WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN ‘BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD’. In onderstaande werkprotocollen geeft de tabel aan waneer de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In de tabel wordt met drie kleuren onderscheid gemaakt in de periodes waarin de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In de erop volgende beschrijving volgt hoe de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Achter het kopje “Te verwachten soorten” worden de te verwachten beschermde soorten opgesomd. Deze opsomming zal niet altijd uitputtend zijn omdat soorten ook op plaatsen voorkomen die ogenschijnlijk minder geschikt zijn. In de tabellen staat worden drie kleueren gebruikt. De betekenis hiervan is als volgt: geel betekent dat de werkzaamheden in deze periode zonder ingrijpende beperkingen mogen worden uitgevoerd, oranje betekent dat de werkzaamheden in deze periode alleen uitgevoerd mogen worden met beperkingen, rood betekent dat de werkzaamheden in deze periode niet mogen worden uitgevoerd. Omdat het Waterschap Vallei & Eem streeft naar een zo optimaal mogelijk ecologisch beheer van wateren en gronden houden de werkprotocollen voor een aantal werkzaamheden houden meer rekening met de aanwezige floraen fauna dan de algemene Gedragscode Flora- en faunawet voor Waterschappen. Deze ‘strengere’ regels worden per werkprotocol vermeld.
1
Werkprotocol maaien van waterkeringen met een natuurfunctie of grote natuurwaarden. Werkprotocol: Locatie: Te verwachten soorten: Algemene zorgplicht: soortgroep / periode maaiperiode
Jan
Maaien in het kader van regulier beheer en onderhoud op locaties met een natuurfunctie. Waterkeringen in of bij natuurgebied of met natuurfunctie. broedvogels en beschermde planten overige flora en fauna. feb
mrt
Apr
mei
Jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
1 november – 1 april i.v.m. Wet op de Waterkeringen geen activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de grasmat. 1 oktober – 15 maart Indien soorten uit lijst 2 en 3 (FFwet) niet voorkomen kunnen de werkzaamheden zonder beperkingen worden uitgevoerd. 1 juni – 15 juli Werkzaamheden waarbij broedende vogels en beschermde planten worden ontzien. Maaiactiviteiten niet uitvoeren.
Dit werkprotocol houdt op de volgende punten meer rekening met aanwezige natuurwaarden dan de algemene Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen: - Tussen 1 juni en 15 juli maaiwerkzaamheden aangepast uitvoeren i.v.m. broedende vogels en de aanwezigheid van jonge vogels. Algemene toelichting Het maaien in het kader van regulier beheer en onderhoud wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat schade aan beschermde soorten nihil is, of tot een absoluut minimum wordt beperkt. Het hier beschreven maaiwerkprotocol is alleen van toepassing op waterkeringen met een natuurfunctie, zoogdieren en broedvogels en groeiplaats van planten. De maaiwerkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd met apparatuur die de minste schade aan flora en fauna aanrichten. De werkzaamheden dienen in tijd en ruimte gefaseerd plaats te vinden. De werkzaamheden kunnen in de regel worden uitgevoerd in de periode half juli tot 1 november (aangeduid als maaiseizoen). Alle te nemen maatregelen dienen in het onderhoudsplan met plankaart te worden vastgelegd. Bij een aantal maatregelen, bv. aanwezigheid van nesten, dienen in het veld markeringen te worden aangebracht. Indien deze fasering in tijd en ruimte onvoldoende garanties biedt voor het voorkomen van schade aan beschermde soorten, dan worden vegetaties met beschermde soorten pas maaien na vruchtzetting. 1 1-1 1-2
Voorbereidende maatregelen Nagaan of er beschermde soorten voorkomen (Geoweb en/of afdeling Planvorming). Werkzaamheden afstemmen op beschermde soorten.
2 Uitvoering maaiwerkzaamheden 2-1 Tijdens de maaiwerkzaamheden wordt gebruik gemaakt van een wildredder. In de praktijk blijkt een wildredder op het materieel niet werkbaar, dit wordt opgelost door iemand vooruit te laten lopen om dieren weg te jagen danwel nesten te markeren. 2-2 In het onderhoudsplan wordt aangegeven welke waterkeringen en welke dijkvakken met welke frequentie worden gemaaid. Per maaibeurt wordt circa
2
10% van de begroeiing behouden. Het te sparen deel wordt per keer gewisseld. In het onderhoudsplan wordt aangegeven welke delen moeten worden gemaaid. In tijd en ruimte wordt gefaseerd gemaaid en/of begraasd om voor de aanwezige flora en fauna de gewenste vegetatie beschikbaar te houden. Maaisel wordt, waar mogelijk, altijd afgevoerd.
3
Werkprotocol maaien van waterkeringen met weinig of geen natuurwaarden Werkprotocol: Locatie: Te verwachten soorten: Algemene zorgplicht: soortgroep / periode Maaiperiode
jan
Maaien in landbouwgebied in het kader van regulier beheer en onderhoud in gebieden met weinig of geen natuurwaarde. waterkeringen broedvogels en beschermde planten flora en fauna feb
mrt
apr
mei
Jun
jul
aug
Sep
okt
nov
dec
1 november – 1 april i.v.m. Wet op de Waterkeringen geen activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de grasmat. 15 juli - 15 maart. De werkzaamheden kunnen in deze periode zonder beperkingen worden uitgevoerd. 1 juni – 15 juli Zodanig werken dat (beschermde) diersoorten kunnen ontsnappen en nesten van vogels worden gespaard. Maaiactiviteiten niet uitvoeren.
Algemene toelichting Het maaien in landbouwgebieden, in het kader van regulier beheer en onderhoud, wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat schade aan flora- en fauna soorten nihil is, of tot een minimum wordt beperkt. De maaiwerkzaamheden worden bij voorkeur uitgevoerd met apparatuur die weinig of geen schade aan flora en fauna toe brengen. De werkzaamheden dienen in tijd en ruimte gefaseerd plaats te vinden. De werkzaamheden worden bij voorkeur uitgevoerd in de periode half juli tot en met 1 november (aangeduid als maaiseizoen). Alle te nemen maatregelen dienen op een plankaart met toelichting te worden vastgelegd. Bij een aantal maatregelen dienen in het veld markeringen te worden aangebracht. 1 1-1
Voorbereidende maatregelen Nagaan of er beschermde soorten voorkomen (Geoweb en/of afdeling Planvorming). 1-2 Werkzaamheden afstemmen op beschermde soorten. 1-3 In het onderhoudsplan worden alle te maaien waterkeringen aangeduid. In het onderhoudsplan wordt aangegeven welke waterkeringen en welke dijkvakken met welke frequentie worden gemaaid. In tijd en ruimte wordt gefaseerd gewerkt om voor de aanwezige flora en fauna de gewenste vegetatie beschikbaar te houden. Maaisel wordt, waar mogelijk, altijd afgevoerd.
2 2-1
Uitvoering maaiwerkzaamheden Bij het maaien van grasvegetaties wordt gebruik gemaakt van een wildredder. In de praktijk blijkt een wildredder op het materieel niet werkbaar, dit wordt opgelost doordat iemand vooruit loopt om dieren weg te jagen danwel nesten te markeren.
4
Werkprotocol begrazen van waterkeringen Werkprotocol: Locatie: Te verwachten soorten: Algemene zorgplicht:
Werkprotocol begrazen Waterkeringen en bermen broedvogels, beschermde planten flora en fauna
soortgroep / periode jan Begrazingsperiode
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
Aug
sep
okt
nov
dec
1 november – 1 april i.v.m. Wet op de Waterkeringen geen activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de grasmat. 1 april – 1 november Begrazing vindt in deze periode plaats. 15 maart – 15 juli In het broedseizoen wordt rekening gehouden met broedvogels. Indien broedvogels aanwezig zijn wordt de graasdruk geextensiveerd. Begrazing niet toepassen in relatie tot de Flora en Faunawet
Algemene toelichting Het begrazen wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat schade aan beschermde soorten nihil is, of tot een absoluut minimum wordt beperkt. Begrazing wordt in principe van 1 april tot 1 november toegepast. 1 1-1 1-2 1-3
2 2-1
2-2
Voorbereidende maatregelen Nagaan of er beschermde soorten voorkomen (Geoweb en/of afdeling Planvorming) Werkzaamheden afstemmen op beschermde soorten In het onderhoudsplan worden alle te begrazen waterkeringen, danwel dijkvakken, aangeduid. Aan de hand van het onderhoudsplan wordt vooraf bepaald welke waterkeringen, danwel dijkvakken, met welke frequentie worden begraasd. Veel hangt af het na te streven natuurdoeltype. In tijd en ruimte wordt gefaseerd gewerkt om voor de aanwezige flora en fauna de gewenste vegetatie beschikbaar te houden. In het onderhoudsplan wordt aangegeven welke delen worden begraasd. Deze delen worden in het veld gemarkeerd met permanente danwel tijdelijke rasters. Uitvoering begrazing Er dient een zorgvuldige afweging met betrekking tot het aantal in te zetten dieren (begrazingseenheden) plaats te vinden, zodanig dat geen overbegrazing plaatsvindt, en geen onnodige schade en verstoring van flora en fauna optreedt. In het onderhoudsplan wordt aangegeven welke waterkeringen en welke dijkvakken met welke frequentie worden begraasd. In tijd en ruimte wordt gefaseerd gewerkt om voor de aanwezige flora en fauna de gewenste vegetatie beschikbaar te houden.
5
Werkprotocol kleinschalig onderhoud waterkeringen Werkprotocol: Locatie: Te verwachten soorten: Algemene zorgplicht:
Werkprotocol onderhoud aan waterkeringen in het kader van regulier onderhoud alle waterkeringen broedvogels, beschermde planten overige flora en fauna
soortgroep / periode
feb
jan
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Werkzaamheden uitvoeren conform gedragscode Werkzaamheden uitvoeren met beperkingen 1 november – 1 april i.v.m. Wet op de Waterkeringen geen activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de grasmat. 15 juli – 15 oktober De werkzaamheden kunnen in deze periode zonder beperkingen worden uitgevoerd. 15 maart – 15 juli Werkzaamheden alleen uitvoeren als er geen broedvogels aanwezig zijn.
Algemene toelichting De gedragscode heeft uitsluitend betrekking op kleinschalig onderhoud aan bestaande waterkeringen in het kader van regulier onderhoud. Aanleg van nieuwe waterkeringen valt onder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het onderhoud wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat schade aan beschermde soorten nihil is, of tot een absoluut minimum wordt beperkt door middel van mitigerende maatregelen. Alle te nemen maatregelen dienen, als zij wijzigingen voor het onderhoud opleveren, in het onderhoudsplan te worden verwerkt. Als gevolg van de Wet op de Waterkeringen is in de periode 1 november tot 1 april geen werkzaamheden waarbij schade ontstaat aan de grasbekleding van het hele dijkprofiel. 1 1-1
1-2
1-3 1-4 1-5
1-6
Voorbereidende maatregelen Nagaan of er beschermde soorten voorkomen (Geoweb en/of afdeling Planvorming). Dit geldt voor de waterkering zelf, alsook voor werkstroken en depotlocaties. Werkzaamheden afstemmen op beschermde soorten. Groeiplaatsen van beschermde planten worden gemarkeerd en ontzien in de werkzaamheden. Indien dit niet mogelijk is worden de werkzaamheden uitgevoerd na de zaadzetting van de beschermde planten. Eventueel worden beschermde soorten in depot gezet en na voltooiing van de werkzaamheden terug geplaatst In het werkplan wordt het werkgebied aangeduid. Tevens worden nauwkeurig de locaties van eventuele materiaaldepots aangegeven. Indien houtige beplantingen moeten worden verwijderd, geschiedt dit volgens het werkprotocol ‘Kappen en snoeien opgaande beplantingen’. Indien gebruik wordt gemaakt van materiaaldepots gelden de volgende richtlijnen: De depots liggen bij voorkeur in terreinen met een kale bodem of met een korte grazige vegetatie. Bij het uitzetten van de depotlocaties wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daar waar deze soorten voorkomen, wordt een alternatieve locatie voor het depot gezocht. De depots worden in het veld duidelijk gemarkeerd. Mogelijk kunnen vaak gebruikte locaties in het onderhoudsplan worden aangegeven. Indien de werkzaamheden in het broedseizoen moeten worden uitgevoerd worden vóór het broedseizoen vegetaties zeer kort gemaaid om vestiging van broedvogels tegen te gaan.
6
2 2-1
2-2
Uitvoering onderhoud aan waterkeringen Materieel, welk materieel dan ook, moet zorgvuldig worden gebruikt, zodat geen schade aan oevers wordt veroorzaakt of onnodige schade en verstoring van flora en fauna optreedt. Indien de werkzaamheden om dringende waterschapsbelangen moeten worden verricht tussen 1 maart en 15 juli dienen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te worden genomen: Alleen als er geen alternatief is Alleen als er geen broedvogels (meer) aanwezig zijn Indien er nesten van vogel worden aangetroffen, worden deze gemarkeerd en wordt er ter plaatse niet gemaaid.
7
Werkprotocol kappen en snoeien van opgaande beplanting Werkprotocol:
Kappen, snoeien en dunnen van opgaande beplanting in het kader van regulier beheer en onderhoud Locatie: geïsoleerde bosjes bomenrijen, solitairen. Te verwachten soorten: flora, broedvogels, vleermuizen Algemene zorgplicht: overige flora en fauna soortgroep / periode
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
Okt
nov
dec
Uitvoeringsperiode werkzaamheden Uitvoeren werkzaamheden met beperkingen. Werkzaamheden niet uitvoeren 1 november – 1 april i.v.m. Wet op de Waterkeringen geen activiteiten die nadelig kunnen zijn voor de grasmat. 15 juli – 1 december
De werkzaamheden kunnen zonder beperkingen worden uitgevoerd, mits 1-8 1 december – 15 maart Werkzaamheden niet uitvoeren indien opgaande beplanting als slaapplaats door vogels wordt gebruikt of er vroege vogelsoorten (roek, uilen e.d.) broeden. 1 augustus – 1 september Werkzaamheden worden niet uitvoeren als broedvogels op de locatie aanwezig zijn. 15 maart – 15 juli broedseizoen: werkzaamheden niet uitvoeren
Dit werkprotocol houdt op de volgende punten meer rekening met aanwezige natuurwaarden dan de algemene Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen: - Verlenging van het broedseizoen van 15 februari – 1 5 maart en 15 juli tot 1 augustus Algemene toelichting Het kappen, snoeien en dunnen van opgaande beplanting wordt op zodanige wijze uitgevoerd dat schade aan beschermde soorten nihil is, of tot een absoluut minimum wordt beperkt. Het hier beschreven werkprotocol is van toepassing op alle houtige beplanting, zowel natuurlijk als aangeplant. De werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd met apparatuur die de minste schade aan flora en fauna aanrichten. Bij groter onderhoud kan dit op een plankaart met toelichting worden vastgelegd. Bij een aantal maatregelen dienen in het veld markeringen te worden aangebracht. 1 1-1 1-2 1-3
1-4
1-5
Voorbereidende maatregelen Nagaan of er beschermde soorten voorkomen (Geoweb en/of afdeling Planvorming). Werkzaamheden afstemmen op beschermde soorten. In het onderhoudsplan worden alle te kappen, snoeien of dunnen houtopstanden aangeduid. De houtopstanden worden gefaseerd over meerdere jaren gedund, gesnoeid en gekapt. Indien de veiligheid danwel stabiliteit van de dijk dit niet toestaat, dan wordt eventueelndien mogelijk wordt er over meerdere jaren gefaseerd gesnoeid of gekapt. Alle kap-, snoei- en dunwerkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen dat loopt van 15 februari tot 1 augustus. Alleen indien door onderzoek is vastgesteld dat zich in het plangebied geen nesten van vogels bevinden, mag in het broedseizoen worden gewerkt. Indien in de houtopstanden holenbroeders zijn aangetroffen mogen de werkzaamheden niet in de periode 1 februari en 1 augustus worden uitgevoerd. Buiten deze periode is een ontheffing op de Flora- en Faunawet nodig.
8
1-6
Horsten van broedvogels en roestplaatsen van uilen blijven het hele jaar gespaard. Indien dit om zwaarwegende redenen niet mogelijk is, worden werkzaamheden aan deze bomen, of in de directe omgeving ervan uitsluitend buiten het broedseizoen (15 februari en 1 augustus) uitgevoerd. 1-7 Bomen waarin zich winterslaapplaatsen van vogels bevinden worden niet gekapt in de periode 1 december – 15 maart. 1-8 Indien beschermde plantensoorten zijn aangetroffen binnen het werkterrein, dan worden deze ontzien bij de werkzaamheden en bij de ligging van tijdelijke aan- en afvoerwegen. 1-9 Indien verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen gelden de volgende aanvullende maatregelen/voorwaarden: werkzaamheden aan deze bomen worden zoveel mogelijk vermeden. indien dit om zwaarwegende redenen niet mogelijk is, dan vinden werkzaamheden als snoeien en dunnen plaats tussen 15 september en 15 oktober. Indien de bomen om zwaarwegende redenen in een ongunstige periode gekapt moeten worden, is een ontheffing van de Floraen faunawet noodzakelijk. 1-10 Indien beschermde plantensoorten zijn aangetroffen binnen het werkterrein, dan worden deze ontzien bij de werkzaamheden en de ligging van tijdelijke aan- en afvoerwegen.
2
Uitvoering werkzaamheden 2-1 De strooisel- en kruidlaag onder de houtopstanden wordt zoveel mogelijk gespaard. In deze laag kunnen kleine dieren schuilen of overwinteren, zoals amfibieën en kleine zoogdieren. 2-2 In gebieden waar ringslangen mogelijk voorkomen worden bladhopen zoveel mogelijk met rust gelaten. Bladhopen die langer dan een jaar liggen worden, indien nodig, verwijderd in september.
9