Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
1
31 mei 2011
DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
Algemene instructie betreffende de wijze waarop medewerkers van de VWA de werkzaamheden in het kader van het welzijn van dieren tijdens transporten, die verband houden met een economische bedrijvigheid, moeten uitvoeren. 2
WETTELIJKE BASIS
2.1 • • • • •
EU-regelgeving RL 64/432/EEG; RL 93/119/EEG; Verordening (EG) Nr. 1255/97 Verordening (EG) Nr. 817/2010 Verordening (EG) Nr. 1/2005
2.2 • • • •
Nationale regelgeving Gezondheid- en welzijnswet voor dieren Regeling handel levende dieren en levende producten Regeling dierenvervoer 2007 Beleidsregels dierenwelzijn
3
DEFINITIES
dieren transport houder lang transport plaats van bestemming vervoer vervoerder vervoermiddel Transportverordening
geregistreerde eenhoevigen
niet-afgerichte eenhoevigen
levende gewervelde dieren de gehele vervoersoperatie van de plaatst van vertrek tot de plaats van bestemming, met inbegrip van het lossen, het stallen en het laden tijdens tussenstops een natuurlijke persoon of rechtspersoon, met uitzondering van de vervoerder, die permanent of tijdelijk voor dieren verantwoordelijk is of ermee omgaat een transport van meer dan 8 uur, gerekend vanaf het tijdstip waarop het eerste dier van de partij verplaatst wordt de plaats waar een dier uit een vervoermiddel geladen wordt en: - gedurende tenminste 48 uur voor vertrek gestald wordt; of - geslacht wordt de verplaatsing van dieren met behulp van een of meer vervoermiddelen en de daarmee samenhangende activiteiten, zoals laden, lossen, overladen en rusten, tot aan het moment waarop alle dieren op de plaats van bestemming zijn uitgeladen een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening of rekening van een derde dieren vervoert een wegvoertuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van dieren Verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (hierna: de verordening) elke geregistreerde paardachtige als omschreven in RL 90/426/EEG die wordt geïdentificeerd door middel van een identificatiedocument (paspoort) dat is afgegeven door de met fokken belaste instantie of door elke andere bevoegde instantie van het land van oorsprong van de paardachtige die het stamboek of rasregister van deze paardachtige beheert of elke vereniging of internationale organisatie die paarden beheert met het oog op wedstrijden of paardenrennen. eenhoevigen die niet kunnen worden aangebonden of aan een halster kunnen worden geleid zonder dat dit vermijdbare opwinding of pijn of vermijdbaar lijden veroorzaakt.
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 1 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5 4
31 mei 2011
WERKWIJZE
Volgens de Verordening worden de transporten als volgt ingedeeld: 1. vervoer van dieren dat geen verband houdt met een economische bedrijvigheid en rechtstreeks vervoer van dieren van of naar diergeneeskundige praktijken en klinieken dat door de dierenarts is voorgeschreven (deze soorten vervoer vallen buiten de scope van de Verordening en daarmee ook buiten deze instructie) 2. vervoer van dieren door de veehouder met behulp van landbouwvoertuigen of eigen vervoermiddel ten behoeve van seizoensgebonden verweiding en vervoer van dieren door de veehouder in eigen vervoermiddel over een afstand van maximaal 50 km van zijn bedrijf; 3. vervoer van dieren tot 65 km; 4. vervoer van dieren over afstanden meer dan 65 km die korter duren dan 8 uur (kort transport); 5. vervoer van dieren over afstanden meer dan 65 km die langer duren dan 8 uur (lang transport). Iedere vorm van vervoer van dieren moet voldoen aan de “algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren” conform artikel 3 van de verordening. Tijdens het transport mag het welzijn van de dieren niet in het gedrang komen door onvoldoende coördinatie van de verschillende onderdelen van het transport en moet er rekening gehouden worden met de weersomstandigheden. De VWA-voorscreening controleert voorafgaand aan een lang transport of de opgegeven transporttijden realistisch zijn. IBD (voorheen BVT) controleert achteraf steekproefsgewijs of het transport aan de eisen van de verordening heeft voldaan en of de reis- en rusttijden in acht worden genomen middels een controle op het geretourneerde journaal. Tijdens het transport kan de nVWA gerichte inspecties uitvoeren. Bij de exportcertificering moet op de plaats van vertrek vóór het laden gecontroleerd worden of de dieren en het vervoermiddel geschikt zijn voor vervoer (diergezondheid controles) en of het vervoermiddel voldoet aan de eisen voor lang transport (zie 4.3.1.). Als het slachthuis de eindbestemming van het transport is wordt op het slachthuis gecontroleerd of de opgegeven transporttijden kloppen, of het transport aan de eisen van de verordening voldoet, of de opgegeven reis- en rusttijden in acht zijn genomen en of het welzijn van de dieren is gerespecteerd.
4.1 Algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren • Het vervoer mag bij de dieren geen letsel of onnodig lijden veroorzaken; • Vooraf moeten alle nodige voorzieningen getroffen worden om de duur van het transport tot een minimum te beperken en tijdens het transport in de behoeften van de dieren te voorzien; • De dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport; • Laad- en losvoorzieningen moeten zodanig ontworpen en geconstrueerd zijn en zodanig onderhouden en gebruikt worden dat de dieren letsel en lijden bespaard blijft en dat hun veiligheid gegarandeerd is; • Het vervoermiddel moet zodanig ontworpen en geconstrueerd zijn en zodanig onderhouden en gebruikt worden dat de dieren letsel en lijden bespaard blijft en dat hun veiligheid gegarandeerd is; • Het personeel dat met de dieren omgaat heeft daarvoor de nodige opleiding of bekwaamheid en voert zijn werkzaamheden uit zonder gebruikmaking van geweld of een methode die de dieren onnodig angstig maakt of onnodig letsel of leed toebrengt; • Transport wordt zonder oponthoud tot de plaats van bestemming uitgevoerd; • Omstandigheden voor het welzijn van de dieren worden regelmatig gecontroleerd en naar behoren in stand gehouden; • Dieren beschikken, gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport, over voldoende vloeroppervlak en stahoogte; • Dieren krijgen op gezette tijden water, voeder en rust, in kwaliteit en in kwantiteit afgestemd op hun soort en grootte. • Bij transporten van meer dan 65 km laten vervoerders alleen personeel met dieren omgaan dat een opleiding heeft gevolgd met betrekking tot de voorschriften van bijlage I en II van de Verordening; Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 2 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5 •
31 mei 2011
Dieren moeten vergezeld worden door een verzorger, tenzij: - de dieren worden vervoerd in afgesloten containers die voldoende worden geventileerd en die, zo nodig, voorzien zijn van voeder- en drinkautomaten die niet kunnen worden omgestoten, en die voldoende voeder en water bevatten voor een transport dat dubbel zo lang duurt als het verwachte transport - de chauffeur tevens als verzorger optreedt;
4.2 Geschiktheid van de dieren voor de reis Vóórafgaande aan de reis wordt, met betrekking tot het welzijn van de dieren, door de VWA gecontroleerd of; • De dieren geschikt zijn voor het vervoer, en de vervoersomstandigheden zodanig zijn dat de dieren geen letsel kunnen oplopen of onnodig lijden; • Gewonde, zwakke en zieke dieren mogen niet worden vervoerd. M.n. niet: a) wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen b) bij ernstige open wonden of een prolaps c) drachtige dieren waarbij de draagtijd 90% of meer gevorderd is of dieren die een week ervoor geworpen hebben: dit geldt niet voor geregistreerde eenhoevigen indien het doel van het transport is de gezondheid- en welzijnsomstandigheden rondom de geboorte te verbeteren op voorwaarde dat de dieren permanent begeleid worden door een verzorger tijdens het transport. d) pasgeboren zoogdieren waarvan de navel nog niet volledig geheeld is: dit geldt niet voor pasgeboren veulens met het geregistreerde moederpaard op voorwaarde dat de dieren permanent begeleid worden door een verzorger tijdens het transport. e) varkens jonger dan 3 weken, lammeren jonger dan 1 week en kalveren jonger dan 10 dagen bij vervoer over meer dan 100 km f) honden en katten jonger dan 8 weken zonder moeder g) herten met een bastgewei • Zieke of gewonde dieren mogen in de volgende gevallen wel vervoerd worden: a) licht gewonde of zieke dieren waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt b) wanneer de ziekte of de verwonding deel uitmaakt van een onderzoeksprogramma c) wanneer zij onder veterinair toezicht vervoerd worden voor veterinaire behandeling of diagnose; dit vervoer mag alleen als het geen onnodig lijden veroorzaakt en zij niet mishandeld worden d) wanneer zij veterinaire procedures hebben ondergaan die verband houden met landbouwpraktijken (onthoorning, castratie) mits de wonden daarvan volledig hersteld zijn • Wanneer dieren tijdens het vervoer ziek worden of gewond raken moeten zij gescheiden worden van de andere dieren en moeten zij zo snel mogelijk eerste hulp krijgen: zij moeten een passende diergeneeskundige behandeling krijgen, zo nodig een noodslachting ondergaan of, op een wijze die geen onnodig lijden met zich meebrengt, gedood worden; • Aan de dieren mogen alleen kalmerende middelen worden verstrekt als dit voor het welzijn van de dieren strikt noodzakelijk is; deze middelen mogen alleen onder toezicht van een dierenarts worden gebruikt • Zogende koeien, ooien en geiten die niet vergezeld worden door hun jongen, moeten minimaal om de 12 uur gemolken worden • De vervoermiddelen aan de algemene criteria van de regelgeving voldoen. (beladingnormen etc.) • De dieren voordat zij worden ingeladen in voldoende mate zijn verzorgd. (rusten, drenken, voederen etc.) 4.3 Geschiktheid vervoermiddel Voorafgaande aan de reis moet gecontroleerd worden of het betreffende vervoermiddel wel geschikt is voor de geplande reis. Het vervoermiddel moet aan de volgende eisen voldoen: • De vervoermiddelen, containers en toebehoren moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd en worden onderhouden en gebruikt dat: letsel en onnodig lijden van de dieren voorkomen wordt en hun veiligheid gegarandeerd is; de dieren beschermd worden tegen slechte weersomstandigheden, extreme temperaturen en klimaatsveranderingen (zie ook instructie WLZVL-033); zij gemakkelijk gereinigd en ontsmet kunnen worden; de dieren niet kunnen ontsnappen of eruit kunnen vallen, en zij de bewegingsbelasting kunnen weerstaan; steeds een aan de vervoerde diersoort aangepaste luchtkwaliteit en –hoeveelheid gewaarborgd is; de dieren toegankelijk zijn zodat zij gecontroleerd en verzorgd kunnen worden; Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 3 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
• • • •
•
• • • • •
zij voorzien zijn van een antislipvloer; het weglekken van urine en uitwerpselen tot een minimum beperkt is; voldoende verlichting aanwezig is om de dieren tijdens het vervoer te kunnen controleren en verzorgen. Er moet voldoende ruimte in de diercompartimenten en op de verschillende laadvloeren zijn voor een adequate ventilatie boven de dieren wanneer deze in hun natuurlijke houding rechtop staan, zonder dat zij gehinderd worden in hun natuurlijke bewegingen; Tussenschotten moeten sterk genoeg zijn om het gewicht van de dieren te weerstaan; Tussenschotten moeten zo ontworpen zijn dat deze snel en gemakkelijk bediend kunnen worden; Bij wilde dieren en, waar nodig, bij andere diersoorten dan als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten of varkens, vergezellen de volgende documenten de dieren: een waarschuwing dat het om wilde, schuwe of gevaarlijke dieren gaat; schriftelijke instructies voor het voederen, drenken en eventueel vereiste speciale verzorging. Biggen < 10kg, lammeren < 20kg, kalveren < 6 maanden en veulens < 4 maanden moeten de beschikking hebben over passend strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is en is afgestemd op de vervoerde diersoorten, het aantal vervoerde dieren, de transporttijd en de weersomstandigheden. Dat materiaal moet een adequate absorptie van de urine en uitwerpselen garanderen. Wegvervoermiddelen moeten van een merkteken zijn voorzien waaruit de aanwezigheid van dieren blijkt; Wegvervoermiddelen moeten voorzien zijn van een geschikte uitrusting voor het laden en lossen; Containers waar dieren in vervoerd worden moeten op een duidelijk zichtbare wijze voorzien zijn van een merkteken waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt en van een teken ter aanduiding van de bovenkant van de container. Bij vervoer in containers moeten deze tijdens het vervoer en de hantering steeds rechtop blijven en moeten schokken en heftige stoten zoveel mogelijk worden vermeden. De containers moeten worden vastgezet om te voorkomen dat ze door bewegingen van het vervoermiddel gaan schuiven. Containers van meer dan 50 kg moeten voorzien zijn van een toereikend aantal adequaat ontworpen, goed geplaatst en goed onderhouden bevestigingspunten waarmee zij stevig aan het vervoermiddel waarop zij zullen worden geladen, kunnen worden vastgesjord. Containers moeten voor de aanvang van het transport aan het vervoermiddel worden vastgesjord zodat zij niet door de bewegingen van het vervoermiddel kunnen gaan schuiven.
4.3.1
•
• • •
31 mei 2011
Extra eisen voor vervoermiddelen bij lange transporten Een vervoermiddel dat gebruikt wordt voor lange transporten moet door de RDW goedgekeurd zijn. Om dit aan te kunnen tonen moet tijdens het vervoer het originele certificaat van goedkeuring behorend bij het betreffende vervoermiddel aanwezig zijn. Deze wagens moeten aan een aantal extra eisen voldoen: drinkwatervoorzieningen, Satnav, temperatuursensoren en alarm. Als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens moeten beschikken over passend strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is, en is afgestemd op de vervoerde diersoorten, het aantal vervoerde dieren, de transporttijd en de weersomstandigheden. Het vervoermiddel moet een hoeveelheid voeder aan boord hebben die toereikend is om aan de behoeften van de dieren in kwestie tijdens het transport te voldoen. Het voeder moet tegen weersinvloeden en verontreinigingen als stof, brandstof, uitlaatgassen, urine en mest beschermd zijn. Als voor het voederen speciale apparatuur wordt gebruikt, moet dit in het vervoermiddel worden meegevoerd. Deze apparatuur moet, zo nodig, aan het vervoermiddel bevestigd kunnen worden om het omstoten of omvallen ervan te voorkomen. Als het vervoermiddel in beweging is en de apparatuur niet in gebruik is, moet deze op een van de dieren gescheiden plaats worden ondergebracht..
4.4 Laden en lossen van de dieren Het laden en lossen van de dieren moet dusdanig gebeuren dat het welzijn van de dieren worden gehandhaafd: • Aan bepaalde categorieën dieren, zoals wilde dieren, moet passende aandacht worden besteed zodat ze vóór het transport aan de wijze van vervoer kunnen wennen; • Wanneer het laden of lossen meer dan 4 uur duurt (behalve als het om pluimvee gaat): moeten er passende voorzieningen aanwezig zijn waar de dieren zich, niet aangebonden, buiten het vervoermiddel kunnen ophouden en kunnen eten en drinken; moet dit onder toezicht van de dierenarts van de VWA plaatsvinden Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 4 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5 •
•
31 mei 2011
De voorzieningen voor het laden en lossen, incl. de vloeren, moeten zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd en zodanig worden onderhouden en gebruikt, dat: tijdens de verplaatsing van de dieren letsel en onnodig lijden wordt voorkomen en opwinding en stress tot een minimum beperkt kunnen blijven en de veiligheid van de dieren gewaarborgd wordt: vloeren mogen niet glad zijn en de zijkanten moeten beschut zijn zodat de dieren niet kunnen ontsnappen moeten makkelijk gereinigd en ontsmet kunnen worden Laadbruggen varkens kalveren paarden schapen runderen
< 20 ° (36,4%) < 20 ° (36,4%) < 20 ° (36,4%) < 26 ° 34' (50%) < 26 ° 34' (50%)
−
• • •
Wanneer de hellingsgraad meer dan 10° is, oftewel 17,6%, moet de laadbrug voorzien zijn van een systeem, bijv. dwarslatten, waardoor de dieren gemakkelijk en zonder risico of problemen het voertuig in en uit kunnen lopen. − Hefplatforms en verdiepingen moeten voorzien zijn van veiligheidshekken die voorkomen dat dieren er tijdens het laden en lossen af vallen of ontsnappen. Tijdens het laden en lossen moet er passende verlichting aanwezig zijn; Goederen die in hetzelfde vervoermiddel als de dieren worden vervoerd moeten zodanig worden opgeslagen dat zij bij de dieren geen letsel, lijden of andere ongemakken kunnen veroorzaken; Wanneer containers met dieren op het vervoermiddel op elkaar gestapeld worden moeten de nodige voorzorgen worden genomen om: te voorkomen, of, in geval van pluimvee, konijnen en pelsdieren, zoveel mogelijk te verhinderen, dat urine en uitwerpselen op de dieren eronder vallen; de stabiliteit van de containers te waarborgen; de ventilatie niet te belemmeren
4.5 Behandeling van de dieren • Het is verboden: de dieren te slaan of te schoppen; op een bijzonder gevoelig deel van het lichaam druk uit te oefenen waardoor het dier onnodig pijn heeft of onnodig lijdt; de dieren met mechanische middelen in een hangende positie te houden; de dieren bij kop, oren, horens, poten, staart of vacht op te tillen of voort te trekken of ze zodanig te behandelen dat ze onnodig pijn hebben of onnodig lijden; prikstokken of andere puntige voorwerpen te gebruiken; opzettelijk dieren te hinderen die gedreven of geleid worden door een gedeelte waar doorstroming nodig is Het gebruik van apparaten waarmee elektrische schokken worde toegediend moet zoveel mogelijk worden vermeden; eventuele toepassing is uitsluitend toegestaan bij volwassen runderen en volwassen varkens die weigeren zich te verplaatsen en dan uitsluitend op voorwaarde dat de dieren vóór zich ruimte hebben om zich te verplaatsen. De schokken mogen niet langer dan één seconde, moeten voldoende worden verspreid en mogen uitsluitend op de spieren van de achterpoten worden toegediend. Wanneer de dieren niet reageren mogen de schokken niet herhaaldelijk worden toegediend. Op markten en verzamelcentra moeten zonodig voorzieningen zijn om de dieren aan vast te binden: dieren die dit niet gewend zijn mogen niet aangebonden worden. De dieren moeten toegang tot water hebben. Dieren mogen niet aan horens, gewei, neusringen of met samengebonden poten worden aangebonden. Kalveren mogen niet worden gemuilkorfd. Wanneer dieren worden aangebonden, moet het daarvoor gebruikte materiaal zo sterk zijn dat het onder normale omstandigheden niet kan breken en lang genoeg om de dieren, indien nodig, de gelegenheid te geven te gaan liggen, te eten en te drinken; het materiaal is voorts zo ontworpen dat iedere risico van wurging of verwonding wordt voorkomen en de dieren snel kunnen worden losgemaakt De volgende dieren worden gescheiden behandeld en vervoerd: a) dieren van verschillende soorten; Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD Pagina 5 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
b) dieren van beduidend verschillende grootte of leeftijd; c) volwassen fokberen en fokhengsten; d) dieren met en dieren zonder horens; e) geslachtsrijpe mannelijke en vrouwelijke dieren; f) dieren die elkaar vijandig gezind zijn; g) aangebonden en niet aangebonden dieren; a) t/m d) zijn niet van toepassing als de dieren in bij elkaar passende groepen zijn opgefokt of aan elkaar gewend zijn, als de scheiding leed veroorzaakt of als vrouwelijke dieren vergezeld gaan van jongen die van hen afhankelijk zijn. De VWA controleert of wordt voldaan aan de algemene en specifieke voorschriften betreffende de normeringen van de belading. (zie de bijlagen bij deze instructie) Er moet voor voldoende ventilatie gezorgd worden zodat volledig aan de behoeften van de dieren wordt voldaan, m.n. rekening houdend met het aantal en het soort van de te vervoeren dieren en de verwachte weersomstandigheden tijdens het transport. Containers moeten zodanig worden gestuwd dat de ventilatie niet wordt belemmerd. Tijdens het vervoer moeten de dieren met passende tussenpozen gedrenkt en gevoederd worden en de gelegenheid krijgen om te rusten op een wijze die bij hun soort en leeftijd past. Zoogdieren en vogels moeten tenminste om de 24 uur gevoederd en tenminste om de 12 uur gedrenkt worden. Water en voeder moeten van goede kwaliteit zijn en moeten de dieren op zodanige wijze worden aangeboden dat het risico van besmetting tot een minimum beperkt is. De nodige aandacht moet besteed worden aan het feit dat dieren aan de voeder- en drenkmethoden moeten wennen.
4.6 Algemene voorwaarden voor voederen, drenken, transport- en rusttijden Als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen – met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen -, runderen, schapen, geiten en varkens Na de vastgestelde transporttijd (zie bijlage 1 voor specifieke eisen per diersoort) moeten de dieren worden uitgeladen, gevoederd en gedrenkt, en moeten zij een rusttijd van ten minste 24 uur krijgen; Bij een kort transport (< 8 uur) kan de transporttijd van 8 uur niet verlengd worden voor het vervoer van voor de slacht bestemde dieren als dit vervoer plaatsvindt tussen een punt van vertrek en een punt van bestemming die beide gelegen zijn op het eigen grondgebied. Het transport mag alleen langer dan 8 uur duren als hiervoor een vervoermiddel wordt gebruikt dat goedgekeurd is voor lange transporten.
4.6.1
• •
Pluimvee en als landbouwhuisdier gehouden vogels en konijnen Er moet passend voeder en water in voldoende hoeveelheden aanwezig zijn tenzij het transport korter duurt dan: • 12 uur (afgezien van laad- en lostijd); • 24 uur voor kuikens van alle soorten, mits het transport binnen 72 uur na het uitkomen van de kuikens wordt voltooid.
4.6.2
Honden en katten Honden en katten moeten tijdens het vervoer om de 24 uur gevoederd en om de 8 uur gedrenkt worden. Er moeten duidelijke schriftelijk instructies aanwezig zijn betreffende het voederen en drenken.
4.6.3
• •
Overige diersoorten Er moeten schriftelijk instructies betreffende het voederen en drenken aanwezig zijn, rekening houdend met de eventueel vereiste speciale verzorging.
4.6.4
4.7 Oponthoud tijdens het vervoer De bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen om oponthoud tijdens het vervoer en het lijden van dieren te voorkomen of tot een minimum te beperken wanneer onverwachte omstandigheden de toepassing van de verordening verhinderen. Op de overlaadplaatsen, de plaatsen van uitgang en de grensinspectieposten zorgt de bevoegde veterinaire autoriteit ervoor dat er speciale regelingen worden getroffen om voorrang te geven aan dierentransporten. Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 6 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
Partijen dieren mogen tijdens het vervoer niet worden vastgehouden tenzij dat voor het welzijn van de dieren of om redenen van openbare veiligheid strikt noodzakelijk is. Wanneer dieren tijdens het vervoer twee uur moeten worden vastgehouden moet de bevoegde veterinaire autoriteit voor adequate voorzieningen zorgen voor de verzorging van de dieren en zo nodig, voor het vervoederen, drenken, uitladen en onderbrengen van de dieren. 4.8 Documenten Transporten tot 65 km (met uitzondering van transporten punt 1 en 2 onder 4 “werkwijze”) Dieren mogen alleen vervoerd worden als documenten met de volgende gegevens in het voertuig aanwezig zijn: • herkomst van de eigenaar; • plaats van vertrek; • datum en uur van vertrek; • plaats van bestemming; • verwachte duur van het voorgenomen transport.
4.8.1
4.8.2
• • • •
4.8.3
• • • • • •
Transporten vanaf 65 km, korter dan 8 uur documenten genoemd in 4.8.1 vervoerder moet in het bezit zijn van een vergunning volgens art. 10 van de Verordening (zie ook instructie WLZEV008) vervoerder moet kopie van de vergunning aan de VWA kunnen afgeven Getuigschrift van vakbekwaamheid: een wegvoertuig waarmee als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten, varkens of pluimvee worden vervoerd, mag alleen bestuurd of begeleid (verzorger) worden door een persoon die in het bezit is van een origineel getuigschrift van vakbekwaamheid; Transporten langer dan 8 uur documenten genoemd in 4.8.1 vervoerder moet in het bezit zijn van een vergunning volgens art. 11 van de Verordening (zie ook instructie WLZEV008) vervoerder moet kopie van de vergunning aan de VWA kunnen afgeven Vervoerder moet een origineel certificaat van goedkeuring van het vervoermiddel hebben: het vervoermiddel moet geïnspecteerd en goedgekeurd zijn; Journaal bij lange (grensoverschrijdende) transporten van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen – met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen -, runderen, schapen, geiten en varkens tussen de lidstaten en met derde landen (zie ook instructie WLZVL-019); Getuigschrift van vakbekwaamheid: een wegvoertuig waarmee als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten, varkens of pluimvee worden vervoerd, mag alleen bestuurd of begeleid (verzorger) worden door een persoon die in het bezit is van een origineel getuigschrift van vakbekwaamheid;
4.9 Noodmaatregelen Als een bepaling van de Verordening niet wordt nageleefd neemt de VWA de nodige maatregelen om het welzijn van de dieren te beschermen of laat de persoon die verantwoordelijk voor de dieren is, dit doen. De maatregelen mogen geen onnodig of extra dierenleed veroorzaken en moeten in verhouding staan tot de ernst van de risico’s in kwestie. De kosten van de maatregelen kunnen door de VWA worden verhaald. De volgende maatregelen zijn mogelijk: • andere bestuurder of verzorger; • indien nodig voorlopige reparatie van het vervoermiddel; • overladen (gedeelte) van de partij op ander vervoermiddel; • terugzenden van de dieren naar plaats van vertrek langs de kortste weg of voortzetting van de reis naar de plaats van bestemming langs de kortste weg als dit beter is voor het welzijn van de dieren; • uitladen van de dieren en onderbrengen in geschikte huisvesting met adequate verzorging totdat het probleem is opgelost • als het welzijn van de dieren niet is te beschermen moeten de dieren op humane wijze en pijnloos gedood worden. Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 7 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
Als het noodzakelijk is om de dieren in strijd met sommige bepalingen te vervoeren moet de VWA een vergunning voor het vervoer van die dieren afgeven. Deze vergunning mag achteraf worden opgesteld. 5
BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN
•
De vervoerder is ervoor verantwoordelijk dat dieren slechts over de weg worden vervoerd overeenkomstig de in deze instructie genoemde voorschriften. De vervoerder moet een opleiding gevolgd hebben met betrekking tot de voorschriften van bijlagen I en II van de Verordening; De verzorger is rechtstreeks verantwoordelijk voor het welzijn van de dieren en begeleidt (eventueel) de dieren bij het vervoer. De verzorger moet een opleiding gevolgd hebben met betrekking tot de voorschriften van bijlagen I en II van de Verordening; De houder op de plaats van vertrek, overlading of bestemming is verantwoordelijk voor de dieren. De officiële dierenarts is ervoor verantwoordelijk dat, in die gevallen dat de VWA aanwezig is bij de inlading, beoordeeld wordt of de in te laden dieren geschikt kunnen worden geacht voor het beoogde vervoer, en dat erop wordt toegezien dat de veewagen, de inlading van het vee, en de wijze van vervoer in overeenstemming zijn met het in deze instructie gestelde. De officiële dierenarts is bevoegd passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat dieren worden blootgesteld aan letsel of onnodig lijden ten gevolge van het vervoer.
• • •
•
6
TOELICHTING
In deze instructie zijn alle aspecten genoemd die van belang zijn voor het welzijn van dieren voor en tijdens het vervoer. Men dient er wel rekening mee te houden dat naast deze welzijnscontrole ook de R&O van de wagens gecontroleerd moet worden (zie hiervoor instructie R&O-1). Met ingang van 1 oktober 2007 is de keuring van veevervoermiddelen overgedragen aan de RDW (Rijksdienst voor Wegverkeer, contact met de RDW via www.rdw.nl via het e-mail contactformulier). De in artikel 18 van Verordening EU nr. 1/2005 genoemde “certificaten van goedkeuring van het wegvervoermiddel” worden afgegeven door de RDW. Met ingang van 5 januari 2008 zijn de, in artikel 17 lid 2 van verordening 1/2005 genoemde getuigschriften van vakbekwaamheid verplicht gesteld voor bestuurders of verzorgers zoals genoemd onder 4.8.2 en 4.8.3. Deze getuigschriften worden afgegeven door het CCV. De transportverordening schrijft voor dat een tussenstop minimaal 1 uur moet zijn maar, uitsluitend in het belang van de dieren, met maximaal 2 uur kan worden verlengd. De praktijk is echter dat er veelal 8 uur of langer werd gerust omdat dit beter past in het rij- en rusttijden schema van de chauffeur. Dit wordt door de Europese Commissie als onacceptabel beschouwd en heeft geleid tot de voorlopige uitspraak (met verwijzing naar het Europese Hof) dat 8 uur rust niet acceptabel is maar een een totale reistijd (bij runderen) van 31 uur wel (d.w.z. maximaal 3 uur rust). Dit betekent dus in geval van kalveren etc. een maximale reistijd van 9+1+9= 19 + 2 = 21 uur; voor volwassen runderen, schapen en geiten 14+1+14 = 29 + 2 = 31 uur. Dan moeten de dieren aankomen op de plaats van bestemming of op een erkende controlepost. Uitgangspunt bij certificering is dat een exportaanvraag met een geplande stop van langer dan 1 uur niet kan worden gehonoreerd tenzij het lacterende runderen betreft die tijdens het transport gemolken moeten worden. In alle andere gevallen wordt een aanvraag met een geplande 1-uurs-stop gehonoreerd en kan in het belang van de dieren, deze tussenstop met 2 uur kan worden verlengd; dit moet dan wel op afdeling 4 van het journaal worden aangegeven en beargumenteerd; controle hierop vindt achteraf plaats bij het IBD-transport.. Als geen acceptabele reden is voor verlenging van de tussenstop (ook bij stops van >> 3 uur!!) wordt daar als zodanig conform IB01-SPEC17 op gehandhaafd.
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 8 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
BIJLAGE 1 Beladingnormen en extra voorschriften per diersoort De ruimte waarover de dieren beschikken voldoet ten minste aan de volgende minima: ALS LANDBOUWHUISDIER GEHOUDEN EENHOEVIGE DIEREN A. Beladingnormen Categorie volwassen paarden
Oppervlakte in m² per dier 1,75 m² (0,7 x 2,5 m)
jonge paarden, 6-24 maanden, reis < 48 u.
1,2 m² (0,6 x 2 m)
jonge paarden, 6-24 maanden, reis > 48 u
2,4 m² (1,2 x 2 m)
pony’s, < 144 cm
1 m² (0,6 x 1,8 m)
veulens, 0 - 6 maanden
1,4 m² (1 x 1,4 m)
NB : tijdens lange reizen moeten veulens en jonge paarden kunnen gaan liggen. Deze getallen kunnen maximaal 10% variëren voor volwassen paarden en pony’s, en maximaal 20% voor jonge paarden en veulens, afhankelijk niet alleen van het gewicht en de grootte van de paarden, maar ook van hun fysieke conditie, de weersomstandigheden en de vermoedelijke transporttijd. B. Overige voorschriften • Eenhoevigen mogen niet in voertuigen met meerdere laadvloeren vervoerd worden, tenzij de dieren op de onderste laadvloer geladen worden terwijl de hogere laadvloeren leeg blijven. De inwendige hoogte van het compartiment dient tenminste 75 cm hoger te zijn dan de schofthoogte van het grootste dier; • Paarden > 8 maanden dragen gedurende het vervoer een halster, tenzij het om niet-afgerichte paarden gaat; • Elkaar vijandig gezinde dieren worden niet in groepen vervoerd; • Hengsten en merries worden niet gezamenlijk vervoerd; • Hengsten worden gescheiden van elkaar vervoerd; • Niet-afgerichte eenhoevigen mogen niet in groepen van meer dan vier dieren worden vervoerd; • Niet-afgerichte paarden mogen geen lange transporten ondergaan; • Bij lange transporten moeten als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen meer dan vier maanden oud zijn wanneer zij zonder hun moeder vervoerd worden, met uitzondering van geregistreerde eenhoevigen • Bij lange transporten moeten als eenhoevigen in individuele standen worden vervoerd, met uitzondering van merries met hun veulen; C. • • • •
Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede transport- en rusttijden De maximale transporttijd bedraagt 24 uur; Tijdens het transport moeten de dieren om de 8 uur worden gedrenkt en zonodig gevoederd; Niet gespeende veulens op melkvoeding moeten na een transporttijd van 9 uur een voldoende rusttijd van tenminste 1 uur krijgen, waarin zij met name gedrenkt en zo nodig gevoederd worden. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw 9 uur vervoerd worden. In het belang van de dieren kunnen de transporttijden met twee uur worden verlengd, met name gelet op de nabijheid van de plaats van bestemming;
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 9 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
RUNDEREN A. Beladingnormen categorie
gewicht bij benadering (in kg)
oppervlakte in m² per dier
fokkalveren
50
0,30 tot 0,40
middelgrote kalveren
110
0,40 tot 0,70
zware kalveren
200
0,70 tot 0,95
middelgrote runderen
325
0,95 tot 1,30
grote runderen
550
1,30 tot 1,60
> 700
> 1,60
zeer grote runderen
Deze getallen kunnen variëren, afhankelijk niet alleen van het gewicht en de grootte van de dieren, maar ook van hun fysieke conditie, de weersomstandigheden en vermoedelijke transporttijd B. Overige voorschriften • • • • •
Runderen worden niet aan de hoorns of aan neusringen vastgebonden; Volwassen runderen en kalveren worden niet gezamenlijk (d.w.z. in één compartiment) vervoerd; uitz. : koe met zogend kalf Volwassen stieren en koeien worden niet gezamenlijk vervoerd; Bij lange transporten moeten kalveren meer dan veertien dagen oud zijn tenzij zij vergezeld gaan van hun moeder; De vrije ruimte boven de schoft van het hoogste dier dient minimaal 25 cm te bedragen; dit geldt voor slachtrunderen > 1 jaar. Consequentie hiervan is dat verreweg de meeste slachtrunderen niet meer dubbel-laags geladen kunnen worden bij een maximale veewagenhoogte van 4 meter (alleen kleine rassen zouden bij deze norm nog dubbel geladen kunnen worden).
C. Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede transport- en rusttijden • Runderen moeten na een transporttijd van 14 uur een voldoende rusttijd van minimaal 1 en maximaal 3 uur krijgen, waarin zij worden gedrenkt en zo nodig gevoederd. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw 14 uur vervoerd worden. • Kalveren moeten na een transporttijd van 9 uur een voldoende rusttijd van minimaal 1 en maximaal 3 uur krijgen, waarin zij met name gedrenkt en zo nodig gevoederd worden. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw 9 uur vervoerd worden • In het belang van de dieren kunnen de transporttijden met twee uur worden verlengd, met name gelet op de nabijheid van de plaats van bestemming;
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 10 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
SCHAPEN EN GEITEN A. Beladingnormen categorie
gewicht (in kg)
Oppervlakte in m² per dier
geschoren schapen en lammeren van meer dan 26 kg
< 55 0,20 tot 0,30 > 55 > 0,30 niet geschoren schapen < 55 0,30 tot 0,40 > 55 > 0,40 Hoogdrachtige ooien < 55 0,40 tot 0,50 > 55 > 0,50 geiten < 35 0,20 tot 0,30 35 t/m 55 0,30 tot 0,40 > 55 0,40 tot 0,75 Hoogdrachtige geiten < 55 0,40 tot 0,05 > 55 > 0,50 Bovenstaande grondoppervlakte kan variëren naar gelang van het ras, de grootte, fysieke conditie en vachtdikte van de dieren, alsmede van de weersomstandigheden en de transporttijd. Voor kleine lammeren kan bijv. worden volstaan met minder dan 0,2 m² per dier. B. Overige voorschriften • De dieren worden niet aan de hoorns vastgebonden; • Volwassen schapen/geiten en lammeren worden niet gezamenlijk (d.w.z. in één compartiment) vervoerd; uitz. : ooi/geit met zogende lammeren; • Volwassen rammen/bokken en ooien/geiten worden niet gezamenlijk vervoerd; C. Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede transport- en rusttijden • Schapen en geiten moeten na een transporttijd van 14 uur een voldoende rusttijd van ten minste 1 uur krijgen, waarin zij worden gedrenkt en zo nodig gevoederd. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw 14 uur vervoerd worden • Lammeren moeten na een transporttijd van 9 uur een voldoende rusttijd van tenminste 1 uur krijgen, waarin zij met name gedrenkt en zo nodig gevoederd worden. Na deze rusttijd kunnen zij opnieuw 9 uur vervoerd worden • In het belang van de dieren kunnen de transporttijden met twee uur worden verlengd, met name gelet op de nabijheid van de plaats van bestemming ;
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 11 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
VARKENS A. Beladingnormen • • •
Alle varkens moeten ten minste gelijktijdig kunnen gaan liggen en in hun natuurlijke houding kunnen staan. Voor varkens van ongeveer 100 kg mag de beladingdichtheid niet hoger zijn dan 235 kg/m²; Ras, grootte en fysieke conditie van de varkens kunnen een vergroting van deze vereiste minimum grondoppervlakte noodzakelijk maken; deze kan ook maximaal 20% worden vergroot in verband met de weersomstandigheden en de transporttijd
B. Overige voorschriften • Volwassen zeugen of beren worden niet gezamenlijk (d.w.z. in één compartiment) met biggen vervoerd; uitz. : zeug met zogende biggen; • volwassen zeugen en beren worden niet gezamenlijk vervoerd; • volwassen beren worden gescheiden van elkaar vervoerd. • Bij lange transporten moeten biggen meer dan 10 kg zwaar zijn tenzij zij van hun moeder vergezeld gaan C. • • •
Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede transport- en rusttijden De maximale transporttijd bedraagt 24 uur. Tijdens het transport moeten de dieren voortdurend toegang hebben tot water In het belang van de dieren kunnen de transporttijden met twee uur worden verlengd, met name gelet op de nabijheid van de plaats van bestemming;
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 12 van 13
Wegvervoer van gewervelde dieren WLZVL-026 Versie: 1.0.5
31 mei 2011
PLUIMVEE A. Beladingnormen Beladingdichtheid voor het vervoer van pluimvee in containers De minimumvloeroppervlaktes worden als volgt vastgesteld: Categorie Eendagskuikens Pluimvee, behalve eendagskuikens: gewicht in kg < 1,6 1,6 tot < 3 3 tot < 5 >5
Oppervlakte in cm² 21 – 25 per kuiken Oppervlakte in cm² per kg 180 – 200 160 115 105
Deze getallen kunnen variëren, afhankelijk niet alleen van het gewicht en de grootte van de dieren, maar ook van hun fysieke conditie, de weersomstandigheden en de vermoedelijke transporttijd. C. Tussenpozen voor het drenken en het voederen, alsmede transport- en rusttijden Er moet passend voeder en water in voldoende hoeveelheden aanwezig zijn tenzij het transport korter duurt dan: • 12 uur (afgezien van laad- en lostijd)*; • 24 uur voor kuikens van alle soorten, mits het transport binnen 72 uur na het uitkomen van de kuikens wordt voltooid Indien pluimvee wordt vervoerd naar bestemmingen die niet binnen 12 uur bereikbaar zijn dient het transportmiddel daarvoor door de RDW te zijn goedgekeurd; op het certificaat van goedkeuring staat vermeld dat het transportmiddel geschikt is voor vervoer langer dan 12 uur. Dit betekent dat in het voertuig geschikte voeder- en drinkvoorzieningen aanwezig zijn.
Bron: VWA, afdeling TVE, team DLD
Pagina 13 van 13