bij nauw contact met een andere gastheer, als de gastheer langdurig koorts heeft of bij het overlijden van de gastheer. • Luizen bevinden zich bij voorkeur in een dichte haardos, die goed verzorgd is. Propere haren geven immers een betere houvast. 230
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
5. Reageren op misverstanden / vooroordelen •
luizen springen van het ene naar het ander hoofd Luizen kunnen echt niet springen. Ze zijn wel vlug en verplaatsen zich gemakkelijk via hoofdcontact, of wanneer mutsen en sjaals onmiddellijk worden uitgewisseld.
•
luizen komen voornamelijk naar vuile hoofden Neen, luizen bevinden zich bij voorkeur in een dichte haardos, die goed verzorgd is.
•
Kinderen met kort haar hebben geen luizen Neen, zij kunnen ook luizen hebben.
•
Luizen zijn overdragers van ziekten voor de mens Neen, luizen dragen geen ziekten over bij de mens.
•
Luizen gaan dood in water of in het zwembad Luizen gaan niet dood van een douche of een zwempartij
•
Luizen blijven leven zonder mensenbloed Luizen leven maximum 24 tot 48 uur zonder bloed en verzwakken heel snel.
•
Luizen kan je krijgen van je huisdier Hoofdluizen bij de mens zijn gastheerspecifiek. Bij dieren komen ook luisachtigen voor die de mens niet kunnen besmetten.
•
In een gezin waar iemand luizen heeft moet het beddengoed gewassen worden. Het nut hiervan is niet bewezen en deze maatregel moet dan ook niet gepromoot worden.
231
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
6. Wat je moet weten over het behandelen met producten Op basis van wetenschappelijk onderzoek naar de doeltreffendheid van de producten5 werden volgende groepen producten weerhouden: þ Op basis van Permethrine 1% creme rinse (gedurende 10 minuten) Permethrine is een goede luizendoder, maar dringt niet zo goed door in de neten. Door de spoelcreme blijft de stof evenwel langer in de haren kleven en nawerken. Hierdoor zullen jonge luisjes die hun neet verlaten toch vergiftigd worden. Gebruiksaanwijzing: • Voor de behandeling van een volwassene heeft men een volledige flacon (59 milliliter) nodig. Enkel voor een kind met een klein hoofdje en fijn, dun haar kan een halve flacon volstaan. • Het product wordt aangebracht na een normale wasbeurt. • Gebruik geen 2-in-1-shampoo. De conditioner verhindert het indringen van het product! • De inhoud van de flacon moet goed ingemasseerd worden, vooral achter de oren en in de nek. • Laat het product 10 minuten op het hoofd. • Het product uitspoelen met water • Het haar kammen met een luizenkam • Na een week controleren. Worden er nog levende luizen gevonden, de behandeling herhalen met hetzelfde product • Een week later nog eens controleren. Indien er nog luizen zijn, opnieuw behandelen met een ander product of de nat-kam-methode. Producten in de handel: • NIX crème rinse 1% ; kostprijs: € 9.54 voor 59ml (= goed voor 1 behandeling). • Magistrale bereiding van Permethrine 1% crème rinse; kostprijs: € 5.45 voor 100ml. Let op! • Deze producten niet gebruiken bij een gekende overgevoeligheid voor permethrine, synthetische pyrethoïden, pyrithines of één van de componenten van de crème rinse. •
Contact met de ogen vermijden
•
Kinderen jonger dan 6 maand en bejaarden: behandeling onder medisch toezicht
•
Liefst niet gebruiken bij zwangerschap en lactatie
þ Op basis van Malathion 0,5% lotion (gedurende 12 uur) Malathion is een snelle doder van levende luizen. Om een voldoende effect te hebben op de larven in de neten, moet het product 12 uren op het hoofd blijven. 5
Vander Stichele R, Dezeure E., Bogaert M., Wittouck E., ‘De aanpak van hoofdluizen’, Heymans Instituut voor Farmacologie, Universiteit Gent, Wetenschappelijk Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg, December 1998 232 Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gebruiksaanwijzing: • In een concentratie van 0,5% is per behandeling 50 milliliter nodig. Bij personen met kort haar volstaat 20 tot 40 milliliter. • Masseer het product goed in de haren, voornamelijk in de nekstreek. • Laat het product 12 uren in het haar. Laat het haar drogen in de vrije lucht, gebruik geen haardroger • Was het haar en kam het uit met een luizenkam. • Na een week controleren. Worden er nog levende luizen gevonden, de behandeling met hetzelfde product herhalen. • Een week later nog eens controleren. Indien er nog luizen zijn, opnieuw behandelen met een ander product of de nat-kam-methode. Producten in de handel: • Radical Lotio 5 mg/ml, kostprijs € 5.35 voor 100ml (goed voor 2 behandelingen) • Prioderm Lotio 5 mg/ml, kostprijs: € 5.35 voor 100ml (goed voor 2 behandelingen) • Magistrale bereiding van Malathion 0,5% Lotio, kostprijs € 8.68 voor 300ml. Let op • Bewaar buiten bereik van kinderen •
Dit zijn ontvlambare producten. Gebruik geen haardroger!
•
Contact met ogen vermijden
•
Liefst niet gebruiken bij zwangerschap of lactatie
þ Op basis van bio-allethrine 0.66% + piperonyl butoxide 2.64% (gedurende 30 minuten) Bio-allethrine doodt zowel de nymphen en luizen, als de larven binnenin de neten. Gebruiksaanwijzing • Bespuit van korte afstand de haren streng per streng met de aërosol. • Laat het product 30 minuten op het haar. • Spoel het haar uit. • Kam het haar met een luizenkam. •
Na 7 dagen: controle. Behandelen met hetzelfde product als er levende luizen of neten zijn.
•
Na 14 dagen: terug controle. Indien levende luizen of neten, dan behandelen met een ander product of Nat – Kam – Methode
233
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Producten in de handel Para®Spray: € 9.30, goed voor 6 behandelingen (Geen Para Plus®Spray ! !) Let op! • NIET gebruiken bij een gekende overgevoeligheid voor één van de bestanddelen van Para®Spray, bij een acute astma-aanval, bij zuigelingen •
Bewaren buiten bereik van kinderen
•
Ontvlambaar
•
Contact met ogen en slijmvliezen vermijden
•
Opletten bij mensen met een zeer allergische aanleg, bij astmalijders en patiënten met eczeem.
234
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
7. Behandeling zonder scheikundige producten: de Nat-kam-methode Deze hoopgevende methode wordt momenteel klinisch onderzocht, maar er zijn nog geen gegevens beschikbaar. Zij bestaat uit een speciale kamtechniek die op regelmatige tijdstippen en met aangepaste kammen wordt uitgevoerd. De huid- en kindvriendelijkheid van deze methodiek is eveneens zeer aantrekkelijk. Ø • • • • • • • • • •
BENODIGDHEDEN: Conditioner (crèmespoeling) Lauw water en een waskom Doek ter bescherming van de ogen Handdoeken Witte keukenrol Gewone kam Luizenkam (geen metalen kam!) Tandenstoker vergrootglas ontsmettingsmiddel
Ø • • • • • •
METHODE Best na het wassen van het haar Ogen beschermen met doek Wasbak controleren op de aanwezigheid van luizen Conditioner (veel) op het haar inbrengen. Gewoon instrijken, niet draaien. Kammen met gewone kam tot er geen haarknopen meer Kammen met luizenkam van achter naar voor tegen de schedelhuid aan over de ganse schedeloppervlakte, van oor naar oor Luizenkam afvegen aan de keukenrol na elke kambeweging en controleren op luizen. Spoel conditioner uit het haar met water. Het haar zeer nat laten, hoe natter hoe beter Rechtzittend met gewone kam loskammen tot er geen knopen meer zijn. Kammen van voor naar achter over de ganse schedeloppervlakte, van oor naar oor Gedurende 14 dagen dient 4 maal de nat-kam-methode te worden toegepast, met minimum 3 dagen en hoogstens 4 dagen ertussen.
• • • • • •
Na deze behandeling is het aangewezen om het haar wekelijks te controleren op dezelfde manier als boven beschreven. Indien je deze controle uitvoert na het wassen van het haar, vraagt dit weinig extra energie.
235
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 1 : Wijkgerichte aanpak van de haardgezinnen
Binnen de keuze die de CLB’s zullen maken welke scholen deelnemen aan de pilootfase bestaat de mogelijkheid dat deze zich bevinden in de Gentse negentiende eeuwse gordel waar een wijkgezondheidscentrum ingeplant is. De bedoeling is een wijkgerichte aanpak te realiseren in het informeren van de lokale bevolking, en de opvolging van de haardgezinnen te realiseren. Dit houdt in dat wij demonstraties of voordrachten aanbieden aan organisaties in de wijk die de ouders van de kinderen (theoretisch) vertegenwoordigen.
Haardgezinnen : In de beschikbare literatuur is er geen eenduidige definitie van een haardgezin terug te vinden. Wij gaan ervan uit dat een haardgezin ongeveer aan volgende omschrijving beantwoordt : Die gezinnen waarin hoofdluizen om uiteenlopende redenen niet belangrijk genoeg zijn, niet behandelbaar zijn, ondergeschikt zijn aan andere problemen of gewoonweg geen probleem zijn èn waar de luizenbemetting een chronische vorm aanneemt. à risicofactoren in het gezin : tegenstrijdige resultaten onderzoeken à vermoeden van onderschatte besmettingsgraad bij volwassenen à resistentieproblematiek Doel : Zoeken naar een strategie waarin we haardgezinnen kunnen aanzetten om het probleem aan te pakken. Strategie 1. Het WGC meldt het project in het plaatselijk welzijnsoverleg 2. Geïnteresseerde hulpverleners en welzijnswerkers krijgen een opleiding 3. Het WGC stimuleert verschillende organisaties uit de wijk om rond dit thema te werken (voordrachten, artikels, verspreiding folders, …) 4. CLB en/of school geven het WGC een signaal ivm een participerende school in de 19eeeuwse gordel 5. WGC overlegt samen met school (directie, brugfiguur) welke gezinnen als haardgezin beleefd worden.
236
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
6. Er wordt bekeken of er in die gezinnen een hulpverlener of welzijnswerker als vertrouwenspersoon kan fungeren JA â Het WGC neemt contact op met die hulpverlener â De hulpverlener maakt luizen bespreekbaar en geeft evt bijkomende ondersteuning De bevindingen worden geregistreerd â Net voor de zomer vindt er een overleg plaats ifv vragen en ervaringen
NEEN â Is de huisarts bekend ? å æ Ja Neen â â Contact HA en brief naar gezin â Na 2 maanden neemt WGC terug contact met HA om te informeren of er een contact is geweest
Brief naar gezin
7. De school registreert eveneens wie hen bevraagd heeft en met welke vragen 8. WGC bundelt de gegevens in een rapport
237
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
238
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Geachte ouders,
Alle kinderen van de school werden nagekeken op luizen door screening met de Nat-KamTest. In het haar van uw dochter/zoon ......................................... vonden wij op ___/___/___ 1.
Er werden luizen gevonden. Gelieve onmiddellijk te behandelen zoals in bijgevoegde info vermeld. Wilt u a.u.b. onderstaande strook invullen en aan ons terugbezorgen.
2.
Er werden alleen neten gevonden. Graag regelmatig de haren uitkammen met een luizenkam bij de wekelijkse haarwasbeurt.
3.
Er werden geen neten of luizen gevonden. Er is nu geen behandeling nodig.
De kinderen met luizen worden door ons na 14 dagen opnieuw gecontroleerd met de Nat Kam-Test. Voor verdere informatie kan u steeds terecht bij de schoolarts of schoolverpleegkundige
Met vriendelijke groeten
Het CLB team " GELIEVE AF TE GEVEN AAN DE LEERKRACHT OF DIRECTIE (noodzakelijk voor leerlingen waarbij vakje 1 is aangekruist)
Naam:
…………………………………………………………………………………..
School en klas: ………………………………………………………………………… Werd behandeld tegen luizen Naam van het product: …………………………………………………………… Nat-Kam-Methode: Datum van toepassing: ___/___/___
Datum: ___/___/___
Handtekening van ouder(s) of voogd 239
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 7 Algemene hygiënische maatregelen Algemene maatregelen ten aanzien van toilethygiëne, handhygiëne, wondbehandeling, etc. dienen standaard op scholen bekend te zijn. Het verdient aanbeveling met de voorgestelde maatregelen niet te wachten totdat een geïnfecteerd kind (b.v. hepatitis B of HIV) op een school wordt geplaatst, of tot er zich een infectie (b.v. hepatitis A) voordoet maar deze maatregelen te implementeren in de hygiëne begeleiding.
1.
Handhygiëne
Veel besmettingen worden via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne (zowel bij kinderen als bij leerkrachten) is dan ook één van de meeste effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. *
Nagels kort knippen en schoonhouden
*
Handen wassen bij: - iedere zichtbare verontreiniging van de handen - na gebruik van het toilet - voor het bereiden van voedsel - voor het eten - voor het helpen bij eten - na niezen, snuiten, hoesten - na contact met lichaamsvochten zoals sputum, stoelgang, urine, bloed, braaksel
Gebruik bij voorkeur -
2.
vloeibare zeep uit een zeephouder papieren handdoek (handdoek voor éénmalig gebruik)
Toilethygiëne:
Toiletten en lavabo’s dienen dagelijks te worden gereinigd, alsook deurkrukken, kranen en WC hendels . Wanneer zich een besmettelijke ziekte voordoet met faeco-orale transmissie dient de sanitaire hygiëne verscherpt te worden en dienen de toiletten 2x per dag gereinigd te worden met een 1,5% chlooroplossing evenals de WC-hendels, deurknoppen, kraanknoppen en wastafels.
240
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
3.
Snuit-, hoest- en nieshygiëne.
In de neus kunnen micro-organismen voorkomen die bij anderen ziekte kunnen veroorzaken. Gezonde “dragers” kunnen bij het snuiten (katoenen) zakdoeken en handen besmetten. Gebruikte zakdoeken die in de broekzak of elders in de kleding worden meegedragen, kunnen een besmettingsbron zijn en iedere keer dat ze worden aangeraakt de handen besmetten. Dus, uitsluitend gebruik maken van papieren zakdoeken en die meteen na gebruik weggooien. Een goede hoest- en niesdiscipline: - hand of zakdoek voor de mond bij hoesten en niezen - hoofd (van anderen) wegdraaien of als dat niet mogelijk is, het hoofd buigen - op tijd de neus snuiten - handen wassen na niezen en hoesten
Ventilatie kan een belangrijke bijdrage leveren aan de reductie van het aantal kiemen in de lucht. Uiteraard dient voorkomen te worden dat “besmette lucht” (via airco) wordt afgevoerd naar ruimten waar mensen kunnen verblijven.
4.
Schoonmaakhygiëne
Eisen met betrekking tot reiniging en desinfectie * maak alle ruimten schoon volgens een vast rooster (= schoonmaakschema). * zorg voor een (beperkte) lijst van te gebruiken schoonmaakmiddelen en desinfectantia. * hanteer bij het schoonmaken de werkvolgorde van schoon naar vuil. * ververs sopwater regelmatig (per ruimte) en gooi het direct na afloop weg. Het sopwater kan verontreinigd zijn met micro-organismen en in plaats van reinigend juist besmettend werken. * maak bij reiniging gebruik van wegwerpsopdoeken of opnieuw te gebruiken sopdoeken die wasbaar zijn bij 60°C. * emmers na gebruik goed schoonspoelen met heet water en daarna goed drogen.
Desinfectie is zelden noodzakelijk behalve in specifieke gevallen. In het algemeen volstaat een goed huishoudelijke reiniging. Wanneer oppervlakken, meubilair of voorwerpen verontreinigd zijn met mogelijk besmette materialen zoals bloed en lichaamsvochten met zichtbare bloedbijmenging, dan is desinfectie nodig. Huishoudelijke reiniging vooraf is dan echter noodzakelijk omdat alle desinfectiemiddelen door bloed (eiwitten) ten dele onwerkzaam worden gemaakt. Is desinfectie gewenst, dan moet men beseffen dat een desinfectans sneller en beter werkt, naarmate het te desinfecteren oppervlak schoner is. *
Verdun en doseer het desinfectans volgens het gebruiksvoorschrift. Ook de inwerktijd van desinfectantia is wettelijk beschreven. Voor chlooroplossing bedraagt de inwerktijd tien minuten. Gedurende die tijd moet het te desinfecteren oppervlak vochtig blijven. Droging vindt aan de lucht plaats. 241
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Uitgangspunten voor het desinfectie beleid * * * *
geen desinfectie waar reiniging voldoende is geen chemische desinfectie waar thermische desinfectie (stoom, verhit water (> 90°) gedurende tenminste 5 minuten) mogelijk is gebruik van een zo beperkt mogelijk aantal desinfectie middelen Voor elk desinfectans, voorzover mogelijk, een vaste combinatie van gebruiksconcentratie en inwerktijd toepassen.
De meest voorkomende soorten desinfectantia 1. Chloorpreparaten. voor oppervlakken die verontreinigd zijn met bloed of bloedbevattend materiaal wordt een 1.5 % chlooroplossing (dwz 1.5 gram actieve chloor per 100 ml water of 15 gram actieve chloor per liter water) gebruikt om hepatitis virussen en HIV te kunnen inactiveren. huishoudchloor en b.v. Glorix voldoen niet gezien deze middelen instabiel zijn, dwz dat de concentratie vrij chloor na verloop van tijd afneemt; gebruik (bij voorkeur) chloortabletten. Bij gebruik van deze chloortabletten kan men gemakkelijk en nauwkeurig doseren. voor een effectieve desinfectie is een contacttijd van 10 minuten noodzakelijk. 2.
Alcohol (ethanol) 70% kan alleen gebruikt worden op van tevoren goed gereinigde oppervlakken de effectieve contacttijd bij alcohol 70% is één minuut ethanol is een betrouwbaar desinfectans voor kleine oppervlakken (tot maximaal 0,5m²) die van te voren goed gereinigd zijn. Voor grote oppervlakken is alcohol minder geschikt omdat het vluchtig en brandbaar is.
Bij het opruimen van potentieel besmet materiaal (bloed, bloederige vloeistoffen) dient de schoonmaker zich te beschermen met handschoenen (wegwerp) en op te letten voor eventueel scherp materiaal (glas) om prik- of snijverwondingen te voorkomen. De techniek van handdesinfectie is breng minimaal 3 ml handalcohol op droge handen aan wrijf de handen zorgvuldig over elkaar tot de handen goed droog zijn. Vergeet ook de vingertoppen, duimen en gebieden tussen de vingers en polsen niet.
242
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 8 EHBO Richtlijnen voor scholen ter preventie van overdracht van besmettelijke ziekten Bij wondverzorging,bij bloedcontact of bij contact met lichaamsvochten met zichtbare bloedbijmenging moet de verzorger steeds wegwerphandschoenen dragen. Deze dienen ter beschikking te zijn in het EHBO lokaal. De wegwerphandschoenen hoeven niet steriel te zijn. Was na gebruik van handschoenen altijd de handen.
Is er accidenteel toch contact geweest van bloed op de huid: zo snel mogelijk afwassen met veel water en zeep gevolgd door desinfectie met ethylalcohol 70%.
Bij het opruimen van potentieel besmet materiaal (bloed, bloederige vloeistoffen) dient de schoonmaker zich te beschermen met handschoenen (wegwerp) en op te letten voor eventueel scherp materiaal (glas) om prik- of snijverwondingen te voorkomen.
Met bloedverontreinigd materiaal dient eerst zichtbaar schoon te worden gemaakt met ruim water en zeep. Dit om te voorkomen dat aanwezig biologisch materiaal de werking van chloor en alcohol beperkt. Vervolgens reinigen met een 1.5 % chlooroplossing. Voor een effectieve desinfectie is een contacttijd van 10 minuten noodzakelijk
243
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 9 ADRESSEN GEZONDHEIDSINSPECTIES
24 uur permanentie via het wachtnummer: 02/512 93 89 websites: www.wvc.vlaanderen.be www.wvc.vlaanderen.be/meningitis www.wvc.vlaanderen.be/epibul
Gezondheidsinspectie hoofdbestuur Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg Markiesstraat 1 1000 Brussel Teamverantwoordelijke: Dr. GEERT TOP Tel: 02/553 35 85 Fax: 02/553 36 35 E-mail:
[email protected]
Gezondheidsinspectie Antwerpen Vlaams Administratief Centrum Copernicuslaan 1 bus 5 2018 Antwerpen Tel: 03/224 62 04 Fax: 03/224 62 01 E-mail:
[email protected] Gezondheidsinspecteur: KOEN DE SCHRIJVER
244
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Gezondheidsinspectie Limburg Taxandria Center Gouverneur Roppesingel 25 3500 Hasselt Tel: 011/26 42 42 Fax: 011/26 42 52 E-mail:
[email protected] Gezondheidsinspecteur: AN-MARIE FORIER
Gezondheidsinspectie Vlaams Brabant Brouwerstraat 1 bus 4 3000 Leuven Tel: 016/29 38 58 Fax: 016/ 29 37 69 E-mail:
[email protected] Gezondheidsinspecteur: VICTOR DONS
Gezondheidsinspectie Oost-Vlaanderen Elf Julistraat 45 9000 Gent Tel: 09/244 83 60 Fax: 09/244 83 70 E-mail:
[email protected] Gezondheidsinspecteur: ANNE SMIS
Gezondheidsinspectie West-Vlaanderen Spanjaardstraat 15 8000 Brugge Tel: 050/44 50 70 Fax: 050/34 28 69 E-mail:
[email protected] Gezondheidsinspecteur: HERMAN VIAENE
245
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
Bijlage 10 REFERENTIES
1.
Protocollen Infectieziekten, Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding, Nederland
2.
Protocollen Infectieziekten, Gezondheidsinspectie
3.
Infectieziekteklapper voor kinderdagverblijven, K&G
4.
Red Book 2000; Report of the Committee on Infectious Diseases; 25 th edition; American Academy of Pediatrics
5.
Control of Communicable Diseases Manual; Abram S. Benenson; 1995
6.
The Sanford Guide to antimicrobial therapy 2000-2001; Belgian/Luxembourg edition
246
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002
247
Draaiboek Besmettelijke Ziekten 1ste editie, januari 2002