Waarom laat God het lijden toe? Voor een gelovige, ik zeg het maar eerlijk, is dit de moeilijkste vraag die je kunt krijgen. Je kunt er namelijk nooit een goed antwoord op geven. Mensen die de vraag stellen, zijn vaak een beetje boos. Begrijpelijk genoeg. Maar wanneer je probeert een antwoord te geven, worden zij opnieuw boos. Ook dat is begrijpelijk. Als je echt tot je door laat dringen wat voor afschuwelijke dingen er gebeuren om ons heen, verbleekt elk antwoord. Het is bijna ongevoelig om antwoorden te geven op zulke vragen. Elk antwoord klinkt goedkoop, oppervlakkig, schouderophalend, het kwaad vergoelijkend enzovoort. Aan de andere kant: geen antwoord geven, stelt de meeste mensen ook niet echt tevreden. Op een bepaalde manier ben ik altijd wat verbaasd als iemand die niet in God gelooft me vraagt: ‘Waarom laat God al dat leed toe?’. Wie ben ik, tenslotte, om dat te weten? De vraag is logisch en ik heb hem zelf ook. Ik weet dat het geloof in God talloze mensen de kracht heeft gegeven om iets te doen aan het lijden. Maar als christen heb ik geen speciale toegang tot kennis die anderen niet hebben. Ik geloof in God, dat Hij almachtig is en goed, maar Hij heeft mij geen inzage gegeven in de redenen waarom Hij dingen doet of nalaat. In die zin sta ik samen met mijn niet-gelovige medemensen voor dezelfde vraag. Wij worden samen getroffen en gewond door het leed dat wij zien en het leed dat ons soms zelf treft. En wij stellen vaak dezelfde vragen: waarom? hoe lang nog? En dergelijke. Waarom geloof ik dan toch in God? Een simpel en rationieel antwoord kan zijn: hoe erg het leed op aarde ook is, het zegt niets over de vraag of er een God is. Talloze culturen op aarde, van wie velen erger lijden dan de meeste mensen in het westen, geloven in God of in goden. Zij zeggen bijvoorbeeld dat de goden boos zijn, of dat God mensen wakker wil schudden niet te gehecht te raken aan deze aarde, of dat God onbegrijpelijk is en doet wat hij wil. Ik noem maar wat. Het punt is: het lijden zegt niets over het al dan niet bestaan van een god. Het zegt misschien iets over de aard van die god. Misschien is god wel gemeen. Anderzijds: deze god heeft dan blijkbaar ook allerlei moois gemaakt, dus hij is misschien ambivalent. Misschien is zijn morele besef wel heel anders dan dat van ons. Misschien zijn er meer goden, waarvan sommigen ellende op ons afsturen en anderen voorspoed. Misschien is God wel ten diepste onbegrijpelijk. Misschien is dat wat wij kwaad noemen, op een ander kosmisch niveau wel goed. Als we dit onder ogen zien, zien we ook waarom de vraag hoe lijden te combineren is met het geloof in God een vraag is die vooral een rol speelt in een cultuur die door het christendom is gestempeld. De meeste slachtoffers van de tsunami in Azië hebben de vraag niet gesteld of er wel een God kan bestaan, nu dit hen overkomen was. De westerse toeristen die eronder leden en de mensen die in Amerika en Europa naar hun tv-schermen keken, stelden deze vraag wel. Het is het geloof in de christelijke God dat problemen oplevert. Nader bepaald: het geloof in een God die goed en almachtig is en van wie wordt gezegd dat Hij tot op zekere hoogte kenbaar is. Waarom geloof ik in die God? Ik kan daarvoor redenen geven die heel persoonlijk zijn, maar het probleem daarvan is dat ze een ander niets hoeven te zeggen. Zo heb ik zelf ooit meegemaakt dat iemand door een droom precies naar een plaats werd geleid die ze niet kende. In haar droom werd haar geopenbaard dat daar mensen bij elkaar zouden zijn die uit de bijbel lazen en baden. Die mensen zouden haar verder kunnen helpen met de zoektocht waarmee ze bezig was. Dit bleek allemaal te kloppen: ikzelf was één van die mensen en ik kan iedereen verzekeren dat wij, ondanks ons geloof in God, behoorlijk verbaasd waren toen wij haar zagen binnenkomen en toen zij haar verhaal begon af te steken. 1
Maar zoals ik zei, dit hoeft een ander niets te zeggen. Elk persoonlijk, dramatisch, miraculeus verhaal laat een andere uitleg toe voor wie het anders wil zien. Voor mij was het een teken dat God bestaat, voor een ander brengt het misschien alleen maar verwarring: ‘Waarom geeft God zo’n teken uitgerekend aan mensen die al in hem geloven en niet aan mij?’. Natuurlijk kan ik ook zeggen dat geloof begint met vertrouwen geven en dat bevestiging achteraf volgt. Eerlijk gezegd geloof ik daar heilig in. Overgave laat een deur opengaan en wie daardoorheen gaat, ziet de werkelijkheid in een ander licht. Ook dat ervaar ik, niet elke dag, maar toch wel geregeld. Maar ja, iemand die zijn hersens pijnigt over de vraag waarom God (als er een God is) een tsunami niet tegenhoudt, heeft daar ook niet zoveel aan, vrees ik. Dus ook al moet ik eerlijk zeggen dat mijn diepste redenen hierboven staan, ik wil toch proberen er iets meer van te zeggen. Daarbij zal ik argumenten gebruiken die hopelijk ook door niet-gelovigen gedeeld kunnen worden. Waarom laat God het lijden toe? Die vraag veronderstelt nogal wat. Stel dat God al het lijden in de wereld inderdaad kon verhinderen. Dan zou Hij toch wel enorm machtig zijn. Vele malen machtiger dan alle mensen, wereldrijken, machthebbers, organisaties bij elkaar. Maar als Hij zo machtig zou zijn, zou het dan kunnen dat Hij te groot is voor ons verstand? Met andere woorden: wie zo’n vraag stelt, veronderstelt blijkbaar dat God zo groot is dat het antwoord op de vraag weleens onbegrijpelijk voor ons zou kunnen zijn. Goed, laten we proberen het eens van een andere kant te benaderen. Wanneer zou je niet meer vragen: ‘God, waarom laat u dit toe?’. Met andere woorden: wanneer zou je tevreden zijn met de verzekering dat God goed is en toch almachtig? Ik probeer die vraag te beantwoorden met een ietwat bizar gedachtenexperiment. Stel je voor dat God zou besluiten van onze wereld een utopia te maken, waarin mensen nooit meer hoefden te vragen waarom Hij lijden toelaat. Wat zou Hij kunnen doen om mensen tevreden te laten zijn met Hem? Zijn eerste stap zou kunnen zijn om te voorkomen dat natuurrampen, zoals de tsunami, zouden gebeuren. Aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en cyclonen zouden verleden tijd zijn. Maar Hij zou verder moeten gaan: ook herinneringen aan natuurrampen en angst voor toekomstige natuurrampen zouden moeten verdwijnen. Immers, herinneringen aan zoiets verschrikkelijks kunnen het leven voor de een veel moeilijker maken dan voor de ander. Hetzelfde geldt voor angst. Mensen kunnen dan blijven vragen: ‘God, waarom moet ik altijd in angst leven en kan een ander gerust zijn?’. Kortom, in dit utopia bestaan geen natuurrampen, zij zijn volkomen gewist uit ieders geheugen of voorstellingsvermogen. Zouden mensen nu niet langer vragen waarom God het lijden toelaat? Nee, want er is nog steeds heel veel leed over. Neem het leed dat mensen elkaar aandoen. Concentratiekampen, opzettelijke verminkingen, martelingen, verkrachtingen, wreedheden waarbij je je geen voorstelling kunt maken. Een gelovige kan natuurlijk wel zeggen dat mensen dit doen, maar terecht kan iemand vragen: ‘Ja, maar waarom houdt God die mensen niet tegen?’. Dus als we die vraag niet meer willen horen in ons utopia, zal God alle leed dat mensen elkaar aandoen moeten verwijderen. Deze wereld zal absoluut vrij moeten zijn van criminaliteit, oorlog, uitbuiting, auto-ongelukken, ongelijkheid, onderdrukking, racisme, haat en geweld. En ook hier geldt: zelfs de herinnering aan en de angst voor dergelijke zaken moet verdwenen zijn, willen mensen echt gelijk zijn in hun geluk. Dit betekent, tussen haakjes, ook dat enorm veel films, boeken, computerspelletjes, spelletjesshows en loterijen (immers, sommigen winnen en anderen niet), kranten en internetsites verdwenen zullen zijn alsof ze er nooit zijn geweest. Het is moeilijk je zo’n wereld voor te stellen, vanuit onze wereld, maar om het gedachtenexperiment vol te houden, moeten we het
2
toch proberen. In dit utopia zullen er alleen romantische comedy’s op tv zijn met Julia Roberts. Maar ook die comedy’s zullen niet erg spannend zijn, want er is geen enkele kans dat de twee geliefden elkaar niet zullen krijgen. Dat zou immers verdriet veroorzaken. Vermoedelijk zullen dus alle kanalen overal ter wereld 24 uur per etmaal de Teletubbies uitzenden. We hebben nu een wereld waarin bijna geen leed meer over is. Bijna, want er worden nog mismaakte kinderen geboren en mensen kunnen ziek worden. Laten we ook de psychische ellende niet vergeten. Ook dit verhindert God: alleen volmaakt gezonde kinderen komen ter wereld en niemand wordt ziek. Depressies en dergelijke zijn er nooit geweest. Opnieuw: zelfs de gedachte dat mensen ziek zouden kunnen worden, is verdwenen van deze wereld. Het woord ‘ziek’ bestaat niet meer. Er is geen angst voor ziekte, er zijn geen gevolgen van ziekte en er is geen herinnering aan ziekte. Niet iedereen is er even gevoelig voor, maar er zijn heel wat mensen die God ter verantwoording roepen om wat er gebeurt in de niet-menselijke wereld. Wie ooit heeft gezien hoe de larve van een sluipwesp een rups van binnenuit opvreet, kan ernstige twijfels krijgen bij het Godsbestuur. Wil God dat voorkomen, dan zal Hij moeten zorgen dat ook de dierenwereld geen enkele vorm van leed kent. Leeuwen zullen stro eten als koeien en slangen zullen niet langer bijten. En uiteraard worden alle mensen vegetariërs. Dan krijg je kiespijn. Het is moeilijk denkbaar hoe je kiespijn zult ervaren in een wereld, waarin dit het allerergste is wat je kunt ervaren. Ik denk, eerlijk gezegd, dat je het een ramp zult vinden. Want wat is de reden dat wij in onze wereld onze schouders ophalen over ‘een beetje kiespijn’? Heel simpel: wij weten dat wij niet moeten mopperen; anderen hebben het veel moeilijker. Pas als het echt ondraaglijk wordt, zullen we misschien gaan klagen, maar zelfs dan ken ik weinig mensen die zeggen: ‘Ik kan niet in een God geloven, die kiespijn toelaat’. Overigens, bedenk ik me, is dit misschien een effect van dergelijke grote rampen of het grote leed dat mensen in onze omgeving kan overkomen: dat zij ons verhinderen om ons teveel met onszelf en ons miezerige leed bezig te houden? Verhinderen zij dat ons egoïsme te sterk wordt? Hoe anders is dat in ons utopia! De vraag waarom God het lijden toelaat, is niet verdwenen. Hij is alleen verschoven. ‘Het’ lijden, daarvan is de hoogste graad nu kiespijn. Dit klinkt misschien belachelijk, maar dat is het alleen omdat wij in een heel andere wereld leven. Probeer je voor te stellen dat kiespijn werkelijk het ergste is dat je kan overkomen. Probeer je voor te stellen dat je werkelijk geen idee hebt van iets ergers dat ook had kunnen gebeuren en dat je helpt dit te accepteren. Misschien helpt het om de ervaringen van verplegend personeel erbij te betrekken. Die kunnen je vertellen dat de mensen die het hardste klagen meestal diegenen zijn die nooit wat hebben gehad in hun leven. Zoals de man van 76 van wie ik laatst hoorde. Hij, noch zijn vrouw waren ooit een dag ziek geweest in hun leven. Nu had zijn vrouw reuma gekregen en hij zei bitter: ‘God laat me mooi in de steek’. Je bent dus in utopia en je kiespijn houdt aan. Je vraagt je af: ‘Waarom krijg ik kiespijn en een ander niet?’. Je raadpleegt een tandarts (andere artsen zijn niet nodig in utopia en ze bestaan dan ook niet). Vervolgens spreek je een predikant. Deze raadpleegt dikke boeken in zijn theologische boekenkast. De titels zijn: ‘Wat als kiespijn goede mensen treft?’, ‘Het mysterie van de tandpijn’, ‘Kiespijn… hoe lang nog?’ en dergelijke. Hij probeert je uit te leggen dat kiespijn geen zin heeft, maar dat het misschien toch een goede uitwerking kan hebben in je leven. Je vindt het maar een slappe verklaring. Eigenlijk wil je geen verklaringen horen; je bent boos. Woedend ben je op God, dat andere mensen gewoon pijnloos door het leven kunnen gaan, terwijl jij ligt te kronkelen van de kiespijn.
3
Wil God voorkomen dat mensen Hem ter verantwoording roepen, dan kan Hij twee dingen doen. Hij kan mensen herinneringen en beelden geven van dingen die veel erger zijn dan kiespijn. Dan zullen ze daarover niet meer klagen, maar in plaats daarvan medelijden en barmhartigheid beoefenen. Alleen, als deze herinneringen en beelden realiteitswaarde moeten hebben, zal God ook echt zulke erge dingen moeten toelaten. En dan zijn we weer terug bij af. Kortom, God zal ook kiespijn moeten uitbannen. Misschien zeg je: ‘Dat is onzin. Ik zou al heel tevreden zijn als God dergelijke rampen met de helft verminderde, of ervoor zorgde dat mensen elkaar nog maar heel zelden kwaad aandoen. God hoeft geen utopia te maken; het zou al helpen als de wereld een betere plaats werd’. Jij zou dan wellicht tevreden zijn, maar het probleem is natuurlijk dat er dan nog altijd mensen zullen zijn die getroffen worden door leed. En zij zullen het uitroepen naar de hemel. Dus de reden om niet in God te geloven vanwege het leed dat Hij toelaat, blijft. Er zit daarom niets anders op, dan dat ook kiespijn naar de vergetelheid verdwijnt. Wat is er dan nog over? Nu, mensen sterven nog. Laten we ervan uitgaan dat mensen alleen maar sterven op hoge ouderdom. Maar niet door ziekte, want mensen in utopia worden niet ziek. God moet ook oppassen dat mensen niet op verschillende leeftijden sterven. In een wereld waarin vrijwel geen leed meer voorkomt, kan zelfs het verschil van een paar jaar al scheve ogen geven. Waarom moet ik al sterven, terwijl een ander nog een tijdje hier mag zijn? Bovendien heeft niemand in utopia psychisch te lijden. Dit is een probleem: kerngezonde mensen, zonder ouderdomsdepressies of hardhorendheid, die niettemin toch een keer moeten sterven. Hoe kan God dit regelen, zonder scheve ogen te veroorzaken? Dit lijkt onoplosbaar. Zelfs wanneer God mensen allemaal op exact dezelfde leeftijd in een oogwenk zou laten sterven, zouden de nabestaanden verdriet kunnen ervaren of in elk geval negatieve emoties. Bovendien zou iedereen door naar anderen te kijken precies weten wanneer hij of zij zelf zou sterven en wanneer er dus een eind aan zijn of haar prettige leven zou komen. Ook dit verhoogt de levensvreugde niet. Er lijkt dus weinig anders op te zitten dan dat er in utopia geen mensen sterven. God moet eeuwig leven geven aan allen. Het probleem dat er wel kinderen geboren worden en er niemand sterft, levert in utopia echter wel beheersproblemen op. We wilden immers ook de niet-menselijke wereld zonder leed zien en zeldzame vlinders zijn doorgaans niet blij met onze bevolkingsgroei. God kan dit oplossen door geen kinderen geboren te laten worden, maar daarmee zou Hij veel mensen vreugde ontnemen. Een lastige kwestie dus, die wij nu niet gaan oplossen. Is nu werkelijk elke reden verdwenen om God iets te verwijten? Opnieuw vraag ik je dit niet te bekijken vanuit de wereld waarin je nu zit. Het gaat erom hoe de burgers van ons utopia zouden reageren. Ik denk dat zij nog steeds een reden zouden kunnen vinden voor hun vraag. Immers, zij zijn er zelf nog en mensen zijn niet volmaakt. Er is nog altijd het leed dat wij elkaar en onszelf aandoen door ons egoïsme, manipulatie en bedilzucht. Laten we ervan uitgaan dat alle echt onverantwoordelijke en slechte mensen al eerder zijn verdwenen en uit ons geheugen gewist, toen God misdaad en oorlog opruimde. Dan blijven wij, gewone en goedbedoelende mensen over. In een wereld waarin er niets anders is om je druk over te maken, zou je kunnen vragen: ‘Waarom laat God toe dat mijn vrouw al een week niet met me praat?’, ‘Hoe kan er een God bestaan als mijn zoon mij voorliegt?’. Iemand die wat kritischer is op zichzelf, zegt misschien: ‘God, waarom veroorzaak ik zo vaak misverstanden om me heen?’ of ‘Waarom ben ik zo kritisch op mezelf?’. En dit soort problemen krijgen onmetelijke proporties, als je jezelf niet meer kunt voorhouden dat je toch echt geen Marc Dutroux of Idi Amin bent. Met andere woorden, je hebt geen mogelijkheid meer om jezelf gunstig te vergelijken en dus jezelf te rechtvaardigen. Dit is alles wat er overgebleven is: het egoïsme
4
van anderen en dat van jezelf. Wil je dat God echt niets meer te verwijten valt, dan zal Hij dat dus ook moeten opruimen. Er moet geen enkele kans zijn dat wij onszelf of anderen ook maar het geringste kwaad aandoen. Sterker nog, zulk kwaad moet zelfs niet bestaan; het moet ondenkbaar zijn. Ten slotte blijft er nog één probleem over: verveling. Als er niets meer is om bang voor te zijn, je over op te winden, boos om te worden, onder te lijden, zal dan het leven niet ondraaglijk saai zijn? Hebben wij die spanning niet nodig? Is het geen onderdeel van ons geluk dat we weten dat het ook heel anders had kunnen zijn? Met andere woorden: als God echt elke reden om Hem iets te verwijten zou verwijderen, zou Hij dan ons leven niet pas echt tot een steriele hel maken? Kortom, wat kan God doen om dit leven kleur en vreugde te geven? Ik denk dat God dit op twee manieren kan oplossen. Allereerst zal Hij ons moeten maken tot volmaakte mensen, die er alleen maar op uit zijn om goed te doen en te dienen. Juist het dienen en helpen van anderen moet ons hoogste geluk zijn, een bron van voortdurende vreugde. Wij zullen heiligen moeten zijn: mensen die volmaakt geïnteresseerd zijn in elkaars leven en oprecht genieten van alles wat ze zien. Mensen die diep respect hebben voor elkaar en alles doen om elkaars blijdschap te verhogen. Dit alles zou moeten plaatsvinden temidden van een niet-menselijke natuur die eveneens dezelfde geest ademt. Die natuur moet schitterend zijn en boeiend. Op zichzelf zou dit genoeg kunnen zijn, maar wat is vreugde zonder gezonde spanning? God kan de vreugde nog verhogen door zichzelf aan te bieden. Als het enigszins waar is wat er over God gezegd wordt in de bijbel, dan moet het aanschouwen van God een fantastisch iets zijn. Het geeft juist die opwinding en tegelijk blijdschap die het leven in dit utopia tot een spannend avontuur kan maken. ‘Ik heb God gezien en leef!’ (Genesis 32:20). ‘He is not safe. But He is good’. In zo’n wereld is God gerechtvaardigd. Maar, zoals je ziet, voordat dit kan gebeuren, moeten wij gerechtvaardigd zijn. Einde van ons gedachtenexperiment. Misschien helpt het je om een aantal antwoorden die de bijbel geeft te begrijpen. Er is maar één manier waarop God onze vraag ‘Waarom laat U het lijden toe?’ zou kunnen wegnemen: door alle kwaad in de wereld en in ons te verwijderen. Met andere woorden: het lijden en kwaad in de wereld is niet los verkrijgbaar; het hangt op een bepaalde manier met elkaar samen. Zolang het kwaad in onszelf is, ook al is het maar een miniem restje, zullen wij blijven vragen ‘Waarom laat U dit toe?’. Want ook dit kwaad veroorzaakt lijden, ook al is het misschien maar een druppeltje op wereldschaal. En dat zien we des te beter wanneer alle andere druppeltjes, emmers en zeeën van leed zijn weggenomen. Ons gedachtenexperiment laat hopelijk ook zien hoe wijd vertakt het probleem van het kwaad is. Het is niet te isoleren tot een natuurramp hier en een kinderverkrachter daar. Het is alomtegenwoordig. Het probleem van het kwaad vraagt dus om een totaalaanpak. Daarom schiet het te kort wanneer we zeggen: ‘Laat God hier en daar eens wat oplossen’. Laat ik proberen dit te verduidelijken met een beeld. Als iemand een totaal verkankerd orgaan heeft, kan hij de dokter vragen om de pijn te bestrijden. De dokter zal echter zeggen: ‘Er is maar één mogelijkheid; dit hele orgaan moet vervangen worden’. Dit is exact de benadering die God heeft beloofd in de bijbel. Hij belooft een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13). Dat is dus geen gerepareerde aarde: het kwaad zit te diep. De vraag is dan: waarom wacht God met deze nieuwe hemel en nieuwe aarde? Als je het voorgaande acceptabel vindt, begrijp je misschien waarom God jouw boosheid en
5
radeloosheid maar op één manier kan wegnemen: door niet alleen de wereld, maar ook jou te veranderen. En Hij zal het allebei moeten doen, wil Hij zichzelf in onze ogen rechtvaardigen. Het zal niet helpen wanneer Hij geen tsunami’s laat komen en alle oorlogen verhindert, want onze vraag schuift dan gewoon op naar een volgend front. Hoe kan Hij jou veranderen? Niet zonder dat jij het wil, dat is het punt. Als je God vraagt waarop Hij nog wacht, zegt Hij waarschijnlijk: ‘Onder andere op jou’. In 2 Petrus 3:9 zegt de bijbel dat God wacht met de belofte van zijn herstel, omdat Hij niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen. Dat laatste is misschien het moeilijkst te verwerken. In Gods wereld is geen plaats voor mensen die zich niet laten veranderen. Het zou dan namelijk geen plaats zonder kwaad zijn. Mensen hoeven zich niet te laten veranderen, als zij dat niet willen, maar dan kan God hen niet gebruiken. En, hoe moeilijk dat voor ons misschien te begrijpen is, God vindt dat blijkbaar zo erg dat Hij nog wacht. Je zou kunnen zeggen dat God enerzijds niets liever wil dan een eind maken aan deze wereld en hem vervangen door een nieuwe aarde en hemel. Maar dan moet Hij ook een eind maken aan iedereen die zich niet door Hem wilde laten veranderen. En Hij wil ook niets liever dan ‘dat allen tot bekering komen’. God heeft een weg gezocht in die impasse door naar deze wereld te komen en aan een kruis te sterven. Volgens mij heeft Hij zich daar in zekere zin al ‘gerechtvaardigd’. Hij heeft daar laten zien hoeveel Hij geeft om een wereld die lijdt en hoe graag Hij een einde maakt aan die wereld. Ik ken geen godsdienst waar een god zoiets doet, eerlijk gezegd. Maar Hij heeft daar ook laten zien hoezeer Hij ernaar verlangt om jou en mij te veranderen. Hij draagt de zonden van de wereld, zegt de bijbel. Als je het bovenstaande een beetje hebt gevolgd, zie je dat dit in feite nog altijd gebeurt. God krijgt verwijten omdat Hij een wereld uit liefde in stand houdt, wachtend op mensen die nog afstand van Hem houden. Hij krijgt de schuld voor wat onze schuld is. Wacht God dan eindeloos? Nee, ook dat niet. In de bijbel komt naar voren dat op een gegeven moment voor God een grens is bereikt. Dan zal Hij een eind maken aan de wereld en aan iedereen die zich niet wilde laten veranderen. Op dat moment zal Hij het kwaad wegnemen, veranderde mensen samensmeden tot een gemeenschap van liefde en blijdschap en zichzelf aanbieden als een majesteitelijke, vreugdevolle en ontzagwekkende Vader. Nu zeg je misschien: ‘Nou, dan laat ik me toch veranderen? Ik ben er klaar voor’. Of dat echt zo is, kun je gemakkelijk nagaan. Lees in de bijbel het boek Romeinen, hoofdstuk 1-3 en beantwoord de volgende vragen: • Accepteer ik Gods oordeel over mij? Geloof ik echt dat het zo erg met me is gesteld? • Accepteer ik Gods aanbod aan mij? Geloof ik echt dat dit nodig was om mij te redden?
6