2012 nieuwsbrief nr.2 www.bdo.be
Nieuwsbrief Fiscale maatregelen Di Rupo I – tweede golf maatregelen vastgelegd in programmawet
FAQ: Hoe onduidelijk is de duidelijke bepaling: compensatieverbod en schuldvergelijking in de balans
PAGINA 3
PAGINA 7
Vrijheid in combinatie met controle – De internationale compliance dienstverlening van BDO
I
De consistentie van goodwill in tijden van economische crisis PAGINA 12
INHOUD
Vrijheid in combinatie met controle – De internationale compliance dienstverlening van BDO pagina 1 Edito
pagina 2
nnovatie is een onderwerp dat de laatste jaren erg belangrijk is geworden in het bepalen van het succes van een bedrijf. Om tot echt creatieve innovaties te komen is er echter behoefte aan de nodige flexibiliteit. Maar bij het structureren van financiële processen kan een ongecontroleerde vrijheid al vlug ten koste gaan van een efficiënt financieel management…
Fiscale maatregelen Di Rupo I Tweede golf maatregelen vastgelegd in programmawet pagina 3
Thin capitalisation in België: een stand van zaken
Aankopen tegen te lage prijs: een (vergiftigd) geschenk? pagina 6
FAQ: Hoe onduidelijk is de duidelijke bepaling: compensatieverbod en schuldvergelijking in de balans pagina 7
Een andere tijd, een andere plaats
Wijzigingen van de vereffeningsprocedure
Door de opkomst van de IT-industrie in lage loonlanden is outsourcing getransformeerd in global sourcing. Tegenwoordig vinden we het heel normaal als internationaal gestructureerde bedrijven Shared Service Centers (hierna “SSC”) oprichten in plaatsen als Budapest, Krakau, Praag of nog Boekarest. Binnen het SSC worden dan allerhande meer uitvoerende functies gebundeld ten gunste van de groep. Operationele taken in finance vinden binnen deze internationale bedrijven minder plaats in Westerse landen. Parallel aan deze ontwikkeling worden bedrijven geconfronteerd met steeds strenger wordende wet- en regelgeving. Wie overgaat tot het oprichten van een SSC mag evenwel de “compliance” kant van de zaak niet uit het oog verliezen. Zo dienen in België bijvoorbeeld de jaarrekeningen via een wettelijk opgelegd schema te worden neergelegd of dienen de btw-formaliteiten conform de Belgische regels te worden nageleefd. Het gebeurt al te vaak dat
pagina 4
pagina 8
Nieuwe maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling oudere werknemers pagina 9
Strijd tegen de sociale fraude – belangrijkste wijzigingen die de programmawet van 29 maart 2012 aanbrengt pagina 10
Procedure inzake fusies en splitsingen
De consistentie van goodwill in tijden van economische crisis pagina 12
pagina 12
Short News | Agenda
pagina 14
BDO is permanent op zoek naar nieuw talent
pagina 16
2
EDITO
Edito Antimisbruik een hot topic! De nieuwe antimisbruikbepaling zorgt voor veel onduidelijkheid , niet in het minst omwille van de vaak ongenuanceerde berichtgeving (ook in de gespecialiseerde pers) rond dit thema. Voortaan volstaat het dat de fiscus “fiscaal misbruik” aantoont. Van misbruik is sprake als de belastingplichtige een belastingvoordeel nastreeft dat in strijd is met het doel van de wet, en waarbij zijn keuze eigenlijk is ingegeven door fiscale motieven. Let hierbij op het woord “misbruik”, niet te verwarren met fraude of belastingontduiking. Fraude is (net zoals voorheen) verboden en wordt ook nu duidelijk niet geviseerd door de antimisbruikbepaling. De fiscus wil belastingplichtigen aanpakken die achterpoortjes “gebruiken” en/of ”misbruiken” om minder belastingen te betalen, zonder dat dit handelen sanctioneerbaar is. Welke concrete fiscale misbruiken worden geviseerd, is even wel minder duidelijk en er wordt door de fiscus ook (bewust) geen lijst beschikbaar gesteld. Door geen concrete voorbeelden te geven behoudt de administratie een bepaalde “bewegingsvrijheid” en hoeft ze niet in haar kaarten te laten kijken. Wel duidelijk is dat de bepaling voortaan ook misbruiken in het kader van registratie- en successierechten beoogt, met als gevolg dat verrichtingen in de private sfeer in het vizier van de fiscus (kunnen) komen. Is elke successieplanning vanaf nu uit den boze zoals door sommigen geopperd? De Minister heeft alvast op dit vlak de gemoederen wat bedaard door bvb de handgift of het duolegaat niet als fiscaal misbruik te kwalificeren. Het zal u niet verbazen dat fiscale raadgevers onzekere tijden beleven: waar eindigt geoorloofd gebruik en begint fiscaal “misbruik”? Tot nu toe had de belastingplichtige het recht om binnen een redelijke economische context de minst belaste weg te volgen voor zover hierbij geen enkele wet werd overtreden en men alle gevolgen aanvaardde van de gekozen weg. Zet de nieuwe antimisbruikbepaling dit principe op de helling? De slinger kan toch onmogelijk doorslaan in de richting van een verplichting te kiezen voor de meest belaste weg. Zoniet schiet de maatregel volledig zijn doel voorbij en is alle redelijkheid weg. WERNER LAPAGE
[email protected] Voorzitter van de redactieraad
Compliance
2012 nieuwsbrief nr.2
eenvoudige vorm- en procedurevergissingen de oorzaak zijn dat een gepland voordeel van het SSC niet of onvolledig gehaald wordt.
Globale coördinatie met lokale dienstverlening Als reactie op voornoemde dynamiek heeft BDO voor deze internationaal opererende bedrijven een model ontwikkeld waarbij een wereldwijde coördinatie wordt gecombineerd met lokale BDO-expertise. Hierbij sluit één BDO Member Firm een Service Level Agreement af met een internationaal gestructureerde klant voor het wereldwijd naleven van de compliance verplichtingen. Voor de effectieve dienstverlening wordt vervolgens beroep gedaan op de BDO-kantoren in de betrokken landen. Voeg daarbij de gebruikelijke BDO-aanpak en men komt tot een model dat best gesmaakt wordt in de markt. Getuige hiervan is de recente verkiezing tot “Best collaboration accross international frontiers 2012” op het Managing Partners Forum.
Het dienstenpakket van BDO Met ons uitgebreide internationaal netwerk van meer dan 1.000 kantoren in meer dan 135 landen helpen wij organisaties, overal ter wereld, bij het verzorgen van hun lokale compliance. BDO zorgt voor de financiële infrastructuur, zodat u kunt doen waar u het best in bent, het runnen van uw bedrijf. Onze toonaangevende lokale kennis stelt ons in staat om ondersteuning te bieden variërend van het voeren van de financiële administratie en bedrijfssecretariële administratie tot lokaal en internationaal fiscaal en bedrijfsfinancieel advies. De meeste van onze buitenlandse kantoren kunnen ook faciliteiten aanbieden zoals salarisadministratie en het aanstellen van een lokale directeur. De sleutel tot het leveren van onze gerichte en tijdige service is doeltreffende coördinatie en samenwerking. Wij leveren een centrale planning (i.e. over de verschillende landen heen), sturing en controle door een centraal aangesteld team, desgewenst een op maat gemaakt klantenportaal waarin de voortgang kan worden bewaakt en een tijdige en constructieve feedback. Typische outsourcing diensten omvatten: • salarisadministratie; • maandelijkse management rapportages en periodieke btw-verplichtingen; • voorbereiding van de statutaire jaarrekening al dan niet voorafgegaan door een conversie naar Belgian GAAP; • assistentie bij de opmaak van de verslaggeving Raad van Bestuur en Algemene vergadering; • opstellen en indienen van aangiften in de vennootschapsbelasting. Voor nadere toelichting betreffende deze dienstverlening in België kan u terecht bij navolgende personen: • • • •
Dirk Vandendaele (
[email protected]) Accounting & Reporting Erwin Boumans (
[email protected]) VAT compliance Peter Wuyts (
[email protected]) Payroll compliance Karen Keuleers (
[email protected]) Legal compliance
Dirk Vandendaele
[email protected] BDO Accountants
TAX
2012 nieuwsbrief nr.2
Fiscale maatregelen Di Rupo I tweede golf maatregelen vastgelegd in programmawet
D
e implementatie van de fiscale begrotingsmaatregelen uit het regeringsakkoord Di Rupo I verliep in verschillende fasen. De meest dringende maatregelen werden reeds eind december 2011 opgenomen in wetgeving. In het voorjaar kwamen er een aantal maatregelen bij met de programmawet van 29 maart 2012 (B.S. 6 april 2012). Wij lichtten hierover reeds een tip van de sluier in de vorige editie van deze nieuwsbrief. Nu volgt een overzicht van de hoofdpunten uit deze tweede golf fiscale maatregelen.
Afzonderlijke aanslagvoet van 25% voor de belasting van meerwaarden op aandelen die minder dan 1 jaar door de vennootschap worden aangehouden De nota 'Di Rupo' voorzag initieel een parallellisme tussen de vrijstelling van meerwaarden op aandelen en het regime van definitief belaste inkomsten (een detentieperiode van 1 jaar en een minimumparticipatie van 10% - vrijstelling van ontvangen dividenden ten belope van 95%). Uiteindelijk werd besloten de vrijstelling van meerwaarden op aandelen voor 100% te behouden onder de voorwaarde dat de aandelen gedurende een periode van minimum 1 jaar worden aangehouden. Wanneer deze voorwaarde niet wordt gerespecteerd, ondergaat de vennootschap een belasting op de meerwaarde aan een afzonderlijke aanslagvoet van 25%. Wanneer het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar, zijn de nieuwe maatregelen van toepassing op de verrichtingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2012 (dus vanaf aanslagjaar 2013). Voor vennootschappen met een gebroken boekjaar dat afsluit na de datum van bekendmaking van de programmawet in het Belgisch Staatsblad (dus na 6 april 2012) en verbonden aan aanslagjaar 2012, gelden de nieuwe regels al voor verrichtingen vanaf 28 november 2011.
Aanpassing van de "thin capitalisationregeling" – toepassing van een ratio van 5/1 Betaalde of toegekende intresten van leningen zijn niet fiscaal aftrekbaar wanneer ze een bepaalde ratio schulden/ eigen vermogen overschrijden. Dit geldt met name voor het deel van de leningen dat 7 keer het eigen vermogen van de vennootschap te boven gaat. Deze ratio schulden/eigen vermogen wordt teruggebracht naar 5/1. Deze ratio zal ook worden ingevoerd voor leningen van groepsvennootschappen. Deze maatregel is in werking getreden op 1 juli 2012
Het voordeel van alle aard voor het privégebruik van een bedrijfswagen Sinds 1 januari geldt een nieuwe berekeningswijze voor de bepaling van het voordeel alle aard van bedrijfswagens. Voortaan dient het voordeel van alle aard voor het privégebruik van een bedrijfswagen te worden berekend aan de hand van de cataloguswaarde (dit was oorspronkelijk de gefactureerde waarde, inclusief btw en opties, doch exclusief eventuele toegestane kortingen) van de wagen én de CO2-uitstoot. De programmawet van 29 maart 2012 bracht alweer een aanpassing in het begrip "cataloguswaarde": de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde btw, doch exclusief eventuele toegestane kortingen. De programmawet voorziet bovendien in een correctiefactor in functie van de leeftijd van het voertuig. De cataloguswaarde zal dan jaarlijks met 6 % verminderd mogen worden, zonder dat deze basis kan zakken onder 70%: • 0-12 m: 100% • 13-24 m: 94% • 25-36m: 88% • 37-48m: 82% • 49-60m: 76% • Vanaf 61m: 70% Deze leeftijdsparameter m.b.t. de wagen is gericht op zowel tweedehandsvoertuigen als voertuigen verworven in nieuwe staat, rekeninghoudend met het aantal maanden die verlopen zijn na de eerste inschrijving van het betrokken voertuig bij de DIV. De bijkomende maatregelen zijn inwerking getreden sinds 1 mei 2012.
De nieuwe antimisbruikbepaling Er werd zowel in het Wetboek Inkomstenbelastingen als in het Wetboek Registratierechten en het Wetboek successierechten voorzien in een nieuwe antimisbruikbepaling. Deze bevat een aantal nieuwigheden: • Het voorwerp van de niet-tegenstelbaarheid Het voorwerp van de niet-tegenstelbaarheid is niet langer de kwalificatie van een rechtshandeling, maar wel de rechtshandeling zelf. • Een verduidelijking van de verdeling van de bewijslast tussen administratie en belastingplichtige Wanneer de fiscus wil aantonen dat een rechtshandeling niet tegenstelbaar is aan de administratie, dient hij aan de hand van vermoedens en andere bewijsmiddelen van gemeen recht
3
4
TAX
(met uitzondering van de eed) aan te tonen dat de handeling gesteld werd met het oog op fiscaal misbruik en dit op basis van objectieve omstandigheden. De belastingplichtige van zijn kant, draagt de bewijslast om aan te tonen dat de keuze voor zijn rechtshandeling is verantwoord door andere motieven dan het ontwijken van belasting, wil hij de toepassing van de antimisbruikbepaling vermijden. Dit bewijs omvat een subjectief element. De belastingplichtige dient namelijk het tegenbewijs te geven dat hij met de gekozen rechtsvorm niet de intentie had een belastingvoordeel te willen realiseren. • De invoering van een definitie van fiscaal misbruik De programmawet vermeldt twee vormen van fiscaal misbruik: • Een verrichting waarbij de belastingplichtige zich, in strijd met de doelstelling van de wet, buiten het toepassingsgebied van een belastingvermeerderende bepaling brengt; • Een verrichting waarbij de belastingplichtige zich, in strijd met de doelstellingen van de wet, een bepaald fiscaal voordeel toekent.
2012 nieuwsbrief nr.2
levert), wordt de belastbare grondslag en de belastingberekening zodanig hersteld dat de verrichting aan een belastingheffing wordt onderworpen overeenkomstig het doel van de wet alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden. • Inwerkingtreding De programmawet voorziet dat de nieuwe antimisbruikbepaling voor inkomstenbelastingdoeleinden in werking treedt vanaf aanslagjaar 2013, alsook van toepassing zal zijn op de rechtshandelingen gesteld tijdens een belastbaar tijdperk dat afsluit ten vroegste op de datum van bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad en verbonden is aan aanslagjaar 2012. In het domein van de registratie- en successierechten is de wet van toepassing op de rechtshandelingen die gesteld zijn vanaf de eerste dag van de tweede maand na die waarin de wet is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
• Definiëring van de herkwalificatie
CINDY DE BOCK
[email protected]
Wanneer de fiscus de antimisbruikbepaling toepast (d.i. wanneer de belastingplichtige niet het voormelde tegenbewijs
BDO Belastingconsulenten
TAX
Thin capitalisation in België: een stand van zaken
N
aar aanleiding van de begrotingsmaatregelen werd de zogenaamde ‘thin cap regeling’ (onderkapitalisatieregeling) aangepast. Deze regeling legde een maximum verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen op van 7 op 1 met betrekking tot de aftrekbaarheid van betaalde interesten op leningen waarvan de werkelijke verkrijger niet is onderworpen aan een inkomstenbelasting of, voor die inkomsten, onderworpen is aan een aanzienlijk gunstigere aanslagregeling dan die welke voortvloeit uit de bepalingen van gemeen recht van toepassing in België. Het toepassingsgebied van deze bepaling werd uitgebreid naar intragroepsleningen door de Programmawet van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad 6 april 2012). Verder werd de reeds genoemde maximum verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen vernauwd tot 5 op 1. Een bijkomende programmawet van 22 juni 2012 heeft weerom een aantal belangrijke elementen van bovenstaande ‘thin cap’ regelgeving aangepast. Een stand van zaken.
Netting van cashpool posities De belangrijkste aanpassing houdt rekening met het feit dat een maximum vreemd vermogen/ eigen vermogen verhouding de operationele werking van een groot aantal Belgische treasury centers in het gedrang brengt. In navolging van de oude coördinatiecentra kent België immers een aantal vennootschappen met als hoofdactiviteit het centraliseren en efficiënt herverdelen van cash binnen multinationale groepen; de zogenaamde ‘cash pooling vennootschappen’. Een beperking van de fiscale aftrekbaarheid van intresten over de korte en lange termijnleningen die hiertoe gebruikt worden, zou hun toekomst in België in het gedrang gebracht hebben. Dit werd o.a. geopperd door de American Chamber of Commerce in België naar aanleiding van de publicatie van de programmawet van 29 maart 2012. De cash pooling vennootschappen worden niet uitgesloten van de ‘thin cap’ regelgeving, maar de interestopbrengsten
TAX
2012 nieuwsbrief nr.2
en interestlasten mogen tegen elkaar afgezet worden in het kader van de aangepaste regeling, i.e. er wordt ‘netting’ toegestaan op voorwaarde dat de vennootschappen een intra-groep cashpool overeenkomst kunnen voorleggen, waarin het volgende is opgenomen: • De Belgische vennootschap verricht thesaurieactiviteiten als hoofdactiviteit en dat deze activiteiten ten dienste zijn van de andere groepsvennootschappen; • De wijze waarop vorderingen en schulden in het kader van de cashpooling worden verrekend (bv. met welke periodiciteit); • De overige modaliteiten van de lening, en de manier waarop de interest in het kader van de cashpool wordt berekend (i.e. de marge boven de ‘interbank rate’). Wij wijzen erop dat de meeste van bovengenoemde vennootschappen een dergelijke overeenkomst reeds beschikbaar moeten houden, vermits dit document het “atarm’s-length” karakter van het cashpooling systeem moet aantonen in geval van fiscale controle. Thesaurievennootschappen met een geldige cash pooling overeenkomst, zullen in het kader van de aangepaste regelgeving met de volgende (te verwerpen) interestlast moeten rekening houden in het kader van de “thin cap” regelgeving: Het positieve verschil tussen: • Betaalde of toegekende interesten door de cash pooling vennootschappen van leningen toegekend door groepsvennootschappen (klasse 6 rekening); én • De ontvangen (of verkregen) interesten met betrekking tot de terbeschikkinggestelde gelden aan groepsvennootschappen in het kader van de cash pooling overeenkomst (klasse 7 rekening).
toepassing van de oude thin cap regelgeving, met name deze die niet onderworpen zijn aan inkomstenbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard of die gevestigd zijn in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België. Het betreft de laag belaste entiteiten uit de oude bepaling, toegepast op groepsvennootschappen. De cash pooling vennootschap moet kunnen aanduiden dat alle ontvangen en betaalde interesten kaderen in het kader van de cash pooling overeenkomst.
Bijkomende aandachtspunten bij de ‘thin cap’ regelgeving De ‘thin cap’ regelgeving voert een specifieke antimisbruikbepaling in wanneer een derde partij de noodzakelijke waarborgen verschaft of wanneer een derde aan de schuldeiser de noodzakelijke gelden heeft verstrekt om leningen te financieren en wanneer deze handeling als hoofddoel belastingontwijking heeft. Dit is ons inziens om het gebruik van een “stroman” te ontraden, waarbij een derde partij tussen een intra-groepstransactie wordt geplaatst om op die manier de “thin cap” regelgeving te vermijden. Men zal moeten afwachten hoe strikt de fiscus de voorwaarde “met als hoofddoel belastingontwijking” zal interpreteren.
Datum inwerkingtreding De volledige ‘thin cap’ regelgeving is van toepassing vanaf 1 juli 2012.
Bepaalde ontvangen interesten tellen niet mee voor de bovenstaande berekening en zullen dus wel meespelen in de aftrekbeperking. Namelijk de interesten ontvangen van: • de vennootschappen die uitgesloten zijn van de “thin cap” regelgeving (bvb. factoring of onroerende leasingvennootschappen); • de vennootschappen die in aanmerking kwamen voor de
Olivier Gios
[email protected] BDO Belastingconsulenten
Wat de programmawet van 22 juni 2012 nog bracht… De programmawet van 22 juni 2012 heeft overigens ook nog enkele andere fiscale maatregelen uit het begrotingsakkoord Di Rupo I aangenomen, waarvan de belangrijkste: • een aantal maatregelen ter ontmoediging van het aanleggen van interne pensioenvoorzieningen; • aanpassing van het tarief van de afzonderlijke aanslag mbt de belasting van extralegale pensioenkapitalen van groepsverzekeringen en pensioenfondsen bij pensionering op de leeftijd van 60 (20%) en 61 jaar (18%); • de niet-evenredige btw-boetes worden verdubbeld. Momenteel liggen deze tussen 25 en 2.500 EUR, doch deze worden verhoogd naar 50 tot 5.000 EUR; • de termijn voor indiening van een successie-aangifte wordt met één maand ingekort: dit betekent 4 maanden voor een overlijden in België, 5 maanden voor een overlijden in een andere EU-lidstaat en 6 maanden bij een overlijden buiten Europa. Wij herinneren u eraan dat een permanente update van de nieuwe fiscale begrotingsmaatregelen kan worden gevolgd in de nieuwsrubriek op de BDO-website (www.bdo.be).
5
6
TAX
2012 nieuwsbrief nr.2
Aankopen tegen te lage prijs: een (vergiftigd) geschenk? belast het verschil met de aankoopprijs als ‘onderschatting van actief’ ten belope van 1.6 miljoen EUR.
Het Hof De betwisting betreft de aanschaffingswaarde van de aandelen
I
n principe wordt een vennootschap belast op haar gerealiseerde winsten op het moment van verkoop. Maar de belastingdienst heeft in het verleden met succes het standpunt verdedigd dat, wanneer een vennootschap een goed verkrijgt tegen een prijs die lager is dan de werkelijke waarde, dat verschil meteen belastbaar is als winst, zonder dat er sprake is van enige verkoop. Het Hof van beroep maakt in een recent geval evenwel duidelijk dat de belastingdienst de spelregels dient te respecteren! De belastingadministratie heeft in het verleden met succes het standpunt verdedigd dat wanneer een vennootschap activa verkrijgt tegen een prijs die merkelijk lager is dan de marktwaarde, deze ‘onderprijs’ belastbaar kan zijn als gewone winst. Zij steunde zich hierbij o.a. op het advies nr. 126/17 van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, dat –kort- stelt dat activa ‘verkregen om niet’ moeten gewaardeerd worden aan werkelijke waarde. De belastingadministratie vond ook steun in het arrest van het Hof van Cassatie van 18 mei 2001 over gratis verkregen opstallen. Het beruchte fiscale geschil rond Artwork Systems ging over dezelfde problematiek. Over de draagwijdte van dit standpunt ontstond bij ondernemers en belastingadviseurs grote onzekerheid en bezorgdheid. Het Hof van Beroep van Antwerpen kreeg onlangs de gelegenheid om zich over deze problematiek uit te spreken (27 maart 2012).
De feiten Een Belgische vennootschap koopt van haar aandeelhouder, een Zweed, aandelen in een Zweedse beursgenoteerde vennootschap voor 30 SEK per aandeel en boekt deze aan aankoopprijs. Tijdens hetzelfde boekjaar verkoopt de Belgische vennootschap een deel van deze aandelen aan een derde voor ruim 300 SEK per aandeel en geeft de gerealiseerde meerwaarde op aandelen van 8 miljoen EUR aan als fiscaal vrijgesteld. De belastingadministratie is van mening dat de gerealiseerde meerwaarde moest berekend worden uitgaande van de werkelijke waarde van de aandelen bij aankoop die veel hoger was dan de betaalde prijs, en reduceert de vrijgestelde meerwaarde tot 0.5 miljoen EUR. De rest van de meerwaarde, 7.5 miljoen EUR dus, belast zij als gewone winst. Bovendien waardeert zij de aandelen die op het einde van het boekjaar nog in bezit zijn aan de werkelijke waarde op dat moment en
Opdat het CBN advies 126/17 van toepassing zou zijn en er sprake is van een ‘gedeeltelijke verkrijging om niet’, moet er volgens het Hof niet alleen een belangrijk onevenwicht zijn in de waarde van de wederkerige prestaties (de aankoopprijs is merkelijk lager dan de beurskoers), maar is bovendien vereist dat de belastingadministratie het oogmerk om te schenken of ‘animus donandi’ en dus simulatie aantoont. De belastingadministratie voert aan dat verkoper en koper verbonden personen zijn, dat de betaalde prijs lager is dan normaal, en dat er sprake is van een verdoken schenking. Het Hof oordeelt echter dat de administratie hiermee het oogmerk om te schenken niet heeft aangetoond. Het Hof wijst ook het argument van de administratie af dat het boekhoudkundige principe van het getrouw beeld de vennootschap zou verplichten om de aandelen bij aankoop te boeken tegen de werkelijke waarde. Het Hof oordeelt verder dat de andere argumenten van de administratie - het arrest van het Hof van Cassatie van 18 mei 2001 en de specifieke fiscale regels over het algemene winstbegrip, over onderwaarderingen van activa en over voordelen van alle aard- in casu niet ter zake doen. Ook wat betreft de aandelen in bezit op het einde van het boekjaar wijst het Hof de argumenten van de administratie af.
Conclusie Het Hof bevestigt dat een groot onevenwicht tussen de betaalde prijs voor een actief en zijn werkelijke waarde niet volstaat om het verschil te belasten. Bovendien dient de administratie het bewijs te leveren van het ‘oogmerk om te schenken’. En dat had zij in dit geval niet gedaan. Met dit arrest heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de stelling van Artwork Systems en het CBN advies 126/17 niet buiten spel gezet, zodat het risico op taxatie blijft bestaan. Maar het Hof heeft wel de toepassingsvoorwaarden en beperkingen verduidelijkt. En daar kunnen belastingadviseurs en ondernemers in de dagelijkse praktijk alleen maar blij om zijn. Een laatste voetnoot: voor aandelentransacties dient momenteel wel rekening gehouden te worden met de minimum houdperiode van één jaar, opdat meerwaarden op aandelen vrijgesteld zijn. Marc Verbeek
[email protected] BDO Belastingconsulenten
2012 nieuwsbrief nr.2
FAQ
FAQ: Hoe onduidelijk is de duidelijke bepaling: compensatieverbod en schuldvergelijking in de balans Het compensatieverbod is een algemeen boekhoudkundig principe van het gemeen jaarrekeningenrecht. Ondubbelzinnig stelt Art. 25, § 2 KB/W.Venn.: “compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden […]”. Maar hoe verhoudt dit compensatieverbod zich dan tot de schuldvergelijking? Wat is schuldvergelijking? Wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn, heeft tussen hen schuldvergelijking van rechtswege plaats (zelfs buiten hun weten), waardoor de twee schulden tenietgaan ten belope van hun wederkerig bedrag. Schuldeiser en schuldenaar dienen rechtspersoonlijkheid te hebben, hetgeen de schuldvergelijking problematisch kan maken t.a.v. maatschappen of tijdelijke/ stille handelsvennootschappen. Deze kunnen immers niet –juist bij gebrek aan rechtspersoonlijkheid– de hoedanigheid van schuldeiser/schuldenaar verwerven. Schuldvergelijking heeft alleen plaats tussen twee schulden die een geldsom of vervangbare zaken tot voorwerp hebben. Deze schulden dienen effen, vaststaand en opeisbaar te zijn, maar uitstel van betaling verhindert de schuldvergelijking niet. Zo mogen schulden niet het voorwerp zijn van ernstige betwisting (bv. wanneer een vordering nog dient begroot te worden door een deskundige). De rechtsgrond van de verbintenis speelt echter geen rol waarbij bv. ook een aansprakelijkheidsvordering er het voorwerp kan van zijn. Wanneer de wettelijke voorwaarden van schuldvergelijking niet vervuld zijn, kan zij ook conventioneel worden georganiseerd. Zij kan dan bijvoorbeeld bedongen worden t.a.v. groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid, of t.a.v. niet vervallen schulden. Hoe ver reikt schuldvergelijking? Schuldvergelijking kan niet plaats vinden ten nadele van derden. Deze bepaling speelt voornamelijk bij samenloop van schuldeisers (faillissement, vereffening,…). De gelijkheid der schuldeisers, die net bij samenloop speelt, kan worden geschonden door schuldvergelijking. Bij faillissement zijn betalingen bij schuldvergelijking in de verdachte periode (en na faillissementsvonnis) niet tegenwerpbaar aan boedelschuldeisers. De rechtspraak oordeelde dat schuldvergelijking wel kan bij verbintenissen met een samenhangend karakter na samenloop en ook de wet financiële zekerheden biedt mogelijkheden van netting na samenloop. Wat is het boekhoudkundig compensatieverbod? Hier gaat het bijvoorbeeld om het verbod om de geleden schade te compenseren met de ontvangen schadevergoeding, maar ook bij doorfacturatie van kosten geldt het principe onverkort. De gevallen van toegestane compensatie zijn limitatief. Bijvoorbeeld de waardering van actiefbestandelen aan aanschaffingswaarde onder aftrek van afschrijvingen en waardeverminderingen of de aftrek van toegestane kortingen van de omzet. Is combinatie van de twee concepten toegestaan? Kan een RSZ-schuld met een vordering ten aanzien van de FOD Financiën in dezelfde balans worden gecompenseerd? Aangezien de Belgische staat per definitie een en dezelfde rechtspersoon is, lijkt aan de schuldvergelijkingsvoorwaarden te zijn voldaan. Maar de Wet van 15 maart 1846 op de rijkscomptabiliteit verhindert dan weer schuldvergelijking, aangezien zij de ministeriële departementen, wat de boekhouding betreft, als afzonderlijke juridische entiteiten aanmerkt. Niet de boekhoudwet was dus debet aan het verbod. Haar functie beperkt zich tot het toezien op een juiste registratie van de schuld (al dan niet ná schuldvergelijking). De combinatie van beide concepten lijkt dus aanvaardbaar, voor zover wordt aangenomen dat de boekhoudwet een optekeningswet is, een financieel vertaalinstrument, en derhalve partijen niet dwingt iets te doen. Ons lijkt het dan ook aangewezen de jaarrekening in overeenstemming te brengen met de juridische werkelijkheid en de schulden te noteren voor hun openstaand saldo.
Philippe Turco
[email protected] BDO Accountants
Heeft u vragen met betrekking tot deze rubriek? Aarzel dan niet om een e-mail door te sturen naar het volgende adres :
[email protected]
7
8
LEGAL
2012 nieuwsbrief nr.2
Wijzigingen van de vereffeningsprocedure
D
vijf werkdagen 1 in plaats van de aanvankelijk voorziene termijn van 24 uur. Bij gebrek aan een uitspraak binnen deze termijn wordt de benoeming van de vereffenaar beschouwd als zijnde bevestigd en gehomologeerd.
1. Wie is bevoegd, de voorzitter van de rechtbank van koophandel of de rechtbank van koophandel?
De voorzitter van de rechtbank van koophandel oordeelt eveneens over de handelingen die de vereffenaar heeft gesteld vóór de bevestiging van zijn benoeming en hij zal die nietig verklaren indien blijkt dat ze kennelijk in strijd zijn met de rechten van derden. De mogelijkheid om die handelingen te bevestigen werd nutteloos geacht en dus geschrapt.
e wet van 19 maart 2012 (BS van 7 mei 2012) heeft enkele wijzigingen aangebracht aan de vereffeningsprocedure. Naast enkele taalkundige wijzigingen zal de vereffeningsprocedure op verschillende punten worden gewijzigd. De belangrijkste worden hierna besproken.
De wet van 22 april 2012 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek heeft de vraag beantwoord wie bevoegd is, de voorzitter van de rechtbank van koophandel of de rechtbank van koophandel, om over bepaalde vorderingen te beslissen. Voortaan is de voorzitter van de rechtbank van koophandel bevoegd om een uitspraak te doen over de bevestiging of de homologatie van de vereffenaar en over de vorderingen tot zijn vervanging. De rechtbank van koophandel blijft bevoegd om te oordelen over de vorderingen met betrekking tot de goedkeuring van de beslissing tot overdracht van de maatschappelijke zetel van een vennootschap in vereffening, de vorderingen tot ontbinding die tegen de vennootschappen werden ingesteld die hun jaarrekeningen niet hebben ingediend gedurende drie opeenvolgende jaren en over de goedkeuring van de plannen voor de verdeling.
2. Procedure tot bevestiging of homologatie van de vereffenaar Artikel 184 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalt dat de benoeming van de vereffenaars ter bevestiging moet worden voorgelegd aan de rechtbank. Een eerste verduidelijking bestaat in het feit dat het eenzijdig verzoekschrift tot bevestiging van het mandaat van vereffenaar voortaan kan worden ondertekend door een advocaat, een notaris of een bestuurder of een zaakvoerder van de vennootschap. Bij het verzoekschrift moet geen enkele boekhoudstaat worden neergelegd, want dat draagt niets bij aan de procedure tot bevestiging of homologatie van de benoeming van de vereffenaar door de rechtbank en zou bijkomende kosten meebrengen. Bovendien wordt de bevoegdheid voor de bevestiging van de benoeming van de vereffenaar overgedragen aan de voorzitter van de rechtbank die een uitspraak moet doen binnen
Artikel 184, § 4 brengt een nieuwe sanctie als de bevestiging van de benoeming van de vereffenaar niet aan de rechtbank werd gevraagd, en stelt meer in het bijzonder dat elke belanghebbende persoon aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel de vervanging kan vragen van de vereffenaar die aanvankelijk werd aangesteld. Tot slot voorziet de nieuwe wet in de mogelijkheid om in het benoemingsbesluit één of meer alternatieve kandidaatvereffenaars te vermelden voor het geval de benoeming van de vereffenaar niet wordt bevestigd of gehomologeerd door de voorzitter van de rechtbank. Bij gebrek daaraan zal de voorzitter aan de algemene vergadering vragen een nieuw voorstel te doen of zelf een vereffenaar aanstellen.
3. Tussentijdse verslagen Artikel 189 bis van het Wetboek van Vennootschappen wordt gewijzigd. De woorden “in de zesde en twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar” worden vervangen door de woorden “in de zevende en de dertiende maand na de invereffeningstelling”.
4. Plan voor de verdeling Het verzoekschrift dat het plan voor de verdeling aan de rechtbank voorlegt, kan voortaan worden ondertekend door de vereffenaar, een advocaat, de notaris of door een bestuurder of zaakvoerder van de vennootschap.
5. Ontbinding en afsluiting in één akte De ontbinding en de vereffening in één akte in het kader van een vrijwillige ontbinding is opnieuw mogelijk indien de volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn:
1
Naar analogie met artikel 8 van de Faillissementswet
LEGAL
2012 nieuwsbrief nr.2
• er is geen vereffenaar aangeduid; • er zijn geen passiva; • alle vennoten of aandeelhouders zijn op de algemene vergadering aanwezig of geldig vertegenwoordigd; • besluiten met eenparigheid van stemmen. De terugname van het resterende actief gebeurt door de vennoten zelf. Zodra een vereffenaar is aangeduid, moet hij onder meer het akkoord van de rechtbank krijgen betreffende het plan voor de verdeling, zelfs als dat (bijna) niets bevat. Bij gebrek daaraan kan men niet overgaan tot de bekendmaking van het afsluiten van de vereffening.
Inwerkingtreding Aangezien de wet geen specifieke datum vermeldt met betrekking tot haar inwerkingtreding, zal deze tien dagen na de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad in voege treden, dat is op 17 mei 2012.
Anne-Charlotte Lelièvre
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
LEGAL
Nieuwe maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling oudere werknemers
D
e nieuwe regeringsmaatregelen om werknemers langer aan het werk te houden betreffen niet enkel het verhogen van de pensioenleeftijd. Ook ondernemingen worden verplicht te investeren in oudere werknemers. Zo wordt het naleven van de leeftijdspiramide bij collectief ontslag verplicht en moeten ondernemingen een werkgelegenheidsplan opstellen voor de werknemers ouder dan 45 jaar.
1. Leeftijdspiramide collectief ontslag In de toekomst zal de werkgever in geval van collectief ontslag de leeftijdspiramide binnen de onderneming moeten respecteren om alzo het aantal ontslagen evenredig te spreiden over de leeftijdsgroepen. Dit moet er toe leiden niet enkel de oudere werknemers te viseren bij collectief ontslag. De werknemers worden als volgt opgedeeld: • de werknemers jonger dan 30 jaar; • de werknemers van 30 tot en met 49 jaar; • de werknemer vanaf 50 jaar. Het is de leeftijd op het ogenblik van de kennisgeving van het collectief ontslag die bepalend is. Wel voorziet de wet een afwijkingsmarge van 10% ten opzichte van de strikte toepassing van de evenredige spreiding over de verschillende leeftijdsgroepen en kunnen werknemers met een sleutelfunctie binnen de onderneming worden uitgesloten bij de telling en toepassing. Bij een collectief ontslag van één of meerdere afdelingen wordt de evenredige spreiding toegepast op afdelingsniveau. De werknemers verbonden door een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk worden
enkel meegeteld wanneer hun arbeidsovereenkomst vroeger tot een einde komt ten gevolge van het collectief ontslag. Deze regeling geldt niet voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers, bij een collectief ontslag dat plaatsvindt in het kader van een faillissementprocedure, bij een gerechtelijke ontbinding (na een niet-geslaagde gerechtelijke reorganisatie) of bij een sluiting van onderneming. De sanctie bij het niet respecteren van de leeftijdspiramide bestaat erin dat de werkgever de structurele bijdrageverminderingen en de doelgroepverminderingen verliest voor het betrokken kwartaal, alsook voor de 7 voorgaande kwartalen en dit voor alle werknemers van minstens 50 jaar oud die zijn ontslagen ten gevolge van het collectief ontslag. Bijkomende uitvoeringsmaatregelen en inwerkingtreding moeten nog worden bepaald bij KB.
2. Werkgelegenheidsplan oudere werknemers Ondernemingen met 20 of meer werknemers zullen jaarlijks een plan moeten opstellen aangaande maatregelen die worden genomen ten gunste van het behoud of het verhogen van het aantal werknemers van 45 jaar en ouder. Het opstellen en naleven van het plan is een interne aangelegenheid, doch de wetgever somt een aantal mogelijke maatregelen op, waaronder: • de selectie en aanwerving van nieuwe werknemers; • de ontwikkeling van de competenties en kwalificaties
9
10
LEGAL
• • • • •
van de werknemers, met inbegrip van de toegang tot opleidingen; de loopbaanontwikkeling en loopbaanbegeleiding binnen de onderneming; de mogelijkheden om via interne mutatie een functie te verwerven aangepast aan de evolutie van de mogelijkheden en de competenties van de werknemer; de mogelijkheden tot aanpassing van de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden; de gezondheid van de werknemer, preventie en het wegwerken van fysieke en psychosociale belemmeringen om aan het werk te blijven; systemen van erkenning van verworven competenties.
Het plan moet uiterlijk op 31 maart van het betrokken kalenderjaar worden voorgelegd aan de ondernemingsraad, het CPBW, de vakbondsafvaardiging of de werknemers (afhankelijk van de sociale overlegorganen aanwezig binnen de onderneming). Deze organen beschikken over één maand om advies te geven over het plan dat eventueel wordt aangepast (niet verplicht).
2012 nieuwsbrief nr.2
Het niet-naleven van de procedure of het niet-opstellen van het werkgelegenheidsplan is niet onderworpen aan bijzondere sancties. Indien het plan niet wordt voorgelegd aan de ondernemingsraad zijn wel de sancties betreffende het nietoverhandigen van vereiste informatie van toepassing. Het plan moet gedurende 5 jaren bewaard worden en op eenvoudig verzoek kunnen worden overlegd aan de bevoegde inspecteurs. De programmawet bepaalt dat deze maatregel in werking treedt op 1 juli 2012. In principe zullen ondernemingen ten laatste op 31 maart 2013 hun eerste plan moeten voorleggen tenzij de NAR nog een alternatief mechanisme uitwerkt voor 30 juni 2012. De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zullen op hun website de nodige modellen van werkgelegenheidsplannen voorzien.
Katleen Engelen
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
LEGAL
STRIJD TEGEN DE SOCIALE FRAUDE – BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN DIE DE PROGRAMMAWET VAN 29 MAART 2012 AANBRENGT
D
e bepalingen van de programmawet van 29 maart 2012 hebben betrekking op verschillende domeinen zoals volksgezondheid, landbouw, wetenschapsbeleid en sociale zaken. Een belangrijk luik is gewijd aan de strijd tegen de sociale fraude. Met betrekking tot de maatregelen die de sociale fraude willen bestrijden, dient men in het bijzonder het volgende te onthouden: • De vestiging van een stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon De wet heeft een stelsel van hoofdelijke aansprakelijkheid ingevoerd tussen de opdrachtgevers, de aannemers en de onderaannemers voor de betaling van het loon van de werknemers in bepaalde risicosectoren die zullen worden bepaald bij Koninklijk Besluit. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de sectoren van bouw, voedingsindustrie, horeca, veiligheid en schoonmaak zullen worden geviseerd. De sociale inspectie kan voortaan opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers in kennis stellen van het feit dat
een aannemer of een onderaannemer met wie ze werken, het loon dat hij verschuldigd is aan zijn werknemers, niet betaalt. De bestemmeling van de kennisgeving wordt hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon dat opeisbaar is door de betrokken werknemers bij het verstrijken van een termijn van 14 werkdagen na de kennisgeving, en dit voor maximaal een jaar. Er moet worden opgemerkt dat die bepalingen niet van toepassing zijn op de opdrachtgever-natuurlijke persoon die de activiteiten uitsluitend voor privédoeleinden laat uitvoeren. De opdrachtgevers en de aannemers die actief zijn in de betrokken sectoren, moeten er dus op letten dat ze in de overeenkomst die hen verbindt met hun aannemer of hun onderaannemers, een beding opnemen dat de gevolgen van een dergelijke kennisgeving door de sociale inspectie regelt (bijvoorbeeld de mogelijkheid om eenzijdig de aannemingsovereenkomst te verbreken en er zelfs een ontbindende voorwaarde van te maken waarmee men kan ontsnappen aan de hoofdelijke aansprakelijkheid).
LEGAL
2012 nieuwsbrief nr.2
• De uitbreiding van het stelsel van de hoofdelijke aansprakelijkheid wat de sociale en fiscale schulden betreft en de invoering van een stelsel van “subsidiaire aansprakelijkheid” voor diezelfde schulden De wet laat toe het stelsel van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale en fiscale schulden dat op dit ogenblik van toepassing is in de bouwsector, uit te breiden naar andere risicosectoren die bij Koninklijk Besluit moeten worden bepaald. Elke persoon die zich tot een aannemer van werken of een onderaannemer wendt die sociale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de aannemingsovereenkomst, kan dus hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de sociale schulden van zijn medecontractant. Bovendien werd een mechanisme van “ketenaansprakelijkheid” heringevoerd, krachtens hetwelk de opdrachtgevers en de aannemers niet meer enkel hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de sociale en fiscale schulden van de aannemer of de onderaannemer op wie ze rechtstreeks
een beroep hebben gedaan, maar ook voor de sociale en fiscale schulden van onderaannemers op wie hun medecontractanten zelf een beroep zouden hebben gedaan. • De invoering van sancties in geval van het niet-naleven van de deeltijdse werkroosters Indien een werkgever de verplichtingen inzake deeltijdse arbeid (maatregelen inzake inschrijving en openbaarmaking van de werkroosters, registratie van afwijkingen aan die werkroosters enz.), niet naleeft, worden de deeltijdse werknemers voortaan geacht, behoudens bewijs van het tegendeel, hun prestaties in het kader van een voltijdse arbeidsovereenkomst te hebben verricht.
Anne-Charlotte Lelièvre
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
11
12
LEGAL
2012 nieuwsbrief nr.2
PROCEDURE INZAKE FUSIES EN SPLITSINGEN In onze voorgaande uitgave hebben we een artikel gepubliceerd over de wijzigingen die werden doorgevoerd door de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen ingevolge Richtlijn 2009/109 wat de verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft. Op 27 maart 2012 heeft het Instituut van Bedrijfsrevisoren (IBR) een mededeling gedaan met betrekking tot de gevolgen van deze wet op de inhoud van de revisorale verslagen. Zoals we al hebben gemeld, bevestigt het IBR dat zowel op het vlak van fusies als van splitsingen de verplichting van de commissaris om een revisoraal verslag op te stellen over de
inbrengen in natura opnieuw ontstaat als er geen revisoraal verslag is opgesteld over het fusie- of splitsingsproject. Als echter wel een revisoraal verslag werd opgesteld over het fusie- of splitsingsontwerp, moet de commissaris het verslag over de inbrengen in natura niet meer opstellen. Hieronder volgt een samenvattende tabel die de mogelijke oplossingen illustreert ingevolge de wijzigingen die voortvloeien uit de wet van 8 januari 2012. Anne-Charlotte Lelièvre
[email protected] BDO Juridische Adviseurs
Type herstructurering
Revisoraal verslag over het project
Verslag over de inbrengen in natura
Wettelijke basis
Fusie door overneming
Ja
Nee
Art. 695 W.Venn.
Fusie door overneming
Nee
Ja
Art. 695 W.Venn.
Fusie door oprichting van nieuwe vennootschappen
Ja
Nee
Art. 705 en 708 W.Venn.
Fusie door oprichting van nieuwe vennootschappen
Nee
Ja
Art. 705 en 708 W.Venn.
Splitsing door overneming
Ja
Nee
Art. 731 en 734 W.Venn.
Splitsing door overneming
Nee
Ja
Art. 731 en 734 W.Venn.
Splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen
Ja
Nee
Art. 724, 746 en 749 W.Venn.
Splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen
Nee
Ja
Art. 724, 746 en 749 W.Venn.
Financial Audit
De consistentie van goodwill in tijden van economische crisis
D
e FSMA (Financial Services and Markets Authorities) heeft onlangs een analyse gepubliceerd van de informatie die genoteerde vennootschappen bekendmaken in hun geconsolideerde rekeningen met betrekking tot goodwilll 1. De IAS-IFRS-normen die door die vennootschappen worden gehanteerd, voorzien in tegenstelling tot het Belgische boekhoudrecht, de permanente activering van goodwill via een jaarlijkse waardeverminderingstest. De informatie die op basis van de norm IAS 36 moet worden bekendgemaakt, is dus essentieel om de waarde van de goodwill in de balans te verantwoorden, zeker omdat het resultaat van de waardeverminderingstest in belangrijke mate afhangt van de schattingen en de veronderstellingen van het ma Studie inzake de informatieverstrekking over goodwill met toepassing van IAS 36 in de jaarrekeningen van genoteerde vennootschappen boekjaar 2010”, FSMA, februari 2012.
1
nagement. In de huidige crisiscontext, die gekenmerkt wordt door een hogere volatiliteit van de markten en onzekerheid over de economische conjunctuur, is het uitvoeren van de waardeverminderingstest zeer moeilijk. Er moet dus een bijzondere aandacht worden besteed aan de verantwoording van de gebruikte parameters en de gekozen waarderingsmethode.
Goodwill en waardeverminderingstest Elk jaar moet voor elke kasstroomgenererende eenheid (KGE) waaraan goodwill is toegerekend, een waardeverminderingstest van de goodwill worden uitgevoerd. De bepaling en de samenstelling van de verschillende KGE’s vormen dus een eerste belangrijk beoordelingselement.
Financial Audit
2012 nieuwsbrief nr.2
De waardeverminderingstest bestaat erin de boekwaarde van de KGE te vergelijken met haar realiseerbare waarde. Die laatste wordt gedefinieerd als de hoogste waarde van enerzijds de reële waarde (minus verkoopkosten) en anderzijds de bedrijfswaarde. Die twee methodes zouden in de huidige moeilijkere economische context tot veel lagere waarden kunnen leiden dan die waarvoor de goodwill die voortvloeit uit een bedrijfscombinatie, geactiveerd werd, zeker als de transactie juist vóór de crisissen van de laatste jaren werd uitgevoerd, toen de groeiperspectieven gunstiger waren. De reële waarde (minus verkoopkosten) is het bedrag dat kan worden verkregen bij de verkoop van de KGE door middel van een vergelijkbare transactie tussen goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid zijn onder omstandigheden van normale concurrentie. Praktisch gezien zal men tot het meest betrouwbare bedrag komen op basis van de prijs die wordt vermeld in een ondertekende verkoopovereenkomst. Is er geen dergelijke overeenkomst, dan kan worden verwezen naar een onderhandelde prijs op een actieve markt. Is die er ook niet, dan kan de reële waarde door het management worden geschat op basis van de beste beschikbare informatie. De bedrijfswaarde wordt verkregen door de actualisering van de voor de KGE verwachte toekomstige kasstromen (“Discounted Cash Flows”). Hier spelen talrijke variabelen die ruimte laten voor veronderstellingen en dus voor het oordeel van het management, met name: • kasstroomprognoses op basis van redelijke en gefundeerde veronderstellingen voor de gebruiksduur van de KGE in haar huidige staat; • kasstroomprognoses op basis van goedgekeurde budgetten voor een periode van maximaal 5 jaar; • schatting van de kasstromen voor de periode die volgt op die die door de budgetten wordt gedekt met toepassing van een stabiel of dalend groeipercentage; • disconteringsvoet die de marktbeoordeling weerspiegelt van de tijdswaarde van geld en de andere specifieke risico’s verbonden aan de KGE dan die waarvoor de kasstromen al gecorrigeerd werden. Indien de eenheid die disconteringsvoet niet van de markt kan verkrijgen (wat vaak het geval is), kan ze die schatten op basis van haar WACC (dit is de gewogen gemiddelde kapitaalkost) die bijvoorbeeld wordt bepaald op basis van modellen zoals het CAPM of “Capital Asset Pricing Model” (dat de risicovrije rente, de marktrisicopremie en de gestandaardiseerde risicobijdrage van de KGE “bèta” omvat), haar marginale rentevoet of haar marktrentevoeten. Een waardeverminderingsverlies moet enkel en alleen worden opgenomen als de realiseerbare waarde van de KGE kleiner is dan haar boekwaarde. Dat waardeverminderingsverlies leidt ertoe dat een waardevermindering die moet worden toegerekend aan de goodwill die toegerekend is aan de eenheid, onmiddellijk wordt opgenomen in het resultaat.
Te verstrekken informatie Wegens het grote aantal parameters dat men nodig heeft om de realiseerbare waarde te bepalen, kan de financiële
informatie slechts juist zijn als alle door de eenheid in aanmerking genomen veronderstellingen op transparante wijze beschreven en verantwoord zijn. Daarom legt norm IAS 36 op dat de volgende informatie wordt verschaft voor de gebruikte schattingen bij de beoordeling van de realiseerbare waarden van de KGE: • de boekwaarde van de toegerekende goodwill; • de methode op basis waarvan de realiseerbare waarde werd bepaald; • de basisveronderstellingen waarop de toekomstige kasstroomprognoses zijn gebaseerd; • het gebruikte groeipercentage met inbegrip van de economische en financiële veronderstellingen waarop het steunt; • de disconteringsvoet. De FSMA beveelt met betrekking tot de disconteringsvoet in haar studie aan om, gelet op de talrijke benaderingen en veronderstellingen die nodig zijn om de WACC te bepalen, niet enkel de gebruikte disconteringsvoet te vermelden, maar ook de verschillende factoren en variabelen die in aanmerking werden genomen om deze te berekenen. Het doel hiervan is te zorgen voor een “verifieerbare betrouwbaarheid” en de mogelijkheid om de informatie met elkaar te vergelijken.
Gevoeligheidsanalyse Wanneer een “redelijkerwijs mogelijke” wijziging van een basisveronderstelling de realiseerbare waarde op een bedrag kan brengen dat lager is dan de boekwaarde, beveelt de norm aan het bedrag van het surplus van de boekwaarde op de realiseerbare waarde aan te duiden en elke variatie van de parameters die tot een realiseerbare waarde van de KGE leidt, die gelijk is aan de boekwaarde. Het vermelden van de graad van onzekerheid van de gemaakte schattingen zou eveneens relevante informatie kunnen verschaffen en kunnen zorgen voor een grotere transparantie van de uitgevoerde test. Een dergelijke gevoeligheidsanalyse is van fundamenteel belang voor de persoon die de financiële staten leest, want ze geeft aan in welke mate een wijziging van de veronderstellingen de opname van een waardevermindering op de goodwill met zich zou kunnen meebrengen, met andere woorden: de manoeuvreerruimte van de KGE ten aanzien van veranderingen van factoren die zij zelf niet altijd in de hand heeft. De FSMA meent dat die informatie relevant is zelfs als de wijziging van de waarde van de veronderstelling weinig waarschijnlijk is en ze beveelt aan de analyse niet tot een enkele veronderstelling te beperken maar tevens de impact te vermelden van een gelijktijdige verandering van meerdere samenhangende veronderstellingen.
Alain Schellekens
[email protected] BDO Bedrijfsrevisoren
13
14
NEWS
2012 nieuwsbrief nr.2
SHORT NEWS BDO lanceert 2 nieuwe Apps: PME Cockpit en Belgian Chart of Accounts
BDO en VBO schrijven een brochure over de digitalisering van uw financiële administratie
Op 13 juni lanceerde BDO 2 nieuwe Apps voor iPhone en VBO iPad in de App Store. Het gaat om deE PME Cockpit App, die ontwikkeld is naar analogie met de KMO Cockpit App en de Chart of Accounts App (het Belgisch rekeningenstelsel).
2CEO
FFECTIEVE LEDEN VAN HET
Belgische Federatie van de Automobiel- en Tweewielerindustrie
Federatie van de Belgische Cementnijverheid
Belgische Baksteenfederatie
Belgische Federatie van de Financiële Sector
Belgische Federatie van de Chemische Industrie en Life Sciences
Organisatie van Raadgevende Ingenieurs, Engineering- en Consultancybureaus
Belgische Petroleum Federatie
Verbond van de Glasindustrie
Werkgeversverbond der belgische Havens
Creamoda
Algemene Belgische Schoonmaakunie
Cigarette Manufacturers of Belgium and Luxembourg
Beroepsvereniging van Verzekeringsondernemingen
Federatie van de Belgische Elektriciteitsen Gasbedrijven
Federatie van de Belgische Grafische Industrie
Federatie van Partners voor Werk
Belgian Air Transport Association
Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer
Federatie van de Technologische Industrie
Federatie van de Betonindustrie
Staalindustrie Verbond
Federatie van de Elektriciteits- en Gasnetbeheerders in België
DIGITALISERING VAN UW FINANCIËLE ADMINISTRATIE
Verbond van Ontginnings- en Veredelingsbedrijven van Onbrandbare Gesteenten
Federatie der Papieren Kartonverwerkende Bedrijven
Werkgeversfederatie voor de Internationale Handel, het Vervoer en de Logistiek
Beroepsvereniging van Verzekeringsmakelaars
De PME Cockpit App richt zich naar bedrijfsleiders en beoefenaars van economische beroepen. Het is een App over boekhouding, fiscaliteit en audit en groepeert interessante informatie voor bedrijfsleiders en beoefenaars van economische beroepen. De PME Cockpit App is als het ware een referentiedatabase waar ze gemakkelijk de juiste informatie kunnen vinden. De onderverdeling in rubrieken (fiscaliteit, boekhouding, vennootschappen, vzw's, sociaal recht en uw geld) alsook de zoekmotor maken het de bezoeker gemakkelijk om snel naar de juiste informatie te gaan. Belgische Confederatie van de Autohandel en reparatie en van de Aanverwante Sectoren
PRAKTISCHE LEIDRAAD BIJ EEN DUURZAME STRATEGIE ROND DE
Belgische federatie van de handel en diensten
Vereniging van de Belgische Fabrikanten van Papierdeeg, Papier en Karton
Federatie van de Textiel-, Hout- en Meubelindustrie
Confederatie Bouw
Beroepsfederatie van de Contactcenters in België
Federatie Voedingsindustrie
Koninklijke Belgische Redersvereniging
Bedrijfsgroepering Zandgroeven
Beroepsvereniging van Belgische Vezelcement Producenten
SERIE Cover e-account BDO_NL.indd 1
Met de medewerking van:
Mei 2012
17/04/12 12:02
Het VBO en BDO hebben een praktische leidraad uitgewerkt om bedrijfsleiders te begeleiden bij het uitdagend traject van de digitalisering van de financiële administratie. De informatie richt zich zowel op kmo’s als op grotere bedrijven. De materie is te breed en te complex om alle facetten tot in de kleinste details op 72 bladzijden te bundelen. Daarom focussen de auteurs op de belangrijkste wettelijke evoluties, technologische kenmerken en pragmatische hinderpalen of valkuilen waarmee de bedrijven worden geconfronteerd. Die theoretische principes en regels toetsen ze aan praktijkervaringen van financiële en operationele managers die de digitalisering en automatisering van de financiële processen van dichtbij sturen en begeleiden. U kunt de brochure downloaden op www.bdo.be/ De digitalisering van uw financiële administratie
De Chart of Accounts App is ontwikkeld om de gebruiker op een efficiënte manier doorheen het Belgisch rekeningenstelsel te leiden en is gebaseerd op het minimum algemeen rekeningenstelsel dat uitgebreid werd tot een structuur van 6 cijfers. De App is beschikbaar in 3 talen (Nederlands, Frans en Engels). Hierdoor kan je gemakkelijk de vertaling van de rekeningen opzoeken. Het rekeningenstelsel is opgesteld in een logische boomstructuur en verschillende zoekmethodes zijn mogelijk: • per rekeningnummer • per zoekterm
NEWS
2012 nieuwsbrief nr.2
SHORT NEWS BDO wint Solidaritest "Best Practices Award 2012"
BDO heeft met haar SOCOM-project de Solidaritest Best Practice Award 2012 gewonnen. Dit is een belangrijke beloning voor het sociaal engagement dat al altijd heeft geleefd binnen BDO. Ook vroeger droeg elk kantoor binnen de eigen regio op heel verschillende domeinen al zijn steentje bij. Omdat 2011 tot het Europees jaar van vrijwilligerswerk werd uitgeroepen, vond BDO het de hoogste tijd om al deze lokale initiatieven te bundelen en een actieve rol op te nemen, waardoor de collega’s binnen een goed uitgewerkt kader een mooie bijdrage konden leveren – ieder vanuit zijn/haar sterkte. En zo werd per 1 oktober 2010 het project BDO SOCOM (of BDO Social Commitment) in het leven geroepen. Finaal werden 9 concrete projecten opgestart (één door elk van onze kantoren).
AGENDA Fiscale ontbijtsessies: BDO organiseert in samenwerking met Accountemps van oktober 2012 tot juni 2013 een reeks van 8 fiscale ontbijtsessies op de volgende locaties: • BDO Waver • BDO Namen • BDO Lasne • BDO Luik • Accountemps Brussel • Accountemps Charleroi • Accountemps Luik • Eupen • Marche-en-Famenne Meer informatie vindt u op de BDO-website: www.bdo.be
• Kantoor Antwerpen: projectinzameling Joko-Togo vzw • Kantoor Brussel: bloedinzameling voor het Rode Kruis • Kantoor Gent: project BBQ De Heide vzw • Kantoor Hasselt: samen met alle andere kantoren – Kom op tegen kanker • Kantoor Lasne: projectinzameling t.v.v. Ass St Vincent • Kantoor Luik: projectondersteuning ASBL Sun 7 Boulevard • Kantoor Namen: project schilderen hangar Restos du Coeur • Kantoor Roeselare: project benefietconcert VOC Rozenweelde • Kantoor Wavre: project jogging ten voordele van E.L.A.
Wat is de solidaritest Best Practice Award 2012? Solidaritest is een jaarlijkse enquête naar de effectieve inspanningen van Belgische bedrijven of Belgische vestigingen van internationale bedrijven op het vlak van maatschappelijke solidariteit. Het is een initiatief van het Belgische Rode Kruis. De solidaritest Best Practice Award is een aanvullend initiatief op de traditionele Solidaritest Company award en wil bedrijven de kans geven om één specifiek bedrijfsproject in de kijker te zetten.
15
16
NEWS
2012 nieuwsbrief nr.2
BDO is permanent op zoek naar nieuw talent Momenteel is BDO op zoek naar volgende talenten: Voor de Business Line Accounting & Reporting
Voor de Business Line Audit & Assurance
Voor de Business Line Tax & Legal Services
Voor de Business Line Special Advisory Services
Accountancy • (Senior) Manager Accountancy Kantoor Brussel, Gent of Roeselare • (Semi)-Senior Accountancy Kantoor Brussel en Antwerpen • Assistenten Kantoor Gent, Antwerpen, Waver en Roeselare
Financial Audit • Senior Kantoor Antwerpen • Assistenten Kantoor Antwerpen, Brussel, Hasselt en Roeselare
TAX • Supervisor / Manager Individual tax Kantoor Brussel • Junior Manager Transfer Pricing Kantoor Brussel • Tax Advisor Kantoor Brussel • Ervaren Assistent Tax Kantoor Hasselt • Senior / Supervisor Tax Kantoor Lasne en Waver • Assistenten Kantoor Luik en Lasne
Corporate Finance • Supervisor / Manager TS/M&A (M/V) Kantoor Brussel • Semi-Senior Corporate Finance Kantoor Brussel
Public Sector • Senior/Supervisor Accounting Kantoor Antwerpen • Assistent organisatieontwikkeling Kantoor Antwerpen en Gent
Risk & Assurance Services • IT Risk & Control Adviser Kantoor Antwerpen
Legal • Senior Advisor Kantoor Gent en Antwerpen • Corporate Advisor Kantoor Antwerpen • Ervaren Assistent Kantoor Antwerpen
Wenst u meer informatie over deze vacatures?: Surf dan naar: http://jobs.bdo.be
Meer info op www.bdo.be Contact
BDO Antwerpen Uitbreidingstraat 66/13 B-2600 Antwerpen BDO Brussels The Corporate Village, Da Vincilaan 9 - Box E.6, Elsinore Building B-1935 Zaventem BDO Gent Axxes Business Park, Guldensporenpark 100 - blok K B-9820 Merelbeke BDO Hasselt Prins Bisschopssingel 36/3 B-3500 Hasselt BDO Lasne Chaussée de Louvain 428 B-1380 Lasne BDO Liège Rue Waucomont 51 B-4651 Battice BDO Namur-Charleroi Parc Scientifique Crealys, Rue Camille Hubert 1 B-5032 Les Isnes BDO Roeselare Accent Business Park, Kwadestraat 153/5 B-8800 Roeselare BDO Wavre Ferme des Quatre Sapins, Chaussée de Huy 120A B-1300 Wavre
T. +32 (0)3 230 58 40 T. +32 (0)2 778 01 00 T. +32 (0)9 210 54 10 T. +32 (0)11 28 60 60 T. +32 (0)2 352 04 90 T. +32 (0)87 69 30 00 T. +32 (0)81 20 87 87 T. +32 (0)51 26 08 40 T. +32 (0)10 23 89 70
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
De opgenomen informatie in deze trimestriële Nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze Nieuwsbrief voortaan ook electronisch te ontvangen, dan kan u ons contacteren via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. Werner Lapage, p/a The Corporate Village Da Vincilaan 9 Box E.6 - Elsinore Building - 1935 Zaventem BDO Services Burg. Ven. CVBA / Soc. Civ. SCRL, a limited liability company incorporated in Belgium, is a member of BDO International Limited, a UK company limited by guarantee, and forms part of the international BDO network of independent member firms. BDO is the brand name for the BDO network and for each of the BDO Member Firms.