UNIVERSITEIT GENT: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2007-2008
West-Europese beeldvorming van Rusland: De Jeltsinjaren in de Belgische strip
Proefschrift tot het behalen van de graad van licentiaat in de Geschiedenis
Robin De Boeck
Promotor: Prof. Dr. Bruno De Wever
Studentennummer: 20033343
1
2
Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende, ………………………………………………………………………………... afgestudeerd als Licentiaat / Master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 2007-2008 en auteur van de scriptie met als titel: ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie:
* de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager;
* de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar);
* de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar);
* de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar).
Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen.
Gent, ………………………………………(datum) ………………………………………( handtekening)
3
4
Dankwoord…………………………………………………………………………….. p 7 Inleiding…………………………………………………………………………………p 8 Deel 1: Europese beeldvorming van Rusland (1700-1989)…………………………..p 13 1.1 Rusland als oriëntaals despotisme, een geladen voorgeschiedenis………………….p 14 1.1.1 Oriëntalistisch denken en het oriëntaals despotisme…………………………….p 14 1.1.2 Het eeuwige Rusland…………………………………………………………….p 19 1.2 Rusland als Ancien Regime………………………………………………………….p 22 1.2.1 Peter De Grote en de uitbreiding naar het westen……………………………….p 23 1.2.2 Rusland binnen het Europese statensysteem…………………………………….p 25 1.2.3 Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden…………………………………p 28 1.3 Rusland als verlicht despotisme……………………………………………………..p 31 1.3.1 Catharina De Grote: Semiramis of Messalina van het noorden?………………..p 32 1.3.2 Prins de Ligne in het Rusland van Catharina De Grote…………………………p 37 1.4 Rusland in de 19de eeuw……………………………………………………………..p 41 1.4.1 Rusland als culturele bedreiging voor Europa…………………………………..p 42 1.4.2 Rusland als culturele redder van Europa………………………………………..p 48 1.4.3 Rusland en België in de 2de helft van de 19de eeuw……………………………..p 50 1.4.3.1 Rusland door de ogen van De Molinari, een Belgische liberaal………...p 51 1.4.3.2 Rusland door de ogen van Belgische arbeiders………………………….p 56 1.5 Oorlog en Revolutie………………………………………………………………….p 59 1.5.1 De Russische omwenteling………………………………………………………p 60 1.5.2 De Russische Revolutie vanuit Belgisch perspectief…………………………….p 63 1.5.2.1 De Russische Revolutie door de ogen van een Belgische socialist………p 64 1.5.2.2 De Russische Revolutie door de ogen van een flamingant………………p 68 1.6 De USSR onder Stalin: “de rode tsaar”………………………………………………p 73 1.6.1 Het interbellum…………………………………………………………………...p 75 1.6.1.1 Beeldvorming van de USSR in de Belgische pers………………………..p 75 1.6.1.2 Beeldvorming van Rusland in Belgische kinderboeken………………….p 81 1.6.1.3 Beeldvorming van de USSR in de Belgische strip……………………….p 86 1.6.2 De Tweede Wereldoorlog………………………………………………………...p 90 1.6.2.1 Belgen in de strijd tegen het “barbaars bolsjevisme”……………………..p 91 1.7 België en de Koude Oorlog……………………………………………………………p 98 1.7.1 Het begin…………………………………………………………………………..p 99 1.7.2 De periode van toenadering……………………………………………………….p100 1.7.3 Beeldvorming van de Koude Oorlog in de Belgische strip……………………….p109
Besluit deel 1……………………………………………………………………………..p 117
5
Deel 2: De Jeltsinjaren in de Belgische strip (1990-2000)……………………………..p 119 2.1 De “negende kunst” als historische bron…………………………………………….p 120 2.2 Rusland en West-Europa vanuit historisch perspectief: een schizofrene relatie…….p 126 2.2.1 Rusland en het Westen: deel van Europa of de eeuwige vijand?…………………..p 128 2.3 Beeldvorming van de Koude Oorlog in de jaren 1990: een vertrouwde vijand…….p 134 2.4 Implosie van de USSR (1989-1991): het einde van een referentiekader……………p 143 2.5 Postcommunistisch Rusland in de Belgische strip (1992-2000)…………………….p 150 2.5.1 Het einde van de Koude Oorlog in de Belgische strip……………………………p 151 2.5.2 Het nieuwe Rusland in de Belgische strip………………………………………..p 156 2.5.3 Russische criminaliteit……………………………………………………………p 163 2.5.3.1 De Russische georganiseerde misdaad, mythe en realiteit………………..p 164 2.5.3.2 De Russische “maffia” in de Belgische strip……………………………...p 168
2.6
Epiloog: een blik naar de toekomst……………………………………………….p 173
Besluit deel 2……………………………………………………………………………...p 177 Conclusie………………………………………………………………………………….p 180 Bibliografie……………………………………………………………………………….p 183 Bronnenlijst………………………………………………………………………………p 190 Bijlagen…………………………………………………………………………………...p 201
6
DANKWOORD
Bij deze wens ik iedereen te bedanken die, elk op hun eigen manier, een bijdrage hebben geleverd tot het totstandkomen van deze thesis.
Om te beginnen draag ik deze thesis op aan alle leden van mijn familie die mij geïnspireerd, gesteund en geholpen hebben bij het volbrengen van deze taak. Speciale dank aan Annemie en Elke Delaere voor het grondig nalezen van dit werk. Zonder hun hulp zou het aantal schrijf- en typfouten aanzienlijk geweest zijn.
Bij deze ook een woord van dank aan alle professoren van de universiteiten van Gent en Maynooth van wie ik zoveel heb geleerd. Ik voel mij vereerd om de kans te hebben gekregen om via hen mijn kennis over de wereld in het algemeen, en de geschiedenis in het bijzonder verruimd te hebben.
Speciale dank aan mijn promotor Bruno De Wever voor de begeleiding op maat, en aan Gita Deneckere bij wiens vak Kolonisatie en Dekolonisatie ik voor het eerst op het basisidee van deze thesis kwam.
Aan allen die gehoopt hadden hier hun naam tegen te komen maar wie ik spijtig genoeg moet teleurstellen, dank u. Uw hulp en steun was meer dan welkom!
7
INLEIDING
Centraal in deze thesis staat het concept van de creatie van een algemeen aanvaard vijandbeeld. Joden, Islamieten en Russen vormen de “onheilige drievuldigheid” waarin men in West-Europa al eeuwen lang afwisselend de grootste bedreiging voor de eigen cultuur heeft gezien. Via de beeldvorming van “het gele gevaar” werd de Chinese bevolking in de 20 ste eeuw eveneens een deel van “de volkeren” waar men in het Westen een culturele bedreiging in ziet. Deze vier “volkeren” hebben twee zaken gemeen: ze situeren zich geografisch ten oosten van West-Europa en hebben andere religies dan de West-Europeanen. Dit zorgt ervoor dat men de beeldvorming van deze groepen in West-Europa zou kunnen koppelen aan wat Edward Saïd omschreven heeft als “oriëntalistisch denken”.
Om de doelstellingen van dit onderzoek binnen haalbare proporties te houden is er voor gekozen om enkel te focussen op de beeldvorming omtrent de Russische dreiging. Het is echter wel het doel van deze thesis om de manier waarop een dergelijk algemeen aanvaard vijandbeeld wordt gecreëerd te bestuderen via een bepaald voorbeeld. Voorts zullen we nagaan of de West-Europese perceptie van Rusland wel degelijk beïnvloed wordt door wat Saïd heeft omschreven als het “oriëntalistisch discours”. Het voorgaande verklaart de keuze van de beeldvorming omtrent Rusland, als een vijand van de westerse cultuur, als onderwerp van deze studie.
In deze thesis spitst het onderzoek zich toe op de creatie van het Russisch vijandbeeld binnen een bepaald medium van de bevolking van een bepaald West-Europees land. Er is gekozen om de Belgische bevolking als voorbeeld te nemen en het medium strip als historische bron. Andere media zoals dagbladen, televisie en langspeelfilms hadden evengoed in aanmerking kunnen komen voor dit onderzoek. Het is echter onmogelijk om binnen het kader van dit onderzoek alle verschillende media, die bijdragen tot de creatie van een vijandbeeld, aan bod te laten komen. Het belang van de andere media voor ons onderwerp wordt echter niet onderschat en hun invloed zal sporadisch ter sprake worden gebracht.
Het eigenlijke onderwerp van deze thesis is bijgevolg de eeuwenoude beeldvorming van Rusland bij de bevolking van de West-Europese staten. Nu, aan het begin van de 21ste eeuw,
8
is het overduidelijk geworden dat het laatste decennium van de vorige eeuw een historisch scharnierperiode genoemd kan worden. In het Westen was men namelijk niet voorbereid op het verdwijnen van de geopolitieke situatie en het bijbehorende bipolaire wereldbeeld. Het is bijgevolg uiterst interessant om na te gaan welke invloed deze gigantische omwenteling had op het dominant beeld van Rusland als aartsvijand van „het vrije Westen‟.
Het voorgaande verklaart de keuze van de jaren 1990 als afbakening voor de analyse van de historische bronnen. In het collectieve geheugen van de Russen staat dit decennium namelijk synoniem voor chaos en onzekerheid. Deze onzekerheid over de toekomst vond hoogstwaarschijnlijk een weerslag in het Westen en had ongetwijfeld een bepaalde impact op de West-Europese perceptie van Rusland. Het beschrijven van de manier waarop deze verandering zich manifesteerde is een doelstelling van deze thesis. Voorts zullen we eveneens pogen aan te duiden welke factoren de veranderende perceptie van Rusland in West-Europa beïnvloedden.
Aangezien, door het beperkte karakter van dit onderzoek, het onmogelijk is om van het voorgaande een totaalbeeld te geven, spitst dit onderzoek zich dus toe op de beeldvorming van Rusland bij de bevolking van één bepaald West-Europees land, namelijk België, en één bepaalde historische bron, namelijk de Belgische strip. De keuze van de “negende kunst” als bron voor dit onderzoek is niet toevallig. Gebruik makend van de kennis uit de werken Effectief beeldvormen; La bande dessinée à l'université... et ailleurs en Comics and visual culture, vormt het beeldverhaal een schat aan informatie met betrekking tot de doelstellingen van dit onderzoek. Een uitgebreide argumentatie voor de keuze van de Belgische strip, en een bespreking van de gevolgde methodologie, zal echter pas gegeven worden aan het begin van de eigenlijke analyse van de historische bronnen.
Het doel van deze thesis is niet om simpelweg een overzicht te geven van de manieren waarop Rusland en haar bevolking in de Belgische strip worden verbeeld gedurende de jaren 1990. Een bepaalde situatie of houding kan men pas verklaren wanneer men ze plaatst binnen een bepaalde historische context en/of evolutie. Wanneer men dus de Belgische beeldvorming van Rusland wenst te begrijpen is het noodzakelijk om eerst na te gaan hoe dat zich in het verleden manifesteerde en waarom. Om het onderzoek in een bepaalde context te plaatsen is er dus voor gekozen om deze thesis in twee delen te splitsen. In het eerste deel zal er een historisch overzicht gegeven worden van de evolutie van de beeldvorming van Rusland in 9
West-Europa. Hierbij zal regelmatig naar Belgische voorbeelden verwezen worden om de inhoudelijke continuïteit van deze thesis te garanderen. Dit overzicht begint in 1700 en eindigt in 1989.
De keuze van 1700 als startpunt is niet arbitrair. Het is namelijk in dat jaar dat Peter De Grote een grote westwaartse territoriale uitbreiding van Ruslands territorium forceerde. Deze uitbreiding plaatste Rusland definitief in wat men geografisch als Europa definieert. Het beleid van Peter De Grote introduceerde Rusland echter niet alleen in geografisch opzicht binnen Europa. Onder zijn bewind werd er een actieve politiek gevoerd van Europeanisering van de Russische elite, waardoor Rusland ontegensprekelijk binnen de Europese culturele invloedsfeer werd gebracht. We zullen bijgevolg beginnen met na te gaan welke invloed de verwestersing van de Russische samenleving had op de West-Europese perceptie van Rusland.
Vóór 1700 werd de West-Europese perceptie van Rusland namelijk gedomineerd door de associatie met een Oosters/Aziatische beschaving. Na 1700 zal men dus waarschijnlijk een veel complexere perceptie van Rusland in West-Europa kunnen constateren, waarbij men nooit echt zeker is of men nu met een Europese of Aziatische beschaving te maken heeft. Men kan het jaar 1700 dan ook beschouwen als het beginpunt van een schizofrene relatie tussen Rusland en het Westen, waarbij Rusland afwisselend als bedreiging voor, en als deel van, de Europese cultuur ervaren wordt. Het historisch overzicht van het eerste deel heeft dan ook als bijkomend nut om aan te tonen welke factoren bepalend zijn voor het veranderen van de perceptie van Rusland in West-Europa. Op deze wijze hopen we een historisch precedent te vinden voor de veranderende beeldvorming van Rusland in West-Europa gedurende de jaren 1990.
De keuze van 1989 als eindpunt van het historisch overzicht, is eveneens een logische beslissing. Sinds de Russische revolutie van 1917 werd de perceptie van Rusland in het Westen namelijk gedomineerd door de “communistische bedreiging” die dat land uitstraalde. Dat deze vijand niet meer in de realiteit bestond begon al door te dringen bij de westerse bevolking vóór de verdwijning van het Sovjetimperium. De val van de Berlijnse muur eind 1989 kan men dan ook terecht beschouwen als het begin van het einde van het bipolaire wereldbeeld. Dat Rusland in de periode 1990-2000 maar één staatshoofd kende, namelijk Boris Jeltsin, verhoogt eveneens het nut van 1990 als beginpunt voor het onderzoek. 10
Zoals eerder vermeld, zal de wijziging van de West-Europese perceptie van Rusland, onder invloed van de implosie van de USSR, onderzocht worden met behulp van de casus België en met de Belgische strip als voornaamste historische bron. Het tweede deel van deze thesis is dan ook in zijn geheel gewijd aan deze analyse. Om het onderzoek naar de beeldvorming van Rusland in de Belgische strip van 1990 tot 2000 overzichtelijk te houden, is er gekozen voor een thematische indeling.
Verschillende aspecten van de beeldvorming van Rusland in de Belgische strip zullen bijgevolg apart besproken worden. Aangezien deze verschillende aspecten niet louter op zichzelf bestaan, is het onvermijdelijk dat sommige thema‟s gedeeltelijk zullen overlappen. Dit ondergraaft echter niet het nut van de thematische aanpak. Wanneer men alle verschillende aspecten door elkaar zou bespreken loopt men namelijk het gevaar dat de uitleg zo complex wordt dat men door het bos de bomen niet meer kan zien.
Er is gekozen voor het jaar 2000 als eindpunt van dit onderzoek wegens twee belangrijke overwegingen. Ten eerste kan men sinds 2000 spreken over een nieuwe situatie in Rusland. Dat jaar werd namelijk Vladimir Poetin president van Rusland en begon er geleidelijk aan een nieuwe golf van confrontatie tussen Rusland en het Westen te ontstaan. De invloed van het presidentschap van Poetin op de relatie tussen West-Europa en Rusland is ongetwijfeld van groot belang, maar is tegelijk te recent om er een correcte historische evaluatie van te geven. Alhoewel hij sinds 2008 geen president van Rusland meer is, blijft zijn politieke invloed in het huidige Rusland nog steeds zeer groot. De periode van zijn presidentschap wordt bijgevolg buiten de afbakening van dit onderzoek geplaatst.
Eén van de doelstellingen van deze thesis is om vast te stellen hoe men in West-Europa reageerde op het verdwijnen van een vertrouwd en algemeen aanvaard vijandbeeld, en op welke wijze dit de beeldvorming van Rusland in het Westen beïnvloedde. Sinds 11 september 2001 is er echter een ander algemeen aanvaard vijandbeeld opgedoken, namelijk het islamitisch fundamentalistisch geïnspireerd terrorisme.
Net zoals de westerse beeldvorming van Rusland, kent de beeldvorming van de islamitische landen in Europa een eeuwenoude voorgeschiedenis. Er zou zelfs voor beiden een gezamenlijke oorsprong aangeduid kunnen worden via hetgeen Edward Saïd omschreven 11
heeft als, het “oriëntalistisch denken” dat zijn oorsprong vindt in de Klassieke Oudheid.‟ 1 De beeldvorming omtrent de dreiging van het islamitisch fundamentalisme valt dus wel degelijk te koppelen aan het onderwerp van dit onderzoek. Een dergelijke koppeling zou ons echter te ver van de oorspronkelijke doelstellingen brengen. Dit is de tweede reden waarom het jaar 2000 als eindpunt voor het onderzoek wordt genomen.
1
SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, p 89
12
Deel 1: West-Europese beeldvorming van Rusland (1700-1989)
“Wat is taal anders dan een mobiel leger van metaforen, metoniemen en antropomorfismen, kortom, een som van menselijke betrekkingen die worden versterkt, overgebracht en poëtisch en retorisch verfraaid, en die na langdurig gebruik de mensen standvastig, canoniek en verplicht toeschijnen: waarheden zijn illusies waarvan men is vergeten dat ze dat zijn.” Friedrich Nietzsche
“If men define situations as real, they become real in their consequences.” Auteur ongekend
“It is not the consciousness of men that determines their being but, on the contrary, their social being that determines their consciousness.”2 Karl Marx, A Contribution to the Critique of Political Economy
“Everything that may plunge Russia into chaos and make her return to obscurity is favourable to our interests.”3 Lodewijk XV van Frankrijk (1763)
2
Citaat uit ROSE, R., MISHLER,W. en MUNRO, N., Russia Transformed: developing popular support for a new regime, Cambridge, 2006, p 106 3 Citaat uit SHAW, D., Russia in the modern world, Oxford, 1999, p 269
13
1.1 Rusland als oriëntaals despotisme, een geladen voorgeschiedenis
1.1.1 Oriëntalistisch denken en het oriëntaals despotisme
Europa kent een eeuwenlange traditie van, hetgeen Edward Saïd omschreven heeft als, oriëntalistisch denken. „Het oriëntalistisch denken is gebaseerd op een ontologisch en kennistheoretisch onderscheid tussen “de Oriënt” en “de Occident”.‟4 Hierbij wordt één grote landmassa mentaal opgedeeld in een Europees en Aziatisch deel. Binnen deze gedachtegang wordt Europa (of het Westen) gedefinieerd als het tegenovergestelde van Azië (of het Oosten).5 „Het oriëntalisme is in wezen een politieke doctrine die aan de Oriënt werd opgelegd omdat deze zwakker was dan het Westen, waardoor het anders-zijn van het Oosten werd gelijkgesteld aan zijn zwakheid.‟6 „Samen met alle andere volkeren die afwisselend werden aangeduid als achtergebleven, ontaard, onbeschaafd en achterlijk, werden oosterlingen beoordeeld binnen een kader dat bestond uit biologisch-cultureel determinisme en moreel-politiek paternalisme.‟7 Aldus, door iets als oosters te bestempelen, vertolkt men een impliciet waardeoordeel. Geografisch-culturele sectoren zoals “het Oosten” en “het Westen” zijn mentale producties die geen rechtstreekse weerspiegeling vormen van de realiteit, maar die realiteit wel in een bepaald interpretatiekader gieten. De termen “het Oosten” en “het Westen” zijn dus denkbeelden met een eigen geschiedenis en traditie van denken.8
Dit is een gevolg van een universeel menselijke gewoonte om een groepsidentiteit te creëren via de definitie van een externe vijand. Hierbij worden alle negatieve aspecten van het leven verklaard door ze toe te schrijven aan een bepaalde “zij-groep”. Via de negatieve definitie van een “zij-groep” ontstaat er gelijktijdig een positieve definitie van de “wij-groep”. Deze gedachtegang kan ernstige gevolgen hebben want het legitimeert bijvoorbeeld het gebruik van geweld van de “wij-groep” tegen de “zij-groep”. Geweld is binnen dit wereldbeeld een uiting van “het goede” van de “wij-groep” aangezien hierdoor “het slechte” vernietigd wordt. 9 Deze dynamiek is uiteraard niet uitsluitend aanwezig binnen de westerse cultuur. Wel typisch 4
SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, p 27 Ibid. p 26 6 Ibid. p 262 7 Ibid. pp 265-266 8 Ibid. p 29 9 Ibid. , p 11 5
14
westers is de gewoonte om aan “het slechte van de vijand” de eigenschappen van een ziekte toe te schrijven.10
Een groepsidentiteit wordt dus gecreëerd door het accentueren van de verschillen tussen de “wij-groep” en de “zij-groep”. Een dergelijke identiteitscreatie mondt echter niet noodzakelijk uit in een (gewapend) conflict tussen de twee groepen. Dat de Oost/West-tegenstelling door de eeuwen heen wel degelijk uitmondde in gewapende confrontaties kan mede verklaard worden via Freuds concept van “het narcisme van kleine verschillen”. Volgens deze theorie zijn het juist de groepen met de kleinste verschillen in de realiteit, die elkaar in gedachten als de grootste bedreiging ervaren. De geschiedenis bevat vele voorbeelden die deze theorie bevestigen: het eeuwenoude conflict tussen (en binnen) Christenen, Joden en Islamieten; burgeroorlogen zoals de Spaanse of de Amerikaanse; explosies van “etnisch geweld” zoals in Joegoslavië of Rwanda.11
De creatie van een algemeen aanvaard vijandbeeld valt altijd tezamen met een bepaald belangenconflict. De breuklijnen waarrond dergelijke belangenconflicten ontstaan kunnen van religieuze, sociaal-economische, geopolitieke of culturele aard zijn. Wanneer twee partijen tegengestelde belangen bezitten, dan kan men het verwezenlijken van het eigen belang ten koste van dat van de ander enkel legitimeren door de eigen positie als intrinsiek “goed” te bestempelen. Het gevolg daarvan is dat de belangen van de ander automatisch als “slecht” worden ervaren en dat men aldus een vijandbeeld creëert dat het standpunt van de ander totaal negeert. Belangrijk is dat men beseft dat de creatie van een algemeen aanvaard vijandbeeld een fenomeen is dat haast nooit door één bepaald persoon alleen tot stand kan worden gebracht. Doorgaans is een dergelijk vijandbeeld een gezamenlijke creatie waarbij praktisch elk individu binnen een bepaalde samenleving een bijdrage levert aan de instandhouding en verspreiding ervan. „De belangrijkste middelen voor de creatie en instandhouding van een algemeen aanvaard vijandbeeld zijn: rechtbanken, mythologieën, scholen, preekgestoeltes en de media.‟12
Binnen het oriëntalistisch denken krijgt het Westen dus enkel positieve kenmerken toegeschreven en het Oosten diens negatieve tegenhangers. Men beweert bijvoorbeeld dat het 10
DILLINGER, J., “Terrorists and witches: popular ideas of evil in the early modern period”, History of European Ideas, Vol. XXX, 2004 11 BLOK, A., Honour and Violence, Oxford, 2001, pp 115-135 12 AHO, J., This thing of darkness: A sociology of the enemy, Seattle, 1994, p 6
15
Westen een eeuwenoude democratische traditie bezit en dat het Oosten wordt gekenmerkt door een despotische traditie. Voortbouwend op deze veronderstelling heeft men vaak beweerd dat “de westerse cultuur” meer belang hecht aan de vrijheid van het individu en dat “de oosterse culturen” gekenmerkt worden door het ondergeschikt stellen van de bevolking aan de heerser en/of de staat. „De oriëntalistische invalshoek ziet de oosterling aldus als een mens die van nature de lovenswaardige eigenschappen van de westerling ontbeert.‟ 13 De Oost/West tegenstelling wordt op deze manier voorgesteld als een strijd tussen beschaving en barbarendom.14 De beeldvorming omtrent het “oriëntaals despotisme” is minstens zo oud als de literaire werken uit de Klassieke Oudheid die de strijd tussen het “vrije Griekenland” tegen de “Perzische despoot” beschrijven.15 In het moderne tijdperk maakte Montesquieu van het oriëntaals despotisme een sociologische categorie om de primitiefste van alle staatsvormen mee te benoemen. Hegel maakte er een metafysische categorie van om één van de laagste stadia van zijn wereldgeschiedenis mee aan te duiden. Vervolgens hernam Marx deze aloude negatieve beoordeling van het Oosten en hernoemde het de “Aziatische productiemethode”, de allerlaagste vorm van economische activiteit.16
In 1998 is het denkbeeld van het oriëntaals despotisme onder andere terug te vinden in de strip 300 van Frank Miller en Lynn Varley, dat de slag bij Thermopylae verhaald en uitbeeld. De auteur haalde zijn inspiratie uit de film The 300 Spartans (1962), een film die Miller had gezien toen hij nog jong was. Ten gevolge van het groot commercieel succes van de verfilming van zijn graphic novel (2007), kenden de denkbeelden die erin verwerkt zijn een zeer algemene verspreiding in het Westen aan het begin van de 21ste eeuw. Daarom volgt nu een korte bespreking van voornoemde graphic novel, ter illustratie van het feit dat de media film en strip een aanzienlijke bijdrage leveren tot het instandhouden en verspreiden van eeuwenoude vooroordelen.
13
SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005,p 382 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 6 15 SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, pp 88-89 16 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, pp 6-7 14
16
Koning Xerxes van Perzië door de eeuwen heen
17
Frank Millers scenario voor het verhaal wordt best omschreven als historische fictie. Een fictief verhaal dat gebaseerd is op historische feiten. Doordat deze vertelstijl vaak wordt toegepast in boeken, films en strips, hebben dergelijke verhalen het potentieel om het beeld van de geschiedenis bij miljoenen mensen te beïnvloeden. De historische betekenis van de veldslag te Thermopylae wordt in deze strip totaal verdraaid en in een bedenkelijk ideologisch kleedje gestoken: “a beast approaches, (…) savoring the meal to come. But this beast is made of men and horses and spears and swords. It is an army, vast beyond imagining, ready to devour tiny Greece, to snuff out the world’s one hope for reason and justice”18 (de vetgedrukte woorden zijn overgenomen uit het origineel). In navolging van Herodotus, wordt in deze strip het “vrije en rationele” Griekenland (het Westen) gecontrasteerd met het “despotische en irrationele” Perzië (het Oosten): “One hundred nations descend upon us. Snorting, snarling desert beasts. Howling barbarians. The armies of all Asia pledged to crush the impertinent republics of Greece to make slaves of the only free men the world has ever known.”19
Het meest flagrante is het contrast tussen de Spartaanse koning Leonidas en de Perzische koning Xerxes. Leonidas wordt als een West-Europeaan afgebeeld terwijl de afbeeldingen van Xerxes een mengeling van Aziatische en Afrikaanse kenmerken zijn. Terwijl er nauwelijks verschil is tussen de klederdracht van de Spartaanse koning en zijn onderdanen 17
WWW.300SpartanWarriors.com en http://diviya.blogspot.com/2007/03/i-watched-it-twice-and-ill-be-gladto.html 18 MILLER, F. en VARLEY, L., 300, Dark Horse Comics, 1998 19 Ibid.
17
wordt Xerxes afgebeeld als een in decadente luxe getooide despoot die geen onderdanen heeft, enkel slaven. Xerxes is dan ook de enige van het Perzische kamp die consequent als een individu wordt afgebeeld. Alle andere Perzen zijn naamloze slaven die regelmatig niet eens een gezicht krijgen waardoor men deze personages ontmenselijkt. Aldus laat deze graphic novel er geen twijfel over bestaan wie “de goeden” en “de slechten” van deze historische confrontatie waren.
20
Koning Leonidas van Sparta en koning Xerxes van Perzië
20
Ibid.
18
1.1.2 Het eeuwige Rusland
Al eeuwenlang bestaat er in het Westen een beeldvorming omtrent Rusland die schatplichtig is aan voornoemde Oost/West tegenstelling, namelijk dat van “het eeuwige Rusland”. “Het eeuwige Rusland” is een bepaalde westerse visie op de Russische geschiedenis die gedomineerd wordt door het geloof in een bepaald cultureel determinisme.21 Binnen deze visie is de dreiging van communistisch Rusland een mutatie van de dreiging van de tsaristische autocratie22, hetgeen op zijn beurt een mutatie is van het oriëntaals despotisme. Aldus wordt Rusland al eeuwenlang beschouwd als een bedreiging voor “de westerse vrijheden”. Dit is een gevolg van de Europese vaardigheid in het aan door mensen gemaakte verschillen een schijn van onvermijdelijkheid te geven.23 Om de oorsprong van het geloof in “het eeuwig barbaarse Rusland” te vinden moet men eerst terugkeren naar de 13de eeuw na Christus. In de 11de eeuw was het namelijk nog logisch dat een Franse koning in teken van een alliantie tegen de Duitse keizer huwde met een prinses uit Kiev Rus.24 Deze eerste versie van een “Europees Rusland” verdween met de inval van de Tartaren in 1223.25 Sindsdien kreeg Rusland de negatieve reputatie een onderdeel te zijn van het Oosten. De negatieve beoordeling van Rusland in het Westen eindigde niet met de verdrijving van de Mongolen omstreeks 1480. Doorheen de 16de en 17de eeuw plaatsten WestEuropeanen het hertogdom Moskou (Moskovië in de volksmond) in dezelfde Aziatische categorie als de Ottomaanse Turken.26 Tot de 18de eeuw, werd de term Europa hoofdzakelijk gebruikt als een geografische categorie en de inwoners benoemden hun wereld als “het Christendom” (Christianitas of de Respublica Christiana). Deze termen zijn een symptoom van het superioriteitsgevoel van het Latijnse Westen tegenover alle “heidenen” en “ongelovigen”. Tegen het einde van de 17de eeuw begon Europa de term Christendom te vervangen. Sindsdien bedoelde men met Europa geen plaats meer maar een aparte beschaving. Ondanks het feit dat de Russen eveneens christenen waren, werden ze nooit ervaren als een deel van de Respublica Christiana, en nog minder als deel van de latere protestantse geloofsovertuigingen. De Russen identificeerden hun wereld als 21
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, pp 6-7 Ibid. p 3 23 SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, p 160 24 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 17 25 WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, p 43 26 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 17 22
19
orthodox. Deze term betekent “het juiste geloof” en werd gebruikt om het Griekse Oosten te onderscheiden van het Latijnse Westen.27 Tot het einde van de 17de eeuw definieerde de bevolking van West- en Oost-Europa hun beschaving aldus hoofdzakelijk in religieuze termen. Binnen deze gedachtegang was de relatie tussen het orthodoxe Oosten en het Latijnse Westen één van vijandigheid. De niet-aflatende bekeringsijver van het Westen verhoogde sporadisch dergelijke culturele wrijvingen.28
Deze bekeringsijver werd in Rusland als een bedreiging ervaren aangezien ze gekoppeld werd met een militaire aanwezigheid van de republiek Polen-Litouwen aan haar westelijke grenzen. Tezelfdertijd zorgde het koninkrijk Zweden ervoor dat de Russen afgesneden bleven van de Baltische Zee, hetgeen toen een virtueel Zweeds meer was. In het zuiden voelde Rusland eveneens de dreiging van een andere groep “heidenen”, namelijk die van de Turken die toen de gehele kustlijn van de Zwarte Zee onder hun controle hadden. Dit alles had als gevolg dat Rusland afgesneden bleef van de belangrijkste vaar– en handelsroutes, met enkel de Noordelijke IJszee tot hun beschikking. Rusland werd dus omringd door drie machtige buren die, wegens een combinatie van geopolitieke en religieuze overwegingen, er alle belang bij hadden om Rusland afgesneden te houden van de meer ontwikkelde delen van Europa en haar aldus zwak te houden. Deze gedwongen isolatie verhoogde de Russische gevoelens van gemengde trots en vernedering.29
Het was gedurende deze periode van grote wederzijdse vijandigheid en tegengestelde belangen, dat de negatieve beeldvorming omtrent Rusland tot stand kwam. In het Westen ontstond de overtuiging dat de Russen van hun vroegere Tartaarse heersers een slaafse vorm van politiek despotisme hadden geërfd, hetgeen gekoppeld werd aan de barbaarsheid en armoede van de antieke Scythen. Tot de heerschappij van Peter De Grote werd Rusland in het Westen aldus gepercipieerd als een barbaars en Aziatisch land, dat enkel minachting kon opwekken. Men beschouwde Rusland toen nog niet als een bedreiging aangezien haar activiteiten voor het grootste deel van Europa geen enkel gevolg hadden.30 Deze situatie veranderde drastisch onder invloed van de overwinningen van Peter De Grote in zijn Noordelijke Oorlog tegen Zweden (1700-1721).31 27
Ibid. p 18 Ibid. p 20 29 Ibid. 30 Ibid. 31 Ibid. p 21 28
20
De verandering in de relatie tussen Rusland en Europa realiseerde zich dus in eerste instantie op het militaire en diplomatieke vlak. Deze verandering drong uiteindelijk eveneens door op het institutionele en sociale niveau aangezien Rusland meer en meer alle kenmerken van een klassiek Europees Ancien Regime begon over te nemen. In de loop van de 18de eeuw drong deze verandering eveneens door op het culturele niveau toen deze jongste van alle Ancien Regimes zich openstelde voor de culturele invloeden van de Verlichting. Sindsdien werd Rusland in het Westen niet meer louter gepercipieerd als een onderontwikkeld Aziatisch grensgebied van Europa. Voor de eerste keer in haar geschiedenis had Rusland een vaste voet op Europese bodem en werd ze voor een deel van de West-Europese bevolking een land dat bewondering kon afdwingen.32
32
Ibid.
21
1.2 Rusland als Ancien Regime
In een periode van slechts twintig jaar, van 1700 tot 1721, werd Rusland één van de grote Europese mogendheden. De militaire overwinning op Zweden zorgde ervoor dat Rusland niet meer afgesloten was van de Baltische Zee en de bijbehorende handelsroutes naar WestEuropa. Het Russische leger had tegelijkertijd de dreiging van de vroegere vijand PolenLitouwen weten uit te schakelen door van deze republiek een virtueel protectoraat te maken.33 Rusland had in 1684 al een bescheiden debuut gemaakt op het Europese politieke toneel, als lid van de Heilige Alliantie tegen de Turken, maar de oorlog tegen Zweden was de eerste keer dat Rusland een Westerse macht succesvol had uitgedaagd en oorlog voerde in Europa zelf.34 Deze territoriale uitbreiding viel ongeveer samen met een belangrijke mentaliteitswijziging op het politieke niveau in Europa. De vrede van Westfalen in 1648 betekende het einde van de confessionele oorlogen. Sindsdien begon langzaamaan de raison d’état de hoofdreden voor oorlogvoering te worden, ten koste van religieuze35 en uiteindelijk ook dynastieke, overwegingen. Aldus evolueerden de Europese staten geleidelijk aan naar een internationaal politiek systeem gedomineerd door het principe van de balance of power.
33
Ibid. Ibid. p 22 35 ASCH, R., The Thirty Years War, New York, 1997, pp 190-193 34
22
1.2.1 Peter De Grote en de uitbreiding naar het Westen
De militaire overwinningen van Peter De Grote forceerde de intrede van Rusland in the concert of Europe. Elk lid van dit nieuw “unitair” Europa beschouwde de anderen als juridische gelijken binnen een familie van Europese staten. Het principe van de balance of power, dat op dat moment door alle Europese staten gedeeld werd, zorgde voor grote onderlinge competitiviteit en de constante hertekening van de Europese grenzen, aangezien de territoriale uitbreiding van de ene macht gecompenseerd diende te worden met de uitbreiding van de ander. Men zou kunnen verwachten dat de komst van de “Russische Aziatische hordes” aan de oever van de Elbe, gecombineerd met de plotse aanwezigheid van een Russische vloot in de Baltische Zee, een grote paniekreactie in de rest van Europa zou veroorzaken. Maar alhoewel men in het Westen in eerste instantie wel verontrust was over deze plotse uitbreiding, sloeg dit echter niet over in een panische angst. Men kan dus stellen dat de intrede van Rusland tot Europa, rekening houdend met de omstandigheden, immens vlot is verlopen. Na de dood van Peter De Grote in 1725, pasten de Europese grootmachten hun houding ten opzichte van Rusland aan naargelang hun geopolitieke belangen. De negatieve reputatie van Rusland als een Aziatische beschaving verdween aldus geleidelijk aan naar de achtergrond.36
De veronderstelde Aziatische oorsprong van de Russische samenleving bleef echter een argument voor de politieke vijanden van Rusland. Zweden en Polen waren, ten tijde van de annexatie van een deel van hun territorium door Peter De Grote, geallieerd met Frankrijk die deze alliantie beschouwde als een dam tegen Habsburgse expansie. Na de westelijke veroveringen van Peter De Grote werd deze alliantie gezien als een dam tegen Russische uitbreiding. De rivaliteit tussen Frankrijk en Rusland zou voortduren gedurende de rest van de 18de eeuw.37 Ten gevolge van deze geopolitieke situatie ontstond er een hardnekkig en wederzijdse negatieve beeldvorming tussen deze twee landen. 38 In de jaren 1760 vervalsten Franse diplomaten een politiek testament van Peter De Grote als onderdeel van hun antiRussische propaganda. Dit document werd gebruikt om aan te tonen dat Rusland een geheim plan bezat om het grootste deel van Europa te veroveren.39 Het politiek testament van Peter De Grote werd voor russofoben wat De protocollen van de wijzen van Zion werd voor 36
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 23 Ibid. p 24 38 WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, pp 253-259 39 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 24 37
23
antisemieten. Alhoewel beide documenten overduidelijke vervalsingen zijn, met als doel een bepaalde bevolkingsgroep te beschuldigen van het streven naar werelddominantie, blijft men deze documenten hardnekkig reproduceren en gebruiken ter verklaring van het “inherent slechte” van respectievelijk de Russische en Joodse bevolkingsgroepen.
40
Tsaar Peter I
Het politiek testament van Peter I werd door verschillende staten gedurende de Napoleontische Oorlogen nog steeds serieus genomen en in de 20ste eeuw gebruikte de Amerikaanse president Truman dit document nog als een verklaring voor Stalins agressieve expansiepolitiek. Terwijl Rusland voor het eerst deel begon uit te maken van het Europese statensysteem, werd er dus tegelijk gesuggereerd dat men niet kon vertrouwen dat het volgens de regels van “beschaafde staten” zou spelen.41 Deze stelling werd beargumenteerd met de Oosterse, dus onbeschaafde en barbaarse, oorsprong van Rusland. Men kan echter de vrees in het Westen voor een Oosters complot tot werelddominantie beschouwen als een projectie van de eigen Europese ambities. Het waren namelijk de Europese staten zelf die zich in de 19de eeuw het recht toeeigenden om de rest van de wereld onder elkaar te verdelen.
40 41
www.rijksmuseum.nl/.../SK-A-116?lang=nl MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 24
24
1.2.2 Rusland binnen het Europese statensysteem Eén van de oorzaken van het succes van Rusland in de 18de eeuw was dat haar opgang paste binnen het opkomende Europese statensysteem. Winst voor Rusland betekende namelijk meestal ook winst voor Oostenrijk, Pruisen en Engeland. Alleen Frankrijk, wiens buren sowieso al vonden dat ze te machtig was, werd regelmatig benadeeld door Russische territoriale expansie. Desondanks was het passen binnen het Europese statensysteem niet de enige reden voor het aanvaarden van Rusland als een Europese staat. 42 In dat geval had “het heidense” Turkije immers evengoed in aanmerking kunnen komen.
Een cruciale factor die leidde tot de aanvaarding van de opgang van Rusland binnen het Europese statensysteem, was dat Rusland beantwoordde aan de toenmalige definitie van beschaving. In de 18de eeuw betekende beschaving een geavanceerd niveau van materiële, intellectuele en morele ontwikkeling op het niveau van de staat. Op deze manier was de term ook van toepassing op het Rusland van Peter De Grote, waar westerse methodes werden ingevoerd via autocratisch fiat. Tot de vooravond van 1789 percipieerden Europeanen beschaving namelijk als iets dat van boven naar beneden werd opgedrongen, van de verlichte minderheid naar de onwetende massa.43 Deze gedachtegang zou uiteindelijk de ideologie achter het kolonialisme vormen. Dit elitaire perspectief verklaart waarom, tot de jaren 1760, Europeanen “de hoogste vorm van menselijke ontwikkeling” niet benoemden via de abstracte term beschaving, maar via de meer concrete, institutionele term la police.44 In de 17de en 18de eeuw betekende la police de promotie van maatschappelijke orde, via het ontwikkelen van verfijnde omgangsnormen en de rationele regulatie van recht en economie, door de staat. Bijgevolg betekenden de termen état policé en état civilisé grotendeels hetzelfde gedurende het grootste deel van de 18de eeuw. Pas na verloop van tijd begon men de eerste term te beschouwen als een onderontwikkelde vorm van het tweede. Het was dus via de culturele normen van la police dat het rijk van Peter De Grote geïntegreerd werd in het Europese statensysteem.45
42
Ibid. p 26 Ibid. p 27 44 Ibid. 45 Ibid. p 28 43
25
Hier dient men het duidelijke onderscheid te maken tussen “staat” en “natie”. Om een te enge definitie te voorkomen, die zich baseert op etnische afkomst, wordt hier de term “natie” verkozen boven “etnie” of “volk”. Alhoewel men met recht kan beweren dat men voor de 19de eeuw niet zonder gevaar voor anachronisme over “naties” kan spreken, valt het niet te ontkennen dat de naties van de 19de eeuw hun wortels hebben in een ver verleden. Alhoewel naties geen rechtstreekse weerspiegeling vormen van de realiteit worden ze wel als reëel gepercipieerd. De natie wordt namelijk ervaren als het volk: een combinatie van uitgebreide verwantschap, een collectief geheugen en gedeelde geschiedenis. De band die een natie vormt ligt niet noodzakelijk in het territorium, de fysieke verwantschap of de staat, maar in de nationale mythologie, religie, kunst, tradities en taal. Territorium en nationaal zelfbewustzijn zijn nauw met elkaar verbonden maar diaspora-naties, zoals Armenen, Koerden en Joden, zijn erin geslaagd om eeuwenlang te overleven door de kracht van het geloof in een historisch thuisland. Aldus kan men de natie beschouwen als de grootste verzameling van mensen die zichzelf als verwant beschouwen.46 In de 18de eeuw werd de staat niet gezien als de vertegenwoordiging van een bepaalde natie, maar als een dynastieke eenheid waarvan de bevolking onderdanen waren en geen burgers. Toen men Rusland aanvaardde als een deel van Europa was het dus de Russische staat die hierbij betrokken was, niet de natie.47
De transformatie van oorlogvoering had een grote invloed op de verdere ontwikkeling van de dynastieke staat. Oorlog was nu eenmaal de hoofdbezigheid van deze staten. Onder invloed van de vroeg moderne militaire revolutie werden de kosten en de inzet van deze bezigheid echter vele malen groter. De Europese staten zagen zichzelf verplicht om hun fiscale en administratieve instellingen te hervormen om aldus een grotere inkomst te kunnen verzekeren. Al deze veranderingen hadden uiteindelijk een grote invloed op de structuren van de dynastieke staat.48
De hervormingen van Peter De Grote hadden eveneens een versterking van de militaire macht als doel. Dit zorgde er echter niet voor dat Rusland in zijn geheel een klassiek Europees Ancien Regime werd. Lijfeigenschap, bijvoorbeeld, was in de meeste West-Europese staten afgeschaft in de loop van de 13de eeuw, terwijl Peter De Grote dit systeem verder versterkte. Dit bemoeilijkte de opkomst van een civiele maatschappij. Desondanks had Rusland onder 46
ALLENSWORTH, W., The Russian question, Lanham, 1998, p 11 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 28 48 Ibid. p 32 47
26
Peter De Grote de eerste stap gezet richting de opkomst van een dergelijke maatschappij. Europeanisering stopte namelijk niet bij het verbeteren van de militaire technologie en de rationalisering van de administratie en financiën. Deze praktische innovaties veroorzaakten namelijk ook de adaptatie van Europese elitaire culturele waarden in Rusland. Deze stap verhoogde op zijn beurt de beïnvloedbaarheid en ontvankelijkheid van Rusland voor nieuwe Europese culturele invloeden.49
Na de hervormingen van Peter I begonnen de Russische elites dus meer en meer te gelijken op hun westerse tegenhangers, zowel in taal, kleding als gedragscodes. Doorheen de 18de eeuw kende de Europese elite alleen dit “gepoederd en gepolijst” deel van Rusland. Men had geen enkel oog voor de armzalige toestand van de Russische bevolking. Volgens de toenmalige standaarden betekende de aanvaarding van de Russische elite echter eveneens de aanvaarding van Rusland in zijn geheel. Gedurende het grootste deel van de 18de eeuw werd Rusland in het Westen aldus gezien als het meest oostelijke en recentste Ancien Regime van Europa. 50 Peter De Grote bracht Rusland dus niet alleen op politiek en geografisch niveau binnen Europa, maar eveneens op het sociale en culturele niveau van de internationale Europese aristocratie51, die via het Frans als lingua franca intensief met elkaar in contact stonden.
49
Ibid. Ibid. p 37 51 Ibid. p 39 50
27
1.2.3 Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden
Zoals we later meermaals zullen zien, is de beeldvorming omtrent de belangrijkste figuren uit de Russische geschiedenis in West-Europa onderhevig aan de geopolitieke omstandigheden. De evolutie van deze beeldvorming loopt namelijk parallel met de beeldvorming van Rusland in zijn geheel. Binnen dit onderzoek is het dus nuttig om rekening te houden met de beeldvorming in onze contreien omtrent figuren zoals Peter I door de eeuwen heen. „In 1697 ondernam Peter I een grote reis naar het Westen dat hij uit eerste hand wilde leren kennen. Zijn keuze viel op Nederland. De kennismaking met dat voor die tijd vooruitstrevend land heeft verstrekkende gevolgen gehad voor Rusland: na zijn terugkeer heeft Peter zijn land grondig hervormd en gemoderniseerd.‟52 Bij deze eerste reis naar het Westen had de tsaar de Zuidelijke Nederlanden totaal links laten liggen. Dit belette de Zuid-Nederlandse bevolking echter niet om te beweren dat Peter De Grote eveneens incognito in hun contreien was geweest.53 Deze legende ontstond hoogstwaarschijnlijk uit afgunst voor de fascinatie van Peter De Grote voor de afgescheurde noorderbuur.
Peter de Grote aan het werk op de scheepswerf van de VOC in Amsterdam.
54
52
WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, p 9 Ibid. p 107 54 www.anno.nl/i002771.html 53
28
Het zou duren tot 1717, tijdens zijn tweede grote reis naar het Westen, voordat Peter I werkelijk onze contreien bezocht. „In gezelschap van 61 man begon hij op 10 april aan zijn reis door de Zuidelijke Nederlanden: Antwerpen, Willebroek, Brussel, Aalst, Gent, Brugge, Oostende, Nieuwpoort en Veurne. In Duinkerken bereikte hij de Franse grens. Tot 4 mei verbleef hij in Calais, waarna hij de reis voortzette naar Parijs. In Parijs verbleef hij tot 19 juni. De terugreis voerde hem via Reims nog eens door de Zuidelijke Nederlanden: per schip zakte hij de Maas af, naar Dinant, Namen en Luik. Verder ging de reis per koets naar Spa, waar de tsaar een waterkuur ging volgen. Op 25 juli verliet Peter Spa, passeerde via Limburg en kwam ‟s avonds aan in Aken.‟55 „Toen Peter De Grote in 1697 in Nederland aankwam, was hij nog een onbekende: bijna iedereen spotte toen met hem en deed ironisch of neerbuigend. In 1717 was dat helemaal anders: Peter kwam nu niet meer als de timmerman, de leerling, de scheepsbouwer, maar als de held van Poltova, die in 1709 de toen machtige heerser van Noord-Europa, Karel XII van Zweden, verslagen had. Hij was nu heerser over een groot land in Oost-Europa, dat de Baltische regio en Noord-Duitsland beheerste. Het Westen kon hem nu niet langer negeren.‟56
Het doel van de tweede reis was om Frankrijk ertoe te kunnen brengen zijn financiële steun aan Zweden op te zeggen en bondgenoot van Rusland te worden. „Het bezoek aan de Oostenrijkse Nederlanden was dus eigenlijk eerder toevallig: “België” als doorgangsweg tussen Nederland en Frankrijk.‟57 „Net als tijdens zijn eerste reis wierven Peters agenten specialisten aan, maar niet zoals in 1697-98 scheepsbouwers, ingenieurs en dergelijke, maar architecten, kunstenaars, beeldhouwers, juweliers en geleerden. Terwijl de eerste golf van buitenlanders Rusland tot een zeemacht had gemaakt, zou de tweede immigratiegolf de Westerse kunst in Rusland introduceren.‟58
Het bezoek van de tsaar aan de Oostenrijkse Nederlanden liet een positieve indruk na over Rusland en zijn heerser bij de inwoners van deze contreien. Contemporaine getuigenissen tonen dit aan. In zijn memoires beschrijft Eugène de Mérode de positieve indrukken van zijn ontmoetingen met Peter I in Brussel: “Je soupai chez le marquis de Prié avec ce prince, qui, quoique dépourvu d’éducation et de science, est devenu, par la seule force de son génie et par 55
WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, p 29 Ibid. p 31 57 Ibid. p 33 58 Ibid. p 39 56
29
son application, un homme extraordinaire. Il a policé sa nation, et, de barbare qu’elle étoit, il l’a civilisée, et appliquée aux arts et aux sciences. Ce prince s’occupe surtout de mécanique et de mathématiques, ainsi que de la marine. Il a voulu voir l’Europe, et l’a vue presque toute entière.”59
Na deze positieve beoordeling van Peter I volgt echter een passage die aantoont hoezeer men de “barbaarse oorsprong” van Rusland nog niet vergeten was en dit land nog niet helemaal als een deel van Europa beschouwde: “depuis son retour chez lui, l’Europe s’est étonnée de la mort de son fils, qui pourtant étoit un très pauvre sujet. Il vouloit faire passer ses vastes Etats aux enfants qu’il a de la femme d’un bas officier suédois, qu’il a épousée. Ces deux actions sentiront encore un peu le barbare parmi la postérité.”60 Dat Peter zelf een “Europese” negatieve beoordeling bezat over de cultuur van zijn thuisland, komt naar boven in een opmerking van de tsaar die De Mérode later in zijn memoires opnam. Peter I zou namelijk over Lodewijk XIV het volgende gezegd hebben: “C’étoit un grand prince mais il a eu une éducation qui convenoit à sa grandeur, et il est né roi d’un peuple civilisé; mais, moi, je suis élevé dans l’ignorance et sans éducation, et j’ai trouvé un peuple bête; et d’ours qu’ils étoient, j’en ai fait des hommes.” 61
Dat men toen in het Westen een positief beeld had over de historische rol van Peter De Grote is het duidelijkst merkbaar in Spa waar de tsaar een waterkuur volgde. „Voor de inwoners van Spa is het verblijf van de Russische monarch een mijlpaal in de geschiedenis van hun kuuroord: “Nous pouvons dire, nous qu’il est l’un des plus populaires ici, qu’il est plus familier aux oreilles des Spadois que celui d’aucun autre héros de l’histoire. C’est qu’en effet l’arrivée de Pierre à nos fontaines inaugura pour notre petite cité une ère de gloire éclatante et de vogue souveraine.”‟62 Dat men in Spa zo lovend sprak over Peter De Grote is dan ook een gevolg van het feit dat de inwoners van Spa op alle manieren probeerden munt te slaan uit Peters bezoek aan hun kuuroord.63 Indien men toen in het Westen Peter De Grote als een “Aziatische despoot” had gezien zouden de inwoners van Spa zijn bezoek niet gebruikt hebben als publiciteit voor hun kuuroord.
59
Ibid. p 207 Ibid. 61 Ibid. p 209 62 Ibid. p 291 63 Ibid. p 285 60
30
1.3 Rusland als verlicht despotisme „Peter De Grote had de traditionele troonopvolging in de mannelijke lijn opgeheven. Vanaf dan kon iedereen die over Rusland regeerde zijn opvolger zelf aanduiden en deze beslissing ten gunste van een andere kandidaat herroepen. Tsaar Peter I stierf echter zonder te laten weten wie zijn werk moest voortzetten. Dit had als gevolg dat er in Rusland een tijdperk aanbrak van paleisrevoluties. In de periode tussen de dood van Peter De Grote (1725) tot de omwenteling die Catherina II aan de macht bracht (1762), pleegden de gardeofficieren vijf keer een succesvolle coup.‟64 „Deze periode was, vergeleken met het tijdperk van Peter I, een tijd van verzwakking, van afnemende staatkundige en economische activiteiten.‟65 Deze troebele periode en de manier waarop Catharina II aan de macht kwam, is voldoende beschreven door meerdere historici en is uiteindelijk overbodig voor het onderwerp van deze thesis. Het beleid van Catharina II is echter van groot belang omdat zij immens veel belang hechtte aan haar reputatie in het Westen en bijgevolg ook voor die van Rusland. Getuige hiervan is haar uitspraak “de roem van dit land is ook de mijne.”66
64
NEUMANN-HODITZ, R., Catharina II De Grote, Roeselare, 2007, p 15 Ibid. p 17 66 Ibid. p 94 65
31
1.3.1 Catharina II De Grote: Semiramis of Messalina van het noorden?
Catherina II wist al van voor haar machtsovername hoe belangrijk propaganda is voor het beïnvloeden van de publieke opinie. Gedurende de machtsstrijd met haar man tsaar Peter III liet ze geen kans ongemoeid om de Russische nationale trots te paaien. Dit stond in schril contrast met de openlijke afkeer voor de Russische cultuur van Peter III die „totaal vergroeid was met zijn Duitse hertogdom. Rusland, zijn zeden, taal en geschiedenis interesseerden hem dan ook geen barst.‟67 Catharina daarentegen had sinds haar aankomst in Rusland haar best gedaan om de plaatselijke taal en cultuur onder de knie te krijgen. Terwijl de tsaar in het geheim luthers bleef en aldus vijanden maakte bij de orthodoxe clerus68 deed de tsarina haar best om zich te houden aan al de uiterlijkheden van het orthodox geloof. Onder het motto Moskou vaut bien une icône, bekeerde ze zich „al op 28 juni 1744. Getuigen beklemtoonden dat Catharina II de teksten van haar belijdenis, die ze gedeeltelijk van buiten had geleerd, in een verbazingwekkend goed Russisch had voorgedragen.‟69 Toen de machtsstrijd tussen Catharina II en Peter III al volop was losgebroken meldde de Franse gezant Breteuil begin 1762 aan Parijs het volgende: “met een opvallende precisie observeert ze feesten, vasten, spijsregels en dergelijke, allemaal dingen die de keizer tot de bagatellen rekent, hoewel ze in Rusland niemand onverschillig laten.”70 Met andere woorden, Catharina II verwaarloosde niets waarmee ze in de smaak kon vallen. Deze schijnbare natuurlijke aanleg voor propaganda zou één van de bepalende kenmerken van haar beleid vormen.
Catharina II hechtte veel belang aan het creëren van een bewonderenswaardige reputatie en propaganda was hierbij haar belangrijkste hulpmiddel. Haar machtsovername ging duidelijk in tegen de toenmalige maatstaven van Europa. Geen enkel weldenkend mens besefte niet dat Catherina II in feite een usurpator was aangezien de tsarenkroon wettelijk gezien aan haar zoon toebehoorde. Eens aan de macht was haar grootste bekommernis dan ook om haar besmeurde reputatie op te poetsen. Met dit doel voor ogen verspreidde ze een leugen over de werkelijke doodsoorzaak van haar man. De publieke opinie kreeg een gefabriceerde ziektegeschiedenis voorgeschoteld.71 Deze verklaring misleidde echter niemand en uit West-
67
Ibid. pp 83-84 Ibid. p 84 69 Ibid. p 64 70 Ibid. p 85 71 Ibid. p 89 68
32
Europa hoorde men in eerste instantie alleen verontwaardigde stemmen. Er werd zelfs beweerd dat ze haar man zelf had vermoord.72
Iets pijnlijker had de tsarina bij het begin van haar heerschappij niet kunnen overkomen. Daarom begon ze aan een taak „waarvan ze hoopte dat ze bij de voltooiing ervan voor altijd de liefde van haar onderdanen, de lof van het buitenland en een roemrijke naam in de geschiedenis zou oogsten. Deze taak was een nieuwe wetgeving creëren die in de geest van de Verlichting was opgesteld.‟73 „Het kon haar echter niet schelen of haar maatregelen het Russische volk werkelijk ten goede kwamen, maar wel of ze er lof mee oogstte. Als ze een wet of een verordening publiceerde, luisterde ze hoofdzakelijk naar de echo‟74, de reactie van het Westen. Hoe verlicht het autocratisch beleid van Catherina II in werkelijkheid was is echter van geen belang voor dit onderzoek. Wel van groot belang is hoe haar propaganda de westerse opinie over Rusland beïnvloedde.
Catharina De Grote
75
De belangrijkste pijler waarop Catharina II haar goede reputatie in het Westen steunde waren westerse verlichte denkers, zoals Voltaire. Het rooskleurige imago van Rusland dat Voltaire in de rest van Europa verspreidde kan men echter alleen begrijpen door te beseffen dat de strijd van de philosophes tegen de bestaande orde geen frontale aanval was, maar een onderneming om het systeem van binnenuit te ondergraven. Hierbij werd gebruik gemaakt van de bestaande instituties en waarden van de dynastieke staat. 76 In 1748 brak het tijdperk 72
Ibid. Ibid. pp 100-101 74 Ibid. p 176 75 http://en.wikipedia.org/wiki/Catherine_II_of_Russia 76 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 42 73
33
van de Hoge Verlichting aan met de publicatie van Montesquieus De l’esprit des lois. Hierin verklaarde de auteur dat Peter De Grote “de manieren van Europa aan een Europees land had geschonken.”77 Het Rusland van Peter De Grote was dus een slogan en een symbool in de campagne van de philosophes voor hervormingen in eigen land.78
Het is vanuit dit opzicht dat men Voltaires Histoire de Charles XII, Roi de Suede (1731) dient te interpreteren. Dit werk gebruikte Voltaire om “het klassieke despotisme” te juxtaposeren met “het verlicht despotisme”. De vertegenwoordigers van deze twee staatsstructuren waren in dit werk respectievelijk Karel XII en Peter De Grote. Volgens Voltaire was Karel XII een betekenisloos figuur, die met zijn militaire ondernemingen alleen was geslaagd in het verspillen van de rijkdommen van zijn koninkrijk. Ondanks het feit dat diens vijand Peter I ook een militair veroveraar was en “de ruwe kenmerken” van zijn land bezat, vond Voltaire dat diens ondernemingen constructief waren geweest: hij bracht beschaving naar zijn volk, bouwde een nieuwe hoofdstad in de wildernis en bevorderde de materiële vooruitgang van zijn rijk. Deze positieve beoordeling van Peters hervormingen werd toen aanvaard door de meerderheid van de Westerse publieke opinie.79 De vermeende “barbaars Oosterse” oorsprong van Rusland werd door de philosophes eerder als een voordeel dan een nadeel ervaren. Leibniz verklaarde dat deze tot voor kort “barbaarse” samenleving een perfecte tabula rasa vormde waarop men kon verder bouwen. Hij zag in Rusland het ideale terrein om een staat te creëren die het religieuze concept van de civitas dei combineerde met de filosofieën van la république des lettres.80 De intensiteit en duurzaamheid van de toewijding van de Europese hervormers aan Rusland dient niet onderschat te worden. De beeldvorming die gecreëerd werd over Rusland door mensen zoals Voltaire en Leibniz domineerde de verlichte publieke opinie tot het laatste kwart van de 18de eeuw.81
De beeldvorming omtrent de verlichte aard van het beleid van Catharina II, begon vlak na haar troonsbestijging in 1762 dankzij de inzet van Voltaire. Beiden hadden namelijk een groot
77
Ibid. Ibid. p 45 79 Ibid. p 43 80 Ibid. p 46 81 Ibid. p 47 78
34
voordeel aan het elkaar bewieroken.82 De motieven die Catharina II hiervoor had zijn eerder al vermeld. Zij zocht legitimatie door zich voor te doen als de morele erfgenaam van Peter De Grote. Dit betekende dat haar beleid er één diende te zijn van imperiale uitbreiding en doorvoering van westerse, verlichte waarden. Voor Voltaire kwam de interesse van Catherina II voor zijn werk als een geschenk uit de hemel. Hij was namelijk op dat moment alweer op zoek naar een gekroond hoofd om patroon te zijn voor zijn werk en ideeën.83 De “onbeschaafde” Aziatische reputatie van Rusland in het Westen bestrijden was één van de ambities van Catharina II. Toen de volksopstand onder leiding van Poegatsjov (1773) uitbrak was haar grootste bekommernis niet alleen de oorzaak van deze opstand aanpakken, maar ook de slechte naam die het Rusland in de rest van Europa zou geven te voorkomen. Een brief die ze in 1773 schreef naar de gouverneur van Novgorod getuigt van deze ingesteldheid: “Europa zal ons, in gedachten, weer in de tijd van Ivan Vassiljevitsj (De Verschrikkelijke) plaatsen.”84 Voorts probeerde ze de Westerse publieke opinie te beïnvloeden door in haar correspondentie met Westerse pennenvrienden de oorzaken en de gevolgen van deze opstand te bagatelliseren zoals ze dat deed in een brief aan Voltaire van 4 maart 1774.85 Vanaf het laatste kwart van de 18de eeuw begonnen verlichte denkers zich te distantiëren van de voorgaande, overdreven positieve beoordeling van Rusland. De eerste aanzet hiertoe werd gegeven door niemand minder dan Rousseau. Het Poolse verzet tegen Russische dominantie had de hulp ingeroepen van de toen bekende auteur van Du contrat social (1762). Rousseau antwoordde hierop met zijn essay Considérations sur le gouvernement de Pologne (1771), hetgeen Voltaire‟s geïdealiseerde versie van Rusland aanviel via een geïdealiseerde versie van Polen. In Rousseau‟s Polen was er namelijk geen plaats voor despotisme, verlicht of niet.86 Afkeer voor Rusland kan men al terugvinden in Rousseau‟s Du contrat social. Hier merkt men voor het eerst dat wanneer de houding ten opzichte van Rusland wijzigt, de beeldvorming omtrent Peter De Grote mee verandert. Rousseau schreef namelijk dat “Les Russes ne seront jamais vraiment policés, parce qu’ils l’ont été trop tôt. Pierre avoit le génie imitatif; il n’avoit pas le vrai génie, celui qui crée et fait tout de rien. Quelques-unes des 82
Ibid. Ibid. p 47 84 NEUMANN-HODITZ, R., Catharina II De Grote, Roeselare, 2007, p 114 85 Ibid. 86 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 52 83
35
choses qu’il fit étoient bien, la plupart étoient déplacées. Il a vu que son peuple étoit barbare, il n’a point vu qu’il n’étoit pas mûr pour la police ; il a voulu civiliser quand il ne falloit que l’aguerrir. Il a d’abord voulu faire des Allemands, des Anglois, quand il falloit commencer par faire des Russes.”87 Vervolgens kwam een waarschuwing die het dominante beeld van de volgende eeuw anticipeerde: “Rusland zou graag Europa onderwerpen en zal uiteindelijk zelf onderworpen worden. De Tartaren, Ruslands onderdanen en/of buren, zullen haar meester worden en tegelijk de onze.”88 Kritiek op Rusland werd aldus hernomen door de tweede generatie van philosophes. Deze sceptische blik zou tot 1789 echter de Westerse beeldvorming van Rusland niet zozeer domineren, maar ze slechts verdelen.89
87
WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, pp 295-261 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, pp 53-54 89 Ibid., p 54 88
36
1.3.2 Prins de Ligne in het Rusland van Catharina II De Grote „In 1783 had Rusland de Krim geannexeerd, het gebied dat beheerst werd door de nazaten van de Tartaren. Door deze annexatie was een geduchte vijand van Rusland verdwenen. De toenmalige gunsteling van Catharina II, Grigori Potjomkin (beter gekend onder de naam Potemkin), begon met de kolonisatie van de nieuw veroverde gebieden. Deze belangrijke verovering bracht de Russische keizerin op het idee een reis door de nieuwe gebieden te organiseren, waarop ook buitenlanders uitgenodigd zouden worden. Dit gaf de reis een extra politieke dimensie: het Westen laten zien dat Rusland rijk en machtig was en in staat zichzelf te ontwikkelen en potentiële bondgenoten (met name de twijfelende Jozef II) ervan te overtuigen dat Rusland een nieuwe oorlog met Turkije aankon.‟90
Grigori Potjomkin
91
De reis door de nieuw veroverde gebieden startte in Kiëv vanwaar men via de rivier de Dnjepr aan een luxeboottocht begon. Op 1 mei 1787 vertrok de vloot onder leiding van Potemkin. De van de Oostenrijkse Nederlanden afkomstige prins de Ligne was aanwezig als deel van het entourage van keizer Jozef II.92 Het begrip “Potemkinse dorpen”, hetgeen zoveel betekent als “bedrieglijke façade”, vindt zijn oorsprong in deze propagandareis. „Alfred Duchesne, die de brieven van prins de Ligne over deze Krim-reis (die hij een opérette épique noemt) uitgegeven heeft, herhaalt in zijn voorwoord de in het Westen aanvaarde hypothese over de “Potemkinse dorpen”: “Le ministre Potemkin, précédant l’impératrice de quelques étapes, dressait en tout hâte dans le désert des villages en carton qu’il peuplait de figurants déguisés
90
WAEGEMANS, E., “Prins de Ligne in het Rusland van Catharina de Grote”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 11-12 91 http://content.answers.com/main/content/img/BritannicaConcise/thumbnails/25594.gif 92 WAEGEMANS, E., “Prins de Ligne in het Rusland van Catharina de Grote”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 13
37
en paysans. L’impératrice passait, et des maisons en papier maché surgissaient des indigènes de contrebande qui, avec un ensemble méthodique, acclamaient la souveraine.”‟93
94
Een “potemkins dorp”
Voorgaande negatieve beeldvorming, die weliswaar op feiten berust maar genuanceerd dient te worden, overschaduwt tot de dag van vandaag de herinnering aan deze beroemde boottocht en het beeld dat men in het Westen van Rusland heeft. Maar wat waren de indrukken van prins de Ligne? „De Ligne noemde het pas veroverde gebied “le plus beau pays du monde” en niet erg vleiend voor zijn vaderland zou hij tot Catherina II gezegd hebben: “Il vaut mieux, pour Votre Majesté et pour moi, que je sois avec les gentilshommes tartares qu’avec les gentilshommes flamands”. Het is waarschijnlijk dat deze woorden geïnspireerd waren door de berichten over de onrust in de Zuidelijke Nederlanden die toen ook Rusland bereikten.‟95
De tegenstellingen beschaving/barbarij,
heden/verleden, Europa/Azië, werden druk
gecultiveerd tijdens de reis: “Elle (Catharina II) savait qu’alors beaucoup de gens, surtout en France et à Paris, regardaient encore la Russie comme un pays asiatique, pauvre, plongé dans l’ignorance, les ténèbres et la barbarie; que l’on y affectait de confondre la nouvelle et européenne Russie avec l’asiatique et rustique Moscovie.”96 „Toen Catharina erin geslaagd 93
Ibid. p 14 http://www.reformpittsburghnow.com/2007/10/01/the-balance-of-real-revitalization/ 95 WAEGEMANS, E., “Prins de Ligne in het Rusland van Catharina de Grote”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 15 96 Ibid. 94
38
was haar politieke vrienden te overtuigen van haar kracht en van de geslaagde combinatie van Griekse oudheid en exotische Oriënt onder Russische scepter, kon de oorlog tegen Turkije beginnen. De westerse pers was nog niet uitgepraat over de Taurische reis of de oorlog brak al uit.‟97 „Het hoogtepunt van de reis was Sebastopol: aan de oever van de Zwarte Zee konden de buitenlandse gasten het werk van Potemkin bewonderen. In drie jaar tijd had hij een indrukwekkende haven gebouwd met een vloot die een jaar later de Turken zou verslaan. Het feit van de oorlog met Turkije heeft een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van het begrip “Potemkinse dorpen”. Potemkin heeft immers willens nillens een groot aantal van zijn grootse bouwplannen laten varen om zich te kunnen concentreren op deze oorlog.‟98 „Er bestaan nog altijd twijfels omtrent De Lignes brieven uit de Krim: zijn de brieven toen geschreven of heeft De Ligne ze achteraf geschreven met bepaalde bedoelingen? Inmiddels was immers de Franse Revolutie uitgebroken en Catharina II was niet langer een monarch naar wie werd opgekeken. Rusland en Catharina zijn in de Franse pers tijdens de revolutiejaren herhaaldelijk het mikpunt van de republikeinse kritiek geweest. In Duitsland daarentegen spraken de monarchistisch gezinde critici ten gunste van de verlichte absolute monarchie. Het zou best kunnen dat De Ligne door middel van deze geantidateerde brieven een late apologie van Catharina II heeft willen brengen. Dit is zeker niet onwaarschijnlijk voor iemand die door een vriend als volgt gekarakteriseerd werd: “courtisan par habitude, flatteur par système, bon par caractère et philosophe par goût.”‟99
Charles-Joseph de Ligne
100
97
Ibid. pp 15-16 Ibid. p 16 99 Ibid. p 18 100 http://www.kbr.be/actualites/expos/dossiers/175/ligne/ligne_nl.html 98
39
„Noch in zijn memoires noch in zijn brieven uit de Krim heeft de prins de Ligne een gedetailleerde of systematische beschrijving nagelaten van de beroemde Taurische reis van Catharina II. Al in zijn voorwoord bij de uitgave in boekvorm zegt De Ligne dat hij zijn brieven uit de Krim publiceert om bepaalde geruchten rond Catharina te weerleggen. In zijn korte beschrijving van de reis zegt De Ligne: “Il ne m’est pas possible de m’empêcher de dire que les gazettes qui ont eu la bonté de s’occuper de nous nous ont bien amusés.” (…) Volgens de Russische historicus Bilbasov zou prins de Ligne de brieven aan markiezin de Coigny geschreven hebben “als Wiederlegung der Abgeschmacktheiten (...), die in der Presse in Bezug auf die taurische Reise, auf welche sie sich beziehen, verbreitet wurden.”‟101
Een bepaalde passage van voornoemde brieven is echter een perfecte illustratie van het feit dat, tenminste voor een deel van de Europese elite, Rusland ontegensprekelijk Europees was geworden onder invloed van de hervormingen van Peter I en Catharina II: “On ment dans le nord, Madame, sur l’occident, comme à l’occident sur le nord; il ne faut pas plus croire les porteurs de chaises de Versailles que les iswaschick de Czarskozelo.”102 Dat De Ligne in deze brief Rusland tot Noord-Europa rekent, illustreert perfect de mentale opwaardering van Rusland gedurende de 18de eeuw.
101
WAEGEMANS, E., “Prins de Ligne in het Rusland van Catharina de Grote”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 19 102 Ibid.
40
1.4
Rusland in de 19de eeuw
In de 18de eeuw maakte Rusland zijn mentale en geografische intrede tot Europa. De verschillende Europese culturele elites, alhoewel in conflict met elkaar, waren het in essentie eens over Rusland: zij was Europa‟s recentste en ruwste oostelijk aanhangsel.103 In het begin van deze eeuw werden de verschillen tussen het ultieme voorbeeld van absolutistische monarchie (Frankrijk) en zijn jongste leerling (Rusland) niet als fundamenteel geïnterpreteerd: ze werden ervaren als een verschil in niveau van dezelfde beschaving, niet als kenmerken van twee verschillende beschavingen. Aan het eind van de 18 de eeuw verdween deze visie geleidelijk aan.104 Catharina II was gechoqueerd over de gevolgen van de Franse Revolutie en begon gedurende de laatste periode van haar heerschappij een uiterst reactionaire koers te varen.105 Hierdoor begon Rusland geleidelijk aan haar progressief aura te verliezen. Rusland paste aan het begin van de 19de eeuw dus niet meer binnen de idealen van het opkomende liberale Europa ten westen van de Rijn. Voor het eerst sinds de intrede van Rusland tot Europa, begonnen de transformaties van het Westen ervoor te zorgen dat Rusland als iets anachronistisch en on-Europees ervaren werd. De gouden legende van het Russisch verlicht absolutisme kwam tot een einde; de duistere legende van de eeuwige Russische autocratie begon aan zijn opgang.106 Vanaf de 19de eeuw werd de Russische staat door een aanzienlijk deel van de West-Europese bevolking ervaren als een bedreiging voor de “westerse vrijheden”. In de tweede helft van deze eeuw verdween deze negatieve beeldvorming niet, maar ze werd wel geleidelijk aan naar de achtergrond verbannen. In de vroege 20ste eeuw eindigde deze evolutie in de mentale herintrede van Rusland tot Europa. Rusland werd toen niet meer als iets vreemds ervaren maar als een aparte nationale cultuur die deel uitmaakte van de Europese beschaving.107
103
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 73 Ibid. p 84 105 NEUMANN-HODITZ, R., Catharina II De Grote, Roeselare, 2007, p 145 106 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 84 107 Ibid. p 163 104
41
1.4.1 Rusland als culturele bedreiging voor Europa Rusland begon haar Europese, “beschaafde”, reputatie te verliezen toen ze schijnbaar het hoogtepunt van haar macht had bereikt. Aan het begin van het congres van Wenen in 1814, had het leger van tsaar Alexander I juist een succesrijke mars van Moskou tot Parijs volbracht. Dit feit bracht Rusland in de positie van 1ste arbiter van Europa‟s toekomst. Alhoewel de belangrijkste Europese staten hersteld werden in hun vroegere posities, waren het de twee flankstaten van Europa die de belangrijkste winst hadden geboekt: GrootBrittannië‟s heerschappij over de zee en diens koloniale suprematie kon door niemand meer uitgedaagd worden en de militaire dominantie van Rusland op het Europees continent was even absoluut gebleken. Voor de eerste keer in haar geschiedenis werd Rusland een beschermer van het status quo in Europa.108
Als formele erkenning van Ruslands Europese karakter werd er op het congres van Wenen besloten om de oostelijke geografische grens van Europa gelijk te stellen met het Oeralgebergte. De reden hiervoor was dat de territoriale herverdelingen die besloten werden op dit congres berekend werden via de relatieve waarde van elk territorium. Deze waarde werd bepaald volgens het principe dat territoria in het rijke, dichtbevolkte Westen meer waarde hadden dan die in het “armzalige” Oosten. Om de territoriale waarde van Rusland te berekenen besloot men om slechts rekening te houden met het Europees gedeelte van Rusland waarvan bepaald werd dat die eindigde bij de Oeral. In de 18de eeuw hadden Russische geografen dit gebergte al eens aangeduid als de grens van Europa om te kunnen beweren dat Rusland een Europees land was. Deze claim werd nu ingeschreven in het internationaal recht.109 Dit was een belangrijke beslissing aangezien „alle latente en onveranderlijke negatieve kenmerken van het Oosten gestoeld zijn op, en geworteld in, de geografie.‟110
Ondanks deze officiële erkenning begon men in West-Europa steeds meer bezorgd te geraken over Rusland. In het begin was deze angst ingegeven door rationele en politieke motieven. Als gevolg van Napoleons nederlaag was het Russisch leger het machtigste van het hele continent geworden. Voor het eerst bleek deze macht niet in verhouding te zijn met die van de andere Europese grootmachten. Europa had zich wel verlost van Franse hegemonie, maar men
108
Ibid. pp 87-88 Ibid. , pp 88-89 110 SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, p 276 109
42
begon te vrezen dat Rusland klaarstond om deze rol over te nemen. Aldus veroorzaakte de grote militaire macht van Rusland, ten tijde van het congres van Wenen, voor het eerst een algemene angst in het Westen voor de “Russische dreiging”.111
In eerste instantie was de angst voor Rusland in het Westen dus gebaseerd op de klassieke veronderstelling dat macht haar gecorrumpeerd had. De dreiging die Rusland uitstraalde was van dezelfde aard als de Franse dreiging onder Lodewijk XIV of Napoleon. Er was dus nog geen angst voor een “oprukkende Aziatische beschaving”. De West-Europese bevolking begon Rusland echter als een aparte beschaving te ervaren vanaf het moment dat die haar grote militaire en politieke macht begon te gebruiken in de strijd tegen het opkomende liberalisme. Voordat Rusland Napoleon verslagen had, bezat tsaar Alexander I in liberale kringen een positief imago. Als één van de belangrijkste garanten van de beslissingen op het congres van Wenen begon Alexander I echter antiliberale maatregelen te steunen. Men begon vervolgens aan te nemen dat de aard van de Russische autocratie ervoor zorgde dat ze nooit een liberale kracht kon zijn.112
Tsaar Alexander I
113
De veronderstelde inertie van de Russische autocratie werd bevestigd vlak na de dood van Alexander I in 1825. Voor de eerste keer werd Rusland rechtstreeks bedreigd door een gewapende beweging die liberale hervormingen en een grondwet eisten. Deze opstand werd bloedig in de kiem gesmoord waardoor de Russische monarchie haar laatste pretenties van 111
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 89 Ibid. pp 91-92 113 http://www.maltezerorde.nl/gesch_relrus.htm 112
43
een verlicht bestuur te zijn verloor. De nieuwe tsaar, Nicholas I, maakte aan het begin van zijn heerschappij duidelijk dat hij een verdediger zou zijn van dynastieke rechten. Aldus begon Rusland zijn carrière als “gendarme van Europa”. De metamorfose van Ruslands imago in het Westen voltrok zich vijf jaar later in 1830 met de onderdrukking van de Poolse opstand, hetgeen in Europa een schokgolf van verontwaardiging veroorzaakte. In het liberale Westen genoot Polen een groeiend positief imago, ondermeer dankzij de liberale grondwet die dat land bezat. De Russische inval die deze grondwet afschafte werd bijgevolg als een bedreiging voor het liberalisme zelf ervaren. De impact van de Russische acties in Polen op diens beeldvorming in het Westen, werd dus versterkt doordat het samenviel met de eerste grote overwinningen van het liberalisme in Europa.114 Het “unitaire Europa” begon vanaf 1830 te verdwijnen tezamen met de Ancien Regimes van het Westen. Vanaf dan ontstond de perceptie van een politiek-culturele tweedeling van Europa in een westers en oosters blok. De vijf Europese grootmachten werden toen in twee kampen verdeeld. Aan de ene kant had men de liberale, maritieme machten, Engeland en Frankrijk, aan de andere kant stonden de monarchistische, continentale machten, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. De ideologische tweedeling manifesteerde zich dus ook op het geografisch niveau. Westerlingen die echter welwillend waren tegenover de drie continentale grootmachten plaatsten deze landen mentaal in Noord-Europa.115 Hier kan men vaststellen dat de term Oost-Europa niet louter op een objectieve geografische beoordeling is gebaseerd maar een impliciet waardeoordeel bevat. De eerste helft van de 19de eeuw werd op politiek niveau gedomineerd door een Manicheïstisch wereldbeeld. Staten bevochten elkaar niet langer enkel en alleen voor macht maar voor de overwinning van “het goede” over “het kwade”. Geen van beide kampen kon een verandering van de interne status quo bij de ander als een puur interne kwestie ervaren. Onderdrukking van liberalisme in Warschau of Budapest werd ervaren als een gevaar voor de vrijheden in Parijs of Milaan. Revolutie in Brussel of Rome werd als een voorbode ervaren van revolutie in Wenen of Berlijn.116 Aldus werd het patroon van de vorige eeuw op zijn kop
114
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, pp 92-93 Ibid. pp 96-97 116 Ibid. p 97 115
44
gezet. “Progressief Europa”, die tot voor kort de grootste verdediger van Rusland in Europa was geweest, was nu haar grootste vijand geworden.117 Rusland werd de focus van de hoop en angsten van de twee Europa‟s. Op politiek niveau was ze stabieler dan Pruisen en Oostenrijk en op het vlak van militaire macht kende ze geen gelijke op het continent. Rusland was dus de machtigste van de drie absolutistische grootmachten, hetgeen ervoor zorgde dat zij ervaren werd als de grootste bedreiging voor westerse vrijheden en vooruitgang. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat het tweede kwart van de 19de eeuw een hoogtepunt vormt van negatieve literatuur over Rusland in het Westen. De stereotypen die toen geformuleerd werden blijven tot de dag van vandaag de beeldvorming omtrent Rusland in het Westen beïnvloeden.118
Eén van de belangrijkste bronnen voor dergelijke negatieve clichés was het reisverslag van markies de Custine, La Russie en 1839, die vlak na publicatie een internationale bestseller werd. Dit werk kwam des te overtuigender over doordat de auteur zelf een tegenstander was van de liberale overwinningen van 1830. De Custine verkondigde dat hij naar Rusland was gereisd om een maatschappij te observeren die niet besmet was geraakt door het “revolutionaire virus”. Wegens deze doelstelling had de Russische overheid de reis van De Custine vergemakkelijkt. Men hoopte namelijk dat dit werk de negatieve publiciteit ten gevolge van de onderdrukking van de Poolse opstand teniet zou doen.119 Dit bleek echter een grove misrekening te zijn.
Ondanks de nostalgische verlangens van de markies naar het Ancien Regime, was hij gechoqueerd door de repressieve maatregelen van Nicholas I. Het tsarenrijk was volgens hem een gigantische gevangenis waarvan de inwoners, geschaduwd door spionnen, schrik hadden om in alle eerlijkheid tegen elkaar te praten, zelfs om voor zichzelf te denken. In tegenstelling tot het dominante beeld van de vorige eeuw, verklaarde De Custine dat het werk van Peter De Grote één grote mislukking was geweest. Diens hervormingen waren uiteindelijk onmogelijk gebleken doordat Rusland van nature te “barbaars” en Aziatisch was om ontvankelijk te zijn voor de “Europese beschaving”: “un Empire de façades (…) La Russie est policée non
117
Ibid. p 100 Ibid. pp 97-98 119 Ibid. p 98 118
45
civilisée.”120 In het voorgaande merkt men dat het denkbeeld van “de Potemkinse dorpen” de beeldvorming van Rusland in het Westen op een negatieve manier beïnvloedt. Het idee dat al het merkbaar positieve in Rusland een gevolg is van bewuste misleiding, is dan ook een thema die tot de dag van vandaag de perceptie van Rusland in het Westen in een bepaalde richting stuurt.
Volgens markies de Custine was het despotisme van Rusland een bedreiging voor Europa. De achterliggende redenering hiervoor was dat het “oriëntaals despotisme” van Rusland een veroveringsdrang genereerde die alleen bevredigd kon geraken door de vernietiging van de “westerse beschaving”.121 Dat men kon beweren dat Rusland niet behoorde tot de “Europese beschaving” was een gevolg van een herdefiniëring van deze term in de 19de eeuw, onder invloed van de Romantiek. De 18de-eeuwse Westerse definitie van Europa als een beschaving had het mogelijk gemaakt om de etnische en historische verschillen met Centraal- en OostEuropa te negeren. De vroeg-19de eeuwse fascinatie voor de historische wortels van het eigen volk maakte de voortzetting van deze ingesteldheid echter onmogelijk.122 In de 19de eeuw ontstond er in het Westen een denkbeeld die beschaving beschouwde als “een genealogie van vrijheid”. Volgens deze definitie was de eigenheid van de Europese beschaving te vinden in zijn historische evolutie, van Middeleeuws Christendom via Humanisme en Reformatie naar het Verlicht rationalisme. Het was deze veronderstelde eeuwenoude drang naar vrijheid die Europa superieur had gemaakt ten opzichte van Azië. Dit betekende dat Europa iets was waar naties sinds hun oorsprong toe behoorden. Het was onmogelijk om hiervan en route een deel te worden. Deze ingesteldheid staat in sterk contrast met de definitie van beschaving ten tijde van de Verlichting, waarbij men beschaving beschouwde als het emanciperen van de primitieve wortels van het verleden.123
Beschaving werd aldus niet meer als universeel menselijk ervaren, het was een exclusief Europese eigenschap. Aldus ontstond in de 19de eeuw de veronderstelling dat Rusland helemaal niet tot Europa behoorde en dat ze dat ook nooit echt had gedaan. Peter De Grote had haar slechts onder de invloed van de “Europese beschaving” gebracht in de meest recente fase van diens evolutie naar totale vrijheid. De positieve invloeden van de Verlichting in 120
Ibid. pp 98-99 Ibid. 122 Ibid. p 133 123 Ibid. p 128 121
46
Rusland waren zogezegd totaal teniet gedaan door het reactionaire regime van Nicholas I. Aldus werd in de 19de eeuw Rusland in gedachten opnieuw verbannen naar de koude Aziatische steppes.124 Deze mentale ingesteldheid werd samengevat in een 19de eeuws gezegde: “grattez un Russe et vous trouverez un Tartare.”125
Tsaar Nicholas I
126
De gevolgen van de heerschappij van Nicholas I kan men paradoxaal noemen. Het was namelijk door de doorgedreven verwestersing van de Russische elite dat men zowel in Rusland als in het Westen, Rusland opnieuw mentaal buiten Europa begon te plaatsen. Het repressief beleid van Nicholas was een defensieve reactie van de autocratie tegen de opkomende westerse culturele normen in eigen land. Dit maakte van Rusland de natuurlijke bondgenoot voor alle buitenlandse reactionaire krachten maar eveneens de gezworen vijand van liberaal en progressief Europa. Dit betekent echter niet dat het beleid van Nicholas I onEuropees was. Het probleem was dat Rusland een klassiek Europees Ancien Regime was geworden op het moment dat de bakermat van dit systeem begon over te schakelen naar een nieuwe staatsvorm.127
124
Ibid. p 102 Ibid. p 129 126 nl.wikipedia.org/wiki/Nicolaas_I_van_Rusland 127 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, p 139 125
47
1.4.2 Rusland als culturele redder van Europa Vanaf de eerste helft van de 19de eeuw begon men in het Westen Rusland opnieuw als een aparte, Aziatische, beschaving te ervaren. In de tweede helft van de 19de eeuw verdween deze negatieve beoordeling niet maar ze werd wel geleidelijk aan naar de achtergrond verbannen.128 Deze mentaliteitswijziging gebeurde onder invloed van grote veranderingen in het Westen en Rusland sinds het einde van de Krimoorlog (1856). In de jaren 1860 voltrok zich in Rusland namelijk een tweede revolutie van bovenuit sinds dat land een Europese grootmacht was geworden. Deze revolutie was een gevolg van het beleid van tsaar Alexander II, hetgeen de kloof tussen Rusland en het Westen opnieuw drastisch verkleinde. De Grote Hervormingen van dit decennium emancipeerden de lijfeigenen en zorgde voor de oprichting van onafhankelijke rechtbanken en lokale vertegenwoordiging, waardoor Rusland de basis kreeg voor een moderne civiele maatschappij.129
130
Spotprent ten tijde van de Krimoorlog: Franse soldaat wijst een kozak de weg naar Constantinopel.
Europa was toen verdeeld in drie, in de plaats van twee, culturele zones: de liberale maatschappijen van West-Europa; de gemengde maatschappijen van Centraal-Europa; en het hervormde, maar nog steeds Ancien Regime, Rusland. Rusland werd bijgevolg met twee verschillende Europa‟s geconfronteerd. Zowel West- als Centraal-Europa hadden hun eigen motieven om Rusland in deze periode opnieuw in een positief daglicht te plaatsen. In WestEuropa begon men te geloven dat de geschiedenis zich manifesteerde als een lineaire ontwikkeling richting constitutionele democratie en economisch liberalisme. Alhoewel conservatisme en Romantiek in dit deel van Europa bleef voortbestaan, begonnen deze 128
Ibid. p 163 Ibid. 130 www.hurktoilet.nl/weblog/wreageer.php?id=1079&stuurdoor=nee&categorie= 129
48
denkkaders het onderspit te delven ten voordele van het progressief positivisme. In CentraalEuropa was de invloed van het positivistisch denken daarentegen minder algemeen verspreid en bleef men langer vasthouden aan de denkbeelden van de Romantiek.131
Via het positivistisch gedachtegoed begon men in West-Europa in een zekere convergentie van Rusland met de “Europese beschaving” te geloven. Rusland had nog steeds een grote achterstand maar was duidelijk in de juiste richting aan het evolueren. In Centraal-Europa was men daarentegen vijandig gezind tegenover deze “beschaving” en hechtte men meer belang aan de “cultuur van het volk”. In dit deel van Europa percipieerde men Rusland als een land dat nog niet te erg was aangetast door de kwalen van de moderniteit. Men bewonderde Rusland voor diens spirituele eigenschappen en het behoud van diens “volksgeist”. Aldus begon men vanaf de hervormingen van Alexander II Rusland opnieuw mentaal binnen Europa te plaatsen. In West-Europa werd Rusland bewonderd voor diens invoering van moderniteit terwijl men in Centraal-Europa juist het onmoderne karakter van diens samenleving ophemelde.132 Dit laatste was schatplichtig aan een zeer invloedrijk denkbeeld: de wedergeboorte van Europa door Azië. Sommige aanhangers van de Romantiek bezaten namelijk de overtuiging dat de Oosterse culturen en religies een remedie konden vormen voor het materialisme, mechanisme en republicanisme van de “Westerse beschaving”.133
Aangezien de Krimoorlog had aangetoond dat Rusland op militair vlak eigenlijk geen bedreiging vormde voor de maritieme grootmachten, begon men in het Westen de kalmte van geest te herwinnen die het mogelijk maakte om Rusland opnieuw beter te begrijpen. In de periode 1856-1905 begon in West-Europa aldus de angst voor Rusland als een bedreiging voor “de Europese beschaving” geleidelijk aan te verdwijnen. Men begon haar terug zoals in de 18de eeuw gelijk te stellen met de andere Europese grootmachten.134 Aldus veroorzaakten de interne condities van het Westen dat men een meer genuanceerd beeld van de interne Russische situatie verkreeg. Hetgeen in sterk contrast stond met de voorgaande semimythologieën van de philosophes of markies de Custine.135
131
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, pp 164-165 Ibid. 133 SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, p 159 134 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 167 135 Ibid. p 179 132
49
1.4.3 Rusland en België in de 2de helft van de 19de eeuw
De Russische nederlaag in de Krimoorlog had het Westen duidelijk gemaakt dat de panische angst voor de militaire dreiging van dat land ongegrond was geweest. Alhoewel de angst verdween, valt het op dat de negatieve beeldvorming hardnekkig is blijven voortbestaan en een bron vormde van wantrouwen en minachting voor alles wat Russisch was. De Grote Hervormingen van tsaar Alexander II zouden echter een toenadering tot het Westen in gang zetten die geleidelijk aan de mentale herintrede van Rusland tot Europa als gevolg had. Deze positieve invloed op de Westerse beeldvorming van Rusland en het hardnekkige karakter van de negatieve stereotypen, kunnen aangetoond worden via een aantal Belgische voorbeelden. We zullen de negatieve stereotypen over Rusland bij de Belgische bevolking bespreken aan de hand van het voorbeeld van Belgische arbeiders die naar Rusland emigreerden om hun brood te verdienen. Om de positieve beeldvorming gedurende deze periode te illustreren richten we onze blik eerst naar de Belg Gustave de Molinari, professor in politieke economie.
50
1.4.3.1 Rusland door de ogen van De Molinari, een Belgische liberaal
136
„Alexander II begon zijn bewind op een liberale manier, wat onmiddellijk een levendige belangstelling voor Rusland opwekte bij De Molinari. De verlaging van de douanetarieven in Rusland werd in 1857 vurig onthaald door het weekblad L’Economiste belge. Dit tijdschrift, waarvan De Molinari uitgever was, vormde de belangrijkste spreekbuis voor de aanhangers van vrije handel. Later dat jaar schreef de Belgische geleerde met nog meer geestdrift over de vooruitgang van de hem dierbare ideeën van vrede en vrijheid van handel in het verre Rusland.‟137 „In zijn artikels komt een thema naar voren dat typisch was voor De Molinari in die jaren. Een paradox: terwijl het Aziatische, autocratische Rusland zijn douanetarieven verlaagde, hield het liberale België nog vast aan het verouderde protectionisme. De regering van de tsaar stond welwillend tegenover de ideeën van laissez-faire op het gebied van werk en handel. (…) In België daarentegen, in Gent en Luik, oefenden de conservatieve protectionisten een fnuikende invloed uit. (…) De auteur was zo aangegrepen door deze tegenstelling, dat hij uitriep: “Vous verrez que notre propagande convertira à la cause de la liberté de commerce les Cosaques et les Bashkirs avant de convertir les Gantois! ”‟138 136
http://praxeology.net/anarcres.htm RONIN, V., “Gustave de Molinari in de Russische pers”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 30-31 138 Ibid. p 31 137
51
Tijdens een vergadering op 20 december van de Société Belge d’économie politique had de Russische professor Kapoestin het over de eerste stappen die de Russische regering had gezet om de lijfeigenschap af te schaffen. Enkele weken later stond in L’Economiste Belge de bevrijding van de boeren in Rusland lijnrecht tegenover het behoud van de militaire dienstplicht in België.139 Het voorgaande toont duidelijk aan dat, net zoals de philosophes in de 18de eeuw, De Molinari Rusland gebruikte om hervormingen in eigen land te promoten. Het is dan ook niet toevallig dat De Molinari graag de woorden van Voltaire citeerde: “C’est du Nord aujourd’hui que nous vient la lumière.”140 „De Molinari schreef sinds 1856 artikelen over economische thema‟s voor de Brusselse krant Le Nord, die opgericht was en uitgegeven werd door agenten van de Russische regering. Dit “buitenlandse” persorgaan moest de politieke belangen van Rusland verdedigen. Mede dankzij de bijdragen van De Molinari kreeg deze officieuze krant van de Petersburgse bureaucratie het aanzien van een uiterst liberaal orgaan. Later zou De Molinari eveneens artikels schrijven voor tijdschriften met een Russisch lezerspubliek.‟141 „De motieven van De Molinari om voor Russische tijdschriften te werken komen duidelijk naar voren in zijn Ekonomitsjeskaja korrespondentsia uit Brussel van 9 april 1858 en in zijn artikel De l’abolition du servage en Russie in L’Economiste belge van drie maanden later. In Rusland gebeurden volgens hem grote veranderingen die van even groot belang waren als de Franse Revolutie van 1789. De hervormingen werden door de Russen echter zonder revolutionair geweld, vreedzaam en in een liberale geest doorgevoerd, hetgeen volgens De Molinari de enige juiste manier is‟142: “Barbaarse volkeren maken revoluties, ontwikkelde volkeren volgen de weg van hervormingen.”143 Een gevolg van deze redenering is dat het Rusland beschaafder voorstelt dan België of Frankrijk. „Volgens De Molinari zou de politieke economie in Rusland, in tegenstelling tot België, gelukkig enorm veel achting en aandacht genieten. De vele Russische kranten en tijdschriften, die economische problemen behandelden en de ruime weerklank die er op economisch en financieel onderzoek kwam, getuigen dat “la Russie possède, proportion gardée, autant d’esprits éclairés et progressistes qu’aucune autre nation de l’Europe, en exceptant peut-être 139
Ibid. p 31 Ibid. p 34 141 Ibid. p 32 142 Ibid. p 33 143 Ibid. p 37 140
52
la seule Angleterre.” In Rusland werd politieke economie op de universiteiten gedoceerd om zo de jeugd te behoeden voor “de dwalingen van het socialisme”.‟144 „Rusland zou dus ontvankelijk zijn voor De Molinari‟s ideeën. Ze zouden daar zelfs meer succes kennen dan in België of Frankrijk, waar de rampzalige revolutie van 1848 wantrouwen tegenover de liberale hervormingen en de economische wetenschap zelf had opgewekt. Sterker nog, het voorbeeld van Rusland met zijn hervormingen zou de Westerse landen juist “uit deze nadelige verstarring halen, waartoe de reactie op het socialisme ons heeft geleid.” (…) In de zomer van 1858 werd in Petersburg het douanerecht voor brood afgeschaft, in Luik wees de stadsraad een analoog voorstel af. Ruslands voorbeeld zou dus, volgens De Molinari, de positie van het liberalisme ook in België kunnen verstevigen.‟145
Men mag natuurlijk niet de fout maken om de russofiele houding van De Molinari als een vertegenwoordiging van de algemene Belgische opinie ten opzichte van Rusland te beschouwen. Het valt echter niet te ontkennen dat De Molinari een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd tot het verzachten van de overdreven negatieve beeldvorming van Rusland uit de eerste helft van de 19de eeuw. Zoals we al hebben gezien was dergelijke beeldvorming een manifestatie van de irrationele angst van West-Europa voor de “Russische dreiging” die culmineerde in de Krimoorlog. Deze angst was in België uiterst reëel gebleken. „Tsaar Nicholas I erkende het uit de revolutie geboren België niet en was in 1830 zelfs van plan geweest om zijn Hollandse familielid Willem I militaire hulp te bieden.‟146 „Zoals men uit het boek Lettres sur la Russie kan afleiden, werden de successen die het economische liberalisme in het toenmalige Rusland kende, door De Molinari fel overdreven voorgesteld.‟147 De betrouwbaarheid van de persoonlijke mening van De Molinari is hier echter van geen belang. Dat „zijn brieven over Rusland reeds in 1860 in hun geheel gepubliceerd werden in L’Economiste belge en nadien in boekvorm werden uitgebracht‟148 is dat wel. „In deze brieven gaf De Molinari openlijk toe dat de politiek van de Russische regering nog ver afstond van het echte liberalisme. Hij klaagde steen en been over de censuur die het vormingswerk van de liberale pers bijna teniet deed. In die willekeur van de censuur zag hij een ongelukkige Russische traditie van de almachtige ambtenarij. De bureaucratische 144
Ibid. p 33 Ibid. 146 Ibid. p 40 147 Ibid. p 38 148 Ibid. p 39 145
53
onderdrukking en de alomtegenwoordige reglementering werden volgens hem slechts door één “noodzakelijk correctief” tegengehouden, schreef hij sarcastisch, namelijk door corruptie.‟149 Men kan dus niet beweren dat deze brieven pure pro-Russische propaganda waren. „Dergelijke kritiek van De Molinari is natuurlijk niet te vinden in zijn bijdragen voor Moskouse tijdschriften. Naast de angst voor censuur moet men ook rekening houden dat De Molinari zijn aanzien en invloed in Rusland zo hoog mogelijk wou houden. Hij was bijgevolg genoodzaakt om een diplomatische aanpak te volgen, maar dat plaatste hem in 1863 tussen twee vuren. In dat jaar hadden de Polen opnieuw een opstand tegen de Russische autoriteiten gestart. De publieke opinie in België, Frankrijk en het door De Molinari geliefde Engeland stonden aan de kant van Polen.‟150 De Belgische professor moest kiezen en uiteindelijk bleef hij trouw aan zijn Russische broodheren.151 „De sympathie die de Belgen voor Polen voelde, verklaarde De Molinari door “de oude revolutionaire geest” die nog gistte bij een massa van zijn landgenoten en door “de nog sterke haat tegen Rusland”. Over “de oude revolutionaire geest” van de Belgen schreef hij duidelijk afkeurend. Hij protesteerde eveneens tegen de onrechtvaardige en volgens hem partijdige houding van het Westen tegenover de Russen. “Rusland, dat bij ons over het algemeen weinig bekend is, is (…) in de ogen van diezelfde massa een belichaming van de ideeën van het absolutisme gebleven, terwijl de Polen vanwege hun strijd tegen Rusland als ridders van de vooruitgang en emancipatie der volkeren beschouwd worden.” Het “Polonisme” van de Belgen noemde hij “een zinloze manie” en hij stelde dat Poolse emigranten in België het tsaristisch leger belasterden en gaf Rusland de raad om energieker te proberen de publieke opinie in het Westen te beïnvloeden.‟152 „Na de onderdrukking van de Poolse opstand kwam de reactionaire strekking in de binnenlandse politiek van Aleksander II steeds duidelijker tot uiting. Toch bleef De Molinari even sterk als voorheen overtuigd van Ruslands liberale perspectieven. Hiervan getuigen de publieke lezingen die hij gaf tijdens zijn tweede reis naar Petersburg in 1865. Nieuw hier was de scherpe polemiek die hij met de Westerse publieke opinie voerde. De troepen van de tsaar 149
Ibid. Ibid. pp 39-40 151 Ibid. 152 Ibid. p 40 150
54
veroverden in die dagen Centraal-Azië, hetgeen voor een heropleving van de angst voor de “Moskouse barbarij” en diens territoriale expansie zorgde.‟153 „Reeds in de eerste lezing haastte hij zich om zijn standpunt uit te leggen: “Ik weet maar al te goed dat men bij ons in het Westen bang is voor de Moskouse barbarij. Ik moet bekennen dat dit me aan het lachen maakt! De hoogste geciviliseerde laag van de Russische maatschappij heeft zich al met alle mogelijke verfijningen van de beschaving vertrouwd gemaakt. Maar ook de laagste klassen van uw volk zijn zo eerlijk, zo verstandig, zo werkzuchtig, zo gastvrij tegenover buitenlanders, dat ik denk dat vele geciviliseerde volkeren u zouden kunnen benijden. Men maakt ons zo bang voor het succes van de Russen in Rusland en men probeert dit nieuwe succes in Azië als iets verschrikkelijks voor te stellen. Hierop wil ik het volgende antwoorden: als Rusland succes oogst in Azië, zoveel te beter. Lieve hemel! Want wat betekent dat succes: zo wordt de civilisatie immers verspreid!”‟154
Dit laatste was de mening over Rusland die in de komende decennia de overhand begon te halen: het beeld van Rusland als beschaver van zijn Aziatische landsdelen. Dat deze positieve interpretatie van Rusland ten tijde van het kolonialisme algemeen verspreid geraakte was geen toeval. De Europese bevolking begon zichzelf toen als de brengers van “de beschaving” in de wereld te ervaren. Dit wereldbeeld plaatste Rusland geleidelijk aan weer mentaal binnen Europa.
153 154
Ibid. p 41 Ibid.
55
1.4.3.2 Rusland door de ogen van Belgische arbeiders „In het jaar 1900 verscheen in het populaire Russisch tijdschrift Mir Bozji een groot artikel over het leven van de Belgische arbeiders in Rusland. Dit was een uniek en erg gedetailleerd sociologisch, etnografisch en psychologisch beeld van ongeveer 300 Walen die met hun familie naar Rusland waren gekomen om er in een glas- en spiegelfabriek aan de zuidelijke kust van de Finse Golf te werken.‟155 Aan de hand van dit artikel kan men een gedetailleerd beeld krijgen van de indrukken die Rusland naliet in de gedachten van deze arbeiders. „Ieder van hen wist dat er in Rusland een Donetsbekken was, de Oeral, Petersburg en Moskou. “Petersburg en Moskou zijn de hoofdsteden (twee slechte varianten van Brussel). De tsaar zit in Petersburg, zoals de koning in Brussel, maar een parlement is er niet. (…) Uit een oude encyclopedie weten ze dat er ergens “steppi” zijn waar kozakken wonen. Zowel de steppen als de bewoners ervan boezemen hen angst in, want ze hebben gehoord dat ze er vetkaarsen eten en de zweep en de “knoet” gebruiken. In Petersburg is dat verboden. Voor zover ze begrijpen doen ze daar niets anders dan verbieden. Zo hebben we eens vrij lang met een (Belgische) arbeider zitten praten over de Dreyfus-affaire. Plots scheen hij zich iets te herinneren, hij onderbrak zichzelf en vroeg:“Wacht eens even, lezen jullie echt Franse kranten?” “Waarom per se Franse?” antwoord ik. “Ik lees Russische kranten.” “Mogen de Russische kranten dan over politiek schrijven?” Een andere Waal gaf in mijn plaats een al even zelfverzekerd antwoord: “Natuurlijk, over buitenlandse politiek mag. In Russische kranten is het alleen verboden om over binnenlandse politiek te schrijven, maar over buitenlandse schrijven ze zoveel ze maar willen.”‟156 „Met de Russen liepen deze Belgen niet erg hoog op. Het woord le moujik (boer) is één van de eerste die ze leerden kennen. Deze benaming gaven de Belgen aan eender welke gewone Russische man. “Hoewel dit woord voor hen geen scheldwoord was, spraken de Belgen enkel met verachting over de moezjiek. Als ze niet te verlegen zijn om u te zeggen wat ze denken, zal u vaak van hen horen dat de Russische moezjiek een doerak (stommeling) is en als dat u irriteert, leggen ze u onmiddellijk uit hoe ze tot die mening zijn gekomen. Vol enthousiasme en met vurige ogen zullen ze u vertellen dat je een moezjiek niet anders kunt noemen, want hij
155
RONIN, V., “Seul dans le grand désert, Enfant de la Belgique… Een Russisch tijdschrift over Belgische arbeiders in Rusland", in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 55 156 Ibid. pp 65-66
56
verdraagt van iedereen dat ze hem een doerak noemen en klopt hiervoor nooit iemand op zijn rozja (smoel). Met een volkomen eerlijk gevoel van verontwaardiging en opwinding legt de Belg u uit dat niemand van de Belgen ooit zo‟n beledigende naam zou pikken. Een moezjiek pikt het niet alleen, maar voelt het zelfs niet als een belediging aan en als dat zo is, wil dat zeggen dat hij inderdaad een stommeling is. Het is typisch dat deze mening algemeen gedeeld wordt. Eender welke Belg met wie je het hierover zou hebben, zal even verontwaardigd en op dezelfde manier aantonen, dat een moezjiek inderdaad een stommeling is. Sommigen voegen er alleen heimelijk ontzet en fluisterend aan toe:“Hij wordt aldoor geslagen, ja, geslagen… en hij houdt zijn mond!””157 De eeuwenoude beeldvorming omtrent de “slaafs Aziatische” oorsprong van Rusland is duidelijk de oorzaak van dit algemeen verspreid vooroordeel bij de Belgische arbeiders. Dit kan men afleiden uit het feit dat Chateaubriands oordeel over de Oriënt hier naadloos bij aansluit: “Van vrijheid weten zij niets; welvoeglijkheid kennen zij niet: geweld is hun God.”158 „Volgens de auteur van het artikel “kent de Belg Rusland over het algemeen niet. Hij vervloekt het Russische klimaat, de ondoordringbare sneeuw in de winter en het al even ondoordringbare zand in de zomer. Het Russisch is hem vreemd en staat ver van zijn bed.” Hier spreekt de auteur zichzelf echter tegen, omdat hij verder zegt dat de Belgische arbeiders bereid zijn om zo snel mogelijk Russisch te leren begrijpen en spreken “om niet in de nesten te raken en om er zelf meer voordeel uit te halen”. Alles wijst er echter op dat de Belgische arbeiders zelfs intensiever dan zakenmensen de Russische taal leerden in Rusland. Bovendien gingen de arbeiders uit Charleroi blijkbaar vrij veel met Russen om ondanks al hun verachting voor de moezjiek.‟159 Hier kan men vaststellen dat een negatieve beeldvorming zich nooit slechts in één richting manifesteert maar een wederzijdse dynamiek is. Aldus versterken en herbevestigen ze elkaar en werken negatieve vooroordelen als self-fulfilling prophecies.
Belgische zakenlui die naar Rusland reisden om eigen fabrieken op te starten, bezaten eveneens een negatief beeld van Rusland en de Russen. Getuige hiervan is het voorbeeld van Louis de Behr. „Over de Russische arbeiders is Louis de Behr aanvankelijk niet zo tevreden. “Een Franse timmerman levert veel beter werk dan een Rus en doet het bovendien vijf keer zo snel. Ik was trouwens erg blij toen de Belgische metselaars aankwamen. Zij werken tenminste 157
Ibid. pp 66-67 SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005, 227 159 RONIN, V., “Seul dans le grand désert, Enfant de la Belgique… Een Russisch tijdschrift over Belgische arbeiders in Rusland", in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 67 158
57
door, je ziet dat het opschiet. Ik heb nog nooit zoveel geschreeuwd, getierd mag ik wel zeggen, als op de Russen; ze zijn lui, ze stelen en leveren slecht werk.” Louis had misschien liever alleen met Belgen gewerkt, maar de Russische wet liet dat niet toe.‟160
Het niet aflatende en algemeen verspreid superioriteitsgevoel van de Belgen zou De Behr later echter zelf weerzinwekkend beginnen te vinden. Op een dag werd alles in gereedheid gebracht voor hoog bezoek. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis schreef Louis aan zijn ouders het volgende: “De drie directeuren waren de enige aanwezigen, de rest werd op een afstand gehouden. Zo gaat dat in Rusland. Die nieuwe directeuren, arbeiderszonen en zelf arbeiders of gewone ingenieurs in België, worden hier autoritairder en pedanter dan de echte Russische bojaren. Het is droevig en weerzinwekkend tegelijk.”161 Door de wederzijdse afgunst tussen Russische en Belgische arbeiders werd de onderneming van De Behr in Rusland een totale mislukking. Dit toont allemaal aan hoezeer men in België Rusland en de Russen vanuit negatieve vooroordelen beoordeelde. De negatieve beeldvorming van Rusland was dus niet verdwenen aan het einde van de 19de eeuw. Desondanks werd Rusland niet als on-Europees ervaren, maar het bleef wel gezien worden als het meest achterlijke en onbeschaafde deel van Europa.
160
BONEBAKKER, S., “Konstantinovka, een Belgische kolonie in de steppe”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 75 161 Ibid. p 76
58
1.5
Oorlog en Revolutie : 1914-1922
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog zagen de meeste West-Europeanen Rusland als een deel van Europa. Het werd ervaren als een Europees land waarvan het territorium zich toevallig rechtstreeks tot in Azië uitstrekte.162 Alhoewel ze nog niet voldeed aan de hoogste Westerse standaarden, werd ze gezien als een natie waarmee beschaafde landen op gelijke voet mee konden samenwerken. Deze verandering was een gevolg van het dominerend geloof in Ruslands convergentie met het Westen. Gedurende de jaren voor 1917 determineerden alle Europese staten hun houding ten opzichte van Rusland op een rationele basis: er werd niet meer blindgestaard op Ruslands veronderstelde Aziatische oorsprong. Men begon opnieuw de houding ten opzichte van Rusland ondergeschikt te stellen aan de geopolitieke belangen, zoals ten tijde van Peter De Grote en Alexander I.163
In de korte periode van 16 jaar, tussen 1891 en 1907, verdween de oude verdeling van de vijf grootmachten op ideologische basis.164 Ruslands politieke bondgenoten aanvaardden haar hulp wetende dat een mogelijke overwinning een verdere westwaartse expansie van dat land zou veroorzaken. Deze mogelijkheid werd in het Westen niet langer als een grote culturele bedreiging ervaren.165 De desastreuze gevolgen van de Eerste Wereldoorlog zou deze situatie weer op zijn kop zetten. De Russische revolutie van 1917 veroorzaakte namelijk voor de heropleving van de negatieve perceptie van Rusland in het Westen. De westerse beoordeling van de USSR was echter nooit eenduidig, zoals dat wel het geval was geweest gedurende bepaalde periodes van het imperiale Rusland. Vanaf 1917 ontstonden er in het Westen verschillende beoordelingen over Rusland en de Russen die niet compatibel waren. Alhoewel sommige denkbeelden de neiging hadden om dominant te zijn gedurende bepaalde periodes, bestonden ze ook gelijktijdig en konden ze onder bepaalde omstandigheden zelfs samensmelten.166
162
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 292 Ibid. pp 236-237 164 Ibid. p 239 165 Ibid. p 240 166 Ibid. p 293 163
59
1.5.1 De Russische omwenteling
Aan de vooravond van de eerste totale oorlog was de verdeling van Europa, op ideologische basis, totaal verdwenen. De dichotomie tussen Ancien en Nouveau Regimes had het onderspit gedolven ten voordele van een pan-Europese Machtpolitik. Hierdoor lieten Frankrijk en Groot Brittanië, de oude vijanden van Rusland en de maatschappijen die het verst van haar afstonden, zich door de verdediging van tsaristische belangen in de Balkan meeslepen in een algemene Europese oorlog. Geen van beide landen kon namelijk toelaten dat een Russische nederlaag de Duitse macht op het continent zou vergroten. Tegelijkertijd hadden Duitsland en Oostenrijk, Ruslands voormalige bondgenoten en de maatschappijen die het meest op het hare leken, eveneens de ideologische overwegingen opzij gelegd. De vernietiging van de grote macht van hun oosterse buur was nu een topprioriteit voor beide landen geworden. 167 Het was uit de ruïnes van dit meest oostelijke Europees Ancien Regime dat het allereerste communistisch regime op het wereldtoneel verscheen. Het “spook van het communisme” dat door Europa dwaalde sinds 1848 kwam aan de macht waar men ze het minst verwacht had. Dit gebeurde echter niet volgens het voorspelde mechanisme van klassenstrijd maar via een kettingreactie van vernietiging in gang gezet door oorlog.168
In 1917 had de oorlog voor de mobilisatie van ongeveer acht miljoen Russische boeren gezorgd langs een front dat duizenden kilometers lang was. Een dergelijke concentratie bracht deze arme boeren voor het eerst in een positie waar ze een zekere politieke macht konden uitoefenen. De oorlog veroorzaakte eveneens de verstoring van de fragiele Russische industriële economie, hetgeen ernstige tekorten aan voedsel en brandstof veroorzaakte. Aangezien Rusland de oorlog aan het verliezen was, ontstond er opnieuw een beweging die de macht van de monarchie in vraag trok en een grondwet eiste. Tegen deze achtergrond ontstond, in februari 1917, een algemene staking in Petrograd (het vroegere Sint-Petersburg) als protest tegen het voedseltekort. Toen soldaten weigerden op de massa te schieten escaleerde deze straatactie in muiterij. Deze muiterij werd een revolutie op het moment dat het oppercommando van het leger zijn steun aan de tsaar onttrok en de geschrokken liberalen in de Doema een voorlopige regering vormden.169
167
Ibid. p 243 Ibid. p 245 169 Ibid. 168
60
Het tsaristisch rijk begon te desintegreren kort na de Februari Revolutie. Na het verdwijnen van het keizerlijk hof begon het keizerrijk zelf te wankelen en de liberale Voorlopige Regering slaagde er niet in om zijn autoriteit over het hele territorium van het vorig regime te doen gelden. In juni 1917 verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk en begon aan aparte vredesbesprekingen met Duitsland. Kort daarna verklaarden Georgië en Finland zich eveneens onafhankelijk van het Russisch rijk. De vrede van Brest-Litovsk veroorzaakte een verdere afbrokkeling van het Russisch territorium. Dit was de situatie in juli 1918 toen het Vijfde Alrussische Sovjetcongres een grondwet aanvaardde voor het nieuwe land: de Russische Sovjet Federatie van Socialistische Republieken (RSFSR). De nationale minderheden van dit mini-Rusland kregen wel culturele autonomie, maar niet het recht om zich van de federatie te onttrekken.170
Het verdrag van Brest-Litovsk werd ongeldig verklaard in november 1918 en toen de Russische burgeroorlog tot een einde kwam in 1921 had Rusland een groot deel van zijn verloren territoria gerecupereerd. Aangezien de onafhankelijkheid van Oekraïne, Georgië en Armenië erkend werden door de rest van Europa was een militaire annexatie van deze republieken uitgesloten. Politieke controle vanuit Moskou werd opgelegd via de versterking van de macht van lokale bolsjewistische organisaties.171 In het midden van 1922, na de introductie van de Nieuwe Economische Politiek (NEP) die een heropleving van de economie veroorzaakte, leek het moment gekomen voor een nieuwe grondwet die de politieke eenheid van het nieuwe land zou garanderen. Volgens een voorlopig ontwerp van de nieuwe grondwet, waarbij veel inbreng van Stalin merkbaar is, zouden Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Armenië en andere republieken toetreden tot de Russische Federatie. Stalin was namelijk een voorstander van een gecentraliseerde staat waarin de Russische republiek een dominante rol zou krijgen.172
Lenin was niet tevreden met dit voorstel. Hij was een voorstander van de creatie van een “open unie” van gelijke republieken in de hoop dat, eens het kapitalisme in andere landen van Europa en Azië omvergeworpen werd, meerdere landen zich bij deze unie zouden aansluiten. Volgens Lenin was het Russisch nationalisme het grootste obstakel voor de transformatie van
170
MEDVEDEV, R. en MEDVEDEV, Z., The Unknown Stalin, New York, 2003, p 264 Ibid. 172 Ibid. pp 265-266 171
61
de Russische Revolutie naar een wereldwijde opstand van het proletariaat. 173 Het verdere verloop van deze politieke strijd tussen Lenin en Stalin zal in het volgende hoofdstuk besproken worden.
Door de plotse regimewissel werd de relatie tussen Rusland en het Westen alweer op zijn kop gezet. Rusland was niet meer Europa‟s meest onderontwikkelde gedeelte, maar de verwezenlijking van diens meest vooruitstrevende ideaal: het communisme. Deze bewering, waar of niet, maakte van Rusland een ideologische grootmacht. Gedurende de volgende zeven decennia werd Rusland dus niet meer beoordeeld als een natie maar als de allereerste communistische staat uit de geschiedenis van de mensheid.174 De houding van de WestEuropese bevolking ten opzichte van dit gigantisch experiment werd bijgevolg grotendeels bepaald door de persoonlijke houding ten opzichte van het socialisme. Het socialistische kamp was over het algemeen verdeeld in twee stromingen: zij die het Bolsjewisme als een realisatie van hun ideaal beschouwden vanwege de omverwerping van het kapitalisme; en zij die het als een verraad van hun ideaal beschouwden omdat het eveneens de politieke democratie had verworpen. Het is logisch dat het deel van de West-Europese bevolking dat de idealen van het socialisme afkeurden, eveneens een vijandige houding hadden ten opzichte van communistisch Rusland.175
173
Ibid. p 266 MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 246 175 Ibid. p 297 174
62
1.5.2 De Russische Revolutie vanuit Belgisch perspectief „Beschrijvingen van West-Europeanen over Rusland en de Sovjetunie waren steeds gelijk qua inhoud. Ze werden in twee varianten op de markt gebracht. Er zijn de beschrijvingen van door en door enthousiaste russofielen die ginds de menselijke diepgang hebben willen ontdekken die zij thuis niet aantroffen. Bekend was de aantrekkingskracht van Tolstoj en de tolstojanen maar zoals we eerder gezien hebben konden Westerse liberalen eveneens Rusland als een voorbeeld voor eigen land beschouwen. Later heeft de communistische leer in Sovjet-Rusland voor een nieuwe toevloed van enthousiastelingen gezorgd. De andere variant heeft in nog grotere mate mensen naar de pen doen grijpen: beschrijvingen van de verschrikkingen die men als bezoeker te zien en te beleven kreeg.‟176 Deze twee varianten illustreren we aan de hand van Belgische voorbeelden. Opvallend hierbij is de grote invloed van een vermeende ideologische convergentie of divergentie tussen de RSFSR en de waarnemer in kwestie, op diens beeldvorming van dat land.
176
MÜLLER, R., “Jules Destrée: in vaderlandse opdracht in Rusland”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 88
63
1.5.2.1 De Russische Revolutie door de ogen van een Belgische socialist „De Belgische Werkliedenpartij (BWP) heeft altijd een moeilijke relatie gehad met de Sovjetunie. Allerlei factoren kunnen daarvoor worden aangewezen. De BWP was bijvoorbeeld haast van nature anticommunistisch gezind, aangezien ze in de deugden van het parlementarisme geloofde. Voorts was de BWP tijdens de Eerste Wereldoorlog ultrachauvinistisch. De bolsjewiki hadden bijgevolg in de ogen van de BWP de oorlogsdoeleinden van de geallieerden verraden en daarmee het voortbestaan van België in gevaar gebracht. Dat waren allemaal argumenten om het bolsjewistische regime in Moskou met enige terughoudendheid, zoniet vijandschap, te bejegenen.‟177 Deze houding wordt duidelijk geïllustreerd door het verslag van de diplomatieke zending van Jules Destrée.178
Jules Destrée
179
„De socialist Destrée kwam in Rusland terecht in een milieu waarvan voor hem geen enkele bekoring uitging. Destrée demonstreerde in Rusland de liberale kanten van zijn socialistische partij en vertegenwoordigde op onverbeterlijke wijze het monarchistische en katholieke België. Medio oktober 1917 was Petrograd een stad die visueel en emotioneel totaal ontmoedigde. Destrée die zich een bezoeker uit Europa voelde, moest herinneringen aan Constantinopel oproepen om vergelijkbare beelden te vinden. De Russen maakten op hem een
177
MOMMEN, A., “Van antibolsjewisme tot diplomatieke erkenning”, in De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989, p 75 178 MÜLLER, R., “Jules Destrée: in vaderlandse opdracht in Rusland”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 81 179 www.ps-federation-liege.be/cms/ilhs/?pg_id=125
64
lijdzame indruk. Hij bespeurde geen enkele hoop op een betere socialistische toekomst in Rusland.‟180 „Destrées afkeer voor revolutionairen begon reeds op de heenreis, waar Russische emigranten als remigranten zijn reisgenoten waren. (…) Volgens Destrée was de Russische Revolutie een ramp voor de Entente en Rusland; alleen voor de Duitsers was het een goede zaak. Wat men in Rusland onder socialisme verstond was niet naar zijn smaak: “de Revolutie heeft tot algemene verwarring geleid, heeft de oude orde weggeveegd, de cultuur vernietigd en niets in de plaats gesteld”. Volgens Destrée was de enige heerser van Rusland de chaos. Voor hem stond het verwijderen van alle perken en regels door allerhande sovjets gelijk aan het ontsporen van de samenleving. Hij kreeg de gevolgen van deze ontsporing te verduren wanneer het Russisch dienstpersoneel ook aan de revolutie deelnam. Reeds voordien had hij er geen hoge dunk van: “lui, traag, vals en tot diefstal neigend, organiseert het nu zijn sovjet, om het werkwillige collega‟s lastig te maken.”‟181 Dit vooroordeel is sterk gelijkend op de mening van Louis De Behr over zijn Russische werknemers een goede 20 jaar eerder. Beschuldigingen van luiheid, diefstal en oneerlijkheid aan het adres van buitenlanders zijn dan ook stokpaardjes van xenofoben. „Destrée volgde aandachtig de stappen van de bolsjewistische maximalisten. De doortastendheid van de staatsgreep en de doelgerichtheid van de eerste decreten, waaronder de oproep tot vredesonderhandelingen, leken hem niet Russisch: “c’est trop fort pour être russe, me dit un Russe, il doit y avoir de l’allemand là-dessous.” Deze bevinding loopt parallel met zijn vaststelling dat veel Russische namen van actieve revolutionairen pseudoniemen voor joodse namen zijn.‟182 „Mettertijd werd Destrées kritiek nog scherper. Hij geloofde niets meer van de veel geprezen en beschreven Russische zachtmoedigheid. Want het raadsel waarom de bolsjewiki overleefden, waar de Voorlopige Regering faalde, lag volgens Destrée precies in de door de bolsjewiki op professionele wijze meedogenloos toegepaste terreur, waarvan hij de tsaristische wortels, het typisch Russische, dacht ontdekt te hebben: “Ce mélange de barbarie et de mensonge n’est donc pas révolutionnaire: il est russe. Les bolchevicks ne l’ont point inventée; ils suivent une tradition.”‟183 Het is ironisch dat 180
MÜLLER, R., “Jules Destrée: in vaderlandse opdracht in Rusland”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 83 181 Ibid. pp 85-86 182 Ibid. p 86 183 Ibid. p 89
65
Destrée deze beoordeling niet zelf had uitgevonden en aldus zelf onbewust een bepaalde traditie volgde.
Destrée had tijdens zijn verblijf in het revolutionaire Rusland een korte ontmoeting met Lenin. Zijn mening over deze revolutionaire roerganger is een mengeling van het aloude Russische vijandbeeld met het nieuwe Duitse vijandbeeld: “Impression générale: un homme du peuple, quelconque, où il y aurait du Mongol et du Boche.”184 „Volgens Destrée hebben de politieke methodes van de bolsjewiki veel weg van de Duitse bezetting van België: “nous l’avons connu en Belgique, c’est un procédé de guerre impérialiste de marque allemande.”‟185 Hier kan men duidelijk vaststellen dat de Russische Revolutie een heropleving van de aloude negatieve Russische stereotiepen veroorzaakte in West-Europa, en dat onder invloed van de Eerste Wereldoorlog deze zelfs vermengd geraakten met het algemeen verspreid Duits vijandbeeld. Opvallend is het feit dat zowel het negatieve beeld van de Russen (de Mongolen) als dat van de Duitsers (de Hunnen), gestoeld is op een associatie met Aziatische “barbaarse hordes”.
Lenin
186
184
Ibid. p 91 Ibid. 186 www.alfabb.com/bb/forums/alfa-romeo-history/53607-alfa-romeo-single-seater-photograph.html 185
66
Voor Destrée is er een rode draad merkbaar in de Russische geschiedenis: „in de plaats van de tsaristische dominantie is de bolsjewistische getreden. De proletarische dictatuur is puur geweld, vooralsnog beperkt tot het binnenland, maar weldra als de buren betrokken raken zal het duidelijk zijn: “Au fond, impérialisme allemand et bolchévisme russe sont frères.” Wie vroeger gedacht had voor een goede zaak op te komen toen men Russische slachtoffers of Russische bannelingen steunde, die moest nu beseffen dat “les beaux révolutionnaires” in een handomdraai op de plaats van hun onderdrukkers waren gaan zitten en hun gelijke waren geworden: “Il n’y a que du sang et des larmes dans les histoires russes, il n’y a qu’oppression et martyre, tout est sinistre, et il n’y a plus personne à admirer. Les beaux mots qui excitaient notre enthousiasme sont maintenant flétris pour avoir trop servi à excuser des crimes.” Op deze plaats krijgt Destrées boodschap een duidelijke doelgroep: de Belgische arbeider. Die moest weten dat Destrée ginds ook zijn belangen voor ogen had, toen hij tot de conclusie kwam dat Rusland, ook in zijn nieuwe gedaante, het oude imperiale land zou blijven, waarvan de Belgische arbeiders geen enkel heil te verwachten hadden.‟187
De vijandige houding van de BWP ten opzichte van de Sovjetunie zette zich voort in het interbellum. De principiële afwijzing van de Russische Revolutie als een etappe in de richting van het socialisme lag aan de basis hiervan. „De Sovjetunie zag men als een historische vergissing omdat dit regime geen parlementair bestel kende. Revoluties uitlokken stond zeker niet op het internationale programma van de BWP. Daarom probeerden de Belgische socialisten ook de USSR binnen de volkenbond te loodsen. Ze hoopten namelijk dat via deze weg het regime in Moskou stabiele relaties met de andere staten zou kunnen opbouwen en daarbij wellicht kon worden aangespoord het regime te liberaliseren.‟188
187
MÜLLER, R., “Jules Destrée: in vaderlandse opdracht in Rusland”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 93 188 MOMMEN, A., “Van antibolsjewisme tot diplomatieke erkenning”, in De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989, p 92
67
1.5.2.2 De Russische Revolutie door de ogen van een flamingant
Dat de Oktoberrevolutie en de prille Sovjetunie veel radicale socialisten in Europa heeft geïnspireerd, mensen zoals de Waalse arbeider Frédéric Legrand189, is een historisch gegeven dat hier geen verdere toelichting behoeft. Minder bekend en vanzelfsprekend is dat ook nationalisten een positieve houding ten opzichte van de Sovjetunie konden hebben. „Althans, tot deze conclusie kan men komen wanneer men het werk van Dr. Gustaaf Schamelhout over de Sovjetunie bestudeert.‟190
Dr. Gustaaf Schamelhout191 „Gustaaf Schamelhout was een veelzijdige en onderlegde Oost-Europadeskundige. Na de humaniora studeerde hij aan de ULB en was actief in de Vlaamse studentenbeweging. Dit lag aan de basis van zijn latere belangstelling voor diverse nationale problemen en van zijn vermogen om deze problemen “van binnenuit” te begrijpen.‟192 „In 1918 werd hij verwijderd van het Instituut „Van den Nest‟ omdat hij zijn handtekening had gezet onder het manifest waarmee, op instigatie van de Duitse bezetter, de vervlaamsing van de Gentse Rijksuniversiteit geëist werd. Van dan af zou Schamelhout al zijn tijd en energie besteden aan
189
THIRY, A., “Disparu en Russie”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 95-115 DETREZ, R., “De Sovjetunie in de ogen van een flamingant: Dr. Gustaaf Schamelhout”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 118 191 www.dbnl.org/tekst/bom_001wrak01_01/bom_001wrak01_01_0001.htm 192 DETREZ, R., “De Sovjetunie in de ogen van een flamingant: Dr. Gustaaf Schamelhout”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 118 190
68
de studie van het “nationaliteitenvraagstuk” in het Europa van na de Verdragen van Parijs (1920).‟193 „Schamelhout was geen socialist in de partijpolitieke of ideologische betekenis, laat staan een communist, al kon hij wel belangstelling en waardering opbrengen voor een aantal idealen die de jonge sovjetstaat nastreefde. Schamelhouts engagement was nationalistisch in plaats van sociaal.‟194 „Schamelhout verweet een aantal staten de culturele en politieke rechten van de volkeren binnen hun grenzen te miskennen door te pogen één “staatsvolk” te creëren, dat wil zeggen alle kleinere, gedomineerde volkeren te dwingen op te gaan in het dominerende volk van de staat. Zijn ideaal was dat elke gemeenschap van mensen die dezelfde taal spreekt tot nationale bewustwording zou komen en desnoods een eigen staat zou krijgen. In etnisch gemengde gebieden zijn de staatsgrenzen echter niet vanzelfsprekend. Daar geeft de etnische meerderheid dan uitsluitsel over de vraag tot welke nationale staat het gebied in kwestie zou moeten behoren. De minderheden die op die manier ontstaan mogen voor zover het om autochtone minderheden gaat, nooit geassimileerd worden. Waar om numerieke redenen politieke autonomie onmogelijk is, zouden ten minste culturele rechten moeten gegarandeerd worden. Zolang dit alles niet het geval is, stelt Schamelhout, zullen minderheden zich blijven verzetten tegen het staatsgezag en zullen volkeren proberen hun als minderheden in vreemde staten levende volksgenoten te bevrijden.‟195 „Aan de hand van dit rudimentair theoretisch model kan op tamelijk objectieve wijze over staten een positief of negatief oordeel uitgesproken worden, naar gelang van hoe zij met de nationale minderheden binnen hun grenzen omspringen. Vol lof is Schamelhout over de Sovjetunie: “Noch te Versailles noch in de vier andere kastelen van de Parijse omgeving zijn de traktaten getekend, die het minst afwijken van de leer der nationaliteiten en de wereld niet delen in overheersers, min of meer vrije volken en verschoppelingen, maar te Dorpat, te Riga en te Moskou. Sovjet-Rusland is de enige staat, die het recht tot afscheiding van zijn vreemde nationaliteiten uitgeroepen heeft. Het heeft de onafhankelijkheid van vier kleine volkeren, welke het had kunnen verpletteren, erkend.” Vervolgens relativeerde Schamelhout zijn standpunt, maar het oordeel bleef erg positief: “Nadien heeft het zich meermalen tegen de volledige toepassing van het afscheidingsrecht met geweld verzet, doch het heeft zijn
193
Ibid. p 119 Ibid. p 121 195 Ibid. p 123 194
69
allogenen verenigd in min of meer zelfstandige sovjet-republieken en het ambtelijk gebruik van tot dusver ongeschreven nationale talen bevorderd.”‟196 Hier kunnen we alweer vaststellen dat een West-Europeaan de ontwikkelingen in Rusland rooskleurig voorstelt, met als doel hervormingen in eigen land te promoten. „Schamelhout heeft dan ook veel bewondering voor Lenin en hij laat diens realiteitszin gunstig afsteken tegen het halfzachte idealisme van Wilson: “Wilson was een kamergeleerde met beperkte gezichtseinder en hij was voldaan wanneer hij zijn gedachten in een mooie zinspreuk had omsloten, terwijl Lenin naar een vasten grond voor de verwezenlijking van zijn denkbeelden zocht.” Lenin stond in Rusland voor een lastige realiteit en paste volgens Schamelhout zijn strategie goed aan. “In het tsarenrijk (…) werden er niet één maar 156 volken en overblijfselen van volken onderdrukt. Toen de omwenteling losbrak waren vele dezer volken te bewust van hun eigen wezen om er afstand van te doen en zich wederom in een eenheidsstaat te laten omknellen.” Het overtuigendste argument is voor Schamelhout evenwel het feit dat Sovjet-Rusland de Finnen, Esten, Letten en Litouwers niet heeft willen onderwerpen. “Toen de bolsjevieken de onafhankelijkheid van deze volken erkenden, hebben zij bewezen, dat voor hen het afscheidingsrecht iets meer dan een woord is.” “De USSR is misschien de enige statenbond of bondsstaat, waarvan de geografische indelingen bijna overeenkomen met de kaart der nationaliteiten of juister met de kaart der talen.” In de Sovjetunie was Schamelhouts nationalistische ideaal dus verwezenlijkt.‟197 „De sovjetpolitiek om “halfvergeten of haast onbekende volken van het voormalige tsarenrijk” te alfabetiseren en bewust te maken van hun nationale identiteit, juichte Schamelhout toe. “Ik heb meermaals de indruk gekregen”, schreef hij, “dat de bolsjevieken trots zijn op het groot aantal volken der Sovjetunie en dat zij alle middelen aanwenden om hen in leven te houden.” Schamelhout wijst erop dat het tot de taken van de uitvoerende comités van ook de kleinste administratieve gebieden behoort “te zorgen voor het officiële gebruik der taal der betrokken nationaliteit in alle takken van het openbaar leven.”‟198 „Schamelhout
zag
het
sovjetfederalisme
als
de
voorbode
van
een
universele
volkerengemeenschap, die uiteindelijk door aaneensluiting van alle gelijkberechtigde
196
Ibid. pp 123-12 Ibid. 198 Ibid. p 126 197
70
volkeren zou ontstaan, maar of die volkerengemeenschap ook op communistische grondslag gefundeerd zou zijn, was voor hem niet van wezenlijk belang. Zijn positief oordeel over de Sovjetunie in haar geheel was vooral geïnspireerd door zijn enthousiasme over de manier waarop de nationaliteitenkwestie er geregeld werd. De negatieve aspecten van de Sovjetunie pasten niet in zijn wereldbeeld, waarin, ondanks de reserves, de eerbiedigers van het nationaliteitsbeginsel “de goeden” waren en de overtreders ervan “de slechten”. Daarnaast beschouwde Schamelhout de Sovjetunie niet alleen als een model, maar ook als een concrete, staatkundige formatie die op een bepaalde manier de “natuurlijke bondgenoot” was van alle nationalisten.‟199 Dergelijke positieve beoordeling van Rusland, gebaseerd op ideologische overwegingen, hebben we eerder al bij Voltaire, prins de Ligne en De Molinari kunnen vaststellen. „De psychologische instelling van Schamelhout ten opzichte van de Sovjetunie is in een aantal aspecten met die van de communistische “fellow travellers” te vergelijken. Schamelhout bezat namelijk eveneens de behoefte om te geloven dat zijn politiek ideaal ergens, bijna, werkelijkheid was geworden. Hij nam bijgevolg schijn voor werkelijkheid. Zijn bewondering voor de Sovjetunie lijkt trouwens eveneens in grote mate ingegeven te zijn door afkeer van het Westen.‟200 Hier geldt eveneens de vergelijking met Voltaire, De Ligne en De Molinari. „De behoefte aan een gerealiseerd ideaal was echter niet de enige reden voor Schamelhout om de “federale structuur” van de Sovjetunie te waarderen. De onrechtvaardige regeling van de nationaliteitenkwesties in vele West- en Centraal-Europese landen, en niet in de laatste plaats België, speelde hier eveneens een belangrijke rol.‟201 „Schamelhout was niet de enige die uit nationalistische overwegingen met de Sovjetunie sympathiseerde. Er moet een hele categorie van mensen bestaan hebben, die geen socialisten of communisten waren, maar wel warm liepen voor de manier waarop de Sovjetunie tegemoet kwam aan de nationalistische verzuchtingen van de volkeren binnen haar grenzen.‟ 202 Hier kan men vaststellen dat een deel van de West-Europese bevolking gefascineerd was geraakt door het sovjetexperiment en dat deze fascinatie te verklaren valt via de ideologische achtergrond van de waarnemer in kwestie. Het voorbeeld van Schamelhout toont aan dat niet alleen de communistische ideologie een positieve beoordeling van het nieuwe Rusland toeliet. 199
Ibid. pp 128-129 Ibid. p 129 201 Ibid. p132 202 Ibid. 200
71
De hoop die nationalisten zoals Schamelhout koesterden, is uiteindelijk ongegrond gebleken. Er werd rekening gehouden met de nationale minderheden zolang de internationalistisch denkende stroming van de Russische Revolutie de politiek bepaalde. Onder Stalin zou echter het Russisch nationalisme weer de bovenhand nemen en begon men de nationale minderheden opnieuw gewelddadig te onderdrukken. Dit had uiteindelijk als gevolg dat een deel van de Westerse bevolking de USSR (niet onterecht) percipieerde als een voortzetting van het imperiale Rusland.
72
1.6
De USSR onder Stalin: “de rode tsaar”
Op 30 december 1922 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarvan de inhoud grotendeels werd bepaald door Stalins visie en bijgevolg een centrale rol gaf aan de Russische republiek. Lenin vreesde dat hierdoor de andere nationaliteiten van de USSR in de verdrukking zouden raken. In een apologie aan het proletariaat schreef hij dat: “In deze condities is het hoogstwaarschijnlijk dat de vrijheid tot secessie van de unie, waarmee we onszelf legitimeren, dode letter zal blijken.” Over Stalins Russisch-nationalisme kon Lenin enkel in minachtende termen spreken. Hij ridiculiseerde het concept van „de grootse Russische natie‟, “groots enkel ten opzichte van zijn daden van geweld”. Hij verklaarde eveneens niet verbaasd te zijn dat de Georgiër Stalin naar voren was gekomen als leider van een “Groot-Russische nationalistische campagne” aangezien “geassimileerde niet-Russen altijd overdrijven wanneer het gaat over het tentoon stellen van Russische attitudes.”203
Gedurende de laatste fase van zijn fatale ziekte, evalueerde Lenin de politieke en persoonlijke kwaliteiten van zijn naaste medewerkers in een document dat gekend zou geraken als zijn politiek testament. Hierin werd echter niemand voorgedragen als de toekomstige leider van de revolutie. Lenins dood was bijgevolg het startpunt voor een machtsstrijd tussen de verschillende stromingen binnen de bolsjewiki. Indien de toenmalige elite van de bolsjewistische partij voorstanders waren geweest van een internationale verspreiding van de revolutie, dan was Trotsky ongetwijfeld de nieuwe leider geworden. Men hunkerde echter meer naar stabiliteit en het ontwikkelen van het communisme in het ene land waar ze de macht succesvol had overgenomen.204
In 1930 was de politieke machtsstrijd voorbij en was Stalin de absolute winnaar gebleken. Uiteindelijk zou hij de “open unie” die Lenin had voorgesteld omvormen tot een mutatie van het imperiale Rusland. Hijzelf besefte het nut van deze parallel en probeerde het Russisch nationalisme voor zijn kar te spannen. In de officiële propaganda werd zijn beleid vergeleken met dat van Peter De Grote en, toen na de Tweede Wereldoorlog de antiwesterse retoriek belangrijker werd, met Ivan De Verschrikkelijke.205 Toen Stalins moeder hem in 1935 vroeg welke functie hij had, antwoordde hij eerst Secretaris van het Centrale Comité van de
203
MEDVEDEV, R. en MEDVEDEV, Z., The Unknown Stalin, New York, 2003, p 268 Ibid. p 43 205 Ibid. p 274 204
73
Communistische Partij, maar toen hij merkte dat ze dat niet begreep antwoordde hij “ik ben ongeveer zoals onze vroegere tsaar”.206
Stalin was niet van plan om zijn politieke tegenstanders uit de jaren 1920 ongemoeid te laten. In de jaren 1930 startte een proces waarbij Stalin systematisch alle vroegere oppositieleiders discrediteerde en vervolgens fysiek uitschakelde. Het hoogtepunt van deze eerste vervolgingscampagne was maart 1938 toen, in de aanwezigheid van journalisten uit heel de wereld, een groots showproces werd gehouden tegen vroegere leiders van de revolutie.207 Dit was de allereerste grote vervolgingscampagne onder Stalin maar zeker niet de laatste. Voorts was er ook nog de gedwongen collectivisatie van het eerste vijfjarenplan, waarvan de menselijke kost immens hoog lag. Miljoenen mensen, uit alle segmenten van de maatschappij, werden aldus het slachtoffer van de “stalinistische terreur”. Dit gaf allemaal aanleiding tot het heropleven van het geloof in “het eeuwig despotisch en barbaarse Rusland”. De machtsovername van Stalin was dus een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de USSR en diens perceptie in het Westen. De stalinistische terreur werd door een deel van de Westerse bevolking ervaren als een voortzetting van een brutale Russische traditie. Het is dan ook geen wonder dat deze periode een heropleving van de negatieve Russische stereotiepen in het Westen veroorzaakte.
Karikatuur van Stalin
208
206
Ibid. p 315 Ibid. pp 305-306 208 www.oekraine.nu/content/pages/475/ 207
74
1.6.1 Het interbellum
1.6.1.1 Beeldvorming van de USSR in de Belgische pers „In augustus-september 1931 ondernam de Belgische socialistische senator August Vermeylen een reis naar de USSR. Vermeylen vond zijn ervaringen zo boeiend dat hij besloot er in de pers een reportage over te schrijven. Deze werd in afleveringen gepubliceerd in de Belgische socialistische krant Le Peuple tussen 7 en 21 oktober. De Franse tekst verscheen ook in La Wallonie. Een vertaling in het Nederlands verscheen simultaan in De Volksgazet en in Vooruit en zelfs in de Amsterdamse krant Het Volk. Een jaar later bracht de auteur een verkorte en bewerkte versie in boekvorm uit.‟209
August Vermeylen
210
„Voor zijn reis had Vermeylen al veel horen praten over de “Sovjethel”, maar hij “moet eerlijk bekennen dat die hel waarlijk niet zo ongezellig bleek! De mensen zien er gezond, goed gekleed, niet neerslachtig of hongerig uit. Wel bestaat er geen luxe meer, de bourgeois is er niet meer, er zijn geen klassenverschillen in het uiterlijke meer. Geen luxe, maar ook geen ellende meer! Er heerst schaarste en het vijfjarenplan moet exporteren om deviezen binnen te krijgen. Woonhuizen zijn vervallen of worden verwaarloosd, terwijl er veel gebouwd wordt.” 209
WAEGEMANS, E., “August Vermeylen in de Sovjetunie tijdens het eerste vijfjarenplan” in De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989, p 108 210 www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=verm036
75
De conclusie van Vermeylens “eerste indrukken” is: “de USSR is wel geen hel, maar ook geen hemel!”.‟ 211 „Een vraag die Vermeylen bezighield was: “hoe wordt er geleefd?” Het volk was volgens hem ongetwijfeld gelukkiger dan voor de oorlog. De herkomst van Vermeylens visie op de tsaristische tijd is nogal duidelijk: “een bodemloozen poel van nood, onwetendheid, vuilheid, eeuwenoude verknechting”. “Als men de methodes van de Russische omwenteling beoordelen wil mag men de gruwelijke gevolgen van de wereldoorlog niet over het hoofd zien: burgeroorlog, de wreede blokkade, een verschrikkelijke economische crisis, de epidemieën en den hongersnood”. Uit deze omstandigheden concludeert Vermeylen dat die methodes “niet geschikt zijn om ‟t is gelijk waar toegepast te worden”. In vergelijking met “ons kapitalistisch West-Europa”, waar “de bedreiging van moordende crises nooit van de lucht is”, heeft de Sovjetunie de werkeloosheid opgelost.‟212 „Voorts merkt Vermeylen dat het brood er niet duur is, wel het gebak (de luxe). Er bestaan verschillende loonschalen, maar de verschillen zijn niet heel groot. Het eten in de fabrieken is goed en de arbeider geniet veel voordelen: zevenurendag, vijfdaagse werkweek, betaalde vakantie, rusthuizen, sanatoria, clubs enzovoort. Er moest nog veel gedaan worden, “doch men mag zich afvragen, of er een ander land is, waar in zoo korten tijd zoveel voor het volk gedaan werd. En dat is het punt, dat telkens boven komt, als ge met de arbeiders aan het debatteeren gaat: ze hebben het gevoel, dat ondanks de geweldige moeilijkheden die nog overwonnen moeten worden, het maatschappelijk leven georganiseerd is voor hen. Ze zijn trotsch op hun heroverde menschwaardigheid. Ze laten gelden, dat ze als beesten behandeld werden, en nu menschen geworden zijn”. Bij “de ontelbare meerderheid” heeft Vermeylen “diezelfde hoop, datzelfde geloof in een ideaal, en laat me maar zeggen: datzelfde fanatisme” gezien.‟213 „De bolsjewiki rechtvaardigden de dictatuur door de oorlog die zogezegd tegen hen zou worden gevoerd en door sabotage. Het was dan ook de vraag of het Russische volk wel rijp was voor “heusche democratie”: “Men bedenke, in welken afgrond dat volk onder het tsarisme te vervuilen lag”. Vermeylen was “ervan overtuigd, dat zonder dictatuur de 211
WAEGEMANS, E., “August Vermeylen in de Sovjetunie tijdens het eerste vijfjarenplan” in De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989, p 109 212 Ibid. p 110 213 Ibid.
76
omwenteling het niet gewonnen had en dat het kapitalisme in Rusland weer baas zou geweest zijn”. Maar verantwoordde dit alles “heden nog de dictatuur van Stalin? De vrijheid ligt aan banden, er heerst willekeur: kennen wij wel de waarheid omtrent de dwangdaden van die dictatuur? Er is slechts één partij, er is geen oppositie, de informatie is eenzijdig, maatschappelijke vakken verworden tot Marxistische scholastica, de kunstenaars worden in staatsdienst ingelijfd en propaganda vervolgt je overal. Het resultaat van heel dat opvoedingswerk kan ik niets anders noemen dan: een mechanisatie van den geest”.‟214 „In “Een laatste woord” maakte Vermeylen de balans op van “ontelbare waarnemingen”. Hij legde er de nadruk op dat hij zich beperkt had tot wat hijzelf heeft kunnen vaststellen en dat hij een genuanceerd beeld aan de geschiedschrijvers overlaat: “Zij zullen de Russische omwenteling beoordeelen, zooals ze dat heden met de Fransche doen: deze heeft er soms bizonder leelijk uitgezien, doch haar triomf was een weldaad voor het menschdom”. Vermeylen vond dat een socialist de Russische revolutie niet zomaar kon verwerpen. “Men mag er over twisten, in hoever we daar een dictatuur van het proletariaat of een dictatuur over het proletariaat hebben: in ieder geval is ‟t een dictatuur voor het proletariaat, ten bate van de gezamenlijke arbeiders”. De reiziger Vermeylen zal aan zijn verblijf in de Sovjetunie “die heldere herinnering” overhouden “dat ik daar een gemeenschap heb zien groeien, die door een geloof gedragen is en waarlijk ééngemaakt door een levend ideaal”.‟215 „In de Belgische pers bestond nogal wat belangstelling voor Vermeylens reis en reportage. In een interview met De Volksgazet van 18 september 1931 constateerde een socialistische journalist dat Vermeylen er “welvarend” uitzag na vijf weken “in het land van de bolsjewiki, die onze kwezelgazetten nog steeds voorstellen met verwilderde haarbos en een bloedig mes tusschen de tanden”. Volgens Vermeylen was er “al te veel verkeerds gezegd en geschreven over de Russische toestanden.(…) Ik zal al het goede zeggen dat kan gezegd worden van hetgeen door de Sovjets is verwezenlijkt. En ik zal ook al zeggen wat ik aan bezwaren tegen het regiem heb kunnen vaststellen tijdens mijn verblijf. Er zal dan blijken (…) dat de voordelen veel grooter zijn dan de nadeelen”.‟216
214
Ibid. p 111 Ibid. 216 Ibid. p 112 215
77
De ontvangst van Vermeylens reportage in België werd sterk beïnvloed door het denkbeeld van “de Potemkinse dorpen”. „Een paar dagen voor de eerste aflevering in Le Peuple verscheen, was er in diezelfde krant een redactioneel artikel verschenen onder de titel “La vérité sur la Russie. Potemkine n’est pas mort ”. Daarin wordt gesteld dat de getuigenissen van Ruslandreizigers betwistbaar zijn: ze doen aan zwart-wittekening, kennen de taal niet, “ils ignorent tout de la psychologie souvent insaisissable des Slaves”, ze behoren niet tot de arbeidersklasse, ze denken volledig vrij te zijn terwijl het regime zelf geen vrijheid kent. Zelfs goed onderlegde mensen “furent la victime de cette liberté fictive que l’on crée autours des visiteurs étrangers en Russie” Het artikel is rustig van toon, tegen niemand concreet gericht, maar de conclusie is duidelijk: “Potemkine n’est pas mort. Son fantôme erre dans les steppes de Russie”. De volgende dag verscheen in dezelfde krant “La vérité sur la Russie. Suspendons notre jugement.” Volgens het artikel is “un jugement solide” onmogelijk. “Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt in de industrie, maar onze arbeiders zouden veel niet accepteren. De barbaarse vervolging van de socialisten in de Sovjetunie werpt een smet op het regime aldaar. We moeten dan ook voorzichtig zijn in ons oordeel over het Rusland van de Sovjets”. Het is hoogstwaarschijnlijk dat deze artikels verschenen omdat de redactie van Le Peuple haar lezers op voorhand op hun hoede wilde stellen voor het reisverslag van Vermeylen.‟217 „Op 19 oktober ging de redactie van Le Peuple in op de burgerlijke bladen die uit de reportages van “onze socialistische vrienden” de conclusie trokken “que nous sommes en train de devenir les fourriers du bolchévisme”, een aantijging die de krant “parfaitement ridicule, pour ne pas dire idiot” vond. Alhoewel in al deze artikelen de naam van Vermeylen niet één keer gevallen was, voelde hij zich toch genoodzaakt om te reageren. Hij vroeg het essentiële voor ogen te houden en eens en voor altijd een einde te maken aan “la haine aveugle qui condamne en bloc l’oeuvre du bolchévisme”. Daarmee was de polemiek binnen de socialistische pers nog niet afgelopen. Op 6 november mijmert Delattre na in “Réflexions sur des impressions ”. Hij trekt noch de eerlijkheid noch de objectiviteit in twijfel, maar stelt dat Vermeylen alleen voorstanders van het regime gezien heeft. Bovendien kan men deelaspecten die men gezien heeft niet veralgemenen. De auteur vond tenslotte dat er veel ophef wordt gemaakt over de nieuwe dingen die Sovjet-Rusland gerealiseerd heeft, maar wijst erop dat al die dingen allang bestaan in het Westen, waar ze niemand in extase brengen.‟218
217 218
Ibid. pp 112-113 Ibid. pp 114-115
78
„In de Vlaamse pers is de katholieke De Standaard niet alleen erg zuinig geweest met nieuws over Vermeylens reis en reportage, maar ook neutraal in zijn commentaar. Op 9 december bracht de krant een reactie op de lezingen die Vermeylen in Antwerpen en Brussel over zijn reis hield. Het artikel noemt de bewering van de bolsjewisten dat er geen werkloosheid meer zou bestaan “een bewuste misleiding”.‟219 „Hardere kritiek werd afgevuurd door de Antwerpse kranten Gazet van Antwerpen (katholiek) en De Nieuwe Gazet (liberaal). De Gazet van Antwerpen beschuldigde Vermeylen van kortzichtigheid: hij kent de taal van het land niet en zijn informanten waren “uitvoerders van het bolsjewistische regime”, zodat zijn onderzoek onmogelijk “ernstige uitslagen” kon opleveren. Waar blijven in Vermeylens relaas “de zoveel honderd duizenden, die door het communistisch gespuis vermoord werden”, de arbeiders en boeren, de verwaarloosde kinderen, “de ontzettende ijslijkheid van de opgepropte gevangenissen, de akelige tragedie van de Siberische doodenvelden…”? Welnu: “Tot hén en tot daar heeft de studie van de socialistischen senator zich niet uitgestrekt”.‟220 „Het venijnigst en volhardendst was De Nieuwe Gazet, die een hele maand zijn gal uitbraakte tegen de senator. De liberale krant vond dat “deze “studiereizen” door de machthebbers te Moscou wel voorbeeldig georganiseerd moeten zijn, als we toch zien dat personen, die we niet a-priori van bolsjewistische sympathieën verdenken kunnen, en van wie we niet gelooven mogen, dat ze opzettelijk te kwader trouw zouden zijn, en zich als werfagenten voor de Sovjets zouden laten gebruiken, uit Rusland terugkeeren met de overtuiging… dat ze hunnen hoed voor de Sovjets af moeten doen”. De lezer zij dus gewaarschuwd voor de komende reportages van Vermeylen, want: “het Sovjetgouvernement heeft er dus van afgezien om vliegen te willen vangen met azijn. Met volle handen strooit het thans suiker over de wereld.”‟221 „Het Volk, de krant van het ACW, was eveneens niet mals voor Vermeylen. Op 24 oktober 1931 bracht het blad naar aanleiding van “eene bespreking te Brussel op 15 october over den tegenwoordigen toestand in Rusland onder het Sovjetisch bestuur” een kort polemisch artikel onder de titel “Is Rusland nu eene Hel?”. Na een opsomming van allerlei negatieve aspecten van bolsjewistisch Rusland concludeert de krant: “Men ziet dat de communisten er het handje van hebben om een land slecht te besturen. En zeggen dat Vooruit ons met zulken zegen zou
219
Ibid. p 115 Ibid. p 116 221 Ibid. 220
79
willen begiftigen! Rusland is mischien een Hemel voor de communistische kopstukken, maar voor het werkvolk is het eene Hel.”‟222 „In 1932 bracht Vermeylen zijn visie op Sovjet-Rusland in boekvorm uit. Hierin voert de auteur een hele reeks tegenargumenten aan als reactie op de kritiek uit de Belgische dagbladen op zijn reportage. “Ik had nog geen regel geschreven, of er werd reeds voor gezorgd, dat de lezer op zijn hoede zou zijn. Vooreerst omdat het, naar het schijnt, onmogelijk is in Rusland veel te zien. Alles is er met bizondere knepen vervalscht, net als in den tijd toen Potemkin op de doorreis van Katharina II kartonnen schermen oprichtte om de keizerin welvarende dorpen voor te tooveren. En dan werd me ook aangewreven, dat ik tenslotte maar een intellectueel was, d.w.z. een goeie snul dien men voortdurend appelen voor citroenen kan verkopen.” Maar: “Wie kan gelooven dat daar overal alles gecamoufleerd was? (…) Kunnen we dan alleen op de schaduwen wijzen in onze berichten over Rusland? Waarheid hebben we broodnoodig. Onwetendheid zou leelijke gevolgen kunnen hebben. Ze houdt de gebeurtenissen niet tegen.(…) In het belang van de beschaving zelf moeten we onze houding kunnen vaststellen tegenover een Staat van 160 miljoen inwoners, die een geweldige bedrijvigheid ontplooien.”‟223 „De interne Belgische politiek heeft zonder enige twijfel voor een groot deel de negatieve kritiek op Vermeylen bepaald. De grote crisis van 1929 bracht veel werkloosheid met zich mee en daaruit ontstond de angst voor een communistische machtsovername in eigen land. De verkiezingen van 1932 toonden aan dat de vrees voor een groeiende communistische beweging in België gegrond was.‟224 De polemiek omtrent Vermeylens reportage toont echter overduidelijk aan dat, wanneer men het over Rusland heeft, feiten vermengd geraken met eeuwenoude stereotiepen en negatieve denkbeelden.
222
Ibid. p 118 Ibid. p 119 224 Ibid. p 120 223
80
1.6.1.2 Beeldvorming van Rusland in Belgische kinderboeken
De vele terreurcampagnes van het communistisch regime hebben een duidelijk spoor nagelaten op de perceptie van Rusland en de Russische bevolking in het Westen. We hebben eerder al aangetoond dat de beeldvorming omtrent Peter De Grote in het Westen onderhevig is aan de beeldvorming van Rusland in zijn geheel. Het is dus interessant om hier even te kijken naar hoe Peter De Grote werd voorgesteld in een populair Vlaams kinderboek dat geschreven werd in de jaren 1930.
Abraham Hans225 „Abraham Hans (1882-1939) was gedurende het interbellum een razend populair auteur. Zijn biograaf schrijft: “De boekjes van de Kinderbibliotheek van Abraham Hans werden in alle steden en dorpen van Vlaanderen verkocht. Twee van zijn volksverhalen gaan over het thema dat ons hier interesseert. Het eerste is De Geheimzinnige Scheepsbouwer van Baasrode, dat gepubliceerd werd in 1937. Dit verhaal baseert zich op de eerder vernoemde legende dat Peter De Grote gedurende zijn eerste reis door West-Europa ook onze contreien zou bezocht hebben.‟226 Het verhaal bulkt van de negatieve Russische stereotypes:“(…) acht mannen in lange, zonderlinge kleeren en met eigenaardige mutsen op het hoofd.”; “s‟Avonds dronken de Russen het bier bijna bij emmers.” Het beeld dat de plaatselijke bevolking van Peter schetst is eveneens niet al te vleiend: men is bang van “dien grooten, zonderlingen man”, “dien bullebak”, “die rare sinjeur”, “Peter Marekop of Marezot… hoe is die heidensche naam ook”. Voorts leest men dat Peter niet al te zacht met zijn mensen omgaat: “Een die niet rap genoeg gehoorzaamde, kreeg van Peter te midden van de werf, dat ieder het zag, zulk een geduchten
225 226
http://www.liberaalarchief.be/nieuwsbrief6_archief.html WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998, p 109
81
klap om de ooren, dat hij er haast van ronddraaide.” Een schipper die de ware identiteit van de incognito reizende tsaar te weten komt geeft de volgende verklaring voor diens aanwezigheid in Baasrode: “Rusland is erg achterlijk. De meeste menschen kunnen niet lezen of schrijven, dragen ruwe kleeren, wonen in krotten, slapen op de grond of op steenen kachels… Enfin, het moet er nog een heidensche boel zijn. En czaar Peter wil dat allemaal veranderen.”227 „Bijzonder negatief was de meid van de Vernimmens, waar tsaar Peter logeerde: “Die Peter Michaeloff een graaf of hertog? Een groove heer is hij en hij doet ons heel wat last aan, de sloddervos. (…) hij drinkt veel brandewijn en beklast den vloer. En zijn kleren? (…) die van den vuilsten Baasrodenaar zijn er nog properder bij. En manieren aan tafel, precies een hongerige hond, die zijn eten opslokt. (…) En denkt ge, dat ik ooit een fooi krijg? Een grooten mond ja, een brutalen bek. (…) als ze dat een mijnheer noemen, dan ben ik een barones!”‟228 Over Rusland weet men in Baasrode niets: “Maar zoo ver! Waar ligt dat Rusland eigenlijk! Zeker aan den anderen kant van de wereld. We zouden er als verloren schapen zitten en met niemand kunnen spreken.” Dit laatste wordt erna weliswaar tegengesproken maar toch blijft de angst domineren: “Maar zal het in Rusland beter zijn? Wat weet ge er van? Die sinjeur Peter Michielkop of hoe hij heet, kan u van alles wijs maken. Hij ware beter nooit naar Baasrode gekomen.”229
De auteur lijkt in dit verhaal een subtiele projectie te maken van zijn toenmalig oordeel over de USSR naar het Rusland van het verleden. Net als onder Peter De Grote is er een heerser in Rusland die zijn land wil moderniseren via Westerse middelen (communisme en industrialisatie). De auteur betwijfelt echter duidelijk dat deze moderniseringspogingen enige kans hadden/hebben op slagen. Het beeld dat men van de Russen krijgt via dit verhaal is doordrongen van een veronderstelde ingeboren barbaarsheid die niet te verzoenen valt met de “Westerse beschaving en culturele waarden”. Minder subtiel is de auteur in het vervolg op dit verhaal. „In Vlamingen in Rusland reizen twee Baasrodenaars, vader en zoon Marevoet, naar Rusland om daar te werken in een scheepswerf.‟230 De veronderstelling dat de bevolking brutaal behandelen een deel is van de Russische cultuur komt zeer snel aan bod. „Pieter Marevoet wordt aangesteld als meestergast 227
Ibid. p 111 Ibid. 229 Ibid. p 113 230 Ibid. 228
82
over de Russische werklieden met de raadgeving: “Als ze den luiaard uithangen, sla er dan maar met den stok op (…). Ge behoeft ze niet te ontzien.”231 Dat het Russisch werkvolk van nature lui is en dat het normaal is om ze te slaan, is een vooroordeel dat we eerder al een aantal keren hebben kunnen vaststellen. „De terreur van Peter tegen de streltsen, zijn hard optreden tegen zijn arbeiders en de miserabele werkomstandigheden waarin ze zijn terechtgekomen zijn voor de Marevoets redenen genoeg om te willen ontsnappen. Samen met een paar gevangen genomen Zweden broeden ze het plan om via een schip te vluchten. Het plan mislukt echter en de vluchtelingen worden door de spion George Putte in de gevangenis gestopt. De Zweden worden door Peter persoonlijk afgeranseld, de Marevoets komen er met de schrik van af: ze zullen nu als straf een half jaar lang geen loon ontvangen. Op de werf leert Marevoet een Hollandse kapitein kennen die zijn onvrede deelt: “Zoo man, zou je zoo graag terug naar je land willen? Ik kan het begrijpen… het is me hier een beroerde, ellendige boel. Veel Zaandammers hebben het er ook niet lang uitgehouden. Ze spreken met ophef van den czaar, maar ik moet van dien onbehouwen bonk niets hebben. De ruwste straatjongen van Zaandam heeft betere manieren dan hij. En een dronkelap!”232 De Marevoets houden aan hun verblijf in Rusland uitsluitend negatieve beelden over: „“Ze hadden op een ellendige kar gereisd over doorslechte wegen, echte modderpoelen. Ze kwamen langs hutten, waar arbeiders woonden, ware slaven nog van de czaar of van de groote heeren. En hoorden (…) dat de opzichters die werklieden naar hartelust afranselden met een knoet. Het volk bezat geen rechten. Het vroeg er ook geen. Het werkte en dronk. Voor brandewijn zouden velen een moord doen.” Hun negatieve beeld van Rusland wordt bevestigd door George Putte, de Hollandse agent van Peter I die al jaren in Rusland woont: “Ja, vriend, ge zijt hier in een achterlijk land. En de czaar heeft veel werk op de plank, nu hij de toestanden wil verbeteren. (…) Scholen voor het volk bestaan er niet. En laat ik u al zeggen, dat er veel groote heeren en dames even dom zijn. Och, zooals ik u reeds verteld heb, weet het volk haast niet wat vrijheid is. De grootste hoop inwoners zijn slaven en dat vinden ze niet erg. Wie te veel slagen krijgt en het niet meer uithoudt, vlucht naar de bosschen en sluit zich bij benden rovers aan.”233
231
Ibid. p 115 Ibid. 233 Ibid. p 117 232
83
„Van George vernemen ze ook dat er in Moskou een oproer broeide. De Marevoets begrijpen het niet: “Wie maakte er dan oproer? Ik meende, dat het volk niet om vrijheid gaf?” Waarop George toelicht: “ ‟t Was het volk ook niet. Ge moet begrijpen, dat er een partij is van de voornamen, die van al die hervormingen en nieuwigheden niet willen weten. Ze laten liever alles bij het oude.” De brave Baasrodenaars vinden de afrekening met de vijanden van Peter maar wreed, waarop George antwoord: “De czaar moet een harde hand hebben, anders zouden ze hem over den kop springen en dat laat hij niet toe. Hij wil en zal allerlei verbeteringen invoeren.”234 „Vooral de zoon Richard was uit geweest op avonturen in het buitenland maar ook bij hem begint de spijt te knagen: “Ik geloof, dat we ons erg in den czaar vergist hebben” en “Een tiran dien ik niet.” Het hoogtepunt van de ontnuchtering komt wanneer de Vlamingen Peter eigenhandig de streltsen de hoofden zien afhakken: “Hoe is het mogelijk, dat czaar Peter zoo iets kan doen, zei Marevoet. Zelf voor beul spelen. Hij scheen me toch heel anders toe, toen hij te Baasrode bij mij op de werf werkte. Hij moet weinig om het leven van een mensch geven.” George lacht dit allemaal weg: “Vergeet niet, dat we in Rusland zijn! Ze gaan er hier met den ruwen borstel over. (…) O, als ge een jaar hier in Rusland zijt, zult ge van zulke dingen niet zoo meer schrikken. De vrouwen en kinderen van die veroordeelden worden de stad uitgejaagd, dat is precies hetzelfde als van honger en koude sterven.” Vader Marevoet kan er niet overheen: “Zulk een wreedheid is onmogelijk te verdedigen, George. En nu ik dat allemaal hoor, heb ik geen zin in dit land te blijven. Ik bedank er voor een tiran en een wreedaard te dienen. Ik ga naar mijn land terug.” Daarop antwoord Peters agent: “Voorzichtig, vriend! Spreek niet van tiran en wreedaard! Het is wel Vlaamsch, maar ge weet nooit, wie u verstaat. Het krioelt overal van spionnen”.‟235 „Uiteindelijk slagen de Vlamingen erin hun vertrouwde Baasrode te bereiken. Hun Russisch avontuur is afgelopen. Het is voor beiden een ontnuchterende ervaring geweest: “Hij hoorde nadien nog veel over czaar Peter spreken, die Rusland hervormde, maar hij kon voor den man geen eerbied voelen.” De prijs die voor de modernisering van Rusland betaald moest worden, vond Abraham Hans te hoog en de auteur concludeert als volgt: “En ja, nu ge iets van Peters
234 235
Ibid. Ibid. p119
84
karakter en handelswijze gelezen hebt, zult ge het ook moeilijk vinden hem waarlijk den Grooten te noemen, al heeft hij veel voor de vooruitgang van zijn land gedaan”.‟236 Alhoewel Abraham Hans‟ verhaal over de Baasrodenaars die naar Rusland gaan werken gebaseerd is op een legende, bevat deze geschiedenis toch veel historisch verifieerbare elementen. Er zijn dan ook vele punten waar Hans‟ verhaal afwijkt van de historische werkelijkheid. Een voorbeeld hiervan is het loon van de buitenlandse arbeiders: om de verre reis mogelijk te maken kregen buitenlanders op voorhand geld om de reis te bekostigen en bij aankomst in Moskou twee maanden loon vooruit betaald. Voorts kreeg de achterblijvende familie vier maanden loon bij wijze van voorschot. In Abraham Hans‟ verhaal gaat het er allemaal veel minder rooskleurig aan toe: moeder Marevoet zit door de maandenlange afwezigheid van haar man en zoon op droog zaad. Dat arbeiders zoals de Marevoets na hun aankomst in Rusland aan hun lot werden overgelaten is eveneens een bewering die niet strookt met de historische realiteit.237 Het is geen toeval dat Hans‟ verhaal over “de tiran” Peter I pas in 1937 verscheen, toen de politieke terreur van Stalin zijn hoogtepunt bereikte en de pers bol stond van berichten over de verschrikkingen in Sovjet-Rusland. „Abraham Hans was zelf journalist: hij werkte jarenlang voor Het Laatste Nieuws, waarin een aantal berichten van hem staan over de hongersnood in Rusland. Hans heeft hier impliciet een historische parallel willen trekken en de jeugdige lezer een verhaal geboden waaruit de continuïteit moest blijken van de Russische geschiedenis: een land waar het individu van weinig of geen tel is en waar er despotisch met het volk wordt omgegaan. Hans‟ biograaf schrijft dat in zijn verhalen de nadruk lag op “edele waarden als vrijheid en recht” en in zo‟n maatschappij en mensbeeld is er voor de tirannieke Russische heerser, tsaar of commissaris, natuurlijk geen plaats.‟238 Voorts kan men het verhaal ook interpreteren als een waarschuwing aan zijn jong lezerspubliek om zich niet te laten misleiden door de mooie praatjes van de communisten. Er waren namelijk jonge Belgische socialisten, zoals de Waalse arbeider Frédéric Legrand, die naar Rusland trokken om te helpen met het uitbouwen van het communisme. 239 Volgens Abraham Hans stond een dergelijke beslissing gelijk aan vrijwillige gevangenschap onder een despotisch regime.
236
Ibid. p 121 Ibid. p 123 238 Ibid. p 125 239 THIRY, A., “Disparu en Russie”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 95-115 237
85
1.6.1.3 Beeldvorming van de USSR in de Belgische strip: Kuifje in de Sovjetunie
240
Cover van het album Kuifje in de Sovjetunie
„Op 10 januari 1929 verschijnt Kuifje voor het eerst in Le Petit Vingtième. Het was logisch dat Hergé van zijn kleine held een verslaggever maakte. Terwijl hij zich zat te vervelen in het kantoor van Le XXème Siècle, had hij alle tijd om te dagdromen over de opwindende avonturen van grote reporters als Albert Londres en Joseph Kessel. Misschien droomde hij er ook van ter plaatse poolshoogte te nemen, maar dat zou Kuifje in zijn plaats doen. Kuifjes eerste avontuur bracht hem naar Sovjet-Rusland. De keuze voor deze bestemming valt gemakkelijk te verklaren uit de mentaliteit die op de krant heerste. Die werd gekenmerkt door rabiaat anticommunisme en het zal Norbert Wallez, directeur van de krant, dan ook een goed idee hebben geleken de jonge lezertjes te waarschuwen voor het bolsjewisme.‟241
Hergé had geen tijd om het land waar hij zijn personage naartoe zou sturen te bezoeken, of om zich uitgebreid te documenteren. „Alle stereotiepen die Kuifje in de Sovjet-Unie bevat putte hij dan ook slechts uit één bron: het boek Moscou sans voiles, dat Joseph Douillet, voormalig consul van België in Rostov-aan-de-Don in 1928 had gepubliceerd. Dit werk biedt voor onze tijd onthutsend leesvoer, door de onverwachte mikpunten die de auteur voor zijn verontwaardiging kiest. Een van de grootste smetten die aan het regime kleven is bijvoorbeeld, volgens Douillet, het gemengde onderwijs: “In een plaatsje dat eerst nog 10 scholen telde is er nu, onder het sovjetregime, nog maar één over: een gemengd lyceum, voor jongens én meisjes; jazeker, de communisten brengen, uit immorele motieven, de beide
240 241
www.matroesjkas.nl/kuifje.htm PEETERS, B. (red.), Kuifje in de Sovjet-Unie, Tournai, 1992, pp 36-37
86
seksen op de scholen bij elkaar.”‟242 Hier is het duidelijk dat de auteur zijn best doet om alle verwezenlijkingen van de Sovjetunie in een slecht daglicht te plaatsen. Het valt op dat Hergé zeer dicht bij deze bron blijft. Kuifje in de Sovjet-Unie is bijgevolg een perfecte illustratie van de manier waarop negatieve stereotiepen, die in een bepaalde maatschappij leven, doorsijpelen naar de strip en aldus de beeldvorming van het leespubliek, over een bepaald onderwerp, beïnvloeden.
Het verhaal begint met een bericht van de redactie die ervoor moet zorgen dat de jonge lezers geloven dat ze de realiteit van de Sovjetunie te zien zullen krijgen: “De Petit XXe, waarvoor moeite noch kosten te groot zijn om zijn lezers tevreden te stellen en hen op de hoogte te houden van hetgeen zich in den vreemde afspeelt, heeft zo juist een van zijn beste verslaggevers: KUIFJE, opdracht gegeven naar de Sovjetunie te reizen. Zijn ongetwijfeld talrijke avonturen en belevenissen zullen onze lezers van week tot week onder de ogen komen. (…) De redactie van de Petit XXe verklaart bij deze, dat de foto‟s, die de artikelen van Kuifje zullen illustreren, authentiek zullen zijn en door Kuifje persoonlijk genomen!”243
Kuifjes conflict met de bolsjewiki begint al op de heenreis. De Sovjets willen duidelijk over lijken gaan om de waarheid over hun land te verzwijgen: “Ik geloof, dat die kleine kapitalist slaapt. Tijd om te handelen! Hij mag onder geen beding in Rusland aankomen: stel je voor dat hij doorgeeft, wat er allemaal gebeurt!”244 Vervolgens blaast de communist de trein op maar Kuifje overleeft als bij wonder de aanslag. De Russische geheime dienst zal Kuifje doorheen het verhaal blijven achtervolgen. Men krijgt aldus een beeld van de Sovjetunie als een land dat geen pottenkijkers duldt en buitenlandse reporters constant schaduwt en zelfs probeert fysiek uit te schakelen. Vrijheid bestaat blijkbaar niet in dit land. Het concept van “de Potemkinse dorpen” komt eveneens duidelijk aan bod in deze strip. Eens in de Sovjetunie aangekomen observeert Kuifje “Engelse communisten, aan wie men de schoonheden van het Russische communisme laat zien.”245 Kuifje is verbaasd dat de getoonde fabrieken op volle toeren schijnen te draaien en komt vervolgens tot de vaststelling dat het “Potemkinse fabrieken” zijn: “Het zijn maar een paar toneeldecors… en daarginds branden ze
242
Ibid. p 37 HERGE, Kuifje in de Sovjetunie, Brussel, 1988, p 46 244 Ibid. p 47 245 Ibid. p 71 243
87
stro om die namaakschoorstenen te laten roken!”246 Iets later ontdekt Kuifje de oorsprong van het geluid dat op draaiende machines leek: hij ziet een Rus die met twee hamers op metalen platen slaat. “En zo nemen die Sovjets de mensen in de maling, die nog in het rode paradijs geloven.”247
Een “Potemkinse fabriek”
248
Doorgaans worden de Russen communisten afgebeeld met gefronste wenkbrauwen, hetgeen in een strip duidelijk maakt dat die persoon boos is, of (in combinatie met een glimlach) gewoon puur kwaadaardig. Voorts krijgt men een beeld van Russische communisten als laffe idioten en/of wreedaards: Ze kunnen niet schieten249; ze hebben schrik van spoken250; uit verveling willen ze Bobby laten verzuipen251; uitgemergelde kinderen die geen communist zijn krijgen geen brood maar wel een stamp op hun zitvlak.252 Wanneer Kuifje voornoemde brooduitdeling aanschouwt geeft hij een opmerking die nog eens aantoont hoezeer men in West-Europa de gewoonte heeft om “het kwade” te vergelijken met een ziekte253: “Nog een van die kankergezwellen in het hedendaagse Rusland: benden verlaten kinderen, die overal ronddwalen en leven van diefstal en bedelarij…”254
246
Ibid. p 72 Ibid. 248 www.matroesjkas.nl/kuifje.htm 249 HERGE, Kuifje in de Sovjetunie, Brussel, 1988, p 94 250 Ibid. p 86 en 117 251 Ibid. p 116 252 Ibid. p 121 253 DILLINGER, J., “Terrorists and witches: popular ideas of evil in the early modern period”, History of European Ideas, Vol. XXX, 2004 254 HERGE, Kuifje in de Sovjetunie, Brussel, 1988, p 120 247
88
Kuifje is ook getuige van “verkiezings-propaganda voor de sovjets!”255 Hier kan men vaststellen dat sommige scènes uit Kuifje in de Sovjet-Unie letterlijk uit het boek Moscou sans voiles komen. In het werk van Douillet staat er dat: “De communist kameraad Oebijkon (aftredend president van het uitvoerend comité) hield een redevoering. Hier volgt zijn donderpreek: “Er zijn drie lijsten: een ervan is die van de communistische partij. Laten degenen die tegen deze lijst zijn, hun hand opsteken!” Tegelijkertijd haalden Oebijkon en zijn vier collega‟s hun revolver te voorschijn en richtten die dreigend op de boerenmenigte. Oebijkon vervolgde: “Dus wie is er tegen deze lijst? Niemand? Dan verklaar ik hierbij de communistische lijst met algemene stemmen tot gekozen. Er hoeft dus niet meer gestemd te worden over de twee andere lijsten.””256
“verkiezingspropaganda”
257
Volgens Hergé heeft de Bolsjewistische Revolutie Rusland vernietigd en hebben de leiders van de revolutie het volk bestolen waardoor het nu in armoede moet leven: “Moet je eens zien wat de Sovjets van die prachtige stad Moskou gemaakt hebben: een stinkende bende”258 en “Je bent hier in de schuilplaats waar Lenin, Trotski en Stalin de schatten hebben verzameld, die ze van het volk gestolen hebben!”259 De Russische communisten zijn in deze strip dus “puur slechte” personen die ook een bedreiging voor Europa vormen: “Hieruit blijkt dat die kerel een bolsjewist is en dat hij van plan was met dynamiet aanslagen te plegen in alle hoofdsteden van Europa.”260 Uit dit laatste kan men afleiden dat anticommunisten de USSR niet als een Europees land beschouwden. 255
Ibid. p 77 Ibid. p 78 257 www.matroesjkas.nl/kuifje.htm 258 HERGE, Kuifje in de Sovjetunie, Brussel, 1988, p 120 259 Ibid. p 147 260 Ibid. p 179 256
89
1.6.2 De Tweede Wereldoorlog
Gedurende het interbellum had de bevolking van de parlementaire democratieën van het Westen de USSR hoofdzakelijk als een bedreiging ervaren. Men vreesde namelijk voor een herhaling van de Russische Revolutie in eigen land. De agressieve expansiepolitiek van de fascistische regimes zorgde er echter voor dat deze dreiging naar de achtergrond verdween. Afhankelijk van de persoonlijke ideologische achtergrond werd Rusland (alweer) ervaren als de potentiële redder of vernietiger van Europa. Het fascisme was vijandig gezind ten opzichte van zowel liberalisme, socialisme als communisme. Vanaf 1941 werden deze drie ideologieën in hun voortbestaan bedreigd door de militaire successen van Nazi-Duitsland. De Duitse inval van de Sovjetunie veroorzaakte bijgevolg een strategische alliantie tussen de geallieerden (het Westen) en de USSR. Het feit dat de Sovjetunie vanaf 1941 meevocht aan de zijde van de geallieerden heeft veel invloed gehad op de beeldvorming van dat land in het Westen. Het verdwijnen van de gezamenlijke vijand in 1945 zou echter veel teniet doen aan het positieve imago die de USSR had gekregen wegens diens succesvolle weerstand aan de Duitse oorlogsmachine.
90
1.6.2.1 Belgen in de strijd tegen het “barbaars bolsjevisme” „Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevonden er zich meer Belgen dan ooit in de Sovjetunie. Ze waren er om samen met de Duitsers het Rode Leger en de sovjetpartizanen te bestrijden. De circa 25.000 landgenoten die toen aan en achter het Oostfront streden en werkten hebben vanzelfsprekend het “thuisfront” ingelicht over hun indrukken en belevenissen. Duizenden kilometers verwijderd van hun familie en vrienden waren zij genoodzaakt per brief te communiceren. Deze brieven bieden een kijk op de pasbeleefde voorvallen en geven indrukken van de auteurs weer. Vele betrokkenen hebben later de behoefte gevoeld hun belevenissen neer te schrijven. Aldus is een grote hoeveelheid egodocumenten ontstaan waarin Vlamingen en Walen verslag doen over hun contacten met een vreemde bevolking in een ver land.‟261 „In de Waffen-SS kregen de vrijwilligers naast een harde militaire dril ook een politieke opleiding. Kern van de gedoceerde stof was de racistische Weltanschauung van de SS. Daarbij werd het Germaanse Herrenvolk tegenover de Slavische Untermensch geplaatst. De oorlog aan het Oostfront werd door de SS-leiding voorgesteld als een “rassenoorlog”. Men kan zich bijgevolg afvragen in welke mate het door de SS gehuldigde racisme invloed heeft gehad op de perceptie van de vrijwilligers toen die eenmaal geconfronteerd werden met de Russische bevolking‟262, en in hoeverre deze perceptie gebaseerd was op de al bestaande vooroordelen over Rusland. „Vooraleer deze vraag te kunnen beantwoorden moet vastgesteld worden in welke mate de racistische opvattingen doordrongen bij de Belgische vrijwilligers. In de propaganda voor het Vlaamse Legioen kwam het thema van de Untermensch meestal slechts onrechtstreeks aan bod. De propaganda legde de klemtoon op het anticommunisme. Het Russische volk werd voorgesteld als het slachtoffer van het joodse communisme of als het willoze werktuig van een joodse samenzwering om de wereld te overheersen. De propaganda speelde aldus in de allereerste plaats in op antisemitische vooroordelen.‟263 Deze negatieve stereotiepen werden vervolgens vermengd met de eerder besproken vooroordelen over Rusland en diens bevolking, die al eeuwenlang in West-Europa leefden. „Het “Aziatisch judeo-bolsjevisme” 261
DE WEVER, B., “Oorlogvoeren tegen het „barbaars bolsjevisme‟”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 200-202 262 Ibid. p 204 263 Ibid.
91
riep aldus beelden op van horden primitieve steppebewoners, aangevoerd door satanische joodse politieke commissarissen die de Europese cultuur en het christendom wilden vernietigen. Daar een dam tegen opwerpen was de taak van de Vlaamse Oostfronters.‟264
Nazi-propaganda voor het Vlaams Legioen
265
De vermenging van deze twee eeuwenoude “bedreigingen voor de Europese beschaving” komt overduidelijk aan bod in de propagandaschriften voor de werving voor het Vlaams Legioen en de Waffen-SS. „Een citaat van Hitler benadrukte het Europese karakter van de strijd tegen “het Aziatische gevaar”. Hitler somde de nationaliteiten op die aan de zijde van Duitsland aan het Oostfront vochten, waarbij de Vlamingen en Walen vermeld worden, en hij kwam tot het besluit dat “in het oosten wellicht voor de eerste maal geheel Europa strijdt voor 264 265
Ibid. www.hagatekst.no/underdom/eurofascism/?p=17
92
een gemeenschappelijk doel: zoals eens tegen de Hunnen, thans tegen deze Mongolenstaat, van een tweede Dzjingus Khan.” Daarna kwamen Vlaamse politieke leiders aan bod die allen het Europese karakter van de oorlog benadrukten. In een artikel onder de titel Het aandeel der Hollanders en Vlamingen in de kolonisatie van Oost-Europa werd betoogd dat sedert duizenden jaren Germaanse volkeren het Oosten koloniseerden. Zij brachten er cultuur en streden er tegen de Aziatische vijanden van de Europese cultuur. Vele nazaten van de Germaanse kolonisatoren hadden zich weten te handhaven en zuchtten onder het bolsjewistische juk.‟266 Hier kan men duidelijk vaststellen dat het vijandbeeld van de Russische variant van het “oriëntaals despotisme” gebruikt werd om Germaanse en Europese doelstellingen met elkaar te verweven. „Tot op zekere hoogte vond deze propaganda naadloos aansluiting bij de vooroorlogse katholieke en rechtse anticommunistische campagne. De “kruisvaartgedachte” die vooral in verband met het Vlaams Legioen door het katholieke VNV werd gepropageerd, vond haar wortels in de vooroorlogse campagne van de katholieke kerk tegen het “goddeloze bolsjewisme”. Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog was deze campagne zeer hevig en alomtegenwoordig in het katholieke Vlaanderen. De Russisch-Finse oorlog was olie op het vuur. De rechtse en de liberale pers zag deze Winteroorlog als een strijd tussen de “beschaving en het barbarendom”. De weinig rooskleurige levensomstandigheden in het “sovjetparadijs” werden door zowat het gehele spectrum van de Belgische opinievormers, de communisten uitgezonderd, aangeklaagd. Aldus associeerde het grootste deel van de publieke opinie de Sovjetunie essentieel met twee begrippen: armoede en geweld.‟267 „In de politieke opleiding van de vrijwilligers kwamen de racistische theorieën over de Untermensch onverholen aan bod. In tegenstelling tot andere machten in Duitsland, die al snel de voordelen zagen in bondgenootschappen met anticommunistische groepen in de Sovjetunie, bleef Himmler lange tijd de gehele Russische bevolking als Untermenschen beschouwen. Het bolsjevisme was binnen dit wereldbeeld slechts een verschijningsvorm van een eeuwenoude strijd: “So vollzieht sich seit Jahrtausenden nach furchtbaren, unberechenbaren Gesetzen der Kampf der beiden Gegenpolen, findet sich immer wieder ein Attila, ein Dschingis-Chan, der die Tore Europas aufreist, der nur eines kennt: die
266
DE WEVER, B., “Oorlogvoeren tegen het „barbaars bolsjevisme‟”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, pp 204-205 267 Ibid. p 206
93
vollkommene Vernichtung alles Schönen!”‟268 Het is duidelijk dat deze opvattingen het anticommunisme ver overschreden. Men greep terug naar de eeuwenoude Oost/West tegenstelling, barbarij versus beschaving, Azië versus Europa, verleden versus heden. Rusland was binnen deze gedachtegang alweer een deel van het “eeuwig despotische Azië”. „De Vlaamse legioensoldaten kwamen op verschillende manieren met de sovjetbevolking in contact. Ze stonden allereerst oog in oog met de soldaten van het Rode Leger. Dat deze relatie gefundeerd was op vijandschap spreekt voor zich. Daarnaast kwamen ze overal achter de fronten partizanen op hun weg tegen. De massale inzet van groepen gewapende burgers heeft een belangrijke invloed gehad op de oorlogvoering. Het maakte van iedere Rus een potentieel levensgevaarlijke vijand.‟269 „Partizanen die gevat werden, konden niet rekenen op clementie. Men nam geen risico‟s. Verdachte of weerspannige Russen werden zonder vorm van proces opgeknoopt of neergeschoten.‟270 „Naast deze vijandige contacten, waren er ook meer vredevolle contacten met de burgerbevolking met wie de soldaten achter de linies willens nillens moesten samenleven.‟271 „Einde 1941 kwam het Vlaams Legioen voor het eerst in Rusland. De troepen werden ingekwartierd bij de plaatselijke burgerbevolking. Voor de meeste vrijwilligers waren het de eerste contacten met de Russische bevolking. Bij hen overheerste de verwondering over de primitieve levensomstandigheden. Toch was er ook meteen een band via het christelijk geloof. Men schrijft over de heiligenbeelden en de iconen die in alle huizen te vinden zijn en over het feit dat de Russen godsdienstig zijn. Dit maakte het problematisch om deze mensen als fundamenteel anders te beschouwen, zoals de politieke scholing dat had voorgehouden. Deze cognitieve dissonantie werd opgelost door de Russische bevolking te percipiëren als slachtoffers van joodse communisten. Voor vele vrijwilligers stond het zelfs al bij voorbaat vast dat de Russen de slachtoffers waren van joden. De 17-jarige vrijwilliger Marcel Behaegel schreef vanuit het opleidingskamp in Polen, nog voordat hij ooit in de Sovjetunie was geweest: “Soms heb ik ogenblikken dat mijn bloed kookt en de tranen mij in de ogen springen wanneer Duitse soldaten vertellen over de strijd tegen het Bolsjewisme, het werk der joden en de mismaking der kinderen. Zelfs jonge knapen van amper 13 jaar worden in het vuur gejaagd, werkloze vrouwen en kinderen worden vermoord, de huizen worden gans 268
Ibid. Ibid. pp 206-207 270 Ibid. p 209 271 Ibid. pp 206-207 269
94
platgebrand. (…) Stalin zal daarvoor boeten. God laat zoiets niet ongestraft.” De vrijwilligers werden door hun officieren bevestigd in dergelijke overtuigingen.‟272 „Sommige vrijwilligers penden getrouw neer wat zij leerden tijdens de politieke lessen: “Gij strijdt ginder in de Heimat voor een nationaal-socialistische orde en voor ons geldt hier een strijd tegen het Bolsjewismus, dat we te bekampen hebben tot de vernietiging toe. Wij bekampen deze pest en verrotting, daar we weten dat het bolsjewisme een uitvinding is van de joodse geest, die (naar) de ontworteling van alle cultuurvolken streeft (…) en de enkeling als productiemachine voor het internationale jodendom wil maken.” De grens tussen deze opvatting en het idee dat het Russische volk zelf moest worden uitgeroeid was uiterst dun. Naarmate de krijgskansen keerden werd het bolsjewistische gevaar meer en meer als een Russische, Slavische en Aziatische bedreiging voorgesteld.‟273 Hier merkt men opnieuw dat er in Europa een beeldvorming omtrent “het slechte” bestaat die parallellen trekt met een ziekte of kankergezwel. Dergelijke beschrijvingen van “het slechte” vinden hun oorsprong in de periode van de Zwarte Dood (14de eeuw). Net als bij de Zwarte Dood verspreidt “het slechte” zich via assimilatie van mensen die nog niet door “het slechte” zijn geïnfecteerd. Het logische gevolg van deze redenering is dat de fysieke uitschakeling van de groep die als “puur slecht” wordt ervaren, een vorm van wettige zelfverdediging vanwege de maatschappij is. Doordat het als een strijd tussen goed en kwaad wordt voorgesteld, wordt elke vorm van compromis met “de vijand” onmogelijk.274 „Vlak na de val van Stalingrad in 1943 trachtte een jonge rekruut zijn vader te overtuigen van zijn engagement: “Als later de oorlog gedaan is, en we hebben gewonnen, dan kan ik zeggen: ik heb gestreden voor de vrijmaking van Europa van het bolsjewisme. Ik kan me niet voorstellen dat ge met de bolsjewieken zijt, die barbaren, verdierde mensen. Want ge moet niet denken dat als de Russen winnen, ze halt maken aan de Belgische grens. De Engelsman en de USA zijn platbroeken. Ze maken met de Russen een akkoord en de bolsjewiek en de jood is weer hier. Als er te kiezen valt tussen bolsjewisme en Nieuwe Orde, tussen een Rus of een Duits, dan zult ge toch de Rus niet verkiezen?” Albert Van den Abeele, die in zijn brieven vaak sympathie voor de Russische boerenbevolking toonde, schreef in 1943, toen hij op bezoek was in Praag en er kon vaststellen dat hij als Duitse soldaat gehaat werd door de 272
Ibid. p 207 Ibid. p 208 274 DILLINGER, J., “Terrorists and witches: popular ideas of evil in the early modern period”, History of European Ideas, Vol. XXX, 2004 273
95
bevolking: “Dit slavische verzet tegen de Germaanse, Duitse uitbreiding naar ‟t Oosten is waarlijk een groot gevaar, daar het door dit grote Rusland gevoed wordt. (…) Als Duitsland machteloos zou staan tegen die Oosterse vloed, Engeland zou het ook zijn, dan kunnen wij ons, als Germaans volk, ook op een nieuwe Oosterse onderdrukking voorbereiden.”275 Eerder had dezelfde Van den Abeele al geschreven dat: “(…) men is hier niet gemakkelijk met die Aziatische vagebonden die Europa en ook wel ons duurbaar Vlaanderen als een vloed zouden overstroomd hebben.”‟276 „De mening van de Vlaamse Oostfronters over de soldaat van het Rode Leger is dubbelzinnig. Aan de ene kant wordt hij beschouwd als een wreedaardig instrument van de “irdische satans en monsters van onmenselijke barbaarsheid” die in de Sovjetunie de scepter zwaaiden. Aan de andere kant klinkt bewondering voor de moed en volharding van de tegenstanders en hun vermogen om zich aan het lastige terrein aan te passen.‟277 Veel meer dan over het Rode Leger schreven de Vlaamse vrijwilligers over die andere Russische vijand: het klimaat. „Het Vlaams Legioen kreeg zijn vuurdoop tijdens één van de koudste winters van de eeuw in Rusland. “Angst voor de vijand heeft geen van ons”, schreef Marten Van Steenbergen, “alleen de koude schrikt ons af!” Albert Van den Abeele vergeleek Rusland met Vlaanderen en kwam tot de conclusie dat “Vlaanderen duizend maal meer waard is dan Rusland (…). Hier zijn geen winkels, geen staminees, dikwijls geen drinkbaar water! Vuile houthuizen, vuile bewoners, de huizen zwart van de vliegen!” 278 „Later vocht Van den Abeele nog in de Oekraïne. Het verschil met de arme Russische dorpen was zeer groot. Hij vergeleek deze dorpen en boerderijen met de kempen. De meeste vrijwilligers vergeleken het echter meer met Letland, waarheen het Vlaams Legioen na de eerste anderhalve maand Rusland op rust ging. Het “Europese” en “beschaafde” Letland was niet te vergelijken met wat ze hadden meegemaakt, schreven vrijwel alle vrijwilligers: “Het doet waarlijk deugd aan het hart na een maand en half in het stinkend en rot Rusland terug in de beschaafde wereld te komen.”; “Als men van Rusland in Letland komt, valt het verschil geweldig op. In Rusland lopen de kinderen allemaal als straatjongens in vodden gekleed. Het land heeft het volk in zijn wildheid overwonnen; tussen water en grond is geen vaste grens, 275
DE WEVER, B., “Oorlogvoeren tegen het „barbaars bolsjevisme‟”, in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 208 276 Ibid. p 209 277 Ibid. 278 Ibid.
96
ook niet tussen bos en land. Het is eigenaardig die wildheid, het kan ook schoon zijn, maar ze brengt niets op.” Dat de Vlaamse Legioensoldaten er niet als vijanden, maar als bevrijders werden verwelkomd, zal de gunstige indruk van Letland ongetwijfeld mee bepaald hebben.‟279
De oorlog tegen de Sovjetunie werd door de Vlaamse vrijwilligers duidelijk ervaren als een strijd tussen beschaving en barbarij: Europa tegen Azië, het Westen tegen het Oosten, het goede tegen het kwade. Zoals we eerder al gezien hebben waren de meeste vooroordelen niet nieuw maar steunden ze onder andere op de denkbeelden van het oriëntaals despotisme. „De leden van het Belgische expeditiekorps die een kwart eeuw eerder in Rusland aan de zijde van de tsaar vochten, deelden grotendeels dezelfde vooroordelen over Rusland. Er waren echter eveneens een aantal factoren die het negatieve beeld nog verder versterkten. De katholieke en rechtse milieus waaruit de modale Vlaamse Oostfronter werd gerekruteerd, waren getekend door een virulent anticommunisme. Onder invloed van de stalinistische terreur kon de Sovjetunie aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog op weinig sympathie in het Westen rekenen. Vanuit deze achtergrond introduceerde de nationaal-socialistische propaganda een nieuw interpretatiekader van de Russische Untermensch. Men constateert dat deze nieuwe ideeën doorsijpelden bij de Vlaamse vrijwilligers maar dit doorgedreven racisme was zeker niet algemeen.‟280 De Oostfronters bezaten al genoeg negatieve vooroordelen over Rusland waardoor de theorie van de Untermenschen niet nodig was om een vijandbeeld te creëren. Bij vele vrijwilligers bleef deze theorie dan ook aan de oppervlakte steken. Het geloof in een Russisch/communistisch vijandbeeld was dus een noodzakelijke preconditie om aan het Oostfront te gaan vechten, want als men geweld wilt plegen tegen “een vijand” moet men ze eerst vrezen en haten.281
279
Ibid. pp 210-211 Ibid. p 212 281 AHO, J., This thing of darkness: A sociology of the enemy, Seattle, 1994, p 122 280
97
1.7
België en de Koude Oorlog
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de West-Europese staten verplicht tot internationale samenwerking als protectoraten van de USA. Deze herschikking van de internationale allianties zorgde ervoor dat de Verenigde Staten als een mindere bedreiging voor de Europese cultuur werd ervaren dan de Sovjetunie. In 1914 was het Oeral-gebergte de grens van Europa, vanaf 1917 lag deze grens aan de Karpaten en na 1945 liep ze langs de Elbe. West-Europa werd vanaf dan ervaren als het enige overblijfsel van “het vrije Europa.”282 De communistische landen ten oosten van de Elbe, de USSR uitgezonderd, werden allemaal als een deel van Oost-Europa ervaren. De term Oost-Europa is echter eerder op een waardeoordeel gebaseerd dan op een geografische realiteit. Getuige hiervan is het feit dat Rusland door de eeuwen heen oftewel als een Noord- of Oost-Europees land bestempeld werd, afhankelijk van de toenmalige Westerse perceptie van dat land. De term Oost-Europa draagt dan ook een sinistere connotatie met zich mee: het is wel Europa maar toch heeft het iets Oosters/Aziatisch/barbaars. De USSR werd al helemaal als een “Aziatisch/barbaarse entiteit” voorgesteld waardoor het gedurende de Koude Oorlog zelfs niet onder de OostEuropese categorie viel.283
Door de nederlaag van de As-mogendheden verloren de geallieerden en de Sovjetunie hun gezamenlijke vijand.Vanaf dan werd langs beide kanten de vroegere bondgenoot van de oorlog voorgesteld als een vorm van de zopas verslagen vijand. In de Sovjetunie werden de geallieerden na de oorlog voorgesteld als een deel van het fascisme. In het Westen deed men dezelfde denkoefening door Nazi-Duitsland en de Sovjetunie onder de noemer “totalitaire regimes” te plaatsen. Aldus kon men het vijandbeeld van de Tweede Wereldoorlog recycleren voor het vijandbeeld dat de Koude Oorlog zou domineren. Rusland en de geallieerden hadden gedurende de Tweede Wereldoorlog de strijd tegen het fascisme voorgesteld als een strijd tussen goed en kwaad. Door de vroegere bondgenoten in dezelfde categorie als de juist verslagen gezamenlijke vijand te plaatsen werd dit beeld behouden gedurende de Koude Oorlog. De propaganda van beide kanten stelde aldus het “nieuwe” conflict voor als een doodsstrijd tussen de krachten van “het goede” tegen die van “het kwade”.
282
MALIA, M., Russia under Western eyes, Londen, 1999, p 358 BEZEMER, J.W. en JANSEN, M., Een geschiedenis van Rusland: Van Rurik tot Poetin, Amsterdam, 2008, pp 330-331 283
98
1.7.1 Het begin „Naar het einde van de Tweede Wereldoorlog toe waren de relaties binnen het bondgenootschap tegen Duitsland en Japan voortdurend verslecht. Hun wederzijds streven naar een zo groot mogelijke invloedssfeer dreef de Verenigde Staten en de Sovjetunie steeds verder uit elkaar. Het toenemende wantrouwen mondde uit in een latente vijandigheid die tot gevolg had dat de vroegere bondgenoten niet in staat waren de Tweede Wereldoorlog met een duurzame vredesregeling af te sluiten. Het ontbreken van een consensus inzake de internationale verhoudingen bracht met zich mee dat de wereld in een Westerse en een communistische invloedssfeer werd opgedeeld. In 1945 en 1946 probeerde de Belgische regering zich nog op de vlakte te houden, niet uit heimwee naar de vooroorlogse neutraliteitspolitiek, maar omdat ze samen met Frankrijk en Groot-Brittannië vreesde dat de bipolarisering de collectieve veiligheid in het gedrang zou brengen.‟284 „Door de communistische staatsgreep in Praag van maart 1948 en de blokkade van de westerse bezettingszones in Berlijn in juni van dat jaar, werd de angst voor de Sovjetunie aangewakkerd. In zijn ophefmakende rede, “Nous avons peur”, voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vertolkte Spaak op een zeer pathetische manier de gemoedsgesteldheid van de West-Europese bevolking. De Belgische buitenlandse politiek werd meer en meer op die van Washington afgestemd. Een gevolg daarvan was dat ons land bij de oorlog in Korea betrokken werd. Het angstsyndroom, dat met de Korea-crisis zijn eerste culminatiepunt bereikte, lag aan de basis van de eerste naoorlogse bewapeningsgolf en stimuleerde de uitbouw van de NAVO. België was voortaan met het Amerikaanse buitenlandse en militaire beleid vervlochten en verloor zijn beslissingsrecht inzake de omvang en de aard van zijn landsverdediging.‟285
284
VAN DEN WIJNGAERT, M., BEULLENS, L., en DECAT, F., “De buitenlandse en militaire politiek van België in een gebipolarisseerde wereld” in Oost West West Best, Tielt, 1997, p 53 285 Ibid. pp 54-56
99
1.7.2 De periode van toenadering „Na de dood van Stalin en de wapenstilstand in Korea, in 1953, deed zich een lichte dooi voor in de Oost-Westverhoudingen.‟286 „Naar buiten toe had de sovjetdiplomatie voortaan openlijk veel lof voor het idee van de “vreedzame coëxistentie”. De politieke contacten, culturele uitwisselingen en het handelsverkeer tussen het Westen en het sovjetblok kwamen langzaamaan weer op gang. Desondanks bleef in het Westen de twijfel bestaan of deze nieuwe politiek oprecht was of dat het slechts om een tactiek ging. De verhalen van Belgen die een reis naar de USSR maakten in de jaren 1950, beïnvloedden het beeld dat de modale Belg had van de USSR en oefenden op deze manier invloed uit op de publieke opinie.‟287
Raymond Scheyven
288
„Na de dood van Stalin bleek dat de grenzen van de Sovjetunie minder ondoordringbaar waren geworden voor buitenlandse reizigers. Raymond Scheyven, die toen hij terugkwam van een zeven weken durende reis naar de USSR in september-oktober 1953, vergeleek de dood van Stalin met een “Sesam open u” van de USSR: “Van de ene dag op de andere waren de diplomaten vrij om hun Moskouse gevangenis te verlaten. Van de ene dag op de andere werd de buitenlanders de toegang tot de USSR niet meer systematisch geweigerd”. Scheyven nuanceert zijn verhaal echter en voegt er voor de duidelijkheid aan toe dat dit niet wil zeggen dat de Sovjetunie bijzonder gastvrij was geworden sinds mei 1953. De toeristische politiek van de USSR kwam pas echt tot ontwikkeling vanaf augustus 1955. Toen tekende Intoerist contracten met het buitenland, hoofdzakelijk met West-Duitsland, België, Noorwegen en Zweden. Na een studiereis naar Leningrad en Moskou liet de directeur van het Antwerpse 286
Ibid. p 56 STELANDRE, Y., “Beschouwingen van Belgen over de Sovjetunie in de jaren 1950” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 216 288 www.praats.be/socrates.htm 287
100
agentschap Wirtz in januari 1956 weten dat zijn agentschap voortaan toeristische verblijven aanbood aan Belgen die een reis naar de Sovjetunie wensten te maken.‟289 „Walter Loridan, de ambassadeur van België in Moskou, onderscheidde twee types van westerse reizigers die naar de USSR kwamen. Aan de ene kant had je de toeristen: “De toeristen vormen natuurlijk wel een bevoorrechte categorie, maar ze kunnen enkel onder de bescherming van Intourist en volgens enkele modelreisroutes rondtrekken. Ze mogen alleen op die plaatsen komen waar een Intouristhotel is. De buitenlandse toeristen zijn schaars in aantal (enkele duizenden per jaar). De exorbitante prijs van de reis volstaat waarschijnlijk om de stroom toeristen te beperken, zodat de hotels van de Sovjetunie ze kunnen opvangen. Een toerist is echter vaak meer bevoorrecht dan een diplomaat.” Aan de andere kant zijn er de leden van delegaties, die worden uitgenodigd voor een verblijf in de USSR: “De meest bevoorrechte categorie buitenlanders in de Sovjetunie zijn de leden van “delegaties” die op uitnodiging komen. Ze worden in de beste hotels ondergebracht. Ze krijgen de volle aandacht. Ze worden door het hele land rondgeleid. Ze krijgen allerlei geschenken. We moeten toegeven dat ze overal goed verzorgd en gul en hartelijk ontvangen worden”.‟290 „Raymond Scheyven vond dat het nieuwe buitenlandse beleid bepaald werd door politieke en economische motieven. “Op politiek gebied acht Malenkov het nodig om prestige af te dwingen. Hij heeft echter niet het aureool van Stalin: hij is geen maarschalk, hij heeft de oorlog niet gewonnen, zijn standbeeld staat niet op alle pleinen van de USSR. Hij doet alle moeite om het respect van zijn volkeren te winnen door een meer liberale politiek te verdedigen (alles is relatief): zo heeft hij amnestie afgekondigd, hij heeft een standpunt tegen de politie ingenomen, hij wil nu het welzijn van de massa verhogen door een groter deel van de productiecapaciteit in de Sovjetunie vrij te maken voor consumptiegoederen”.‟291 „Deze nieuwe politiek ging in tegen de politiek die onder Stalin werd gevoerd. Wou dit zeggen dat de man, die bijna dertig jaar aan het hoofd stond van de USSR, enkele maanden na zijn dood reeds de rug werd toegekeerd door de Sovjetbevolking? Nee, antwoordt Etienne Bastien. Voor de redacteur van het agentschap Belga was het evident dat de verering die Stalin omringde, en die verbonden was met die van Lenin, nog altijd aanwezig was in de 289
STELANDRE, Y., “Beschouwingen van Belgen over de Sovjetunie in de jaren 1950” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 217 290 Ibid. p 218 291 Ibid. p 219
101
USSR: “Een van de eerste dingen waar je niet kan naastkijken, is de verering van de twee grote communistische leiders: Lenin en Stalin. Er is geen officiële plaats waar je niet onmiddellijk hun standbeeld of afbeelding tegenkomt. Bij grote gelegenheden, zoals de avond van de eerste mei, hangen hoog in de lucht hun verlichte gekleurde portretten zacht te bengelen, ver boven de rode sterren van het Kremlin, als grote ikonen die de menigte kan vereren. Op het Mausoleum vullen de twee namen het hele fronton boven de deur, een derde kan er niet meer bij”.‟292 „Lucien Duwez zag in mei 1955 nog talrijke borden en standbeelden die Stalin voorstellen en Serge Creuz kwam in oktober 1956 tijdens zijn reis naar de USSR in aanraking met een sovjetbeeldhouwer: zijn atelier stond vol hoofden en bustes van Stalin.‟293 Deze Ruslandgangers konden echter niet weten dat de nieuwe politieke leiding van de USSR oprechte plannen bezat om met het stalinistisch verleden te breken. Dit kon echter niet anders dan een proces van lange adem zijn aangezien Stalin, hoofdzakelijk door de overwinning op Nazi-Duitsland, bij een aanzienlijk deel van de bevolking nog steeds een positief imago bezat. De eerste stap werd gezet op het twintigste partijcongres van februari 1956. Tijdens dit congres beschuldigde Khrushchev Stalin van flagrante fouten in de vooroorlogse periode waaronder het uitschakelen van de beste officieren van het leger en de marine. Hieruit concludeerde hij vervolgens dat Stalin de verantwoordelijkheid droeg voor de nederlagen van het Rode Leger in de jaren 1941-42.294 Deze speech zou echter pas in 1989 openbaar gemaakt worden. De herziening van de rol van Stalin in de “Grote Patriotische Oorlog” was nochtans correct aangezien de overwinningen die het Rode Leger sinds 1943 boekten te danken waren aan het feit dat Stalin vanaf dan het bepalen van de te volgen strategie en tactiek opnieuw aan militairen overliet.295 Het zou echter duren tot eind 1961, na het 22ste partijcongres, dat men radicaal brak met het stalinistisch verleden en een einde maakte aan de verering van Stalin. 296 „Raymond Scheyven stelde vast dat de hotels altijd vol zaten met buitenlandse delegaties die men de verwezenlijkingen van de Sovjetunie toonde. Scheyven gaf toe zelf onder de indruk te zijn van hetgeen hij gezien had. Daarom was hij bang voor de verleiding die het sovjetmodel zou kunnen uitoefenen op de ontwikkelingslanden. Hij bezat de indruk dat de sovjets liever 292
Ibid. pp 219-220 Ibid. p 220 294 MEDVEDEV, R. en MEDVEDEV, Z., The Unknown Stalin, New York, 2003, p 103 295 OVERY, R., Russia’s War: Blood upon the Snow, Londen , 1998 296 MEDVEDEV, R. en MEDVEDEV, Z., The Unknown Stalin, New York, 2003, p 118 293
102
hun ideologie en hun methodes lieten triomferen dan hun lot over te leveren aan een nieuw internationaal militair conflict: “ik ben er zeker van dat een nieuwe oorlog een einde zou stellen aan het Sovjetexperiment. Ik ben er ook zeker van dat de leiders van de USSR hiervan overtuigd zijn”.‟297 Hieruit blijkt dat de USSR niet meer dezelfde dreiging uitstraalde als onder het bewind van Stalin. „Er bestond een zekere twijfel over de oprechtheid van de nieuwe buitenlandse politiek van de USSR, die zoveel lof had voor de “vreedzame coëxistentie”. Voor Scheyven was het echter niet zo belangrijk te weten of deze politieke koerswijziging reëel of tactisch was. Veel belangrijker vond hij de gevolgen van deze nieuwe politieke houding. Daarom vond hij dat Malenkov door het Westen diende aangemoedigd te worden. “Als de politiek van Malenkov steriel blijkt te zijn, zouden we troeven geven aan de meest antiwesterse Sovjetleiders, die gemakkelijk zouden kunnen zeggen: “onze nieuwe houdingen zijn er enkel in geslaagd de westerlingen te doen geloven dat we bang zijn. De angst die we schijnen te hebben kan hen er enkel van overtuigen dat hun krachtpolitiek lukt. In die omstandigheden is het beter terug te komen op de stalinistische politiek”. Malenkov geeft ons een kans. We mogen onze redenen tot ongerustheid niet vergeten die onze herbewapening verklaarden, en Stalins testament evenmin, maar we zouden ongelijk hebben als we die kans niet grepen”.‟298
Georgi Malenkov
299
„In mei 1955 maakte Achille Lefebvre, een Belgische ingenieur, de volgende diagnose over de economische situatie van de USSR: “Als we onze belangrijkste algemene indruk die deze reis ons nalaat zouden moeten weergeven, zouden we kunnen zeggen dat de huidige Sovjetunie een volk is waarvan iedereen, zowel mannen als vrouwen, aan het werk is (…). We kunnen de vooruitgang die de Sovjets hebben gemaakt na de enorme vernietigingen van
297
STELANDRE, Y., “Beschouwingen van Belgen over de Sovjetunie in de jaren 1950” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 220 298 Ibid. 299 www.marxists.org/francais/bios/malenkov.htm
103
de laatste oorlog en na de immense verliezen aan mensen en materiaal, niet ontkennen. Ze zijn trots op de echt opvallende verwezenlijkingen van hun land; ze praten trots over hun laboratoria, hun fabrieken en je moet ze gelijk geven als je terugdenkt aan wat Rusland veertig jaar geleden was. Als we abstractie maken van de doctrines en de regimes, moeten we het gigantisch oeuvre dat ze begonnen zijn en dat voor een deel al af is en waaraan een heel volk werkt, wel erkennen en bewonderen. Wanneer de vooropgestelde doelstellingen bereikt zullen zijn, zal de Sovjetunie zo niet superieur, dan toch tenminste gelijk zijn aan de Groten die aan de top staan van wetenschappen, techniek en industrie”.‟300 De dood van Stalin maakte het dus mogelijk voor de modale Belg om de verdiensten van het Sovjetexperiment op zijn minst gedeeltelijk te appreciëren. „Raymond Scheyven vond eveneens dat de sovjeteconomie opviel door haar dynamisme. “Eerder op het platteland voel je de economische polsslag van Sovjetrusland kloppen en niet in de grote steden, zoals Leningrad en Moskou, die zelfs niet kunnen beantwoorden aan de noden van de miljoenen mensen die er wonen”. Scheyven legde hier de vinger op de wonde van de sovjeteconomie. Hoewel ze inderdaad in staat was om met de westerlingen te concurreren op gebied van wetenschappen, techniek en industrie, had ze moeite om te beantwoorden aan de behoeften van de bevolking.‟301 „Volgens Raymond Scheyven waren de arbeidskrachten onvoldoende geschoold om genoeg te produceren. “De arbeiders die ik op het werk heb gezien, waren veel onhandiger, onwetender en langzamer dan de meest onbehouwen en luie Belgische arbeider”. Hij was van mening dat een betere opleiding cruciaal was voor het verbeteren van deze slechte toestand. Dat is dan ook hetgeen er volgens Scheyven gebeurde in de Sovjetunie in 1953 en hij voorspelde dat “de socialistische republieken morgen in ieder geval over betere arbeiders, beter geïnformeerde technici en bekwamere ingenieurs zullen beschikken dan nu”. Om het werk te stimuleren hingen er slogans overal in de fabrieken en op straat “waar ze de commerciële reclameborden van bij ons vervangen. Bovendien kunnen de arbeiders van een premie genieten wanneer het voorziene plan wordt overschreden”. Niet slecht, gaf Scheyven toe, maar hoe kan je een
300
STELANDRE, Y., “Beschouwingen van Belgen over de Sovjetunie in de jaren 1950” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, p 221 301 Ibid.
104
sovjetarbeider verleiden met loonsverhogingen, wanneer hij voor zijn geld alleen maar een klein aantal producten van mindere kwaliteit kan krijgen?‟302
Voor Scheyven luidde de fundamentele vraag die men zich over de sovjeteconomie diende te stellen als volgt: beschikt de USSR over het economische werktuig dat in staat is om voldoende consumptiegoederen op de markt te brengen? Na een reis van zeven weken gaf de afgevaardigde toe dat hij de mening van de “optimisten” niet deelde. Volgens Etienne Bastien “hoef je niet lang in Moskou te verblijven om te zien dat de organisatie van de goederendistributie gebrekkig verloopt. De wachtende rijen voor de winkels zijn hier een sprekend voorbeeld van.”303 Gigantische wachtrijen voor winkels die niet voldoende consumptiegoederen ter beschikking hadden, werd hét dominante beeld van de Sovjeteconomie in het Westen en hét symbool voor diens inferioriteit ten opzichte van het kapitalisme. Deze beoordeling baseert zich echter op een strikt materialistische definitie van levenskwaliteit die typerend is voor het Westers wereldbeeld. „Het grootste probleem waarmee de sovjetburgers geconfronteerd werden, was waarschijnlijk dat van de huisvesting: “elke kamer heeft vier, vijf, soms zes bewoners. Op één appartement wonen vaak twee of drie gezinnen samen. Wat bij ons een uitzondering is, is dagelijkse kost in de USSR”.‟304 „Waarom uitte het sovjetvolk zijn ontevredenheid over deze moeilijkheden niet? Volgens Scheyven kon de propaganda van het Kremlin vruchten afwerpen dankzij het isolement waarin de sovjets zich bevonden. “Opdat het Sovjetregime zou standhouden, moet elke Sovjetburger bijvoorbeeld een luie kapitalist in mij zien, die leeft van het zweet van de ongelukkige Belgische arbeiders. De meesters van het Kremlin kunnen op hun twee oren slapen. Als de stevigheid van hun regime zich kan meten aan de efficiëntie van hun propaganda, zullen ze ongetwijfeld nog mooie dagen kennen”.‟305 „Net zoals Christine Agapieff vond Scheyven dat het sovjetvolk erg open was. “Overal, behalve in Moskou en Leningrad, waar het wantrouwen op ieders gezicht te lezen staat, werd ik als vreemdeling omringd door nieuwsgierigheid, maar een sympathieke en vriendelijke nieuwsgierigheid”. Achille Lefebvre merkte op dat in Moskou, waar het verkeer duidelijk minder intens was dan in andere hoofdsteden, het volk op een “anonieme, gelijke menigte 302
Ibid. pp 221-222 Ibid. p 222 304 Ibid. pp 223-224 305 Ibid. 303
105
lijkt, waar de intellectueel niet te onderscheiden is van een handarbeider. Het is moeilijk om voorbijgangers in een bepaalde categorie onder te brengen, omdat ze niet meer zozeer aan de hand van hun kleren worden onderzocht. Ook is het voor buitenlanders onmogelijk om onopgemerkt voorbij te lopen, omdat ze door hun kleding onmiddellijk herkend worden. De verschillen in kleding spelen trouwens geen enkele rol in de USSR”.‟306 „Scheyven, die hetzelfde als Lefebvre vaststelde, legt echter uit dat de situatie hem beter had geleken in de provinciesteden en op het platteland. “Ik heb daar een bevolking gezien die duidelijk beter gevoed is, zich minder zorgen maakt, een onmiskenbare levensvreugde aan de dag legt…(…) Ze geven niet de indruk opgejaagd te zijn zoals de bevolking in Leningrad en Moskou”. Hij vond dat de levensstandaard van de Belgische bevolking zeker niet hoger was dan die van de Sovjets. Voor Etienne Bastien “lijken de Sovjets zich vrij goed aan te passen aan hun situatie”. Volgens Meunier, de kapitein van de Belgische basketbalploeg “stralen de mensen er gezondheid uit en zien ze er allerminst bezorgd uit”. Henri Rolin verklaarde onder de indruk te zijn van de levensomstandigheden van man, vrouw en kind op sociaal gebied.‟307 „Christine Agapieff merkte op “dat één van de aspecten die de westerse reizigers opvalt in de Sovjetunie, de rol is van de vrouwen op alle niveaus van het politieke, economische en sociale leven”. Zelfs in de industrie oefenden de vrouwen de zwaarste functies uit, “diegenen die in onze landen uitsluitend voor mannen zijn voorbehouden”. Agapieff voegde hieraan toe dat, ondanks het feit dat de ondernemingen kinderopvang en peutertuinen hadden, “dit ruwe werk door vrouwen niet bijdraagt aan de verschoning van het ras en dat de vrouwelijkheid en de esthetiek een zware tol betalen”.‟308 „Op 27 september 1955 verklaarde Camille Huysmans dat hij verbaasd was over het belang van de bedragen die aan het onderwijs in de USSR werden toegewezen. Joseph Pholien was onder de indruk van de infrastructuur van de Lomonosov-universiteit van Moskou. En Christine Agapieff onderstreepte het belang van de culturele mogelijkheden die de ondernemingen in de Sovjetunie aan hun werknemers ter beschikking stelden. Agapieff en Scheyven stelden vast dat de sovjetburgers een grote dorst naar kennis hadden. Op de bus, in de metro of op de tram zag je heel veel mensen zitten lezen. Scheyven vroeg zich af of dit was
306
Ibid. pp 222-223 Ibid. p 223 308 Ibid. p 224 307
106
om te ontsnappen aan de zwaarmoedigheid van het dagelijkse leven. Agapieff erkent dat de Russen een zeker gevoel voor kunst hadden, maar toch zag ze dat de schilderkunst, architectuur en beeldhouwkunst elke originaliteit misten. Ze vond evenwel dat een verbetering van de levensomstandigheden een pluspunt zou betekenen voor de intellectuele klasse in de USSR. “Wanneer de Sovjetunie een normale levensstandaard te wachten zal staan en het land zijn burgers voldoende consumptiegoederen zal kunnen bieden, wanneer de strijd voor het dagelijkse leven minder hard zal worden, zal dit zo begaafde volk opnieuw een intellectuele klasse vormen, waarvan het niveau gedaald is tijdens de overgangsjaren die het land doormaakt”.‟309 Hier kan men opnieuw vaststellen dat het superioriteitsgevoel van het Westen ten opzichte van de Sovjetunie, na de dood van Stalin, hoofdzakelijk gebaseerd is op het gebrek aan consumptiegoederen aldaar. „De religieuze situatie in de USSR blijkt uit de verhalen van de Belgische reizigers allesbehalve gunstig te zijn geweest. Scheyven merkte op dat er weinig jongeren naar de kerk gaan. Voor de Belgische spoorwegarbeiders bestond het grootste deel gelovigen uit vrouwen en bejaarden. Scheyven vroeg zich zelfs af “wie er morgen, wanneer al die oude mensen er niet meer zullen zijn, de kerken nog zal bezoeken?” Wanneer Paul Struye commentaar gaf op de politiek van de autoriteiten tegenover het geloof, verklaarde hij: “sommige kerken blijven misschien wel open voor de dienst,(…) maar wat hier onder godsdienstvrijheid wordt verstaan, staat haaks tegenover onze eigen opvattingen”.‟310 „Zij die terugkwamen van de Sovjetunie werden verplicht om een standpunt in te nemen tegenover het communistische regime. Behalve dat naar hun indrukken over het leven in de USSR werd gevraagd, stelde men hen gewoonlijk twee typevragen: hebt u vrij kunnen reizen en hebt u vrij informatie kunnen inwinnen?‟ Dat deze vragen steeds terugkeerden is een teken dat men in België nog steeds de neiging had om positief nieuws uit de Sovjetunie toe te schrijven aan de veronderstelde Russische traditie van de “Potemkinse dorpen”.
Hier is het echter nuttig om te verwijzen naar een uitspraak van Herman Thiery. Deze doctorandus in de economie nam deel aan de Belgische universitaire delegatie die in 1935 de
309 310
Ibid. p 225 Ibid.
107
USSR bezocht had.311 „Tegen het verwijt van een mogelijke verblinding bracht Thiery in: “De Sovjets houden er natuurlijk aan u al datgene te laten zien, dat ze reeds gerealiseerd hebben en waar ze met recht fier en enthousiast op gaan. Ik ben overtuigd dat, als iemand u komt bezoeken, ge hem in het salon brengt, en niet in de rommelkamer of in het gemak”. En bovendien was het toch uitgesloten dat alles “niets dan reuzen schouwtooneelen (zijn), vanuit het Kremlin geregisseerd door Tovariesjtsj Patjomkien II?!?!”312. Voor de Belgen die de USSR met angst en argwaan bekeken was er echter geen twijfel mogelijk: “Potemkin n’est pas mort. Son fantôme erre dans les steppes de Russie.”313. „Uit het feit dat de meeste Belgen na hun verblijf in de USSR reisherinneringen publiceerden of conferenties hielden, blijkt echter dat er bij het Belgische publiek een zekere interesse voor de situatie in de Sovjetunie bestond.‟314 De ontvangst van deze reisverslagen was zoals gewoonlijk afhankelijk van de ideologische achtergrond van de ontvanger. Het valt echter niet te ontkennen dat met de dood van Stalin er een verzwakking van het Sovjet-Russisch vijandbeeld plaatsvond. Deze evolutie zette zich voort tot aan de implosie van de Sovjetunie, hetgeen we via de Belgische strip kunnen vaststellen.
311
WAEGEMANS, E., “Johan Daisne in de Vooruit. Een Vlaams magisch realist in de sociaal-realistische Sovjetunie” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 153 312 Ibid. p 156 313 WAEGEMANS, E., “August Vermeylen in de Sovjetunie tijdens het eerste vijfjarenplan” in De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989, p 112 314 STELANDRE, Y., “Beschouwingen van Belgen over de Sovjetunie in de jaren 1950” in Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994, p 226
108
1.7.3 Beeldvorming van de Koude Oorlog in de Belgische strip
Het is algemeen geweten dat massamedia zoals televisie, bioscoopfilms en strips veel invloed kunnen hebben op de beeldvorming van een bepaalde bevolking over een bepaald onderwerp. Aangezien we in dit onderzoek ons toespitsen op de beeldvorming van Rusland in de Belgische strip van de jaren 1990, is het noodzakelijk om eerst een overzicht te geven van diezelfde beeldvorming in de voorafgaande historische periode. Zo wordt het mogelijk om wijzigingen of de continuïteit van bepaalde stereotiepen duidelijk aan te tonen. Een uitgebreide uitleg over het nut van “de negende kunst” als historische bron zal gegeven worden aan het begin van het volgende deel waarin specifiek onderzocht wordt hoe de beeldvorming van Rusland zich manifesteerde in het Belgisch beeldverhaal van de jaren 1990. „In het naoorlogse België beleefde de strip een ongekende bloei in de jaren waarin de Koude Oorlog de geesten van de West-Europeanen, en dus ook van de striptekenaars, beheerste. Daarbij springt het verschil tussen Vlaamse en Franstalige strips in het oog. Vlaamse strips verschenen vooral in kranten, Franstalige in stripweekbladen voor de jeugd, alvorens ze in albumvorm verschenen. Bovendien waren Franstalige strips ook een exportproduct, onder meer naar Frankrijk. Of de tekenaars nu voor een krant of voor een weekblad werkten, ze volgden allemaal grotendeels het ideologisch profiel van het medium waarvoor ze werkten. De evolutie van de Koude Oorlog is vrij goed te volgen in de veranderende inhoud van de stripverhalen uit deze periode.‟315 „Vlak na de Tweede Wereldoorlog richtten stripauteurs hun aandacht nog op de voorbije oorlogsgebeurtenissen. Strips als Rikki en Wiske in Chocowakije (1946) en Het geheim van de zwaardvis (1946) refereren eerder aan de afgelopen Wereldoorlog dan aan de nog prille Koude Oorlog. En toch: Rikki en Wiske gaan op avontuur in een Oost-Europees land. Willy Vandersteen zette zich hier op sarcastische toon af tegen de oorlogswaanzin, een thema dat hij nog vaak zou gebruiken. E. P. Jacobs tekende in 1946 Het geheim van de zwaardvis, waarin een fictief sterk Tibet, “het gele gevaar”, de wereld probeert te onderwerpen. Toen hij het verhaal in 1950 herwerkte om het in albumvorm te laten verschijnen, gebruikte Jacobs voor het eerst termen als “Koude Oorlog” en “Atlantisch Pact”.‟316
315
LEFEVRE, P., en GROESSENS, E., “Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip” in Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997, p 225 316 Ibid.
109
„Naarmate de spanningen tussen Oost en West toenamen, kwam het onderwerp duidelijker op de voorgrond. Marc Sleen noemde de Sovjetunie al snel als vijand.‟317 In navolging van Spaak vertolkte Nero in De erfenis van Nero (1948-49) het dominerende gevoel van de WestEuropeanen ten opzichte van de USSR. Wanneer hij verneemt dat hij zijn erfenis pas krijgt na, onder andere, een stuk van het IJzeren Gordijn te hebben bemachtigd zegt hij pathetisch: “Als ik op de Russen denk… j’ai peur”.318 „Marc Sleen stuurde zelfs Jan Spier naar Korea om tegen de communisten te gaan vechten.
De Franstalige auteurs Charlier en Hubinson stuurden hun held, de Amerikaanse piloot Buck Danny, eveneens naar het oorlogsgebied in Korea. De negatieve verwijzingen naar de Russen zijn in deze strip overduidelijk. Zelfs zo duidelijk dat de auteurs in Frankrijk een invoerverbod kregen.‟319 Wegens het gespannen politieke klimaat werd een te openlijke verwijzing naar de Russen als vijand niet meer aanvaard. Men diende dus een onrechtstreekse aanpak te volgen, bijvoorbeeld via het herleiden van de USSR tot een karikatuur of via een vijandig spionagenetwerk waarvan de nationaliteit niet expliciet vermeld werd.
In het begin van de jaren 1950 werden verscheidene spionnen ontmaskerd die atoomgeheimen aan de Russen hadden doorgespeeld. De internationale spionage was dan ook een favoriet onderwerp voor de tekenaars uit deze historische periode. Al snel wemelde het in sommige stripverhalen van de spionnen. In de Nero-reeks verhinderen Nero en zijn vrienden “een spion van een vreemde natie” die een atoom uit een Amerikaanse basis gestolen had. (De erfenis van Nero, 1948-49) De grote Stalin-snor van die spion laat echter geen enkele twijfel bestaan over welke natie het gaat en met deze handeling heeft Nero “de wereld van een ramp gespaard”. Vervolgens worden ze bedankt “in naam van de wetenschap en de vredelievende naties”.320 Men kan hieruit afleiden dat de USSR niet als een vredelievende natie beschouwd werd. „Na hun problemen met de Korea-albums in Frankrijk pakten Charlier en Hubinson het anders aan met Buck Danny. Ze lieten de piloot het opnemen tegen een internationaal 317
Ibid. p 226 SLEEN, M., De erfenis van Nero, Standaard Uitgeverij, 2008, p 4 319 LEFEVRE, P., en GROESSENS, E., “Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip” in Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997, p 226 320 SLEEN, M., De erfenis van Nero, Standaard Uitgeverij, 2008, p 22 318
110
spionagenetwerk onder leiding van Lady X, dat de informatie aan de meest biedende verkoopt. Het thema komt onder meer aan bod in Gevaar in het noorden (1957), waarin Lady X aast op de geheimen van Target Zero, de plaats waar Amerikanen radiografisch gestuurde atoombommen testen.‟321 „Het thema van spionage hangt dus nauw samen met de angst voor een atoomoorlog en de wapenwedloop, hetgeen zijn effect op de strip niet mistte. In verscheidene strips is er sprake van een nieuw en krachtiger wapen. Professor Zonnebloem gebruikt supersonische geluiden als vernietigingswapen (Kuifje, De zaak Zonnebloem, 1954), Petoetje ontwerpt de X-bom (Nero, De X-bom, 1955) en Blake en Mortimer ontdekken een vijandige, lees Oost-Europese, installatie die het weer in het Westen beïnvloedt om er alles te destabiliseren (S.O.S Meteoren, 1958). De striphelden zorgen er uiteindelijk voor dat die wapens niet in de handen van “de vijand” vallen en vernietigd worden. Het gevaar van een atoomontploffing of een ander wapen wordt verscheidene keren afgewend. Suske en Wiske proberen in De Speelgoedzaaier (1954) een vallende atoombom tegen te houden. In het Robbedoes-verhaal Bezoeker uit de oertijd (1957) eet een prehistorisch monster de geleerde Sprotzek op, net op het moment waarop die de formule voor een superwaterstofbom ontdekt.‟322 „Toen in het midden van de jaren 1950, na de dood van Stalin en het einde van de KoreaOorlog, een lichte dooi in de Koude Oorlog optrad, poogden verscheidene striphelden op hun beurt de vrede te bevorderen: door een machine met stralen die “alle slechte neigingen in de harten der mensen doodt” (Piet Pienter en Bert Bibber, Het vredeswapen, 1984), door een vredesserum om in te spuiten (Snoe en Snolleke, Het Hambrasserum, 1978) of om op te snuiven (Nero, Het vredesoffensief van Nero, 1954) slagen de striphelden erin de vijandelijkheden stop te zetten en de wereldleiders tot betere gedachten te brengen. Professor Barabas probeert de grootmachten tot betere inzichten te brengen via robotten in De snorrende snor (Suske en Wiske, 1956). In 1958 lanceert Nero opnieuw een vredesoffensief, deze keer met een Pax-plaat. Bijna slaagt hij in zijn opzet, maar één dove Rus volstaat om zijn plan te dwarsbomen.‟323
321
LEFEVRE, P., en GROESSENS, E., “Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip” in Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997, p 227 322 Ibid. 323 Ibid. pp 227-228
111
„Enige humoristische simplificering was striptekenaars niet vreemd. Het Oostblok was meestal niet meer dan een karikatuur. Alle clichés werden aldus op een hoopje gegooid om de vijand te typeren. Hergé gebruikte in De zaak Zonnebloem (1956) weliswaar de fictieve landen Syldavië en Bordurië, maar verwijst overduidelijk naar de Oost-Westtegenstelling. Dat doet hij onder meer door de inwoners van Bordurië van grote Stalin-snorren te voorzien.‟ 324 In het Het hambrasserum (Snoe en Snolleke, 1978) is de leider van het “Oostblokland”, Staluit genaamd, een overduidelijke parodie op Stalin. Voorts ziet men in deze strip een vlag waarop de hamer en sikkel vervangen zijn door een zeis en een zaag.325 „Veel bonter maakt Pom het in Buldaarse rapsodie (Piet Pienter en Bert Bibber, 1958). Het verhaal is herkenbaar: een professor vindt een nieuw atoomwapen uit en het dictatoriaal regime van Bulderije, een land met Oostblokallures, wil daarvan gebruik maken om de wereld te veroveren. Sinds de staatsgreep van korporaal Bullebakski draait de wapenindustrie er op volle toeren en wordt de bevolking onderdrukt. Er is sprake van een vijfjarenplan, propaganda, staatsgevaarlijke vreemdelingen, grondige zuivering van het leger, het arresteren van kolonels…‟326 Dit zijn allen negatieve stereotypen die sterk gekleurd zijn door de stalinistische periode van de USSR. „De lancering van de Spoetnik veroorzaakte schokgolven in het Westen. In de jaren zestig werd de prestigeslag tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten in de ruimte uitgevochten en de Russen leken aan de winnende hand te zijn. De ruimterace is een thema dat men eveneens in de Belgische strip kan terugvinden. Hergé liet Kuifje al in 1952 op de maan landen. In De driedubbel gestreepte (Nero, 1962) lanceert Adhemar zijn eigen satelliet, de zatteliet, die als brandstof Vlaams bier gebruikt. In de Nero-reeks is de lancering van de Spoetnik trouwens een wederkerend gespreksonderwerp.‟327 „Toen de internationale betrekkingen minder gespannen werden, werd dat ook in stripverhalen merkbaar. In verscheidene verhalen is er sprake van een toenadering tussen Amerikanen en Russen. In De renbaan van de angst (Michel Vaillant, 1959) vindt een sportieve confrontatie plaats tussen de Sovjetunie, de Verenigde Staten en West-Europa. De auteur, Jean Graton, contrasteert de discipline van de Russische ploeg met de nonchalance van de Amerikanen, 324
Ibid. p 228 Ibid. p 227 326 Ibid. p 228 327 Ibid. p 229 325
112
maar laat de Europeanen uiteindelijk toch de race winnen. Twee jaar later, in De 8ste man (1961), nemen de Vaillants een Rus op in de opleiding tot racepiloot, tot grote verontwaardiging van een Amerikaanse piloot. Michel Vaillant houdt vervolgens een zedenpreek, waarin hij beklemtoont dat er plaats is voor iedereen in de sport. Na veel ruzie vormen de Rus en de Amerikaan uiteindelijk een onoverwinnelijk team.
In De windmakers (Suske en Wiske, 1959) sluiten een Russische en een Amerikaanse jongen vriendschap. Russische en Amerikaanse geleerden werken in Het hondenparadijs (Suske en Wiske, 1961) in het geheim samen om een radioactieve satelliet, die dreigt neer te storten, onschadelijk te maken.‟328 Voorgaande voorbeelden illustreren het feit dat de dood van Stalin, en de daaropvolgende periode van toenadering, een verzwakking van de negatieve beeldvorming omtrent Rusland veroorzaakte. “Het kwade” is steeds minder het communistisch regime. Men heeft nu meer angst voor de dreiging van een atoomoorlog die zou kunnen ontstaan door wederzijds onbegrip. „Zelfs de uitgesproken pro-Amerikaanse Buck Danny bindt in deze periode enigszins in. Hij beleeft wel een avontuur op het fictieve eiland Inagua, dat sterk aan de Cubacrisis doet denken (Alarm te Cape Kennedy, 1964), maar houdt zich opvallend afzijdig in de Vietnamoorlog. Vooral vliegshows en de strijd tegen internationale misdaadorganisaties houden hem bezig. In één album werkt hij zelfs samen met vrouwelijke Russische piloten (De blauwe engelen, 1969). De Canadese piloot Dan Cooper probeert daarentegen een meer neutrale koers te volgen. In Spook 3 antwoordt niet meer (1967) en Gevaar voor de F-111 (1981) wordt hij, tegen zijn wil, door de Amerikanen in een conflict met de Sovjetunie gelokt. De Russische contraspionage heeft de opzet gelukkig door. In Apollo roept Soyoez (1973) vliegt Cooper met een Amerikaanse astronaut in een raket van de NASA naar de maan en redt er Russische kosmonauten van de dood. Yoko Tsuno zorgt in Koers 351 (uit het album Avonturen met elektronika, 1971) dat de toenaderingspogingen tussen Oost- en WestDuitsland niet gesaboteerd worden door een “grote buitenlandse financiële trust”. Dit verhaal werd duidelijk beïnvloed door de toenmalige Ostpolitik van Willy Brandt.‟329 „In de jaren zeventig was het hoogtepunt van de klassieke Belgische strip duidelijk voorbij. Er trad een nieuwe generatie tekenaars aan, die andere wegen bewandelden en niet 328 329
Ibid. pp 229-230 Ibid. p 230
113
terugschrokken voor experimenten. Zo ontstond een scheiding tussen de strips die bedoeld zijn voor een volwassen publiek, en strips voor kinderen. De oude reeksen bleven weliswaar doorlopen, maar de diversiteit in het stripaanbod steeg gevoelig. De invloed van de actualiteit bleef merkbaar, maar het aantal verhalen met een plot rond de Koude Oorlog of met verwijzingen naar totalitaire regimes of personificaties van gevaren voor de democratie nam af.‟330
Met de verkiezing van Ronald Reagan tot president van de Verenigde Staten verslechterde het internationale klimaat opnieuw. De Reagan administratie deed zijn best om de USSR opnieuw te demoniseren onder andere door het “the empire of evil” te noemen. Veel invloed lijkt dit niet gehad te hebben op de Belgische beeldvorming van de USSR aangezien de publieke opinie aldaar hoofdzakelijk in de ban waren van de Amerikaanse beslissing om nieuwe kernraketten in België en andere West-Europese landen te plaatsen. Hetgeen leidde tot massale betogingen waarvan de sporen duidelijk in de Belgische strip terug te vinden zijn. André Franquin vond er bijvoorbeeld inspiratie in voor een van de fratsen van Guust Flater (1980). Toch nam Franquin de atoomdreiging ernstig. In de reeks Zwartkijken (1977-1983), een reeks gags doordrongen van zwarte humor, tekende hij meermaals een postapocalyptische wereld waar een atoomoorlog alles vernietigd heeft. De grootste bedreiging komt hier dus niet meer van de USSR maar van de wapenwedloop zelf. In een gag zien we drie generaals, die Amerika, de USSR en Europa symboliseren, petanque spelen met handgranaten als ballen en met onze planeet als Jack.331 „Jan Bucqoy gebruikte het thema voor de politieke fictie Gerard Craan (1982). Daarin neemt de leider van de eenheidspartij in België de macht over en worden tussen Nieuwpoort en Zeebrugge 222 kernraketten geplaatst. Reagans Strategisch Defensie Initiatief is terug te vinden bij Nero in Het beest zonder naam (1985). Star Wars is daarin de naam van een door menselijke hersenen bestuurde kernkop, een uitvinding van de gekke dr. Zappadopolis, die Rusland en Amerika wil uitschakelen om zo een einde te maken aan “de escalatie van massale vernietigingswapens en de kans op een atoomoorlog aansienlijk” te verkleinen. Twee
330 331
Ibid. FRANQUIN, A., Zwartkijken Kompleet, Zelhem, 1999, p 31
114
verhalen later (Okkerdomme, 1986) dwingen de Amerikanen zelfs Adhemar voor het Star Wars-programma te werken.‟332
Onder invloed van Gorbatsjovs beleid van glasnost en perestrojka wijzigden de OostWestverhoudingen aanzienlijk. Door de gedeeltelijke invoering van vrije-marktmechanismen en democratische principes verkleinde de ideologische kloof tussen de twee. De openheid van Moskou zorgde er ook voor dat mankementen van het systeem beter gekend geraakten in het Westen hetgeen de angst voor de USSR verminderde. Men merkt dan ook dat gedurende het bewind van Gorbatsjov de USSR opnieuw expliciet afgebeeld wordt in meerdere Belgische strips. „De auteurs van Buck Danny hadden blijkbaar wat moeite om de gewijzigde relaties in te schatten.‟333 Door hun pro-Amerikaans wereldbeeld konden ze de Russen niet vertrouwen en bleef dit land in hun strips voorgesteld worden als de eeuwige vijand van het ”vrije Westen”. In volle glasnost-periode zetten de Russen een gewaagd spionageplan in de Verenigde Staten op (De deserteur, 1988). De zogenaamde deserteur in het verhaal vertolkt de verwachtingen van de auteurs voor de nabije toekomst: “Tegenover de ongelooflijke wetenschappelijke en technologische ontwikkeling van de Verenigde Staten is mijn arm land, verstikt door corruptie, incompetentie, bureaucratie en de eeuwig aanwezige politiedictatuur, gedoemd de strijd te verliezen!”334 Deze strip bulkt dan ook van negatieve Russische stereotiepen: “Als een goede soldaat volgde ik zonder meer zinloze orders op, riskeerde nutteloos het leven van m‟n piloten!” en “Da‟s de eerste keer dat die wodkafles een borrel weigert!” Terwijl praktisch alle Amerikanen in de oprechtheid van de “deserteur” geloven blijft Tumbler hem wantrouwen en daardoor kan hij uiteindelijk verhinderen dat de spion foto‟s van de nieuwe stealth vliegtuigen doorgeeft. Volgens de auteurs moet men dus oppassen met Russen die vredelievende en verzoenende taal gebruiken. Het is veiliger om de Russen te blijven wantrouwen. „De sporen die de Koude Oorlog in stripverhalen naliet, zijn op het eerste gezicht talrijk, maar binnen de gigantische productie gaat het toch om een relatief beperkt aantal albums en auteurs. In die verhalen is de evolutie van de internationale betrekkingen en de wijzigende 332
LEFEVRE, P., en GROESSENS, E., “Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip” in Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997, pp 230-231 333 Ibid. p 231 334 DOUHET, D. en BERGESE, F., De deserteur, Dupuis, 1988, p 12
115
beeldvorming omtrent de USSR goed te volgen. Soms gaat het om zeer expliciete verwijzingen, zoals in het geval van Buck Danny en Nero, maar meestal zijn het bedekte toespelingen of verwijzingen naar “vijandige regimes”. De Belgische strip vertoont een grote verscheidenheid wat de houding tegenover de Koude Oorlog en de USSR betreft. De toon in de twee pilotenstrips, Buck Danny en Dan Cooper, verschilt bijvoorbeeld grondig.
In tegenstelling tot wat men zou verwachten, zijn de strips niet allemaal rabiaat anticommunistisch en pro-Amerikaans. Doorgaans ventileren ze de angst en het ongenoegen van kleine West-Europese staten die tussen twee wereldmachten geklemd zitten. Dit verklaard waarschijnlijk de vele pogingen van Vlaamse en Franstalige striphelden om de wereldvrede te bevorderen of te herstellen. Het verschil tussen de Vlaamse en de Franstalige stripproductie is trouwens opmerkelijk. De Koude Oorlog-sfeer is veel duidelijker aanwezig in Vlaamse strips dan in Franstalige. De oorzaak hiervan ligt hoogstwaarschijnlijk in de publicatiewijze. Vlaamse strips verschenen in kranten, waardoor de productietijd veel korter was en de auteurs bijgevolg ook korter op de politieke bal konden spelen. De Nero-reeks van Marc Sleen is daar het duidelijkste voorbeeld van. De Franstalige strips verschenen daarentegen eerst in weekbladen en auteurs werkten langer aan hun scenario‟s, die dan ook nog meestal eerst goedgekeurd dienden te worden alvorens te verschijnen.‟335
335
Ibid. p 233
116
Besluit Deel 1 Het oriëntalistisch denken is een krachtig interpretatiekader dat al eeuwen lang leeft onder de Europese bevolking. In ons overzicht van de West-Europese beeldvorming van Rusland hebben we gemerkt dat de bijbehorende negatieve stereotiepen van dit denkbeeld, de WestEuropese perceptie van Rusland door de eeuwen heen beïnvloedde. Binnen het oriëntalistisch denken is de tsaristische autocratie een mutatie van het oriëntaals despotisme. Dit geld hoofdzakelijk voor de periode voor 1700 toen men in Europa Rusland als een Aziatisch land categoriseerde. Sinds de hervormingen van tsaar Peter I is de West-Europese perceptie van Rusland uiterst dubbelzinnig gebleken. Langs de ene kant heeft men Europeanen die Rusland als een deel van Europa beschouwen en langs de andere kant zijn er personen die Rusland stelselmatig als een achterlijk, barbaars en Aziatisch land ervaren.
De belangrijkste factor die de perceptie van Rusland in West-Europa beïnvloedt is van ideologische aard. Ten tijde van Peter I en Catharina II kon men in een zekere convergentie tussen Rusland en het Westen geloven wegens een gedeelde staatsideologie. In de 18de eeuw begon Rusland steeds meer te gelijken op zijn westerse buren wegens de adaptatie van WestEuropese elitaire waarden, hetgeen uiteindelijk van Rusland een klassiek Europees Ancien Regime maakte. Toen in West-Europa het liberalisme aan kracht won, begon men aldaar Rusland steeds meer mentaal buiten Europa te plaatsen. Dit was een gevolg van het feit dat het Ancien Regime niet te verzoenen was met de liberale ideologie. Voor liberalen werd de Russische autocratie de meest gevreesde vijand terwijl conservatieven die nostalgisch waren naar het Ancien Regime, Rusland als een potentiële redder percipieerden.
De wijdverspreide angst voor Rusland verdween pas nadat de Krimoorlog had aangetoond dat Rusland geen militaire bedreiging voor het liberale Westen vormde. In de tweede helft van de 19de eeuw voerde tsaar Alexander II een gedeeltelijke liberalisering van de Russische maatschappij door. Dit maakte van Rusland een gemengde samenleving waardoor zowel westerse liberalen als conservatieven hun eigen redenen hadden om Rusland te beschouwen als een potentiële redder van de Europese cultuur. Aldus merkt men dat de van bovenuit opgedrongen verwestersing van de Russische maatschappij een eenduidige beoordeling van Rusland in het Westen bemoeilijkt heeft.
117
De duale aard van de Russische maatschappij sinds de hervormingen van Peter I, ligt aan de basis van het fluctueren van de West-Europese beeldvorming van Rusland. De verdeling van de Russische maatschappij in westerlingen en nationalisten, zorgde ervoor dat Rusland in West-Europese ogen twee gezichten had. De ideologische achtergrond van de Europese waarnemer bepaalde op welke van deze twee gezichten men zich focuste en of men dit gezicht als een bedreiging of als een verrijking voor Europa beschouwde.
Vanaf de oprichting van de USSR merkt men dat het denkbeeld van het oriëntaals despotisme, in de vorm van de tsaristische autocratie, een verklaringsmodel werd voor zowel voor- als tegenstanders van het sovjetexperiment. Zij die vijandig gezind waren ten opzichte van dit experiment, zagen het Russisch communisme als een mutatie van de tsaristische autocratie en aldus werd Rusland gepercipieerd als een eeuwige bedreiging voor westerse vrijheden. Zij die de hoop koesterden dat dit experiment tot een rechtvaardigere wereld zou leiden verklaarden de moeilijkheden, tekortkomingen en misdaden van het sovjetregime via dezelfde tsaristische wortels. Het geloof in “het eeuwige Rusland” is bijgevolg geen exclusief anti-Russische eigenschap. De ideologische achtergrond is echter bepalend om “het eeuwige Rusland” als een onoverkomelijkheid of een lastige hindernis te ervaren.
Na de dood van Stalin ontstond er een dooi-periode in de vijandige Oost/West-relaties. Via het concept van de vreedzame coëxistentie begon de USSR minder bedreigend over te komen. Het bewind van Gorbatsjov zorgde voor een verdere ideologische convergentie tussen de Sovjetunie en West-Europa. Men kan vaststellen dat naar het einde van de Koude Oorlog toe, de USSR steeds minder als een rechtstreekse militaire bedreiging werd ervaren, hetgeen een mentale herintrede van Rusland tot Europa mogelijk maakte. De invloed van de langzame implosie van de Sovjetunie op de West-Europese beeldvorming van Rusland kan men aldus vergelijken met de invloed van de Russische nederlaag in de Krimoorlog. Het overdreven vijandbeeld bleek namelijk in beide periodes een illusie te zijn geweest. Voorts veroorzaakte in beide periodes de “militaire nederlaag” van Rusland voor een nieuwe golf van staatsgeleide verwestersing in Rusland. Wanneer men deze redenering doortrekt zou men kunnen veronderstellen dat de perceptie van Rusland sinds de jaren 1990 te vergelijken valt met diezelfde perceptie in de tweede helft van de 19de eeuw: Rusland wordt namelijk nog steeds regelmatig vanuit negatieve stereotiepen beoordeeld maar wordt niet meer als iets onEuropees ervaren. Om voorgaande theorie na te gaan, gaan we in het volgende deel over naar een analyse van de beeldvorming van Rusland in de Belgische strip van de jaren 1990. 118
Deel 2: De Jeltsinjaren in de Belgische strip (1990-2000)
“In six months we will have built socialism.”336 Lenin (begin 1918)
“For approximately six months things will be worse for everyone, but then prices will fall, the consumer market will be filled with goods, and by the autumn of 1992 there will be economic stabilisation and a gradual improvement in people‟s lives.”337 Boris Jeltsin (oktober 28, 1991)
“I want to ask you for forgiveness because many of the hopes have not come true, because what we thought would be easy turned out to be painfully difficult. I ask you to forgive me for not fulfilling some hopes of those people who believed that we would be able to jump from the grey, stagnating totalitarian past into a bright, rich, and civilized future in one go. I myself believed this. But it could not be done all at once.”338 Boris Jeltsin bij zijn aftrede als president, 31 december 1999
“Strange things happen in our so-called holy Russia, in our age of reforms and of joint-stock enterprises, the age of national movements and of hundreds of millions of roubles sent abroad every year, the age of encouraging commerce and of the paralysis of industry, and so on and so on, one cannot enumerate all, gentlemen, and so – straight to the point.”339 Fyodor Dostojewsky, The Idiot (1868)
336
Citaat uit NELSON, L., en KUZES, I., Radical Reform in Yeltsin’s Russia, New York, 1995, p 3 Ibid. 338 Citaat uit ROSE, R., MISHLER,W. en MUNRO, N., Russia Transformed: developing popular support for a new regime, Cambridge, 2006, p 1 339 DOSTOJEWSKI, F. “The Idiot”, Hertfordshire, 1996, pp 243-244 337
119
2.1
De “negende kunst” als historische bron
In het vorige deel hebben we een overzicht gegeven van de West-Europese beeldvorming van Rusland van 1700 tot en met 1989. Hierbij werd verwezen naar, en gebruik gemaakt van verscheidene media die een bijdrage leveren tot het totstandkomen, overdragen en instandhouden van een bepaalde perceptie van Rusland in West-Europa. In dit deel focussen we onze aandacht slechts op één medium, het Belgisch beeldverhaal van 1990 tot en met 2000.
Het beeldverhaal is een relatief nieuw cultureel product, daarom hoeft het niet te verbazen dat ze pas in de recentste decennia een groeiende academische aandacht heeft kunnen genieten. Lange tijd werd de strip dan ook als een lage vorm van entertainment beschouwd dat zich hoofdzakelijk op een zeer jong lezerspubliek richtte. Sinds de jaren 1960 is er echter geleidelijk aan een mentaliteitswijziging ontstaan die het toeliet om het beeldverhaal te verheffen tot “de negende kunst” en als bron voor academische studies.340 Vanaf de jaren 1970 begonnen verscheidene auteurs te experimenteren met het medium en verschenen er steeds meer strips gericht op een volwassen publiek.341 Via deze differentiatie in het stripaanbod begon het beeldverhaal steeds meer te gelijken op de film: 1) beide zijn een combinatie van beeld en taal; 2) ze delen dezelfde genres; 3) beide zijn regelmatig verplicht om bij het uitbeelden terug te grijpen naar bestaande clichés en stereotypen of om deze zelf te vormen; 4) ze worden zowel geproduceerd voor een select publiek van kenners als voor de ontspanning van de grote massa. Er zijn nog meer overeenkomsten tussen beide media maar deze vier tonen duidelijk aan waarom film en beeldverhaal uitstekende bronnen zijn voor onderzoek naar mentaliteitsgeschiedenis.
Doordat het beeldverhaal een combinatie van tekeningen en tekst is (1), zijn er twee niveaus van analyse: het tekstuele en het iconografische. Beide analysevormen kennen een grote theoretische voorgeschiedenis. Taal- en tekstanalyse bestaat al vele eeuwen. Bekend is het werk van Ferdinand de Saussure waar de basis werd gelegd voor de structuralistische
340
MASSART, P., La bande dessinée à l’université… et d’ailleurs : étudessemiotiques et bibliographique, Louvain-La-Neuve, 1984 341 LEFEVRE, P., en GROESSENS, E., “Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip” in Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997, p 230
120
taalkunde, zijn methodiek is dan ook uiterst geschikt om toe te passen op het beeldverhaal.342 Voor de iconografische analyse van het beeldverhaal kan er eveneens beroep gedaan worden op een eeuwenlange theoretische voorgeschiedenis. Een strikt wetenschappelijke benadering van de analyse van beelden is echter pas in de jaren 1930 tot stand gekomen en vond zijn oorsprong in de kunstgeschiedenis.343 Gaandeweg is men echter gaan beseffen dat afbeeldingen meer kunnen vertellen dan dat men op het eerste zicht zou denken. Als culturele producten van mensen die beïnvloed werden door de tijd waarin zij leefden, zijn afbeeldingen een uitstekend hulpmiddel voor verscheidene vormen van historisch onderzoek.
Het beeldverhaal kent een groot genreaanbod (2). Dit is een gevolg van het feit dat het grootste deel van de stripproductie gericht is op het entertainen van een zo groot mogelijk publiek (4). Het stripaanbod anno 2008 is dus zeer divers omdat ze zich richt op een maatschappij die gekenmerkt wordt door een grote diversiteit. Deze kenmerken maken van het beeldverhaal een massamedium die tot op zekere hoogte een weerspiegeling vormt van de tendensen die leven in de maatschappij waarin ze is ontstaan en daarop een zekere invloed uitoefent. Om zoveel mogelijk lezers te bereiken is men namelijk regelmatig verplicht om terug te grijpen naar algemeen aanvaarde clichés en stereotypen (3) die voortvloeien uit de samenleving waarop men zich richt. In het stripverhaal kan men bijgevolg sporen terugvinden van het wereldbeeld van de auteur, zijn lezerspubliek én van de maatschappij waarin beiden leven. De combinatie van al deze kenmerken maken van het beeldverhaal een uiterst geschikte bron voor het onderzoek naar mentaliteitsgeschiedenis.
Het doel van dit onderzoek is om via de Belgische strip na te gaan in welke wijze de WestEuropese beeldvorming van Rusland wijzigde onder invloed van de implosie van de Sovjetunie en de toenadering tot het Westen onder president Boris Jeltsin. In het vorige deel hebben we gezien dat de West-Europese beeldvorming van Rusland nooit echt stabiel of eenduidig is geweest. We hebben toen vastgesteld dat de belangrijkste factoren die voornoemde beeldvorming beïnvloeden van ideologische en geostrategische aard zijn. Ten gevolge van de implosie van de USSR verdween de ideologische spanning tussen Rusland en West-Europa, maar de tegengestelde geostrategische belangen bleven bestaan. Het is dan ook uiterst interessant om na te gaan hoe deze nieuwe situatie de beeldvorming van Rusland bij de gemiddelde Belg beïnvloedde. 342 343
LORENZ, C., De constructie van het verleden, Amsterdam, 2002, p 124 BURKE, P., Eyewitnessing: the uses of images as historical evidence, Londen, 2001, p 35
121
Voornoemde beeldvorming kan onderzocht worden via verschillende media en het meest bevredigende onderzoek zou bijgevolg gebruik maken van een combinatie van alle relevante media. De beperkte aard van dit onderzoek verplicht ons echter om uitsluitend op het medium van het beeldverhaal te focussen. Aangezien het de bedoeling is om continuïteit en verandering in de West-Europese beeldvorming van Rusland waar te nemen, gebruiken we het jaar 1990 als startpunt voor dit onderzoek. Alhoewel de USSR in 1990 nog steeds bestond, behoorde de Koude Oorlog toen al onherroepelijk tot het verleden. De periode 1990-1991 is bijgevolg een belangrijk scharniermoment waar men de eerste sporen van een zekere mentaliteitswijziging ten opzichte van Rusland kan waarnemen.
Een andere overweging die het jaar 1990 als startpunt voor dit onderzoek verantwoordt is het feit
dat
in
1990
Boris
Jeltsin
voorzitter
van
de
Opperste
Sovjet
van
de RSFSR werd. In 1991 werd hij de allereerste president van het nieuwe Rusland dat opstond uit de ruïnes van het Sovjetimperium. Dit onderzoek is dan ook nauw verbonden met de ambtstermijn van deze eerste postcommunistische president van Rusland.
Voorgaande verklaart eveneens waarom het jaar 2000 gekozen is als eindpunt voor deze studie. Dat jaar werd namelijk Vladimir Poetin de nieuwe president van Rusland. Poetins invloed op de Westerse perceptie van Rusland is ongetwijfeld immens, aangezien er onder zijn bewind een einde kwam aan de chaotische situatie in Rusland. Voorts voerde Poetin een veel krachtigere internationale politiek die deels als doel had het verloren prestige en invloed op het wereldtoneel te herwinnen. Op het einde van zijn tweede ambtstermijn in 2008 werd Poetin eerste minister en via deze functie heeft hij nog steeds een grote invloed op de Russische politiek en bijgevolg ook op de perceptie van Rusland in West-Europa. Vanaf 2000 kan men dus spreken van een nieuwe situatie die echter nog steeds aan het evolueren is. Aangezien het krachtigste wapen van de historicus de kennis is van hoe de zaken uiteindelijk zijn afgelopen, zou het betrekken van de periode na 2000 bij dit onderzoek een onbevredigend resultaat opleveren. Omdat de albums die in het jaar 2000 uitgebracht werden, doorgaans in de voorgaande periode geproduceerd werden, worden deze albums eveneens betrokken bij het onderzoek.
Centraal in dit onderzoek staat de creatie en instandhouding van een algemeen aanvaard extern vijandbeeld. In het vorige deel hebben we gezien dat de creatie van een dergelijk 122
vijandbeeld cruciaal is voor de creatie van een positieve groepsidentiteit. Gedurende de Koude Oorlog bestond er geen twijfel over de identiteit van de externe vijand. Het einde van de Koude Oorlog betekende echter dat de Westerse wereld, die zich hoofdzakelijk verbonden voelde in hun verzet tegen de uitbreiding van de communistische invloedssfeer en via de gedeelde ideologie van de parlementaire democratie, in een identiteitscrisis belandde. Sommigen interpreteerden toen het verdwijnen van “de gevaarlijke andere” zelfs als “het einde van de geschiedenis”344. In de jaren 1990 was de westerse wereld bijgevolg wanhopig op zoek naar een nieuw algemeen aanvaard extern vijandbeeld. Deze zoektocht eindigde met de
aanslag
op
de
WTC-torens
in
New
York
op
11
september
2001.
Het
moslimfundamentalistisch terrorisme, een problematiek dat dateert uit de periode van de Koude Oorlog, werd dankzij deze aanslag gebombardeerd als de “grootste bedreiging” voor de “eeuwenoude westerse vrijheden en beschaving”. Dit feit vergroot eveneens het nut van het jaar 2000 als eindpunt voor dit onderzoek.
Via een aantal criteria hebben we een lijst samengesteld bestaande uit 50 stripreeksen (bijlage nr. 1). Er is gekozen voor een zo uitgebreid mogelijke lijst als startpunt van dit onderzoek om te verzekeren dat de diversiteit van de Belgische stripproductie voldoende vertegenwoordigd is. Alleen de albums en stripreeksen relevant voor het onderwerp van deze thesis zullen werkelijk aan bod komen. De lijst van 50 stripreeksen werd samengesteld aan de hand van de websites www.zilverendolfijn.nl, www.b-gevaar.com en het werk De stripdatabank 20042005 van Peter Bonte, gebruik makend van de volgende criteria: 1) Enkel Belgische strips: onder de noemer “Belgische strip” plaatsen we alle beeldverhalen die oorspronkelijk bij een Belgische uitgever zijn verschenen. De nationaliteit van de auteurs is bijgevolg geen criterium. Een beeldverhaal van de hand van een Belg dat oorspronkelijk in de USA uitgegeven werd, zou dus volgens deze redenering onder de noemer Amerikaanse strip vallen en niet in aanmerking komen voor dit onderzoek.
2) Enkel albums uit de periode 1990-2000: de argumentatie voor deze tijdsafbakening werd eerder al gegeven. Albums die in de periode 1990-2000 werden uitgegeven, maar waarvan de voorpublicatie voor deze periode viel, komen niet in aanmerking.
344
FUKUYAMA, F., The end of history and the last man, Londen, 1992
123
3) Geen stripreeksen waarvan het verhaal zich voor de Koude Oorlog situeert: we hebben eerder al gezien dat het beeld van de geschiedenis onderhevig is aan algemene tendensen binnen de samenleving. Het is binnen dit onderzoek dus belangrijk om rekening te houden met de veranderende perceptie van de Russische geschiedenis in België. Er wordt wegens praktische overwegingen enkel gekeken naar de veranderende perceptie van de Koude Oorlog in de Belgische strip van de jaren 1990. Bijgevolg komen stripreeksen waarvan het verhaal zich bijvoorbeeld in de Middeleeuwen situeert, automatisch niet in aanmerking.
4) Geen stripreeksen waarvan het verhaal zich in een fictieve wereld situeert: hiermee worden fantasy-verhalen en dergelijke bedoeld maar eveneens sciencefiction. De uitsluiting van sciencefiction-reeksen is discutabel aangezien, net zoals het beeld van het verleden, het toekomstbeeld onderhevig is aan de bestaande tendensen en overtuigingen van de samenleving waarin ze tot stand is gekomen. Het uitsluiten van sciencefiction-reeksen is dan ook een beslissing die hoofdzakelijk op praktische overwegingen is gebaseerd.
5) Geen gagstrips: Alleen strips met een doorlopend verhaal komen in aanmerking aangezien dergelijke albums meer verdoken stereotiepen bevatten.
Na het samenstellen van een lijst volgens voorgaande criteria, is er overgegaan tot het analyseren van deze strips, dat wil zeggen verwijzingen naar Rusland of de Koude Oorlog zoeken en kritisch analyseren. Aangezien het uiterst onwaarschijnlijk is dat men verwijzingen naar Rusland kan terugvinden in alle stripreeksen die in voornoemde lijst zijn opgenomen, is er gekozen om iets meer dan de helft (30) grondig te analyseren. Doordat de analyse van deze strips een aantal wederkerende thema‟s naar voren brengt is er gekozen voor een combinatie van chronologische en thematische indeling. Hierdoor zullen een aantal hoofdstukken elkaar gedeeltelijk overlappen maar dit is echter noodzakelijk om te voorkomen dat men door het bos de bomen niet meer kan zien. Omdat de resultaten van een statistische verwerking van de gegevens uit dit onderzoek nauwelijks zou bijdragen tot het behalen van de algemene doelstellingen, wordt een dergelijke analyse tot het uiterste minimum beperkt. Het zou interessant zijn om via een statistische verwerking na te gaan hoe 124
verscheidene vijandbeelden, zoals “het gele gevaar”, “internationaal terrorisme” en “de Russische dreiging”, zich numeriek met elkaar verhouden binnen de Belgische strip. Een dergelijke analyse is echter onmogelijk binnen het kader van dit onderzoek.
125
2.2 Rusland en West-Europa vanuit historisch perspectief: een schizofrene relatie
Tot de 18de eeuw plaatste de religieuze definitie van Europa, Rusland buiten dit continent. Sinds de hervormingen van Peter De Grote kan men spreken over een schizofrene relatie tussen Rusland en West-Europa. In beide gebieden kan men vaststellen dat de publieke opinie verdeelt is over hoe Rusland en Europa zich met elkaar verhouden. Dit kwam duidelijk naar voren gedurende de 19de eeuw waar periodes van convergentie en divergentie zich afwisselden. Over het algemeen kan men stellen dat de relatie gedomineerd werd door wederzijds wantrouwen en onbegrip. In de 20ste eeuw is Rusland twee keer het toneel geweest van gigantische sociaal-economische experimenten. Aan het begin van deze woelige eeuw waren het de bolsjewiki die een algehele collectivisatie van het privé-eigendom doorvoerden, terwijl aan het einde van deze eeuw het de “democratische hervormers” waren die de grootste privatisatie-campagne in de geschiedenis van de mensheid doorvoerden. Beide van bovenuit opgelegde hervormingen van de Russische maatschappij, via een westers model, hebben niet alleen de geschiedenis van Rusland beïnvloed maar eveneens diens perceptie in West-Europa. De invloed van de communistische revolutie op de West-Europese perceptie van Rusland is in het voorgaand deel uitvoerig besproken geweest. Hier richten we ons uitsluitend op de impact van de “neoliberale contrarevolutie” van de jaren 1990 in Rusland, op de Belgische beeldvorming van dat land.
Wanneer men een blik werpt op de vakliteratuur die in de jaren 1990 over Rusland verscheen, is het eerste wat opvalt de grote onzekerheid die deze werken uitstralen. Om dit te illustreren hebben we een lijst (bijlage nr. 2) gemaakt van 27 artikels en boeken betreffende het nieuwe Rusland, waarvan de titel tegelijk een vraagstelling is. Elf van deze werken (40,7%) stellen de vraag hoe men de huidige situatie in het nieuwe Rusland dient te beoordelen: Niets is mogelijk. Alles kan: De wondere wereld achter het ijzeren gordijn, of hoe heet dat tegenwoordig?; Het nieuwe Rusland: van dictatuur naar democratie?; Can democracy take root in post-Soviet Russia?; Russia’s Stillborn Democracy?; The end of an empire?; Can Russia ever be secured?; Russische buitenlandse politiek: een nieuwe consensus?; Can Russia change?; Welchen weg geht Rusland?; Rusland en het GOS. Terugkeer naar een hegemoniale traditie?; Quo vadis Rossia?
126
Het grootste deel van deze werken stelt zich echter de vraag hoe het nieuwe Rusland zich verhoudt ten opzichte van Europa en de westerse internationale instellingen. In onze lijst gaat het hier over twaalf werken (44,4%): Is Russia a European power?; Russia and Europe: an end to confrontation?; Rusland: de stiefdochter van Europa?; Een nieuwe Europese deling ?; Rusland – Wat moeten we ermee?; Europe beyond partition and unity: disentigration or reconstitution?; Vooruit! Achteruit! Wat met de Europese veiligheid?: pleidooi voor een veiligheidszone binnen het grote Europa; Rusland in het Westen: een relatie in gevaar?; Mag Rusland ooit lid van de NAVO worden?; Van Koude Oorlog naar Koude Vrede. Een groot verschil?; Is Russia still an enemy?; Russia faces NATO expansion: bearing gifts or bearing arms?
Voorgaande illustreert duidelijk de onzekerheid die in het Westen heerste over Rusland na de val van het communisme. De oorzaak hiervan is dat de USSR al meer dan 70 jaar dé externe vijand van het Westen was geweest. Bijgevolg stellen we ons in dit deel de vraag hoe men in West-Europa, gedurende de jaren 1990, omging met het verlies van de zekerheid die deze externe vijand ongeveer zo‟n drie kwart eeuw had geboden. Bracht de verdwijning van “de communistisch dreiging” een verbetering met zich mee in de perceptie van Rusland in de Belgische strip? Of kan men daarentegen vaststellen dat de voorbije vijandige houding een blijvende invloed heeft gehad op de perceptie van Rusland in West-Europa? Deze en andere vragen zullen we pogen te beantwoorden via een analyse van het Belgisch beeldverhaal van de jaren 1990.
127
2.2.1 Rusland en het Westen: deel van Europa of de eeuwige vijand?
In dit deel wordt er gefocust op hoe Rusland en het Westen zich met elkaar verhouden in de jaren 1990 en hoe deze nieuwe verhoudingen de perceptie van dat land in België beïnvloedden. Centraal staat hier de vraag of Rusland als een deel van Europa werd gepercipieerd of niet. Het is hier echter noodzakelijk om eerst na te gaan hoe dit zich in de realiteit manifesteerde alvorens te zien hoe dit zich uitte in de Belgische strip.
Al in de jaren 1980, onder Gorbatsjov, had de USSR gestreefd naar betere relaties met WestEuropa. Via het concept van “het gemeenschappelijk Europees huis” verklaarde men dat het Oostblok wel degelijk tot Europa behoorde.345 We hebben gezien dat deze nieuwe mentaliteit en de glasnost en perestrojka politiek voor een toenadering tot West-Europa had gezorgd, en een positievere perceptie van Rusland met zich meebracht. Deze evolutie zette zich ongetwijfeld voort na de val van het communisme. Vanaf het jaar 1992 kan men namelijk spreken over een periode van “wittebroodsweken” tussen Rusland en West-Europa. Velen hadden na de val van het communisme de verwachting dat Rusland vanaf dan opnieuw een ontegensprekelijk Europees land zou worden en geleidelijk aan zou kunnen toetreden tot de Europese instellingen zoals de Raad van Europa en de Europese Unie, en Westerse instellingen zoals de NAVO. Om praktische redenen zullen we hier niet ingaan op het economische luik, namelijk de toetreding van Rusland tot de G7, na toetrede van Rusland G8 genaamd, en de WTO.
Rusland en de Raad van Europa De Raad van Europa kreeg in de jaren 1990 een nieuw elan door de massale toetrede van landen uit het voormalig Oostblok. „In 1989 bood de Raad Centraal- en Oost-Europese landen een “speciale gaststatus” aan die hen moest toelaten vertrouwd te raken met een democratisch functionerend parlementair systeem. Onder die status was het hun toegelaten delegaties te sturen naar zittingen van de Parlementaire Vergadering waar ze ook het woord mochten
345
STENT, A., Russia and Germany reborn: unification, the Soviet collapse, and the New Europe, New Jersey, 1999, p 46
128
voeren. Stemrecht werd evenwel verbonden aan lidmaatschap. Het toekennen van deze speciale gaststatus gebeurde voor Rusland op 14 januari 1992.‟346 „Een staat die wenst toe te treden tot de Raad van Europa moet in theorie een aantal beginselen hoog in het vaandel dragen. Een Europese staat zijn, een rechtsstaat vormen, een pluralistisch democratische bestuursvorm hebben en de rechten en de fundamentele vrijheden van de mens garanderen, vormen allen een conditio sine qua non.‟347 Met de toetreding van de nieuwe Oost-Europese lidstaten werd de formele procedure niet langer beperkt tot het vaststellen van een verworven democratie, maar vormde ze integendeel een middel om deze lidstaten zo snel mogelijk te brengen tot de door de Raad vereiste juridische en grondwettelijke standaard. De Raad van Europa was aldus “een leerschool voor de democratie” geworden.348
Rusland diende haar formele aanvraag voor lidmaatschap in op 7 mei 1992. Naar aanleiding van de Russische aanvraag werden de toetredingscriteria voor Rusland onderzocht. Omtrent de “Europese” voorwaarde werd er bepaald dat Rusland als een Europese staat beschouwd kon worden omwille van „de aanwezigheid van haar politiek machtscentrum in het Europese gedeelte van het uitgestrekt Russisch territorium.‟349 Alhoewel er twijfels bestonden over de democratische aard van de nieuwe grondwet en de verkiezingen van 1993, werd het niet als een hinderpaal voor de uiteindelijke toetreding van Rusland tot de Raad beschouwd aangezien artikel 3 van het Statuut bepaald dat een oprechte en actieve inzet tot het behalen van democratische standaarden voldoet. Men was dan ook van mening dat de toetreding van Rusland tot de Raad een stabiliserende factor voor dat land en het Europese continent zou vormen.350
Het eerste conflict in Tsjetsjenië (eind 1994) vormde het grootste struikelblok voor de toetreding van Rusland tot de Raad van Europa. Op 2 februari 1995 nam de Parlementaire Vergadering een resolutie aan waarbij de procedure in verband met Ruslands aanvraag voor lidmaatschap geschorst werd omwille van het Tsjetsjeens conflict en de bijbehorende
346
BODARD, K., “De toetreding van Rusland tot de Raad van Europa” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 75 347 Ibid. 348 Ibid. p 78 349 Ibid. p 79 350 Ibid. p 79
129
schendingen van de mensenrechten.351 Voorts kon er vanuit juridisch standpunt niet worden tegengesproken dat de Russische Federatie niet beantwoordde aan de voorwaarde van de “rule of law”. De uiteindelijke beslissing om Rusland toch toe te laten was dus politiek geïnspireerd. Men was namelijk van mening dat de opname van Rusland tot de Raad de beste garanties bood voor de ontwikkeling van het democratisch proces en de “rule of law” in dat land. Voorts zou dit in het belang van de Russische burgers zijn, aangezien die voortaan beroep konden doen op de instellingen van de Raad waaronder het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.352 „De toetreding van Rusland werd dus algemeen gezien als een mogelijkheid voor dat land om zich te ontwikkelen tot een meer democratisch ingestelde staat waarbij diens opname in de Raad van Europa de continentale breuklijn zou doen verdwijnen. De officiële toetreding gebeurde op woensdag 28 februari 1996.‟353 Gedurende de eerste helft van de jaren 1990 bestond er dus nog de hoop in West-Europa dat Rusland in de nabije toekomst een democratische rechtstaat naar Westers model zou worden.
Rusland en de EG-EU Voor de Europese Gemeenschap en haar lidstaten kwam het onverwacht snelle en geweldloze verdwijnen van het Oostblok als een verrassing aan en als een nooit geziene uitdaging. De grote omwentelingen van de periode 1989-1991 hadden niet alleen de werking van de systemen in Centraal- en Oost-Europa gewijzigd, maar evenzeer de configuratie van de Europese instellingen. Het uiteenvallen van het Oostblok veroorzaakte grote onzekerheid over het lot en de toekomst van het “Europese huis”. De verontrustende maatschappelijke en politieke crisis in de Sovjetunie toonde aan dat de Europese Gemeenschap er alle belang bij had om de verschillende staten van het Oostblok op een of andere wijze in te voegen in de Gemeenschap.354 „Het Europees parlement greep de nieuwe situatie aan om het eenwordingsproces van de Gemeenschap naar een “Europese Politieke Unie” te stimuleren: “Alleen de versterking van de communautaire eenwording kan een waarachtige opening naar en solidariteit met de 351
Ibid. p 83 Ibid. pp 83-87 353 Ibid. p 88 354 COPPIETERS, M., “De visie van het Europees Parlement op Oost-Europa” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 143 352
130
overige Europese landen mogelijk maken.”355 Aldus hebben de interne veranderingen van het Oostblok ervoor gezorgd dat de ontwikkelingen in West-Europa op een breder spoor werden gezet. Er ontstond wel frustratie in de voormalige Oostbloklanden over het feit dat, op het moment dat zij hun grenzen opengooiden, de rijke landen van de Europese Gemeenschap de hunne sloten.356 Alle Centraal-Europese staten kregen echter het vooruitzicht van toetreding tot de Europese Unie. Een deel van deze staten zag deze belofte uiteindelijk verwezenlijkt in 2004. Men kan hier vaststellen dat de mentale Europese grens in de jaren 1990 opschoof naar het oosten. De staten die voorheen als Oost-Europees werden bestempeld werden opnieuw Centraal-Europa, terwijl een deel van de voormalige Sovjetrepublieken opnieuw onder de categorie Oost-Europa vielen. De niet-Slavische voormalige Sovjetrepublieken werden allen ondergebracht in Azië. Men bleef dus vasthouden aan de definitie van Europa zoals die was vastgelegd gedurende het Congres van Wenen (1815): geografisch eindigt het in het oosten aan het Oeral gebergte en inhoudelijk bestaat het uit blanke, christelijke burgers.
In tegenstelling tot de relaties tussen de Europese Unie en de Centraal-Europese staten, werden de betrekkingen met de landen van “het nieuwe” Oost-Europa niet beheerst door het perspectief van toetreding tot de Europese Unie. Dit toont opnieuw aan dat de benaming OostEuropa geen neutrale, geografische categorie is maar eerder een impliciet waardeoordeel. „In opvolging van de handels- en samenwerkingsovereenkomst van 1989 met de Sovjetunie, werden er partnerschap- en samenwerkingsakkoorden gesloten met de landen van OostEuropa.‟357 Belangrijk is hier het feit dat een vooruitzicht van westwaartse expansie van de EU, gedurende de jaren 1990, in Rusland niet als een rechtstreekse bedreiging ervaren werd, hetgeen in sterk contrast staat met de Russische houding ten opzichte van NAVO-uitbreiding. De Russische perceptie van de NAVO als de militaire arm van het Amerikaans imperialisme is hier meer dan waarschijnlijk de oorzaak van.
Rusland en de NAVO Het uiteenvallen van de USSR en het verdwijnen van het communistisch Oostblok heeft ongetwijfeld geleid tot een existentiële crisis van de NAVO. Het werd namelijk van het ene 355
Ibid. p 145 Ibid. p 149 357 DE SMIJTER, E., “Relaties tussen de Europese Unie en Centraal- en Oost-Europa” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 173 356
131
op het andere moment een alliantie zonder vijand. Dit verklaart waarom de NAVO niet onmiddellijk in staat was een duidelijk beleid ten opzichte van de nieuwe Oost-Europese staten te formuleren. Nu zij geen vijanden meer waren kon men in eerste instantie als partners for peace samenwerken. De “wittebroodsweken” in de verhouding tussen Rusland en het Westen gingen echter relatief snel voorbij en de relatie verzuurde geleidelijk aan. Tegelijk groeide de wil bij de Centraal-Europese landen om lid te worden van de NAVO.
Een dergelijke uitbreiding van de NAVO naar het oosten is een hekel punt in de relatie tussen Rusland en het Westen. In Rusland blijft namelijk de perceptie bestaan dat de NAVO hoofdzakelijk tegen hun gericht is, waardoor een uitbreiding van de NAVO, naar het territorium van de vroegere USSR, als een daad van westerse agressie ervaren wordt.358 Rusland werd in deze overtuiging gesterkt doordat de nieuwe NAVO-kandidaten bijna allen het argument van “een potentiële Russische bedreiging” gebruikten om hun toetreding te bevorderen.359 In Rusland bestond dan ook de vrees dat de uitbreiding van de NAVO een onoverkomelijke barrière zou creëren tussen hen en de rest van Europa. Dat het een middel zou blijken te zijn om Rusland opnieuw van Europa te isoleren.360 Vreemd genoeg bestond er tot 1994 in westerse militaire kringen de overtuiging dat Rusland uiteindelijk eveneens lid van de NAVO zou worden. Maar zelfs toen werd een dergelijke toetreding als iets voor de verre toekomst gezien en koppelde men er de voorwaarde aan vast dat Rusland eerst lid van de Europese Unie diende te worden.361
De definitieve breuk tussen Rusland en de NAVO begon in 1994 toen de militaire alliantie onder Amerikaanse leiding besloot om de Bosnische Serven te bombarderen, zonder daarover eerst een gesprek met Moskou te voeren. De Russen ervoeren dit als een nationale vernedering en een wezenlijke aantasting van het Europese machtsevenwicht in hun nadeel. Deze breuk voltrok zich in 1999 toen de NAVO opnieuw, zonder voorafgaande gesprekken met Rusland, militair intervenieerde in Joegoslavië. De Russen waren hevig verontwaardigd over deze in hun ogen niet gewettigde agressie tegen een soevereine staat. 362 Voor de
358
FELDBRUGGE, F., “Rusland en de uitbreiding van de NAVO” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 15 359 BLACK, J.L., Russia faces NATO expansion: bearing gifts or bearing arms?, Oxford, 2000, p 11 360 Ibid. p 9 361 Ibid. pp 9-10 362 BEZEMER, J.W. en JANSEN, M., Een geschiedenis van Rusland: Van Rurik tot Poetin, Amsterdam, 2008, pp 365-366
132
meerderheid van de Russen was dit hét bewijs dat de NAVO in wezen een anti-Slavische organisatie was.
Terwijl men in Rusland eerst vreesde dat de uitbreiding van de NAVO hun land van de rest van Europa zou isoleren, begon men onder invloed van het conflict in de Balkan de NAVO als een rechtstreekse militaire bedreiging te ervaren.363 De uitbreiding van de NAVO naar het grondgebied van de voormalige USSR is dan ook tot de dag van vandaag een geladen twistpunt tussen Rusland en het Westen.
Dit beknopt overzicht toont duidelijk aan dat de relatie tussen Rusland en West-Europa in de jaren 1990 verre van stabiel was. Terwijl men in de eerste helft van dit decennium in het Westen uitgesproken optimistisch was over Ruslands democratische en kapitalistische perspectieven, merkt men dat vanaf de tweede helt van de jaren 1990 de relatie opnieuw verzuurde. Kan men deze fluctuerende houding eveneens vaststellen in de Belgische strip van diezelfde periode?
363
BLACK, J.L., Russia faces NATO expansion: bearing gifts or bearing arms?, Oxford, 2000, p 237
133
2.3 Beeldvorming van de Koude Oorlog in de jaren 1990: een vertrouwde vijand
In het vorige deel hebben we gezien dat de Koude Oorlog een wederkerend thema was in de Belgische strip van die periode. Sinds de dood van Stalin merken we echter dat een te expliciete demonisering van de USSR niet meer aanvaard werd. Bijgevolg werd er teruggegrepen naar karikaturale voorstellingen en het niet expliciet vermelden van “de vreemde mogendheid” tegen wie men de strijd moest aanbinden. Vanaf de jaren 1960 merkt men dat, onder invloed van het principe van de vreedzame coëxistentie, de grootste dreiging niet zozeer van de USSR kwam, maar van de wapenwedloop zelf en de bijbehorende angst voor een atoomoorlog. In dit hoofdstuk stellen we de vraag hoe de beeldvorming van de Koude Oorlog in de Belgische strip evolueerde, onder invloed van het verdwijnen van de USSR.
De reeks De avonturen van Blake en Mortimer van Edgar P. Jacobs biedt een deel van het antwoord op deze vraag. Jacobs situeerde zijn striphelden in het heden waardoor men in zijn strips enkele subtiele verwijzingen naar de Koude Oorlog kan terugvinden. Jacobs stierf in 1987 en heeft het einde van de Koude Oorlog dus niet zelf meegemaakt. Zijn striphelden kwamen echter terug tot leven in 1996 maar de nieuwe auteurs plaatsten de helden van deze reeks niet meer in het heden maar opnieuw in de Koude Oorlog. Dit merkt men ondermeer aan de kledingstijl en de auto‟s die allen aan de jaren 1950 doen denken.
In het eerste album na de dood van E. P. Jacobs, De zaak Francis Blake (1996), blijven de nieuwe auteurs zeer trouw aan de stijl van de geestelijke vader. Het betreft hier een klassiek spionageverhaal dat begint met de bekentenis van een gearresteerde spion die het bestaan van “een buitenlands netwerk op Brits grondgebied”364 onthult. In de traditie van de geestelijke vader wordt er in dit album nooit expliciet vermeld over welke buitenlandse mogendheid het gaat. Er wordt wel door een burger in een pub gezegd dat de spionnen werken voor “die smerige communisten”365 en Blake zegt dat hun handelingen hen “personae non gratae in de hele westerse wereld”366 maken. Voor de goede verstaander is het dus overduidelijk dat het hier de USSR betreft. Men volgt in dit album echter nog steeds de voorgaande traditie om “de vijand” niet expliciet te benoemen of af te beelden. 364
VAN HAMME, J., en BENOIT, T., De zaak Francis Blake, Brussel, 1996, p 1 Ibid. p 27 366 Ibid. p 57 365
134
In het daaropvolgende album, Het Voronov-complot (2000), is er een nieuwe scenarist en tekenaar en merkt men een duidelijke koerswijziging. In dit album wordt de USSR voor het eerst in deze stripreeks expliciet vermeld als “de vijand” van het Westen. Terwijl kolonel Olrik, de aartsvijand van Blake en Mortimer, in De zaak Francis Blake nog zegt dat hij werkt voor “een vreemde mogendheid, die ik niet met naam zal noemen”367, wordt hij in Het Voronov-complot afgebeeld in het uniform van een KGB-officier. Een aantal verwijzingen doorheen het verhaal, waarvan de 750ste verjaardag van de stichting van de stad Liverpool het duidelijkst is, tonen aan dat het album zich in het jaar 1957 situeert. Men heeft zich blijkbaar zeer goed gedocumenteerd om de Koude Oorlog-sfeer zo realistisch mogelijk weer te geven. Dit verhaal zit dan ook propvol met thema‟s die in de algemene verbeelding met de Koude Oorlog en de Sovjetunie geassocieerd worden.
368
Cover van het album Het Voronov-complot
Het eerste thema dat aan bod komt is dat van de ruimterace tussen de grootmachten: “De ruimtevaartbasis Baikonoer, dicht bij het Aral meer, in Sovjetrussisch Kazachstan. (…) In de ongebreidelde race tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie om de verovering van de ruimte, hebben de Russen een verrassende voorsprong genomen. En het Kremlin heeft opdracht gegeven dat deze voorsprong tot elke prijs gehandhaafd dient te blijven.”369 Wat er bedoeld wordt met “tot elke prijs” wordt kort daarna duidelijk gemaakt. 367
Ibid. p 30 http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi 369 SENTE, Y., en JUILLARD, A., Het Voronov-Complot, Uitgeverij Blake en Mortimer, 2000, p 3 368
135
Terwijl een Russische wetenschapper aandringt om de lancering uit te stellen wegens een meteorietenregen, legt de plaatselijke KGB officier deze bekommernis naast zich neer: “Ik heb uw vrees overgebracht aan Moskou en het antwoord was heel duidelijk: de lancering mag niet worden uitgesteld. Zelfs geen uur! U hebt de leiding over het wetenschappelijk deel van het project, maar IK ben verantwoordelijk voor het totale ruimtevaartprogramma!”370 Natuurlijk krijgt de wetenschapper uiteindelijk gelijk en de raket wordt geraakt door meteorieten. Vervolgens worden manschappen erop uitgestuurd om de kegel van de raket op te halen, maar ze sterven allen op een gruwelijke wijze aan een onbekende bacterie uit de ruimte. Monsters van deze bacterie worden naar een KGB-kliniek, onder leiding van Dr. Voronov, gebracht die hiermee “de kinderen van politieke gevangenen inent! Om van hen de meest gruwelijke menselijke wapens te maken!”371 In de Sovjetunie zijn wetenschap en mensenlevens blijkbaar ondergeschikt aan de doelstellingen van de staat. Het verhaal draait vervolgens rond deze “z-bacterie” waarvan de Engelse geheime diensten vrezen dat de USSR ze wenst te gebruiken als wapen tegen het Westen. Men gebruikt hier dus eveneens de klassieke thema‟s spionage en angst voor het uitbreken van de Derde Wereldoorlog tussen de grootmachten. De angst voor een bacteriologische aanval lijkt echter een recent thema te zijn dat zich niet laat beperken tot de context van de Koude Oorlog. Francis Blake raadt zijn collega‟s af om dit nieuws aan de Amerikaanse bondgenoten door te geven want: “We weten nog niets zeker sir, en ik ben bang dat in het kader van de Koude Oorlog onze Amerikaanse vrienden vermoedens en zekerheden door elkaar gaan halen. En dat zou van hun kant een snelle en onherstelbare reactie kunnen betekenen.”372 Vervolgens bevestigen een aantal van Blakes collega‟s deze overtuiging: “Laten we niet vergeten dat op dit moment juist bij de Russen veel slachtoffers vallen in regeringskringen en onder de wetenschappelijke elite. Ik ben het met kapitein Blake eens dat het nog te vroeg is om onze vrienden bang te maken.” en “persoonlijk voel ik voorlopig wel wat voor de voorzichtige aanpak. Ik weet uit ervaring dat de Amerikanen overgevoelig zijn voor dit soort signalen en buitengewoon impulsief kunnen reageren waar het gaat om een mogelijke Sovjetdreiging.”373 De realiteitszin van de West-Europese staten wordt in dit album dus positief gecontrasteerd met het “ideologisch irrationalisme” van de USSR en de USA. 370
Ibid. Ibid. p 13 372 Ibid. p 38 373 Ibid. 371
136
Blakes vermoedens worden natuurlijk bevestigd naar het einde van het verhaal toe: “De Sovjets zijn dom, noch suïcidaal. Ze weten heel goed dat een bacteriologische aanval op het Westen snel als zodanig herkend zou worden en dat de Amerikanen daarop onmiddellijk zouden reageren met hun nucleaire arsenaal. (…) De situatie lijkt me nu zonneklaar . Voronov is een Stalinist van de oude stempel die voor zichzelf is begonnen! Ik weet zeker dat hij een coup voorbereidt. Hij is bezig het Kremlin te destabiliseren door belangrijke functionarissen te vermoorden. En hij zet de Sovjetleiding onder druk door ons min of meer te dwingen de USSR de oorlog te verklaren! We moeten niet de Amerikanen waarschuwen over het dreigende gevaar… maar de Russen!”374 Hier is het besef merkbaar dat men niet alle Sovjets over dezelfde kam kan scheren en dat men voor de wereldvrede te garanderen het best samenwerkt met de USSR.
De dreiging komt in dit verhaal dus niet van de USSR in zijn geheel, maar van de Stalinisten die overduidelijk negatief worden afgebeeld. Dit is het duidelijkst bij dr. Voronov die het complot om de destalinisatiepolitiek terug te schroeven leidt. Reeds in het begin ziet men hoe deze Voronov een aantrekkelijke Russin (die natuurlijk voor het Westen werkt) een vuistslag toedient. Voorts lijkt deze persoon te leiden aan grootheidswaanzin en voor niets terug te deinzen: “Geeft u mij een bevel?! Hier ben ik heer en meester, kameraad. Als God bestond, zou zelfs hij toestemming moeten vragen om hier binnen te komen. (…) Het is met u gedaan, generaal. Met u, en met uw decadente generatie, die de idealen en de discipline die ons door Lenin en Stalin zijn geleerd, hebben verloochend.”
De volgelingen van Stalin (in deze strip allen leden van de KGB) worden hier dus duidelijk als “de slechten” afgebeeld. De enige Russen die ontegensprekelijk positief worden afgebeeld zijn een Russische geleerde en de Russische spionnen die voor het Westen werken, waaronder niet toevallig twee aantrekkelijke Russinnen. De mens heeft de gewoonte om schoonheid met goedheid te associëren, hetgeen dan ook vaak wordt uitgebuit in de beeldende kunsten. Volgens diezelfde logica worden de Russinnen die niet voor het Westen werken, in deze strip minder aantrekkelijk afgebeeld dan diegenen die dat wel doen.
374
Ibid. p 48
137
De destalinisatiepolitiek van de USSR wordt lauwtjes positief onthaald: “..en toen ik hoorde dat drie andere vertrouwelingen van uw Secretaris-Generaal waren overleden, kwam ik tot de overtuiging dat dr. Voronov er niet voor terugdeinsde de wereldvrede in gevaar te brengen door uw huidige, voorzichtige pogingen tot hervorming in de kiem te smoren.” Alhoewel de USSR in dit verhaal niet “de ultieme slechte” is, blijft het algemene oordeel over dat land dus wel uitgesproken negatief.
Het duidelijkst komt dit naar voren bij het contrast tussen de rekruteringstactiek van de Britten en de USSR. Terwijl een Britse gechanteerd dient te worden om inlichtingen aan de KGB door te geven, is het enige dat Blake diende te doen “haar alleen maar de waarheid te vertellen: dat haar vader voor ons had gewerkt en dat Stalin een moordzuchtig beest was.”375 De Amerikaanse anticommunistisch geïnspireerde paranoia en “schietgrage” houding worden hier echter eveneens zwaar onder vuur genomen. Dit heeft als gevolg dat de West-Europese staten en hun Russische handlangers, de enige ontegensprekelijk “goeden” van het verhaal zijn.
De USSR in het algemeen, en de stalinistische periode in het bijzonder, blijven dus in WestEuropa doordrongen van negatieve connotaties. Dat sommige Russen ook positief worden afgebeeld, en dat de USSR uiteindelijk samenwerkt met de Britse geheime diensten om een catastrofe te vermijden, zijn echter duidelijke tekens dat men in België, sinds het einde van de Koude Oorlog, een iets genuanceerder beeld van Rusland verkrijgt. Dit valt te vergelijken met de periode na de Krimoorlog. Toen verkreeg men door het verdwijnen van de angst voor de militaire dreiging van Rusland, eveneens een meer genuanceerd beeld van dat land in WestEuropa, desondanks het feit dat de meeste negatieve clichés bleven voortbestaan.
In andere stripreeksen is men echter minder mals voor de Westerse rol in dit conflict. Het verhaal van de reeks Pin-Up begint gedurende de Tweede Wereldoorlog maar vanaf het vierde album (1998) situeert het verhaal zich tijdens de Koude Oorlog.
375
Ibid. p 9
138
376
Cover van het album pin-up nr. 4
De houding die in deze strip wordt aangenomen kan men neutraal noemen. Zowel de Amerikanen als de Russen worden zwaar bekritiseerd en de West-Europese staten komen niet eens aan bod. Amerikanen spreken in deze strip over Russen als bloeddorstige monsters hetgeen het toenmalig dominant Amerikaans wereldbeeld illustreert. De CIA en de KGB worden allebei afgebeeld als meedogenloze organisaties die geen enkele scrupules hebben om hun eigen spionnen op te offeren voor “de goede zaak”. Corruptie komt men in deze strip tegen in de Loebjanka gevangenis maar ook op de hoogste echelons van de Amerikaanse samenleving. De Koude Oorlog wordt hier dus niet langer voorgesteld als een strijd tussen “goed” en “kwaad”.
Voorts zijn er strips waarvan het verhaal zich niet in de Koude Oorlog situeert maar waar er wel expliciet naar verwezen wordt. Op deze manier krijgt men eveneens een zicht op hoe de perceptie van de Koude Oorlog evolueerde sinds dit conflict een afgesloten historisch feit was. De stripreeks XIII van Van Hamme en Vance begon in 1984 en het plot lijkt aanvankelijk geïnspireerd te zijn door de moord op president Kennedy. De vermoorde Amerikaanse president uit deze stripreeks was wel blijkbaar een voorstander van ontwapening.
In het laatste album geproduceerd gedurende de Koude Oorlog (Rood Alarm, 1988), komt men te weten dat deze moord een onderdeel was van een extreem-rechts complot om de 376
http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi
139
macht in Amerika over te nemen: “Het oude liedje. Volledige heerschappij over LatijnsAmerika, militaire bezetting van de belangrijkste oliebronnen in het Midden-Oosten en dat soort zaken… en denken jullie dat de Russen werkeloos blijven toezien…?” antwoord: “Jazeker want op dat moment hebben Moskou en Beijing al opgehouden te bestaan!!”377 Men merkt hier dat de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog reeds op het einde van dat conflict minder rooskleurig wordt voorgesteld én dat men in 1988 zich nog niet kon voorstellen dat dit conflict weldra tot een einde zou komen. Net zoals in Het Voronov-complot bestaat er in dit verhaal een inlandse organisatie die de Derde Wereldoorlog wil uitlokken, maar het grote verschil is dat het hier om een Amerikaans complot gaat.
De eerste verwijzing naar de Koude Oorlog sinds het einde van dat conflict, is in deze reeks al terug te vinden in het album De nacht van 3 augustus (1990). In dit album worden de Russen niet meer vermeld en wordt alleen de negatieve rol van Amerika belicht: “Het was de tijd van de Koude Oorlog, Fleming. Alles wat ook maar iets te maken had met het Oostblok werd beschouwd als een dodelijke bedreiging voor de natie. Een echte collectieve psychose. Die psychose uitte zich in wat men de “heksenjacht” noemde. Ieder individu dat er van verdacht werd relaties te hebben met de communisten werd systematisch vervolgd.”378
Men kan hier vaststellen dat de politiek van Gorbatsjov een zekere invloed uitoefende op het beeld van de Koude Oorlog in België. In tegenstelling tot de presidenten Reagan en Bush, gebruikte Gorbatsjov verzoenende taal en probeerde duidelijk het conflict tot een vreedzaam einde te brengen. Hierdoor begon een deel van de Belgische bevolking Amerika als een grotere bedreiging voor de wereldvrede te ervaren. Deze kritische houding ten opzichte van de Amerikaanse rol in de Koude Oorlog is een nieuwe constante binnen de verhalen of verwijzingen naar de Koude Oorlog in de Belgische strip.
Pas in 1999, in het album Het Onderzoek, wordt de KGB voor het eerst in de reeks XIII ter sprake gebracht en afgebeeld als een meedogenloze organisatie. Een huurmoordenares, die voor het eerst voorkomt in het album Dertien contra één (1991), wordt dan pas als een exKGB agente voorgesteld die bijna door haar broodheren was vermoord gedurende de glasnost-periode. De KGB kon het zich blijkbaar niet meer veroorloven om zo‟n high-profile
377 378
VAN HAMME, J., VANCE, W., Rood Alarm, Brussel, 1997, p 20 VAN HAMME, J. en VANCE, De nacht van 3 augustus, Dargaud Benelux, 1990, p 22
140
moordenares in dienst te houden en is bereid een trouwe dienaar uit de weg te ruimen om het donkere verleden te verdoezelen.
De stripreeks De Onnoembaren, dat in 1982 was gestopt om tien jaar later opnieuw te verschijnen, is dan weer een voorbeeld van een reeks die zich volledig in de Koude Oorlog situeert maar waarin men gedurende de jaren 1990 geen enkele verwijzing naar Rusland kan terugvinden. Het verhaal situeert zich in Azië en zowel de Chinese communisten als de Amerikaanse strijdkrachten worden geridiculiseerd en in een negatief daglicht geplaatst. Net zoals in de stripreeks XIII wordt er verwezen naar de “heksenjacht” van senator McCarthy maar hier wordt ze expliciet geridiculiseerd. Walt Disney moet zich bijvoorbeeld voor de senaatscommissie komen verantwoorden voor de keuze van een rode broek voor zijn creatie Mickey Mouse.
Er zijn echter eveneens strips die nog steeds vasthouden aan een eenzijdig negatief beeld van de Russische rol in de Koude Oorlog. In de stripreeks Adler kwamen we pas op het einde van onze onderzoeksperiode verwijzingen naar de USSR tegen. In de strip De Kracht (2000) zijn de Sovjets echter de enige slechten en worden ze ongenuanceerd kwaadaardig in beeld gebracht. Alle Russen worden namelijk zonder uitzondering met gefronste wenkbrauwen afgebeeld, hetgeen hun boosaardig karakter illustreert. De Sovjets proberen in dit verhaal “het ultieme wapen” te bemachtigen dat zich op een Japans “spookschip” bevind. In deze strip vindt men geen enkele verwijzing naar de westerse rol in de Koude Oorlog. De hoofdrolspeler van het verhaal is echter wel een westerling die er uiteindelijk in slaagt dat de Sovjets “de kracht” niet in handen krijgen.
Voorgaande voorbeelden tonen aan dat de Koude Oorlog in het begin van de jaren 1990 nog niet scherp in beeld kwam, en dat men in deze periode hoofdzakelijk de Amerikaanse rol in het conflict bekritiseert. De in eerste instantie opvallende afwezigheid van de USSR bij verwijzingen naar dit conflict, valt te verklaren via de onzekerheid die in West-Europa bestond over de richting waarin de USSR, en de latere Russische Federatie, toen aan het evolueren was. In de volgende hoofdstukken zullen we zien dat de strips, uit de eerste helft van de jaren 1990, die wel verwijzingen naar Rusland bevatten zich allen in het heden situeren, hetgeen voorgaande verklaring bevestigd.
141
Geleidelijk aan begint men echter voor het eerst sinds lang opnieuw verhalen te situeren gedurende het hoogtepunt van de Koude Oorlog, waarbij de KGB en de USSR opnieuw in een expliciet negatief daglicht geplaatst worden. Dergelijke verwijzingen gebeuren echter allen gedurende de tweede helft van de jaren 1990. De vroegste expliciete vermelding van de USSR, in een verhaal dat zich situeert in de Koude Oorlog, is zelfs pas in 1998 terug te vinden. De Koude Oorlog is dus een thema dat pas vanaf de tweede helft van de jaren 1990 hernomen werd als een geromantiseerde achtergrond voor spionageverhalen.
Het voorgaande valt te verklaren via een groeiend negatief imago van de Russische Federatie in West-Europa gedurende de jaren 1990. Hiervoor zijn een aantal oorzaken aan te duiden zoals de Russische inval in Tsjetsjenië van eind 1994 en de dubieuze presidentsverkiezing van 1996. Voorts was in 1998 de Russische staat bankroet en was het bijgevolg voor iedereen duidelijk dat de (deels door het Westen opgelegde) hervormingen van Jeltsin gefaald hadden. Rusland werd hierdoor, vanaf de tweede helft van de jaren 1990, in het Westen minder positief beoordeeld, hetgeen het einde van de “wittebroodsweken” betekende, en een gedeeltelijke heropleving van het oude Russisch vijandbeeld als gevolg had.
Voorgaande evolutie zal zich ongetwijfeld hebben voortgezet in de jaren na 2000. Men kan dus verwachten dat, in de periode na ons onderzoek, een vermeerdering van het aantal expliciete verwijzingen naar de Koude Oorlog en de USSR in de Belgische strip waar te nemen valt. In de volgende delen zullen we nagaan of deze evolutie parallel loopt met de beeldvorming van het hedendaagse Rusland in de Belgische strip. Is er met andere woorden een vermeerdering vast te stellen in de verwijzingen naar Rusland vanaf het tweede helft van 1990? En kan men in deze verwijzingen een groeiend negatief beeld van Rusland vaststellen?
142
2.4 Implosie van de USSR (1990-1991): het einde van een referentiekader
Vanaf het jaar 1989 behoorde de Koude Oorlog officieel tot het verleden maar de USSR bestond nog steeds. De internationale spanning die te expliciete vermeldingen van de USSR in de Belgische strip had verhinderd was al gedurende de jaren 1980 verminderd om uiteindelijk in de jaren 1990 volledig te verdwijnen. Welk beeld bestond er in België over de USSR toen dat land had opgehouden de rechtstreekse vijand van het Westen te zijn? De strips die in de periode 1990-1991 wel verwijzingen naar het toenmalige Rusland bevatten, vormen tot op zekere hoogte een weerspiegeling van de West-Europese onzekerheid op dit vlak.
De pilotenstrip Dan Cooper is hiervan een duidelijke illustratie. In het album Spookpiloten (1990) is de Koude Oorlog-sfeer in eerste instantie nog steeds dominant. Het verhaal gaat over spionagevliegtuigen boven neutraal Zwitserland en Oostenrijk. Het plotse einde van de Koude Oorlog lijkt de auteur van deze reeks echter verrast te hebben. Op het einde van dit album blijken de spionagevluchten een onderdeel van een complot te zijn om een Zweedse uitvinder in verdenking te stellen dat die werkt voor “het buitenland”. Wie achter het complot zit en waarom komt men echter niet te weten. De drie neutrale landen Oostenrijk, Zweden, en Zwitserland blijken de enige betrokkenen te zijn geweest maar een motief wordt niet gegeven. Het is dan ook waarschijnlijk dat de auteur aan dit album begonnen was voordat de Koude Oorlog officieel verleden tijd was.
In het daaropvolgende album van deze reeks (De gijzelaar van de Clemenceau, 1991) is de Koude Oorlog-sfeer compleet verdwenen en wordt er met geen woord meer over de Russen gerept. Centraal in dit album (en het vervolg-album Alarm op de Clemenceau, 1991) is de “nieuwe dreiging” uit het Midden-Oosten. In beide albums wordt er verwezen naar de eerste Golf-oorlog en de strijd tegen “het internationale terrorisme” waarvan wordt gezegd dat ze “geen grenzen kent”.379 Vanaf 1991 is de aandacht van het Westen, op zijn minst gedeeltelijk, verplaatst van het Oostblok naar het Midden-Oosten.
De jonge auteurs van de Robbedoes en Kwabbernoot-reeks, Tome en Janry, schrokken er echter niet voor terug om in deze woelige periode een verhaal volledig in de USSR te situeren
379
WEINBERG, A., Alarm op de Clemenceau, Dargaud Benelux, 1991, p 31
143
en brachten in 1990 het album Robbedoes in Moskou uit. Deze strip bevat bijgevolg een deel van de toen gangbare Belgische perceptie van de USSR.
380
Cover van het album Robbedoes in Moskou
In de inleiding van het verhaal kan men vaststellen dat de auteurs een zekere bewondering voor Rusland koesterden: “De bijzondere aard van dit land, zijn extreme klimaat, maar vooral zijn enorme grootte en de invloed die het uitoefent op het lot van de gehele planeet, rechtvaardigen een ogenblik aandacht voor een paar van zijn meest opmerkelijke aspecten. Gedurende zijn lange, gekwelde geschiedenis, hebben de inwoners zich moeten verdedigen tegen hordes oorlogszuchtige agressors, die alle grenzen belaagden. Polen, Letten, Teutonen, Zweden, Finnen, Turken, Mongolen (en zelfs een paar Fransen), ze zijn allemaal teruggedrongen ten koste van zware offers. Deze onophoudelijke strijd smeedde de Slavische ziel tot een combinatie van ruwe, boerse wijsheid en spreekwoordelijke gevoeligheid. En onder zijn gevoelloze uiterlijk herbergt Rusland bij gelegenheid een zeker gevoel voor humor. Bovendien zijn uit deze geweldige smeltkroes enkele van de grootste persoonlijkheden ter wereld voortgekomen.”381 Deze “grote persoonlijkheden” zijn onder andere, Nicolaas II, Lenin, Tolstoï, Dostojevski, Irina Podnina en de “ruimtehond” Laïka. Ze worden allen afgebeeld met dikke wenkbrauwen die sterk aan Brezjnev doen denken. Hier kan men duidelijk een generatiewissel vaststellen. 380 381
http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi TOME en JANRY, Robbedoes en Kwabbernoot in Moskou, Uitgeverij Dupuis, 1990, p 4
144
Terwijl auteurs zoals Marc Sleen en Hergé grote Stalin-snorren gebruikten om Russen te typeren, is de perceptie van deze jongere generatie stripauteurs duidelijk gevormd gedurende de Brezjnev-periode van de USSR. Het feit dat deze jonge auteurs het Stalin-bewind niet zelf hebben meegemaakt heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen tot hun meer positieve beoordeling van Rusland vergeleken met de oudere auteurs.
Al in het begin van het album maken Tome en Janry duidelijk dat ze zich afzetten tegen het overdreven Russisch vijandbeeld uit de Koude Oorlog: “Kom kolonel geen zorgen maken. Koude Oorlog afgelopen. Wij ook geen kindertjes meer eten. (bulderlach) Wij andere Russen dol op humor!”382 In tegenstelling tot de karikaturale herleidingen uit de voorgaande historische periode, zijn de stereotypen in deze strip eerder humoristisch dan negatief van aard. Bijvoorbeeld de steeds wederkerende mop dat Russen ‟s winters eerst een houtvuurtje onder hun auto moeten stoken om hun motor op te warmen. Voorts krijgt men de indruk dat er naar de bekommernissen van het volk geluisterd wordt. Er is namelijk een kleine betoging in Moskou waarvan de deelnemers “eisen dat regering eind maakt aan praktijken maffia. President akkoord (…)”383
Het enige dat in dit album aan een totalitaire staat doet denken is de opvallende aanwezigheid van de KGB in het straatbeeld, de wilde bereidheid van taxichauffeurs om te stoppen bij het zien van KGB-insignes384 en enkele verwijzingen naar de strafkampen in Siberië. De KGBagenten worden echter eveneens herleid tot humoristische stereotypen waardoor ze minder kwaadaardig overkomen. Ze zijn herkenbaar doordat ze allen dezelfde regenjas, hoed en zonnebril dragen. De hoofdtaken voor de KGB zijn volgens deze strip: ordehandhaving, schaduwen, afluisteren, contra-spionage en het lezen van verklikbrieven. Er is zelfs een zekere bewondering voor deze organisatie merkbaar aangezien ze door Robbedoes omschreven wordt als “één van de machtigste organisaties ter wereld!”385
De vijand van Robbedoes en Kwabbernoot is hier dus niet de KGB of de Sovjetstaat. Integendeel, de striphelden worden zelfs tijdelijke KGB-agenten: “Het elitekorps van de KGB heeft een zware taak. Temeer daar sinds kort zich een nieuw verschijnsel in Moskou voordoet, de georganiseerde misdaad! Er heeft zich een nieuwe onderwereld gevestigd. De autoriteiten 382
Ibid. p 10 Ibid. p 12 384 Ibid. p 16 385 Ibid. p 12 383
145
voelen echter niets voor een Russisch Chicago en hebben besloten het kwaad met wortel en tak uit te roeien en daarom zijn jullie hier.”386
Het Westen en de USSR hebben in de georganiseerde misdaad dus blijkbaar een nieuwe gezamenlijke vijand gevonden. De Russische georganiseerde misdaad was echter geen nieuw fenomeen. Door de glasnost en perestrojka politiek van Gorbatsjov groeiden deze organisaties en was het bestaan hiervan geen geheim meer voor het Westen. Zoals we zullen zien is de dreiging van de “Russische maffia” een nieuw en wederkerend fenomeen in de perceptie van Rusland in West-Europa sinds het einde van de Koude Oorlog. Deze dreiging wordt in eerste instantie nog compleet los van de Russische staat voorgesteld. Dat Boris Jeltsin het eerste Tsjetsjeens conflict in het Westen voorstelde als “de ontwapening van georganiseerde criminele bendes en de bescherming van de burgerbevolking”387, toont eveneens aan dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad in eerste instantie als een potentieel bindmiddel tussen Rusland en West-Europa beschouwd werd.
Dat de USSR binnenkort zou verdwijnen is niet merkbaar in deze strip. Afbeeldingen van Lenin, de hamer en sikkel en de rode ster domineren overal het straatbeeld. Voorts moeten Robbedoes en Kwabbernoot verhinderen dat het gebalsemde lijk van Lenin gestolen wordt want dat zou “een nationale ramp” zijn. Op het einde van het verhaal merkt men echter dat de USSR nog steeds de gewoonte heeft om zijn bevolking voor te liegen. 388 In dit album is de USSR bijgevolg nog steeds anders dan het Westen maar ze vormt geen rechtstreekse bedreiging meer. Dit heeft als gevolg dat de Russen hier minder kwaadaardig worden afgebeeld en dat men ook oog heeft voor de positieve aspecten van Rusland zoals het Moskva zwembad, het winterpaleis en het Bolshoi-theater waar men de wereldbefaamde Russische ballerina‟s aan het werk ziet. Er is dus een voortzetting merkbaar van de afzwakking van het Russisch vijandbeeld in West-Europa. Zoals we eerder hebben gezien was deze evolutie gedurende de Koude Oorlog begonnen.
Auteurs van een oudere generatie hebben echter duidelijk meer moeite om de USSR in deze periode in een iets positiever daglicht te plaatsen. Terwijl Weinberg in zijn reeks Dan Cooper gedurende deze periode de USSR haast totaal uit het beeld laat verdwijnen, situeert zijn 386
Ibid. p 6 BODARD, K., “De toetreding van Rusland tot de Raad van Europa” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 74 388 TOME en JANRY, Robbedoes en Kwabbernoot in Moskou, Uitgeverij Dupuis, 1990, p 45 387
146
generatiegenoot Duchâteau een heel album in deze staat die weldra zou ophouden te bestaan. Het album Missie in het Oostblok (De Brokkenmakers, 1991) is dan ook een duidelijke weerspiegeling van het wantrouwen dat bestaat bij de oudere generaties die de hoogtepunten van de Koude Oorlog bewust hebben meegemaakt.
Het verhaal begint ergens in het Oostblok en in het hele land is er naar het schijnt een revolutie uitgebroken. Aan nummerplaten en kleding kan men afleiden dat men zich wel degelijk in Rusland bevindt. De hoofdpersonages van deze strip vragen zich af wie nu de eigenlijke vijand is: “We hebben de keus: de maffia van hier, of de militie en de KGB, d.w.z de staat. Waar nog bijkomt dat maffia en staat soms twee handen op één buik zijn”.389 Hier wordt verwezen naar de banden tussen maffia en staat in westerse landen aangezien het hier eveneens ogenschijnlijk om een nieuw aspect van de USSR betreft: “Er wordt niet over gesproken maar de criminaliteit hier doet niet onder voor die in het Westen.”390
391
Cover van het album Missie in het Oostblok
De missie waar de titel van dit album naar verwijst is, onder het voorwendsel van het brengen van hulpgoederen, het overbrengen van een Russisch dissident naar het Westen. Wie nu eigenlijk de echte vijand is, is doorheen het album onduidelijk. Men weet zelfs niet of geüniformeerde Russen vermomde gangsters zijn of de gewone politie. Pas op het einde komt
389
DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Missie in het Oostblok, Le Lombard, 1991, p 14 Ibid. p 16 391 http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi 390
147
men te weten dat de Russische geheime diensten toch niet “de slechten” waren. De dissident blijkt namelijk een KGB-beul geweest te zijn en wil zich nu in het Westen rijk maken via de illegale wapenhandel. Met dit doel voor ogen heeft “de dissident” een deal gesloten met Russische gangsters en een onbenoemde westerse geheime dienst. Het moraal van dit verhaal is bijgevolg dat er in de huidige USSR geen zekerheid bestaat over wie “de goeden” of “de slechten” zijn. Wantrouwen voor alles wat Russisch is kan men bijgevolg als de rode draad van dit verhaal beschouwen.
Er is een immens contrast merkbaar tussen hoe het Russische landschap en de Russische samenleving afgebeeld worden in de Robbedoes en Kwabbernoot reeks enerzijds en in de De Brokkenmakers reeks anderzijds. Slechts op één punt komen ze overeen en dat is bij het afbeelden van de extreem koude Russische winter. De sfeer die het land in beide strips uitstraalt is echter immens verschillend. In Missie in het Oostblok is alles in Rusland in verval (dat het verhaal begint met het sturen van hulpgoederen spreekt boekdelen). Aan de kant van een weg (die slecht onderhouden is) ziet men een afbrokkelende betonnen hamer en sikkel, hetgeen het verval van het sovjetregime illustreert.
In het Rusland van de De Brokkenmakers-reeks heeft echter alles een ongure sfeer. De wegen zijn een mengeling van modder en sneeuw, alle huizen zijn oude krotten en zelfs in het kantoor van een hooggeplaatste functionaris ziet men overal schimmel aan de muren. Niet alleen het landschap en de infrastructuur creëren een ongure sfeer, ook de afbeeldingen van de Russische bevolking draagt hiertoe bij. De enige Russen die gedeeltelijk neutraal worden afgebeeld zijn taxichauffeurs die zichzelf verdedigen tegen afpersers. Het gaat er echter allemaal zeer ruw aan toe want het conflict wordt opgelost via een hevige knokpartij.
Dit staat in sterk contrast met de sfeer in de Robbedoes en Kwabbernoot-strip. Hier is geen enkel teken van verval te zien en het aantal neutraal afgebeelde Russen is aanzienlijk. Alleen de leden van de Russische maffia worden hier duidelijk negatief (kwaadaardig) afgebeeld. Beide strips bevatten duidelijke verwijzingen naar de onzekere politieke en maatschappelijke situatie in de USSR, maar in de Robbedoes en Kwabbernoot-reeks krijgt men de indruk dat West-Europa en Rusland kunnen samenwerken terwijl in de De Brokkenmakers-reeks samenwerking onmogelijk blijkt te zijn door de grote onzekerheid over de identiteit van “de goeden” en “de slechten” in deze maatschappij.
148
Het grote verschil tussen deze twee stripreeksen laat zich verklaren door het feit dat de scenaristen tot een andere generatie behoren en doordat het in 1991 veel duidelijker was dan een jaar eerder dat de USSR in een hevige regime-crisis was verzeild geraakt. Voorts kan men hier vaststellen dat in de albums van de periode 1990-1991 er twee nieuwe elementen merkbaar zijn in de Belgische beeldvorming van Rusland: grote onzekerheid en georganiseerde misdaad. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat, wanneer de onzekerheid verdwijnt, de Russische georganiseerde misdaad een blijvend thema zal blijken.
149
2.5 Postcommunistisch Rusland in de Belgische strip (1992-2000)
„Toen in de zomer van 1991 een overeenstemming was bereikt over de inhoud van een nieuw unieverdrag voor de USSR, pleegden enkele van Gorbatsjovs naaste medewerkers een staatsgreep omdat zij vreesden dat men op het punt stond een onomkeerbare richting in te slaan die tot het uiteenvallen van de USSR zou leiden.‟392 Het ironisch resultaat van de mislukte coup was een grote versterking van de positie van de Russische leider Jeltsin en een fatale verzwakking van die van Gorbatsjov, met het uiteenvallen van de USSR als gevolg. Als staatshoofd van het nieuwe Rusland waren Jeltsins belangrijkste doelstellingen het invoeren van kapitalisme en democratie, en om Rusland in het Westen en Europa te integreren. 393 Uiteindelijk zou hij in al deze doelstellingen slechts gedeeltelijk slagen. In het kader van deze thesis is het echter overbodig om een samenvatting of algemene beoordeling te geven over de door president Jeltsin gevoerde politiek. We richten onze blik bijgevolg enkel op de beeldvorming van Rusland in de Belgische strip en zullen alleen waar nodig verwijzen naar de werkelijkheid.
392
FELDBRUGGE, F., “Rusland en de uitbreiding van de NAVO” in Oost-Europa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996, p 7 393 JELTSIN, B., “De augustuscoup was geen toeval” in HARMANS, G. (red.), Staatsgreep in Moskou: het begin van het einde van de Sovjetunie, Weert, 1992, pp 9-13
150
2.5.1 Het einde van de Koude Oorlog in de Belgische strip
Gedurende de eerste helft van de jaren 1990 zijn het hoofdzakelijk de oudere generaties stripauteurs, die de Koude Oorlog in zijn geheel bewust hebben meegemaakt, die worstelen met het nieuwe Rusland. Dit merkt men in de twee pilotenstrips Dan Cooper en Buck Danny. In beide stripreeksen was de Koude Oorlog een centraal en wederkerend thema geweest, hetgeen het verlies van het voorgaande referentiekader extra problematisch maakte.
Het allerlaatste album uit de Dan Cooper-reeks, Het oog van de tijger (1992), illustreert dit perfect. Dit album is tegelijk een afscheid aan de Koude Oorlog en aan de stripreeks zelf. Het verhaal begint met een schets van de nieuwe geopolitieke situatie: “De Koude Oorlog is voorbij. De Sovjetunie bestaat niet meer. Conflicten tussen de nieuwe republieken en de westerse landen zijn uiterst onwaarschijnlijk. Er wordt ontwapend, gedemobiliseerd. Bij de verschillende luchtmachten wordt het ene squadron na het andere opgeheven. (...) Maar overal ter wereld vragen de chefs van staven zich af “Is de andere partij wel oprecht in zijn verlangen naar vrede?” Dus blijft men elkaar bespioneren.”394 In eerste instantie veroorzaakte het einde van de Koude Oorlog en de implosie van de USSR dus een groot wederzijds wantrouwen. Het hoeft echter niet te verbazen dat de auteur van deze strip, die tijdens de Koude Oorlog al een neutrale houding aannam, dit wantrouwen afkeurt.
Het verhaal begint als een klassiek spionageverhaal uit de Koude Oorlog. Men ontdekt namelijk dat westerse defensieplannen in handen van spionnen uit het voormalig Oostblok zijn gevallen. Het onderwerp van dit verhaal is dan ook de zoektocht naar “het lek” of “de mol” bij de westerse strijdkrachten. Dit wordt gekoppeld aan een toenmalig actuele problematiek, namelijk ex-agenten van de Stasi die ongemerkt Oost-Duitsland en Europa willen verlaten. Het zijn deze mensen die de Russische piloten, die in het Westen zijn voor een internationale vliegshow, onterecht verdacht maken van spionage om hun aftocht te dekken. De “slechten” van dit verhaal zijn dus duidelijk deze voormalige agenten van de Stasi die enkel en alleen hun eigen vel proberen te redden.
394
WEINBERG, A., Het Oog van de Tijger, Le Lombard, 1992, p 3
151
Bij veel Amerikaanse personages uit deze strip blijft het wantrouwen tegenover de Russen duidelijk domineren. Sommigen vrezen zelfs openlijk voor het opnieuw losbarsten van de Koude Oorlog. De Canadese piloot Dan Cooper probeert hen echter op andere gedachten te brengen en raadt de Amerikaanse die belast is met het onderzoek naar “de mol” aan om ermee te stoppen: “de verrader of de buitenlandse agent is werkloos geworden want wij hebben geen potentiële vijanden meer.” en “Het tijdperk van de Koude Oorlog is voorbij (...) die oude strategische plannen zijn goed voor de geschiedenisboeken.”395
Het wantrouwen dat in de voorgaande strip werd afgekeurd, blijft echter dominant in die andere Belgische pilotenreeks Buck Danny. Dit is logisch aangezien de oorspronkelijke auteurs van deze reeks al gedurende de Koude Oorlog uitgesproken aanhangers van een proAmerikaans wereldbeeld waren. Deze traditie werd voortgezet door de nieuwe auteurs van deze reeks. Zij hebben bijgevolg meer moeite om afscheid te nemen van het voorgaand dominant vijandbeeld.
Dit valt duidelijk waar te nemen in het album De geheimen van de Zwarte Zee (1993). Het verhaal begint in juli 1991, een maand voor de mislukte “putch” om Gorbatsjov af te zetten, met een Amerikaanse militaire oefening waar men nog steeds uitgaat van een mogelijke aanval van de “Ivans” op de Amerikaanse zeemacht. Vervolgens wordt piloot Tucson belast met de opdracht om “de laatste stomme sovjet-duikboot op[te]sporen die nog niet wist dat de Koude Oorlog was afgelopen!”396 Het verhaal situeert zich dus nog steeds in een Koude Oorlog-sfeer ondanks het feit dat het conflict al een aantal jaren begraven is.
De Amerikaanse marine is blijkbaar zijn geloofwaardigheid kwijt geraakt door het einde van de Koude Oorlog: “Over drie weken moet ik voor de senaat verschijnen om het belang van onze vliegdekschepen toe te lichten. Het congres, de pers, de publieke opinie zijn allemaal tegen. Alleen de president steunt ons nog. (…) Maar we hebben gelukkig de Sovjets nog! (…) Ze werken aan een enorm vliegdekschipprogramma. Het grootste sinds de Japanners! (…) Duivelse Ivans! Ik zal ze nooit begrijpen… ze hebben het voortdurend over vrede en ontwapening, en tegelijkertijd al die enorme inspanningen! Ik weet zeker dat ze een smerig spelletje spelen. Ze willen ons in slaap sussen… maar ze hebben nog nooit zoveel schepen
395 396
Ibid. p 47 DOUHET, D. en BERGESE, F., De Geheimen van de Zwarte Zee, Uitgeverij Dupuis, 1993, p 6
152
gebouwd als dit jaar!”397 Dit wantrouwen tegenover de Russische wens om de Koude Oorlog vreedzaam te beëindigen lijkt geïnspireerd te zijn door de eeuwenoude overtuiging dat al het merkbaar positieve van Rusland een gevolg is van bewuste misleiding. Men kan hier dus vaststellen dat het concept van “de Potemkinse dorpen” nog steeds de perceptie van Rusland beïnvloedt bij een bepaald deel van de Belgische bevolking.
Het voorgaande citaat kwam van admiraal Farell over wie een Amerikaanse senator tegen Buck zegt dat hij “een man is uit een andere tijd. Zijn hele carrière is gedomineerd geweest door de Koude Oorlog. Hij begrijpt niets van de veranderingen van de laatste jaren. Hij beseft niet dat de Russen er genoeg van hebben… dat ze oprecht zijn.”398 Deze uitleg wordt niet zomaar aanvaard door Buck Danny: “Toch bouwen ze nog altijd twee keer zoveel vliegtuigen als wij! Nog afgezien van al die vliegdekschepen.”399 Uiteindelijk blijkt het verhaal te draaien over de mislukte “augustus-putch”. De organisatoren van deze staatsgreep willen Buck Danny de geplande moord op Gorbatsjov in de schoenen schuiven om op die manier een nieuw conflict tussen de Verenigde Staten en de USSR uit te lokken. In tegenstelling tot het laatste Dan Cooper verhaal, waar het wederzijdse wantrouwen van begin tot einde wordt afgekeurd, is hier een terugkeer naar de Koude Oorlog veel reëler en wordt er duidelijk met de vinger naar de Russen gewezen als de mogelijke agressors van een nieuw conflict. Een foto van Brezjnev (met rauwband) op het bureau van één van de samenzweerders heeft dezelfde functie als het portret van Stalin op het kantoor van één van de samenzweerders uit het Voronov-complot (Blake en Mortimer, 2000). Namelijk aantonen wie “de slechte” Russen zijn en op welke ideologie zij zich beroepen.
Het anticommunisme van de auteurs is nog steeds duidelijk aanwezig in dit album. Dit kan men onder andere waarnemen door het feit dat de meeste Russische militairen als vriendelijke mensen worden afgebeeld, in tegenstelling tot een politiek commissaris die opzichtig kwaadaardig wordt afgebeeld. De KGB komt eveneens aan bod in dit album en ook zij worden overduidelijk als “de slechten” afgebeeld.
397
Ibid. p 8 Ibid. p 10 399 Ibid. 398
153
Wanneer Buck Danny genoodzaakt is om op een KGB schip te landen wordt hij gevangen genomen en denkt “Onvriendelijke of vijandige Ivans gaan nog… maar deze jongens zijn van een heel ander kaliber!”400 In dit album maakt men aan de lezer duidelijk dat voor de KGB de Koude Oorlog in 1991 alles behalve voorbij was: “Een Amerikaanse helikopter! Wat doet die hier? Schiet hem neer! Haal die imperialisten naar beneden!”401 De Russen in de periode 1989-1991 blijven wantrouwen zou dus volgens de auteurs van de Buck Danny-reeks de correcte houding zijn geweest (en is waarschijnlijk een weerspiegeling van hun toenmalige overtuigingen). Dit wordt verder bevestigd door het vermelden dat de senator die Buck Danny‟s wantrouwen probeerde te sussen eigenlijk een vuil spelletje speelde en door de uitspraak van een Russische militair die aan de kant van “de goeden” staat: “Ik deel uw mening commandant. Mijn land maakt bange uren door. (…) Als wij zegevieren, zal dat het einde zijn van de Koude Oorlog.”402 Dit toont aan dat de Koude Oorlog, in de hoofden van de auteurs van Buck Danny, eigenlijk pas echt tot een einde kwam met het verdwijnen van de USSR. Dit is een gevolg van decennialang de Sovjets als “de vijand van het Westen” (en dus de beschaving) te hebben ervaren, hetgeen op zich een gevolg was van de anticommunistische overtuigingen van de auteurs.
De auteurs van Buck Danny waren echter niet de enigen die zich lieten inspireren door de onzekere politieke situatie in de USSR van het jaar 1991. De reeks 421 situeert zich in het spionagegenre. Het hoofdpersonage, agent 421, is dan ook een James Bond-figuur compleet met speciale gadgets zoals een amfibische sportwagen. Het eerste album in onze onderzoeksperiode (Mistige jaren, 1990) begint met een kleine uitleg over de stripheld: “421, een van onze beste agenten. Hij heeft de terroristenbende ontmanteld in de zaak van de Koude Oorlog en hij heeft ons het raketten-afweersysteem van de Chinezen in handen gespeeld.”403 Het betreft dus duidelijk een spionage-strip waarvan het hoofdpersonage totaal is ingebed in de Koude Oorlog-sfeer.
400
Ibid. p 33 Ibid. p 34 402 Ibid. p56 403 DESBERG, S. en MALTAITE, E., Mistige Jaren, Uitgeverij Dupuis, 1990, p 3 401
154
Opmerkelijk is echter het feit dat de eerste en enigste vermelding van de USSR pas gebeurd in album nummer 9 (Morgane Angel, 1991). Dit gebeurd eerst via een flashback van een hoofdpersonage wiens grootvader blijkbaar voor de Britse geheime dienst werkte als dubbelspion bij de KGB. De twee KGB-agenten in dit verhaal zien er guur uit en ze hebben blijkbaar geen scrupules om onschuldige kinderen te vermoorden om iemand onder druk te zetten.
Op het einde van het verhaal merkt men dat het gaat over een geplande moordaanslag op Gorbatsjov: “We weten niet wie de initiatiefnemer is, maar elke aanwezige op deze bijeenkomst heeft een goede reden om de Nr. 1 van de USSR te laten verdwijnen.” 404 Men komt hier eveneens te weten wat de motieven zijn voor de mensen van dit complot: “We wisten het van een paar ultraconservatieve Russen, maar er zitten ook ex-leiders van de Roemeense securitate bij en apparatsjiks, uitgerangeerde kolonels van Oostbloklanden, grootindustriëlen uit het Westen die de Koude Oorlog willen laten herleven.”405
Dit album werd weliswaar uitgegeven voor de mislukte augustusputsch van 1991 maar staat wel zeer dicht bij de waarheid. De bewering dat westerse grootindustriëlen eveneens deel zouden uitmaken van het complot toont duidelijk aan dat de scenarist van deze strip welwillend staat tegenover de hervormingen van Gorbatsjov en de rol van het Westen in de Koude Oorlog niet verheerlijkt. Dit staat in scherp contrast met het eerder besproken Buck Danny verhaal.
De verschillen tussen de hierboven besproken albums kan men dus volledig verklaren via een verschillend wereldbeeld. Dat de auteurs van de twee Belgische pilotenstrips niet op dezelfde ideologische lijn zaten, was al overduidelijk gedurende de periode van de Koude Oorlog. Het verschil met het 421-album kan men via de eerder aangetoonde generatiewissel verklaren. Stephen Desberg werd geboren in 1954 en zijn stripreeks 421 begon pas in 1984, dus situeert zich grotendeel ten tijde van het bewind van Gorbatsjov. Dit bewijst opnieuw het belang van individuele ideologie en bijbehorend wereldbeeld voor de perceptie van Rusland in WestEuropa.
404
DESBERG, S. en MALTAITE, E., Morgane Angel, Uitgeverij Dupuis, 1991, p 46
405
Ibid.
155
2.5.2 Het nieuwe Rusland in de Belgische strip
Pas vanaf het jaar 1996 komt men in de Belgische strip opnieuw verhalen tegen die zich grotendeels situeren in het hedendaagse Rusland. Het lijkt geen toeval te zijn dat dit gebeurt op een moment dat de relatie tussen Rusland en het Westen begint af te koelen en men steeds meer het geloof in de positieve uitkomst van de hervormingen van Jeltsin begint te verliezen. De economische hervormingen van Jeltsin veroorzaakten namelijk een sociale en economische catastrofe. Beide elementen kan men terugvinden in de Belgische strip.
Dat het slecht gaat met de Russische economie in de jaren 1990 kan men terugvinden in meerdere stripreeksen. Dat de roebel haast geen waarde meer heeft komt al ter sprake in Missie in het Oostblok (De brokkenmakers, 1991) maar onder invloed van de economische hervormingen bleef de roebel haast gedurende de hele jaren 1990 in waarde dalen. De roebel werd dan ook het slachtoffer van geldspeculanten en vele hooggeplaatste personen in Rusland verkochten hun roebels in het buitenland voor stabiele dollars.
De stripreeks Alfa, eerste album in 1996 en als hoofdpersonage een CIA-agent, draait in eerste instantie over een dergelijke illegale geldtransactie. Bij de onderhandelingen van deze deal krijgt men een beeld van de snelle ontwaarding van de roebel en het belang van de zwarte markt in Rusland: “Vier maanden geleden haalde de dollar, ook weer op de zwarte markt, de enige die ons interesseert, met moeite 10 roebel. Tegenwoordig 16…en wie weet over twee maanden 20. Zou het niet verstandiger zijn moest ik nog een poosje wachten?” hetgeen afgekeurd wordt want “Binnen korte tijd misschien niet meer een kopeke in Rusland te vinden zijn want alles vertrokken en ik niets meer te verkopen. Wachten heel riskant dus.”406
Voorts wordt er vermeld dat Rusland sinds de val van het communisme aan de rand van het bankroet staat. Deze vrees werd in 1996 geuit en zou enkele jaren later, in 1998, een realiteit worden.De desastreuze economische situatie in postcommunistisch Rusland domineert dus de perceptie van dat land in deze reeks. De economische verwijzingen leunen echter allen zeer dicht bij de realiteit zoals bijvoorbeeld een betoging van onbetaalde Russische arbeiders in de straten van Moskou.
406
RENARD, P., en JIGOUNOV, Y., De Overdracht, Le Lombard, 1996, p 12
156
De stripreeks Alfa valt in de genres actie en spionage te plaatsen en hier poogt men dus om een realistisch beeld (of wat het leespubliek verwacht realistisch te zijn) te geven van postcommunistisch Rusland. In eerste instantie merkt men dat, alhoewel Rusland duidelijk grote problemen ondergaat, Rusland en het Westen dezelfde vijanden bestrijden. In de eerste verhaalcyclus (album 1 tot en met 3) zijn “de slechten” de “haviken” van de Russische en Amerikaanse geheime diensten die samenwerken, en de Europese (inclusief de Russische) maffiabendes die elkaar bevechten.
Men duidt in deze stripreeks dus twee gezamenlijke vijanden van Rusland en West-Europa aan: de geheime diensten en de maffia. Via het gebruik van deze gezamenlijke vijanden krijgt men een beeld van Rusland dat niet veel verschilt van die van het Westen. Moskou wordt in deze strip tijdens de zomer afgebeeld en lijkt in alle opzichten op een normale Europese stad. Het grote verschil met West-Europa is dat Rusland, door de val van het communisme, met vele problemen worstelt waarvan de wetteloosheid het duidelijkst naar voren komt: de Russische minister van financiën wordt op klaarlichte dag en naast een drukke baan vermoord door “de Russische maffia”.
Meerdere auteurs zijn blijkbaar in eerste instantie niet helemaal op de hoogte van de structurele en institutionele veranderingen van de Russische staat. Het duidelijkste voorbeeld is dat de Russische geheime dienst nog steeds benoemd wordt via zijn laatste naam uit de periode van de USSR, KGB, terwijl ze reeds in 1991 was omgevormd tot FSK en in 1995 in FSB. Deze fout wordt gemaakt in het allereerste album van de Alfa-stripreeks (De overdracht, 1996) om in het begin van het tweede album (De Bogdanov Clan, 1997) rechtgezet te worden. Men kan hier dus spreken van een accidentele fout.
In de Nero-stripreeks is de FSB verwarren met de KGB minder onschuldig. Dit gebeurt in het album De Vijfurenboom (2000), dus op het einde van Jeltsins presidentschap. Het beeld dat men hier van Jeltsin en postcommunistisch Rusland overbrengt, doet in meerdere aspecten denken aan het sovjettijdperk en het gebruik van de naam KGB past hierin. Voor Marc Sleen is er in Rusland, bijna tien jaar na de val van het communisme, blijkbaar praktisch niets veranderd. Iedereen spreekt elkaar nog steeds aan met kameraad, zelfs Jeltsin wordt kameraad president genoemd. Men praat eveneens nog steeds in de Oost-West termen van de Koude
157
Oorlog en Jeltsin wordt afgebeeld als een dronken despoot die lijdt aan grootheidswaanzin: “Wat! Weiger jij met mij, de machtigste man op aarde, te toasten?”407
Jeltsin wordt compleet geridiculiseerd: hij is zo dronken dat hij nauwelijks op zijn eigen benen kan staan en zijn entourage moet veel moeite doen om hem recht te houden. Het voorgaande is waarschijnlijk geïnspireerd door het beeld van Jeltsin die boven aan een trap gekomen, haast achterover valt ware het niet dat de persoon boven aan de trap hem op tijd weet vast te nemen. De tweede ambtstermijn van Jeltsin werd dan ook gekweld door diens hartproblemen en alcoholisme. Het zijn deze twee kenmerken die duidelijk naar voren komen in de afbeeldingen van Jeltsin, hetgeen een duidelijk negatief beeld geeft van deze president. Hij is niet alleen een zieke dronkelap maar ziet er zelfs boos en kwaadaardig uit. Voorts kan men de afbeeldingen van Jeltsin in deze strip interpreteren als symbool voor het toenmalige Rusland. Jeltsin en Rusland zien er groot en sterk uit maar achter deze façaden schuilen grote problemen en een vijandige houding ten opzichte van het Westen.
Cover van het album De vijfurenboom408
Russische militairen worden in dit album eveneens afgebeeld als ongure types en een Russische generaal wordt duidelijk geridiculiseerd door het overdreven aantal decoraties op zijn uniform. De Russische professor, en vriend van Adhemar, is de enige Rus die enigszins positief wordt afgebeeld in dit album, maar ook hij is op een manier een negatief Russisch stereotype wegens zijn overdreven lust voor wodka. Dat er nog niet veel veranderd is in
407 408
SLEEN, M., De Vijfurenboom, Standaard Uitgeverij, 2000, p 30 http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi
158
Rusland wordt eveneens gesuggereerd doordat voornoemde Russische professor naar Siberië verbannen wordt omdat hij er niet in slaagt om Adhemar te overtuigen om Russisch staatsburger te worden.
Marc Sleen is niet de enige die gedeeltelijk vasthoudt aan een beeldvorming van Rusland die schatplichtig is aan de periode van de Koude Oorlog. Het laatste album van de Alexisstripreeks (Nemo, 1996)409 situeert zich in de Russische Federatie en propageert duidelijk een negatief beeld van dat land: “De kust van de Barentszee in Noord-Siberië, ter hoogte van Nova-Zembla. Het nucleaire kerkhof van de voormalige Sovjetunie in een van de meest vervuilde wateren van de planeet…”410 Deze locatie is de achtergrond voor een illegale nucleaire-wapensmokkel. Ook hier worden praktisch alle etnische Russen negatief afgebeeld, hetgeen in sterk contrast staat met de Aziatische volkeren die voor hen moeten werken. De andere “slechte” van het verhaal is de westerse organisatie Onyx, met een hoofdzetel in New York, die de nucleaire wapens wil bemachtigen voor een ongespecificeerd doel.
De Russen die deze illegale verkoop organiseren dragen nog steeds de uniformen van het Rode Leger, spreken elkaar aan met tovaritsj (kameraad) en het wordt nooit echt duidelijk gemaakt of deze Russen behoren tot het reguliere Russische leger of niet. Dit verduidelijken wordt niet belangrijk geacht door de auteurs. Al wat de lezer dient te weten is dat deze Russen “de slechten” zijn en de tekenstijl laat daar geen enkele twijfel over bestaan. De helden van dit verhaal worden door deze Russen gevangen genomen maar weten te ontsnappen dankzij de “Russische traditie” om veel te veel wodka te drinken. Het is opvallend dat verwijzingen naar het Russisch drinkgedrag regelmatig terugkeren in de Belgische strip, maar dat dit haast uitsluitend gebeurt in de strips waar men een negatief beeld van Rusland geeft.
Uiteindelijk slagen de striphelden erin om de nucleaire transactie te verijdelen en hiervoor worden ze op het einde gehuldigd door de Russische Federatie. Er wordt echter eveneens gevraagd om de hele affaire in de doofpot te stoppen want “onze democratie is nog wankel en iedere ontijdige publiciteit rondom deze zaak zou zeer schadelijk kunnen zijn…”411 De Russische staat wordt dus als “de goeden” en uiterst zwak voorgesteld. Dat “de slechte” 409
Van de auteurs van deze strip zijn geen biografische gegevens gevonden, enkel foto‟s. We kunnen dus niet met zekerheid zeggen of de scenarist van dienst een generatiegenoot is van Marc Sleen maar dit lijkt zeer waarschijnlijk het geval te zijn. 410 OLEFFE, M. en JARADIN, M., Nemo, Claude Lefrancq Editeur, 1996, p 3 411
Ibid. p 46
159
Russen allen uniformen van het Rode Leger dragen toont aan dat de communisten als de bedreiging voor de wankele Russische democratie worden voorgesteld en ervaren. Dit valt eveneens te verklaren via de leeftijd van de scenarist wiens wereldbeeld gevormd werd gedurende de Koude Oorlog. Deze generatie blijft duidelijk de Russische communisten als vijand ervaren.
A.P. Duchâteau (1925°), scenarist van De Brokkenmakers en Rik Ringers en generatiegenoot van Marc Sleen (1922°), heeft eveneens een duidelijk negatief beeld van Rusland dat hij in zijn stripverhalen verwerkt. We hebben al gezien dat Duchâteau en Denayer in 1991 een uiterst somber en negatief beeld van de USSR weergaven in Missie in het Oostblok (De Brokkenmakers, 1991). In de stripreeks Rik Ringers komt de eerste verwijzing naar Rusland pas op het einde van onze onderzoeksperiode. In Stripmoorden (2000) blijkt de moordenaar van het verhaal uiteindelijk (opnieuw!) een ex-KGB beul te zijn die banden heeft met de Russische maffia.
Dat de dader iets met het voormalig Oostblok te maken zou hebben, daar werd doorheen het verhaal al naar gesuggereerd. Er is namelijk sprake van een Russisch fototoestel en recorder, en van beide wordt het als vanzelfsprekend geacht dat deze van inferieure kwaliteit zijn. Wanneer men als moordwapen een standaard revolver van het Rode Leger ontdekt, maakt men de opmerking: “achter het ijzeren gordijn wordt uitverkoop van wapentuig gehouden, kernwapens inbegrepen.”412 We zijn hier ongeveer tien jaar na de implosie van het Oostblok en Duchâteau praat nog steeds over het ijzeren gordijn! In deze strip kan men dus twee aspecten van Rusland waarnemen die als een bedreiging voor het Westen ervaren worden: de uitverkoop van Russisch wapentuig en, sterk daarmee verbonden, de Russische maffia. Dit laatste aspect zullen we echter pas uitgebreid bespreken in het volgende hoofdstuk
Het voorgaande bewijst twee zaken die al naar boven zijn gekomen in het hoofdstuk over beeldvorming van de Koude Oorlog in de Belgische strip: dat de oudere generaties, die de Koude Oorlog bewust hebben meegemaakt, meer geneigd zijn om Rusland in een negatief daglicht te plaatsen en parallellen trekken tussen de Russische Federatie en de RSFSR; en dat deze expliciete negatieve beeldvorming pas naar boven komt gedurende Jeltsins tweede ambtstermijn, m.a.w na de “wittebroodsweken” tussen Rusland en het Westen.
412
DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Stripmoorden, Le Lombard, 2000, p 26
160
Dat de relatie tussen Rusland en het Westen verslechterde naar het einde van Jeltsins tweede ambstermijn toe, kan men eveneens vaststellen in de stripreeks Alfa. Terwijl “de goeden” en “slechten” uit het Russisch en westers kamp in het begin van deze reeks nauw met elkaar samenwerken, kan men in het laatste album binnen onze onderzoeksperiode (Sancties, 2000) een groeiend wantrouwen tussen Russen en Amerikanen waarnemen: “Ellendige politiek! Ik zal nooit aan die omwentelingen kunnen wennen. Vroeger was alles simpel, wij waren de goeden en zij de slechten!”, vraag: “Wat is er dan veranderd?”, antwoord: “Niets, of beter gezegd dat huichelachtig gedoe van tegenwoordig! Officieel horen zij nu ook tot de goeden, dus moeten we mooi weer spelen en met hen samenwerken. (…) Zij mogen nu in alle vrijheid prestige, gebakken lucht en een beetje ideologie verkopen, terwijl wij op grote schaal onze hamburgers, frisdrank en software kunnen afzetten!” 413
In het album De Valstrik (Charly, 1994) wordt er eveneens verwezen naar samenwerking tussen Rusland en het Westen maar achter deze vriendschappelijke houding wordt hier nog geen vraagteken geplaatst: “Zoals u weet heeft het openen van de grenzen in het Oosten veel veranderingen veroorzaakt bij de geheime diensten”414 Men doelt hier op het feit dat westerse geheime diensten dossiers van de Russische geheime diensten kunnen inkijken. Het is 1994, de oorlog in Tsjetsjenië is nog niet begonnen en men had nog steeds de hoop dat Rusland uiteindelijk zich in het Westen zou integreren. Desondanks kan men in dit album eveneens een subtiele negatieve beoordeling van Rusland terugvinden. Dit kan men verklaren als een gevolg van het feit dat niet zo lang daarvoor Rusland systematisch afgebeeld werd als de vijand van het Westen. We hebben namelijk eerder al voldoende vastgesteld dat oude gewoontes lang blijven voortbestaan.
Het verhaal van de Charly-stripreeks gaat over een jongetje wiens speelgoedruimteschip speciale krachten heeft. In het vierde album (De Valstrik, 1994) is er sprake van een Russische speelgoedtank die over ongeveer dezelfde speciale gaven beschikt als het westers speelgoedruimteschip.
De
Russische
speelgoedtank
heeft
zelfs
de
potentiële
vernietigingskracht van een atoombom. Men keert hier dus gedeeltelijk terug naar het angstsyndroom van de Koude Oorlog dat toen nog fris in het geheugen zat.
413 414
MYTHIC en JIGOUNOV, Y., Sancties, Le Lombard, 2000, p 7 LAPIERE, D. en SERON, M., De valstrik, Uitgeverij Dupuis, 1994, p 12
161
Omdat de politieke situatie “zo woelig” is in Rusland (men verwijst hier waarschijnlijk naar het conflict tussen Jeltsin en het Russisch parlement in 1993, d.w.z. de angst voor een terugkeer van de communisten) wordt het Russisch speelgoed, samen met de jonge eigenaar, op een atoomduikboot gezet maar: “Russen hebben weinig geduld met tegenstribbelende kinderen en ze dwingen hem te gehoorzamen”415 Dat het iets typisch Russisch is om geen geduld te hebben met tegenstribbelende kinderen kan men als een negatief stereotiep beschouwen. Deze zin insinueert namelijk dat alle westerlingen wél geduld hebben met moeilijke kinderen. Deze negatieve “Russische eigenschap” veroorzaakt de dood van de Russische bemanning want heeft als gevolg dat de speelgoedtank in actie komt waardoor de duikboot zinkt en iedereen aan boord verdrinkt.
Alhoewel men hier dus een verdoken minachting voor de Russen kan waarnemen, worden ze nooit afgebeeld als “de bedreiging” voor het Westen. Russische en Nederlandse specialisten werken zonder problemen samen bij de analyse van het wrak van de Russische duikboot. In dit album kan men eveneens vaststellen dat “de vijand” van het Westen, vlak na de Koude Oorlog, gevonden werd in onbenoemde terroristische organisaties. Westerse legermachten willen namelijk het speelgoed in handen krijgen voordat het “in handen (zou) vallen van een terroristische organisatie”416
415 416
Ibid. p 14 Ibid. p 19
162
2.5.3 Russische criminaliteit
Bij het onderzoek naar de beeldvorming van postcommunistisch Rusland in de Belgische strip, is er één nieuw thema dat regelmatig weerkeert. Het betreft hier verwijzingen naar Russische criminele organisaties die doorgaans onder de noemer “Russische maffia” geplaatst worden. De “Russische maffia” is binnen de West-Europese beeldvorming van Rusland een recent fenomeen en komt pas voor het eerst aan bod in het begin van onze onderzoeksperiode. De maffia is echter ook onderhevig aan een soort mythevorming en diens beeldvorming in verscheidene media, waaronder de Belgische strip, bezit eveneens een aanzienlijke voorgeschiedenis. Voordat we de beeldvorming van de “Russische maffia” bespreken moeten we dus eerst nagaan welke maffiastereotypen er in het Westen leven. Vervolgens moet er onderzocht worden welke invloed deze stereotypen hebben op de westerse beeldvorming van de maffia in zijn geheel, en de Russische criminele organisaties in het bijzonder. Pas dan kunnen we overgaan naar een grondige analyse van de beeldvorming van de “Russische maffia” in de Belgische strip.
163
2.5.3.1
De Russische georganiseerde misdaad, mythe en realiteit
Georganiseerde misdaad heeft in Rusland een vier eeuwen oude geschiedenis. Het is dus zeker geen recent fenomeen uit het Sovjettijdperk. Alhoewel dit fenomeen vooral gedurende de 75 jaar lange communistische overheersing aan belang won. Voor het Sovjettijdperk had men bijvoorbeeld de vorovskoi mir (dievenwereld), een criminele subcultuur die gedurende het communistisch bewind evolueerde naar een elitegroep van criminelen, de vory-v-zakone (dieven binnen de wet).417 De wet waar deze naam naar refereert is de strikte erecode waarvan het niet samenwerken met de communistische overheid één van de belangrijkste peilers was.418 Een groot aantal vory werd namelijk opgesloten in Stalins goelags gedurende de periode 1929-1953 en organiseerden zich hoofdzakelijk voor het eerst aldaar, met een grote haat jegens het communistisch regime als gevolg. Na de dood van Stalin in 1953 werden vele vory, samen met kleinere criminelen, vrijgelaten. De bevrijde vory koloniseerden vervolgens de Russische criminele onderwereld, hetgeen leidde naar een driegelaagd systeem van georganiseerde misdaad. Deze specifieke criminele structuur verdween pas met de ontbinding van de USSR in 1991.419
Deze criminele piramide kende een brede basis van professionele criminelen, vory inbegrepen. Boven deze laag stond de “schaduweconomie” en de agenten van de zwarte markt. Deze laag bestond uit industriële en rurale arbeiders en hun directeurs die goederen produceerden, buiten de officiële boekhouding van de door de staat opgelegde productiequota, om ze door te verkopen op de zwarte markt. Anderen gebruikten hun posities in hotels of functies waardoor men naar het buitenland kon reizen, om illegale producten te kopen en ze vervolgens op de zwarte markt te brengen. Om dit systeem draaiende te houden diende men regelmatig mensen uit de hoogste echelons van de Russische samenleving om te kopen. Het is deze groep, die behoorde tot de communistische staatsbureaucratie, die bovenaan de criminele piramide stond. Aldus was er gedurende het Sovjettijdperk een symbiose ontstaan tussen criminele structuren enerzijds en politieke en economische structuren anderzijds. De implosie van de USSR,en de daaropvolgende wilde uitverkoop van staatseigendom, veroorzaakte een toename van het belang van dergelijke informele structuren.420
417
FINCKENAUER, J., Maffia and Organized Crime, Oxford, 2007, p 96 DE PAUW, F., De Russische Mafija, Leuven, 1996, p 9 419 FINCKENAUER, J., Maffia and Organized Crime, Oxford, 2007, p 96 420 Ibid. pp 96-97 418
164
Deze mengeling van corruptie en criminele activiteiten had nauwelijks invloed op de WestEuropese beeldvorming van Rusland gedurende de Koude Oorlog. Hiervoor kan men verscheidene oorzaken aanduiden. Ten eerste was de westerse publieke opinie over het algemeen niet bewust van het bestaan van deze criminele piramide totdat de glasnost en perestrojka politiek van Gorbatsjov, deze problematiek duidelijk in het gezichtsveld bracht. Ten tweede werd de angst voor Rusland in deze periode gedomineerd door het ideologisch conflict tussen kapitalisme en communisme. Binnen dit wereldbeeld waren de Russische criminele organisaties bondgenoten van het Westen aangezien deze de communistische staat verzwakten. Voorts paste het bestaan van een criminele onderwereld niet in het plaatje van de alles-controlerende totalitaire Sovjetstaat, hetgeen een hoeksteen was van het Russisch vijandbeeld van de Koude Oorlog. Georganiseerde misdaad en maffia zijn termen die in het dagelijks taalgebruik regelmatig als synoniemen voorkomen. Een dergelijke perceptie van de maffia is niet alleen simplistisch maar ook incorrect. Het is noodzakelijk dat men beseft dat maffia een vorm is van georganiseerde misdaad maar zeker niet de enige. De term maffia komt oorspronkelijk van Sicilië, waar het refereert naar het privaat gebruik van geweld in de publieke ruimte. De maffia is een puur modern fenomeen dat voor het eerst ontstond ten gevolge van de Italiaanse eenmaking, toen een moderne staatsstructuur werd opgelegd aan een hoofdzakelijk agrarische samenleving. Door de afwezigheid van een geweldmonopolie van de staat op het lokale niveau, ontwikkelde zich tussen de centrale overheid en de lokale gemeenschappen een maffiastructuur die dit geweldmonopolie op zich nam. Een van de bepalende factoren van een maffia is dus dat ze ontstaat waar de staat niet bij machte is om alle publieke voorzieningen te garanderen.421
Maffia is bijgevolg meer dan louter een organisatie die zich met criminele activiteiten bezig houdt. De maffia kan het namelijk eveneens op zich nemen om een minimum aan sociale zekerheid te garanderen, of het goederenaanbod te vergroten wanneer de legale markt niet voldoet aan de behoefte van de lokale bevolking. Of men wel degelijk kan spreken over een “Russische maffia”, die aan belang won na het uiteenvallen van de USSR in verscheidene onafhankelijke republieken, is iets dat nog steeds ter discussie staat. De nieuwe centrale overheden waren namelijk in eerste instantie niet bij machte om hun autoriteit over het hele 421
BLOK, A., “Collective violence and the narcissism of minor differences” in ZWAAN, T. (red.), Politiek Geweld: etnisch conflict, oorlog en genocide in de 20ste eeuw, Zutphen, 2005, p 28
165
territorium te laten gelden, hetgeen de perfecte voedingsbodem voor maffiosi vormde. Deze academische discussie behoort echter tot het vakgebied van de criminologie en het is binnen dit onderzoek overbodig om hierin een duidelijk standpunt in te nemen.
Voorgaande uitleg verklaart echter wel waarom de transnationale criminele bendes die actief zijn in West-Europa, en waarvan de leden hoofdzakelijk afkomstig zijn uit het voormalig Oostblok, onterecht onder de noemer Russische maffia geplaatst worden. Dit onrechtmatig gebruik van de term maffia is een gevolg van een bepaalde beeldvorming waarop de publieke media een immense invloed hebben. Doordat, voor de meerderheid van dergelijke media, financieel succes een hoofddoel is, willen zij hun product zo aantrekkelijk mogelijk verpakken. De inhoud zo simpel mogelijk houden is een manier van dergelijke media om een zo groot mogelijk publiek te bereiken en aldus financieel succes te garanderen. Eenvoudige, stereotiepe boodschappen hebben het grootste potentieel om de onmiddellijke bevrediging die het publiek verwacht te garanderen. Onder dergelijke omstandigheden maken objectieve en accurate boodschappen weinig kans.422
Eens een bepaald beeld, en de daarbij verbonden connotaties, door het publiek aanvaard zijn, wordt een dergelijk beeld versterkt elke keer dat het herhaald wordt. De meeste media creëren aldus een subjectief beeld van georganiseerde misdaad. Alhoewel een dergelijk beeld haar oorsprong in de realiteit vindt, wordt deze realiteit verdraaid doordat men blijft vasthouden aan één bepaald beeld of invalshoek. De sensationele aanpak overdrijft aldus bepaalde aspecten van georganiseerde misdaad terwijl andere aspecten totaal genegeerd worden. Dit heeft als gevolg dat de media een zekere “Russische maffia mythe” hebben gecreëerd in de hoofden van het grote publiek.423
Er is hiervoor echter een historisch precedent merkbaar in de Amerikaanse geschiedenis. In de 19de eeuw bestond er namelijk in dat land de overtuiging dat georganiseerde misdaad geïmporteerd werd door nieuwe bevolkingsgroepen. Eerst werden de Ierse, en daarna de Italiaanse immigranten beschuldigd van het infiltreren van de anders crimineelvrije Amerikaanse samenleving. Men geloofde dat de Italianen een uitgebreide geheime organisatie hadden gecreëerd met als hoofddoel het organiseren van criminele activiteiten: de maffia. Bijna twee eeuwen later, werden gelijkaardige overtuigingen en stereotiepen overgenomen 422 423
FINCKENAUER, J., Maffia and Organized Crime, Oxford, 2007, p 32 Ibid. p 33
166
door de West-Europese bevolking betreffende “criminele hordes” uit het Oosten, na de val van de Berlijnse muur en de implosie van de USSR.424
Deze beeldvorming creëert de overtuiging dat crimineel gedrag en georganiseerde misdaad van buitenaf wordt geïmporteerd en heeft als neveneffect dat ganse bevolkingsgroepen onterecht een crimineel imago toebedeeld krijgen. Deze gedachtegang kan men koppelen aan het eerder vastgestelde fenomeen van het creëren van een positief groepsidentiteit via de creatie van een extern vijandbeeld, hetgeen op zijn beurt dan weer te koppelen valt aan de menselijke gewoonte om te zoeken naar een externe zondebok om de eigen problemen te verklaren. Voorts past een dergelijke beeldvorming bij de menselijke gewoonte om simpele antwoorden te formuleren voor complexe problemen.425
Het beeldverhaal is ontegensprekelijk één van de media die een bijdrage levert aan de “Russische maffia mythe”. Het volgende hoofdstuk is bijgevolg in zijn geheel gewijd aan het vaststellen van hoe deze mythe zich in het Belgisch beeldverhaal manifesteerde, gedurende de jaren 1990.
424 425
Ibid. p 57 Ibid. p 60
167
2.5.3.2
De Russische “maffia” in de Belgische strip
De eerste vermelding van de Russische maffia is binnen dit onderzoek te vinden in Robbedoes in Moskou (Robbedoes en Kwabbernoot, 1990). In deze strip wordt het voorgesteld als een volstrekt nieuw fenomeen: “Er heeft zich een nieuwe onderwereld gevestigd”.426 Zoals we hebben gezien was deze onderwereld niet zo nieuw; dat het deel uitmaakt van de WestEuropese beeldvorming van Rusland is dat echter wel. Dit is een duidelijk gevolg van de nieuwe politiek van openheid die gevoerd werd onder Gorbatsjov. Het feit dat men in WestEuropa maffia associeert met Italië lijkt eveneens bij te dragen aan de foute veronderstelling dat het hier een gloednieuw fenomeen betreft: “De maffia hier? Laat me niet lachen! Doe me eens een lol en kijk „ns naar buiten… lijkt ‟t hier soms op Italië?”427
De Russische overheid en veiligheidsdiensten staan blijkbaar machteloos tegenover deze “nieuwe” vorm van georganiseerde misdaad. Dit is een gevolg van de corruptie in de overheid en de vaardigheid van “de maffia” om deze te infiltreren: “KGB infiltreren maffia, maffia infiltreren regering, regering infiltreren KGB, en uiteindelijk KGB geïnfiltreerd door de maffia.”428 De banden tussen overheid en maffia zijn hier uitsluitend ten gevolge van infiltratie, het wordt dus niet voorgesteld als een symbiotische samenwerking. De KGB is blijkbaar zo machteloos tegenover dit “nieuw” fenomeen dat ze de hulp van westerlingen inroept. De Russische overheid en het Westen hebben in de “Russische maffia” blijkbaar een nieuwe gemeenschappelijke vijand gevonden. Er is echter geen enkele aanwijzing dat de criminele bende waar dit verhaal rond draait past binnen de wetenschappelijke definitie van maffia. Deze criminele bende wil wel de Russische overheid afpersen maar afpersing is geen praktijk die uitsluitend aan maffiosi toebehoort. De leden van de Russische “maffia” zijn de enige Russen die duidelijk negatief worden afgebeeld in dit verhaal. Verder zijn het “wrede misdadigers (en ze) worden steeds brutaler en meedogenlozer.”429 Dit heeft als gevolg dat alle andere Russen veel sympathieker worden afgebeeld. Dit kan men verklaren via de relatief pro-Russische houding van de jonge auteurs.
426
TOME en JANRY, RobbedoesIn Moskou, Uitgeverij Dupuis, 1990, p 6 Ibid. p 7 428 Ibid. p 12 429 Ibid. 427
168
Een totaal ander beeld krijgt men van een oudere scenarist. In Missie in het Oostblok (De Brokkenmakers, 1991) weet men niet wie “de slechten” zijn, hetgeen als gevolg heeft dat alle Russen in dit verhaal verdacht worden gemaakt. De striphelden roepen zelfs de hulp in van de Russische maffia omdat ze veronderstellen dat de Russische staat en geheime diensten “de slechten” zijn. Duchâteau heeft zich echter blijkbaar meer verdiept in deze “nieuwe” problematiek vergeleken met Tome. Er wordt namelijk in Missie in het Oostblok verwezen naar de criminele tatoeages in Rusland: “Die ster met acht punten getrokken (...) Het teken van een beroepsdief in de hiërarchie van de misdaad”430 Men verwijst in dit album eveneens naar een criminele statistiek van 1988: “In 1988 nog werden er 87.000 “verdwijningen” geregistreerd... 69.000 werden er terug gevonden, sommigen vermoord! Bedenk dat onze vracht voor de zwarte markt een grot van Ali Baba is.”431
Er wordt echter alleen verwezen naar de criminele activiteiten van de maffia. Het feit dat een maffia eveneens een sociale functie behoort te hebben wordt totaal genegeerd, hetgeen er opnieuw voor zorgt dat men maffia hoofdzakelijk met afpersing associeert. Men kan hier dus vaststellen dat men in West-Europa alle vormen van georganiseerde misdaad op Russisch grondgebied verkeerdelijk onder de noemer maffia plaatst, en dat maffia hoofdzakelijk met afpersing geassocieerd wordt.
De reeks Alfa is dan weer een duidelijk voorbeeld van hoe de westerse maffiamythe de beeldvorming van de Russische georganiseerde misdaad beïnvloed. De “Russische maffiaclan” uit de eerste verhaalcyclus (albums 1 tot en met 3) lijkt op zijn minst gedeeltelijk geïnspireerd te zijn door het beeld van de maffia uit Mario Puzo‟s Godfather-serie. Het hoofd van deze clan is namelijk een oude, gesofisticeerd uitziende man voor wie eer en ongeschreven regels nog van groot belang zijn. Zijn zoon is daarentegen een sadistische machtswellusteling die zijn vader uit de weg wil ruimen om diens plaats aan het hoofd van de Bogdanov-clan in te nemen. In deze stripreeks wordt de “Russische maffia” echter wel voorgesteld als ingebed in de Russische samenleving én als onderdeel van een internationaal systeem van georganiseerde misdaad: “En overal, of we het willen of niet, werken maffia-achtige groeperingen nauw samen met de Russische machthebbers. Aan de Russische kant zijn er degenen die roebels 430
DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Missie in het Oostblok, Le Lombard, 1991, p 20
431
Ibid. p 16
169
verkopen: hoge politieke ambtenaren die over staatsbudgetten beschikken, leden van de oude nomenklatura die nog altijd enorme schatten verbergen, hoge KGB-officieren, exbevelhebbers van het Rode Leger, Russische bankiers. Aan de westerse zijde degenen die ze met Amerikaanse dollars opkopen: de maffia, die steeds internationaler wordt. Aanvankelijk dachten we alleen aan de Russische maffia maar al gauw wilden enkele Siciliaanse families een vinger in de pap, gevolgd door de Colombiaanse cocaïne kartels en de Duitse misdaad. Onlangs zijn er ook deals afgesloten met Chinese triades en Japanse yakuza‟s… kortom, een ware misdaadmultinational.”432
Slechts in één stripreeks wordt de Russische georganiseerde misdaad geplaatst in het tijdperk van de Koude Oorlog hetgeen gebeurd via een flashback van het hoofdpersonage. In het album Alles is een vrouwengeschiedenis (Luka, 1996) keert het hoofdpersonage Luka in zijn gedachten terug naar zijn jeugdjaren. Er wordt in dit album nog niet expliciet vermeld dat hij is opgegroeid in de Sovjetunie maar de Russische opschriften in het straatbeeld, gecombineerd met een afbeelding van een kosmonaut met de letters CCCP op het helm, maken dit duidelijk. Voorts ziet men een vriendelijk uitziende oude man die op straat wordt gearresteerd. Wanneer de jonge Luka aan zijn moeder vraagt of deze oude man een spion van het Westen is, weigert zij hierop een antwoord te geven. Men geeft dus een beeld van de USSR waar iedereen plot kan gearresteerd worden en waar de burgers schrik hebben om de waarheid te vertellen. Het leven in de Sovjetunie ziet er dus uiterst onaangenaam en duister uit. De vader van Luka heeft dan ook een plan om met zijn gezin naar Frankrijk te ontsnappen. Luka‟s vader blijkt uiteindelijk een arts te zijn die een deal gesloten heeft met Russische gangsters. In ruil voor het smokkelen van drugs beloven de gangsters hem en zijn gezin naar het Westen over te brengen, hetgeen door de vader als “het paradijs” wordt genoemd. Uiteindelijk wordt Luka‟s vader gearresteerd door de Franse politie aan wie hij alles bekent. De Russische gangsters nemen dit natuurlijk niet en vermoorden Luka‟s vader voor diens ogen door hem uit het raam van een hoog gebouw te gooien. Belangrijk is hier wel dat men niet over de Russische maffia spreekt maar alleen over “gangsters” en “trafikanten”.
432
RENARD, P., en JIGOUNOV, Y., De Overdracht, Le Lombard, 1996, p 45
170
Een paar albums verder (En ik haat, 1998) loopt Luka de moordenaars van zijn vader tegen het lijf in een kliniek in Marseille. Deze keer wordt er echter meermaals expliciet vermeld dat deze moordenaars connecties hebben met de Russische maffia. In het daaropvolgende album (Verknalde levens, verloren zielen, 1999) komt men te weten wat deze twee gangsters in een Frans kliniek uitspoken. De farmacie van deze kliniek blijkt namelijk een draaischijf te zijn voor een handel in het prestatiebevorderend middel EPO. Deze albums zijn dan ook geproduceerd in een periode dat EPO een nieuw dopingfenomeen was dat uitgebreid in de media aan bod kwam. Daarenboven werd de Tour de France van 1998 gedomineerd door verscheidene EPO-schandalen. De auteur heeft zich hier dus gedeeltelijk door de actualiteit laten inspireren.
Terwijl de Russische gangsters vanaf het album En ik haat zonder uitzondering onder de noemer maffia geplaatst worden, krijgen ze op het einde van het verhaal het etiket dopingmaffia. Men kan hier dus vaststellen dat elke vorm van georganiseerde misdaad in de populaire verbeelding automatisch met maffia geassocieerd wordt. Dat men deze “dopingmaffia” beschrijft als een onderdeel van de “Russische maffia” toont aan dat men georganiseerde misdaad eveneens met Rusland is beginnen associëren. Bij Kiekeboe is de “Russische maffia” eveneens het onderwerp van een album. In Witter dan wit (1996) wordt Kiekeboe door zijn baas Van de Kasseien aangesteld als zaakvoerder van een wasserij. Uiteindelijk blijkt deze onderneming een dekmantel te zijn voor het witwassen van het zwart geld van een Russische maffiabende. In deze strip wordt er echter eveneens enkel verwezen naar criminele activiteiten zoals drugs- en wapensmokkel en het aanbieden van “bescherming” aan handelszaken. Een deel van dit verhaal speelt zich duidelijk af in de Antwerpse diamantwijk, hetgeen in de populaire verbeelding geassocieerd werd met de Russische maffia. Het verhaal blijkt uiteindelijk te draaien rond een conflict tussen twee criminele organisaties, afkomstig uit het voormalig Oostblok, die elkaar bevechten voor de controle over de criminele activiteiten in Antwerpen. Problematisch is echter dat men deze criminele organisaties onder de algemene noemer Russische maffia plaatst, ondanks het feit dat de leider van één van deze organisaties voorgesteld wordt als een Georgiër.
In Stripmoorden (Rik Ringers, 2000) maakt men dezelfde fout door een crimineel, deze keer afkomstig uit Roemenië, gratuit met de Russische maffia te associëren. Men kan dus vaststellen dat in de populaire verbeelding alle criminelen afkomstig uit landen van het 171
voormalig Oostblok, verkeerdelijk het etiket Russische maffia verkrijgen. Een dergelijke perceptie is echter problematisch omdat het de criminele organisaties uit Oost- en CentraalEuropa een speciaal (machtig) aura verleend en dat een dergelijke perceptie er voor zorgt dat de bevolking van het voormalig Oostblok automatisch met criminele praktijken en corruptie geassocieerd wordt.
172
2.6
Epiloog: een blik naar de toekomst
Nu we een overzicht hebben gegeven van de beeldvorming van Rusland in de jaren 1990 in het Belgisch beeldverhaal van diezelfde periode, kunnen we een voorzichtige poging ondernemen om te beschrijven hoe deze beeldvorming verder zal evolueren na het jaar 2000. Het volgende is dus een onderbouwde hypothese, geen wetenschappelijke zekerheid.
Wat de beeldvorming van de USSR in de Belgische strip betreft, kan men verwachten dat het aantal verwijzingen naar deze staat zal blijven stijgen. Dit kan men concluderen aangezien men pas vanaf 1998 een heropleving kan constateren van verhalen die zich expliciet in de USSR situeren. Net zoals de Tweede Wereldoorlog de perfecte achtergrond vormt voor oorlogsverhalen, zal de Koude Oorlog een vruchtbare achtergrond vormen voor spionageverhalen. De rol die de USSR speelt in deze verhalen zal sterk samenhangen met de perceptie van Rusland in West-Europa. Hetzelfde kan gezegd worden over de Amerikaanse rol in dergelijke beeldverhalen. Het is duidelijk dat naarmate de anti-Amerikaanse gevoelens in West-Europa toenemen, dat land een steeds negatievere rol zal toebedeeld krijgen in verhalen die zich in de Koude Oorlog situeren.
Het is echter duidelijk dat, ondanks het feit dat men in West-Europa een genuanceerder beeld van Rusland heeft verkregen, Russen nog steeds hoofdzakelijk een negatieve rol zullen toebedeeld krijgen. Een duidelijker beeld van Rusland zal er echter eveneens voor zorgen dat het thema van de “Russische maffia” voor het eerst in de context van de Koude Oorlog geplaatst zal worden.433 De “Russische maffia” zal dus een blijvende rol spelen in de beeldvorming van Rusland in het Belgisch beeldverhaal, maar het zal niet meer als een nieuw fenomeen voorgesteld worden.
Aangezien de huidige vijandige relatie tussen Rusland en West-Europa gebaseerd is op tegengestelde geostrategische belangen, zullen Rusland en de Russen nog steeds opgevoerd worden als “slechteriken” in stripreeksen. Dit zal waarschijnlijk hoofdzakelijk gebeuren via verwijzingen naar de Russische georganiseerde misdaad en de verkoop van wapentuig aan terroristische organisaties. Er bestaat echter het gevaar dat, onder invloed van de constante herhaling van deze twee thema‟s, Rusland in de West-Europese verbeelding geassocieerd zal
433
Zie de stripreeks Black Op (begonnen in 2005)
173
worden met corruptie. De term Oost-Europa, hetgeen gebruikt wordt om het “rationele, beschaafde Westen” te contrasteren met het “irrationele, barbaarse Oosten”, zal dus waarschijnlijk in groeiende mate met corruptie geassocieerd worden. Het is echter onwaarschijnlijk dat Rusland opnieuw als een “bedreiging voor de westerse beschaving” zal voorgesteld worden aangezien de ideologische spanningen tot een minimum herleid zijn. Rusland en het Westen delen namelijk vanaf de jaren 1990 dezelfde (neoliberale)ideologie. Voorts hebben ze sinds 2001, in de strijd tegen “het internationale terrorisme”, een gezamenlijk vijandbeeld gevonden.
Sinds 2000 werd het conflict in Tsjetsjenië voorgesteld als een strijd tegen islamitisch geïnspireerde terroristen hetgeen waarschijnlijk ervoor zal zorgen dat het Tsjetsjeens conflict eveneens een groeiend thema zal worden binnen het Belgisch beeldverhaal. Men kan dus verwachten dat, naarmate de strijd tegen het islamitisch terrorisme aan belang wint in de populaire verbeelding, er een groeiend aantal verwijzingen zal zijn naar het conflict in Tsjetsjenië en “Tsjetsjeense, islamitisch geïnspireerde terroristen”.
De beeldvorming van Rusland in het Belgisch beeldverhaal was nooit eenduidig of stabiel dus is het uiterst onwaarschijnlijk dat vanaf het jaar 2001 dat wel het geval zou zijn. Het is echter duidelijk dat naarmate de generaties wiens wereldbeeld grotendeels gevormd werd door de Koude Oorlog verdwijnt, men een groeiend positief beeld van Rusland in West-Europa zal verkrijgen. De negatieve clichés zullen dus blijven voortbestaan, maar ze zullen niet meer binnen het kader van een bedreiging voor “de westerse beschaving” geplaatst worden. We hebben gezien dat het concept van “het oriëntaals despotisme” de West-Europese beeldvorming van Rusland op een negatieve manier beïnvloed gedurende de periodes van openlijk conflict tussen de twee. We hebben gezien dat, onder invloed van het verdwijnen van de “communistische bedreiging”, Rusland steeds minder geassocieerd werd met een eeuwig dictatoriale cultuur. De denkbeelden verbonden met het oriëntaals despotisme zullen echter steeds, op zijn minst latent, aanwezig blijven binnen de West-Europese publieke opinie. Er bestaat dus het gevaar dat het beleid van president Poetin binnen dit interpretatiekader zal vallen doordat de Russische staat minder democratisch is dan de landen van West-Europa. Ondanks de gezamenlijke vijand van “het internationale terrorisme”, dat een positievere beoordeling van Rusland in het Westen vergemakkelijkt, kan men een groeiend negatief beeld 174
van Rusland verwachten doordat men eenzijdig zou focussen op al het negatieve van dat land. Het ondemocratische karakter van de Russische samenleving zou dus zeker een bron voor wantrouwen kunnen vormen en een heropleving veroorzaken van het denkbeeld van “het eeuwig despotische Rusland”. Een dergelijke beoordeling negeert echter het feit dat Rusland in de jaren 1990 een uiterst moeilijk transitieproces heeft doorstaan.
De westerse landen hebben in het verleden echter al genoeg bewezen dat ze bereid zijn om een zeker democratisch deficit van een andere staat met de mantel der liefde te bedekken wanneer het economisch belang stabiele relaties vereist. De beeldvorming van Poetins Rusland zal bijgevolg sterk samenhangen met de economische relaties tussen Rusland en het Westen. Aan het begin van de 21ste eeuw, ondanks een slechte start, kan de relatie tussen Rusland en de rest van Europa dus nog steeds alle kanten uit. Er zullen echter nog vele toenaderingspogingen tussen de twee nodig zijn voordat men in West-Europa Rusland niet meer associeert met het Aziatische Oosten en alle bijbehorende negatieve vooroordelen.
Zolang Rusland in de publieke verbeelding niet onder de categorie Noord-Europa valt, zal men in West-Europa, op zijn minst gedeeltelijk, blijven vasthouden aan een mengeling van wantrouwen, minachting en angst voor alles wat Russisch is. Men kan echter verwachten dat, naarmate de generaties die de Koude Oorlog (langs beide kanten) bewust hebben meegemaakt verdwijnen, de mentale barrière die een onvoorwaardelijke opname van Rusland tot Europa tegenhoudt
zal
verdwijnen.
Dit
zou
normaal
gezien
samenvallen
met
een
mentaliteitsverandering op het politieke niveau van de Europese Unie. De onderhandelingen over de toetrede van Turkije tot de Unie tonen aan dat men, op zijn minst gedeeltelijk, is afgestapt van de 19de eeuwse definitie van Europa als een aparte beschaving die enkel blanke, christelijke samenlevingen bevat.
Een voortzetting van een dergelijke mentaliteitswijziging maakt het mogelijk om de mentale verdeling van het Euraziatisch continent, dat uiteindelijk een exponent is van een eeuwenoud Westers superioriteitsgevoel, te laten verdwijnen. Dat een verdwijning van dit interpretatiekader wenselijk is kan men beargumenteren via het feit dat het al veel te vaak een foutieve voorstelling van de realiteit heeft veroorzaakt bij de gemiddelde West-Europeaan. Het “oriëntaliseren” van zaken zoals corruptie, bijgeloof en onderdrukking van individuele vrijheden, zorgt ervoor dat de gemiddelde westerling blind is voor het feit dat dit menselijke handelingen zijn die zich binnen elke menselijke samenleving op een verschillende manier 175
manifesteren. Zolang dit misplaatst superioriteitsgevoel bestaat zullen andere landen de westerse selectieve verontwaardiging blijven afdoen als hypocrisie.
176
Besluit Deel 2
Het einde van de Koude Oorlog bracht duidelijk een verdere afzwakking van het Russisch vijandbeeld met zich mee. In de Belgische strips van de periode 1990-1991 merkt men dat de USSR niet meer als dé bedreiging voor de “westerse beschaving” wordt voorgesteld. Voorts kan men in deze periode de eerste verwijzingen naar de “Russische maffia” in de Belgische strip waarnemen. Er is echter bij de oudere generaties stripauteurs nog steeds een latente vijandigheid ten opzichte van Rusland merkbaar. Hier kan men dus de invloed van decennialang wantrouwen en anti-Russische propaganda vaststellen.
Gedurende de eerste helft van de jaren 1990 zijn er geen enkele verwijzingen naar de Russische rol in de Koude Oorlog terug te vinden in de Belgische strip. Wanneer stripauteurs in deze periode verwijzen naar Rusland dan is dat doorgaans in de context van de actuele woelige politieke omstandigheden in de USSR en de jonge Russische Federatie. In deze context worden de communistische Russen nog steeds vijandig afgebeeld maar ziet men eveneens Russen die op gelijke voet met het Westen samenwerken. Voorts merkt men dat sommige oudere auteurs pas na de val van de USSR de Koude Oorlog definitief tot het verleden rekenden. De implosie van de USSR veroorzaakte aldus voor een iets genuanceerder beeld van Rusland in België.
In de periode 1992-1995 vond het neoliberale gedachtegoed een vruchtbare grond bij de “democratische hervormers” in Rusland. Volgens de neoliberale ideologie zou het radicaal invoeren van de vrije markt in Rusland, een kettingreactie veroorzaken die voor een verdere democratisering van de Russische samenleving zou zorgen. De aanvaarding van het neoliberale gedachtegoed in Rusland bracht dat land dus op ideologisch vlak dichter bij het Westen. Men kan gedurende deze periode dan ook spreken over “wittebroodsweken” in de relatie tussen Rusland en het Westen. Gedurende deze periode zijn er dan ook nauwelijks tot geen verwijzingen naar Rusland te vinden in de Belgische strip. Men kan hier dus vaststellen dat, alhoewel de negatieve stereotiepen latent aanwezig blijven, men gedurende de eerste helft van de jaren 1990 kan spreken van het haast totaal verdwijnen van het Russisch vijandbeeld
Vanaf 1996 merkt men echter dat er een grote groei is in het aantal verwijzingen naar Rusland in de Belgische strip. Doorgaans gebeurd dit oftewel in connectie met de Russische maffia of via verhalen die zich in de Koude Oorlog situeren. Men kan hier dus vaststellen dat, naarmate 177
de periode van “wittebroodsweken” verdwijnt, het aantal (negatieve) verwijzingen naar Rusland en de Russen stijgt. Dit kan men via een aantal factoren verklaren. Onder invloed van het eerste Tsjetsjeens conflict en de haast totale mislukking van Jeltsins hervormingen, geraakte men in West-Europa het geloof in Ruslands Europese perspectieven kwijt. Voorts stapte Rusland vanaf 1994 af van het slaafs volgen van het Westen op het internationale toneel. Via het concept van de “multipolaire wereld” kwamen de doelstellingen van Rusland en het Westen op het internationale niveau opnieuw in conflict met elkaar.434 Voorts valt een negatieve invloed van het conflict in de Balkan niet te ontkennen aangezien het de eerste botsing, op het internationale toneel, tussen het Westen en postcommunistisch Rusland betekende. Dit had allemaal als gevolg dat het Russisch vijandbeeld gedeeltelijk weer naar boven kwam gedurende het tweede helft van de jaren 1990.
Het nieuwe Russisch vijandbeeld is echter niet meer doordrongen van een grote bedreiging voor “de westerse beschaving”. Dat Russen hoofdzakelijk met criminaliteit en corruptie geassocieerd worden, zal echter een blijvende negatieve invloed op de West-Europese perceptie van Rusland als gevolg hebben. Voorts kan men deze associatie van Oost-Europa met criminaliteit en corruptie als een onderdeel van het oriëntalistisch denken beschouwen waarbij men een “beschaafder” beeld creëert van West-Europa. Men kan dus verwachten dat, wanneer Rusland en West-Europa opnieuw openlijk tegengestelde belangen nastreven en een verschillende staatsideologie bezitten, het geloof in het “eeuwig despotische Rusland” weer dominant zal worden Op het vlak van beeldvorming van Rusland in West-Europa kan men de jaren 1990 dus het best vergelijken met de periode vlak na de Krimoorlog.
In beide gevallen bleek de angst voor de militaire bedreiging die Rusland uitstraalde namelijk onterecht te zijn geweest. Vlak na de Krim- en Koude Oorlog had men dus in West-Europa een beeld van Rusland als een reus op lemen voeten. Doordat beide conflicten eindigden met een definitieve nederlaag van Rusland ten opzichte van het Westen, begon de Russische staat hervormingen door te voeren volgens westerse principes (liberalisme na de Krimoorlog; neoliberalisme na de Koude Oorlog). Deze toenadering tot het Westen op ideologisch niveau veroorzaakte in beide periodes voor een afzwakking van het Russisch vijandbeeld alhoewel bij een grote meerderheid van de bevolking nog steeds een latente vijandigheid merkbaar is.
434
SHEVTSOVA, L., Russia - lost in transition: The Yeltsin and Putin legacies, Washington D.C., 2007, p 162
178
Zowel de liberale hervormingen van de jaren 1860 als de neoliberale hervormingen van 1990 schoten uiteindelijk tekort aan de Russische én westerse verwachtingen. Dit had als gevolg dat een deel van de West-Europese bevolking opnieuw begon te geloven in het eeuwig despotische (Oosterse) Rusland. Een ander deel van de West-Europese bevolking bleef echter optimistisch en verklaarden de verschillen tussen de twee via de grote problemen die Rusland uit de voorgaande periode had geërfd. De dominantie van de ene perceptie over de andere is grotendeels afhankelijk van ideologische overwegingen die het wereldbeeld bepalen.
179
CONCLUSIE
De implosie van de USSR betekende het einde van een tijdperk. In deze thesis hebben we getracht om na te gaan hoe het verdwijnen van het bijbehorend bipolair wereldbeeld de WestEuropese perceptie van Rusland beïnvloedde. Het formuleren van een genuanceerd antwoord op deze vraag vereist echter dat er eerst een historisch overzicht van de West-Europese beeldvorming van Rusland wordt gegeven. Centraal in het historisch overzicht staat Edward Saïds concept van “het oriëntalistisch denken”. In zijn werken Oriëntalism en Culture and Imperialism spitst Saïd zijn onderzoek op de Franse, Britse en Amerikaanse imperia waar men het oriëntalistisch discours duidelijk kan vaststellen. Het uitsluiten van het Russisch imperium in zijn onderzoek had dan ook zeer gegronde redenen. Uit ons overzicht is gebleken dat Rusland niet gewoon een deelnemer was aan het oriëntalistisch denken en bijbehorend discours, maar er tevens regelmatig het slachtoffer van werd. De voorloper van het huidige Rusland werd dan ook, tot de heerschappij van tsaar Peter De Grote, in West-Europa als een Aziatisch (oosters) land ervaren.
Het is duidelijk dat de negatieve vooroordelen die verbonden zijn aan het oriëntalistisch discours, een blijvende invloed hebben gehad op de perceptie van Rusland in West-Europa. Sinds de hervormingen van Peter De Grote en diens militaire veroveringen kan men echter spreken over een schizofrene relatie tussen Rusland en West-Europa. Afwisselend werd Rusland voorgesteld als een beschaafde Europese natie of als een barbaars Aziatisch grensgebied. Het is duidelijk dat de West-Europese perceptie van Rusland nooit eenduidig was en dat men deze twee overtuigingen naast elkaar kan terugvinden. Het valt echter niet te ontkennen dat afhankelijk van de omstandigheden de ene perceptie van Rusland de andere begon te domineren.We hebben dan ook proberen na te gaan welke factoren een grote invloed uitoefenen op deze fluctuerende houding ten opzichte van Rusland.
Uit het onderzoek is gebleken dat ideologie en bijbehorend wereldbeeld het meest bepalend was voor welk beeld van Rusland dominant werd in West-Europa. Gedurende het bewind van Peter De Grote geloofde men in een zekere convergentie tussen Rusland en West-Europa via het concept van la police. Onder Catherina De Grote was het verlicht absolutisme hét ideologisch bindmiddel tussen Rusland en de rest van Europa. De liberale omwentelingen van 180
de eerste helft van de 19de eeuw in West-Europa veroorzaakte echter dat men aldaar Rusland als een bedreiging voor de “westerse beschaving en vrijheden” begon te ervaren. Rusland werd toen in gedachten opnieuw verbannen naar de koude Aziatische steppes.
Pas toen de liberale hervormingen van tsaar Alexander II Rusland op ideologisch vlak weer dichter bij West-Europa bracht, merkt men een afzwakking van de veronderstelde “Aziatische bedreiging” die dat land uitstraalde. Bij een deel van de West-Europese bevolking bleef het geloof in de “barbaars Aziatische” oorsprong van Rusland echter op zijn minst latent aanwezig. Dit hebben we kunnen vaststellen door het steeds weerkeren van dezelfde negatieve vooroordelen die sterk samenhangen met het oriëntalistisch discours.
Toen de communistische revolutie van 1917 de Russische staat opnieuw op ideologisch vlak in conflict bracht met de West-Europese staten, merkt men een heropleving van het geloof in een “Aziatische bedreiging” van dat land. De gezamenlijke strijd tegen en overwinning op het fascisme bracht wel een tijdelijke heropleving van een positieve beoordeling van Rusland met zich mee, maar veel hiervan werd teniet gedaan door de stalinistische terreur. Men merkt dan ook dat sinds de dood van Stalin het Russisch vijandbeeld geleidelijk aan afzwakt in WestEuropa, waar men zich in stijgende mate gekneld voelde tussen twee grootmachten met een nucleair arsenaal.
We hebben vastgesteld dat gedurende de Koude Oorlog het Russisch/communistisch vijandbeeld, dat zijn hoogtepunt onder het stalinistisch bewind had bereikt, geleidelijk aan afgezwakt werd. Dit kan men ondermeer verklaren doordat de USSR afstapte van het revolutionaire discours en openlijk het principe van de “vreedzame coëxistentie” propageerde. Voorts valt de invloed van het Amerikaans prestigeverlies ten gevolge van de Vietnamoorlog niet te onderschatten.
Via de Belgische strip hebben we vastgesteld dat het bewind van Gorbatsjov voor een verdere afzwakking van het Russisch vijandbeeld met zich meebracht, hetgeen samenviel met een groeiend anti-Amerikaans sentiment in West-Europa. Gorbatsjovs beleid van glasnost en perestroika bracht de USSR op ideologisch vlak nog dichter bij West-Europa. Toen Jeltsin aan de macht kwam en de communistische staat ontmantelde merkt men dat het Russisch vijandbeeld haast totaal uit het Belgisch beeldverhaal verdwijnt. Dit kan men verklaren door het verdwijnen van de ideologische spanning met het Westen via de invoering van het 181
neoliberale gedachtegoed in Rusland. Alleen de oudere generaties, die op ideologisch vlak sterk beïnvloed waren door het bipolaire wereldbeeld, houden in eerste instantie nog gedeeltelijk vast aan het wantrouwen van Rusland en de Russen.
Vanaf Jeltsins tweede ambtstermijn merkt men echter een groeiend aantal verwijzingen naar Rusland in de Belgische strip en die zijn bijna allen overwegend negatief van aard. Terwijl de generatie stripauteurs die de Koude Oorlog in zijn geheel bewust hebben meegemaakt nog steeds de Russische communisten als vijand opvoeren, heeft de jongere generatie meer aandacht voor de Russische georganiseerde misdaad. Bij dergelijke beeldvorming kan men een grote invloed vaststellen van de westerse maffia mythe die via verscheidene media, zoals het boek en de verfilming van The Godfather, in de West-Europese verbeelding is ingeworteld.
Naast verwijzingen in de Belgische stripproductie naar de Russische georganiseerde misdaad, kan men echter eveneens veel verwijzingen vaststellen naar Zuid-Amerikaanse drugkartels en de Italiaanse maffia. Ondanks het feit dat Rusland dus nog steeds verbonden wordt met negatieve vooroordelen, merkt men dat dit niet meer in een context van een “bedreiging voor de westerse beschaving en vrijheden” geplaatst wordt. Illegale wapenhandel is nog een ander thema dat regelmatig aan bod komt bij de Russische beeldvorming in de Belgische strip en dit thema wordt soms gekoppeld aan terroristische organisaties. Hier kan men vaststellen dat men, na het verdwijnen van de “communistische vijand”, in West-Europa in de georganiseerde misdaad en het “internationaal terrorisme” nieuwe vijandbeelden had gevonden.
Voor de periode 1990-2000 merkt men dat Rusland in groeiende mate met corruptie en wetteloosheid geassocieerd wordt. Wanneer men dus zoekt naar een historisch precedent, valt de periode 1990-2000 het best te vergelijken met de periode na de Krimoorlog. In beide gevallen kan men namelijk vaststellen dat alhoewel het Russisch vijandbeeld verdwijnt, Rusland over het algemeen nog steeds verbonden blijft met negatieve vooroordelen in de West-Europese verbeelding van dat land. Ondanks het feit dat Rusland niet meer werd voorgesteld als een Aziatisch land, blijft men via de term Oost-Europa vasthouden aan vooroordelen die verbonden zijn met het oriëntalistisch discours. Men kan bijgevolg besluiten dat het oriëntalistisch denken een blijvende negatieve invloed uitoefent op de West-Europese perceptie van Rusland. 182
BIBLIOGRAFIE Literatuur AHO, J., This thing of darkness: A sociology of the enemy, Seattle, 1994
ALLENSWORTH, W., The Russian question: Nationalism, modernization, and postcommunist Russia, Lanham, 1998
ASCH, R., The Thirty Years War: the Holy Roman Empire and Europe, 1618-48, New York, 1997
BEZEMER, J.W. en JANSEN, M., Een geschiedenis van Rusland: Van Rurik tot Poetin, Amsterdam, 2008
BLACK, J.L., Russia faces NATO expansion: bearing gifts or bearing arms?, Oxford, 2000
BLOCK, A., Honour and Violence, Oxford, 2001
BLOMMAERT, S., Niets is mogelijk. Alles kan.- De wondere wereld achter het ijzeren gordijn, of hoe heet dat tegenwoordig?, Leuven, 1992
BURKE, P., Eyewitnessing: the uses of images as historical evidence, Londen, 2001
CASIER, T., Is Russia a European power? The position of Russia in a new Europe, Leuven, 1998
DAWISHA, K., The end of an empire? The transformation of the USSR in comparative perspective, New York, 1997
DE CRAENE, B., Het nieuwe Rusland: van dictatuur naar democratie?, Antwerpen, 1993
DE MEYERE, P., FRANCKX, E., HENCKAERTS, J.M. en MALFLIET, K. (red.), OostEuropa in Europa: eenheid en verscheidenheid, Brussel, 1996
DE PAUW, F., De Russische Mafija, Leuven, 1996
183
FINCKENAUER, J., Maffia and Organized Crime, Oxford, 2007
FUKUYAMA, F., The end of history and the last man, Londen, 1992 GILL, G. en MARKWICK, R., Russia’s Stillborn Democracy? From Gorbachev to Yeltsin, Oxford, 2000
HARMANS, G. (red.), Staatsgreep in Moskou: Het begin van het einde van de Sovjetunie, Weert, 1992
KOLP, M., Le langage cinématographique en bande dessinée, Brussel, 1992
LORENZ, C., De constructie van het verleden, Amsterdam, 2002
MALCOLM, N., Russia and Europe: an end to confrontation?, Londen, 1994
MALIA, M., Russia under Western eyes: From the bronze horseman to the Lenin mausoleum, Londen, 1999 MASSART, P., La bande dessinée à l’université… et d’ailleurs : étudessemiotiques et bibliographique, Louvain-La-Neuve, 1984
MEDVEDEV, R., Post-Soviet Russia: A Journey through the Yeltsin era, New York, 2000
MEDVEDEV, R. en MEDVEDEV, Z., The Unknown Stalin: His life, death, and legacy, New York, 2003 NELSON, L., en KUZES, I., Radical Reform in Yeltsin’s Russia, New York, 1995
NEUMANN-HODITZ, R., Catharina II De Grote, Roeselare, 2007 OVERY, R., Russia’s War: Blood upon the Snow, Londen , 1998
PEETERS, B. (red.), Kuifje in de Sovjet-Unie, Tournai, 1992
184
ROHOLL, M.L., WAEGEMANS, E. en WILLEMSEN, C. (red), De lage landen en de Sovjetunie: Beeldvorming en betrekkingen, Amsterdam, 1989
ROSE, R., MISHLER,W. en MUNRO, N., Russia Transformed: developing popular support for a new regime, Cambridge, 2006
SAÏD, E., Oriëntalisten, Amsterdam, 2005
SAÏD, E., Culture and Imperialism, Londen, 1994
SHAW, D., Russia in the modern world, Oxford, 1999 SHEVTSOVA, L., Yeltsin’s Russia: Myths and reality, Washington D.C., 1999
SHEVTSOVA, L., Russia - lost in transition: The Yeltsin and Putin legacies, Washington D.C., 2007
SMELIK, A., Effectief beeldvormen : theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen, Asse, 1999
STENT, A., Russia and Germany reborn: unification, the Soviet collapse, and the New Europe, New Jersey, 1999
SILBERMAN, A. en DYROFF, H. (red.), Comics and visual culture : research studies from ten countries, München, 1986
VAN DEN WIJNGAERT, M. en BEULLENS, L. (red), Oost West West Best: België onder de Koude Oorlog, 1947-1989, Tielt, 1997
WAEGEMANS, E. (red), Potemkinse dorpen: Belgen in Rusland, Antwerpen, 1994
WAEGEMANS, E., Peter De Grote in de Oostenrijkse Nederlanden, Antwerpen, 1998 ZWAAN, T. (red.), Politiek Geweld: etnisch conflict, oorlog en genocide in de 20ste eeuw, Zutphen, 2005
185
Wetenschappelijke artikels a.o. , “Can Russia ever be secured?”, The Economist, 2 januari 1999, p 28 DILLINGER, J., “Terrorists and witches: popular ideas of evil in the early modern period”, History of European Ideas, Vol. XXX, 2004 DIJKINK, G., “Een nieuwe Europese deling ? Duitsland en Rusland op zoek naar nationale identiteit”, Internationale Spectator, Vol. XLIX, nr 6, 1995, pp 327-332 GERRIT, A., “Rusland – Wat moeten we ermee?”, Internationale Spectator, juni 1999, nr 6, pp 351-357 LASSCHE, H.P., “Russische buitenlandse politiek: een nieuwe consensus?”, Oost-Europa Verkenningen, nr 149, 1997, pp 53-66 LINDEMANS, I., “Vooruit! Achteruit! Wat met de Europese veiligheid?: pleidooi voor een veiligheidszone binnen het grote Europa”, Gids op Maatschappelijk Gebied, Vol. LXXXVIII, nr 3, 1997, pp 234-264 REMNICK, D., “Can Russia change?”, Foreign Affairs, jan/feb 1997, Vol. LXXVI, nr 1, pp 35-49 SIMON, G., “Welchen weg geht Rusland?”, Neue Züricher Zeitung, 31 januari 1994
PIPES, R., “Is Russia still an enemy?”, Foreign Affairs, sep/okt 1997, Vol. LXXVI, nr 5, pp 65-78 PUSJKOV, A., “Rusland in het Westen: een relatie in gevaar?”, NAVO Kroniek, Vol. XLII, nr 1, 1994, pp 19-23
VAN HAM, P., “Rusland en het GOS. Terugkeer naar een hegemoniale traditie?”, Internationale Spectator, maart 1995, nr 3, pp 137-141
186
Beeldverhalen DESBERG, S. en MALTAITE, E., Mistige Jaren, Uitgeverij Dupuis, 1990
DESBERG, S. en MALTAITE, E., Morgane Angel, Uitgeverij Dupuis, 1991
DOUHET, D. en BERGESE, F., De deserteur, Dupuis, 1988
DOUHET, D. en BERGESE, F., De Geheimen van de Zwarte Zee, Uitgeverij Dupuis, 1993
DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Missie in het Oostblok, Le Lombard, 1991
DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Stripmoorden, Le Lombard, 2000
FRANQUIN, A., Zwartkijken Kompleet, Arboris, 1999
LAPIERE, D. en SERON, M., De valstrik, Uitgeverij Dupuis, 1994
MILLER, F. en VARLEY, L., 300, Dark Horse Comics, 1998
MYTHIC en JIGOUNOV, Y., Sancties, Le Lombard, 2000
OLEFFE, M. en JARADIN, M., Nemo, Claude Lefrancq Editeur, 1996
RENARD, P., en JIGOUNOV, Y., De Overdracht, Le Lombard, 1996
SENTE, Y., en JUILLARD, A., Het Voronov-Complot, Uitgeverij Blake en Mortimer, 2000
SLEEN, M., De erfenis van Nero, Standaard Uitgeverij, 2008
SLEEN, M., De Vijfurenboom, Standaard Uitgeverij, 2000
TOME en JANRY, Robbedoes en Kwabbernoot in Moskou, Uitgeverij Dupuis, 1990
187
VAN HAMME, J., en BENOIT, T., De zaak Francis Blake, Uitgeverij Blake en Mortimer, 1996
VAN HAMME, J., VANCE, W., Rood Alarm, Dargaud Benelux, 1997
VAN HAMME, J. en VANCE, De nacht van 3 augustus, Dargaud Benelux, 1990
WEINBERG, A., Alarm op de Clemenceau, Dargaud Benelux, 1991
WEINBERG, A., Het Oog van de Tijger, Le Lombard, 1992
Electronische bronnen 1) stripsites: www.zilverendolfijn.nl www.b-gevaar.com http://books.google.com/books?id=I_-7tXSdEeMC&hl=nl (=stripdatabank 2004-2005)
2) illustraties (in volgorde van verschijning):
WWW.300SpartanWarriors.com
http://diviya.blogspot.com/2007/03/i-watched-it-twice-and-ill-be-glad-to.html
www.rijksmuseum.nl/.../SK-A-116?lang=nl
www.anno.nl/i002771.html
http://en.wikipedia.org/wiki/Catherine_II_of_Russia
http://content.answers.com/main/content/img/BritannicaConcise/thumbnails/25594.gif
188
http://www.reformpittsburghnow.com/2007/10/01/the-balance-of-real-revitalization/
http://www.kbr.be/actualites/expos/dossiers/175/ligne/ligne_nl.html
http://www.maltezerorde.nl/gesch_relrus.htm
nl.wikipedia.org/wiki/Nicolaas_I_van_Rusland
www.hurktoilet.nl/weblog/wreageer.php?id=1079&stuurdoor=nee&categorie=
http://praxeology.net/anarcres.htm
www.ps-federation-liege.be/cms/ilhs/?pg_id=125
www.alfabb.com/bb/forums/alfa-romeo-history/53607-alfa-romeo-single-seaterphotograph.html
www.dbnl.org/tekst/bom_001wrak01_01/bom_001wrak01_01_0001.htm
www.oekraine.nu/content/pages/475/
www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=verm036 http://www.liberaalarchief.be/nieuwsbrief6_archief.html
www.matroesjkas.nl/kuifje.htm
www.hagatekst.no/underdom/eurofascism/?p=17
www.praats.be/socrates.htm
www.marxists.org/francais/bios/malenkov.htm
http://www.zilverendolfijn.nl/zz/fc/1/NL/zd.html?f=gi
189
BRONNENLIJST
30 stripreeksen uit de periode 1990-2000: (eerste naam is scenarist, tweede is tekenaar) Adler (Album 4 tot en met 9)
NEMO, Laatste missie, Le Lombard, 1992 NEMO, Black Bounty, Le Lombard, 1995 NEMO, Het verloren eiland, Le Lombard, 1996 NEMO, De rode jungle, Le Lombard, 1997 NEMO, De verdoemden, Le Lombard, 1998 NEMO, De kracht, Le Lombard, 2000
Alexis LAPIERE, D. en JARADIN, M., De adem van de draak, Claude Lefrancq Editeur, 1990 JARADIN, M., Kay Siang, Claude Lefrancq Editeur, 1995 OLEFFE, M. en JARADIN, M., Nemo, Claude Lefrancq Editeur, 1996
Alfa (Album 1 tot en met 5)
RENARD, P., en JIGOUNOV, Y., De Overdracht, Le Lombard, 1996 RENARD, P., en JIGOUNOV, Y., De Bogdanov Clan, Le Lombard, 1997 MYTHIC en JIGOUNOV, Y., Het Loon van de Wolven, Le Lombard, 1998 MYTHIC en JIGOUNOV, Y., De Lijst, Le Lombard, 1999 MYTHIC en JIGOUNOV, Y., Sancties, Le Lombard, 2000
Baard en Kale (Album 39 tot en met 45)
DESBERG, S. en WILL, Rake klappen, Uitgeverij Dupuis, 1991 LAPIERE, D. en SIKORSKI, A., De gijzeling, Uitgeverij Dupuis, 1993
190
LAPIERE, D. en SIKORSKI, Geen rook zonder vuur, Uitgeverij Dupuis, 1993 LAPIERE, D. en SIKORSKI, De moordenaar van de drie zustersteden, Uitgeverij Dupuis, 1995 LAPIERE, D. en SIKORSKI, De rijke oude vrouwtjes, Uitgeverij Dupuis, 1995 LAPIERE, D. en SIKORSKI, Fort Ooievaar, Uitgeverij Dupuis, 1996 LAPIERE, D. en SIKORSKI, Het raadsel van kamer 43, Uitgeverij Dupuis, 1997
Bernard Prince (Album 16 tot en met 17)
GREG en HARDAN, De Dinamitera, Uitgeverij Blanco, 1992 GREG en HARDAN, Het Groene Vergif, Le Lombard, 1999
Blake en Mortimer (Album 13 tot en met 14)
VAN HAMME, J. en BENOIT, T., De Zaak Francis Blake, Uitgeverij Blake en Mortimer, 1996 SENTE, Y., en JUILLARD, A., Het Voronov-Complot, Uitgeverij Blake en Mortimer, 2000
De Brokkenmakers (Album 17 tot en met 21)
DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Speciaal Commando, Le Lombard, 1990 DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Missie in het Oostblok, Le Lombard, 1991 DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Black Out, Le Lombard, 1992 DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Cross Fire, Le Lombard, 1993 DUCHÂTEAU, A.P. en DENAYER, C., Hollywood Double Face, Le Lombard, 1994
De avonturen van Buck Danny (Album 45 tot en met 49)
BERGESE, F. en DOUHET, D., De Geheimen van de Zwarte Zee, Uitgeverij Dupuis, 1993 BERGESE, F. en DOUHET, D., Het Spooksquadron, Uitgeverij Dupuis, 1996 191
BERGESE, F. en DOUHET, D., Verboden Gebied, Uitgeverij Dupuis, 1998 BERGESE, F. en DOUHET, D., Strijd boven de Bergen, Uitgeverij Dupuis, 1999 BERGESE, F. en DOUHET, D., De Nacht van de Slang, Uitgeverij Dupuis, 2000
Dan Cooper ( Album 38 tot en met 41)
WEINBERG, A., Spookpiloten, Le Lombard, 1990 WEINBERG, A., De Gijzelaar van de Clemenceau, Le Lombard, 1991 WEINBERG, A., Alarm op de Clemenceau, Le Lombard, 1991 WEINBERG, A., Het Oog van de Tijger, Le Lombard, 1992
Charly (Album 1 tot en met 9)
LAPIERE, D. en SERON, M., Duivels speelgoed, Uitgeverij Dupuis, 1991 LAPIERE, D. en SERON, M., Het verloren eiland, Uitgeverij Dupuis, 1992 LAPIERE, D. en SERON, M., Dreigende bliksem, Uitgeverij Dupuis, 1993 LAPIERE, D. en SERON, M., De valstrik, Uitgeverij Dupuis, 1994 LAPIERE, D. en SERON, M., Nachtmeries, Uitgeverij Dupuis, 1996 LAPIERE, D. en SERON, M., De moordenaar, Uitgeverij Dupuis, 1997 LAPIERE, D. en SERON, M., De onschuld, Uitgeverij Dupuis, 1998 LAPIERE, D. en SERON, M., Vuurogen, Uitgeverij Dupuis, 1999 LAPIERE, D. en SERON, M., Berichten uit vervlogen tijden, Uitgeverij Dupuis, 2000
Kiekeboe (Album 47 tot en met 87)
MERHO, De Taart, Standaard Uitgeverij, 1990 MERHO, Black Out, Standaard Uitgeverij, 1990 MERHO, De Medusa-Stichting, Standaard Uitgeverij, 1991 MERHO, Afgelast Wegens Ziekte, Standaard Uitgeverij, 1991 MERHO, Met de Franse Slag, Standaard Uitgeverij, 1991 MERHO, De Wraak van Dédé, Standaard Uitgeverij, 1991 192
MERHO, De Roze Rolls, Standaard Uitgeverij, 1992 MERHO, Gedonder om de Bliksem, Standaard Uitgeverij, 1992 MERHO, Schiet Niet op de Pianist, Standaard Uitgeverij, 1992 MERHO, Het Stokvis-Incident, Standaard Uitgeverij, 1993 MERHO, Zeg het met Bloemen, Standaard Uitgeverij, 1993 MERHO, Haaiman, Standaard Uitgeverij, 1993 MERHO, De Kus van Mona, Standaard Uitgeverij, 1993 MERHO, Het Gat in de Kaas, Standaard Uitgeverij, 1994 MERHO, De Zes Sterren, Standaard Uitgeverij, 1994 MERHO, Doorgestoken Kaart, Standaard Uitgeverij, 1994 MERHO, Moet Er Nog Sneeuw zijn, Standaard Uitgeverij, 1994 MERHO, De Onweerstaanbare Man, Standaard Uitgeverij, 1995 MERHO, De Come-Back van Dédé, Standaard Uitgeverij, 1995 MERHO, De Hoofdzaak, Standaard Uitgeverij, 1995 MERHO, Het Geslacht Kinkel, Standaard Uitgeverij, 1995 MERHO, Thantomthant, Standaard Uitgeverij, 1996 MERHO, Zand Erover, Standaard Uitgeverij, 1996 MERHO, Witter Dan Wit, Standaard Uitgeverij, 1996 MERHO, King Sacha, Standaard Uitgeverij, 1997 MERHO, Het Zipan-Project, Standaard Uitgeverij, 1997 MERHO, Hoe Meer Kijkers, Standaard Uitgeverij, 1997 MERHO, De Wereld Volgens Kiekeboe, Standaard Uitgeverij, 1997 MERHO, Het Idee van Dédé, Standaard Uitgeverij, 1998 MERHO, Kiekebanus, Standaard Uitgeverij, 1996 MERHO, Drempelvrees, Standaard Uitgeverij, 1998 MERHO, Havana Gilla, Standaard Uitgeverij, 1998 MERHO, Kunst en Vliegwerk, Standaard Uitgeverij, 1998 MERHO, De Babyvampier, Standaard Uitgeverij, 1999 MERHO, Blond en Blauw, Standaard Uitgeverij, 1999 MERHO, De Aqua-Rel, Standaard Uitgeverij, 1999 MERHO, Lang Zullen Ze Leven, Standaard Uitgeverij, 1999 MERHO, Het Lijk Had Gelijk, Standaard Uitgeverij, 2000 MERHO, In het Spoor van Dédé, Standaard Uitgeverij, 2000 MERHO, Misstoestanden, Standaard Uitgeverij, 2000 193
MERHO, De Simstones, Standaard Uitgeverij, 2000
Largo Winch (Album 1 tot en met 11)
VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., De Erfgenaam, Uitgeverij Dupuis, 1990 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Groep W, Uitgeverij Dupuis, 1991 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., O.O.B. , Uitgeverij Dupuis, 1992 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Business Blues, Uitgeverij Dupuis, 1993 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., H, Uitgeverij Dupuis, 1994 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Dutch Connection, Uitgeverij Dupuis, 1995 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., De Burcht van Makiling, Uitgeverij Dupuis, 1996 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Het Uur van de Tijger, Uitgeverij Dupuis, 1997 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Venetië Zien…, Uitgeverij Dupuis, 1998 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., … en Sterven, Uitgeverij Dupuis, 1999 VAN HAMME, J. en FRANCQ, P., Golden Gate, Uitgeverij Dupuis, 2000
Lefranc (Album 12 tot en met 13)
MARTIN, J. en CHAILLET, G., De Camarilla, Casterman, 1997 MARTIN, J. en CHAILLET, G., Diefstal van de Spirit, Casterman, 1998
Lou Smog (Album 1 tot en met 5)
VAN LINTHOUT, G., De Vervloekte Haven, Le Lombard, 1990 VAN LINTHOUT, G., Carrera Pan America, Le Lombard, 1990 VAN LINTHOUT, G., Spook Dakota, Le Lombard, 1991 VAN LINTHOUT, G., Een Berg Vergeet Niet, Le Lombard, 1992 VAN LINTHOUT, G., UFO-Alarm, Le Lombard, 1993
194
Luka (Album 1 tot en met 5)
LAPIERE, D. en MEZZOMO, G., Alles is een Vrouwengeschiedenis, Uitgeverij Dupuis, 1996 LAPIERE, D. en MEZZOMO, G., Angst is de Kleur van de Dood, Uitgeverij Dupuis, 1997 LAPIERE, D. en MEZZOMO, G., En Ik Haat, Uitgeverij Dupuis, 1998 LAPIERE, D. en MEZZOMO, G., Verknalde Levens, Verloren Zielen, Uitgeverij Dupuis, 1999 LAPIERE, D. en MEZZOMO, G., Een Kogel in het Hoofd, Uitgeverij Dupuis, 2000
Marsipulami (Album 5 tot en met 14)
YANN en BATEM, Baby Prinz, Marsu Productions, 1990 YANN en BATEM, Fordlandia, Marsu Productions, 1991 YANN en BATEM, Het Goud van Boavista, Marsu Productions, 1992 YANN en BATEM, De Tempel van Boavista, Marsu Productions, 1993 YANN en BATEM, De Vlinderjagers, Marsu Productions, 1994 ADAM, E., FAUCHE, X. en BATEM, Herrie in Palombië, Marsu Productions, 1996 ADAM, E., FAUCHE, X. en BATEM, Hoeba Banana, Marsu Productions, 1997 BATEM, Gesjoemel in Jollywood, Marsu Productions, 1998 KAMINKA, J. en BATEM, Het Jaguardefilé, Marsu Productions, 1999 SAIVE, O. en BATEM, Het Godenkind, Marsu Productions, 2000
Michel Vaillant (Album 53 tot en met 63 uitgezonderd nummer 60)
GRATON, J., De Nacht van Carnac, Graton Editeur, 1990 GRATON, J., De Zaak Bugatti, Graton Editeur, 1991 GRATON, J., Een Gekke Geschiedenis, Graton Editeur, 1992 GRATON, J., De Man aan de Top, Graton Editeur, 1993 GRATON, P. en GRATON, J., Sporen van Jade, Graton Editeur, 1994 GRATON, P. en GRATON, J., Paddock, Graton Editeur, 1995 195
GRATON, P. en GRATON, J., De Gevangene, Graton Editeur, 1997 GRATON, P. en GRATON, J., Spanning in Bercy, Graton Editeur, 1998 GRATON, P. en GRATON, J., De Sponsor, Graton Editeur, 1999 GRATON, P. en GRATON, J., Caïro, Graton Editeur, 2000
Natasja (Album 15 tot en met 18)
PEYO en WALTHERY, F., De Riem van Professor Dyffuus, Marsu Productions, 1992 TILLIEUX, M. en WALTHERY, F., De Blonde Engel, Marsu Productions, 1994 DUSART, M. en WALTHERY, F., De Zwarte Weduwe, Marsu Productions, 1997 WASTERLAIM, M. en WALTHERY, F., De Dinosauriërs, Marsu Productions, 1998
De avonturen van Nero en Co (album 112 tot en met 152)
SLEEN, M., Nerorock, Standaard Uitgeverij, 1990 SLEEN, M., De Man van Europa, Standaard Uitgeverij, 1990 SLEEN, M., De Verschrikkelijke Tweeling, Standaard Uitgeverij, 1990 SLEEN, M., De Bibberbalon, Standaard Uitgeverij, 1991 SLEEN, M., De Zwarte Piraat, Standaard Uitgeverij, 1991 SLEEN, M., De Boze Tongen, Standaard Uitgeverij, 1991 SLEEN, M., De Gouden Hemelkijker, Standaard Uitgeverij, 1992 SLEEN, M., De Gladde Figaro, Standaard Uitgeverij, 1992 SLEEN, M., De 3 Wrekers, Standaard Uitgeverij, 1992 SLEEN, M., De Grote Geheimzinnigaard, Standaard Uitgeverij, 1993 SLEEN, M., Barbaarse Vijgen, Standaard Uitgeverij, 1993 SLEEN, M., Wonderboy, Standaard Uitgeverij, 1993 SLEEN, M., De Kroon van Elizabeth, Standaard Uitgeverij, 1993 SLEEN, M., De Steen van Abraham, Standaard Uitgeverij, 1994 SLEEN, M., De Kolbak van How, Standaard Uitgeverij, 1994 SLEEN, M., Doe de Petoe, Standaard Uitgeverij, 1994 SLEEN, M., De Kolokieten, Standaard Uitgeverij, 1994 SLEEN, M., De Hond van Pavlov, Standaard Uitgeverij, 1995 196
SLEEN, M., De Duivelsklauw, Standaard Uitgeverij, 1995 SLEEN, M., De Prinses van Wataboeng, Standaard Uitgeverij, 1995 SLEEN, M., IJskoud Geblaas, Standaard Uitgeverij, 1995 SLEEN, M., De Muurloper, Standaard Uitgeverij, 1996 SLEEN, M., Het Spook van de Zandstraat, Standaard Uitgeverij, 1996 SLEEN, M., Het Achtste Wereldwonder, Standaard Uitgeverij, 1996 SLEEN, M., Singbonga, Standaard Uitgeverij, 1996 SLEEN, M., De Roos van Sakhti, Standaard Uitgeverij, 1997 SLEEN, M., De Held der Helden, Standaard Uitgeverij, 1997 SLEEN, M., Operatie Ratsjenko, Standaard Uitgeverij, 1997 SLEEN, M., De Blauwe Woestijn, Standaard Uitgeverij, 1997 SLEEN, M., Bompanero, Standaard Uitgeverij, 1998 SLEEN, M., De Staf van Bompa, Standaard Uitgeverij, 1998 SLEEN, M., De Dood van Bompa, Standaard Uitgeverij, 1998 SLEEN, M., Palermo, Standaard Uitgeverij, 1998 SLEEN, M., Het Adhemar-Elixir, Standaard Uitgeverij, 1999 SLEEN, M., De Blauwe Broertjes, Standaard Uitgeverij, 1999 SLEEN, M., De Dolle Steek, Standaard Uitgeverij, 1999 SLEEN, M., Windkracht 2000, Standaard Uitgeverij, 1999 SLEEN, M., De Vijfurenboom, Standaard Uitgeverij, 2000 SLEEN, M., De Grote Shimboem, Standaard Uitgeverij, 2000 SLEEN, M., Het Hik-Virus, Standaard Uitgeverij, 2000 SLEEN, M., Leopold 5, Standaard Uitgeverij, 2000
De Onnoembaren (Album 4 tot en met 11 uitgezonderd nummer 8)
YANN en PEARCE, De Schedel van Vader Zé, Dargaud Benelux, 1992 YANN en PEARCE, Ching Soao, Dargaud Benelux, 1993 YANN en PEARCE, In de Purperen Lotus, Dargaud Benelux, 1994 YANN en PEARCE, Alix Noni Tengu, Dargaud Benelux, 1996 YANN en PEARCE, De Beerput, Dargaud Benelux, 1997 YANN en PEARCE, Bronzen Pop, Dargaud Benelux, 1998 YANN en PEARCE, Zonderkaak, Dargaud Benelux, 2000 197
Piet Pienter en Bert Bibber (Album 43 tot en met 45) POM, Intermezzo in Hamaj „Oewait, Uitgeverij De Vlijt, 1990 POM, Vakantie in Pandorra, Uitgeverij De Vlijt, 1993 POM, Susan bij de Knobbelgilde, Uitgeverij De Vlijt, 1996
Pin-Up (Album 1 tot en met 6) YANN en BERTHET, P., Deel 1, Dargaud Benelux, 1994 YANN en BERTHET, P., Deel 2, Dargaud Benelux, 1995 YANN en BERTHET, P., Deel 3, Dargaud Benelux, 1995 YANN en BERTHET, P., Deel 4, Dargaud Benelux, 1998 YANN en BERTHET, P., Deel 5, Dargaud Benelux, 1999 YANN en BERTHET, P., Deel 6, Dargaud Benelux, 2000
Rik Ringers (Album 48 tot en met 63)
DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Het Geheim van Agatha, Le Lombard, 1990 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, De scherprechter uit het rijk der duisternis, Le Lombard, 1991 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, De misdaad van het jaar 2000, Le Lombard, 1991 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Het beest van de apocalyps, Le Lombard, 1992 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, De meester-illusionist, Le Lombard, 1993 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Dodelijke improvisatie, Le Lombard, 1994 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Het masker van de angst, Le Lombard, 1994 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Wie is er bang voor Hitchcock?, Le Lombard, 1995 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Een miljoen belastingvrij, Le Lombard, 1996 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Het uur van de ontvoering, Le Lombard, 1996 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Zijn Jonge Jaren, Le Lombard, 1997 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, De hand des doods, Le Lombard, 1998 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Misdaad op internet, Le Lombard, 1998 198
DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Aan de galg, Le Lombard, 1999 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, Stripmoorden, Le Lombard, 2000 DUCHÂTEAU, A.P en TIBET, De impopulaire Heks, Le Lombard, 2000
Robbedoes en Kwabbernoot (Album 42 tot en met 46)
TOME en JANRY, In Moskou, Uitgeverij Dupuis, 1990 TOME en JANRY, Vito Fiasco, Uitgeverij Dupuis, 1991 TOME en JANRY, De Zwarte Straal, Uitgeverij Dupuis, 1993 TOME en JANRY, Luna Fatale, Uitgeverij Dupuis, 1995 TOME en JANRY, Als in een Droom, Uitgeverij Dupuis, 1998
Soda (Album 3 tot en met 10)
TOME en GAZZO, Gij zult niet schieten, Uitgeverij Dupuis, 1991 TOME en GAZZO, God stierf vanavond, Uitgeverij Dupuis, 1993 TOME en GAZZO, Elk klooster heeft zijn kruis, Uitgeverij Dupuis, 1993 TOME en GAZZO, Biecht in UP-tempo, Uitgeverij Dupuis, 1994 TOME en GAZZO, Sta op en sterf!, Uitgeverij Dupuis, 1995 TOME en GAZZO, Dood in vrede, Uitgeverij Dupuis, 1996 TOME en GAZZO, Verlos ons van het kwade, Uitgeverij Dupuis, 1997 TOME en GAZZO, God mag het weten, Uitgeverij Dupuis, 1999
Sophie (Album 18 tot en met 20)
JIDEHEM, Don Giovanni, Uitgeverij Dupuis, 1990 JIDEHEM, De zwerftocht van U522, Uitgeverij Dupuis, 1991 JIDEHEM, Het graf in de grot, Uitgeverij Dupuis, 1995
The Black Hawk Line (Album 1 tot en met 5) 199
STALLER, J., Terug in China, Le Lombard, 1990 STALLER, J., In opstand, Le Lombard, 1991 STALLER, J., In de schaduw van Fuji-San, Le Lombard, 1992 STALLER, J., Na de oorlog, Le Lombard, 1993 STALLER, J., Een laatste stunt, Le Lombard, 1994
Tom Tempo (Album 3 tot en met 6)
DE ROP, E., De schat van Gork, Uitgeverij Bonte DE ROP, E., Avonturen in Australië, Uitgeverij Bonte DE ROP, E., De zonderlinge mummie, Uitgeverij Bonte DE ROP, E., De schipbreukelingen, Uitgeverij Bonte
XIII (Album 6 tot en met 14)
VAN HAMME, J. en VANCE, Het dossier Jason Fly, Dargaud Benelux, 1990 VAN HAMME, J. en VANCE, De nacht van 3 augustus, Dargaud Benelux, 1990 VAN HAMME, J. en VANCE, Dertien contra één, Dargaud Benelux, 1991 VAN HAMME, J. en VANCE, Voor Maria, Dargaud Benelux, 1992 VAN HAMME, J. en VANCE, El Cascador, Dargaud Benelux, 1994 VAN HAMME, J. en VANCE, De drie zilveren horloges, Dargaud Benelux, 1995 VAN HAMME, J. en VANCE, Het Vonnis, Dargaud Benelux, 1997 VAN HAMME, J. en VANCE, The XIII Mystery: het onderzoek, Dargaud Benelux, 1999 VAN HAMME, J. en VANCE, Staatsgevaarlijk, Dargaud Benelux, 2000
421 (Album 8 tot en met 10)
DESBERG, S. en MALTAITE, E., Mistige Jaren, Uitgeverij Dupuis, 1990 DESBERG, S. en MALTAITE, E., Morgane Angel, Uitgeverij Dupuis, 1991 DESBERG, S. en MALTAITE, E., De Karlovdrempel, Uitgeverij Dupuis, 1992 200
BIJLAGEN Nr. 1: 50 Belgische stripreeksen 1) De avonturen van Nero en co 2) Suske en Wiske 3) Piet pienter en Bert Bibber 4) De avonturen van Buck Danny 5) Dan Cooper 6) Blake en Mortimer 7) Alfa 8) Bernard Prince 9) De brokkenmakers 10) Kiekeboe 11) Kobe de koe 12) Kramikske 13) Largo Winch 14) Lefranc 15) Lou Smog 16) Luka 17) Marsupilami 18) Meesters van de gerst 19) Michel Vaillant 20) Natasja 21) De onnoembaren 22) Pin-Up
201
23) Rik Ringers 24) Robbedoes en Kwabbernoot 25) Ronnie Hansen 26) Rubine 27) Sam 2) Soda 29) Sophie 30) The Black Hawk Line 31) Tom Tempo 32) XIII 33) Yasuda 34) Yoko Tsuno 35) 421 36) Adler 37) Baard en Kale 38) De beverpatroelje 39) Biggles 40) Bob Morane 41) Canardo 42) Carol 43) Caroline Baldwin 44) Charly 45) Clifton 46) Costa 47) Johan en Stefan
202
48) Alexis 49) Warnauts Strips 50) Jommeke
Nr.2: 27 voorbeelden van onzekerheid
Vakliteratuur: BLACK, J.L., Russia faces NATO expansion: bearing gifts or bearing arms?, Oxford, 2000
BLOMMAERT, S., Niets is mogelijk. Alles kan: De wondere wereld achter het ijzeren gordijn, of hoe heet dat tegenwoordig?, Leuven, 1992
CASIER, T., Is Russia a European power? The position of Russia in a new Europe, Leuven, 1998
DAWISHA, K., The end of an empire? The transformation of the USSR in comparative perspective, New York, 1997
DE CRAENE, B., Het nieuwe Rusland: van dictatuur naar democratie?, Antwerpen, 1993
ECKSTEIN, H., Can democracy take root in post-Soviet Russia?, Oxford, 1998 GILL, G. en MARKWICK, R., Russia’s Stillborn Democracy? From Gorbachev to Yeltsin, Oxford, 2000
MALCOLM, N., Russia and Europe: an end to confrontation?, Londen, 1994
MALFLIET, K., Wie is bang van Oost-Europa?, Leuven, 1996
STRAYER, R., Why did the Soviet Union collapse? Understanding historical change, New York, 1998
203
Wetenschappelijke artikels: a.o., “Can Russia ever be secured?”, The Economist, 2 januari 1999, p 28 CASIER, T., “Rusland: de stiefdochter van Europa?”, Kultuurleven, Vol. LXV, nr 3, 1998, pp 70-73 CASSEN, B., “Fédération a douze ou confédération a trente?”, Le Monde Diplomatique, Vol. XXXVII, nr 431, 1990, p 8 DIJKINK, G., “Een nieuwe Europese deling ? Duitsland en Rusland op zoek naar nationale identiteit”, Internationale Spectator, Vol. XLIX, nr 6, 1995, pp 327-332 GERRIT, A., “Rusland – Wat moeten we ermee?”, Internationale Spectator, juni 1999, nr 6, pp 351-357 HASSNER, P., “Europe beyond partition and unity: disentigration or reconstitution?”, International Affairs, Vol. LXVI, nr 3, 1990, pp 461-475 LASSCHE, H.P., “Russische buitenlandse politiek: een nieuwe consensus?”, Oost-Europa Verkenningen, nr 149, 1997, pp 53-66 LINDEMANS, I., “Vooruit! Achteruit! Wat met de Europese veiligheid?: pleidooi voor een veiligheidszone binnen het grote Europa”, Gids op Maatschappelijk Gebied, Vol. LXXXVIII, nr 3, 1997, pp 234-264 PIPES, R., “Is Russia still an enemy?”, Foreign Affairs, sep/okt 1997, Vol. LXXVI, nr 5, pp 65-78 PUSJKOV, A., “Rusland in het Westen: een relatie in gevaar?”, NAVO Kroniek, Vol. XLII, nr 1, 1994, pp 19-23 REMNICK, D., “Can Russia change?”, Foreign Affairs, jan/feb 1997, Vol. LXXVI, nr 1, pp 35-49 SIMON, G., “Welchen weg geht Rusland?”, Neue Züricher Zeitung, 31 januari 1994
204
SIRCAMA, J., “Van Koude Oorlog naar Koude Vrede. Een groot verschil?”, Internationale Spectator, maart 1995, nr 3, pp 133-136 SIRCAMA, J., “Mag Rusland ooit lid van de NAVO worden?”, Internationale Spectator, mei 1997, nr 5, pp 231-253 VAN HAM, P., “Rusland en het GOS. Terugkeer naar een hegemoniale traditie?”, Internationale Spectator, maart 1995, nr 3, pp 137-141 VAN KONINGSBRUGGE, J., “Quo vadis Rossia?”, Internationale Spectator, Vol. LII, nr 9, 1998, pp 462-465 VERHEUL, R., “Haalt Boris Jeltsin het jaar 2000?”, Internationale Spectator, mei 1999, pp 272-275
205