Wat is de bijdrage van de Pensioenfederatie aan de pensioendialoog? Daarover kan ik kort zijn: we hebben als Pensioenfederatie nog geen visie-document uitgebracht. We hebben gehoor gegeven aan het verzoek van sociale partners om het SER-traject niet te verstoren (en bovendien: het is soms handig om de laatste te zijn, want dan lig je uiteindelijk bovenop de stapel). De SER heeft een gedegen advies uitgebracht, gebaseerd op een brede oriëntatie vooraf waarbij ook is gesproken met vertegenwoordigers van jongeren, ouderen en zzp’ers. Omdat we onze eigen inbreng voor de nationale pensioendialoog nog niet hebben geleverd, volsta ik nu met het benoemen van de onderwerpen die momenteel binnen de Pensioenfederatie in bespreking zijn en de vragen die daarbij spelen. Daar waar toepasselijk maak ik een verwijzing naar het SER-advies. Mocht u in mijn verhaal iets horen waarvan u denkt “wat zegt hij nou !?” dan is dat per definitie een uiting op persoonlijke titel en niet de weergave van het standpunt daarover van de Pensioenfederatie.
Kernvraag: is er een probleem? En als er een probleem is, ligt dat dan aan het stelsel of aan de regelgeving rond het stelsel? In welke mate laten we ons leiden door de waan van de dag? Zouden we nu ook een toekomstdiscussie hebben als de rekenrente de afgelopen jaren tussen de 3 en de 4 procent had gelegen? Het zijn valide vragen. In mijn ogen geeft het SER-advies aan dat er meer is dan de waan van de dag. De SER geeft aan dat er structureel een grotere afhankelijkheid van de rendementen is ontstaan als gevolg van de vergrijzing. De premie werkt vrijwel niet meer als sturingsinstrument en de mogelijkheden om risico’s te delen over de generaties nemen af. De SER geeft ook aan dat we nog steeds te maken hebben met een spagaat tussen nominale zekerheidsmaatstaf en het streven naar indexatie. Tot slot laat
de SER zien dat de complexiteit en het gebrek aan transparantie over risicodeling leiden tot wantrouwen over het stelsel. Het zal mij niet verbazen als straks blijkt dat de Pensioenfederatie deze analyse van de SER goeddeels onderschrijft.
Wat zijn de discussiepunten voor verbetering van het stelsel? De SER beschrijft 4 varianten, gericht op een beter perspectief voor het pensioenstelsel voor de middellange termijn. Daarbij krijgt één variant het predicaat ‘interessant maar onbekend’. De Pensioenfederatie bepleit al langere tijd een wettelijk kader dat sociale partnerts en beroepsgenoten in staat stelt om moderne en innovatieve pensioenovereenkomsten af te sluiten. Het huidige wettelijk kader belemmert dat. We zien dus graag dat er wordt doorgepakt en wordt geïnvesteerd in de studie naar premieovereenkomsten met collectieve elementen en risicodeling. Daarbij zijn twee zaken van groot belang: -
Het gaat om het uitbreiden van de mogelijkheden. Dus een oproep voor een dergelijke studie betekent niet een afscheid van bestaande opties als de uitkeringsovereenkomst of premie- en kapitaalovereenkomst zoals we die nu al kennen.
-
Het definiëren van A: waar staan we nu, en B: wat moet het worden, is relatief simpel. De echte uitdaging is hoe je van A naar B komt. De pensioenfondsen zijn bij uitstek de hoeders van de opgebouwde aanspraken en kapitalen. Voor ons is het dan ook vrij helder: zolang er geen oplossing is voor de transitieproblematiek is er domweg geen oplossing.
Het APF Het SER-advies besteedt weinig woorden aan de institutionele vormgeving van het verbeterde pensioenstelsel. Voor ons is dit echter een cruciaal punt. De Pensioenfederatie wil dat ook in de nabije toekomst sociale partners, beroepsgenoten en ondernemingen de ruimte hebben om zelf te bepalen met wie ze de collectiviteit vormen waarbinnen de pensioenovereenkomst wordt uitgevoerd en wat de mate van risicodeling binnen die collectiviteit is. Dat zelf bepalen staat onder druk omdat steeds meer pensioenfondsen zich genoodzaakt zien om te liquideren terwijl ze geen goede alternatieven hebben om hun collectief onder te brengen. Het Algemeen Pensioenfonds is daarom hard nodig. Het APF
is ook nodig voor verplichtgestelde fondsen. Voor de Pensioenfederatie staan nut en noodzaak van de verplichtstelling als een paal boven water. Ook verplichtgestelde pensioenfondsen moeten de ruimte krijgen om de door hun gewenste consolidatieslag te kunnen maken.
Maatwerk en keuzevrijheid Ik wil de SER complimenteren voor de goede beschrijving van het verschil tussen maatwerk en het bieden van keuzevrijheid. Maatwerk, zo stelt de SER terecht, is wenselijk en goed toepasbaar bij een collectief. Bij keuzevrijheid kan spanning ontstaan met doelen als risicodeling en collectiviteit. Dezer dagen komt ook Wijzer in Geldzaken met eigen inbreng voor de Pensioendialoog. In dat advies staan lezenswaardige zaken over keuzevrijheid en de mate waarin mensen daar verstandig mee omgaan. Iedereen wil keuzevrijheid maar slechts weinigen zijn in staat om verstandige keuzes te maken. We kunnen wellicht wat meer maatwerk bij de huidige pensioenregelingen introduceren. Overigens zijn er al veel keuzemogelijkheden binnen de bestaande pensioenregelingen. Denk aan het vervroegen of verlaten van pensioen, het omzetten van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen of andersom en hoog- laagconstructies.
Fiscaal De SER heeft zijn vingers niet gebrand aan het onderwerp fiscaliteit en pensioen. Toch zal de Raad bij de verdere verkenning van de variant van het persoonlijk pensioenvermogen onherroepelijk tegen de fiscaliteit aanlopen. Als wordt gekeken naar verbeteringen van het pensioenstelsel dan kunnen de fiscale elementen niet worden genegeerd.
De zzp’er Uit het SER-advies blijkt dat de Raad worstelt met het vraagstuk van de zzp’er en pensioen. Uiteindelijk stelt de SER vast dat dé zzp’er niet bestaat en dat de IBO studie naar de positie van de zzp’er in de nabije toekomst hopelijk meer helderheid brengt. Toch wringt het verhaal van de SER. Immers, één van de argumenten van de SER om de doorsneepremie af te schaffen is de positie van de zzp’er. Maar als die zzp’er verplicht moet deelnemen in de tweede pijler dan komt dat argument te vervallen.
De SER maakt zich zorgen over de geringe pensioenopbouw van groepen zzp’ers. Dat is mooi, maar tegelijkertijd wordt op bladzijde 20 van het SER-advies vrij achteloos opgeschreven dat vrouwen een aanmerkelijk slechtere pensioenpositie hebben dan mannen. Dat is kennelijk geen reden tot zorg bij de SER. Ik mis bij het zzp-hoofdstuk een dimensie. Namelijk wat de gevolgen zijn van het toenemende aantal zzp’ers in bepaalde bedrijfstakken voor de pensioenen van de werknemers in diezelfde sector. Als in een bedrijfstak een steeds grotere groep ondernemers z’n diensten goedkoper kan aanbieden omdat er geen sprake is van een pensioenlast, dan zet dat grote druk op de ondernemers die verplicht zijn om pensioenpremie af te dragen voor hun werknemers. Deze oneerlijke concurrentie kan ertoe leiden dat uiteindelijk de ondernemingen die wel pensioenpremie afdragen, het loodje leggen. Kortom, het zzp-vraagstuk vergt niet alleen een benadering vanuit de optiek van de zzp’er.
De doorsneepremie Alleen al hierover is gemakkelijk een uur vol te praten. De discussie over het onderwerp neemt groteske vormen aan en het debat wordt in mijn beleving met weinig argumenten en veel ideologie gevoerd. Waar de SER in de analyse van de mogelijke nieuwe vormen van een pensioenovereenkomst nog keurig alle pro’s en contra’s afweegt, wordt bij de doorsneepremie volstaan met het opsommen van de redenen waarom die moet worden afgeschaft. Iedere passage uit het SER-advies die over de doorsneepremie gaat, roept vragen op. Laat ik volstaan met een paar van de vragen met u te delen die bij mij opkwamen. De SER geeft vier argumenten waarom de doorsneepremie moet worden afgeschaft. Bij ieder argument een vraag. -
Afschaffen vanwege zzp’ers. Kan dat ook niet worden opgelost door de zpp’ers binnen de tweede pijler te houden?
-
Afschaffen vanwege gebrek aan transparantie. Paul de Beer heeft daar onlangs in het FD al vraagtekens bij gezet. Wat is er niet transparant aan het gegeven dat iedereen ongeacht leeftijd, gezondheid of geslacht een zelfde bijdrage betaalt voor een gelijke aanspraak?
-
Afschaffen om het stelsel aantrekkelijk te maken voor jongeren en herverdeling tussen hoog en minder hoog opgeleid tegen te gaan. Waar is het sociologisch onderzoek waaruit blijkt dat jongeren tegen de doorsneepremie zijn? Ik ken wel een studie van PFZW waaruit het tegendeel blijkt. Is het niet mogelijk om met behulp van maatwerk (meer homogene
groepen) de herverdeling tussen hoog en minder hoog opgeleid tegen te gaan? -
Afschaffen maakt het makkelijker om meer keuzemogelijkheden in te voeren. Is dat eigenlijk niet hetzelfde als afschaffen van risicodeling en collectiviteit om meer keuzemogelijkheden in te voeren?
Afschaffen, zo stelt de SER, verhoogt de prikkel voor jongeren om te gaan werken en vermindert de prikkel voor ouderen om te gaan werken. Is dat we nu nodig hebben? Hebben ouderen een te grote prikkel om te gaan werken en jongeren nu een te geringe prikkel? Afschaffing van de doorsneepremie kost de samenleving 100 miljard euro. Is het probleem echt zo groot dat het die prijs waard is? De doorsneepremie is alleen verplicht voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Als die doorsneepremie echt zo’n verschrikking is waarom hanteren dan zoveel andere fondsen op vrijwillige basis een doorsneepremie? Hoe gaan we in een stelsel zonder doorsneepremie de gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen, gezond en ongezond en jong en oud vormgeven? Ik heb nog veel meer vragen maar ik moet afsluiten. Ik wil nog wel een voorspelling doen. Straks na afloop van deze bijeenkomst komen er mensen naar me toe. Vooral degenen die besloten hebben dat de doorsneepremie het grootste kwaad van deze tijd is. En nu moet u niet denken dat ze me de antwoorden zullen geven op de vragen die ik zojuist heb gesteld. Dat is niet mijn ervaring. Ze zullen zeggen dat ik zo defensief ben. Daarom nu alvast: ik heb geen mening over het afschaffen of handhaven van de doorsneepremie. Ik heb in de memorie van toelichting van de wet BPF 2000 gelezen waarom het Kabinet het nodig vond om de doorsneepremie wettelijk vast te leggen. Ik heb vele vragen over het waarom van dat afschaffen, en ik ben uiterst nieuwsgierig naar de antwoorden op die vragen. Laten we ernaar streven om de argumenten van economen, juristen, sociologen en iedereen die aan het debat mee wil doen goed te willen horen en goed te willen wegen. Alleen dan krijgen we een uitkomst die kan rekenen op breed draagvlak. Wat die uitkomst ook moge zijn. Ik dank u voor uw aandacht.