Zelfstandigen Zonder Personeel: Waarheden en Mythes
P.J.M. Vroonhof M.J. Overweel J.A. de Muijnck
Zoetermeer, augustus 2001
ISBN: 90-371-0826-1 Bestelnummer: A0103 Prijs: ƒ 35,Euro: € 15,88 Dit onderzoek is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
1
Aanleiding onderzoek
5
2
Onderzoeksopzet
7
3
Resultaten
9
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Inleiding Definitie van het b egrip ZZP’er Toekomstperspectief van ZZP’ers Concurrentiepositie van ZZP’ers Startmotieven van ZZP’ers Social e z e k e r h e i d Ideeën over overheidsbeleid Organisatie van ZZP’ers
9 9 12 13 15 17 18 19
4
Conclusie en aanbevelingen
21
4.1 4.2
Stellingen Aanbevelingen
21 22
Samenvatting
25
Bijlage I
Lijst van deelnemers
27
3
1
ZZP’ers bevinden zich in de schemerzone tussen werknemerschap en ondernemerschap
Er is al veel gezegd over ZZP’ers...
Aanleiding onderzoek
Wat zijn zelfstandigen zonder personeel? In Nederland is het zelfstandig ondernemerschap de laatste jaren sterk in omvang toegenomen. Bij deze groei is er een groep zelfstandigen ontstaan van wie de status niet altijd duidelijk is: de Zelfstandige Zonder Personeel (kortweg de ZZP’er). Hiermee wordt doorgaans niet gedoeld op de groep die zelfstandig een onderneming voert en geen personeel heeft (zoals bijvoorbeeld in de detailhandel veel voorkomt), maar op een deelgroep daarbinnen die zich in de schemerzone tussen zelfstandigheid (ondernemerschap) en (tijdelijk) werknemerschap beweegt. Is er al iets bekend over ZZP’ers? De afgelopen jaren zijn de ZZP’ers op grote schaal in de publieke belangstelling gekomen. Daaraan hebben publicaties aan bijgedragen die door organisaties van een zeer uiteenlopend pluimage zijn uitgegeven. Voorbeelden hiervan zijn MKB-Nederland, FNV, CNV, TNO Arbeid, EIB, ANKO, en de MDW-werkgroep ‘harmonisatie ondernemers- en zelfstandigebegrip’. Ook EIM heeft aan het aantal publicaties bijgedragen. Zo is onderzoek verricht voor de genoemde MDW-werkgroep, en is in samenwerking met RZO en ING Economisch Bureau een publieksrapportage geschreven over de door de overheid gehanteerde ondernemers- en zelfstandigenbegrippen, specifiek toegespitst op het verschijnsel ZZP. Uit de reacties op deze notitie bleek dat het onderwerp zich kon verheugen in een brede publieke belangstelling (er zijn enkele duizenden exemplaren verzonden), en dat de meningen in het veld zeer verdeeld zijn. Ook in het buitenland is belangstelling voor ZZP’ers; in veel landen spelen vergelijkbare problemen.
... maar feitenkennis ontbreekt...
en overeenstemming ook Redenen te over voor een overzicht
Waarom nog meer onderzoek naar ZZP’ers? Uit de verschillende publicaties blijkt dat er nog weinig bekend is over ZZP’ers. In de eerste plaats zijn er veel onduidelijkheden over de inhoud van het begrip ZZP’er. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zeer uiteenlopende getallen genoemd zijn waar het gaat om het aantal ZZP’ers in Nederland. Daarnaast bemoeilijkt de onduidelijke definitie de discussie rondom gewenste/benodigde stappen van overheidswege die nodig of wenselijk zijn om ondernemerschap te bevorderen (een belangrijke doelstelling van het kabinet) en schijn-ondernemerschap tegen te gaan. Ten tweede worden in de verschillende publicaties zeer uiteenlopende uitspraken gedaan over ZZP’ers, die in een aantal gevallen zelfs tegengesteld zijn. Dit onderzoek poogt de stand van zaken helder in beeld te brengen door de verschillende meningen en uitspraken op een rij te zetten, en deze te toetsen met het cijfermateriaal dat voorhanden is.
5
2
Doel: kennis over ZZP’ers vergroten...
... door het toetsen van uitspraken
Er is literatuuronderzoek verricht...
en een discussie belegd met deskundigen
Onderzoeksopzet
D o e l s t e l l i ng en onderzoeksvraag Het doel van dit onderzoek is het leveren van een bijdrage aan het in kaart brengen van het verschijnsel ZZP’er door meer helderheid te brengen in de discussie zoals die is en wordt gevoerd. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag. Welke mythes over het verschijnsel ZZP’er kunnen worden ontkracht, en welke waarheden kunnen erover worden bevestigd? Onderzoeksmethodiek In eerste instantie is geprobeerd deze uitspraken te toetsen aan de hand van beschikbare data, of de bewijsvoering in de literatuur te beoordelen. Er is echter nog veel niet bekend over ZZP’ers, waardoor het cijfermatig toetsen van uitspraken lang niet altijd mogelijk is. Daarom is in aanvulling hierop in het tweede deel van het project de expertise van deskundigen in het veld benut. Hiertoe is door EIM een discussie georganiseerd tussen verschillende betrokkenen. Het specifieke doel van deze bijeenkomst was tweeledig: 1 Het toetsen van de geïdentificeerde belangrijkste stellingen aan de hand van meningen en argumenten. 2 Het formuleren van ideeën voor overheidsbeleid (een belangrijke doelstelling van het kabinet is het bevorderen van ondernemerschap). Vormgeving van de discussie Als input voor deze discussie is een startnotitie geschreven, waarin de beschikbare literatuur en data zijn geïnventariseerd. Deze inventarisatie heeft geleid tot tien stellingen die in de sessie zijn ingebracht, met het oog op het bevestigen of ontkrachten hiervan. Voor de discussie zijn de volgende partijen en betrokkenen benaderd. − ZZP’ers − Ministerie van Economische Zaken − Ministerie van Financiën − Vakbonden − Brancheorganisaties − Wetenschappers − MKB-Nederland − RZO − Belangenvertegenwoordigers van ZZP’ers − Uitvoeringsinstanties
7
In totaal hebben zes personen deelgenomen aan de discussie die op 14 maart 2001 is gehouden door middel van een GroupSystems-sessie, een elektronisch ondersteunde 1 discussie. In bijlage I is een lijst met deelnemers opgenomen . Inhoud van dit rapport De resultaten van dit proces (literatuurstudie en discussie) worden in dit rapport besproken. Dat gebeurt in hoofdstuk 3. De interpretatie en weergave van in de discussie gedane uitspraken in dit rapport zijn uiteraard voor rekening van EIM. Het rapport wordt afgesloten met conclusie en discussie in hoofdstuk 4.
1
8
De organisaties die geen vertegenwoordiger gezonden hebben, waren doorgaans wel geïnteresseerd. Hier ondervonden we echter het nadeel van het beperkte aantal deskundigen per organisatie op dit terrein.
3
Resultaten
3.1
Inleiding De resultaten van het onderzoek, dat wil zeggen enerzijds de bevindingen uit literatuur en anderzijds de bevindingen van de discussie, worden hier beschreven aan de hand van de volgende thema’s (paragraafsgewijs): − Definiëring van het begrip ZZP’er (paragraaf 3.2) − Toekomstperspectieven van ZZP’ers (paragraaf 3.3) − Concurrentiepositie van ZZP’ers (paragraaf 3.4) − Startmotieven van ZZP’ers (paragraaf 3.5) − Sociale zekerheid (paragraaf 3.6) − Ideeën over overheidsbeleid (paragraaf 3.7) − Organisatie van ZZP’ers (paragraaf 3.8).
3.2
Definitie van het begrip ZZP’er In de discussie rondom ZZP’ers rijst reeds bij aanvang de vraag over wie we het nu eigenlijk hebben, en over wie niet. In de bestaande bronnen wordt nogal eens van verschillende definities gebruikgemaakt. Dat heeft onder meer geleid tot zeer uiteenlopen1 de schattingen van het aantal ZZP’ers (van 25.000 tot 500.000) .
Er worden veel verschillende definities gebruikt...
Uit de verschillende bronnen komen wel drie gedeelde kenmerken van ZZP’ers naar voren. Deze leiden tot een zeer brede definitie van het begrip ZZP’er: − ZZP’ers hebben geen werknemers in dienst. − ZZP’ers werken voor één of enkele opdrachtgevers, waarbij één opdrachtgever overheerst. − ZZP’ers hebben geen of in zeer beperkte vorm een eigen bedrijfsruimte.
... met enkele overeenkomsten
TNO Arbeid heeft in 2000 onderzoek gedaan naar zelfstandige ondernemers zonder 2 personeel . Uit dit onderzoek blijkt dat veel van deze zelfstandigen meerdere opdracht3 gevers hebben . Ruim 70 procent van de respondenten gaf aan meer dan 10 klanten of
Uit onderzoek van TNO blijkt dat...
opdrachtgevers te hebben gehad in de afgelopen 12 maanden, ongeveer 10 procent had tussen de 6 en 10 klanten, 8 procent 3 tot 5 klanten, en slechts 5 procent had 1 of 2 klanten. Deze laatste groep betrof relatief veel zelfstandigen uit de transportbranche en uit de agrarische sector. Uit deze cijfers blijkt dat een groot deel van de in het onderzoek van TNO betrokken ondernemers niet onder de eerder beschreven brede definitie valt. Over het belang van de ‘grootste’ opdrachtgever zijn overigens geen gegevens verzameld.
veel ondernemers zonder personeel niet aan de definitie voldoen 1
2
3
RZO, Economisch Bureau ING en EIM (1999) ZZP’er: Ondernemer of Werknemer; Discussienota over het Ondernemerschap (p. 17). Evers, G.E. (2000) Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid. In dit onderzoek zijn 1.024 zelfstandigen ondervraagd (in het najaar van 1999) die geen personeel hebben, maar niet noodzakelijk ZZP’ers zijn. Zo zijn ook zelfstandigen in de detailhandel en de horeca opgenomen, sectoren die altijd een groot aantal klanten hebben (meestal worden deze zelfstandigen niet tot ZZP’ers gerekend).
9
Andere kenmerken uit de literatuur Voor de volledigheid worden hier de overige kenmerken opgesomd zoals die in de literatuur gevonden zijn, waarbij opgemerkt moet worden dat deze niet uitsluitend zijn. In 1 de discussienota ‘ZZP’er: ondernemer of werknemer’ worden de volgende punten genoemd: − ZZP’ers verrichten werk dat normaliter overwegend onder een arbeidsovereenkomst wordt verricht. − ZZP’ers verrichten de werkzaamheden niet op eigen initiatief, alleen na opdrachtverstrekking. − ZZP’ers dragen verantwoording voor de eigen werkzaamheden. − ZZP’ers krijgen per opdracht betaald (dus geen vast dienstverband of salaris). In een rapport van RZO worden aan de bovenstaande kenmerken nog drie kenmerken 2 toegevoegd : − − −
ZZP‘ers beperken zich veelal tot het inbrengen van kennis en vaardigheden op eigen vakgebied. ZZP‘ers houden zich niet of nauwelijks bezig met klantenwerving en investeren niet of nauwelijks in gebouwen, grond, kapitaalgoederen en dergelijke. ZZP‘ers zijn afhankelijk van externe economische infrastructuur (bijv. een ‘eigen rijder’ die een vrachtwagen least of een kapper die een gehuurde stoel exploiteert in een kapperszaak).
Mening van de deelnemers aan de discussie In de discussie bleek, dat niet alle kenmerken van de ZZP’er door de partijen herkend worden. Een aanwezige suggereerde dat kenmerken niet onderscheiden hoeven te worden, aangezien de ZZP’er geheel gelijkgesteld moet worden aan een zelfstandig ondernemer. De aparte aanduiding voor ZZP’er zou in dit geval geheel vervallen, en de definitie zou die van de ondernemer zijn, met als enige kenmerk dat het een ondernemer is die geen werknemers in dienst heeft. Dit standpunt is ook terecht in zoverre dat ZZP’ers in grote mate dezelfde kenmerken en problemen hebben als andere onderne3 mers .
Ook in de discussie blijken de meningen verdeeld
‘Er zijn ondernemers die er bewust voor kiezen om geen personeel te hebben, omdat ze het hebben van personeel te belastend vinden.’ We zijn echter op zoek naar een definitie voor ondernemers die ook een (relatief groot) aantal van de typische kenmerken en problemen van werknemers hebben. Deze specifieke aspecten van de bedoelde vorm van ondernemerschap enerzijds, en bescherming
1
2
3
10
RZO, Economisch Bureau ING en EIM (1999), ZZP’er: Ondernemer of Werknemer; Discussienota over het Ondernemerschap (p. 17). Meijer, P.C.A. (2000), De ZZP’er: de ondernemer van de toekomst? RZO-rapport. Het is vanuit de belangenorganisaties bezien ook een begrijpelijk standpunt in die zin dat het voor belangenorganisaties wenselijk kan zijn dat zo veel mogelijk ondernemers zich door hen vertegenwoordigd kunnen voelen.
1
van werknemers en het draagvlak van de sociale zekerheid anderzijds rechtvaardigen zowel een helder ondernemersbegrip als het afbakenen van de groep ZZP’ers. ‘Dit is niet duidelijk, wordt er gesuggereerd dat ZZP’schap geen zelfstandig ondernemerschap is?’ Dit idee bleek in de discussie echter moeilijk over te brengen, wellicht omdat de term ZZP’er in eerdere instantie op een andere manier gebruikt werd dan nu doorgaans het geval is. Het huidige gebruik lijkt te zeer ingeburgerd om over te gaan op een andere term. De enige term die enigszins vergelijkbaar is, heeft een zeer negatieve connotatie: ‘schijnzelfstandigen’. Operationaliseringsdefinitie Naast het punt van de definiëring speelt vaak een ander punt, namelijk de operationalisering van de gebruikte definitie. Deze operationalisering is vereist als bijvoorbeeld gewerkt wordt met data, of als de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid (uvi’s) moeten beoordelen of een persoon als ondernemer of als werknemer beschouwd wordt. Een voorbeeld: binnen dit onderzoek is ‘ZZP’ers hebben geen of in zeer beperkte vorm een eigen bedrijfsruimte’ een afdoende omschreven karakteristiek. Voor de uvi’s zou een veel scherpere afbakening nodig zijn om eindeloze discussies (en jurisprudentie) te voorkomen.
Operationalisering van de definitie vormt een probleem op zich
In het genoemde onderzoek van RZO waren de beschikbare data bijvoorbeeld niet geschikt om de gewenste kenmerken op precies dezelfde manier te hanteren. Operationalisering van het begrip ZZP’er vond daarom plaats aan de hand van de volgende kenmerken: − ZZP’ers hebben geen personeel in dienst. − ZZP’ers zijn niet werkzaam in de detailhandel. − ZZP’ers hebben geen eigen bedrijfsruimte. Criteria van de uvi’s Criteria die nu door de uvi’s gehanteerd worden, pogen het onderscheid tussen een ‘gewone’ arbeidsrelatie en de ZZP’er scherp te maken. Voor verschillende branches (o.a. automatisering, afbouwbedrijfstak) zijn regels opgesteld rondom het aantal en de duur van opdrachten, en rondom de voorwaarden waaronder gewerkt wordt. Dit zijn echter 2 criteria die niet anders dan achteraf getoetst kunnen worden .
Operationalisering door uvi’s leidt tot weerstand
In de praktijk leveren deze criteria weerstand op. In de eerste plaats omdat deze slechts achteraf te toetsen zijn. Daardoor kunnen ZZP’ers en hun opdrachtgevers lang in onzekerheid verkeren over de status (ondernemer of werknemer) van de ZZP’er. Daarnaast is de relevantie of noodzaak van sommige criteria twijfelachtig te noemen (daarbij kan
1
2
Zonder beperkingen op dit vlak zou een werkgever al zijn werknemers zelfstandige kunnen maken; er bestaan immers geen criteria zoals die door de uitvoeringsinstanties gehanteerd worden, waardoor geen premies afgedragen hoeven te worden. Het draagvlak onder de sociale zekerheid zou sterk uithollen; daarnaast zou een werknemer in een veel onzekerder positie staan ten aanzien van ontslag, en een grote verantwoordelijkheid moeten dragen waar het gaat om verzekering en oudedagvoorziening. Ter verdediging van de uvi’s: hier speelt in sterke mate het eerder geschetste operationaliseringprobleem. Bovendien is het binnen het huidige socialezekerheidsstelsel (en het belastingstelsel) ook niet wenselijk dat iedereen zelf mag bepalen of hij of zij ondernemer of werknemer is.
11
bijvoorbeeld gedacht worden aan een minimumbedrag aan investeringen of aan het hebben van eigen briefpapier).
3.3
Toekomstperspectief van ZZP’ers Oorzaken van de groei van het aantal ZZP’ers Verschillende sociaal-economische trends worden in de literatuur genoemd als oorzaken van de vervaging tussen werknemerschap en ondernemerschap. Hiertoe behoren onder meer de economische rugwind en het gunstige ondernemingsklimaat van de laatste jaren. Door deze factoren is het risico voor een startende ondernemer relatief klein. Daarnaast is de kans op werk na mislukking betrekkelijk groot. Deze financiële stimulans voor ondernemers heeft als katalysator gewerkt bij de opkomst van tussenvormen tussen werknemerschap en ondernemerschap.
Het aantal ZZP’ers kan blijven stijgen of gaan dalen
Verschillende toekomstscenario’s Een mogelijk toekomstscenario dat hieruit afgeleid kan worden, is dat wanneer het economische tij keert, de groei van het aantal ZZP’ers stagneert. Het is zelfs denkbaar dat dit aantal daalt als ZZP’ers door onzekerheid weer kiezen voor een baan in loondienst. Andere factoren wijzen er echter op dat de ZZP’ers een niet weg te denken groep ondernemers vormen, en dat het aantal ZZP’ers niet meer zal afnemen.
De flexibiliseringstrend duidt op verdere groei...
Trend: flexibilisering Een van deze factoren is flexibilisering, een trend die structurele invloed op de maatschappij heeft. Dit is een gevolg van sterkere internationale concurrentie, snelle veranderingen in de wensen van afnemers, de snelle technologische veranderingen en het kritischer en mondiger worden van consumenten. Flexibilisering heeft op verschillende manieren bijgedragen aan de opkomst van ZZP’ers. Ten eerste is arbeid steeds flexibeler van aard geworden. Dat geldt voor de inhoud van werkzaamheden, maar ook voor locaties en werktijden. Ten tweede bestaat er een tendens dat bedrijven steeds meer nevenactiviteiten gaan uitbesteden, hetgeen mogelijkheden biedt aan ZZP’ers (en andere tussenvormen van ondernemerschap en werknemerschap).
... en de individualiseringstrend ook
ZZP’ers zijn een blijvende groep...
12
Trend: individualisering Een tweede structurele trend is de individualisering van de samenleving; dit heeft tot gevolg dat mensen meer en meer de vrijheid willen om arbeid naar eigen inzicht in te richten en aan te passen aan persoonlijke omstandigheden. Redenerend vanuit deze oorzaak zal het aantal ZZP’ers de komende jaren eerder toenemen dan afnemen. Waarschijnlijkheid van de scenario’s Uiteraard is een stelling over toekomstige ontwikkelingen moeilijk te toetsen. Uit de discussie en uit de literatuur is echter als algemene opvatting naar voren gekomen dat het fenomeen ZZP’ers van blijvende aard is. In de discussie zijn hiervoor, naast de al genoemde trends, de volgende argumenten aangevoerd. − De overgang van werknemer naar ondernemer is doorgaans een weloverwogen keuze. Verondersteld mag worden dat dit voor ZZP’ers niet anders is.
−
In het verleden is waargenomen dat de diensten van ZZP’ers in een tijd van hoogconjunctuur weer ingekocht worden binnen bedrijven; soms hun oude werkgever. De huidige periode van hoogconjunctuur vormt hierop echter een uitzondering, in de zin dat dit nu niet is waar te nemen. Voorheen nam het aantal zelfstandigen in de bouw vooral sterk toe in periodes van laagconjunctuur (dit duidt erop dat werknemers hiertoe gedwongen werden door hun werkgevers), terwijl dit aantal de laatste jaren ook is gestegen.
‘ZZP’ers zullen er altijd blijven, daar heeft de hoogconjunctuur niets mee te maken.’ Uit de discussie is gebleken dat de stelling ‘Het fenomeen ZZP’ers is van tijdelijke aard, aangestuurd door de huidige economie van hoogconjunctuur’ niet wordt ondersteund, en dus een van de mythen rondom ZZP’ers is. De tweede stelling rondom het toekomstperspectief van ZZP’ers wordt wel ondersteund. Deze luidt: ‘Het fenomeen ZZP’er is niet van tijdelijke aard, het is een gevolg van de flexibilisering en individualisering van de samenleving, trends die blijvend zijn’. Positieve gedachten over het toekomstperspectief overheersten in de discussie. Een kleine kanttekening kwam wel naar voren. Mogelijk is de groep ZZP’ers mede zo snel groot geworden omdat er waarschijnlijk wel een aantal ‘goudzoekers’ bij zit. Dit zijn ZZP’ers die in de huidige gunstige economische situatie de kans zien om snel geld te verdienen, en later (al dan niet geslaagd in de opzet) weer voor een baan in loondienst kiezen. Er zijn geen gegevens bekend over het aandeel dat deze groep binnen de ZZP’ers vormt. De verwachting is dat dit fenomeen sterk sectorgerelateerd is, en dat de ‘goudzoekers’ met name in ICT-sector te vinden zijn.
... een aantal ‘goudzoekers’ vormt daarop een uitzondering
De derde stelling ‘Het fenomeen ZZP’er is voor de ZZP’er zélf van tijdelijke aard, het is een fase in het proces naar zelfstandig ondernemerschap’, wordt door cijfers weerlegd. Onderzoek door TNO Arbeid wijst uit dat de meeste ZZP’ers niet de intentie hebben 1 personeel in dienst te nemen . Of deze intenties ook in de praktijk overeind blijven, 2 moet nader onderzoek uitwijzen .
3.4
Concurrentiepositie van ZZP’ers De ZZP’ers zouden op twee bijzondere manieren kunnen concurreren met ondernemers met personeel: 1 Door hun lage tarieven en hierdoor lage kosten voor de opdrachtgever. 2 Door het verschil in geldende regelgeving. Aangezien in het verleden nogal eens het beeld van de ZZP’er als oneerlijke concurrent naar voren werd gebracht door verschillende partijen, is dit punt nader onderzocht. Premies werknemersverzekeringen Op het gebied van de kosten doen zich met name verschillen voor bij de inhouding van premies voor werknemersverzekeringen. Wanneer sprake is van een dienstbetrekking (meestal met arbeidscontract) is de werkgever verplicht het werknemersdeel van de
Premies werknemersverzekeringen leiden tot verschil in kosten... 1
2
Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid. TNO en EIM zijn gezamenlijk bezig met een onderzoek aan de hand van een tweede enquête onder dezelfde personen. Rapportage hierover zal in de loop van 2001 plaatshebben.
13
premies in te houden op het loon van de werknemer. Daarnaast moet het deel dat de werkgever verschuldigd is, worden afgedragen. Ingeval gebruikgemaakt wordt van de diensten van een ZZP’er is de opdrachtgever niet premie- en inhoudingsplichtig met betrekking tot de werknemersverzekeringen. De risico’s van bijvoorbeeld werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid komen voor 1 rekening van de ZZP’er zelf . Deze verschillen zorgen ervoor dat een ZZP’er zich goedkoper kan aanbieden dan een ondernemer zijn personeel, in ieder geval indien de 2 ZZP’er zich niet particulier verzekerd heeft . ‘Je bent natuurlijk een dief van je eigen zak als je als ZZP’er geen rekening houdt met de voorzieningen die je voor jezelf moet treffen en daardoor een lager tarief in rekening brengt.’ Hoewel deze redenering niet onjuist is, blijkt het in de praktijk weinig voor te komen dat ZZP’ers een lager tarief vragen dan hetgeen gemiddeld in de betreffende branche 3 wordt gehanteerd . Zestig procent van de zelfstandigen geeft aan dat hun tarief gelijk is aan dit gemiddelde, 22 procent zegt een lager tarief te rekenen. Verder vraagt bijna 7 procent een hoger tarief (de resterende 12 procent zegt niet te weten welk uurtarief gemiddeld binnen de branche wordt gerekend). Oneerlijke concurrentie op basis van lagere tarieven blijkt dus een mythe te zijn, de stelling ‘ZZP’ers plegen oneerlijke concurrentie op basis van tarief’ blijkt niet met de praktijk overeen te komen. In paragraaf 3.5 komen particuliere verzekeringen aan bod.
... maar niet tot lagere tarieven
Arbeidstijden en arbeidsomstandigheden De redenering achter oneerlijke concurrentie op basis van regelgeving is dat ZZP’ers minder aan regels gebonden zijn en hierdoor meer overhouden van het uurtarief. Hierbij wordt met name gedoeld op de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet.
Regelgeving leidt niet tot kostenverschillen...
Het is waar dat een ZZP’er niet gebonden is aan de Arbeidstijdenwet, maar in de praktijk blijken ZZP’ers niet veel meer te werken dan werknemers. Bovendien, wanneer wel meer gewerkt wordt, is nog geen sprake van concurrentie op basis van regelgeving wanneer dit extra werk is in ‘eigen tijd’ (tijd waar geen vergoeding tegenover staat). In feite wordt dan gewerkt voor een lager uurtarief (zonder dat de eerder beschreven verzekeringspremies een rol spelen). Daarnaast is de Arbeidsomstandighedenwet dusdanig aangepast dat deze ten dele ook voor ZZP’ers geldt. Iedereen die werk verricht op een bouwplaats (hieronder valt ook een eenmansklus) heeft zich te houden aan de geldende arbovoorschriften. Het lijkt er echter op dat deze voorschriften vaak niet in acht worden genomen en dat hierop bespaard wordt. Het is in de praktijk zo dat door de arbeidsinspectie meer gecontroleerd wordt op grotere bouwplaatsen, en dus minder bij ZZP’ers. Voorzover er sprake is van oneerlijke concurrentie, is dat dus eerder gerelateerd aan de naleving dan aan de wetgeving zelf.
... maar (niet) naleven wel
1 2
3
14
MKB-Nederland (juni 1999), De zelfstandige zonder personeel. (p. 32). Ibid., p. 39. Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid.
Oneerlijke concurrentie op basis van regelgeving, getoetst als de stelling ‘ZZP’ers plegen oneerlijke concurrentie, op basis van wet- en regelgeving’, blijkt dus in sommige gevallen een waarheid te zijn. ‘Als er wat actiever geïnspecteerd wordt, dan passen dit soort mensen zich wel aan, maar dit geldt niet alleen voor zelfstandigen. In het recente verleden bleek uit een aantal onderzoeken dat het naleven van de Arbowetgeving hier en daar ook bij ondernemingen met personeel met een korreltje zout genomen wordt.’
3.5
Startmotieven van ZZP’ers Om een duidelijker beeld te krijgen van de ZZP’er en de keuze voor het ondernemerschap, zijn startmotieven opgenomen in dit onderzoek. Centraal stond hierbij de vraag wat de startmotieven van ZZP’ers zijn, en of deze (meer) positief of (meer) negatief zijn, ofwel of vaker sprake is van pull- of van push-factoren. Een onderliggende vraag hierbij was, of werkgevers werknemers dwingen om als ZZP’er voor hen te gaan werken, een scenario dat in literatuur geschetst wordt, maar waarover geen cijfers bekend zijn. Verschillende startmotieven Uit eerder onderzoek zijn verschillende motieven naar voren gekomen. Allereerst blijkt er sprake te zijn van een financiële pull-factor - overigens geldend voor ondernemerschap in het algemeen -, namelijk het feit dat een kleiner deel van het inkomen 1 afgedragen moet worden aan de belasting . 2
Persoonlijker motieven die naar voren zijn gekomen uit onderzoek , zijn onder andere
Er zijn veel verschillen-
eigen baas willen zijn, niet meer in loondienst willen werken en meer vrijheid hebben om werk naar eigen inzicht in te delen. Het merendeel van de respondenten geeft positieve motieven aan: 58 procent. Negatieve motieven werden genoemd door 14 procent van de respondenten, zoals geen baan in loondienst kunnen vinden, ontslag, of faillissement van de werkgever. Overige motieven, die niet direct positief of negatief genoemd kunnen worden, waren onder meer overname van familiebedrijf, het willen herintreden in het arbeidsproces, of ‘de gelegenheid deed zich voor’ (28 procent).
de startmotieven
Bij de positieve motieven past overigens wel een kanttekening. Hoewel het naar eigen inzicht indelen van tijd en werk als een positief motief gezien kan worden, blijkt uit literatuur dat er ZZP’ers zijn die noodgedwongen voor zichzelf zijn begonnen omdat zij van hun werkgever niet de mogelijkheid kregen om minder uren te werken (bijv. in de bouwsector en de vervoersector). Het betreft niet zozeer – zoals wel wordt verondersteld - de jonge gezonde werknemers, maar vijftigers die hun beroep willen blijven uit3 oefenen, maar dan wel naar eigen werkindeling .
1
2
3
RZO, Economisch Bureau ING en EIM (1999), ZZP’er: Ondernemer of Werknemer; Discussienota over het Ondernemerschap. Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid. Rooijen, H. van (februari 1999), Klusvisie.
15
‘Vroeger kwam ik iedere dag doodmoe thuis en kwam ik in het weekend nergens toe. Nu heb ik tijd voor mijn hobby’s. Bovendien kan ik nu met een iets lager tempo betere kwaliteit aan mijn klanten leveren.’ Verder worden het zelf nemen van beslissingen en de mogelijkheid om je vak naar eigen inzicht uit te voeren door ZZP’ers als een pluspunt gezien. Een ander motief is het wegvallen van ontslagdreiging. Ten slotte wordt door ZZP’ers ook wel aangegeven dat 1 zij iets anders, nieuws wilden gaan doen . Hiermee blijkt een volgende mythe rondom ZZP’ers: ‘De opkomst van ZZP’ers leidt tot een daling in de kwaliteit van de productie’. In de beleidsaanbevelingen van FNV Zelfstandige Bondgenoten staat dat ontslag een reden kan zijn om als zelfstandige verder te gaan. Hier zou dus in mindere mate sprake zijn van positieve motieven om zelfstandige te worden. De auteurs spreken van één op 2 de vijf ondernemers . Volgens onderzoek van TNO Arbeid echter, gold deze reden 3 slechts voor één op de twintig ondernemers . ‘Vroeger was het in de bouw zo dat ontslagen werknemers in tijden van laagconjunctuur voor zichzelf begonnen. Tegenwoordig is daar geen sprake meer van. Ze zitten te springen om werknemers en tegelijkertijd zie je steeds meer bedrijfjes ontstaan.’ Mening van de deelnemers aan de discussie De participanten in de discussie waren het zeer eens met de stelling dat er positieve motieven ten grondslag liggen aan de keuze van mensen om ZZP’er te worden. Met de volgende stelling ‘een werkgever kan werknemers dwingen om als ZZP’er voor hem/haar te werken, om zo werkgeverspremies te ontlopen’, waren enkelen het eens. De crux zit hier echter in het ‘dwingen’. Afgaande op praktijkervaring bleek dat enkelen van mening waren dat hiervan soms sprake is (in de bouwsector en in de zorgsector). Wat vaker voorkomt is een houding van de werkgever waarbij niet zozeer sprake is van dwang, maar van stimulans. Dat wil zeggen: het zeer rooskleurig voorstellen van de overstap naar ZZP’er, zonder hierbij de nadelen te noemen (met name kosten van verzekering worden ‘vergeten’).
De positieve startmotieven overheersen
Een stelling die juist blijkt, is ‘Aan de keuze van mensen om ZZP’er te worden, liggen positieve motieven ten grondslag’. Een volgende stelling over de motivatie om ZZP’er te worden, luidde: ‘Een werkgever kan (jonge, gezonde) werknemers dwingen om als ZZP’er voor hem te werken, om zo werkgeverspremies te ontlopen’. Uit de discussie blijkt dat dit in sommige sectoren voorkomt, zij het dat dit niet uitsluitend jonge en gezonde werknemers betreft. Het woord dwang is hierbij niet geheel op zijn plaats.
1 2
3
16
FNV Zelfstandige Bondgenoten (maart 2000), Zelfstandig én Bondgenoot, beleidsplan (pp. 10-11). Ibid, Beleidsaanbevelingen, mei 2000. Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid.
3.6
Sociale zekerheid Werknemer of ondernemer? Het is duidelijk dat een groot deel van de problemen die ZZP’ers ervaren voortkomt uit (gebrek aan) wet- en regelgeving. Zo zijn verscheidene gevallen bekend waarin de opdrachtgever van een ZZP’er zich achteraf geconfronteerd zag met werkgeverspremies, omdat de ZZP’er door de uitvoeringsinstanties als werknemer werd beschouwd. Hoewel hierin per januari 2001 enige verandering is gekomen doordat de fiscus vooraf zekerheid over de status geeft (door middel van een zelfstandigheidsverklaring), blijven problemen bestaan, omdat dit vooralsnog niet door de uvi’s erkend wordt. Het is daarnaast niet duidelijk hoe er gehandeld wordt als er veranderingen zijn ten opzichte van de verwachte situatie op basis waarvan de verklaring verstrekt is. Het probleem van de criteria die pas achteraf toetsbaar zijn, blijft (te weten het urencriterium en aantal op1 drachten en opdrachtgevers) .
Onzekerheid status leidt tot problemen
‘Wij hebben behoefte aan eenduidigheid in begrippen en beoordelingen, zowel van de fiscus als van de uitvoeringsinstanties. Zo als het nu gaat is het in feite niet te doen: ik weet niet eens of ik een paar jaar geleden wel als zelfstandige of niet als zelfstandige werd gezien, dat kan best nog lelijke gevolgen hebben.’ Particuliere verzekeringen Een ander gevolg van de huidige wetgevingssituatie is dat de ZZP’er niet in aanmerking komt voor grote delen van het socialeverzekeringsstelsel. Berichten over het aantal ZZP’ers dat zich particulier verzekert zijn verre van eenduidig.
ZZP’ers vallen buiten de werknemersverzekeringen
2
Uit onderzoek door RZO blijkt dat het aantal ZZP’ers onder starters dat zich niet verzekert op het eerste gezicht wel hoog lijkt (slechts 34 procent is particulier verzekerd tegen inkomstenderving door ziekte en/of (langdurige) arbeidsongeschiktheid), maar dat een grote groep ZZP’ers andere (betaalde) werkzaamheden heeft. Wanneer dit een 3 baan in loondienst is, is sprake van een verplichte verzekering . Onderzoek van TNO wijst daarentegen uit dat bijna de helft van de zelfstandigen niet particulier verzekerd is tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid (46 procent), maar dat 4 het deel hiervan dat verzekerd is via een baan in loondienst, slechts klein is (6 procent) .
Bijna de helft is niet particulier verzekerd omdat dat te duur is
Driekwart van deze (onverzekerde) respondenten gaf als reden aan dat zij verzekeren te duur vinden. Ook uit de discussie blijkt dat er een groep onverzekerd blijft, en dat dit met name jongere ZZP’ers zijn (ongeveer 35 procent). ‘Onder de groep goudzoekers zullen ook wel slecht verzekerden zitten, maar ja die hebben toch meestal niet als doel lang zelfstandige te zijn.’
1
2
3
4
Vroonhof, P.J.M., P.C.A. Meijer en C.A.C. de Waard (2001), Ondernemer of niet? ESB, 26 januari 2001. Dit onderzoek is gebaseerd op interviews met 2.000 respondenten uit een starterspanel dat EIM sinds 1994 volgt. Meijer, P.C.A. (2000), De ZZP’er: de ondernemer van de toekomst? RZO-rapport. Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid.
17
De algemene opvatting is dat de ZZP’er, zoals elke ondernemer, zijn verantwoordelijkheid moet dragen waar het gaat om ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, en dat dit geen zaak is van de overheid. De ZZP’er heeft op dit gebied geen behoefte aan bescherming van de overheid. In het bijzonder werd hierbij de WAZ (‘een gedrocht’) genoemd als voorbeeld van hoe het niet moet.
Er is geen behoefte aan overheidsingrijpen op dit punt
‘Juist de ZZP’er moet de noodzaak van een ziektekostenverzekering inzien; in geval van ziekte ligt immer het hele bedrijf stil, in tegenstelling tot het bedrijf van een ondernemer met personeel.’ Hiermee wordt een stelling ondersteund: ‘De ZZP’er moet, zoals elke ondernemer, zijn verantwoordelijkheid dragen waar het gaat om ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen’. Uitholling van het socialezekerheidsstelsel Vervolgens is het punt van uitholling van het draagvlak voor de sociale zekerheid naar 1 voren gebracht. MKB-Nederland stelt dat op langere termijn het gebrek aan verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies door ouderdom het merendeel van de ZZP’ers zal opbreken, en dat zij in verhoogde mate ten laste zullen komen van de collectieve voorzieningen. Hiermee was slechts één participant het eens. Deze maakte de opmerking dat inderdaad veel ZZP’ers geen pensioenvoorzieningen treffen. Soms zijn zij zo succesvol dat ze genoeg overhouden voor hun oude dag, maar anders vallen ze terug op de verzorgingsstaat.
Merendeel ZZP’ers zal nooit terugvallen op collectieve voorzieningen...
Stelling: ‘Op de lange termijn zal het gebrek aan verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies door ouderdom het merendeel van de ‘zelfstandigen’ opbreken en zij zullen in verhoogde mate ten laste komen van de publieke sector’. Deze stelling blijkt een mythe, omdat het slechts voor enkelen zal gelden, en dus geen bijzonder groot aandeel van het totaal zal vormen. In relatie tot dit punt stelt MKB-Nederland verder dat de overstap van werknemer naar ZZP’er meestal gezet wordt door jonge, gezonde werknemers. Daardoor zouden de premies werknemersverzekeringen niet alleen door minder personen gedragen worden, maar ook het aantal aanspraken verhoudingsgewijs stijgen omdat minder gezonde, oudere werknemers overblijven. Over de gezondheid van ZZP’ers zijn geen gegevens 2 bekend. Aangaande de leeftijd bij de start blijkt echter uit het onderzoek van RZO dat
... en de uitholling van het draagvlak is beperkt
de gemiddelde leeftijd van ZZP’ers bij de start niet afwijkt van die van andere startende ondernemers: ongeveer 36 jaar.
3.7
Ideeën over overheidsbeleid Ondernemersbegrip Het kabinet streeft ernaar op termijn over te gaan tot volledige harmonisatie van de ondernemersbegrippen en het beperken tot één rechterlijke macht die in laatste instantie een beslissing neemt over de interpretatie van de begrippen (waarschijnlijk de Hoge
Er is grote behoefte aan een beter onde rnemersbegrip
1 2
18
MKB-Nederland (juni 1999), De zelfstandige zonder personeel. Meijer, P.C.A. (2000), De ZZP’er: de ondernemer van de toekomst? RZO-rapport.
Raad). Met eenduidige regels zou de overheid in een belangrijke behoefte van de ZZP’ers en belangenbehartigers voorzien. In de discussie wordt hieraan de hoogste prioriteit gegeven, wanneer het gaat over gewenste beleidsmaatregelen. Eenduidige regels, uniforme toetsingscriteria en één instantie die het ondernemersbegrip beoordeelt, worden genoemd. De stelling die getoetst is, luidt: ‘De Nederlandse wetgeving loopt achter op de huidige arbeidsontwikkelingen. De definitie van het begrip ‘zelfstandige’ levert in de praktijk problemen op, en de huidige wijzigingen gaan niet ver genoeg’. Door zowel de literatuur als de discussie wordt dit ondersteund. Overige behoeften Verschillende partijen menen ook dat geen verplichtingen aan de ZZP’er moeten worden opgelegd. De WAZ en de verplichte verzekering in het ziekenfonds worden daarbij als voorbeeld gegeven. Er is met andere woorden geen behoefte aan specifieke wetgeving, men wil gewoon als ondernemer behandeld worden.
Verder hoeft de overheid niets te doen
‘Je moet ook niet elk Vermeend-gat willen opvullen met een verplichtende maatregel.’ De stelling dat de ZZP’er behoefte heeft aan meer bescherming door de overheid, blijkt dus een mythe.
3.8
Organisatie van ZZP’ers Tussen de bestaande werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en nieuw opgerichte ondernemingen is een soort strijd om de ZZP’er ontstaan, die tot nogtoe meer resulteert in een spreiding van ZZP’ers dan in een groepering.
Verschillende typen organisaties willen ZZP’ers vertegenwoordigen...
1
Uit het onderzoek van TNO Arbeid blijkt hoeveel ZZP’ers georganiseerd zijn . Minder dan de helft van de zelfstandigen is lid van een organisatie (43 procent). Hiervan is weer de helft lid van een branche- of werkgeversorganisatie (50 procent), ruim een derde is lid van een beroeps- of belangenorganisatie, en 13 procent heeft zich aangesloten bij een vakbond. Organisaties specifiek opgericht voor ZZP’ers De snelle opkomst van ZZP’ers gedurende de jaren negentig werd op de voet gevolgd door de oprichting van verscheidene organisaties die de belangen van ZZP’ers behartigen. Deze faciliterende instanties bieden advies en ondersteuning. Bovendien kunnen ze voor ZZP’ers ook een bron van opdrachtenwerving zijn.
specifiek voor ZZP’ers opgerichte organisaties...
Voor zelfstandige klussers bestaat al sinds 1983 de Vereniging van Klussenbedrijven (VLOK). Dit is een serviceorganisatie met ongeveer 800 leden, die onder meer een polis bedrijfsaansprakelijkheid aanbiedt, maar ook advies geeft bij incasso, bij malafide adver2 tentieverkopers en bij juridische problemen .
1
2
Evers, G.E. (2000), Eigen Baas Zijn. Onderzoek naar zelfstandig ondernemers zonder personeel en hun bedrijf. TNO Arbeid. VLOK (2000), Website www.vlok.nl.
19
Ook bestaat sinds augustus 1998 de Stichting Belangen Organisatie ZZP (SBO ZZP), een vereniging met ongeveer 1.350 leden. De doelgroep van deze stichting is overigens breder dan de ZZP’er zoals die hier bedoeld wordt. De SBO ZZP richt zich op alle ondernemers die geen werknemers in dienst hebben. De stichting biedt naast diensten als pensioenvoorziening, verzekeringen en financieel of juridisch advies, een netwerk en opdrachtgeverbestand aan ZZP’ers die (meer) werk zoeken. De stichting biedt werk aan 1 via de zusterorganisatie ZZP Pool Beheer & Management (ZZP PBM) . Een vergelijkbare vereniging is de Vereniging Zelfstandigen zonder Personeel (VZzP), opgericht in februari 2 1999 . Vakbonden Vanuit de traditionele vakbonden bestond aanvankelijk enige scepsis tegenover deze nieuwe vorm van ondernemerschap, aangezien het in hun ogen voor hun achterban voor toenemende concurrentie zorgt. Nu duidelijk is dat ZZP’ers niet meer weg te denken zijn, is de FNV er in juni 1999 toe overgegaan een aparte tak op te richten: Zelfstandige Bondgenoten.
... vakbonden
Werkgeversorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW zijn twee belangenbehartigers waar iedere ondernemer zich bij aan kan sluiten. De organisaties richten zich niet specifiek op ZZP’ers, maar scheppen een gunstig klimaat voor ondernemers in het algemeen, waarbinnen MKBNederland zich richt op het midden- en kleinbedrijf.
... en werkgeversorganisaties
Werkgeversorganisatie Transport en Logistiek Nederland heeft de zogeheten ‘Eigen Rijders’ opgenomen als doelgroep (sinds 1995), maar voor deze groep ZZP’ers bestaat ook de Vereniging van Eigen Rijders Nederland (VERN). Vertegenwoordiging op institutioneel niveau Hoewel er dus verscheidene speciale organisaties voor ZZP’ers zijn opgericht, ontbreekt nog de vertegenwoordiging op het niveau van de institutionele structuur. In de SER bijvoorbeeld zijn vooralsnog alleen werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd.
Maar inbedding in de institutionele structuur ontbreekt nog
Het zal weinig verbazing wekken dat het merendeel van de aanwezigen de stelling ‘ZZP‘ers zouden zich moeten organiseren in een werkgeversorganisatie’ onzin vond.
1 2
20
SBO ZZP (2000), Website www.sbozzp.nl. VZZP (2000), Website www.vzzp.nl.
4
Conclusie en aanbevelingen
4.1
Stellingen
WAARHEDEN −
Het fenomeen ZZP’er is niet van tijdelijke aard, het is een gevolg van de flexibilisering en individualisering van de samenleving, trends die blijvend zijn.
−
Aan de keuze van mensen om ZZP’er te worden, liggen positieve motieven ten grondslag.
−
De ZZP’er moet, zoals elke ondernemer, zijn verantwoordelijkheid dragen waar het gaat om ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
−
De Nederlandse wetgeving loopt achter op de huidige arbeidsontwikkelingen. De definitie van het begrip ‘zelfstandige’ levert in de praktijk problemen op, en de huidige wijzigingen gaan niet ver genoeg.
−
ZZP’ers plegen oneerlijke concurrentie op basis van wet- en regelgeving, zij het dat dit voornamelijk een kwestie is van naleving, niet van wetgeving.
MYTHES −
Het fenomeen ZZP’ers is van tijdelijke aard, aangestuurd door de huidige economie van hoogconjunctuur.
−
Het fenomeen ZZP’er is voor de ZZP’er zélf van tijdelijke aard, het is een fase in het proces naar zelfstandig ondernemerschap.
−
ZZP’ers plegen oneerlijke concurrentie op basis van tarief.
−
De opkomst van ZZP’ers kan leiden tot een toename van de werkloosheid.
−
De komst van ZZP’ers leidt tot een daling in de kwaliteit van de productie.
−
Op de lange termijn zal het gebrek aan verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies door ouderdom het merendeel van de ‘zelfstandigen’ opbreken en zullen zij in verhoogde mate ten laste komen van de publieke sector.
−
De ZZP’er heeft behoefte aan meer bescherming van de overheid op het gebied van de sociale zekerheid.
−
ZZP’ers zouden zich moeten organiseren in een werkgeversorganisatie.
21
4.2
Aanbevelingen In de vorige paragraaf zijn de uitspraken enigszins gechargeerd weergegeven als zijnde weerlegd of bewezen. In alle gevallen bestaan er uitzonderingen en/of nuanceringen. Toch heeft het onderzoek zeer waardevolle informatie opgeleverd op basis waarvan een blik in de toekomst geworpen kan worden.
4.2.1 Overheidsbeleid Verscheidene participanten geven aan dat de positie/definitie van ZZP’er voor hen onduidelijk blijft. Zij hebben behoefte aan een duidelijke regelgeving, mede omdat het definiëren hiermee duidelijk samenhangt. Over wat de overheid zou moeten doen, is gezegd: zorgen voor eenduidige regelgeving, uniforme toetsingscriteria, en één instantie die het ondernemersbegrip beoordeelt. Afgaande op wat tijdens de discussiemiddag gezegd is, kan gesteld worden dat de houding van de uvi’s ten opzichte van ZZP’ers als een groot knelpunt wordt ervaren. Er bestaat een zeker onbegrip voor de manier waarop uvi’s omgaan met de positie van ZZP’ers. Het wordt daarnaast meer en meer duidelijk dat in de institutionele omgeving plaats gemaakt moet worden voor de ZZP’er. Buiten dat bestaat weinig behoefte aan meer regelgeving, bijvoorbeeld op het terrein van de sociale zekerheid.
Drie typen ZZP’ers: Bewust zelfstandig...
...gedwongen zelfstandig...
... en de ‘Goudzoeker’
Van belang is verder dat er drie typen ZZP’ers lijken te bestaan: 1 De ZZP’er die bewust voor zelfstandigheid kiest, en de verantwoordelijkheden hiervoor zelf wil dragen (deze lijkt het meest op de klassieke ondernemer zonder werknemers in dienst). Zijn/haar startmotieven zullen overwegend positief zijn, de behoefte aan bescherming door de overheid zeer laag en het perspectief zal niet tijdelijk zijn. 2 Een werknemer die gedwongen ZZP’er wordt, heeft echter een heel ander profiel. Zijn/haar motief is negatief, de onzekere positie van zelfstandigheid wordt niet als positief ervaren omdat het niet vrijwillig is. Hij/zij kan dus wel behoefte voelen aan meer bescherming door de overheid. 3 Ten slotte lijkt er een groep te bestaan die vooral de snelle winst als motief heeft om ZZP’er te worden (de goudzoekers). Deze ZZP’ers hebben waarschijnlijk een meer tijdelijk perspectief en maken gebruik van de huidige economische voorspoed. Zij zullen weinig bescherming wensen, daar dit doorgaans extra kosten met zich meebrengt. Hoewel ZZP’ers van het eerste type lijken te overheersen, kan het toch van wezenlijk belang zijn, ook voor het vormgeven van overheidsbeleid, om rekening te houden met de grote diversiteit binnen de groep ZZP’ers. Alle ZZP’ers over een kam scheren, zou zeker tot problemen leiden.
4.2.2 Nader onderzoek Na afronding van dit onderzoek bestaat nog steeds geen consistent beeld van de ZZP’er. Vragen omtrent de definitie, het aantal en de motieven blijven bestaan. In die zin is de indeling in typen, zoals hierboven gesteld, een begin. In verder onderzoek zal terdege rekening gehouden moeten worden met de verschillen binnen de grote groep ZZP’ers.
22
Meer specifiek is een aantal stellingen noch als mythe, noch als waarheid aangemerkt. Wanneer aantallen bekend zijn bij de drie genoemde typen zou dat beter mogelijk zijn. Daar ligt dus zeker een concrete uitdaging voor verder onderzoek. Het betreft de stellingen over: − de definitie van het begrip ZZP’er; − de mate waarin gedwongen overgang van werknemerschap naar ZZP-schap voorkomt’; − welk type belangenbehartiger het best past bij ZZP’ers.
23
Samenvatting
In dit onderzoek zijn uitspraken en meningen over ZZP’ers tegen het licht gehouden. Uitspraken in media en publicaties zijn getoetst aan de hand van bestaande literatuur, en zijn in de vorm van stellingen voorgelegd aan deskundigen tijdens een discussiebijeenkomst. Dit onderzoek geeft zo een overzicht van de beeldvorming rondom de ZZP’er, en beoordeelt in hoeverre deze beeldvorming overeenkomt met de werkelijkheid, of dat het een mythe blijkt te zijn. Van de voorgelegde stellingen zijn vijf als waarheden uit de bus gekomen en acht als mythes. Over drie stellingen is geen uitspraak gedaan. Voor een overzicht wordt verwezen naar hoofdstuk 4. Er worden veel verschillende definities gebruikt met enkele overeenkomsten: ZZP’ers hebben geen werknemers in dienst; werken voor één of enkele opdrachtgevers, waarbij één opdrachtgever overheerst; en hebben geen of in zeer beperkte vorm een eigen bedrijfsruimte. Uit onderzoek van TNO blijkt dat veel ondernemers zonder personeel niet aan de definitie voldoen. Tijdens de discussie bleken ook daar de meningen over verdeeld. Het operationaliseren van de definitie vormt een probleem op zich. Dat geldt niet alleen voor onderzoeksdoeleinden. De operationalisering door uvi’s leidt tot weerstand, het is voor ZZP’ers erg lastig dat het criteria betreft die pas achteraf te toetsen zijn. Het lijkt erop dat ZZP’ers een blijvende groep in de samenleving vormen, en niet een groep die weer verdwijnt zodra de huidige periode van hoogconjunctuur eindigt. Dit idee is gebaseerd op de trends van flexibilisering en individualisering, mensen willen in toenemende mate zelf verantwoording dragen en hun eigen tijd indelen. Een aantal ‘goudzoekers’ vormt hierop een uitzondering, hiermee wordt de ZZP’er bedoeld die vooral doelt op snelle winst. Uit onderzoek blijkt dat de ZZP’er meestal voor een tarief werkt dat marktconform is voor de betreffende branche. Premies werknemersverzekeringen leiden tot verschil in kosten, maar niet tot lagere tarieven. Op het gebied van arbeidsomstandigheden is regelgeving de laatste jaren dusdanig uitgebreid dat dit niet meer tot grote kostenverschillen leidt. Het niet naleven van de arboregelgeving kan echter nog wel voor verschillen zorgen. De status van de ZZP’er is onzeker: ZZP’ers vallen buiten de werknemersverzekeringen en zijn zelf verantwoordelijk voor de risico’s van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Bijna de helft is niet particulier verzekerd omdat dat te duur is. Er is echter geen behoefte aan overheidsingrijpen op dit punt. Waar wel behoefte aan is, is duidelijkheid: een helder ondernemersbegrip. Uit de discussie volgt de opvatting dat het merendeel van de ZZP’ers niet zal terugvallen op collectieve voorzieningen, het aandeel ZZP’ers zal niet opvallend hoog zijn; de uitholling van het draagvlak is een mythe.
25
Verschillende typen organisaties willen ZZP’ers vertegenwoordigen, zowel vakbonden als werkgeversorganisaties. Vooralsnog sluit een minderheid van de ZZP’ers zich aan. Inbedding in de institutionele structuur ontbreekt nog.
26
Bijlage I
Lijst van deelnemers Mevr. Pauline van der Kleijn Ministerie van Economische Zaken Dhr. Ben Kloostra Stichting Belangen Organisatie Zelfstandigen Zonder Personeel Mevr. Nelleke Meijer Raad voor het Zelfstandig Ondernemerschap Dhr. Gerard Oltmans Vereniging van Klussenbedrijven VLOK Mevr. Rita ter Steeg VNO-NCW Dhr. Edwin van de Vijver Zelfstandige zonder personeel Dhr. Lex van Eck van der Sluijs EIM Mevr. Jorine de Muijnck EIM Dhr. Maarten Overweel EIM Dhr. Paul Vroonhof EIM
27