6
Lerende frontlijnorganisatie
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.1/13
De politie als lerende frontlijnorganisatie Pieter Tops, John de Bruijn, Hans Hogeboom, Ruben Spelier en Debby van Arkel Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie, John de Bruijn is hoofd van het bureau Leiderschap & Coaching van de Koninklijke Marechaussee, Hans Hogeboom is vanuit de Nederlandse politie geplaatst bij het BundesKriminalAmt in Duitsland, Ruben Spelier is onderzoeker aan de Politieacademie, Debby van Arkel is young professional aan de Politieacademie. Dit artikel is een bewerking van een rapport geschreven voor de Pearls in Policing-conferentie 2012 in Singapore.
Innovatie is een toverwoord op veel conferenties tegenwoordig, ook binnen de politiewereld. Dat heeft iets van een hype, maar het is ook niet onbegrijpelijk. Veranderingen gaan snel – in de beleving van velen aanmerkelijk sneller dan lange tijd het geval is geweest. Of dat werkelijk zo is, valt nog te bezien, maar het is ook hier de beleving die telt (feelings are facts). De beleving van verandering is enorm geïntensiveerd, en daarmee ook de opgave van (politie)organisaties om met die gevoelde verandering mee te bewegen. Bewust vormgegeven verandering noemen we innovatie en die innovatie is tot een permanente opgave geworden.
W
aar over innovatie gesproken wordt, is spreken over leren nooit ver weg. ‘Innovatie zonder leren, is verspilde moeite’ is een uitspraak die in allerlei varianten voortdurend opduikt. En ook dat is begrijpelijk. Innovatie (ook technologische innovatie) is niet zomaar een technisch ding, waarmee je dezelfde handelingen alleen maar beter of efficiënter kunt verrichten. Die veranderingen hebben ook altijd invloed op hoe mensen zich tot elkaar en tot de dingen verhouden. Om het nog wat abstracter uit te drukken: innovatie is niet alleen een instrumenteel gegeven, maar heeft ook culturele consequenties. De introductie van de dienstauto in de politiewereld zorgde er niet alleen voor dat politiemensen zich sneller van a naar b kunnen verplaatsen (buitengewoon handig bij het vangen van boeven), maar leidde er ook toe dat de relatie tussen politiemensen en hun omgeving veranderde; zij zaten voortaan in auto’s, waardoor zij bijvoorbeeld minder makkelijk door burgers te benaderen zijn. Of dat goed of fout is, is hier niet de kwestie. Het gaat
Frontlijnorganisatie: veranderingen verlopen vaak moeizaam Niet alleen sneller van a naar b, maar ook een andere relatie tussen politiemensen en hun
TvdP_1_2013_DEF.indd 6
12-02-2013 12:33:23
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.1/13
7
Lerende frontlijnorganisatie
De veel verkondigde stelling dat de politie niet of weinig leert, is niet houdbaar. Maar veranderingen kunnen minder effectief zijn dan verwacht. Dat heeft te maken met de kenmerken van de politie als frontlijnorganisatie. Er zijn drie op het oog simpele voorwaarden om innovaties te laten aanslaan. De basis moet op orde zijn, er is geloofwaardige steun van leidinggevenden en men ziet ‘the big picture’.
om het feit dat innovatie niet alleen een instrumentele (meer van hetzelfde), maar ook een culturele verandering is: verhoudingen binnen de politie en tussen de politie en haar omgeving veranderen er door. Het is altijd de kunst om die veranderingen te zien en te begrijpen, ook in hun gedragsconsequenties. Dat proces noemen we leren.
Niet lerend De verhouding tussen politie en leren is een bijzondere, volgens velen. Vaak wordt daar aan toegevoegd, dat ‘de’ politie eigenlijk niet zo goed is in leren. Er zou binnen de politie een soort conservatisme bestaan, waarbij politiemedewerkers hardnekkig – en soms tegen beter weten in – vasthouden aan bestaande gewoonten en gebruiken, ook al zijn die inmiddels disfunctioneel. Innovatie krijgt daardoor maar beperkt een kans en is bovendien een zaak van eenlingen of hobbyisten. Dat beeld is zeker waar, tot op zekere hoogte. Veel politiemensen – zeker op operationeel niveau – hebben een zekere terughoudendheid tegenover zaken die van bovenaf over
hen uitgestrooid worden. Zij weten zich te wapenen tegen dit soort veranderingen; soms door zich er eenvoudigweg in de dagelijkse praktijk niets van aan te trekken, soms door alleen het jargon over te nemen, maar het gedrag niet te veranderen. Effectieve immuniserings-strategieën, dat zeker, en soms ook een belemmering voor echte innovatie. Maar onverstandig zijn zij toch bezwaarlijk altijd te noemen, ook al worden zij door leidinggevenden en veranderaars nog zo gedefinieerd als ‘weerstand’ tegen verandering. Het is eenvoudig een kenmerk van frontlijnorganisaties; we komen daar zo meteen op terug.
Wel lerend Met evenveel recht kan de stelling worden verkondigd, dat de politie een stevig lerende organisatie is. Kijken we bijvoorbeeld naar de Nederlandse politie in de afgelopen vijftig jaar en wat die aan veranderingen – en innovaties! – heeft weten te ontwikkelen en absorberen. Men heeft het concept van community policing (gebiedsgebonden politie) omarmd en uitgewerkt, als reactie op het relatieve isolement van de politie in de jaren zestig (die weer uitvloeisel was van het ‘professionele model’ van politiewerk, waarin dat isolement juist werd gekoesterd). Er zijn nieuwe vormen van grootschalige openbare-ordebeheersing ontstaan, als reactie op demonstraties, krakersrellen en voetbalgeweld, die zich voortdurend hebben doorontwikkeld en aangepast aan nieuwe omstandigheden. Op het gebied van de opsporing zijn de schokken van de IRT-affaire en de Schiedammer parkmoord geabsorbeerd en omgezet in nieuwe vormen van politieonderzoek, waarin forensisch onderzoek een steeds belangrijker rol is gaan spelen. En op wat kleinschaliger en actueler niveau kan worden gesteld dat de politie in Nederland de mogelijkheden van social media snel heeft ontdekt, in een ontwikkelingsproces van onderop, dat wellicht onaf is en wat weinig oog voor negatieve effecten heeft gehad, maar toch zeker reëel is gebleken. Kortom: de stelling dat de politie geen lerende organisatie is, kan onmogelijk worden volgehouden.
Foto: ANP, Lex van Lieshout
Prestaties
n en hun omgeving.
TvdP_1_2013_DEF.indd 7
Maar er is ook een ander verhaal mogelijk. Laten we ook hier een paar voorbeelden noemen. De effectiviteit van de opsporing in termen van opgeloste zaken en aangehouden verdachten laat al jaren te wensen over. Het aantal misdrijven dat door de politie feitelijk opgepakt en afgerond wordt, bedraagt niet meer dan tussen de 20 en 25% van het vermoedelijke aantal misdrijven. Tussen de 150.000 en 180.000 misdrijven worden niet in behandeling genomen dan wel vroegtijdig beëindigd wegens gebrek aan (gekwalificeerd) personeel en problematische aansluiting tussen partners in de veiligheidsketen. Onder deze ‘plankzaken’ bevinden zich ernstige vormen van criminaliteit zoals zedenmisdrijven, fraudes enzovoort. Een ander voorbeeld. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer (2011) blijkt dat de politie de afgelopen tien jaar weinig vooruitgang heeft geboekt bij het structureel
12-02-2013 12:33:26
8
Lerende frontlijnorganisatie
Er is weinig bekend over de speciale eisen die worden gesteld aan het leervermogen oplossen van de knelpunten in de ICT bij de politie. De beschikbare informatiesystemen (BVH, BVI, BVCM) ondersteunen het politiewerk onvoldoende, zijn niet toekomstbestendig, matig gebruiksvriendelijk en niet eenduidig ingevoerd. Korpsbeheerders hadden te weinig grip op de ICT. De korpschefs hielden in hun regio´s vast aan de eigen werkprocessen. Het toezicht door de minister schoot daarbij tekort. De afstand tussen besluitvormers over ICT en de werkvloer is groot. Daardoor heeft de agent de afgelopen jaren niet centraal gestaan. Dit heeft het vertrouwen van agenten in de ICT aangetast.
Strafrechtketen In 2012 verschijnt een rapportage van de Algemene Rekenkamer, Prestaties in de Strafrechtketen, dat ingaat op de doelmatigheid en effectiviteit van o.a. de opsporing. In dit onderzoek staat de vraag centraal of de actoren in de strafrechtketen hun prestaties kunnen verbeteren, waarbij met name gekeken is of er sprake is van ongewenste uitstroom van zaken. Ook hier een aantal stevige conclusies. Zo is een qua omvang onbekend deel van de uitstroom niet in lijn met de wet- en regelgeving of is anderszins ongewenst. De beschikbare capaciteit wordt onvoldoende benut. Er zijn zaken die volgens de regels opgevolgd hadden moeten worden, maar geen opvolging krijgen. Dit is met name het geval bij veel voorkomend strafbaar gedrag, ook wel veelvoorkomende criminaliteit genoemd. Er zijn ook zaken die wel opgevolgd worden maar de strafrechtketen op een eerder of later moment hadden moeten verlaten of die hadden moeten verjaren. De vraag naar de omvang van de ongewenste uitstroom uit de strafrechtketen is niet te beantwoorden, omdat daarover nauwelijks kwantitatieve informatie voorhanden is. De conclusie is dat institutionele veranderingen in de politiewereld (als onderdeel van de veiligheidsketen) niet zelden moeizaam verlopen, ook al omdat zij van bovenaf of van buiten geïndiceerd worden. Opgelegde verandering en leervermogen worden kennelijk gemakkelijk geïmmuniseerd, als zij tenminste niet herkenbaar aansluiten bij ontwikkelingen en verbeteringen in het werken en het
TvdP_1_2013_DEF.indd 8
het Tijdschrift voor de Politie – jg.75/nr.1/13
vakmanschap op de werkvloer, in de frontlijn. Kennelijk is dat een kenmerk van frontlijnorganisaties. Maar we weten niet altijd hoe dat dan werkt. Daarvoor is het nodig wat preciezer te kijken naar wat het betekent dat de politie een frontlijnorganisatie is.
De politie als frontlijnorganisatie Dat de politie een frontlijnorganisatie is, wordt vaak achteloos verondersteld. Het begrip roept soms ook enig ongemak op, om twee redenen. In de eerste plaats omdat het als een wat militant begrip wordt gezien, dat de nadruk zou leggen op het harde en repressieve karakter van de politie. Het krijgt dan de geur van het ‘front’, met alle associaties die daarbij horen (Nap, 2012). In de tweede plaats omdat het als een enigszins ouderwets begrip wordt beschouwd, dat voorbijgaat aan de ontwikkeling van de politie naar een informatiegestuurde en op preventie gerichte organisatie. Hoewel voor beide argumenten iets te zeggen valt, beschouwen wij de term frontlijnorganisatie toch vooral als een analytisch begrip dat een specifiek soort organisatie aanduidt. Een organisatie die als een frontlijnorganisatie functioneert, beschikt over een aantal kenmerken die voor een belangrijk deel te maken hebben met de problematische stuurbaarheid van die frontlijn, althans vanuit het zicht van de leiding. Innovatie en leren krijgen juist daardoor binnen een frontlijnorganisatie hun specifieke kenmerken, waarbij de politie zich nog in een – wezenlijk – opzicht onderscheidt van veel andere frontlijnorganisaties. In het algemeen beschikken frontlijnorganisaties over de volgende kenmerken (zie Smith, 1965): s (ET INITIATIEF LIGT AAN DE BASIS VAN DE ORGANISATIE NIET IN de top. s %R IS EEN GROTE MATE VAN ONAFHANKELIJKHEID IN DE TAAKUITvoering. s %R ZIJN GROTE BELEMMERINGEN VOOR HIÑRARCHISCHE STURING s 6OOR DE POLITIE KOMEN DE VOLGENDE TWEE SPECIlEKE KENmerken er bij (zie ook Tops, 2007). s &RONTLIJNACTIVITEITEN