Vriendschap tussen twee culturen Een kwalitatief onderzoek naar de betekenis van de NPS-serie Dunya & Desie in de multiculturele samenleving
Doctoraalscriptie Marjolein van der Aar Collegekaartnummer: 9902902 Begeleider: H. Morssink 2e beoordelaar: J. Oppenhuisen
Studie: Communicatiewetenschap Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam 4 augustus 2003
1
Voorwoord Deze scriptie heb ik geschreven ter afsluiting van de opleiding Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. In 2002 heb ik stage gelopen op de Pers en Communicatieafdeling van de NPS. Tijdens deze stage kwam ik samen met Arthur Schuitemaker (hoofd Pers en Communicatie NPS) en Frans Jennekens (projectleider multiculturele programma’s NPS) op het idee om een onderzoek te gaan doen onder de kijkers van het NPS-programma Dunya & Desie. In december 2002 ben ik begonnen met dit onderzoek. En voor u ligt het resultaat: mijn doctoraalscriptie. Ik wil alle mensen bedanken die mij hebben geholpen bij het schrijven van mijn scriptie. Ten eerste wil ik mijn begeleider Hester Morssink heel erg bedanken voor al haar aanwijzingen, adviezen en tips. Zij heeft steeds alle pakketten papier die ik bij haar inleverde kritisch gelezen en voorzien van commentaar en ze stond altijd klaar om mijn vragen te beantwoorden. Door haar aanwijzingen is mijn scriptie beter en completer geworden. Daarnaast wil ik de makers en de kijkers van Dunya & Desie bedanken voor hun medewerking aan mijn onderzoek. Zonder hen had ik dit onderzoek niet kunnen uitvoeren. En natuurlijk Sandra Beerends (dramaturg NPS en eindredacteur Dunya & Desie) die mij heeft geholpen bij het zoeken naar respondenten en die altijd een antwoord had op mijn vragen over de serie. Tot slot ben ik Erwin Esselmann erg dankbaar voor alle steun en nuttige adviezen en Bauke Leeman voor het uitlenen van zijn videorecorder. Veel plezier bij het lezen van mijn scriptie, Marjolein van der Aar
2
Samenvatting Er is in Nederland de laatste jaren veel discussie over de rol die de media spelen in de multiculturele samenleving. De media zouden bijvoorbeeld de beeldvorming over minderheden kunnen beïnvloeden en ze zouden minderheidsgroepen kunnen in- en uitsluiten in de Nederlandse samenleving. De publieke omroep NPS heeft een speciale taak op dit gebied. Zij heeft een voorbeeldfunctie voor alle publieke omroepen als het gaat om het uitzenden van programma’s waarin de multiculturele samenleving in al haar gedaanten zichtbaar en bespreekbaar is. Eén van de programma’s van de NPS is Dunya & Desie. In dit onderzoek wordt gekeken welke betekenis de jongerenserie Dunya & Desie heeft in de multiculturele samenleving. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn diepteinterviews met drie makers gedaan en zijn 24 zowel allochtone als autochtone kijkers onderzocht in focusgroepen. Volgens de makers zou Dunya & Desie een bijdrage kunnen leveren aan de integratie van Marokkanen in Nederland. Volgens hen zou Dunya & Desie doordat er indirect voor kunnen zorgen dat kijkers een positiever beeld van Marokkanen krijgen. Tevens zou de serie zowel Nederlandse kijkers als Marokkaanse kijkers iets kunnen leren over elkaars cultuur en zou de serie zou er voor kunnen zorgen dat Marokkanen zich wat meer herkennen en zich prettiger voelen bij wat ze op televisie zien. Uit de focusgroepen met de kijkers bleek dat de serie inderdaad zou kunnen bijdragen aan de integratie van Marokkanen in Nederland. De serie was bijvoorbeeld heel herkenbaar voor (onder meer) Marokkaanse jongeren. Hierdoor zouden ze zich meer geaccepteerd kunnen gaan voelen in de Nederlandse samenleving. Ook bleek dat jongeren elkaars culturen door de serie leren kennen en dat ‘witte’ jongeren zich bewuster werden van het (vaak stereotype) beeld dat ze hadden van Marokkanen.
3
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1.Context van het onderzoek 1.2. Onderzoeksvraag 1.3. Relevantie 1.4. Hoofdstuk indeling
1 1 3 4 5
2. Televisie en minderheden 2.1 Beeldvorming, stereotypering en in- en uitsluitende werking van de media 2.1.1 De media kunnen ons een beeld van de werkelijkheid geven 2.1.2 Het beeld van minderheden in de Nederlandse media is negatief 2.1.3 Stereotypen kunnen een uitsluitende werking hebben 2.2. Minderhedenprogramma’s bevorderen integratie 2.3 Encoding- decoding
6 6 6 7 7 8 9
3. Opvattingen van programmamakers over de rol van de media in de multiculturele samenleving 3.1. Opvattingen van journalisten over de functie van de media in de multiculturele samenleving 3.1.1 Repertoire van ‘registreren’ 3.1.2 Repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’ 3.1.3 Repertoire van ‘taboes doorbreken en confronteren’ 3.1.4 Repertoire van ‘integreren’ 3.2. De ontwikkeling van programma’s voor minderheden en de problemen daarbij 3.2.1. De eerste minderhedenprogramma’s 3.2.2. De conservatieve houding van de publieke omroep 3.2.3. De last van representatie 3.2.4. De ‘nieuwe’ minderhedenprogramma’s van de NPS 3.3. Vragen aan de makers van Dunya & Desie
10 10 10 10 11 11 11 12 13 13 15 16
4. Jongeren, etniciteit en televisie 17 4.1. Jongeren, identiteit en etniciteit 17 4.2. Rol van televisie in het leven van jongeren 18 4.2.1 Allochtone jongeren herkennen zichzelf niet in televisieprogramma’s 18 4.2.2. De functies van televisie 19 4.3. De beleving van televisie 21 4.3.1. Jongeren praten kritisch en referentieel over soaps 22 4.3.2. Jongeren praten over de moraal en de representativiteit van soaps 22 4.3.3. Jongeren vergelijken hun normen en waarden met de normen en waarden 23 in een soap 4.3.4. Hoe zwarte en witte kijkers reageren op een serie waarin geen stereotype 24 beelden worden getoond 4.4. Vragen aan de kijkers 25
4
5. Het onderzoek 5.1 Het onderzoek naar de opvattingen van de makers over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving 5.1.1. De interviewvragen 5.1.2. De analyse van de diepte-interviews 5.1.3 Het gebruik van de citaten van de makers voor het kijkersonderzoek 5.2 Het onderzoek naar de beleving van Dunya & Desie door de kijkers 5.2.1. De focusgroepen 5.2.2. De topiclijst 5.2.3. Het verloop van de focusgroepsdiscussies 5.2.4. Analyse van de focusgroepsdiscussies
26 26
6.
De makers van Dunya & Desie aan het woord 6.1. Dunya & Desie moet een goede en leuke dramaserie voor jongeren zijn 6.2. Het repertoire van ‘integreren’ 6.3. Het repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’ 6.3.1. Dunya & Desie geeft een beter beeld van de multiculturele samenleving 6.3.2. Dunya & Desie kan volgens de makers bijdragen aan integratie 6.3.3. Dunya & Desie heeft een insluitende werking 6.4. De problemen en dilemma’s van de makers van Dunya & Desie 6.4.1. De reactie van critici op Dunya & Desie 6.4.2. De acteurs dragen de last van representatie
34 34 35 36 37 38 39 40 40 42
7.
De jongeren herkennen zichzelf niet op televisie 43 7.1. De commerciële omroep spreekt de jongeren meer aan dan de publieke omroep 43 7.2. De Nederlandse televisie besteedt te weinig aandacht aan jongeren 44 7.3. De Nederlandse televisie besteedt te weinig aandacht aan verschillende culturen 45
8.
De kijkers beleven Dunya & Desie 8.1. Kritisch praten over Dunya & Desie 8.2. Dunya & Desie en het vormen van identiteit 8.2.1. Situaties vergelijken met eigen leven 8.2.2. De relatie van de kijkers met de karakters uit de serie 8.3. Moralistisch praten over Dunya & Desie 8.4. Een vergelijking tussen de beleving van Dunya & Desie en de beleving van soaps
47 47 48 48 49 50 51
9.
Hoe de kijkers over de multiculturele samenleving praten 9.1. Kijkers hadden stereotype beelden van de Marokkaanse cultuur 9.2. Besef van stereotypen 9.3. Praten over Marokkaanse karakters 9.3.1. De kijkers praten over de representatie van de Marokkanen in Dunya & Desie 9.3.2. Markering 9.3.3. Last van representatie 9.3.4. Kijkers zien Dunya & Desie als de werkelijkheid 9.4. Wat Dunya & Desie met het beeld van de kijker doet 9.4.1. Verwarring 9.4.2. Bewustwording 9.4.3. Informatiefunctie van Dunya & Desie
52. 52 54 54 54
26 27 28 28 29 30 31 32
56 57 58 59 59 60 60
5
10.
De functie van het taalgebruik over de multiculturele samenleving 10.1. Onhandigheid 10.2. De kijkers geven hun standpunt aan in de discussie over integratie 10.3. ‘Het is gewoon’ repertoire 10.4. ‘Wij- zij’ repertoire
62 62 63 65 65
11.
Conclusie van het onderzoek 11.1. De serie kan een bijdrage leveren aan de integratie 11.2. De serie verbindt jongeren met elkaar
67 67 68
12.
Discussie en suggesties voor verder onderzoek 12.1. De generaliseerbaarheid van de resultaten 12.2. Relevantie van de resultaten 12.2. Suggesties voor publieke omroep
70 70 71 71
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Vragenlijst voor makers Topiclist De gebruikte afleveringen van Dunya & Desie
6
Hoofdstuk 1: Inleiding ‘Dunya & Desie is een serie voor jongeren. Dunya en Desie zijn twee vijftienjarige hartsvriendinnen met charme en lef. Dunya is Marokkaans en Desie is Hollands, maar beiden zijn in Nederland opgegroeid met Koninginnedag, strippenkaarten en GTST. Daarnaast heeft Dunya haar Marokkaanse achtergrond: Ramadan, de Imam en Mekka. Samen raken ze in herkenbare, grappige, spannende en onverwachte situaties verzeild. Vol energie kijken ze met een optimistische blik naar de wereld om zich heen en proberen op hun eigen manier overtuigingen, ideeën en dromen aan hun omgeving en aan elkaar te toetsen’, (Nederlandse Programma Stichting, 2002).
Dit is de aankondiging van de serie Dunya & Desie in de programmakrant van de publieke omroep NPS (Nederlandse Programma Stichting) van februari 2002. In 2002 en 2003 werd de serie, die voor zowel allochtone als autochtone jongeren tussen de 12 en 15 jaar bedoeld was, zeven weken lang uitgezonden op Nederland 3. Dunya & Desie is een bijzondere serie. Het belangrijkste onderwerp in de serie is de vriendschap tussen een Marokkaans en Nederlands meisje en niet het ‘anders zijn’ van het Marokkaanse meisje of de problemen in de Marokkaanse gemeenschap. De makers van Dunya & Desie hebben ervoor gekozen om nu eens niet, zoals in de meeste televisieprogramma’s gebeurt (Brants, Crone & Leurdijk, 1999), de problemen van de multiculturele samenleving te laten zien, maar juist het ‘gewone’. Een andere bijzonderheid aan deze serie is dat er zowel allochtone als autochtone jongeren naar kijken. Uit een pilotstudie, die in februari en maart 2002 door Kijk- en Luisteronderzoek (KLO) is uitgevoerd, bleek dat het de proefkijkers aansprak dat de serie gaat over een vriendschap tussen een Nederlands en een buitenlands meisje en waarbij ook iets van de buitenlandse cultuur te zien is. De allochtone proefkijkers, en vooral de Marokkaanse, waren daar zelfs zeer enthousiast over: ‘Nou ook eens wat over buitenlanders.’ (Bochove, 2002). 1.1. Context van het onderzoek Er is al een aantal jaren een discussie gaande onder politici, wetenschappers en journalisten in Nederland over de vraag hoe we vorm kunnen geven aan de multiculturele samenleving. Deze discussie laait vooral de laatste tijd weer hoog op omdat de problemen in de multiculturele samenleving bespreekbaar zijn geworden. De politici, wetenschappers en journalisten zijn het erover eens dat de media een grote rol kunnen spelen bij het vormen van een multiculturele
7
samenleving. Via de media kunnen verschillende culturen elkaar leren kennen. Voormalig staatsecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen, F. van der Ploeg, schreef hierover in 1999 de notitie: ‘Media- en Minderhedenbeleid. In deze notitie stond onder meer: ‘Vooral televisie heeft zich ontwikkeld tot een belangrijke spiegel op onze samenleving. Televisie verhaalt als het ware over onze collectieve identiteit. Het medium laat zien wie wij zijn; hoe wij praten en denken; welke gebruiken we hebben en welke geschiedenis; hoe wij samenleven; wie de helden zijn en wie de slachtoffers’, (Ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen, 1999).
Dat televisie volgens de overheid een rol kan spelen in de multiculturele samenleving, blijkt ook uit de taken die zij de publieke omroep NPS heeft toegedicht. Eén van de taken van de NPS is: ‘met haar programma’s nadrukkelijk bijdragen aan de verbetering van de verhoudingen tussen minder- en meerderheden en aan de integratie van migranten in de samenleving’ (NPS, 1995). Dit doet zij door de multiculturele samenleving in zijn verschillende gedaantes en vanuit meervoudige invalshoek te verbeelden. De NPS heeft hierbij een voorbeeldfunctie voor andere publieke omroepen. Ze is daarom wettelijk verplicht om twintig procent van haar televisiezendtijd te besteden aan programma’s voor minderheden (Ministerie van OC&W, 1999). Het is de taak van de NPS om met haar programma’s bij te dragen aan de integratie van migranten in de samenleving, maar over de praktische invulling van deze taak worden veel wetenschappelijke en maatschappelijke discussies gevoerd. Wetenschappers houden zich vooral bezig met vragen over de representatie van minderheden en de effecten van een bepaalde representatie van minderheden, de vraag of minderheden wel kijken naar de programma’s die voor hen worden gemaakt, en vragen over de etnische achtergrond van de makers van programma’s voor minderheden (Van der Valk, 2002; Brants, Crone & Leurdijk, 1999). Een deel van de maatschappelijke discussie is terug te lezen in de krant. Toen Dunya & Desie op televisie kwam, waren journalisten vooral geïnteresseerd in de vraag of de serie een positieve bijdrage zou kunnen leveren in de multiculturele samenleving. Veel journalisten vonden dat de serie dit inderdaad deed. Zo schreef Marijn van der Jagt in Vrij Nederland: ‘Met deze serie, die zich nadrukkelijk ook richt op een jong publiek, vervult de NPS op een voorbeeldige manier de multiculturele taak die de omroep door de overheid kreeg opgelegd.[..] De allochtone medelander verschijnt hier niet als moeizaam probleem, maar als een individu dat door clichés is omringd. [..] Hierbij toont de televisie de positieve keerzijde van een maatschappelijke ontwikkeling: het afbrokkelen van de politieke correctheid’, (Van der Jagt, 2002).
Ook Paul van Liempt van het Parool was positief over de serie. Hij schreef dat je aan de serie kon zien dat ‘de in de mediawet vastgelegde eis om programma’s op het gebied van
8
minderheden te maken, niet meer als een loden last op de schouders van de NPS ligt, maar juist creativiteit aanwakkert’ (Van Liempt, 2002). Albert Kok van het Algemeen Dagblad was veel minder positief. Hij schreef: ‘De ongetwijfeld goedbedoelde poging tot politiek correct drama had niet beroerder getimed kunnen worden. Precies immers op het moment dat de zeepbel van de Hollandse tolerantie is doorgeprikt, presenteert de NPS een serie over de in dit opzicht volstrekt probleemloze vriendschap tussen een 15jarig Hollands meisje en haar Marokkaanse leeftijdgenote’, (Kok, 2002).
De discussie over de rol van de media in de multiculturele samenleving werkt door in het commentaar van journalisten op Dunya & Desie. Er is in de kranten een soort discussie ontstaan over de maatschappelijke waarde van de serie Dunya & Desie. Deze scriptie gaat op die vraag in. 1.2. Onderzoeksvraag Ik wil gaan onderzoeken welke betekenis Dunya & Desie heeft in de multiculturele samenleving. Een televisieserie kan alleen een betekenis hebben in een samenleving, als de kijkers er een betekenis aan geven. Door te onderzoeken hoe de kijkers over de serie praten en wat ze met de serie doen, kortom hoe ze de serie beleven, kan ik aangeven welke betekenis de serie voor hen heeft. Maar voordat ik ga kijken welke betekenis Dunya & Desie voor de kijkers heeft, ga ik onderzoeken welke betekenis de makers van Dunya & Desie aan de serie willen geven. Met welke bedoeling hebben zij de serie gemaakt? Hebben zij met de serie iets willen bijdragen aan de vorming van de multiculturele samenleving? En hoe is dat terug te zien in de serie? Als de betekenis die de makers aan de serie hebben willen geven niets te maken heeft met de multiculturele samenleving, dan is de onderzoeksvraag niet relevant. Deze onderzoeksvraag is:
Welke betekenis heeft de serie Dunya & Desie in de multiculturele samenleving? Ik ga deze vraag beantwoorden met behulp van de volgende vragen: -
Welke opvattingen hebben de makers over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving?
-
Hoe beleven de kijkers de serie Dunya & Desie?
9
Een antwoord op de eerste deelvraag vind ik door middel van diepte-interviews met de drie makers van Dunya & Desie. De tweede deelvraag zal ik beantwoorden aan de hand van vijf focusgroepsinterviews met zowel allochtone als autochtone jongens en meisjes tussen de 13 en 17 jaar, die naar Dunya & Desie kijken. 1.3. Relevantie Het is niet het doel van deze scriptie om te kijken of de betekenis die de makers aan de serie hebben willen geven, ook de betekenis is die de kijker eraan geeft. Met deze scriptie wil ik een bijdrage leveren aan de discussie over de maatschappelijke waarde van de serie Dunya & Desie. En wellicht kunnen de resultaten van mijn onderzoek bijdragen aan de bredere maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over de rol van de media in de multiculturele samenleving. De resultaten van dit onderzoek kunnen daarnaast de NPS helpen om een beter beeld van het publiek van Dunya & Desie te krijgen. In een tijd waarin jongeren steeds vaker kiezen voor de commerciële omroep (Veldkamp, 1997) en de jongere doelgroep steeds moeilijker is te bereiken voor de publieke omroepen (zoals de NPS), is een goed en compleet beeld van de kijkers van groot belang (Serkei, 2000; d’Haenens, 1995). Deze informatie over het jongere kijkerspubliek kan de publieke omroep gebruiken om de programma’s voor jongeren aantrekkelijker te maken. Bovendien zal er in het televisieseizoen van 2004 weer een nieuwe serie van Dunya & Desie worden uitgezonden. Op basis van de in deze scriptie verkregen gegevens kan de nieuwe serie nog worden aangepast aan de wensen van de kijker. Ten tijde van het schrijven van deze scriptie kwam de publieke omroep nog meer onder druk te staan. Vanaf 2004 moet de publieke omroep er tientallen miljoenen euro’s bezuinigen omdat de Rijksomroepbijdrage omlaag gaat (Raad van Bestuur Publieke Omroep, 2003). De publieke omroep kost teveel geld, dus er moet bezuinigd worden. Met deze beslissing laaide ook de discussie over het bestaansrecht van de publieke omroep op (ROOD, 2003). In deze scriptie wordt er gekeken naar de betekenis van een programma van de publieke omroep in de samenleving. De resultaten kunnen wellicht bijdragen aan de maatschappelijke discussie over het nut van de publieke omroep.
10
1.4. Hoofdstukindeling In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) wordt verder ingegaan op de rol van de media in de multiculturele samenleving. Theorieën over beeldvorming en over de in- en uitsluitende werking van de media worden in dit hoofdstuk besproken. In hoofdstuk 3 wordt besproken hoe programmamakers over het functioneren van de multiculturele samenleving denken en welke rol de media daar volgens hen in speelt. Hierbij komt ook de ontwikkeling van programma’s voor minderheden aan bod. In hoofdstuk 4 komt aan de orde hoe jongeren televisieprogramma’s kunnen beleven: op welke manier jongeren naar de televisie kijken, wat ze willen zien, wat ze met de programma’s doen en hoe ze er over praten. De kijkers van Dunya & Desie zijn zowel allochtone als autochtone jongeren. Ik zal in deze scriptie niet de nadruk op leggen op de verschillen tussen hen. In de literatuur is echter wel vaak aangegeven wat de verschillen zijn tussen de beleving van allochtone en autochtone kijkers van televisieprogramma’s. In hoofdstuk 4 worden deze onderzoeken besproken. Hoe de diepte-interviews met de makers en de focusgroepen met de kijkers zijn uitgevoerd, is te lezen in hoofdstuk 5. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 tot en met 10 de resultaten besproken. Hoofdstuk 6 gaat over de makers van Dunya & Desie. Welke betekenis hebben zij aan de serie willen geven en wat is volgens hen de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving? De hoofdstukken daarna gaan over de kijkers van Dunya & Desie: hoe zij naar aanleiding van de serie over de publieke omroep en over de Nederlandse televisie in het algemeen praten (hoofdstuk 7), welke thema’s zij aansnijden, (hoofdstuk 8), de manier waarop ze over de multiculturele samenleving praten (hoofdstuk 9), welke repertoires ze gebruiken als ze over de multiculturele samenleving praten en welke functies deze repertoires voor ze hebben (hoofdstuk 10). In de conclusie (hoofdstuk 11) wordt een antwoord gegeven op de hoofdvraag van dit onderzoek. En tot slot worden in hoofdstuk 12 de voor- en nadelen van de onderzoeksmethode besproken en worden er aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek.
11
Hoofdstuk 2: Televisie en minderheden Waarom is het zo belangrijk dat er televisieprogramma’s voor minderheden worden gemaakt? Zowel wetenschappers als politici hebben hier ideeën over. In dit hoofdstuk worden eerst theorieën van de mediadeskundigen besproken over de rol die de media spelen bij het beeld dat mensen van allochtonen hebben en de manier waarop de media mensen in- en uitsluiten in de meerderheidscultuur. Vervolgens bespreek ik in paragraaf 2.2 de ideeën die de overheid en de publieke omroepbesturen hebben over de rol van de media in de multiculturele samenleving. Zij zien de media bijvoorbeeld vooral als vehikels zien ter bevordering van integratie (Leurdijk, 2002, pp.63-64). 2.1. Beeldvorming, stereotypering en in- en uitsluitende werking van de media In de theorieën over de rol van de media in de multiculturele samenleving komen voornamelijk drie onderwerpen aan de orde: de rol die de media spelen bij de beeldvorming van minderheden, de manier waarop minderheden in de media in beeld worden gebracht en de in- en uitsluitende werking die de media kunnen hebben. 2.1.1. De media kunnen ons een beeld van de werkelijkheid geven De eerste reden waarom het zo belangrijk is dat er televisie voor en over minderheden wordt gemaakt, is dat de media ons een beeld van de werkelijkheid geven. McQuail (2000) zegt hierover het volgende: ‘The media to a large extent serve to constitute our perceptions and defenitions of social reality and normality for purposes of a public, shared social life, and a key source of standards, models and norms’, (McQuail, 2000, p. 64).
Deze ideeën over de effecten van media worden in de literatuur echter wel afgezwakt. De beelden die de media verspreiden, bepalen niet als enige het beeld dat mensen van de wereld hebben. De media zijn niet de enige informatiebronnen van mensen. Ook bijvoorbeeld opvoeding, onderwijs, familie, vrienden en andere mensen bepalen het wereldbeeld van mensen (Brants, 1998). ‘De meeste autochtone Nederlanders hebben over het algemeen maar weinig persoonlijke ervaringen met allochtonen. Zij baseren hun opvattingen over en gedrag te aanzien van hen meestal op een samenspel van verschillende vormen van kennis: op wat zij op afstand waarnemen en interpreteren, op door vrienden en kennissen overgedragen meningen en ervaringen en vooral op het beeld dat uit de media naar voren komt’, (Brants, 1998, p. 220).
12
Volgens Brants (1998) kan je niet zeggen dat de publieke opinie over migranten en asielzoekers linea recta voortkomt uit het beeld dat door de media wordt geschetst. Maar het valt niet te ontkennen dat veel kennis over onderwerpen waar mensen niet of weinig rechtstreeks mee geconfronteerd worden in het dagelijks leven, vaak uit de media afkomstig is (Brants, 1998). 2.1.2. Het beeld van minderheden in de Nederlandse media is negatief Het is dus belangrijk dat de media een goede representatie van minderheden geven. Maar welke representatie van minderheden zien wij in de Nederlandse media? Brants, Crone en Leurdijk (1998) publiceerden in 1998 een inventarisatie van het onderzoek naar de relatie tussen media en migranten in Nederland. Uit de onderzoeken die tot 1997 waren gedaan, bleek dat allochtone Nederlanders vaak negatief en in de context van criminaliteit en problemen in beeld werden gebracht (Brants, Crone & Leurdijk, 1999). Volgens Brants is het beeld dat Nederlanders via de reguliere journalistieke kanalen krijgen van minderheden ‘minstens als probleem, soms als bedreiging en over het algemeen als afwijkend’ (Brants, 1998). In 2002 publiceerde van der Valk een overzicht van de onderzoeken naar de relatie tussen media en migranten die tussen 1995 en 2000 zijn gedaan (Van der Valk, 2002). Zij concludeerde dat: ‘The research examined, suggests a persistence of negative minority portrayals, especially in the press, but also to a lesser extent on television. Yet these depictions coexist with more balanced and positive approaches, especially in TV broadcasts. Muslims in particular seem targets of negative stereotyping’, (Van der Valk, 2002, pp. 302-303).
Minderheden en vooral moslims worden volgens deze onderzoeken dus nog vaak op een negatieve en stereotype manier in beeld gebracht. Dit kan ervoor zorgen dat er een negatief beeld ontstaat van migranten in Nederland. 2.1.3. Stereotypen kunnen een uitsluitende werking hebben Deze negatieve en stereotype beelden in de media kunnen echter nog andere consequenties hebben. Stereotypen worden door Barker (1998) gedefinieerd als: overtuigende maar simpele representaties, die een persoon reduceren tot een aantal overdreven, vaak negatieve, karaktertrekken (Barker, 1998, p. 75). Met stereotypen kan er een onderscheidt worden gemaakt tussen degenen die erbij horen en degenen die er niet bij horen, tussen ‘wij’ en ‘zij’ (Barker, 1998). Dat onderscheid tussen de eigen groep, die tot maatstaf verheven wordt, en de
13
vreemde groep, wordt ‘etnocentrisme’ genoemd. Daarbij beziet men de eigen groep met positieve en loyale gevoelens en alles wat vreemd is met negatieve, vijandige gevoelens (Pattynama, 1995, p.21). De media kunnen dit soort bestaande gevoelens van gemeenschappelijkheid en collectiviteit versterken, nieuwe gemeenschappen construeren en op symbolische wijze mensen en groepen toelaten en tegelijkertijd uitsluiten van dergelijke verbanden (Van Zoonen, 1999, p. 3). Doordat er weinig en vaak negatief over minderheden bericht wordt door de media, worden minderheden op een symbolische wijze uitgesloten van de dominante cultuur in Nederland en daarmee wordt het moeilijker voor hen om als volwaardige deelnemers in de maatschappij te functioneren (Van Zoonen, 1999, p. 8). Het is dus van belang dat er niet alleen maar negatieve en stereotype beelden worden getoond. Maar volgens Barker (1998) moeten we ook niet alleen maar positieve beelden van minderheden laten zien. Daarmee blijft de ‘wij’- ‘zij’ tweedeling bestaan. Mensen moeten niet als stereotypen behandeld worden maar als mensen, als individuen met persoonlijke problemen en successen. Dan pas zal de tweedeling tussen ‘wij’ en ‘zij’ vervagen en zullen minderheden zich niet meer buitengesloten voelen (Barker, 1998). Daarnaast moet iedereen zichzelf kunnen herkennen in het televisieaanbod, dus ook de allochtone kijkers. Zaken die zij belangrijk vinden en hun visies op de samenleving moeten ook op televisie komen (Brants, 1998; Sterk, 2000). 2.2. Minderhedenprogramma’s bevorderen integratie Hoe zit het met de praktische invulling van de hiervoor besproken theoretisch overwegingen en inzichten over de relatie tussen media en minderheden? De overheid en de publieke omroep zien de media vooral als vehikels ter bevordering van integratie of wederzijds begrip (Leurdijk, 2002, pp.63-64). In de nota Media -en Minderhedenbeleid (Ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen, 1999) staat dat veel onderdelen van het integratiebeleid van de overheid raken aan het mediabeleid. Zo is het integratiebeleid gericht op de inburgering van nieuwkomers in Nederland en op het verkleinen van hun sociaaleconomische achterstand. De media kunnen volgens de nota helpen dit te bereiken, doordat radio en televisie bijdragen aan de taalverwerving en maatschappelijke oriëntatie van migranten (Ministerie van OC&W, 1999, p.4). Daarnaast is het integratiebeleid van de overheid gericht op het voorkomen van racisme, discriminatie of vooroordelen. De voormalig staatssecretaris van cultuur geeft, net 14
als de wetenschappers uit de vorige paragrafen, aan dat de media een onmiskenbare rol spelen bij het beeld dat mensen vormen van verschillende bevolkingsgroepen (Ministerie van OC&W, 1999, p.4). De overheid kan journalisten echter niet voorschrijven hoe zij minderheden in beeld moeten brengen. Wel kan de overheid voorwaarden scheppen voor evenwichtige beeldvorming. In de nota Media- en Minderhedenbeleid (Ministerie van OC&W, 1999) staat hierover: ‘Naast het uitzenden van programma’s waarin de multiculturele samenleving in al zijn gedaanten zichtbaar en bespreekbaar is, moeten de publieke omroepen in hun ‘gewone’ programma’s een evenwichtige representatie geven van allochtonen en autochtonen’, (Ministerie van OC&W, 1999, p.7).
De NPS heeft hierbij een voorbeeldfunctie voor andere publieke omroepen (Ministerie van OC&W, 1999). In de missie en de doelstellingen van de NPS komt ook naar voren dat zij met hun programma’s nadrukkelijk willen bijdragen aan de verbetering van de verhoudingen tussen minder- en meerderheden en aan de integratie van migranten (NPS, 1995, p.1). 2.3.Encoding-decoding In de vorige paragrafen is besproken welke betekenissen media kunnen hebben in de multiculturele samenleving. Wil een programma echter een betekenis hebben in een samenleving, dan zullen de programmamakers deze betekenis er echter eerst aan moeten geven: ze moeten hun boodschap in hun programma stoppen (encoderen). Vervolgens moeten de kijkers deze boodschap eruit halen (decoderen) (McQuail, 2000; Van Zoonen, 1999). De boodschap die de kijkers uit een televisieprogramma halen, hoeft echter niet dezelfde te zijn als de boodschap die de makers erin gestopt hebben. Een mediatekst kan vaak op verschillende manieren gelezen worden. Welke betekenis een kijker uit een programma haalt, is bijvoorbeeld afhankelijk van de achtergrondkennis van de kijker en van omgevingsfactoren zoals de cultuur waarin de kijker is opgegroeid (McQuail, 2000; Van Zoonen, 1999). De manier waarop een programma gestructureerd is en de (genre)codes die gebruikt zijn, kunnen de kijker wel sturen in de richting van de ‘preferred reading’ (de gewenste lezing) van de boodschap van een programma (McQuail, 2000; Van Zoonen, 1999). In deze scriptie wordt de vraag welke betekenis Dunya & Desie in de multiculturele samenleving heeft, beantwoord. Zoals hierboven beschreven is, spelen bij het betekenis geven aan een programma, zowel programmamakers als kijkers een belangrijke rol. Daarom komen deze beide aan bod in deze scriptie. In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 3) worden de programmamakers besproken, in het hoofdstuk daarna (hoofdstuk 4) de kijkers.
15
Hoofdstuk 3: Opvattingen van programmamakers over de rol van de media in de multiculturele samenleving. Naast de overheid en de NPS, hebben de makers van minderhedenprogramma’s ook opvattingen over de rol die hun programma’s in de multiculturele samenleving spelen. In dit hoofdstuk worden vier repertoires (registeren; voorlichten; confronteren en integreren) besproken, die journalisten gebruiken als ze over de functie van informatieve programma’s in de multiculturele samenleving praten. Deze repertoires zijn ook terug te zien in de ontwikkeling van de minderhedenprogramma’s. De ontwikkeling van de minderhedenprogramma’s en de problemen daarbij komen in paragraaf 3.2 aan de orde. Hoe de publieke omroep en de makers met deze problemen zijn omgegaan en hoe de minderhedenprogramma’s van nu eruit zien, wordt daarna besproken. 3.1. De opvattingen van journalisten over de functie van de media in de multiculturele samenleving Leurdijk (1999) heeft onderzocht hoe journalisten over de functie van informatieve programma’s in de multiculturele samenleving praten. Het bleek dat de uitspraken van de journalisten konden worden onderverdeeld in vier repertoires: registeren (paragraaf 3.1.1.); voorlichten (paragraaf 3.1.2.); confronteren (paragraaf 3.1.3.) en integreren (paragraaf 3.1.4.). 3.1.1. Repertoire van ‘registreren’ De journalisten uit het onderzoek van Leurdijk (1999) gaven vaak in eerste instantie aan dat ze ‘neutrale verslaggevers’ waren en dat ze alleen ‘verslag doen van wat er gebeurt’. Ze vinden dat goede journalisten de taak hebben om gebeurtenissen in de multiculturele samenleving te registeren. Zij laten het oordelen over deze gebeurtenissen over aan de kijker (Leurdijk, 1999, p.167). De journalisten die dit repertoire van ‘registeren’ verwoorden, vinden niet dat journalisten zich ten aanzien van migranten anders of voorzichtiger moeten opstellen dan ten opzichte van andere onderwerpen. Dit vinden ze getuigen van betutteling en gebrek aan respect (Leurdijk, 1999, p.167). 3.1.2. Repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’ De journalisten gaven aan dat ze vonden dat het hun kerntaak was om neutraal verslag te doen van de gebeurtenissen in de multiculturele samenleving, maar tijdens de gesprekken bleek dat 16
ze nog allerlei andere taakopvattingen hadden die de rol van neutrale verslaggever overstijgen. De andere taakopvattingen van de journalisten impliceerden een actievere interventie van de journalisten in het maatschappelijke debat (Leurdijk, 1999, p. 182). Een voorbeeld hiervan is het repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’. Dit is juist het tegenovergestelde idee van het ‘registreren’ repertoire. Journalisten zien het als hun taak om onbekendheid en het gebrek aan kennis van (autochtone) kijkers over bepaalde gebruiken van minderheden op te heffen. De media moeten volgens hen een bijdrage leveren aan het bestrijden van vooroordelen, of deze in ieder geval niet opwekken of bevestigen (Leurdijk, 1999, p.171). 3.1.3. Repertoire van ‘taboes doorbreken en confronteren’ ‘Taboes doorbreken en confronteren’ is een reactie op het taboe dat volgens veel journalisten lange tijd heeft bestaan op openlijke berichtgeving over problemen in onze multiculturele samenleving (Leurdijk, 1999, p.172). Ze willen geen politiek correcte programma’s (zoals door journalisten met het repertoire voorlichten) maken, maar misstanden onthullen en maatschappelijke problemen onder de aandacht brengen (Leurdijk, 1999, p.175). 3.1.4. Repertoire van ‘integreren’ In het laatste repertoire is ‘integreren’ een centraal begrip. De journalisten willen benadrukken dat allochtonen zo langzamerhand vanzelfsprekend deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Daarom moet ook in de berichtgeving de aanwezigheid van migranten in de Nederlandse samenleving als vanzelfsprekend worden opgevat (Leurdijk, 1999, p.178). Journalisten hebben een andere taak dan programmamakers die een dramaserie maken. Objectiviteit en representativiteit is voor hen van grote betekenis. Drama is fictie en fictie hoeft niet realistisch te zijn. Ik ga kijken in hoeverre de ideeën van de journalisten overeenkomen met de ideeën van de makers van Dunya & Desie. 3.2. De ontwikkeling van programma’s voor minderheden en de problemen daarbij De vier bovengenoemde repertoires waren bij veel journalisten allemaal in meer of mindere mate terug te zien. Er kan echter gezegd worden dat in bepaalde perioden in de ontwikkeling van de minderhedenprogrammering van de publieke omroep, bepaalde repertoires overheersend waren. De makers van minderhedenprogramma’s probeerden eerst om wederzijds begrip te kweken met hun programma’s. In de jaren ’70 en ’80 werden de 17
programma’s volgens het repertoire van ‘voorlichten’ gemaakt. Later komt er kritiek op het minderhedenbeleid en op de minderhedenprogramma’s. Er wordt nu steeds meer gesproken over de problemen in de multiculturele samenleving en dat is terug te zien in de programma’s. De minderheden-programma’s werden dus volgens het repertoire van ‘taboes doorbreken’ gemaakt. Tegenwoordig probeert vooral de NPS de multiculturele samenleving als iets vanzelfsprekends, als iets gewoons in beeld te brengen. De afdeling minderhedenprogramma’s is opgeheven en de informatieve documentaire over de problemen in de multiculturele samenleving wordt steeds meer vervangen door andere formats als comedy en drama. De NPS maakt haar programma’s nu volgens het repertoire van ‘integreren’. In de volgende paragrafen wordt de ontwikkeling van minderhedenprogramma’s en de problemen daarbij verder beschreven. 3.2.1. De eerste minderhedenprogramma’s Al vanaf halverwege de jaren zestig maakt de publieke omroep radioprogramma’s voor buitenlandse gastarbeiders (Breimer, 1995; Ministerie van OC&W, 1999). Televisieprogramma’s voor minderheden maakt de NOS vanaf halverwege de jaren zeventig. Deze radio- en televisieprogramma’s waren grotendeels in de taal van het herkomstland en bevatten informatie over het moederland (Breimer, 1995; Ministerie van OC&W, 1999). Het bekendste programma in deze traditie is het programma Paspoort, een korte servicerubriek met op wisselende dagen voor verschillende doelgroepen vijf tot tien minuten nieuws en informatie uit de landen van herkomst (Leurdijk, 2002, Breimer, 1995). Dit programmabeleid vloeide voort uit het overheidsbeleid, dat in die tijd volgens Leurdijk (2002) was: intergratie met behoud van eigen cultuur (Leurdijk, 2002, p. 60). Doordat veel migranten achterstanden opliepen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt was er echter veel kritiek op dit beleid (Leurdijk, 2002). Eind jaren tachtig kwam de nadruk bij het overheidsbeleid daarom te liggen op integratie van minderheden in de meederheidscultuur. Het herziene overheidsbeleid, maar ook de betere mogelijkheden om programma’s uit de herkomstlanden te ontvangen, leidden ertoe dat de nadruk wat betreft de minderhedenprogrammering van de NOS meer op een algemeen aanbod kwam te liggen voor zowel allochtonen als autochtonen (Breimer, 1995). De overheid vond het echter wel belangrijk dat de programma’s voor minderheden bleven bestaan. In 1991 besloot de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de minderhedentaak van de NOS daarom wettelijk vast te leggen.
18
Er is veel discussie geweest over de vraag of de NOS wel een speciale minderhedentaak moest krijgen. Leurdijk zegt hierover: ‘Volgens critici leidde de minderhedenprogrammering van de NOS tot gettovorming op de buis en functioneerde het als schaamlap voor de overige omroepen. Die konden de verantwoordelijkheid voor een betere afspiegeling van de multiculturele samenleving in personeelsbeleid en programmering afschuiven op de NOS en hoefden zelf geen actief beleid te voeren met betrekking tot dit onderwerp’, (Leurdijk, 2002, p.62).
De uitkomst van deze discussie was dat de minderhedentaak van de NOS toch wettelijk werd vastgelegd, maar dat het accent verschoof van minderhedenprogramma’s naar programma’s voor zowel allochtonen als autochtonen. De NOS moest geen ‘gettoprogramma’s’ meer uitzenden voor kleine groepen kijkers, maar programma’s voor een breed publiek. 3.2.2. De conservatieve houding van de publieke omroep De publieke omroep bleef echter vasthouden aan hun oude visie op hoe minderhedenprogramma’s moesten bijdragen aan integratie: wederzijds begrip tussen allochtonen en autochtonen bevorderen. Leurdijk (2002) constateert dat dit ten koste ging van innovatie, creativiteit en de ontwikkeling van nieuwe programmaconcepten en dat dit leidde tot een eenzijdige nadruk op informatieve en educatieve programma’s (Leurdijk, 2002, p. 64). Vooral allochtonen konden zichzelf hierdoor niet herkenden in de programma’s. ‘Zolang de presentator in de programma’s nog moet uitleggen wat een kotomisi (een vrouw die een ‘koto’, een Creoolse rok draagt) is, of welke gerechten Marokkanen op islamitische feestdagen eten, zijn het niet de programma’s waar allochtonen zich in kunnen herkennen’, aldus Leurdijk (2002, p.64).
Bovendien werden in deze programma’s vaak de exotische en stereotype beelden van minderheden getoond. Zo kwamen er vaak vrouwen in folkloristische kledij in beeld die allerlei exotische gerechten gingen koken. Ook dit was niet erg herkenbaar voor de meeste allochtone Nederlanders. 3.2.3. De ‘last van representatie’ Makers van minderhedenprogramma’s moesten proberen om programma’s te maken waarin zowel allochtonen als autochtonen zich herkenden. Daar kwam nog een ander probleem bij. Vooral op allochtone mediaprofessionals (programmamakers, acteurs, enz.) rust de ‘the burden of representation’ ofwel ‘de last van de representatie’. Van hen wordt verwacht dat ze meewerken aan de emancipatie van de bevolkingsgroep waartoe ze behoren (Serkei, 2000; Cottle, 2000). Zij moeten een goed beeld geven van hun eigen bevolkingsgroep en
19
gemeenschap. En als ze dat niet doen, worden ze daar vooral door hun bevolkingsgenoten op aangekeken. En de last van representatie heeft nog een andere betekenis. Wanneer er in de media etnische minderheden worden getoond (zoals in minderhedenprogramma’s), worden hun kenmerken al snel gegeneraliseerd naar alle leden van de betreffende etnische groep. Een persoon uit een etnische groep staat voor of spreekt namens alle leden van een etnische groep. (Shohat & Stamm, 1994; De Bruin, 2001). De (allochtone) wetenschapper Garjan Sterk zegt hierover: ‘We worden al te vaak gezien als representant van een grotere gemeenschap, wat we niet zijn; persoonlijke opvattingen en aspecten van een privé-leven gaan een rol spelen bij de beeldvorming over een bepaalde gemeenschap’, (Sterk, 2000).
Het NVJ-projectbureau Migranten en Media organiseerde op 14 juni 2001 een discussie met jongeren, programmamakers en wetenschappers. Voorafgaand aan dit debat was er een paneldiscussie met elf jongeren van verschillende etnische afkomst, waarbij hen onder andere werd gevraagd wat ze vonden van de representatie van minderheden in het bestaande televisieaanbod. De panelleden gaven aan dat ze het belangrijk vonden dat er mensen met diverse etnische achtergronden op televisie kwamen. Maar ze vonden ook dat iemand dan niet gelijk de representant van een hele etnische groep moet zijn. ‘Meestal als programmamakers een allochtoon persoon in hun programma opnemen, verwachten ze dat hij of zij stáát voor die hele cultuur. Alsof je als Surinamer in een programma meteen roti moet eten en met een zwaar accent moet praten’, (Couquino de Bussy & Hermans, 2001, p. 6).
‘Markering van de verschillen’ Shohat & Stamm (1994) noemen nog een ander probleem naast de ‘last van representatie’. Ze hebben het over de ‘mark of the plural’, ofwel ‘de markering van de verschillen’. Dit houdt in dat mensen, aan de hand van beelden van enkele leden van een minderhedengroep bepalen hoe volgens hen deze hele minderhedengroep in elkaar zit. De eigenschappen, uitspraken of gedragingen van de personen die in die beelden naar voren komen, worden aan álle leden van de minderhedengroep toegedicht (Shohat & Stamm, 1994). Leden van een minderhedengroep worden dus allemaal over één kam geschoren. Terwijl men niet alle leden van de dominante groep over één kam scheert. De leden van de dominante groep zijn in de ogen van mensen ‘allemaal verschillend’. Men zal aan de hand van beelden van enkele leden van de dominante groep niet denken dat alle leden van de dominante groep zich zo gedragen als de mensen uit de beelden (Shohat & Stamm, 1994).
20
3.2.4. De ‘nieuwe’ minderhedenprogramma’s van de NPS De in de vorige paragrafen besproken problemen en ontwikkelingen zorgden ervoor dat de publieke omroep anders over minderhedenprogramma’s ging denken. In 1995 nam de NPS de minderhedentaak van de NOS over. De NPS organiseerde toen een symposium over de toekomst van minderhedenprogramma’s. Naar aanleiding van het symposium verscheen het boekje: ‘Gemengde Berichten’. In dit boekje staat naast een aantal artikelen ook een samenvatting van het televisieprogramma Gemengde Berichten. In dit programma discussieerden programmamakers en wetenschappers over de vraag of en hoe er televisie voor migranten gemaakt moet worden. De conclusie van dit debat was dat er geen televisie speciaal en alleen voor minderheden gemaakt moet worden omdat die programma’s teveel de nadruk leggen op het ‘anders zijn’ van minderheden en bovendien vaak stereotiepe beelden van bepaalde bevolkingsgroepen opleveren. Er moeten gewoon programma’s gemaakt worden die voor iedereen bedoeld zijn en waarbij multiculturaliteit als iets vanzelfsprekends wordt gezien (Van Ditshuyzen, & In ‘t Zand, 1995). De doelgroepprogrammering wordt vanaf die tijd definitief stopgezet. De NPS gaf een andere betekenis aan het begrip ‘multiculturele programmering’. In de programma’s moet de multiculturele samenleving als vanzelfsprekend in beeld worden gebracht. In 2001 wordt de aparte afdeling voor minderhedenprogrammering opgeheven. De projectleider multiculturele programma’s moet ervoor zorgen dat multiculturele programma’s door alle afdelingen binnen de NPS heen worden gemaakt (Leurdijk, 2002). Er wordt binnen de NPS steeds meer gekozen voor andere formats en lichtvoetigere benaderingen dan de informatieve en educatieve documentaires over de problemen van de multiculturele samenleving of de positie van migranten in Nederland (Leurdijk, 2002). Voorbeelden van programma’s met deze andere benadering zijn: Surinamers zijn beter dan Turken en Bradaz van de NPS. In Surinamers zijn beter dan Turken doen een Turkse en een Surinaamse presentatrice op een grappige manier onderzoek naar de wederzijdse vooroordelen (NPS, 2002). Bradaz is een comedy over twee Surinaamse broers die een platenzaak runnen. De twee broers raken in komische en herkenbare situaties verzeild en ze nemen de kijker mee in hun wereld vol R&B, hiphop en Surinaamse slang (NPS, 2002). Ook Dunya & Desie is een voorbeeld van een NPS-programma waarin de multiculturele samenleving op een andere manier wordt verbeeld. Er is in deze serie voor gekozen om niet de problemen van de multiculturele samenleving te laten zien, maar juist de
21
gewone dingen. Ik wil de makers tijdens de interviews vragen waarom ze ervoor gekozen hebben om de serie zo te maken. Hebben ze dat met een bepaald doel voor ogen gedaan? 3.3. Vragen aan de makers van Dunya & Desie In dit en het vorige hoofdstuk zijn naar aanleiding van de literatuur een aantal vragen genoemd die ik aan de makers wil stellen. Ik zal ze in deze paragraaf op een rijtje zetten. In het begin van hoofdstuk 2 is aan de orde gekomen dat televisieprogramma’s het beeld dat mensen hebben van minderheden kunnen beïnvloeden. De beelden van minderheden in de media zijn nu vaak negatief en stereotype. Deze beelden kunnen ervoor zorgen dat minderheden zich buitengesloten kunnen gaan voelen. Ik zal aan de makers vragen hoe zij hierover denken en in hoeverre ze hier rekening mee hebben gehouden bij het maken van de serie. Daarnaast is in dit hoofdstuk besproken dat de overheid en de NPS verwachten dat een televisieprogramma kan bijdragen aan de integratie van minderheden. Ik wil de makers van Dunya & Desie vragen in hoeverre zij bij het maken van de serie rekening gehouden hebben met de verwachtingen van de overheid, de omroepbesturen en het publiek. Tot slot ga ik de makers vragen waarom ze ervoor gekozen hebben om in de serie juist de gewone dingen van de multiculturele samenleving te laten zien. De antwoorden van de makers op al deze vragen zullen bij elkaar het antwoord vormen op de vraag wat hun opvattingen zijn over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving.
22
Hoofdstuk 4: Jongeren, etniciteit en televisie In het vorige hoofdstuk lag de nadruk op de makerskant van multiculturele programma’s. De betekenis die een maker van een multicultureel programma aan zijn of haar programma geeft, hoeft echter niet dezelfde te zijn als de betekenis die de kijker eraan geeft. Ik ga onderzoeken hoe de kijkers Dunya & Desie beleven. Dit ga ik doen door middel van focusgroepdiscussies. Om tijdens deze discussies de juiste vragen aan de jongeren te kunnen stellen, moet eerst duidelijk worden wat jongeren bezighoudt (paragraaf 4.1), welke rol de televisie speelt in hun leven (paragraaf 4.2) en hoe ze televisieprogramma’s beleven (paragraaf 4.3). In dit hoofdstuk bespreek ik bij elk van deze onderwerpen de belangrijke theorieën en de eerder gedane onderzoeken. De kijkers van Dunya & Desie zijn zowel allochtone als autochtone jongeren. Er zijn een aantal onderzoeken gedaan naar de manier waarop allochtone en autochtone jongeren (en volwassen) televisieprogramma’s interpreteren en er betekenis aan geven (De Bruin, 2001; De Bruin & Bijeman, 2001; Gillespie, 1995; Cosquino de Bussy & Hermans, 2001; Jhally & Lewis, 1992). In veel van deze onderzoeken worden de verschillen onderzocht tussen allochtone en autochtone kijkers. Dat is niet het doel van mijn onderzoek. Ik ga kijken welke betekenis alle kijkers, zowel allochtone als autochtone, aan de serie geven. Uit de literatuur blijkt echter dat de manier waarop allochtone en autochtone kijkers televisieprogramma’s beleven, op een aantal punten duidelijk verschilt. Deze verschillen worden daarom wel besproken in dit hoofdstuk (paragraaf 4.3). 4.1. Jongeren, identiteit en etniciteit Jongeren zitten in de levensfase tussen kind en volwassene. In deze fase ontwikkelen ze zich zowel individueel (lichamelijk en geestelijk) als sociaal (Zimbardo, McDermott, Jansz, Mentaal, 1995). Voor hun persoonlijke ontwikkeling is vooral het zoeken naar hun identiteit van belang. Volgens Erikson (1968) is de ontwikkeling van de identiteit de belangrijkste ontwikkelingstaak in de adolescentie (in: Meeuws, 1991; Zimbardo et al., 1995). Dit geldt voor alle jongeren, zowel allochtone als autochtone, maar allochtone jongeren betrekken hun etniciteit in het zoeken naar wie ze zijn. Ze hebben een ‘etnische identiteit’ (Saharso, 1992; Gillespie, 1995). Allochtone jongeren kunnen ook een soort dubbele identiteit vormen. Ze combineren de manier van doen, zien en denken uit hun moederland met de manier van doen, zien en denken uit het land waar ze wonen (Gillespie, 1995, pp. 16-17). 23
Jongeren zijn dus bezig met het vormen van hun identiteit. Maar hoe doen ze dat? Gillespie (1995) zegt hier over: ‘De identiteit van jonge mensen wordt gevormd en getransformeerd door hun plaats in de geschiedenis, door politiek, taal en cultuur. Maar jongeren construeren nieuwe vormen van identiteit door culturele consumptie en productie.’ (Gillespie, 1995, p. 2)
Een voorbeeld van die culturele consumptie is het kijken naar televisie. Volgens Gillespie (1995) kunnen jongeren de televisie dus gebruiken bij het vormen van hun identiteit. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan. 4.2. Rol van televisie in het leven van jongeren De televisie speelt een grote rol in het leven van jongeren. Veel onderzoekers hebben zich afgevraagd of het vele televisiekijken van jongeren een negatief effect heeft op hun gedrag en ontwikkeling (Valkenburg, 2002; Nikken, 1999; Buckingham, 1993). In deze scriptie zal ik me echter niet bezighouden met de al dan niet negatieve effecten van televisiekijken. Ik zal me concentreren op de beleving van jongeren van televisie. In deze paragraaf komt aan de orde wat jongeren willen zien op televisie en vervolgens welke functies de televisie voor jongeren heeft. 4.2.1. Allochtone jongeren herkennen zichzelf niet in televisieprogramma’s Jongeren besteden veel tijd aan televisiekijken. Autochtone jongeren tussen de 13 en 17 jaar kijken gemiddeld 14 à 15 uur per week naar de televisie, Turkse jongeren gemiddeld 20,7 uur, Marokkaanse jongeren gemiddeld 19 uur en Surinaamse jongeren gemiddeld 24 uur (Veldkamp, 1997). Deze cijfers zijn gedateerd, maar er waren op het moment van schrijven van deze scriptie geen recentere cijfers voor handen. Jongeren en vooral allochtone jongeren kijken vaker naar de commerciële omroepen dan naar de publieke. De reden hiervoor zou kunnen zijn dat de commerciële omroepen een beter beeld geven van de multiculturele samenleving. Volgens Serkei (2000) hebben de commerciële zenders minder moeite met het weerspiegelen van de multiculturele werkelijkheid dan de publieke zenders. Zij zegt: ‘Omdat programmaformats van commerciële omroepen veel meer zijn gebaseerd op het hier en nu dan die van de publieke omroepen, zijn ze op een vanzelfsprekende manier kleurrijker. De aanwezigheid van een andere huidskleur in politieshows (Blauw Blauw), drama, soap of realityshows is terloops’, (Serkei, 2000, p.116).
24
In het debat van het NVJ-projectbureau Migranten en Media werd aan jongeren met verschillende etnische achtergronden gevraagd waarom ze over het algemeen een voorkeur hebben voor commerciële zenders (Cosquino de Bussy & Hermans, 2001). De redenen die de jongeren gaven waren dat de commerciële zenders zich meer expliciet op jongeren richten en veel reclame maken voor hun eigen en elkaars programma’s. Ze moeten meer moeite doen om erachter te komen wat er op de publieke zenders voor hen draait en haken daardoor sneller af (Cosquino de Bussy & Hermans, 2001). De jongeren noemden de betere afspiegeling van de multiculturele samenleving door de commerciële zenders niet. Maar ze gaven wel aan dat ze zichzelf niet herkenden op televisie (Cosquino de Bussy & Hermans, 2001). Dit bleek ook uit een kwantitatieve studie naar de mediaervaringen van minderheden in Nederland van D’ Haenens, Beentjes en Bink (2000). De jongeren vinden dat er meer mensen met verschillende etniciteiten in beeld moeten komen, en dan niet alleen in de context van delicten of ander slecht nieuws. Ze waarderen het als ‘nieuwe Nederlanders’ als vanzelfsprekend aanwezig zijn op televisie. Dus niet dat ze op televisie komen omdat ze allochtoon zijn. (Cosquino de Bussy & Hermans, 2001; D’ Haenens, Beentjes & Bink, 2000). Allochtone kijkers willen dat de multiculturele samenleving als vanzelfsprekend in beeld wordt gebracht. In Dunya & Desie gebeurt dit. De NPS zou met Dunya & Desie dus aan de wensen en behoeften van het publiek moeten voldoen. Maar wat vinden de allochtone kijkers daarvan? In hoeverre herkennen ze zichzelf in Dunya & Desie? Tijdens de focusgroepsinterviews ga ik kijken hoe de allochtone kijkers hierover praten. Maar ik ga ook kijken of de autochtone kijkers zichzelf herkennen in Dunya & Desie en of ze het ook belangrijk vinden om zichzelf te herkennen in een televisieprogramma. 4.2.2. De functies van televisie In de vorige paragraaf is besproken wat jongeren en vooral allochtone jongeren willen zien op televisie. Maar waarom kijken jongeren eigenlijk naar de televisie? Uit het continu kwantitatief onderzoek van het onderzoeksbureau SARV International blijkt dat de functies die jongeren toekennen aan televisie zijn onder te verdelen in drie dimensies: de rationele dimensie, de emotionele dimensie en de actie dimensie (SARV, 1997). Daarnaast heeft televisiekijken een sociale functie en een informatiefunctie (Gillespie, 1995; Jhally & Lewis, 1992; Livingstone, 1990). Bij de actie dimensie gaat het erom dat programma’s de dag- en weekritmes van de jongeren structureren (SARV, 1997). De rationele dimensie houdt in dat jongeren naar 25
programma’s kijken omdat ze er iets van kunnen leren (SARV, 1997; zie ook Vooijs, 1986; Veldkamp, 1998). Ze leren echter ook onbewust dingen van televisie. Deze informatiefunctie en de emotionele en sociale functie worden hieronder besproken. Informatiefunctie De beelden die op de televisie worden uitgezonden, zijn voor veel mensen net zo ‘echt’ als de beelden die ze zien als ze om zich heen kijken. Veel mensen maken geen onderscheid tussen de televisiewerkelijkheid en de echte werkelijkheid (Livingstone, 1990). Dit is zo voor programma’s waarin een representatie wordt gegeven van de werkelijkheid, zoals het nieuws, maar nog meer voor fictie. Jhally & Lewis (1992) zeggen hierover: ‘For most people fiction seems much closer to their own lives and the world they live in than does TV news,’ (Jhally & Lewis, 1992, p.18).
Daarom kunnen de gebeurtenissen en de karakters in dramaseries een zelfde functie in het leven van mensen hebben als ‘echte’ gebeurtenissen en mensen. Mensen kunnen bijvoorbeeld parasociale relaties met karakters uit een televisieserie opbouwen (Jhally & Lewis, 1992; Livingstone, 1990). Dramaseries, zoals soaps kunnen er ook voor zorgen dat de kijkers ervan inzichten in hun leven krijgen. Zo vond Livingstone (1990) bijvoorbeeld in haar onderzoek naar de reden voor de populariteit van soaps, dat vrouwen door naar soaps te kijken, veel over andere mensen en hun leven leerden. Ze konden over (toekomstige) problemen konden nadenken, doordat ze zich voorstelden of zij hetzelfde reageerden of zouden reageren als de karakters in de soap. De kijkers leerden door naar soaps te kijken hoe ze met bepaalde problemen om moesten gaan en dat ze niet de enige waren die deze problemen hadden (Livingstone, 1990, p. 56; zie ook: Geraghty, 1991). Emotionele functie Jongeren kijken naar televisie omdat ze zich er lekker bij voelen, omdat ze het leuk vinden. In deze emotionele dimensie past ook de ontspanningsfunctie van televisie. Vooijs (1986) noemt in zijn curriculumstudie naar een methode voor televisieopvoeding, de ontspanningsfunctie als belangrijkste functie van de televisie voor kinderen en jongeren (Vooijs, 1986, p. 12). Andere functies die in de emotionele dimensie passen zijn: naar de televisie kijken omdat je iets spannends wilt beleven of om je verveling te verdrijven (Veldkamp, 1998).
26
Sociale functie Een andere belangrijke functie van televisiekijken is de sociale functie (Vooijs, 1986; Gillespie, 1995). Jongeren kunnen door te praten over televisieprogamma’s als soaps, vriendschappen opbouwen. Doordat de jongeren met elkaar praten over de manier waarop de karakters in de soap hun problemen oplossen en daar hun eigen mening over geven, geven ze aan wat hun eigen normen en waarden zijn. Op basis van die gedeelde informatie kunnen vriendschappen worden opgebouwd (Gillespie, 1995). Een andere vorm van een sociale relatie die een televisieprogramma tot stand kan brengen, is een ‘parasociale’ relatie tussen een kijker en een karakter uit het programma. De kijker gaat het karakter uit een televisieprogramma zien als een ‘vriend’, als een echt mens die deel uitmaakt van zijn leven (Livingstone, 1998). De kijkers kunnen echter ook andere relaties hebben met de karakters uit een televisieprogramma. Ze kunnen zich bijvoorbeeld identificeren met de karakters. Ze zien zichzelf dan in de rol van een karakter. Maar de kijkers kunnen de karakters ook als rolmodellen zien. Ze willen dan net zo zijn als de karakters uit het programma en gaan ze daarom imiteren (Livingstone, 1998). Jongeren kijken naar de televisie omdat ze er wat van kunnen leren, omdat het hun tijd structureert, omdat ze er met vrienden over kunnen praten en omdat ze zich er lekker bij voelen, zich erbij kunnen ontspannen, iets spannends kunnen beleven of hun verveling kunnen verdrijven. Ik zal tijdens de focusgroepsdiscussies aan de jongeren vragen waarom zij naar Dunya & Desie kijken en waarom ze het leuk vinden. Ook zal ik proberen te achterhalen of de kijkers van Dunya & Desie een relatie met de karakters uit de serie hebben opgebouwd en wat voor soort relatie dat dan is. 4.3. De beleving van televisie Ik ben in deze studie echter niet alleen geïnteresseerd in de vraag waarom de kijkers naar Dunya & Desie kijken. Ik wil weten hoe de kijkers aan Dunya & Desie beleven. In deze paragraaf worden een aantal onderzoeken besproken waarin is gekeken hoe allochtone en autochtone jongeren en volwassenen televisieprogramma’s kunnen beleven. De televisieprogramma’s in de onderzoeken waren voornamelijk soaps en komedies. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de beleving van een dramaserie als Dunya & Desie.
27
4.3.1. Jongeren praten kritisch en referentieel over soaps Welke functie hebben dramaseries als soaps in het leven van allochtone en autochtone jongeren? Hoe beleven jongeren soaps? De Bruin heeft in 2001 twee onderzoeken gedaan naar de manier waarop meisjes met verschillende etnische achtergronden de soap Goede Tijden Slechte Tijden beleven (De Bruin, 2001a; De Bruin & Bijeman, 2001). Zijn eerste onderzoek was een onderzoek onder Nederlandse, Surinaamse, Turkse en Marokkaanse meisjes. Hij deed verschillende focusgroepsinterviews waarin werd gediscussieerd over de manier waarop de geschillen tussen ouders en kinderen in soaps worden opgelost (De Bruin, 2001a). Het bleek dat de meisjes tijdens de focusgroepsdiscussies op twee manieren over de soap praatten: kritisch of referentieel. De kritische manier van praten had betrekking op de acteerprestaties van de acteurs en op de verwijzingen naar andere afleveringen van Goede Tijden Slechte Tijden of afleveringen van andere soaps. Bij de referentiele manier van praten, vergeleken de meisjes de gebeurtenissen in de soap met hun eigen ervaringen. Hierbij gaven ze vaak aan hoe zij zouden reageren in bepaalde situaties en hoe je in het algemeen zou moeten reageren in bepaalde situaties (de Bruin, 2001a). De Turkse en Surinaamse meisjes praatten in eerste instantie meer op een referentiele manier over de soap, dan de Nederlandse meisjes. Maar uiteindelijk praatten alle meisjes op een referentiele manier over de soap. Door op deze manier over de soap te praten, gaven de meisjes aan wat hun normen en waarden waren en waar ze voor stonden. Het praten over Goede Tijden Slechte Tijden was voor de meisjes zo een manier om hun identiteit te vormen en te uiten (De Bruin, 2001a). Liebes & Katz (1988) vonden in hun onderzoek naar de beleving van Dallas in verschillende culturen, ook dat de kijkers er vooral kritisch en referentieel over praatten. Zij beschreven deze termen als volgt: ‘The referential connects the program and real life. Viewers relate to characters as real people and in turn relate these real people to their own real worlds. The critical frames discussions of the program as a fictional construction with aesthetic rules’, (Liebes & Katz, 1988, p. 100).
Volgens deze onderzoekers is de referentiele manier van praten vooral emotioneel en de kritische manier vooral cognitief (Liebes & Katz, 1988). 4.3.2. Jongeren praten over de moraal en de representativiteit van soaps De Bruin heeft ook een ander onderzoek uitgevoerd in samenwerking met Bijeman. In dit onderzoek werd door middel van drie groepsinterviews met Turkse en Nederlandse meisjes
28
een antwoord gezocht op de vraag hoe culturele achtergrond een rol kan spelen bij het interpreteren van een soap (De Bruin & Bijeman, 2001, p.2). Uit dit onderzoek bleek ook dat de meisjes op een kritisch en een referentiele manier over de soap praatten. Ze sneden echter ook steeds bepaalde onderwerpen aan naar aanleiding van de soap: de moraal van Goede Tijden Slechte Tijden en de manier waarop etnische minderheden in beeld werden gebracht. Alleen de Turkse meisjes praatten over de ‘slechte’ moraal van de soap. Ze vonden het slecht dat iedereen in de soap maar gewoon met elkaar naar bed gaat. Over de manier waarop minderheden in beeld worden gebracht hadden de Nederlandse en de Turkse meisjes het alle twee. De Turkse meisjes waren alleen veel kritischer dan de Nederlandse. Volgens de Turkse meisjes werd hun cultuur niet goed in beeld gebracht, de Nederlandse meisjes vonden het wel goed (De Bruin & Bijeman, 2001). Ik ga in mijn onderzoek kijken of de kijkers van Dunya & Desie tijdens de focusgroepsinterviews ook kritisch en referentieel over de serie praten en welke onderwerpen ze aansnijden naar aanleiding van de serie. De Bruin gaf in de conclusie van zijn onderzoek aan dat het interessant zou zijn om gemengde focusgroepen te gebruiken, omdat er dan meer discussie zou ontstaan en dat sommige tegenstellingen duidelijker zouden worden (De Bruin, 2001a). Mijn focusgroepen bestaan uit zowel allochtone als autochtone kijkers. De vergelijking tussen die kijkers zal in mijn onderzoek echter minder centraal staan dan in het onderzoek van de Bruin (2001a). 4.3.3. Jongeren vergelijken hun waarden en normen met de normen en waarden in een soap Uit het onderzoek van de Bruin en Bijeman (2001) bleek dat Turkse meisjes het niet normaal vonden dat de karakters uit Goede Tijden, Slechte Tijden zomaar allemaal met elkaar naar bed gingen. Aan de hand van scènes uit de soap discussieerden ze over de verschillen tussen de Nederlandse normen en waarden en de Turkse (De Bruin & Bijeman, 2001). Gillespie vond iets soortgelijks in haar etnografische onderzoek naar de manier waarop Indiase jongeren uit de Londonse wijk Southall de Australische soap Neighbours beleven. Deze jongeren vergeleken, veroordeelden en evalueerden de gebeurtenissen en de karakters uit de soap en vergeleken die met hun eigen leven. Bij deze vergelijkingen speelde etniciteit een belangrijke rol. Omdat Neighbours een westerse soap is, waren de vergelijkingen een soort vergelijkingen tussen het westerse waarden en de Indiase waarden van de jongeren. Soms leidden de vergelijkingen tot verzet tegen de waarden van de gemeenschap waarin de
29
jongeren leefden, soms leidden ze juist tot een versterking van de ‘eigen’ waarden (Gillespie, 1995). Het onderzoek van Gillespie is een heel ander soort onderzoek dan dat van mij. Gillespie (1995) heeft gekeken hoe allochtone jongeren een ‘autochtone’ soap beleven. Ik ga kijken hoe zowel allochtone als autochtone jongeren betekenis geven aan een serie waarin zowel aan ‘westerse’ als aan ‘islamitische’ waarden aandacht wordt besteed. Maar juist omdat ik met jongeren met verschillende etnische achtergronden ga praten en omdat de serie over twee culturen gaat, verwacht ik dat de kijkers ook vergelijkingen gaan maken tussen de Marokkaanse en de Nederlandse waarden. En dat scènes uit de serie aanleiding zullen zijn voor discussies over de verschillende waarden. Dit zal echter vooral gebeuren in de onderzoekssituatie waar jongeren met verschillende etniciteiten bij elkaar zijn gezet en waarbij de jongeren wordt gevraagd om over de serie te gaan praten. Of de kijkers ook in het echte leven op deze manier met vrienden over de serie praten, kan ik alleen achterhalen door het ze te vragen tijdens de groepsinterviews. 4.3.5. Hoe zwarte en witte kijkers reageren op een serie waarin geen stereotype beelden worden getoond Tot slot hebben Jhally en Lewis (1992) een onderzoek gedaan naar de manier waarop zowel autochtone witte als allochtone zwarte kijkers de Cosby Show beleven. In de Cosby Show worden (net als in Dunya & Desie) niet de stereotype beelden van zwarte mensen getoond. Zowel de witte als de zwarte kijkers vonden dit heel goed. Ook vonden zowel de witte als de zwarte kijkers de show heel erg herkenbaar. De witte kijkers keken als het ware door de kleur van de spelers in de Cosby Show heen. Maar ze gaven aan dat ze wel vonden dat de familie in de Cosby Show niet een ‘typische’ zwarte familie was, voor hen was het meer een ‘witte’ familie met een zwarte huidskleur. In de meeste zwarte gezinnen in Amerika ging het volgens hen anders. De zwarte kijkers gaven dit ook aan, maar ze vonden wel dat de familie een ‘echte’ zwarte familie was en dat het in zwarte families best wel zo kan gaan als in de familie Huxtable uit de Cosby Show (Jhally & Lewis, 1992). Een ander verschil tussen de witte en de zwarte kijkers, was dat de witte kijkers aangaven dat de Cosby Show en andere televisieprogramma’s hen lieten zien hoe het leven van zwarte mensen eruit zag (Jhally & Lewis, 1992, pp.32-33). Volgens een aantal zwarte kijkers klopte het beeld dat in de Cosby Show werd getoond echter niet altijd. Zij hadden het vaker dan de witte kijkers over de representativiteit van de beelden in de Cosby Show.
30
Omdat in Dunya & Desie ook niet de negatieve, stereotype beelden van Marokkanen worden getoond, wil ik kijken of er op deze serie dezelfde reacties komen als op de Cosby Show. Ik wil weten of zowel de allochtone als de autochtone kijkers zich met de Marokkaanse karakters kunnen identificeren en hoe dat dan komt. Ook wil ik kijken of de Marokkaanse kijkers kritischer naar de serie kijken dan de autochtone kijkers en of de autochtone kijkers denken dat Dunya & Desie hen laat zien hoe Marokkaanse gezinnen in Nederland leven. 4.4. Vragen aan de kijkers In dit hoofdstuk stond de kijker centraal. Er is besproken wat jongeren bezighoudt, waar ze naar kijken op televisie, welke rol de televisie speelt in hun leven, wat ze met televisieprogramma’s kunnen doen en hoe ze erover kunnen praten. Elk onderwerp is afgesloten met een aantal vragen die ik aan de kijker van Dunya & Desie ga stellen om te kunnen achterhalen welke betekenis ze aan Dunya & Desie geven (deelvraag 2). Deze vragen aan de kijkers zijn: -
Wat is hun mening over de serie?
-
Waarom kijken ze ernaar?
-
In hoeverre herkennen ze zichzelf in Dunya & Desie?
-
Wat vinden ze van de manier waarop de multiculturele samenleving in beeld wordt gebracht?
-
Hoe praten ze over de serie?
-
Wat zeggen ze over de serie/ waar gaat de discussie over?
-
Hoe gebruiken ze de serie? - Praten ze over de serie? En zo ja met wie en waar hebben ze het dan over? - Identificeren ze zich met de karakters? - Imiteren ze de karakters? - Hebben ze parasociale relaties met de karakters?
31
Hoofdstuk 5: Het onderzoek De hoofdvraag in deze scriptie is welke betekenis Dunya & Desie heeft in de multiculturele samenleving. Zoals in hoofdstuk twee besproken is, kan een programma alleen een betekenis hebben in een samenleving, als de programmamakers deze betekenis in hun programma hebben gestopt (encoderen). Vervolgens moeten de kijkers deze betekenis er ook uitgehaald hebben (decoderen). Daarom heb ik eerst onderzocht welke boodschap de makers van Dunya & Desie met de serie wilden overbrengen en welke rol de serie volgens hen in de multiculturele samenleving speelt. Vervolgens heb ik onderzocht welke betekenis de kijkers van Dunya & Desie aan de serie geven, hoe zij de serie beleven. In dit hoofdstuk zal ik beschrijven hoe deze twee onderzoeken zijn uitgevoerd. 5.1. Het onderzoek naar de opvattingen van de makers over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving Om de vraag welke opvattingen de makers hebben over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving, te kunnen beantwoorden heb ik diepte-interviews met hen gedaan. 5.1.1 De interviewvragen In hoofdstuk 2 en 3 is besproken welke onderwerpen de makers kunnen aansnijden als ze het hebben over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving. De interviewvragen waren dan ook gebaseerd op de in hoofdstuk 2 en 3 besproken theorieën en onderzoeken. In hoofdstuk 2 is onder meer besproken welke rol televisieprogramma’s kunnen spelen in de multiculturele samenleving. Om te kunnen onderzoeken welke opvattingen de makers hadden over dit onderwerp, heb ik ze tijdens de interviews naar hun opvattingen gevraagd over het volgende: -
De multiculturele samenleving en integratie
-
De beeldvorming van Marokkanen en de stereotypen van Marokkanen
-
De rol van de media in de multiculturele samenleving
-
De rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving
-
De boodschap die ze willen overbrengen op de kijker
De vragen die ik heb gesteld om deze onderwerpen ter sprake te brengen waren bijvoorbeeld: ‘Er is nu veel discussie over de multiculturele samenleving en de rol van de media daarin, hoe
32
denk jij daarover? En welke rol heeft Dunya & Desie hierin volgens jou? Moet het beeld van Marokkanen in de serie, volgens jou kloppen met het echte leven? Wat voor serie is Dunya & Desie volgens jou? Daarnaast is in hoofdstuk 3 besproken welke problemen programmamakers kunnen tegenkomen bij het maken van programma’s voor minderheden. Het grootste probleem is dat de makers van de minderhedenprogramma’s het publiek, de overheid en de omroepbesturen tevreden moeten stellen. En zij hebben vele, vaak tegenstrijdige verwachtingen van de minderhedenprogramma’s, die onmogelijk allemaal tegelijk zijn te vervullen (Leurdijk, 2002). Om te kunnen onderzoeken welke opvattingen de makers hadden over deze onderwerpen, heb ik ze tijdens de interviews naar hun opvattingen gevraagd over: -
De dilemma’s en problemen die ze hebben gehad bij het maken van Dunya & Desie
-
De verwachtingen van de overheid, de omroepbesturen en het publiek ten aanzien van Dunya & Desie
-
Hun eigen verwachtingen ten aanzien van Dunya & Desie
De vragen die ik heb gesteld om deze onderwerpen ter sprake te brengen waren bijvoorbeeld: Wat was de reactie van de programmaleiding van de NPS op de serie? Wat was de reactie van de pers? Wat was de reactie van het publiek? Welk beeld heb je van de kijkers van Dunya & Desie? Wat doen de kijkers volgens jou met de serie? 5.1.2. De analyse van de diepte-interviews Ik heb alle drie de makers apart geïnterviewd. De diepte-interviews vonden plaats op 27 en 28 januari en 3 februari 2003 en ze duurden drie kwartier tot anderhalf uur. De interviews verliepen heel voorspoedig. Ik hoefde niet veel vragen te stellen om de makers over het onderwerp te laten praten. Ze vertelden uit zichzelf al heel veel relevante dingen over de serie. Alle interviews zijn opgenomen op een geluidsband en letterlijk uitgetypt. Uit de uitgewerkte interviews zijn de passages geselecteerd, die betrekking hadden op de onderwerpen die in de vorige paragraaf zijn besproken. Vervolgens zijn deze citaten op drie manieren gebruikt. Ten eerste zijn de opvattingen van de makers vergeleken met de bestaande theorieën en onderzoeksresultaten. Ten tweede zijn de opvattingen van de makers over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving, vergeleken met de in hoofdstuk 2 besproken repertoires van Leurdijk (1999): ‘registreren’, ‘voorlichten’, ‘taboes doorbreken’ en ‘integreren’. Indien dit mogelijk was, zijn de uitspraken van de makers ingedeeld in één van de vier repertoires van Leurdijk (1999). En ten derde zijn de citaten
33
gebruikt om te kijken welke boodschap de makers van Dunya & Desie willen overbrengen op de kijker. Deze resultaten zijn door Sandra Beerends en door Marina Blok (het hoofd van de afdeling drama bij de NPS) gelezen en nagekeken om eventuele fouten te verbeteren. Naar aanleiding van hun commentaar heb ik wat veranderingen aangebracht in het verslag van de resultaten. 5.1.3. Het gebruik van de citaten van de makers voor het kijkersonderzoek Er is gekeken welke boodschap de makers van Dunya & Desie met de serie over wilden brengen op de kijker. Dit is onder meer gedaan om te kijken of de kijkers het programma interpreteren zoals de makers het bedoelen. De uitspraken van de makers zijn ook gebruikt om afleveringen van Dunya & Desie uit te kiezen om tijdens de focusgroep interviews te laten zien. Er is gekeken welke afleveringen uit de serie bij de opvattingen van de makers pasten. De kijkers kregen de afleveringen voor de discussie te zien. Doordat de keuze van de afleveringen is gebaseerd op de opvattingen van de makers over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving, is ervoor gezorgd dat dit onderwerp ook tijdens de discussie van de kijkers aan de orde kwam. 5.2. Het onderzoek naar de beleving van Dunya & Desie door de kijkers Om erachter te komen hoe de kijkers de serie beleven, zijn vijf focusgroepinterviews gedaan met in totaal 24 Dunya & Desie kijkers. Waarom heb ik gekozen voor focusgroepen? Televisie kijken is toch meestal een individuele aangelegenheid? Dat is waar, maar ik ben op zoek naar de mening van het publiek. En de mening van een publiek is geen optelling van individuele meningen en attitudes, de mening van een publiek is de mening van mensen die samen een groep vormen en die door overleg en onderhandeling samen de betekenissen van mediateksten construeren (Lunt & Livingstone, 1996). Groepsdiscussies tonen aan hoe, via sociale interactie, interpretaties van mediateksten collectief kunnen worden geconstrueerd (d’ Haenens, 1995; Hoijer, 1990). Een andere voordeel van focusgroepen is dat er meerdere kijkers tegelijk ondervraagd kunnen worden, wat tijd- en geldbesparend is. Daarnaast bevorderen groepsdiscussies openheid. Doordat anderen iets zeggen ben je zelf ook eerder geneigd om iets te zeggen. Dit kan echter ook de andere kant op werken. Als iedereen iets zegt waar jij het niet mee eens bent, zul je minder snel je eigen mening in de groep brengen (d’ Haenens, 1995, Hoijer, 34
1990). Deze groepsdruk kan een vertekend beeld geven van de mening van het publiek. Aan de andere kant zal het ‘in het echt’ ook zo gaan dat degene met een afwijkende mening deze waarschijnlijk voor zich zal houden. Daarbij komt dat er in groepsinterviews sprake kan zijn van groepsdruk, maar in individuele interviews kan er ook een bepaalde vorm van druk zijn. De geïnterviewde wil bijvoorbeeld een goede indruk op de interviewer maken en daarom sociaal wenselijke antwoorden geven (Lunt & Livingstone, 1996). 5.2.1. De focusgroepen Er zijn in totaal vijf focusgroep interviews gehouden. Eén proefonderzoek en vier gewone onderzoeken. Het proefonderzoek is ook in de analyse opgenomen, omdat er naar aanleiding van dit onderzoek geen grote wijzigingen in de topiclist en de uitvoering van het onderzoek zijn geweest. De focusgroepsdiscussies vonden plaats op 17 en 24 februari en 3 en 7 maart 2003 en ze duurden een uur tot twee uur. De focusgroepen hadden allemaal een andere samenstelling. De namen van de deelnemers zijn gefingeerd omdat ik dat in sommige gevallen had beloofd en omdat de jongeren soms erg uitgesproken meningen hebben geuit. Daarom zijn uit privacyoverwegingen alle namen veranderd. De achtergrondgegevens zijn wel echt. Er deden 7 jongens en 17 meisjes mee in de leeftijd van 13 tot 17 jaar. Dat er meer meisjes zijn geïnterviewd dan jongens, wordt echter niet als probleem gezien omdat er meer vrouwelijke kijkers zijn dan mannelijke (KLO, 2002). De kijkers kwamen uit verschillende delen van het land en hadden ook verschillende opleidingsniveaus. Er deden 11 autochtone kijkers mee, 3 Marokkaanse, 2 Turkse, 3 Surinaamse, 1 iemand uit Sri Lanka en 4 kijkers met een gemengde achtergrond. De autochtone kijkers zal ik in de resultaten ook wel ‘witte’ kijkers noemen omdat er anders verwarring kan ontstaan over de afkomst van de kijkers. Hierbij staat ‘wit’ niet voor huidskleur maar voor (het opgegroeid zijn met) westerse waarden. Ik noem daarom de Sri Lankaanse jongen ook ‘wit’ omdat hij is geadopteerd en is opgevoed door westerse ouders met westerse waarden. Ook een Nederlandse jongen met een Indonesisch uiterlijk noem ik wit, omdat zowel hij als zijn ouders in Nederland zijn geboren en hij met westerse waarden is opgevoed. De allochtone kijkers noem ik meestal bij hun afkomst (Marokkaans, Turks of Surinaams) of ik noem ze ‘zwart’. Ook zwart heeft hier geen betrekking op de huidskleur maar op de niet-westerse waarden waarmee de jongeren zijn opgegroeid.
35
Naam Proeffocusgroep (wit) Roos Mariska Kim Fabian Focusgroep 1 (gemengd) Sharon Raja Susan Chantal Judith Focusgroep 2 (wit) Annet Yvette Karin Sanne Teun Focusgroep 3 (gemengd) Jane Munya Winston Aziz Jeroen Focusgroep 4 (gemengd) Sonya Malika Rachida Mark Mustafa
Geslacht
Leeftijd
Etniciteit
Dunya & Desie gekeken (in aantal x)
Meisje Meisje Meisje Jongen
16 17 16 16
Wit Wit Wit Wit
Nul keer Nul keer Nul keer Nul keer
Meisje Meisje Meisje Meisje Meisje
16 17 16 16 16
Surinaams Turks Wit Wit Wit
Twee keer Twee keer Drie keer Vijf keer Zes keer
Meisje Meisje Meisje Meisje Jongen
13 14 13 14 14
Wit Wit Wit Wit Wit
Één keer Nul keer Vijf keer Nul keer Één keer
Meisje Meisje Jongen Jongen Jongen
16 15 16 15 15
Surinaams Marokkaans Surinaams Marokkaans Wit
Nul keer Vijf keer Nul keer Één keer Nul keer
Meisje Meisje Meisje Jongen Jongen
16 14 15 15 15
Surinaams Marokkaans Marokkaans Wit Turks
Drie keer Één keer Nul keer Twee keer Nul keer
5.2.2. De topiclist De jongeren voerden zelf een discussie naar aanleiding van de serie, maar de discussie werd wel gestuurd aan de hand van een topiclist (zie Bijlage 2). De onderwerpen op de topiclist waren afgeleid van de theorieën en onderzoeken die in hoofdstuk 2 en 4 besproken zijn. In hoofdstuk 3 is besproken wat jongeren bezighoudt, waar ze naar kijken op televisie, welke rol de televisie speelt in hun leven, wat ze met televisieprogramma’s kunnen doen en hoe ze erover kunnen praten. De topics die hierbij aan de orde kwamen, en die tijdens de discussies besproken werden, zijn: -
De mening van de kijkers over de serie
-
De reden van kijken.
36
-
De herkenbaarheid van Dunya & Desie
-
De manier waarop ze de serie gebruiken. - Praten over de serie. - Identificatie met de karakters. - Imitatie van de karakters. - Parasociale relaties met de karakters.
Voorbeelden van vragen die naar gesteld werden over de topics zijn: Wat vonden jullie van de afleveringen? Wat vonden jullie er leuk/ niet leuk aan? Wat vonden jullie van de gebeurtenissen in de afleveringen? Hoe zou je Dunya beschrijven of hoe zou je Desie beschrijven? Met wie uit de serie zou je vrienden willen worden? Op wie uit de serie lijk je? In hoofdstuk 2 zijn theorieën en onderzoeken over de rol van televisie in de multiculturele samenleving besproken. De topics die hierbij aan de orde kwamen en die tijdens de discussies besproken werden, zijn: -
De manier waarop de Marokkaanse gemeenschap in Dunya & Desie in beeld wordt gebracht
-
Het beeld dat kijkers zelf in hun hoofd hebben van Marokkanen
-
De rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving
Voorbeelden van vragen die over de topics gesteld werden zijn: wat vind je ervan dat er een serie is gemaakt over de vriendschap tussen een Nederlands en Marokkaans meisje? Waarom denk je dat de makers een serie hebben gemaakt over dit onderwerp? Wat vinden jullie van ander programma’s waarin Marokkanen te zien zijn? 5.2.3. Het verloop van de focusgroepsdiscussies Elke focusgroepsdiscussie begon met een voorstelrondje van alle deelnemers. De deelnemers vertelden wie ze waren, hoe oud ze waren, in welke klas ze zaten, hoeveel ze naar de televisie keken en naar welke televisieprogramma’s ze keken. Hierbij werd ze specifiek gevraagd of ze wel eens naar de publieke omroep keken en waarom ze dat wel of niet deden. Na het voorstelrondje kregen de jongeren anderhalve aflevering van Dunya & Desie te zien. Dit waren de eerste aflevering ‘Slangen in Noord’ die op 22 mei 2002 was uitgezonden en de tweede aflevering ‘Project Petra’ die op 29 mei was uitgezonden. De beschrijving van deze afleveringen is te vinden in Bijlage 3. Nadat ze de afleveringen hadden gezien, moesten de jongeren een vragenlijst invullen. Op deze vragenlijst moesten de kijkers invullen hoe vaak ze Dunya & Desie hadden gezien voor het onderzoek, waarom ze naar de serie zijn gaan kijken, wat ze leuk vonden aan de serie 37
en wat ze niet leuk vonden aan de serie en wat er volgens hen beter zou kunnen. Onder aan de vragenlijst moesten de jongeren ook hun naam, afkomst, geslacht en leeftijd invullen. Zo’n vragenlijst is nodig om twee redenen. Ten eerste ondervangt het voor een deel het eerder genoemde risico van het napraten van anderen, de groepsdruk. De jongeren schrijven van tevoren op wat ze vinden, waarbij ze niet beïnvloed worden door anderen. Als de kijkers elkaar tijdens de gesprekken steeds napraten, dan kan ik de jongeren vragen naar hun eigen mening door ze de antwoorden op de vragenlijst te laten voorlezen. Het tweede voordeel van een vragenlijst vooraf is dat de jongeren zo gedwongen worden om voor zichzelf over het onderwerp na te denken. Ze focussen zich zo op het onderwerp waar het gesprek over gaat. Nadat de kijkers de vragenlijst hadden ingevuld begon de discussie. De discussie werd gevoerd aan de hand van de in de vorige paragraaf beschreven topiclist. 5.2.4. Analyse van de focusgroepsdiscussies Alle discussies zijn opgenomen op video en alles wat gezegd is, is letterlijk uitgetypt. Er zijn twee soorten analyses over de transcripten van de discussies gedaan: een thema analyse en een repertoire analyse. Bij de thema analyse is gekeken waar de jongeren naar aanleiding van Dunya & Desie over gingen praten, welke onderwerpen ze aansneden. De discussies zijn grondig gelezen om te kijken of er in verschillende groepen dezelfde thema’s werden besproken of dat er in één groep bijvoorbeeld heel uitgebreid op een thema werd ingegaan. Het bleek dat jongeren niet alleen over de serie gingen discussiëren, maar ook over de publieke omroep en over televisie in het algemeen. Daarnaast gingen de jongeren naar aanleiding van de serie discussiëren over de multiculturele samenleving. Daarom zijn de resultaten van de thema analyse over drie hoofdstukken verdeeld: een hoofdstuk over de beleving van de Nederlandse televisie, een hoofdstuk over de beleving van de Dunya & Desie en een hoofdstuk over de manier waarop de jongeren over de multiculturele samenleving en over Marokkanen praten naar aanleiding van de serie. Er is echter niet alleen gekeken naar de verschillende thema’s die de kijkers bespraken, maar in de repertoire is ook gekeken naar het taalgebruik van jongeren als ze over Dunya & Desie praten. De multiculturele samenleving en de onderwerpen die daarbij horen zoals bijvoorbeeld integratie, beeldvorming en acceptatie van buitenlanders zijn beladen onderwerpen waar veel mensen een mening over hebben. Daarom zouden de jongeren anders over deze onderwerpen kunnen gaan praten dan dat ze er werkelijk over denken. Vooral bij beladen onderwerpen kan taalgebruik soms onbedoelde consequenties hebben: bepaald 38
taalgebruik kan betekenissen hebben die niet door de spreker zijn geformuleerd of zelfs begrepen zijn (Wetherell & Potter, 1988). Daarbij komt dat mensen bepaalde vertogen gebruiken als ze over iets praten. Dit zijn opvattingen, kennis en visies over een bepaald thema waar een machtseffect vanuit gaat. Mensen rechtvaardigen hun handelingen aan de hand van vertogen die binnen een maatschappij leven (Mijnals, 2001). Om erachter te komen hoe de jongeren echt over deze onderwerpen denken, is er daarom een repertoire analyse gedaan. Repertoires kunnen gezien worden als: ‘The building blocks speakers use for constructing versions of actions, cognitive processes and other phenomena. Any particular repertoire is constituted out of a restricted range of terms used in a specific stylitic and grammatical fashion’, (Wetherell & Potter, 1988, p.172)
Deze repertoires zijn gevonden door de transcripten grondig en herhaaldelijk te lezen. Daardoor zijn de door Wetherell & Potter (1988) beschreven termen en structuren in het taalgebruik van de kijkers gevonden. Ik heb vervolgens elk repertoire een eigen naam gegeven.
39
Hoofdstuk 6: De makers van Dunya & Desie aan het woord Ik heb Dana Nechustan de regisseuse, Robert Alberdingk-Thijm de scenarioschrijver en de Sandra Beerends eindredactrice van Dunya & Desie geïnterviewd. Sandra Beerends werkt als enige echt voor de NPS, Dana Nechustan en Robert Alberdingk-Thijm zijn ingehuurd door de NPS. Beerends heeft vanuit haar functie bij de NPS, over sommige onderwerpen een andere opvatting dan de andere makers. Daarom zal ik in dit hoofdstuk bij sommige onderwerpen die aan bod komen, zoals de doelstelling van Dunya & Desie, een onderscheid maken tussen de opvatting van Beerends en de opvattingen van Nechustan en Alberdingk-Thijm. Elke maker is apart geïnterviewd. Zij konden dus niet op elkaars uitspraken reageren. Er zijn in elk interview steeds dezelfde onderwerpen aan bod gekomen. Zo gaven de makers aan welke functies Dunya & Desie volgens hen in de multiculturele samenleving heeft. Deze functies zullen in paragraaf 6.2 en paragraaf 6.3 besproken worden. Daarnaast gaven de makers aan voor wat voor dilemma’s ze bij het maken van de serie kwamen te staan. Dit onderwerp zal in paragraaf 6.4 aan de orde komen. 6.1 Dunya & Desie moet een goede en leuke dramaserie voor jongeren zijn Als de makers het hebben over het doel van de serie, wat ze er precies mee willen, geven ze in eerste instantie steeds aan dat ze vooral een leuke en goede dramaserie voor jongeren willen maken. Ze willen jongeren wat meer bieden dan Costa en Goede Tijden, Slechte Tijden. Ze vinden bijvoorbeeld Costa erg oppervlakkig. Dana Nechustan zegt hierover: ‘Costa is te kinderachtig voor woorden. Het is gewoon zo ontzettend gemaakt, nep en plastic. Het is buitenkant, terwijl Dunya & Desie zo binnenkant is.’
Ook Sandra Beerends vindt Costa oppervlakkig en leeg. Jongeren denken volgens Beerends heel veel na over dingen en ze moeten serieus genomen worden. In Costa worden jongeren niet serieus genomen en de makers van Dunya & Desie willen dit wel doen. Als de makers gevraagd wordt of ze met Dunya & Desie een boodschap over willen brengen over de multiculturele samenleving, geven Dana Nechustan en Robert AlberdingkThijm aan dat dat voor hen niet op de eerste plaats komt. Ze willen een dramaserie maken en geen politiek programma. Vooral Nechustan is daar heel stellig in. Zij zegt dat het niet haar bedoeling is geweest om met de serie iets bij te dragen aan de multiculturele samenleving: ‘Ik ben niet geïnteresseerd in of je er iets aan hebt. Ik ben geïnteresseerd in een mooi verhaal vertellen en ik vind het een mooi verhaal.’
40
Sandra Beerends geeft daarentegen aan dat de serie naast dramatische doelstellingen ook een multiculturele doelstelling heeft. ‘De NPS heeft als een van haar speerpunten dat ze ook de multiculturele samenleving voorziet. Dus dat betekent dat dat in onze programma’s in ieder geval aan de orde komt. Niet dat het er persé om moet gaan, maar dat het een natuurlijke afspiegeling is. Dat was voor ons van belang. Daarnaast vonden wij het belangrijk, en dachten dat drama daar een goede manier voor zou zijn, om jongeren weer aan te spreken. En daarom wilden we de serie laten gaan over gewoon twee meisjes van 15’.
Je ziet dat vooral de schrijver en de regisseuse in eerste instantie de nadruk leggen op, wat volgens hen hun kerntaak is: een goede en mooie dramaserie voor jongeren maken. Dit komt overeen met de resultaten van Leurdijks onderzoek naar de opvattingen van journalisten over het functioneren van de media in de multiculturele samenleving (Leurdijk, 1999). Uit dat onderzoek bleek dat de journalisten zich in eerste instantie ook beroepen op de rol van ‘neutrale verslaggever’, omdat volgens hen het registeren van de maatschappelijke werkelijkheid, de kerntaak is van de journalistiek. Maar tijdens de gesprekken met deze journalisten bleek dat sommige journalisten naast het ‘verslag doen van wat er gebeurt’, ook andere taakopvattingen hebben die betrekking hebben op de multiculturele samenleving. (Leurdijk, 1999, p.182). Dit blijkt bij de makers van Dunya & Desie ook zo te zijn. Deze opvattingen zijn onder te verdelen in de twee repertoires ‘integreren’ en ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’. Het repertoire van ‘taboes doorbreken’ wordt door de makers van Dunya & Desie op een andere manier gebruikt dan de manier waarop de journalisten uit Leurdijk’s (1999) onderzoek het gebruikten. De journalisten uit het onderzoek van Leurdijk (1999) die het repertoire ‘taboes doorbreken’ gebruiken, willen misstanden in de multiculturele samenleving onthullen en maatschappelijke problemen onder de aandacht brengen (Leurdijk, 1999, p.175). De makers van Dunya & Desie gebruiken dit repertoire wel, maar om aan te geven dat ze het in de serie juist níet over de problemen in de multiculturele samenleving willen hebben. In de volgende paragrafen bespreek ik de repertoires van ‘integreren’ en van ‘vooroordelen bestrijden’. 6.2. Het repertoire van ‘integreren’ Programmamakers met het repertoire ‘integreren’ willen volgens Leurdijk (1999) benadrukken dat allochtonen zo langzamerhand vanzelfsprekend deel uitmaken van de Nederlandse samenleving. Daarom moet volgens hen ook in de berichtgeving de
41
aanwezigheid van migranten in de Nederlandse samenleving als vanzelfsprekend worden opgevat (Leurdijk, 1999, p.178). In hoofdstuk 2 is besproken dat veel van de ‘minderhedenprogramma’s’ van de NPS tegenwoordig volgens dit repertoire gemaakt worden. De makers van Dunya & Desie geven aan dat hun programma ook volgens dit repertoire gemaakt is. Zo legt Dana Nechustan uit dat de belangrijkste drijfveer van de serie de vriendschap tussen Dunya en Desie is. Nechustan: ‘Juist omdat het alleen maar over de vriendschap gaat, kan je er veel meer uithalen dan wanneer er echt gewezen wordt op de slechte dingen, of op de goede dingen… dat doet helemaal niet ter zake, die komen vanzelf langs.’
Sandra Beerends zegt hierover: ‘Eigenlijk willen we het zien als iets wat heel normaal is, er zijn gewoon meerdere culturen hier.’
Tijdens de interviews met alle drie de makers komt het idee, dat de multiculturele samenleving iets vanzelfsprekends is eigenlijk het meest naar voren. Dit is dan ook de (impliciete) boodschap die de makers met de serie willen overdragen. En doordat de makers van Dunya & Desie de multiculturele samenleving volgens eigen zeggen als iets normaals zien, kunnen ze er ook grapjes over maken. Dit kan niet als je denkt dat allochtonen ‘anders’ zijn en dat je daar anders mee moet omspringen. Robert Alberdingk-Thijm zegt hierover: Ik kan Dunya laten zeggen: ‘Hé Chineesje handjes thuis’. Of ik kan Dunya een lingeriesetje laten kopen, terwijl haar moeder net het pashokje uitloopt, waarbij er dus een confrontatie is. In andere series kan dat niet. Dan is het ook gelijk een drama.’
Het is volgens Sandra Beerends de taak van de NPS om de multiculturele samenleving op een ‘natuurlijke’ manier in beeld te brengen. Daarbij moeten de programma’s van de NPS volgens Beerends niet ‘óver de multiculturele samenleving gaan, maar het moet een ‘natuurlijke’ afspiegeling zijn van de multiculturele samenleving’. In Dunya & Desie wordt de multiculturele samenleving volgens de makers, op een natuurlijkere manier in beeld gebracht dan in veel andere programma’s. In de volgende paragrafen wordt uitgelegd waarom de makers dat vinden en waarom ze dat belangrijk vinden. 6.3. Het repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’ Naast het repertoire van ‘integreren’, maken de makers het meeste gebruik van het repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’. Programmamakers die gebruik maken van dat repertoire willen volgens Leurdijk (1999) onbekendheid en het gebrek aan kennis van (autochtone) kijkers over bepaalde gebruiken van minderheden opheffen (Leurdijk, 1999,
42
p.171). De makers van Dunya & Desie geven aan dat ze nu eens de ‘goede’ kant van de multiculturele samenleving willen laten zien. Omdat er steeds zoveel negatieve dingen over allochtonen op televisie komen, willen zij een ander geluid laten horen. Sandra Beerends zegt hierover: ‘We willen wel degelijk dingen aan de kaak stellen. Er is enorm veel publiciteit over alle slechte dingen in de multiculturele samenleving. Met name over alle verschillen en alle ellende, je wordt er helemaal depressief van. Maar dat is maar één kant, er is ook een andere kant. Je ziet genoeg meiden op straat van verschillende afkomsten, die enorm veel lol met elkaar hebben. En je ziet ook meisjes met hoofddoeken die helemaal geen tuttebellen zijn die geen woord zeggen. Dus toen hebben we eigenlijk vrij bewust gekozen om die andere kant te laten zien. Nu eens een keer een paar leuke ouders, die lol met elkaar hebben; die natuurlijk ook niet alles goed vinden en zich wel degelijk houden aan wetten die voor moslims gelden, maar die wel meer in het Nederlandse leven staan.’
Dana Nechustan is het hiermee eens: ‘Wij wilden niet wéér de clichékant van een Marokkaanse familie laten zien. Daar hadden we helemaal geen zin in, plus dat het helemaal niet waar is. Alleen iedereen denkt dat het waar is. Iedereen denkt dat Marokkaanse gezinnen zo met elkaar omgaan. Er zijn honderdduizend voorbeelden waarbij dat niet zo is en waarbij mensen binnen ‘onze’ normen en waarden leven (niet dat dat goed is). Dus wij wilden laten zien dat in die gezinnen de ouders elkaar wel gewoon aanraken en dat ze van elkaar houden ook al zijn ze uitgehuwelijkt enzovoort.’
De makers willen deze andere kant van de multiculturele samenleving laten zien omdat ze denken dat ze dan meer recht doen aan de realiteit. Wat zijn de andere beweegredenen van de makers om de serie zo te maken? In de verhalen van de makers kwamen drie redenen naar voren die ook in de theorie hoofdstukken genoemd zijn: omdat ze denken dat beelden op televisie kunnen bepalen hoe mensen over allochtonen denken (beeldvorming), omdat ze denken dat allochtonen en autochtonen elkaar beter kunnen leren kennen als ze beelden zien die dichter bij de werkelijkheid liggen en omdat ze denken dat allochtonen zich meer op hun gemak voelen als er ook eens wat positiefs over hen wordt gezegd. Al deze opvattingen vallen onder het repertoire van ‘voorlichten en vooroordelen bestrijden’. 6.3.1 Dunya & Desie geeft een beter beeld van de multiculturele samenleving Dunya & Desie zou volgens de programmamakers bij kunnen dragen aan de beeldvorming van allochtonen. Sandra Beerends: ‘Er ontstaat vanuit de media een vertekend beeld over Marokkanen; Marokkaanse jongens zijn crimineel en Marokkaanse meisjes dragen allemaal een hoofddoek en sommige zelfs een chador. Dit is maar een beperkte werkelijkheid. In de serie hebben de ouders een leuke, gelijkwaardige relatie. Ze hebben veel lol samen en genieten van elkaar. Het is opvallend dat iedereen
43
elke keer hierover zegt: dat klopt niet. Dan denk ik: dat klopt niet? Dat is ook een deel van de werkelijkheid.’
Volgens Sandra klopt het beeld wat mensen van Marokkanen hebben heel vaak niet. Maar dit beeld bepaald wel vaak hoe mensen dingen die ze zien interpreteren. Nechustan geeft hier een voorbeeld van. ‘Dunya zegt in de eerste aflevering: ‘Ik ga dood als ik 18 ben.’ Dat is zo’n voorbeeld waarbij je ziet dat doordat wíj zo denken over Moslims of Marokkanen, we dingen gaan interpreteren die helemaal niet aan de hand zijn. Als je klein bent heb je wel eens van die ideeën van: op m’n 18de ga ik dood. Desie zou dat rustig kunnen zeggen en dan zou je niet denken: zou ze ziek zijn, wordt ze uitgehuwelijkt? Iedereen dacht dat Dunya werd uitgehuwelijkt. Terwijl het gewoon een puberding is van: ik ga dood als ik 18 ben.’
Volgens Alberdingk-Thijm komt dit doordat mensen de hele tijd horen dat het zo is. ‘De beelden en de verhalen die je te zien krijgt, bepalen heel erg hoe je over iets denkt. Als je het maar vaak genoeg hoort, ga je het vanzelf geloven. Maar doordat in Dunya & Desie de vooroordelen niet bevestigd worden, krijgen mensen nieuwe beelden en verhalen te zien. En dit zal indirect invloed hebben op de manier waarop mensen over allochtonen denken.’
Volgens de makers worden vooroordelen over allochtonen, in dit geval over Marokkanen steeds bevestigd in de media. En daardoor gaan mensen echt in die vooroordelen geloven. De makers hopen dat het beeld dat mensen over Marokkanen hebben in positieve zin verandert, als ze in Dunya & Desie een ander beeld van Marokkanen zien. 6.3.2. Dunya & Desie kan volgens de makers bijdragen aan intergratie De makers hebben het er ook over dat zowel allochtonen als autochtonen iets kunnen leren over zichzelf en over elkaar door naar Dunya & Desie te kijken. Alberdingk-Thijm zegt hierover: ‘Aan de ene kant is het voor Marokkanen prettig om zich te kunnen herkennen en om te zien dat het niet altijd gaat zoals de Imam zegt dat het moet gaan, of zoals de groepsgemeente vindt dat je moet zijn. Aan de andere kant laat het Nederlanders zien dat je ook best wel kan lachen met Marokkanen.’
In de theorie is besproken dat het integratiebeleid van de overheid en het beleid voor minderhedenprogramma’s van de publieke omroep lange tijd gebaseerd is geweest op educatie voor zowel allochtonen als autochtonen over elkaars culturen. Als mensen elkaar beter kennen zal de integratie soepeler verlopen. Uit de woorden van Robert AlberdingkThijm blijkt dat de makers van Dunya & Desie net als de overheid en de publieke omroep destijds, door middel van educatie willen bijdragen aan de integratie van Marokkanen. Ze pakken het echter heel anders aan dan de makers van de eerste programma’s voor minderheden. Ze gaan niet uitleggen hoe dingen werken in de Marokkaanse gemeenschap. Ze
44
laten gewoon zien hoe het leven van een modern Marokkaans meisje in Nederland eruit ziet en daarbij komen alle gebruiken en normen en waarden in de Marokkaanse gemeenschap vanzelf voorbij. De educatie is dus niet langer expliciet, maar impliciet. Dat de makers met de serie willen bijdragen aan een soepeler verloop van de integratie van minderheden in Nederland, blijkt ook uit een andere uitspraak van Alberdingk-Thijm. Hij vergelijkt de ‘allochtonen problematiek’ met de problematiek die in de jaren ’70 speelde rond homoseksualiteit: ‘In de jaren ‘70 en begin jaren ‘80, was het zo dat zodra homoseksualiteit ter sprake kwam in de media, het altijd problematisch was. Het had te maken met potenrammen, of met ziektes als AIDS en HIV. Dat maakte het voor veel (jonge) mensen lastig om homoseksueel te zijn. Die vonden het vervelend dat je dan meteen als probleem werd gecategoriseerd. Daar is eind jaren ‘80 een soort totale omslag in gekomen. Er zijn een aantal prominente Nederlanders geweest die zich hebben uitgesproken, op een manier dat het geen enkel probleem is. Iemand als Paul de Leeuw of André van Duin is heel belangrijk geweest. En de serie In de Vlaamsche Pot werd toen uitgezonden. Daarin ging het over homo’s, maar niet over de problemen die er speelden. En langzamerhand is homoseksualiteit zo gewaardeerd dat bijvoorbeeld het huwelijk voor homo’s is opengesteld. Er is binnen 10 jaar een kentering gekomen doordat mensen zich onttrekken aan die discussie, die een soort self fulfilling prophecy is. En ik denk ook dat een serie als Dunya & Desie, omdat die niet meehuilt met de wolven in het bos, een hele positieve bijdrage kan hebben. En nu de Marokkaanse topvoetballers en zangers… en over tien jaar hebben we het er niet meer over.’
Alberdingk-Thijm denkt dus dat series als Dunya & Desie, waarin het niet om de problemen rond allochtonen gaat maar waarin de ‘normale’ kant van de multiculturele samenleving wordt getoond, een bijdrage zou kunnen leveren aan de integratie van allochtonen. 6.3.3. Dunya & Desie heeft een insluitende werking De makers willen met de serie de boodschap overbrengen dat de multiculturele samenleving iets ‘normaals’ is. Maar krijgen de kijkers iets mee van die boodschap? Robert AlberdingkThijm zegt hierover: ‘Je moet nooit de impact van een serie overschatten. Er is zo ontzettend veel tv. We hadden nu 400.000 kijkers op het laatst en 100.000 op de zaterdagmiddag herhaling. Er kijken echt 4 keer zo veel mensen naar Lingo of naar Idols of zo. Dus dat moet je nooit overschatten. Maar die boodschap komt indirect over, het draagt onherroepelijk bij.’
De makers merken ook dat zowel allochtone als autochtone kijkers enthousiast reageren. ‘De reacties van veel Marokkanen zijn: ‘hè hè eindelijk zie je dat het er ook bij ons normaal aan toegaat’, aldus Alberdingk-Thijm. En ook Sandra Beerends valt het op dat Marokkaanse kijkers het prettig vinden dat er nu eens iets normaals over hen op televisie komt: ‘Ik merk dat het voor Marokkaanse meisjes een soort opluchting is, dat ze zich vertrouwd voelen.’
45
Volgens Alberdingk-Thijm is dit heel positief: ‘Je kan niet beschrijven hoe vernederend het is als er voortdurend negatief wordt gesproken over jou en je familie en het dorp waar je vandaan komt. Altijd.. elke krant die je openslaat.. iedere dag. Dat is funest. En dan zie je dat, als het een keer nadrukkelijk niet gebeurt, dan heel positief werkt.’
Dit komt overeen met de theorie van Van Zoonen, dat mensen zich buitengesloten kunnen voelen doordat er altijd maar negatief over hen bericht wordt (Van Zoonen, 1999). Dunya & Desie probeert dit nadrukkelijk niet te doen en dat zorgt ervoor dat allochtonen zich prettiger voelen. 6.4. De problemen en dilemma’s van de makers van Dunya & Desie In hoofdstuk drie is besproken dat makers van minderhedenprogramma’s aan veel en vaak tegenstrijdige verwachtingen van hun publiek, het omroepbestuur en de pers moeten voldoen. Of de makers hier ook mee te maken hebben gehad en hoe ze ermee zijn omgegaan, wordt in de volgende paragrafen besproken. 6.4.1. De reactie van critici op Dunya & Desie De journalistiek reageerde volgens de makers enthousiast op de serie. Alle drie de makers kunnen zich echter nog wel een slechte recensie van het Algemeen Dagblad herinneren. Het antwoord van Dana Nechustan op mijn vraag over de reacties van de pers was bijvoorbeeld: ‘Volgens mij heel goed. In het AD heb ik wel een hele heftige recensie gelezen. Het was toen net in de tijd van Pim Fortuyn en die recensie was zo politiek beladen. Dat je niet meer kan aankomen met Dunya & Desie, want in het politieke klimaat bestaat de multiculturele droom helemaal niet. Pure onzin natuurlijk.’
De kritiek op Dunya & Desie is dat het een ‘politiek correct’ programma zou zijn, omdat in de serie de problemen en de misstanden in de multiculturele samenleving niet te zien zijn. De makers werden hier door journalisten op aangesproken. Alberdingk-Thijm zei hierover in een stuk voor het VARA TV magazine: ‘[..] Sommige critici in Nederland maken zich behoorlijk druk om Dunya & Desie. “Waar blijven de hedendaagse multiculturele conflicten?”, “Waarom zijn die mensen aardig voor elkaar, dat kan toch niet, dat mag toch niet?”, (Alberdingk-Thijm, 2003, p.71).
Of Dunya & Desie gezien kan worden als een ‘politiek correct’ programma, is afhankelijk van wat er onder ‘politiek correct’ wordt verstaan. Zoals in hoofdstuk drie is besproken, waren minderhedenprogramma’s in het begin vooral gericht op educatie van zowel allochtonen als autochtonen over elkaars cultuur. Het was in die tijd de norm om positief over allochtonen te
46
berichten en er lag een taboe op het negatief in beeld brengen van allochtonen. Er kwam echter kritiek op de programma’s omdat ze niet zouden overeenkomen met de werkelijkheid. Het taboe werd toen doorbroken en de vroegere, ‘positieve’ minderhedenprogramma’s werden ‘politiek correcte’ programma’s genoemd. Volgens Robert Alberdingk-Thijm gebeurt er tegenwoordig eigenlijk hetzelfde als in de beginjaren van de minderhedenprogramma’s. Er ligt nu echter geen taboe meer op negatieve berichten over allochtonen, maar op positieve. Er is volgens hem een soort ‘nieuwe politieke correctheid’ ontstaan, waarbij het ‘politiek correct’ is om negatief over allochtonen te berichten. Robert Alberdingk-Thijm is echter van mening dat ook deze negatieve beelden niet overeenkomen met een groot deel van de werkelijkheid. Hij zegt hierover: ‘Het Algemeen Dagblad was negatief over de serie. Daarin stond dat het sprookje van de multiculturele samenleving is doorgeprikt door Pim Fortuyn en dat we de zoetsappige, politiek correcte onzin in Dunya & Desie helemaal niet hoeven te zien. Maar dan gaan ze eraan voorbij dat dit juist de werkelijkheid is. Of eerder de werkelijkheid, of een groter deel van de werkelijkheid dan het deel waar het niet goed gaat’.
Dunya & Desie en Najib & Julia In de tijd van mijn interviews met de makers, had Theo van Gogh (de maker van het programma Najib & Julia) uitspraken gedaan over de politieke correctheid van Dunya & Desie. Hij had hierbij Dunya & Desie met Najib & Julia vergeleken. De makers vonden echter dat je deze twee series niet met elkaar kan vergelijken. Sandra Beerends: ‘De enige overeenkomst is dat het ook over twee culturen gaat, aan de ene kant een Nederlands meisje en aan de andere kant een Marokkaanse jongen, maar de inhoud staat al vast. Het is het Romeo en Julia verhaal in een moderne versie. En het gaat vooral over de verschillen.’
Vooral Dana Nechustan reageert fel op deze vergelijking: ‘Najib & Julia heeft er niets mee te maken. Ik zou ook niet weten waarom Theo van Gogh Najib & Julia überhaupt vergelijkt met Dunya & Desie. Als je iets kan vergelijken met Najib & Julia, dan moet je veel eerder aan Westenwind denken omdat dat over twee families gaat en verloren liefdes, dan met iets anders. Want daar gaat het over. Het is een Romeo en Julia verhaal en dat heeft niets met Dunya & Desie te maken.’
De serie voldoet dus over het algemeen wel aan de verwachtingen van journalisten en de makers zijn hier blij mee. Ze reageren echter wel fel op de vergelijking tussen Najib & Julia en Dunya & Desie. De makers geven aan dat Najib & Julia nu precies over de dingen gaat waar Dunya & Desie nadrukkelijk niet over gaat, zoals de problemen tussen de Marokkaanse en de Nederlandse cultuur.
47
6.4.2. De acteurs dragen de ‘last van representatie’ De kijkers van Dunya & Desie reageerden volgens de makers heel enthousiast op de serie. Volgens Sandra Beerends discussiëren de kijkers naar aanleiding van de afleveringen over thema’s die in de afleveringen aan de orde kwamen: ‘De kijkers discussieerden over hoe je met jongens omgaat, wat er gebeurt als je oppast, of je dan wel of niet de kleren van een oppasmevrouw aan zou mogen doen. Allemaal van dat soort dingen. [..] En we merkten het ook op de site, die heel erg goed werd bekeken, dat er erg veel discussie was over verschillende dingen. Ook wel van Marokkaanse kant, of iets wel of niet klopte.’
Er waren dus Marokkaanse kijkers die discussieerden over de representatie van Marokkanen in de serie. Zij waren heel fel als er iets niet klopte. Sandra Beerends: ‘Mensen identificeren zich heel erg met de karakters. Er was een aflevering waarin de ouders van Dunya weg waren waarin ze Souffian (het broertje van Dunya) dronken vinden. Daar werd hij heel erg op aangekeken. Bij de moslims is dat heel erg. Hij werd er op aangesproken op straat en zelfs in elkaar geslagen, omdat mensen zoiets hadden van, dat doe je toch niet en dat is toch geen voorbeeld.’
Veel van de Marokkaanse acteurs werden door kijkers en journalisten aangesproken op hun ‘Marokkaans zijn’ en of ze wel het goede voorbeeld gaven. Beerends: ‘Ik weet bijvoorbeeld dat Maryam (die Dunya speelt), het ontzettend leuk vindt om hieraan mee te werken, maar ze wordt er helemaal gek van dat mensen haar altijd aanspreken op het Marokkaanse ding. Zij zegt: ‘Ik doe gewoon mee in een dramaserie en daarin speel ik. En ik speel ook een Marokkaans meisje en het gaat ook over Marokkaanse dingen en als een aflevering zich afspeelt in de moskee, dan wil ik ook dat het klopt, dat is voor mij belangrijk. [..] Maar ik wil niet alleen maar altijd aangesproken worden op dat ene ding. [..] Als ze Desie vragen dan gaat het over de serie en over het geheel en als ze mij vragen dan gaat het over: hoe is het nou voor een Marokkaans meisje… Ik heb daar gewoon geen zin in.’
In de theorie is besproken dat allochtone acteurs vaak gezien worden als representanten van de hele bevolkingsgroep waartoe ze behoren. Ze dragen de ‘last van representatie’ (Shohat & Stamm, 1994). Je ziet dat de acteurs van Dunya & Desie daar ook last van hebben. En de acteurs worden erop aangesproken dat ze een goed beeld van de Marokkaanse cultuur moeten geven. In dit hoofdstuk is besproken hoe de makers van Dunya & Desie laten zien dat de multiculturele samenleving iets vanzelfsprekends is en dat het normaal is dat er verschillende culturen naast en met elkaar leven. In de hoofdstukken 7 t/m 10 zal worden besproken of de kijker deze boodschap uit de serie halen.
48
Hoofdstuk 7: De jongeren herkennen zichzelf niet op televisie In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de herkenbaarheid van Dunya & Desie. De jongeren praatten naar aanleiding van de serie over wat ze graag op televisie wilden zien en of de serie aan hun verwachtingen voldeed. Het bleek dat de jongeren zich meer aangesproken voelden door de commerciële omroep dan door de publieke omroep (paragraaf 7.1). Volgens de jongeren besteedde de commerciële omroep meer aandacht aan jongeren dan de publieke. En de kijkers vonden dit erg belangrijk, omdat ze zichzelf willen herkennen in televisieprogramma’s (paragraaf 7.2 en paragraaf 7.3). 7.1. De commerciële omroep spreekt de jongeren meer aan dan de publieke omroep De jongeren uit dit onderzoek keken allemaal minstens anderhalf uur televisie per dag. Ze keken het meest naar soapseries, muziekprogramma’s (vooral naar het programma Idols), dramaseries, comedyseries en films. Ook werd Het Journaal en Studio Sport een paar keer genoemd. De populairste zenders onder de jongeren waren RTL 4, Yorin en de muziekzenders TMF, MTV en The Box. Van de publieke zenders werd er het meest naar Nederland 2 gekeken. De jongeren keken minder naar de publieke zenders dan naar de commerciële. Dit komt waarschijnlijk doordat de publieke omroep de jongeren niet aanspreekt. Het beeld dat de jongeren van de publieke omroep hadden, was dat daar veel saaie programma’s worden uitgezonden die niet gericht zijn op jongeren. Volgens de meeste ondervraagde jongeren kwam er op de publieke omroep ‘nooit iets leuks’. Vooral de vier jongeren uit de proeffocusgroep hadden een negatieve mening over de publieke omroep. Ze vonden dat daar ‘aparte’ programma’s worden uitgezonden. Roos (wit meisje, 16 jaar) [geeft een beschrijving van Dunya & Desie, MA]: Dat bedoel ik, dat zou niet op de commerciële zenders kunnen. Daar doen ze echt Bold and the Beautiful enzo. En dit is wel iets aparter. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Niet-commercieel zou ik erbij zeggen een B-serie. Roos (wit meisje, 16 jaar): Ik vind het niet echt niet-commercieel. Want bij een niet-commerciële serie stel ik me iets heel anders voor dan dit. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Ik vind van wel, het is ook heel primitief gefilmd enzo Roos (wit meisje, 16 jaar): Nou, dat vind ik wel meevallen. Maar dat is gewoon omdat alles niet zo mooi gemaakt is. Maar dit is veel echter.
Een andere kijker noemde de publieke programma’s ‘diepzinnig’.
49
Interviewer: En kijk je wel eens naar de publieke omroep? Nederland 1, 2 of 3? Kim (wit meisje, 16 jaar): Ja, ik kijk Kopspijkers, Studio Sport, maar verder niet van die diepzinnige dingen. Interviewer: Waarom niet? Kim (wit meisje, 16 jaar): Als ik tv kijk wil ik een beetje ontspannen en geen moeite hoeven doen voor wat ik zie.
Haar idee van de publieke omroep is dat er allemaal programma’s worden uitgezonden waar je bij na moet denken. Dat de jongeren vonden dat ‘aparte’ programma’s beter bij publieke zenders passen dan bij commerciële, en dat ze programma’s van de commerciële zenders gebruiken als maatstaf voor programma’s van de publieke zenders geeft aan dat ze zich meer thuis voelen bij de commerciële omroepen dan bij de publieke. De mening van de kijkers over de publieke en de commerciële omroep is anders dan de mening van de makers van Dunya & Desie over de publieke en de commerciële omroep. De makers wilden jongeren iets ‘beters’ bieden dan Goede Tijden, Slechte Tijden. De meeste jongeren keken echter meer naar de soaps dan naar de publieke omroep. Zij hebben andere ideeën van een goed programma dan programmamakers van de publieke omroep. Een goed programma is voor de jongeren een programma waarin ze zichzelf kunnen herkennen. Dit wordt in de volgende paragrafen besproken. 7.2. De Nederlandse televisie besteedt te weinig aandacht aan jongeren Bijna alle kijkers gaven aan dat er op de Nederlandse televisie te weinig aandacht aan jongeren werd besteed. Toen ik in de gemengde focusgroep vroeg wat de jongeren ervan vonden dat Dunya & Desie over de vriendschap tussen een Marokkaans en Nederlands meisje gaat, zei een meisje het volgende: Raja (Turks meisje, 17 jaar): Ik vind dat heel leuk. Ten eerste ook omdat er bijvoorbeeld helemaal geen Nederlandse series bestaan over dit soort onderwerpen. Over, zeg maar de middelbare school. Het zijn zeg maar allemaal The Bold and the Beautiful-achtige series en dat er nu eindelijk eens een serie is gekomen wat dan op Popular lijkt of in ieder geval iets met jongeren er in.
Ongeveer de helft van de jongeren kon zichzelf niet herkennen op de Nederlandse televisie. En dit vonden ze wel belangrijk. Als ik ze vroeg wat ze van Dunya & Desie vonden, gaven ze allemaal aan dat ze het zo leuk vonden omdat het herkenbaar was. Chantal (wit meisje, 16 jaar): Ehm.. Het was best wel herkenbaar, wat je zelf ook wel meemaakt in het dagelijks leven, zeg maar. Wat je mee zou kunnen maken.
50
Dunya & Desie was voor alle geïnterviewde meisjes herkenbaar, maar niet voor alle jongens. Er waren twee jongens die vertelden dat ze vonden dat er te weinig jongens in de serie speelden. Ze hadden te weinig karakters waar ze zich mee konden identificeren. Aziz (Marokkaanse jongen, 15 jaar): Ik verveelde me [tijdens het kijken, MA].[……] Het gaat alleen maar over twee meisjes. Er moeten ook meer jongens in beeld komen, twee of drie. Maar alleen maar meisjes is een beetje saai.
De jongens die zichzelf niet konden herkennen in de serie gaven ook aan dat ze het niet leuk vonden om naar de serie te kijken. De jongens en meisjes die dit wel konden, gaven aan dat de serie hen wel aansprak. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de mate van identificatie met de karakters en de situaties uit de serie de mening van de kijkers over de serie kan beïnvloeden. 7.3. De Nederlandse televisie besteedt te weinig aandacht aan verschillende culturen De kijkers vonden de serie niet alleen herkenbaar omdat het over jongeren ging, maar ook omdat er meerdere culturen in voor kwamen. Het viel hen op, dat er op de Nederlandse televisie zo weinig aandacht werd besteed aan allochtonen. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Je ziet niet zoveel series met Marokkanen erin. En helemaal niet die bevriend zijn met Nederlanders.
Dit vonden zowel de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers als de witte kijkers. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Nee, want in geen enkele soap serie zover ik kan herinneren is een Marokkaanse familie. Fabian (witte jongen, 16 jaar): Nee, het zijn altijd hele donkere mensen of lichte mensen, niet er tussenin. Roos (wit meisje, 16 jaar): Als je de televisie aanzet, is het enige waar je donkere mensen ziet MTV en verder niet. Verder alleen maar perfecte blanke mensen.
Ongeveer tien jongeren vonden dit beeld van een ‘witte’ samenleving in de media niet realistisch. Volgens hen leven we in een multiculturele samenleving en moet je dat ook terug zien op televisie. Judith (wit meisje, 16 jaar): [...] En nou, omdat het gewoon direct ook.. nou je ziet cultuurverschillen maar toch heel goed dat ze ook gewoon beste vriendinnen kunnen zijn. En dat vond ik wel heel goed weergegeven en ook wel realistisch.
Vooral de zes Turkse en Marokkaanse kijkers vonden het ook goed dat de serie over verschillende culturen ging. Raja (Turks meisje, 17 jaar): Ik vind dat… ik bedoel, het is heel realistisch tegenwoordig, en het komt steeds vaker voor dat een Nederlands meisje en een allochtoon meisje… Ik bedoel, neem mij ik heb
51
heel veel Nederlandse vriendinnen. Het komt voor, neem bijvoorbeeld Dorith en mij, zij is hartstikke Nederlands en ik ben gewoon Turks. En dat komt gewoon veel vaker voor. En mensen zoeken toch iets waar ze zichzelf ik kunnen herkennen. Ik bedoel, ik ga geen Romeinse serie zitten kijken waar ik geen bal van begrijp.
Net als de jongeren uit het panel van het onderzoek van De Cousquino & Hermans (2001), vonden de allochtone kijkers het belangrijk dat ze zichzelf herkenden op televisie. De meeste ondervraagde Turkse en Marokkaanse kijkers vonden het daarom heel goed dat er nu eens een positief beeld van een Marokkaans gezin getoond werd. Raja (Turks meisje, 17 jaar): Ik bedoel, je ziet toch de andere kant van uithuwelijken. Ik bedoel, uithuwelijken staat altijd voor ja, je kent je man niet en dat gaat nooit goed en jullie mogen elkaar niet. En tuurlijk, ik bedoel… Chantal (wit meisje, 16 jaar): Ja, een beetje clichéachtig vooroordeel. Raja (Turks meisje, 17 jaar): 80% is zo, maar ik bedoel 20% of zo, ik denk toch wel dat er mensen bestaan die echt gewoon toevallig gemaakt zijn voor elkaar. En dat zie je ook [in D&D, MA] En ik heb in die andere twee afleveringen… heb ik dat ook gezien. Dat ze, zeg maar ’s nachts stonden te dansen en zo en dat Dunya effe ging kijken. Het wordt zeg maar, echt goed afgebeeld.
Het beeld dat in Dunya & Desie wordt getoond van de Marokkaanse cultuur en van de multiculturele samenleving kwam volgens de meeste ondervraagde Turkse en Marokkaanse jongeren beter overeen met de werkelijkheid, dan het beeld dat vaak in de media wordt getoond. Volgens hen is dit beeld vaak negatief en klopt het niet altijd. Ze vonden het goed dat er in Dunya & Desie een positiever beeld van de multiculturele samenleving wordt getoond. Dit hoofdstuk ging over de mening van de jongeren over de Nederlandse televisie en over Dunya & Desie. Maar ik ben niet alleen op zoek naar de mening van de kijkers over de serie. Ik wil ook weten hoe ze de serie beleven. Wat is de functie van Dunya & Desie in het leven van de kijkers? Hoe praten zij over de serie? Dit zal in het volgende hoofdstuk besproken worden.
52
Hoofdstuk 8: De kijkers beleven Dunya & Desie De kijkers praatten op een kritische en een referentiele manier over Dunya & Desie. Met de kritische manier van praten over het programma, gaven ze waarschijnlijk aan dat zij niet zo makkelijk te beïnvloeden zijn door een televisieprogramma (paragraaf 8.1). Maar doordat de kijkers nog veel vaker op een referentiele manier over de serie praatten, werd duidelijk dat de serie wel degelijk verschillende functies voor hen had. Ze vergeleken de gebeurtenissen uit de serie met hun eigen leven (paragraaf 8.2.1) en vergeleken de karakters met zichzelf of met anderen uit hun omgeving (paragraaf 8.2.2). Dit deden ze om vorm te geven aan hun identiteit. Een andere manier waarop kijkers vorm gaven aan hun identiteit was door over de moraal van Dunya & Desie te praten (paragraaf 8.3). 8.1. Kritisch praten over Dunya & Desie Acht kijkers gaven aan dat Dunya & Desie ‘maar televisie’ is en dat televisie niet ‘echt’ is. Ze namen afstand van het programma en keken er met een kritische blik naar. De kijkers gebruikten een paar manieren om afstand te nemen van het programma. Ze verwezen bijvoorbeeld naar de acteerprestaties van de acteurs of naar de manier waarop het gefilmd is. Of ze benoemden de kenmerken van het televisieprogramma. Toen ik naar de mening van de kijkers vroeg over een scène waarin Dunya en Desie een grote rotzooi maken in het huis waar ze oppassen, zei een meisje bijvoorbeeld: Raja (Turks meisje, 17 jaar): Dat vind ik best wel onrealistisch, maar goed dat is gewoon televisie. Ik bedoel het zou echt nergens over gaan als ze daar de hele avond televisie zouden gaan zitten kijken. Dus dat soort dingen moeten er wel in zitten.
En over een scène waarin Dunya en Desie hun klasgenoot Petra gaan opmaken en aankleden zeiden kijkers het volgende: Sharon (Surinaams meisje, 16 jaar): Het ging ook echt van die school zeg maar, of in de tram, of de metro, dat ze daar zitten met haar… ging het ook meteen over naar het huis van die Dunya waar ze haar meteen aan het aankleden waren. Daar zit wat tussen, weet je. Susan (wit meisje, 16 jaar): Maar je kan moeilijk elk klein stapje laten zien. Ik vind dat wel goed. Sharon (Surinaams meisje, 16 jaar): Ja, maar niet zo’n grote overgang. Susan (wit meisje, 16 jaar): Maar het is toch wel zo dat als je ze eerst in de metro ziet zitten en daarna bij haar thuis, dan weet jij toch precies wat daartussen is gebeurd?
Deze manier van praten wordt in de literatuur ‘kritisch praten’ genoemd (De Bruin, 2001; de Bruin & Beijeman, 1995 en Liebes & Katz, 1988).
53
De kijkers praatten waarschijnlijk op deze manier over de serie om aan te geven dat ze wel door hebben hoe televisie werkt en dat ze niet zo makkelijk te beïnvloeden zijn als vaak gedacht wordt. De kijkers waren zich er erg van bewust dat televisie mensen kan beïnvloeden. Een meisje gaf zelfs expliciet aan dat het doel van de makers van Dunya & Desie is om jongeren te beïnvloeden. Interviewer: En waarom denk je dat de makers een serie hebben gemaakt over de vriendschap tussen een Marokkaans en Nederlands meisje? Karin (wit meisje, 13 jaar): Om de jongeren te beïnvloeden en voor het geld.
De vraag welke functie Dunya & Desie in hun leven had, leek dus niet relevant voor de kijkers. Deze kritische manier van praten kwam echter veel minder voor dan een referentiele manier van praten. Dunya & Desie bleek wel degelijk een aantal functies te hebben in hun leven. Die functies komen in de volgende paragrafen aan de orde. 8.2. Dunya & Desie en het vormen van identiteit De kijkers van Dunya & Desie praatten veel op een referentiele manier over de serie. Door karakters en situaties uit televisieprogramma’s te vergelijken met mensen en gebeurtenissen uit hun eigen leven en daar met andere mensen over te praten, kunnen ze over hun eigen gedrag en normen en waarden nadenken en discussiëren en zo actief vormgeven aan hun identiteit (De Bruin, 2001). In de paragraaf 8.2.1. en 8.2.2. bespreek ik welke vormen van referentieel praten de kijkers van Dunya & Desie gebruikten. 8.2.1. Situaties vergelijken met eigen leven In de twee afleveringen van Dunya & Desie die tijdens de interviews getoond werden, kwamen onderwerpen als pesten, regels thuis, populariteit, liegen en oppassen aan de orde. Over al deze onderwerpen werd naar aanleiding van de serie door kijkers gediscussieerd. De kijkers gaven aan wat ze van de situaties in de serie vonden, of ze het realistisch vonden en of zij zelf ook zo gereageerd zouden hebben. Over een scène waarin Dunya Petra, een nieuw meisje dat gepest wordt, gaat helpen en waarin Desie dat afkeurt omdat je er volgens haar niet meer bij hoort als je met sukkels omgaat, zeiden twee meisjes bijvoorbeeld het volgende. Sharon (Surinaams meisje, 16 jaar) [over dat Petra gepest wordt]: Ik vond dat héél dom. Het is wel heel realistisch want het gebeurt echt, het gebeurt overal, dat is gewoon zo. Maar ja.. eh.. Ik vond het wel… ik vind het op zich heel dom, maar het gebeurt gewoon, het is wel zo. Interviewer: En Judith, wat vind jij ervan?
54
Judith (wit meisje, 16 jaar): Ja, op zich denk ik wel dat het vrij realistisch is, zeg maar dat mensen je er echt op aankijken, dat je anders bent.
Deze meisjes praatten naar aanleiding van de serie over wat zij belangrijk vonden en wat hun normen en waarden waren. Volgens de Bruin (2001) en Gillespie (1995) kunnen jongeren op deze manier vorm geven aan hun identiteit. 8.2.2. De relatie van de kijkers met de karakters uit de serie Een andere manier waarop de kijkers Dunya & Desie vergeleken met hun eigen leven, was door de karakters uit de serie te vergelijken met mensen uit hun eigen leven en vooral met zichzelf. Ze gaven bijvoorbeeld aan of ze op Dunya of op Desie leken en wat er dan hetzelfde of anders was. Of ze vertelden of hun vriendschap op die van de twee karakters leek of juist niet en wat dan de overeenkomsten of verschillen waren. Sharon (Surinaams meisje, 16 jaar) [over de vriendschap tussen haar en Raja, MA]: Ja, wij zijn eigenlijk Desie en Dunya. Dat is gewoon zo. Want ik ben heel serieus en zij duwt mij een beetje, van…. En ik houdt haar een beetje rustig. Dus het is echt Desie en Dunya. […] Judith (wit meisje, 16 jaar): Nou, ja ik vind Desie zeg maar, wel heel erg overheersend in de vriendschap, dat zou ik zelf niet zo heel leuk vinden denk ik. Raja (Turks meisje, 17 jaar): Maar dat heb je in elke vriendschap denk ik. Ik bedoel, dat is… In sommige dingen… Je hebt van die dingen waarin de één overheersender is dan de ander. Ik bedoel, ik ben eerder impulsiever van: kom we gaan dit doen, of kom we gaan dat doen. En Sharon is juist eerder, als we na zitten te denken en we moeten iets doen dan is zij overheersender. Chantal (wit meisje, 16 jaar): Maar dat hangt er ook vanaf wat voor vriendschap het is. Want m’n vriendin en ik zijn ook gewoon zeg maar, hetzelfde. En Dunya en Desie zijn gewoon best wel verschillend.
Sharon gaf aan dat zij net zo serieus was als Dunya en Raja gaf aan dat zij net zo impulsief was als Desie. Door het gedrag en de karaktertrekken van karakters uit televisieprogramma’s met hun eigen gedrag en karaktertrekken te vergelijken, kunnen de jongeren bepalen op welke punten zij hetzelfde zijn als de karakters en op welke punten ze anders zijn. Zo kunnen ze er achterkomen wie ze zelf. De jongeren kunnen er door zichzelf te vergelijken met de karakters ook achter komen wie ze willen zijn. Ze kunnen de karakters gebruiken als rolmodellen. Zo vertelde een meisje dat ze best op Desie zou willen lijken omdat die veel lef had en erbij hoorde. Ook dit is een deel van de identiteitsvorming van jongeren. Doordat Dunya & Desie zo herkenbaar is voor jongeren (zie hoofdstuk zeven), biedt het veel mogelijkheden voor identificatie en identiteitsvorming. Dat is belangrijk voor
55
jongeren die zich in een levensfase bevinden waarin identiteitsvorming een grote rol speelt (Meeuws, 1991; Zimbardo et al., 1995). 8.3. Moralistisch praten over Dunya & Desie Een andere manier waarop de kijkers vorm gaven aan hun identiteit was door te discussieren over wat wel ‘kan’ en wat niet ‘kan’ in hun ogen. De scène in Dunya & Desie waarin de vader van Dunya zijn vrouw verleidt, was vooral aanleiding voor moralistische discussies. De Turkse meisjes in het onderzoek van De Bruin & Bijeman (2001) praatten ook moralistisch over Goede Tijden, Slechte Tijden. In dat onderzoek waren het echter alleen de Turkse meisjes die dat deden, in mijn onderzoek deden zowel de Turkse, Marokaanse en Surinaamse als de witte kijkers het. De jongeren praatten wel moralistisch over hetzelfde onderwerp: over seks, verleiden en uitdagende kleding. Zo vonden twee Marokkaanse en Turkse kijkers het schandalig dat de vader van Dunya zijn vrouw uitnodigde om naar bed te komen waar hij klaar lag. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Ja, ik vind het wel een beetje abnormaal dat die vader opeens gaat zeggen van: kom, kom, ik wacht [in de serie ligt Dunya’s vader in bed te wachten op zijn vrouw, die zich mooi aan het maken is voor hem, MA] Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Ja, bij die kinderen. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Nee, dat doe je toch niet naast je kinderen.
In deze scène wordt expliciet naar seks verwezen en dat keuren deze kijkers af. Dit gebeurde ook in het onderzoek van De Bruin en Beijeman (2001) waarin de Turkse kijkers aangaven dat ze het schandalig vonden dat iedereen maar met iedereen naar bed ging. De onderzoekers concludeerden dat de meisjes dit deden om zichzelf te disciplineren om geen seks voor het huwelijk te hebben. Het is niet waarschijnlijk dat de jongeren uit mijn onderzoek moralistisch over deze scène praatten om zichzelf te op deze manier te disciplineren. Ten eerste omdat er ook een Turkse jongen aangeeft dat hij het schandalig vindt dat Dunya’s ouders zo met elkaar omgaan en ten tweede omdat er over een aflevering waarin impliciet naar verleiden en seks wordt verwezen, namelijk in de aflevering waarin zowel Desie als Petra zich uitdagend kleden om in de smaak te vallen bij mannen, er zowel door Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als door witte jongeren moralistisch wordt gepraat. Naar aanleiding van deze aflevering noemden zes kijkers Desie een slet en een hoertje. Fabian (witte jongen, 16 jaar) [over Desie, MA]: Toen ik haar voor het eerst zag dacht ik dat ze heel arrogant was. Maar gewoon hoe ze keek en dat blonde haar en die make-up die ze droeg. Echt zo’n standaard MAVO-meisje.
56
Kim (wit meisje, 16 jaar): Een Anita. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Een MAVO-slet.
Ook Petra werd door één kijker hoer genoemd. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar) [over Petra, MA]: Ze was een goedkoop hoertje. Met dat hoge haar zo, en die rode lippenstift en dat jurkje.
Het is niet waarschijnlijk dat de jongeren op deze manier over de ouders van Dunya en over Desie praten om zichzelf te disciplineren om geen seks voor het huwelijk te hebben. Ze doen dit waarschijnlijk om aan te geven wat volgens hen de sociaal geaccepteerde fatsoensgrenzen zijn. Ze weten wat in Nederland is geaccepteerd als ‘goed fatsoen’ en geven dat duidelijk aan. Ze praten dus op een sociaal geaccepteerde, of politiek correcte manier over seks en verleiding. Maar eigenlijk zouden ze niets liever willen dan zich ook eens lekker uitdagend gedragen. Want als ik hen vraag wie ze het liefst zouden willen spelen als ze in Dunya & Desie mochten spelen, dan is hun antwoord bijna altijd Desie. Ze zouden net als Desie wel de fatsoensgrenzen willen overschrijden, maar ze weten dat dat niet ‘kan’ en dat dat niet geaccepteerd wordt. Je zou dus kunnen zeggen dat ook de jongeren uit mijn onderzoek moralistisch praten om zichzelf te disciplineren. Ze disciplineren zichzelf echter niet om geen seks te hebben voor het huwelijk, maar om zich aan de geaccepteerde fatsoensnormen te houden. 8.4. Een vergelijking tussen de beleving van Dunya & Desie en de beleving van soaps De in dit hoofdstuk beschreven bevindingen komen voor een groot deel overeen met bevindingen uit eerdere onderzoeken naar de beleving van soaps. In dit onderzoek is bijvoorbeeld gevonden dat de kijkers van Dunya & Desie ook kritisch en referentieel over de serie praten, net als de jongeren uit onderzoeken naar Goede Tijden, Slechte Tijden en Dallas. Nu kan niet alleen aan de hand van dit onderzoek worden geconcludeerd dat jongeren een dramaserie als Dunya & Desie hetzelfde beleven als een soap, daar is verder onderzoek voor nodig. Maar er zijn in dit onderzoek veel overeenkomsten gevonden. Er zijn echter ook verschillen. Omdat Dunya & Desie over twee verschillende culturen gaat, wordt er in de gesprekken met kijkers van Dunya & Desie meer gepraat over de overeenkomsten en verschillen tussen die twee culturen en wordt er veel gepraat over de multiculturele samenleving en de rol van Dunya & Desie daarin. Dit wordt in het volgende hoofdstuk besproken.
57
Hoofdstuk 9: Hoe de kijkers over de multiculturele samenleving praten De kijkers van Dunya & Desie gingen naar aanleiding van de serie over de multiculturele samenleving praten. Hierbij kwam ook hun beeld van de Marokkaanse en Nederlandse cultuur aan bod. Het was in dit onderzoek niet zo dat altijd alle witte kijkers anders over multiculturaliteit en over de Marokkaanse cultuur praatten dan alle Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers. Zo waren er een aantal witte kijkers die er erg stereotype beelden van Marokkanen op na hielden, maar er waren ook een aantal Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers waarvoor dit gold (paragraaf 9.1 en 9.2). De Marokkaanse en Turkse kijkers praatten wel meer dan witte kijkers over de representativiteit van de beelden van de Marokkaanse cultuur (paragraaf 9.3). Naar aanleiding van Dunya & Desie gingen de kijkers nadenken over het beeld dat zij hadden van de Marokkaanse cultuur. In paragraaf 9.4 wordt besproken dat vooral witte kijkers zich, door te discussiëren over de serie, bewust werden van hun (vaak stereotype) beelden van Marokkanen. 9.1. Kijkers hadden stereotype beelden van de Marokkaanse cultuur Wat opviel tijdens de interviews was dat kijkers hele verschillende beelden hadden van Marokkanen en van de Marokkaanse cultuur. Zo gebruikten de vier witte jongeren uit de proeffocusgroep veel stereotypen als ze over Marokkanen praatten. Ze hadden het vooral veel over de trotsheid van Marokkanen, over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen en over uithuwelijken. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Maar die meisjes zijn altijd zo ‘geëmancipeerd’. Ze zijn altijd zo trots op hun cultuur. [..] Ik had verwacht dat die vader veel strenger zou zijn, dat die moeder meer ondergeschikt zou zijn. Fabian (witte jongen, 16 jaar): Dat hij haar zou slaan.
Uit deze uitspraken blijkt dat het beeld dat deze jongeren van Marokkanen hebben, is dat Marokkanen trots zijn op hun cultuur en dat de vrouwen ondergeschikt zijn aan de mannen. Dit zijn stereotypen: overtuigende maar simpele representaties, die een persoon reduceren tot een aantal overdreven, vaak negatieve, karaktertrekken (Barker, 2000). Het waren vooral de witte kijkers die deze stereotype beelden hadden. Maar ook een Turkse jongen (15 jaar) en twee Marokkaanse meisjes (14 en 15 jaar) hadden het erover dat ‘alle Turkse, Marokkaanse en andere meisjes’ niet veel mochten. Over een scène waarin de ouders van Dunya haar pas na veel gezeur naar de kermis laten gaan, zeiden deze jongeren:
58
Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Ik zeg gewoon van: mag ik naar de kermis, mag ik geld? Oké, doei en dan ga ik. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar) [tegen Mustafa]: Maar jij bent een jongen. Bij Marokkanen is het anders, als je een meisje bent. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Niet alleen bij Marokkanen, ook bij Turken. Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Bij Turken mogen ze ook niet zo laat buiten, meisjes.
Deze Turkse en Marokkaanse jongeren hadden het erover dat ‘Marokkaanse en Turkse meisjes’ ’s avonds niet naar buiten mogen. Ook deze kijkers maken dus geen onderscheid tussen verschillende Turkse of Marokkaanse meisjes, maar scheren ze allemaal over één kam. En dit was niet de enige opmerking waaruit bleek dat deze kijkers op een stereotype manier over Marokkaanse meisjes praatten. Ze sneden ook het onderwerp uithuwelijken aan, Rachida, een Marokkaanse meisje vertelde daarbij dat er een ‘heleboel Marokkaanse meisjes uitgehuwelijkt worden’. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Nee, heleboel meisjes worden uitgehuwelijkt, die dan Moslims zijn. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Dat was vroeger maar nu niet meer, nu worden er niet zoveel meer uitgehuwelijkt. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Jawel, ja…nu is het nog wel, maar niet meer zo vaak. [..]
Het is opvallend dat niet alleen witte kijkers stereotypen gebruikten als ze de Marokkaanse cultuur in het gesprek aan de orde kwam, maar dat ook een aantal Marokkaanse kijkers dit deden. Je zou verwachten dat er binnen de eigen etnische groep niet zo stereotype gedacht zou worden. Veel Turkse en Marokkaanse kijkers weten veel over hun eigen cultuur en zouden daarom stereotypen kunnen herkennen en bestrijden. Maar uit de citaten van een aantal Marokkaanse en Turkse kijkers van Dunya & Desie blijkt dat dit niet altijd het geval is. Dit kan veroorzaakt worden door de manier waarop er in Nederland over de Marokkaanse cultuur of over andere ‘niet-westerse’ culturen gesproken wordt. In hoofdstuk vijf is besproken dat mensen bepaalde vertogen gebruiken. Dit zijn opvattingen, kennis en visies over een bepaald thema die een machtseffect hebben (Potter & Wetherell, 1988). Het dominante vertoog over Marokkanen en andere minderheidsgroepen in de Nederlandse media, is dat van negatieve stereotypen (Brants, 1999). Dit is zo vanzelfsprekend geworden voor de kijkers (die dit vertoog iedere dag via de media horen en zien) dat zij het vertoog van stereotypen ook gebruiken als ze het over de Marokkaanse cultuur hebben. Doordat dit vertoog voor hen eigenlijk het enige vertoog is dat ze kennen, zijn ze niet in staat om genuanceerder over de Marokkaanse cultuur te denken en te praten.
59
9.2. Besef van stereotypen Er waren echter ook een aantal kijkers wel in staat waren om genuanceerder over de Marokkaanse cultuur te denken. Dit waren vooral de vijf kijkers uit de gemengde focusgroep 1. Zij waren zich ervan bewust dat er in Nederland en in de Nederlandse media vaak stereotype beelden van Marokkanen en andere minderheidsgroepen worden gebruikt. Raja (Turks meisje, 17 jaar): [over gezin van Dunya, MA]: …. ik bedoel het is juist als het echt als stereotype gezin zou zijn, dan zou die jongen echt elke avond uitgaan en nooit thuis komen zeg maar, want zo staat het bekend. Dan zou hij op straat…zou hij elke nacht door de politie thuis worden gebracht. En dat meisje thuis zitten. […] Susan (wit meisje, 16 jaar): Nou, je hebt altijd van die, je weet wel…. je hebt altijd van die paar onderwerpen: O, dit is een onderwerp over vreemdgaan, dan gaat dat zo en zo, drugs dat gaat dan zo en zo en een Marokkaanse familie gaat dan zo en zo. Dat zijn echt van die verhalen, van die boeken weet je wel. Sharon (Surinaams meisje, 16 jaar): Van die standaard dingen. Chantal (wit meisje, 16 jaar): Vooroordelen, ontzettende vooroordelen.
De jongeren uit deze focusgroep wisten wat stereotypen waren en welke stereotypen er over Marokkanen bestonden. Doordat ze zeiden dat stereotypen vooroordelen waren en ‘standaard dingen’, gaven ze ook aan dat ze wisten dat deze stereotypen niet de werkelijkheid beschrijven. Deze jongeren zijn in staat om genuanceerder te denken dan de ‘standaardbeelden’ die ze vaak in de media zien. Ook hier waren er zowel Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als witte kijkers die op deze manier dachten. Uit deze en de vorige paragraaf blijkt dat het niet zo zeer afhankelijk is van je kleur, hoe je over de Marokkaanse cultuur praat en denkt maar van het repertoire waarover je beschikt om erover te kunnen praten en denken. 9.3. Praten over Marokkaanse karakters Zowel de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als de witte kijkers praatten naar aanleiding van Dunya & Desie expliciet over de Marokkaanse cultuur en over Marokkaanse normen en waarden. Er werd niet zo expliciet over de Nederlandse cultuur gesproken. 9.3.1. De kijkers praten over de representatie van Marokkanen in Dunya & Desie Vooral de tien kijkers uit de gemengde focusgroepen 3 en 4 praatten veel over de representativiteit van het Marokkaanse gezin in Dunya & Desie. Ze gaven aan of het beeld dat
60
werd neergezet wel klopte, of de Marokkaanse familie de Marokkaanse cultuur wel goed representeerde. De belangrijkste scènes waar de kijkers over praatten, waren een scène waarin Dunya haar hoofddoek gebruikt om niet te hoeven gymen en een scène waarin de vader van Dunya openlijk zijn liefde verklaard aan zijn vrouw en vervolgens seks met haar wil hebben. Scène over hoofddoek van Dunya Over deze scène waren vier Turkse en Marokkaanse kijkers erg kritisch. Sonya (Surinaams meisje, 16 jaar): Ze had een hoofddoek om zodat ze niet kon gymen. Een smoes om niet te gymen. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Maar waarom per sé met hoofddoek? Dan mag je niet gymen? Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Dat snap ik eigenlijk ook niet. Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Gewoon, omdat je met hoofddoek niet mag gymen. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Ik gym ook met hoofddoek.
Deze Turkse en Marokkaanse kijkers vonden het beeld in Dunya & Desie niet kloppen. Een wit meisje vond dit ook. Zij antwoordde op de vraag of andere Marokkaanse meisjes hun hoofddoek zouden gebruiken als smoes: Mariska (wit meisje, 17 jaar): Ik denk dat ze dat niet doen omdat ze respect hebben voor dat geloof.
Een Turks meisje gaf daarentegen aan dat ze haar geloof ook wel eens misbruikt had om iets voor elkaar te krijgen. Ze geeft daarmee aan dat de scène over het hoofddoekje van Dunya ‘klopt’, dat het in het echt ook wel eens op die manier gebeurt. Raja (Turks meisje, 17 jaar): Ik heb het ook wel een keer gedaan hoor. Interviewer: Ja? Raja (Turks meisje, 17 jaar): Ik moest voor school naar… Later trapten ze er niet in, maar ik heb het geprobeerd… Ik zei tegen m’n lerares dat…we moesten naar het Bimhuis voor school en het was van elf tot heel laat, en toen zei ik tegen m’n lerares van: ik mag niet zo laat naar buiten. En nou ja, ze geloofde het, toen zei ze nou ja, dan zoeken we wel wat anders voor jou. Terwijl eigenlijk, het maakt niks uit, ik mag gewoon uit en zo. Dus ik kan me er wel in herkennen, zeg maar.
Een wit meisje vond dit ook. Volgens haar gebruikten Marokkaanse meisjes hun geloof wel eens als smoes. Bij dit onderwerp was het niet zo dat de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers vonden dat de beelden van allochtonen in Dunya & Desie niet klopten en dat de witte kijkers vonden dat ze wel klopten, zoals in het onderzoek van De Bruin & Beijeman (2001) en Jhally & Lewis (1992). De allochtone kijkers uit die onderzoeken waren veel kritischer dan de witte kijkers (De Bruin & Beijeman, 2001; Jhally & Lewis, 1992). In mijn onderzoek is dit onderscheid minder duidelijk te maken. Zowel tussen als binnen de Turkse, Marokkaanse en
61
Surinaamse en de witte kijkers waren er namelijk verschillende meningen over of iets nu ‘klopte’ of niet. Dit verschil tussen de jongeren uit het onderzoek van De Bruin & Beijeman (2001) en de jongeren uit mijn onderzoek kan verklaard worden door de grote hoeveelheid mediaaandacht die het onderwerp ‘representativiteit’ vooral de laatste maanden van 2002 heeft gehad. Zeker na de opkomst van de politicus Pim Fortuyn zijn veel artikelen en reportages verschenen over het negatieve beeld dat de media geven van allochtonen en dat dat niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Hierdoor zijn de jongeren zich misschien bewust geworden van het feit dat de beelden die de media verspreiden niet altijd waar hoeven te zijn. De jongeren nemen de beelden waarschijnlijk niet meer zomaar voor lief. Ze denken er in deze tijd (2003) misschien meer over na dan twee jaar geleden (2001). En doordat ze er meer over nadenken ontstaan er ook meer verschillende meningen zowel van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als witte kijkers. Het was echter wel zo dat het onderwerp ‘representativiteit’ vaker werd aangesneden door Turkse en Marokkaanse kijkers dan door witte kijkers. Er werd door de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers bijvoorbeeld veel gediscussieerd over de representativiteit de scène waarin duidelijk wordt dat Dunya’s ouders heel lief met elkaar omgaan. De witte kijkers vonden het vooral leuk om te zien dat de ouders van Dunya goed met elkaar omgingen, de Marokkaanse en Turkse kijkers hadden het vooral over de vraag of dat beeld klopte of niet. In hoofdstuk vier en in hoofdstuk zeven is besproken dat allochtone jongeren het belangrijk vinden dat ze zichzelf herkennen op televisie. Ze willen zichzelf en hun leven terugzien op televisie en niet alleen maar negatieve en stereotype beelden (D’ Haenens, Beentjes & Bink, 2000). Ze willen dus niet dat er beelden over hen verspreid worden die volgens hen niet overeen komen met de werkelijkheid. Daarom hechten ze er zoveel belang aan dat hun cultuur ‘goed’ in beeld wordt gebracht. En daarom praten ze waarschijnlijk ook meer over representativiteit dan witte kijkers. 9.3.2. Markering De Marokkaanse karakters waren gemarkeerd, terwijl de Nederlandse dat niet waren. Dit houdt in dat er aan de Marokkaanse karakters een aantal vaste eigenschappen werden toegeschreven terwijl dat niet gebeurde met de Nederlandse karakters (Shohat & Stamm, 1994). Zo dachten een aantal kijkers dat Dunya, toen ze in de eerste aflevering van Dunya & Desie vertelde dat ze dacht dat ze op haar 18de dood ging, uitgehuwelijkt zou worden of gestraft zou worden omdat ze seks voor het huwelijk gehad had. Deze kijkers verbinden in 62
hun hoofd een Marokkaans meisje met uithuwelijken, maar zo’n soort verbinding zouden ze niet maken met een Nederlands meisje. In de witte proeffocusgroep zeiden twee meisjes hierover: Interviewer: Toen jullie net zaten te kijken en Dunya vertelde dat ze op haar 18de doodging zeiden jullie dat ze uitgehuwelijkt werd. Waarom dachten jullie dat? Mariska (wit meisje, 17 jaar): Dat ze geestelijk dood ging. Dat haar vrijheid dan ophield en dat ze dan zelf niet meer zelf kon leven. Kim (wit meisje, 16 jaar): Ja, want die ouders geven haar dan aan een man, en als je die dan niet mag of zo, jij hebt niets in te brengen.
Ook in de gemengde focusgroep 4 dachten vijf jongeren dit. Interviewer [tegen Malika en Rachida]: Want jullie hadden het er tijdens het kijken over dat jullie dachten dat ze uitgehuwelijkt werd? [de jongeren beginnen allemaal door elkaar te praten, MA] Mark: Ik dacht dat ze ‘het’ misschien al had gedaan. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Ik dacht van: ze wordt misschien uitgehuwelijkt door haar vader. Sonya (Surinaams meisje, 16 jaar): Ik dacht dat ze misschien niet zou willen trouwen met degene…. Mark (witte jongen, 15 jaar): Misschien had ze ‘het’ al gedaan voor het huwelijk of zo. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Ze had het gedroomd. Interviewer: Maar waarom dachten jullie dat? Sonya (Surinaams meisje, 16 jaar): Ik weet niet.. Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Omdat… meestal bij Moslims op hun 18de mag je pas, eh…. Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Nee, heleboel meisjes worden uitgehuwelijkt, die dan Moslims zijn. [..] Dus daarom dacht ik van: ja, ze wordt misschien uitgehuwelijkt. Ze bedoelt het figuurlijk, van: ja, ik ga dood op m’n 18de
De regisseuse van Dunya & Desie vertelde dat het helemaal niet haar bedoeling was om met deze scène iets te zeggen over uithuwelijken. Ze wilde gewoon laten zien dat Dunya een dromerig, bijgelovig meisje is. De kijkers verbonden de droom van Dunya echter gelijk aan haar Marokkaans-zijn, en daarom dachten ze dat ze uitgehuwelijkt zou worden of gestraft. Dunya was dus heel sterk gemarkeerd. Bovengenoemde citaten kwamen net als bij de stereotype citaten van zowel Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als van witte kijkers. Ook hier geldt weer dat de manier waarop de kijkers over de Marokkaanse cultuur praatten niet afhankelijk is van hun kleur, maar van het repertoire waarover ze beschikken om over kleur te denken en te praten. 9.3.3. Last van representatie Voor veel kijkers ‘staat’ Dunya voor ‘Marokkaans zijn’. Dunya draagt de ‘last van representatie’ van Marokkanen. Zo vond een wit meisje het volgende over de scène waarin Dunya haar hoofddoek gebruikt om niet te hoeven gymen:
63
Judith (wit meisje, 16 jaar): Ja, en heel erg opvallend was, tenminste dat vond ik dan, dat was dat Dunya misbruik maakte van haar hoofddoek, als zijnde een Marokkaans meisje zeg maar, zodat ze niet hoefde te gymen.
Uit de woorden van dit meisje blijkt dat ze vindt dat Dunya haar hoofddoek eigenlijk niet kan misbruiken omdat ze daarmee niet ‘het goede Marokkaanse beeld’ laat zien. De Marokkaanse familie in Dunya & Desie stond voor veel kijkers voor ‘de Marokkaanse cultuur in Nederland’. Maar veel van de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers gaven ook aan dat dat eigenlijk helemaal niet kon. Ze gaven expliciet aan dat je de Marokkaanse cultuur niet kan laten zien door één familie in beeld te brengen. Dit wordt de ‘omgekeerde last van representatie’ genoemd. Aziz (Marokkaanse jongen, 15 jaar): Eh.. ja, je kan geen cultuur laten zien door alleen maar naar één persoon te kijken. Ze moeten meerdere personen met dezelfde cultuur hebben dan zie je het verschil pas.
Drie kijkers uit de gemengde focusgroep 4 gaven aan dat elk Marokkaanse gezin anders is, net als elk Nederlands gezin.. Sonya (Surinaams meisje, 16 jaar): Maar in ieder gezin is het toch anders? Mark (witte jongen, 15 jaar): Je kan het niet neerzetten. Dat is hun gezin. Malika (Marokkaans meisje, 14 jaar): Ik denk niet dat elk Nederlands gezin er zo uitziet [Als het Nederlandse gezin in Dunya & Desie, MA].
Het waren vooral Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers die dit onderscheid door hadden. Twee witte meisjes begonnen er ook over, maar zij formuleerden het vanuit een ‘wit’ perspectief. Kim (wit meisje, 16 jaar): Je kan toch ook niet alle Nederlandse gezinnen met elkaar vergelijken. Dat doe je toch ook niet? Roos (wit meisje, 16 jaar): Nee, als een buitenlander deze serie zou zien, zou hij ook misschien denken dat alle Nederlanders er zo bij zouden lopen. Met die blonde haren. Allemaal Anita’s haha.
Zij wisten wel dat je aan de hand van één familie niet kunt zeggen dat alle Nederlanders zo zijn. En ze dachten dat je daarom ook niet aan de hand van één familie kunt zeggen dat alle Marokkanen zo zijn. Hierin zie je in terug dat Marokkanen gemarkeerd zijn: voor deze kijkers zijn alle Nederlanders vanzelfsprekend allemaal verschillend, maar dat alle Marokkanen verschillend zijn is niet zo vanzelfsprekend voor hen. Om dat te ontdekken hebben ze een vergelijking met zichzelf nodig. 9.3.4. Kijkers zien Dunya & Desie als de werkelijkheid Een verschijnsel wat hiermee te maken heeft is dat de meeste witte kijkers Dunya & Desie als werkelijkheid zagen en dat vooral twee Marokkaanse kijkers wel zagen dat Dunya & Desie
64
maar één beeld van de werkelijkheid is. Dit is ook gevonden in het onderzoek van Jhally & Lewis (1992). Zo zei een wit meisje dat ze vond dat er soms wel stereotype beelden in Dunya & Desie zaten. Toen ik haar vroeg wat ze daarvan vond zei ze: Chantal (wit meisje, 16 jaar): Ehm… Ik vind het aan de ene kant van: zie je nou wel, zo gaat het. Maar aan de andere kant vind ik het niet erg. Van:…. ja, ik weet niet.
Dit meisje ziet de Marokkaanse gemeenschap in de serie als ‘de echte’ Marokkaanse gemeenschap. Ze zagen niet dat deze serie ook maar een beeld van de Marokkaanse gemeenschap geeft. Een Marokkaanse jongen kon dit wel. Over de beelden van Marokkanen in Dunya & Desie zei hij: Aziz (Marokkaanse jongen, 15 jaar): Ze [de makers van Dunya & Desie, MA] laten alles maar van één kant zien. Als de meeste mensen dat denken… ze denken ze dat de meeste buitenlanders zo zijn, maar dat is niet zo.
9.4. Wat Dunya & Desie met het beeld van de kijker doet De makers van Dunya & Desie wilden in de serie niet de stereotype beelden van Marokkanen laten zien, waardoor de kijkers een ander, positiever beeld van Marokkanen zouden krijgen. De scenarioschrijver Robert Alberdingk-Thijm zei hierover: En indirect krijgen ze [de kijkers, MA] er iets van mee doordat een vooroordeel niet bevestigd wordt. Op een moment dat je nieuwe beelden en nieuwe verhalen te zien krijgt, bepaalt dat heel erg hoe je denkt over iets.
De beelden van Marokkanen in Dunya & Desie deden inderdaad iets met de kijkers. Vooral de negen witte kijkers uit de proeffocusgroep en focusgroep 2, die het meest in stereotypen dachten, raakten in verwarring van de beelden. Ze gingen over de beelden discussieren en werden zich daarbij bewust van hun eigen beelden. Daarnaast zorgden de beelden ervoor dat zowel Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als witte kijkers iets leerden over de Marokkaanse cultuur. 9.4.1. Verwarring In de serie mocht Dunya best veel van haar ouders. Zes witte kijkers vonden dat vreemd. Chantal (wit meisje, 16 jaar): Maar je zag wel in alle twee de afleveringen dat ze wel die spreekbeurt mocht en wel die kermis. Dus ze mocht op zich wel veel, maar ze zijn wel streng. [..] Dus dat is op zich wel volgens mij wel… Ja, ik weet niet precies hoe het zit…
Het beeld dat veel witte kijkers van Marokkaanse meisjes hebben, is dat ze niets mogen. Het Marokkaanse meisje in Dunya & Desie mag best veel van haar ouders. Dit beeld klopt niet
65
met het beeld dat een aantal witte kijkers heeft en daardoor ontstaat verwarring. Deze verwarring leidde tot discussie. 9.4.2. Bewustwording Vooral in de focusgroep waarin de meeste stereotype uitspraken zijn gedaan (de ‘witte’ proeffocusgroep) onstaat discussie naar aanleiding van de verwarring over de beelden. Op mijn vraag hoe ze denken dat Marokkanen de manier waarop hun cultuur wordt afgebeeld in Dunya & Desie zouden vinden, antwoorden deze kijkers: Roos (wit meisje, 16 jaar): [..] Maar het is altijd zo alsof die mensen heel anders zijn dan wij. Fabian (witte jongen, 16 jaar) en Mariska (wit meisje, 17 jaar): Dat is toch ook zo. Roos (wit meisje, 16 jaar): Nee, maar er zijn toch heel veel gezinnen die zijn super geïntegreerd. Die praten niet eens zoveel buitenlands thuis en die doen precies als wij. Fabian (witte jongen, 16 jaar): Dat zijn er maar weinig hoor. Roos (wit meisje, 16 jaar): Dat weet je helemaal niet. Kim (wit meisje, 16 jaar): Maar je ziet toch nog steeds heel veel mensen met van die lange jurken? Roos (wit meisje, 16 jaar): Maar er zijn zoveel mensen geïntegreerd, joh. En dan kleden ze zich misschien wel anders… [...] Ja, dan zou je zeggen dat ze dat wel goed vinden, dat nu eens niet dat cliché beeld wordt laten zien.
Deze discussie laat zien dat kijkers naar aanleiding van de serie gaan nadenken over het beeld dat zij hebben van Marokkanen. Het beeld dat Mariska en Fabian hebben van de Marokkaanse cultuur is dat deze heel anders is dan hun eigen cultuur. Het beeld dat deze kijkers zien bij Dunya & Desie klopt niet met dat beeld. Daardoor ontstaat er een discussie over de vraag welk beeld nu klopt: hun eigen beeld of het beeld dat ze zien in Dunya & Desie. Deze discussie zorgt ervoor dat de kijkers zich ervan bewust worden dat hun beeld van Marokkanen gebaseerd is op (vooral negatieve) stereotypen. Een kijker verwoordde deze bewustwording als volgt: Roos (wit meisje, 16 jaar): Nou, ik vind het [gezin van Dunya, MA] in vergelijking met mij natuurlijk heel erg streng. Maar je verwacht het van zo’n gezin, omdat je dat van die verhalen hoort. Maar waarschijnlijk is de helft daarvan nog niet eens waar. Het is gewoon cliché.
Doordat kijkers zich bewust worden van hun stereotype beelden, zouden deze in positieve zin kunnen veranderen. Dit is precies wat de makers wilden bereiken (zie citaat Robert Alberdingk-Thijm aan het begin van deze paragraaf). 9.4.3. Informatiefunctie van Dunya & Desie De bewustwording naar aanleiding van een serie zoals die hierboven is beschreven, is ook gevonden in een onderzoek naar de beleving van soaps. Zoals in hoofdstuk vier is beschreven,
66
vond Livingstone (1990) bijvoorbeeld in haar onderzoek naar de reden voor de populariteit van soaps dat vrouwen, door naar soaps te kijken, veel over andere mensen en hun leven leerden. (Livingstone, 1990, p. 56; Geraghty, 1991). Drama kan dus een bewustwordingsfunctie hebben. Dit gold ook voor Dunya & Desie. Kijkers vonden het niet alleen leuk, het gaf hen ook bepaalde inzichten. Dunya & Desie had naast een bewustwordingsfunctie ook een informatieve functie ongeveer de helft van de ondervraagde kijkers. Ze konden door de serie naar eigen zeggen, dingen over andere culturen leren Interviewer: En wat vinden jullie ervan dat er een Marokkaanse familie meespeelt in deze serie? Mariska (wit meisje, 17 jaar): Ik vind het juist wel leuk, daar leer je van. [..] Yvette (wit meisje, 14 jaar): [..] En… maar dat is mijn persoonlijke mening: ze moeten die Marokkaanse familie meer gebruiken, want die komt nu veel minder dan Desies moeder. [..] Ja, dat is toch ook gewoon een deel en ik vind gewoon dat die andere moeder meer belicht wordt. En ja, ik vind het ook wel interessant om te zien hoe die Marokkaanse familie dat doet. En ja… ja.. dat wil ik ook wel zien.
Zowel de witte kijkers als de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse vonden de serie leerzaam. Sonya (Surinaams meisje, 16 jaar) [op vraag waarom ze meer culturen in de serie wil]: Dan kan ik ook een beetje over hun cultuur leren. [..] Rachida (Marokkaans meisje, 15 jaar): Dat je ook meer weet van die cultuur, want… omdat je….
Het is opvallend dat zowel Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als witte kijkers vinden dat de serie leerzaam is. Het gebeurt namelijk vaak dat witte kijkers een programma met ‘andere culturen’ erin leerzaam vinden, terwijl Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers het meestal helemaal niet leerzaam vinden (Jhally & Lewis, 1992). Het was echter wel zo dat de witte meisjes en het Surinaamse meisje het erover hadden dat zij het leerzaam vonden dat het over een andere cultuur ging terwijl het Marokkaanse meisje zei dat je er wat over kon leren. Daarmee bedoelt zij waarschijnlijk dat ‘anderen’ iets kunnen leren van de serie maar zijzelf niet.
67
Hoofdstuk 10: De functie van het taalgebruik over de multiculturele samenleving In het vorige hoofdstuk is besproken hoe de jongeren naar aanleiding van Dunya & Desie over Marokkanen en de Marokkaanse cultuur praatten. Het bleek uit de interviews dat sommige kijkers het niet zo makkelijk vonden om hier over te praten. Ze wisten niet goed hoe ze over Marokkanen moesten praten. Ook praten ze vaak niet neutraal over Marokkanen en de multiculturele samenleving maar namen ze een standpunt in. Ze plaatsten zichzelf in de maatschappelijke discussie over de multiculturele samenleving. Deze manieren van praten over de multiculturele samenleving zegt iets over de manier waarop de kijkers over dit onderwerp denken. In hoofdstuk vijf is besproken dat vooral bij beladen onderwerpen taalgebruik soms onbedoelde consequenties kan hebben: bepaald taalgebruik kan betekenissen hebben die niet door de spreker zijn geformuleerd of zelfs begrepen zijn (Wetherell & Potter, 1988). Daarom is er gekeken welke repertoires (onderliggende structuren in het taalgebruik) de kijkers gebruikten en welke functie deze hadden voor de kijkers. Een aantal witte kijkers gebruikten het ‘het is gewoon’ repertoire en zowel witte als Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers gebruikten het ‘wij-zij’ repertoire. In dit hoofdstuk komen eerst de twee manieren van praten aan de orde (paragraaf 10.1 en paragraaf 10.2) en vervolgens worden de twee repertoires besproken (paragraaf 10.3 en paragraaf 10.4). 10.1. Onhandigheid Ongeveer tien witte kijkers vonden het lastig om over de multiculturele samenleving te praten. Ze kwamen vaak niet uit hun woorden als ze het over de Marokkaanse cultuur hadden en ze wisten niet hoe ze Marokkaanse mensen moesten noemen. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Ik heb ook helemaal geen contact met dat soort mensen, ik weet niet hoe het zit. Fabian (witte jongen, 16 jaar): Dat soort mensen? Roos (wit meisje, 16 jaar): Alsof je erboven staat. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Nee, zo bedoel ik het helemaal niet, maar hoe moet ik het dan zeggen? ‘Die mensen’ klinkt ook zo onvriendelijk. Kim (wit meisje, 16 jaar): Nou gewoon, mensen met hoofddoekjes of mensen uit die cultuur.
De meisjes hebben er moeite mee woorden te vinden om iemand met een hoofddoekje te beschrijven. Een ander voorbeeld dat laat zien hoeveel moeite veel witte kijkers hebben met
68
het omschrijven van een andere cultuur, is een beschrijving door een witte jongen (13 jaar) van een scène uit Dunya & Desie waarin Marokkaans gesproken wordt. Teun (witte jongen, 13 jaar): Ja, dat was echt allemaal Marokkaans hè. Ja, hoe ik het moet omschrijven? [..] eh..Kebab en al die Marokkaanse taal.
Witte kijkers haalden ook vaak verschillende islamitische culturen door elkaar. Karin (wit meisje, 13 jaar): Ja, maar ook Dunya is Moslim of Turk of wat dan ook.
Deze verwarring laat zien hoe weinig deze jongeren weten over Islamitische culturen. Maar onwetendheid is niet de enige reden waarom de jongeren zo onhandig over de Marokkaanse cultuur praten. Het is ook een gevoelig onderwerp. Toen ik Mariska (wit meisje, 17 jaar) erop wees dat Dunya niet Turks was maar Marokkaans, reageerde zij als volgt: Mariske (wit meisje, 17 jaar): Is allemaal hetzelfde, haha Roos (wit meisje, 16 jaar): Eén pot nat, haha, maar dat mag ik natuurlijk niet zeggen. Nee, hoor dat is helemaal niet waar.
Uit deze laatste zin blijkt wel hoe gevoelig het onderwerp ligt. Er zijn onder deze jongeren blijkbaar dingen die je ‘niet mag zeggen’ als je het over Marokkanen gaat. Het is in deze groep niet geaccepteerd om te discrimineren. Om ervoor te zorgen dat ze aan deze groepsnorm voldoen, gaan de jongeren heel krampachtig op zoek naar woorden die ze wel kunnen gebruiken, die niet discriminerend zijn. 10.2. De kijkers geven hun standpunt aan in de discussie over integratie Dat het in de groep van een aantal witte kijkers niet geaccepteerd wordt om op een bepaalde ‘discriminerende manier’ over Marokkanen te praten, was ook te zien aan uitspraken van een ander wit meisje. Toen ik vroeg wat de kijkers ervan vonden dat er een Marokkaanse familie meespeelde in Dunya & Desie reageerde zij met dat ze ‘het niet erg vond’. Yvette (wit meisje, 14 jaar): Dat vond ik niet echt vervelend hoor. […] En ik vond het niet hinderlijk of zo, nee ik vond het wel leuk.
Dit meisje schiet gelijk in de verdediging als ik haar naar de Marokkaanse familie vraag. Ze wil aan mij laten weten dat zij ‘het niet erg vindt’ dat er een Marokkaanse familie in Dunya & Desie speelt. Ze wil duidelijk maken dat zij niet discrimineert. Dit verdedigende kwam in veel interviews terug. Als er onderwerpen uit de serie werden besproken die niet over de multiculturele samenleving of over de Marokkaanse cultuur gingen, vertelden alle kijkers wat ze ervan vonden en gaven ze hun mening. Zodra het gesprek over de multiculturele samenleving ging, namen de meeste kijkers echter gelijk een standpunt in. Ze plaatsten zichzelf in het maatschappelijke debat over integratie van
69
minderheden. Zo vertelde een wit meisje dat ze het goed vond dat er in Dunya & Desie een positief beeld van Marokkanen wordt getoond, omdat er te vaak een negatief beeld te zien is in de media. Judith (wit meisje, 16 jaar): Het is inderdaad ook gewoon een positief geluid van integratie laten horen. En dat is ook wel belangrijk denk ik, om inderdaad niet eh..de media niet de overhand te laten krijgen met hun negatieve geluid, wat soms best wel overdreven is. En het is gewoon goed om te laten weten dat het gewoon… Chantal (wit meisje, 16 jaar): Niet altijd zo hoeft te zijn. Judith (wit meisje, 16 jaar): Nee, precies. Het hoeft helemaal niet zo te zijn zoals je het hoort.
Ze wil hiermee duidelijk maken wat haar standpunt is in de discussie over intergratie en minderheden. Ook een Turkse en een Marokkaanse kijker gaven naar aanleiding van Dunya & Desie hun standpunt aan in het maatschappelijke debat. Zij noemden daarbij vaak de overleden politicus Pim Fortuyn. Pim Fortuyn was voor hun een soort symbool voor ‘het niet accepteren van buitenlanders’. Toen ik een Turkse jongen vroeg waarom de makers van Dunya & Desie volgens hem een serie over de vriendschap tussen en Marokkaans en Nederlands meisje hadden gemaakt antwoordde hij: Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): Ze [de makers van Dunya & Desie, MA] willen het gewoon bewijzen dat het allebei kan. Want mensen vinden het niet goed dat sommige Nederlanders, of eh… accepteren die buitenlanders niet. Dus daarom willen ze laten zien dat… zoals Pim Fortuyn bijvoorbeeld.
Ook een Surinaamse kijker had het over ‘mensen als Pim Fortuyn’. Hij verbond de naam van de politicus ook aan ‘het niet accepteren van buitenlanders’. Winston (Surinaamse jongen, 16 jaar): Ik denk misschien… dat mensen als Pim Fortuyn zien van, eh…. gewoon zien… iets leren over het Marokkaanse geloof. Misschien zoiets, ik weet niet.
Pim Fortuyn stond ergens voor bij deze Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren. Het is voor hen een symbool geworden voor iedereen die tegen buitenlanders is. Ze noemden Pim Fortuyn en iedereen wist waar dat voor stond. En het bleek uit de interviews dat de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers ‘tegen’ mensen als Pim Fortuyn waren. Hun standpunt in het debat was dat sommige mensen meer hun best moeten doen om de Marokkaanse cultuur te leren kennen zodat de integratie beter kan verlopen. Uit de vorige paragrafen bleek dat er binnen de groep van sommige witte kijkers normen zijn voor het praten over Marokkanen. Ook bleek dat kijkers zich, als het gesprek over Marokkanen gaat, al snel hun standpunten geven over het onderwerp geven. Maar hoe denken ze nu eigenlijk over de multiculturele samenleving? In de twee repertoires die hierna besproken worden, komt dit naar voren.
70
10.3. ‘Het is gewoon’ repertoire Als de kijkers over de multiculturele samenleving praatten gaven ze vaak aan dat ze geen onderscheid maakten tussen Nederlanders en buitenlanders. Zo vertelde een witte jongen ‘buitenlanders ook best belangrijk zijn in Nederland’. En vertelde een meisje in diezelfde witte focusgroep dat ‘het ook gewoon mensen zijn’. Teun (witte jongen, 14 jaar): O ja, een beetje van buitenlanders en binnen… ja.. Nederlanders zou ik zo zeggen. Dat dat door elkaar… niet alleen maar Nederlanders. Dat eh… ja, buitenlanders ook best belangrijk zijn in Nederland. […] Yvette (wit meisje, 14 jaar) [over dat er een Marokkaans meisje in Dunya & Desie speelt]: Ik vind het op zich wel goed hoor, want het is hier altijd…. Het zijn ook gewoon mensen en ze leven ook gewoon in Nederland dus je kunt ze er ook gewoon in doen.
Het belangrijkste woord in het citaat van dit meisje is ‘gewoon’. Veel witte kijkers gebruikten dit woord als ze over de multiculturele samenleving praatten. Yvette (wit meisje, 14 jaar): Ik vind het niet zo bijzonder. Ja, je hebt dan een andere huidskleur maar daar kan je gewoon vriendinnen mee zijn, dat maakt mij niet uit hoor. Sanne (wit meisje, 14 jaar): Ze geven volgens mij aan dat je gewoon vriendinnen kan zijn, als je populair bent, met een buitenlands meisje. Karin (wit meisje, 13 jaar): Nou, ehm.. gewoon een Marokkaans meisje en een Nederlands meisje. Dan weten de jongeren gewoon van: o, dat kan gewoon, weet je wel.
Met dit woord ‘gewoon’ willen de jongeren iets aangeven. Ze willen aangeven dat zij het heel ‘gewoon’ vinden dat er in Nederland verschillende culturen leven. Uit het feit dat ze dit zo expliciet noemen, blijkt echter dat ze het helemaal niet zo gewoon vinden. Als iedereen het gewoon had gevonden dat er verschillende culturen in Nederland leven, was niemand over het onderwerp begonnen. De kijkers geven daarom met het woord ‘gewoon’ aan, dat het zo zou moeten zijn, dat het ‘gewoon’ is dat mensen met verschillende culturen naast en met elkaar leven, maar dat dat nu nog niet het geval is. 10.4. ‘Wij-Zij’ repertoire Een ander repertoire waaruit blijkt hoe de kijkers over de multiculturele samenleving denken is het ‘wij-zij’ repertoire. Vooral de vier kijkers uit de witte proeffocusgroep praatten heel erg in ‘wij’ tegen ‘zij’. Roos (wit meisje, 16 jaar): [..] Maar ik vind niet dat ze heel anders zijn dan wij ofzo. Mariska (wit meisje, 17 jaar): Maar het is gewoon een heel ander cultuur dan wij hebben.
71
Voor deze kijkers staat ‘wij’ voor de Westerse cultuur en ‘zij’ voor de Marokkaanse. Ze beschouwen de eigen ‘wij’ groep als de norm en verbinden daar positieve gevoelens aan. Marokkanen behoren voor hun tot de ‘vreemde ‘zij’ groep en deze groep wordt verbonden met negatieve gevoelens. Het beeld dat deze kijkers van de multiculturele samenleving hebben is erg etnocentristisch (Pattynama, 1995). Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers praatten niet over ‘wij’ en ‘zij’. De geïnterviewde Marokkaanse jongeren hadden het als ze het over hun eigen cultuur hadden, vaker over ‘Marokkanen’ en niet over ‘wij’. Toen ik een Marokkaanse jongen vroeg waarom hij dacht dat de makers van Dunya & Desie een serie over de vriendschap tussen een Nederlands en Marokkaans meisje hadden gemaakt, zei hij: Aziz (Marokkaanse jongen, 15 jaar): Ja, omdat Marokkanen vaak onderling vrienden zijn en niet met anderen, dat is het. [..] Ja, maar het is niet zo’n ongewone situatie hoor, het gebeurt wel vaker. Alleen niet zo vaak als gewenst wordt.
Met deze zin zegt hij eigenlijk dat witte Nederlanders vinden dat Marokkaanse Nederlanders niet goed ‘gemengd’ zijn in de samenleving. Maar hij gebruikt daarbij niet de woorden ‘zij’ en ‘wij’. Hij betrekt het niet op zichzelf. Dat deden alle Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers niet. Een Turkse jongen ging zelfs zo ver dat hij het had over ‘die buitenlanders’. Mustafa (Turkse jongen, 15 jaar): [..] Sommige Nederlanders, of eh… accepteren die buitenlanders niet.
Aan de hand van deze interviews kan gezegd worden dat witte kijkers het vaker over ‘wij’ en ‘zij’ hadden dan de zwarte kijkers. De sterke etnische identiteit van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren (Saharso, 1992) waar in hoofdstuk vier over is gesproken, kwam niet zo sterk terug in mijn interviews. Het etnocentrisme van witte kijkers wel. Dit was bij ongeveer de helft van de geïnterviewde witte kijkers het geval. Er wordt in de pers vaak gesproken over de kloof tussen allochtonen en autochtonen en over dat het ‘wij’ tegen ‘zij’ gevoel steeds sterker wordt door onder meer de aanslagen in New York en de uitspraken van Pim Fortuyn (Pinedo, 2002). Maar uit mijn interviews bleek dat die kloof er wel was, maar dat die niet zo groot is als vaak gesuggereerd wordt. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn doordat er werd gediscussieerd over de serie Dunya & Desie, waarin ook niet de nadruk ligt op ‘wij’ en ‘zij’. De serie zou de manier van praten over de multiculturele samenleving, het dominante vertoog kunnen veranderen. Dit kan echter niet bewezen worden met de resultaten van dit onderzoek. Daar is verder onderzoek voor nodig.
72
Hoofdstuk 11: Conclusie van het onderzoek Welke betekenis heeft de serie Dunya & Desie in de multiculturele samenleving? Dat is de vraag waar het in dit onderzoek allemaal om draait. Uit de voorgaande hoofdstukken bleek dat zowel de makers als de kijkers veel ideeën hebben over de betekenis van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving. In dit hoofdstuk worden eerst de functies van Dunya & Desie besproken die expliciet door de makers en door de kijkers zijn genoemd. (paragraaf 11.1). In deze paragraaf wordt ook aangegeven welke effecten Dunya & Desie in de multiculturele samenleving te weeg kan brengen. In de paragraaf daarna (paragraaf 11.2) komt aan de orde dat de serie nog een andere rol speelt in de multiculturele samenleving, namelijk dat het jongeren met elkaar kan verbinden. Deze rol wordt echter niet expliciet door de makers of de kijkers benoemd. 11.1. De serie kan een bijdrage leveren aan de integratie Volgens de makers heeft Dunya & Desie veel functies in de multiculturele samenleving. Zo zou de serie volgens hen, doordat daarin niet de problemen maar het normale van de multiculturele samenleving wordt getoond, indirect kunnen bijdragen aan een betere beeldvorming over Marokkanen. Tevens zouden zowel autochtone kijkers als Marokkaanse kijkers iets kunnen leren over elkaars cultuur. Ook zou de serie er volgens de makers voor kunnen zorgen dat Marokkanen zich wat meer herkennen en zich prettiger voelen bij wat ze op televisie zien. Alles bij elkaar denken de makers dat de serie Dunya & Desie een positieve bijdrage zou kunnen leveren aan de integratie van Marokkanen. De makers hebben duidelijke ideeën over de rol van Dunya & Desie in de multiculturele samenleving. Maar vervult de serie deze rol ook? Herkennen de Marokkaanse kijkers zich in de serie en voelen ze zich daardoor beter? Leren de kijkers iets over elkaars culturen? Krijgen de kijkers een positiever beeld van Marokkanen? Om te beginnen met de eerste vraag, het is inderdaad zo dat de meeste Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers uit dit onderzoek zichzelf herkennen in Dunya & Desie. Ze vonden de serie herkenbaar omdat er verschillende culturen in voorkomen en omdat er nu eens geen negatief beeld van minderheden wordt getoond. Alle geïnterviewde Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers vonden dit erg belangrijk. Ze praatten vaak over de representativiteit van het Marokkaanse leven in de serie. Bij veel Marokkaanse scènes gaven ze aan of ze wel of niet klopten met de
73
werkelijkheid. Hieruit blijkt dat ze er veel waarde aan hechtten dat de Marokkaanse cultuur op een goede, herkenbare manier in beeld werd gebracht. Ongeveer de helft van zowel de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers als de witte kijkers gaven aan dat ze door de serie iets leerden over verschillende culturen. Dit is opvallend omdat witte kijkers multiculturele programma’s meestal wel leerzaam vinden, maar allochtone kijkers vinden dit meestal niet. Zij zijn meestal heel kritisch over de beelden die van hun cultuur getoond worden (Jhally & Lewis, 1992). In dit onderzoek waren vooral de Turkse en Marokkaanse kijkers ook kritisch over de beelden, maar ze vonden de beelden dus niet zulke slechte representaties waar niets van geleerd kon worden. Het bleek dat zowel vier Turkse, Marokkaanse en Surinaamse als vier witte kijkers stereotypen gebruikten als ze het over de Marokkaanse gemeenschap hadden. De serie Dunya & Desie zou echter bij kunnen dragen aan een verbetering van het beeld dat de kijkers van Marokkanen hebben. De helft van de witte kijkers gingen naar aanleiding van de serie nadenken over het beeld dat zij hebben van Marokkanen. Doordat het beeld dat zij hadden van Marokkanen niet overeenkwam met het beeld dat zij in Dunya & Desie zagen, gingen ze discussiëren over wat er nu klopte: hun beeld of het beeld in Dunya & Desie. Deze discussies zouden ervoor kunnen zorgen dat deze kijkers zich ervan bewust worden dat hun beeld van Marokkanen gebaseerd is op (vooral negatieve) stereotypen. En daardoor zou dit beeld in positieve zin kunnen veranderen. Dunya & Desie zou dus kunnen bijdragen aan een betere beeldvorming van Marokkanen. Dunya & Desie zou kunnen bijdragen aan de integratie van allochtonen in Nederland doordat de karakters en de situaties uit de serie herkenbaar zijn voor allochtone jongeren waardoor ze zich meer geaccepteerd kunnen gaan voelen in de Nederlandse samenleving, doordat jongeren elkaars culturen door de serie leren kennen en vooral de witte kijkers een positiever beeld van Marokkanen kunnen krijgen door naar de serie te kijken en erover te praten. 11.2. De serie verbindt jongeren met elkaar De serie heeft echter nog een andere betekenis in de multiculturele samenleving. Er kijken namelijk zowel allochtone als autochtone jongeren naar de serie en dat gebeurt niet zo vaak bij televisieseries (De Bruin, 2001b). Er zijn wel verschillen in de manier waarop de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers de serie beleven en de manier waarop de witte kijkers dat doen. Zo letten Turkse, Marokkaanse en Surinaamse kijkers bijvoorbeeld meer op de 74
representativiteit van de Marokkaanse cultuur en zijn ze minder snel geneigd om het beeld dat ze in Dunya & Desie zien als werkelijkheid te beschouwen. Witte kijkers geven vaker aan dat ze door de serie dingen kunnen leren over andere culturen. Maar er zijn ook heel veel overeenkomsten tussen de beleving van de allochtone kijkers en de witte kijkers. Ze vergelijken de situaties en de karakters uit de serie bijvoorbeeld allemaal met hun eigen leven. Tevens praten ze allemaal moralistisch over het seksueel getinte gedrag van Desie en van de vader van Dunya. Dat ze op deze punten hetzelfde op de serie reageren komt waarschijnlijk doordat ze allemaal in de leeftijdsfase zitten waarin het vormen van een identiteit een grote rol speelt. Doordat ze op zoek zijn naar wie ze zijn en wie ze willen zijn, gaan ze de karakters en de gebeurtenissen uit de serie vergelijken met hun eigen leven. Daardoor kunnen ze uitvinden wat zij wel en niet belangrijk vinden en wat hun normen en waarden zijn. En doordat het in deze levensfase voor de jongeren ook heel belangrijk is erbij te horen, geven ze aan dat ze weten wat de sociaal geaccepteerde waarden en normen in Nederland zijn en dat ze daar aan voldoen. Zo kan niemand ze buitensluiten omdat ze afwijkende ideeën hebben. De kijkers van Dunya & Desie hebben wel verschillende etniciteiten, maar het zijn allemaal jongeren en daardoor komen ze allemaal een aantal dezelfde problemen en dilemma’s tegen. Dunya & Desie is één van de weinige Nederlandse programma’s die gaat over de problemen en dilemma’s van jongeren. Naar aanleiding van de serie gaan jongeren, ongeacht hun afkomst, met elkaar praten over dingen die hen bezighouden. Er zou dus gezegd kunnen worden dat Dunya & Desie een verbindende functie heeft tussen jongeren met verschillende etniciteiten. Dit is een andere betekenis die Dunya & Desie heeft in de multiculturele samenleving.
75
Hoofdstuk 12: Discussie en suggesties voor verder onderzoek In dit hoofdstuk wordt besproken in hoeverre de resultaten van het onderzoek een antwoord geven op de onderzoeksvraag. Zo wordt in paragraaf 12.1 besproken dat de resultaten van dit onderzoek te generaliseren zijn naar de populatie van Dunya & Desie kijkers. Daarna worden in paragraaf 12.2 de relevantie van de resultaten van mijn onderzoek besproken en wordt in paragraaf 12.3 advies gegeven aan de publieke omroep. Zo wordt er onder meer gesuggereerd dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar de manier waarop jongeren televisieprogramma’s beleven. 12.1. De generaliseerbaarheid van de resultaten Aan de hand van de resultaten die verkregen zijn door middel van de diepte-interviews met de makers en de focusgroepen met de kijkers, kan een beeld gegeven worden van de betekenis die Dunya & Desie voor deze twee groepen heeft. Maar zeggen deze resultaten welke betekenis de serie heeft in de hele multiculturele samenleving? In de inleiding en in hoofdstuk vijf is uitgelegd dat een serie alleen een betekenis kan hebben in de multiculturele samenleving als de kijkers die deel uitmaken van deze samenleving, er een betekenis aan geven. En de betekenis die de kijkers aan een serie geven wordt weer voor een deel bepaald door de betekenis die de makers eraan hebben gegeven. Met deze vooronderstellingen in gedachte, kan er dus aangenomen worden dat er aan de hand van de resultaten inderdaad kan worden gezegd welke betekenis Dunya & Desie heeft in de multiculturele samenleving. Het is echter niet zo dat alle kijkers van Dunya & Desie geïnterviewd zijn. Er wordt vaak kritiek geleverd op de geringe generaliseerbaarheid van kwalitatief onderzoek, omdat er maar een klein deel van de te onderzoeken populatie wordt onderzocht. (Hoijer, 1990; Lunt & Livingstone, 1996). In mijn onderzoek werden er in de eerste vier focusgroepsdiscussies nieuwe dingen gezegd door de kijkers, maar dat in de vijfde focusgroep vooral werd herhaald wat er in de andere focusgroepen ook al was gezegd. Er werden in de laatste focusgroep geen nieuwe ideeën meer naar voren gebracht. Dit geeft aan dat de verschillende ideeën die binnen de groep Dunya & Desie kijkers leven, waarschijnlijk voor een groot deel in de focusgroepen besproken zijn. Er kan dus wel gezegd worden dat de resultaten generaliseerbaar zijn naar alle leden van de groep Dunya & Desie-kijkers.
76
12.2 Relevantie van de resultaten Welke bijdrage leveren de resultaten van mijn onderzoek aan de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over de rol van de media in de multiculturele samenleving en aan de discussie over het bestaansrecht van de publieke omroep? Uit mijn resultaten blijkt dat de functies die de jongerenserie Dunya & Desie in de multiculturele samenleving heeft, overeenkomen met de functies die de media volgens wetenschappelijke theorieën hebben: Dunya & Desie kan bijdragen een betere beeldvorming over Marokkanen en de serie kan ervoor zorgen dat allochtone kijkers zich meer thuis voelen in de meerderheidscultuur. Zoals in hoofdstuk twee is beschreven, zijn dit belangrijke voorwaarden voor het soepel verlopen van de integratie van minderheden in een meerderheidscultuur. De rol van het televisieprogramma Dunya & Desie in de multiculturele samenleving is dus dat het kan bijdragen aan de integratie van minderheden. Dat de publieke omroep NPS met (in ieder geval) één van haar programma’s iets kan bijdragen aan de samenleving, laat zien dat de publieke omroep (nog steeds) van waarde is in onze samenleving. Het is belangrijk dat er series als Dunya & Desie gemaakt blijven worden en dat de publieke omroep de mogelijkheid krijgt om ze te maken. Er moet dan echter wel op een aantal dingen gelet worden. 12.3 Suggesties voor de publieke omroep Uit mijn onderzoek bleek dat de meeste jongeren zich niet aangesproken voelden door de publieke omroep. Ze keken liever naar de commerciële omroepen. Programma’s van de publieke omroep kunnen alleen een functie hebben in een samenleving als er ook naar gekeken wordt. Er moet daarom onderzoek worden gedaan naar wat jongeren aanspreekt. Er wordt door middel van kijkonderzoek wel vaak onderzocht hoe lang jongeren televisie kijken en waar ze naar kijken (Veldkamp, 1997; SARV, 1997). Maar er wordt maar weinig onderzoek gedaan, naar waarom jongeren naar bepaalde televisieprogramma’s kijken en welke betekenis bepaalde televisieprogramma’s voor hen hebben. De Bruin (2001) maakt hier met zijn proefschrift over de maatschappelijke betekenis van populair televisiedrama een begin mee (De Bruin, 2001). Tevens bleek uit mijn onderzoek dat een aantal jongens zichzelf niet herkenden in Dunya & Desie en daarom vonden ze het niet leuk om ernaar te kijken. De serie had voor hen weinig betekenis. Wil de publieke omroep met haar programma’s een bijdrage leveren aan de 77
vorming van de multiculturele samenleving, dan zullen de programma’s iedereen in deze samenleving moeten aanspreken. Dat betekent dat er in verschillende programma’s met verschillende doelgroepen aandacht moet worden besteed aan de multiculturele samenleving. Bij de NPS wordt hier echter al aan gewerkt door de projectleider multiculturele programma’s, die ervoor moet ervoor zorgen dat multiculturele programma’s door alle afdelingen binnen de NPS heen worden gemaakt.
78
Literatuurlijst Alberdingk-Thijm, R. (2003, 10-16 mei). Couscouswalmen. Vara TV Magazine, nr. 20, p. 71. Barker, C. (1998). Television, Globalization and Cultural Identities. Buckingham: Open University Press. Bochove, E. (2002). Dunya & Desie. Pilot test. Hilversum: KLO. Brants, K., Crone, L. & Leurdijk, A. (1999). Media en Migranten. Inventarisatie van onderzoek in Nederland. Amsterdam: Werkgroep Migranten en Media. Brants, K. (1998). Beeldvorming en burgerschap. Media, migranten en de multiculturele samenleving. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 26(3), 220-234. Breimer, J. (1995). Dertig jaar minderhedenprogramma’s. In: G. van der Wal (ed.). Gemengde Berichten. De dillema’s van de omroep in een plurale samenleving. (pp. 33-39). Hilversum: NPS, Bruin, J. de (2001a). Dutch Television Soap Opera, Etnicity and Girls’ Interpretations. Gazette, 63(1), 41-56. Bruin, J. de (2001b). “De maatschappelijke betekenis van populair televisiedrama”. Onderzoeksvoorstel, 1 mei 2001. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam (ASCoR) Bruin, J. de & Bijeman, A. (2001). “Het is het toppunt van slecht!” Moralistische interpretaties van een Nederlandse soap. Turkse en Nederlandse meisjes over personages in Goede Tijden, Slechte Tijden. In: J. de Bruin & M. Buijzen (ed.) Reader Jeugd en Media Entertainment. (pp.143-155). Universiteit van Amsterdam: vakgroep communicatiewetenschap. Buckingham, D. (1993). Introduction: young people and the media. In: D. Buckingham (ed.) Reading Audiences. Young people and the media. (pp. 1-23). Manchester: Manchester University Press. Costera Meijer, I. (2001). The colour of soap opera. An analysis of proffesional speech on therepresentation of etnicity. European Journal of Cultural Studies, 4(2), 207-230. Cosquino de Bussy, A. le & Hermans, M. K. (2001). Houtkoolschets voor ‘Ben ik in beeld?’ Jongeren over beeldvorming op tv. Amsterdam: De Bussy Consult. Cottle, S. (2000). A Rock and a Hard Place. In: S. Cottle (ed.) Etnic Minorities and the Media. Changing Cultural Boundaries. (pp.100-117).Buckingham: Open University Press. Ditshuyzen, I. van & Zand, H. in ‘t (1995). Je moet televisie maken die voor iedereen bedoeld is. Tv-film Gemengde Berichten. In: G. van der Wal (ed.). Gemengde Berichten. De dillema’s van de omroep in een plurale samenleving. (pp. 67-83). Hilversum: NPS. Geraghty, C. (1991). Women and Soap Opera. A Study of Prime Time Soaps. Cambridge: Polity Press. 79
Gillespie, M. (1995). Television, Etnicity and Cultural Change. London: Routledge. Haenens, L. d’, Beentjes, J. W. J., Bink, S. (2000). The Media Experience of Etnic Minorities in the Netherlands: A Qualitative Study. Communications 25(3), 325-341. Haenens, L. d’ (1995). Televisiepraktijk en Wetenschappelijk onderzoek. Hoe kan de onderzoeker de dialoog tussen programmamaker en kijker optimaliseren? Tijdschrift voor Sociale Wetenschappen 40(2), 163-189. Hoijer, B. (1990). ‘Studying Viewers’ Reception of television programmes. Theoretical and methodological considerations. European Journal of Communications 5, 29-56. Jagt, M. van der (2002, 25 mei). Horen & Zien. Liegen over je afkomst. Vrij Nederland, p. 60. Jhally, S. & Lewis, J. (1992). Enlighted Rasism. The Cosby Show, Audiences and the Myth of the American Dream. Oxford: Westview Press. KLO (2002). Bereik Dunya & Desie in de eerste helft van 2002. Hilversum: KLO. Kok, A. (2002, 22 mei). Bekakte volkstypes. Algemeen Dagblad, p. 13. Krueger, R. A. (1988). Focus Groups. A Practical Guide for Applied Research. London: Sage Publications. Leurdijk, A. (2002). Bij Lobith: de eerste talkshow voor Nieuwe Nederlanders en de geschiedenis van multiculturele programmering op de Nederlandse televisie. In: Reader Iriscope 2002 Amsterdam. Pp. 58-81. Amsterdam: NVJ-bureau Migranten & Media. Leurdijk, A. (1999). Televisiejournalistiek over de multiculturele samenleving. Amsterdam: Het Spinhuis. Liempt, P. van (2002, 21 mei). Een hoofddoekje is handig. Het Parool, PS van de Week, p. 16. Livingstone, S. (1998). Making Sense of Television. The psychology of audience interpretation. London: Routledge. (2e druk) Lunt, P. & Livingstone, S. (1996). Rethinking the Focus Group in Media and Communications Research. Journal of Communication 46(2), 79-98. McQuail, D. (2000). McQuail’s Mass Communication Theory. London: Sage. (4e druk) Meeus, W. (1991). Jeugd en identiteit. De adolescentie in theorie en empirie: Erikson en Marcia. In: C. Klaasen (ed.) Jeugd als sociaal fenomeen. Identiteit, socialisatie en jeugdcultuur in theorie en onderzoek. (pp.83-104). Amersfoort: Acco.
80
Mijnals, S. (2001). Images of Black People in Advertising. Een onderzoek naar de beleving van jonge hoog opgeleide zwarte en witte Nederlandse vrouwen over beelden van zwarte mensen in reclame. Doctoraalscriptie Communicatiewetenschap. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Ministerie van Onderwijs Cultuur &Wetenschappen (1999). Media- en minderhedenbeleid. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26597, nr. 1. Den Haag: Sdu uitgevers. Nikken, P. (1999). De rol van de media in het leven van jongeren. TIAZ 1999 (3), pp.130-136. NPS (2002). NPS Televisie. Overzicht maart- augustus 2002. Hilversum: NPS afdeling Pers & Communicatie. NPS (1995). Beleidsnota Nederlandse Programma Stichting. Kwaliteit en Lef. Hilversum: NPS. Pattynama, P. (1995). Etnocentrisme en de waarheid. M. Brouns, M. Verloo en M. Grünell (Red.) Vrouwenstudies in de jaren negentig. Een kennismaking vanuit verschillende disciplines. (pp. 211-232). Bussum: Coutinho. Penninx, R. (1995). Dertig jaar migratie in Nederland. In: G. van der Wal (ed.). Gemengde Berichten. De dillema’s van de omroep in een plurale samenleving. (pp. 33-39). Hilversum: NPS. Pinedo, D. (2003, 4 juli). Godzijdank is het geen buitenlander. NRC Handelsblad. [WWWdocument]. URL: http://www.nrc.nl/inenglish/artikel/1025761828217.html [30-7-2003]. Raad van Bestuur Publieke Omroep (2003). Bezuinigingen raken gehele organisatie. (persbericht) ROOD (2003). Doet de publieke omroep genoeg voor jongeren? [WWW-document]. URL: http://rood.sp.nl/disussie/art/030707131516 [30-7-2003]. Saharso, S. (1992). Jan en Alleman. Etnische jeugd over etnische identiteit, discriminatie en vriendschap. Utrecht: Jan van Arkel. SARV International (1997). Jongeren over televisie 1997. Onderzoek uitgevoerd door het projectteam van Nationale Kinder- en Jongeren Trendpanel. Serkei, C. (2000). Koudwatervrees bij de publieke omroepen. Over multiculturele diversiteit en de rol van allochtonen in de media. Boekmancahier 44, 111-122. Shohat, E. & Stam, R. (1994). Unthinking Eurocentrism. Multiculturalism and the media. London: Routledge. Sterk, G. (2000). In beeld. Minderheden in de mediapraktijk. In: G. Sterk (ed.) Media en allochtonen: journalistiek in de multiculturele samenleving. [WWW-document]. URL: http://beeldvorming.net/publicaties/media/h10.html [12-1-2003].
81
Strauss, A. & Corbin, J. (1990). Basics of Qualitative Research. Grounded theory Procedures and Techniques. Newbury Park: Sage. Valk, I. van der (2002). The Netherlands (NL). In: J. ter Wal (ed.) Racism and Cultural Diversity in the Mass Media. An overview of research and examples of good practice in the EU Member States, 1995-2000. (pp. 287-309). Vienna: ERCOMER. Valkenburg, P. M. (2002). Beeldschermkinderen: Theorieën over kind en media. Amsterdam: Boom. Veldkamp (1998). Tijdbesteding en mediagebruik allochtone jeugd 1997. Een onderzoek onder Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jeugdpublieken in de leeftijd van 3 t/m 17 jaar. Amsterdam: Veldkamp BV. Vooijs, M. W. (1986). Kritisch TV kijken. Een curriculumstudie. Lisse: Swets & Zeitlinger. Wetherell, M. & Potter, J. (1988). Discourse analysis and the identification of interpretative repertoires. In: C. Antaki (ed.). Analysing Everyday Explanation. A Casebook of Methods. (pp.168-183). London: Sage Publications. Zimbardo, P., McDermott, M., Jansz, J. & Metaal, N. (1995). Psychology: A European text. London: Harper Collins. Zoonen, L. van (1999). Media, Cultuur & Burgerschap, een inleiding. Amsterdam: Het Spinhuis.
82
Bijlage 1 Vragenlijst voor makers
Introductie: - CV voorstellen - Wat is jullie functie bij het maken van D&D? - Hoe zijn jullie op het idee gekomen om D&D te maken? - Wat was de reactie van de programmaleider? - Wat was de reactie van het publiek? - Wat was de reactie van de pers? Doel: - Wat voor soort serie is D&D volgens jullie? - Waarin onderscheidt D&D zich van andere jongerenseries? - Wat voegt D&D volgens jullie toe aan het bestaande aanbod? - Wat willen jullie met de serie bereiken bij de kijker? - Wat willen jullie met de serie bereiken in de maatschappij? - Hoe willen jullie dit bereiken? - Keuze karakters - Keuze onderwerpen - Taalgebruik karakters - Keuze van decor en kleding - andere keuzes Kijker -
Wie kijken er volgens jullie naar D&D? j/m Wat willen zij volgens jullie op televisie zien? Wat zijn jullie opvattingen over het publiek? Denken jullie dat de kijkers met anderen over de serie praten? Denken jullie dat de kijkers in het dagelijks leven iets doen met de informatie die ze via de serie krijgen?
NPS - Wat is volgens jullie de maatschappelijke taak van de NPS? - Hoe voldoen jullie met D&D aan deze taak? - Taakopvatting NPS/ eigen rol - Commerciële vs publiek - Politiek
83
Bijlage 2 Topiclist •
Introductie/ voorstellen - Welkom - Wie ben ik - Uitleg onderzoek - Uitleg bijeenkomst - Voorstelrondje
•
Kijkgedrag - Hoe vaak kijken ze tv - Hoe lang kijken ze tv - Waar kijken ze naar - Waarom kijken ze daar naar - Mening publieke omroep
- UitzendingInvullen vragenlijst •
Mening uitzending -
•
Hun mening over de uitzending Wat vonden jullie van deze uitzending? Wat vonden ze goed en wat slecht Wat vinden jullie leuk/ niet leuk/ grappig/ stom? Wat viel op in de uitzending Wat viel jullie op in deze uitzending? Wat vonden jullie bijzonder of apart in deze uitzending?
Herkenbaarheid van situaties (hierbij komt ook de beschrijving/ mening over het beeld van Marokkaanse gemeenschap in D&D aan bod) -
Beschrijven wat er in de uitzending gebeurde Kunnen jullie beschrijven wat er allemaal in deze aflevering gebeurde? Mening over de gebeurtenissen - scène in gymzaal Wat gebeurde er? Wat deed Dunya met haar hoofddoek? Wat vonden jullie daarvan? - scène bij Dunya thuis met bandje opnemen Wat gebeurde daar? Wat vonden jullie daarvan? - scène oppashuis Wat gebeurde daar? Wat vonden jullie daarvan? Welke geheimen vertelden ze aan elkaar? Wat vonden jullie daar van?
84
- scène op school Wat gebeurde daar? Wat vonden jullie daarvan? - scène tussen ouders Dunya Hoe gaan de ouders van Dunya met elkaar om? Wat vonden jullie daarvan? •
Beschrijving/ mening karakters -
•
Beschrijven van Beschrijf …eens
Dunya Desie de moeder van Desie de moeder van Dunya de vader van Dunya de broer van Dunya Hun mening over de karakters Wat vind je van …
Herkenbaarheid karakters (identificatie, imitatie & parasociale relaties) Op wie uit de serie lijk jij het meest en waarom? Als je mee zou mogen spelen in Dunya & Desie, wie zou je dan willen spelen? Waarom zou je hem/ haar willen spelen? Met wie uit de serie zou je vrienden willen worden? Waarom zou je vrienden willen worden met hem/ haar? Van wie uit de serie zou je een poster boven je bed hangen?
•
Mening over idee van de serie (krijgen ze meer begrip, leren ze van elkaars cultuur, vinden Marokkaanse kijkers het fijn dat er eens iets positiefs wordt gezegd?) -
•
Mening over vriendschap tussen Marokkaans en Nederlands meisje Hoe gaan Dunya en Desie volgens jullie met elkaar om? Hebben jullie ook vrienden uit een andere cultuur? Wat vinden jullie ervan dat er een serie is die over de vriendschap tussen een Marokkaans en een Nederlands meisje gaat? Waarom hebben de makers van Dunya & Desie volgens jullie hier een serie over gemaakt? Wat vinden jullie van de manier waarop de makers het Marokkaanse leven in Nederland laten zien?
Mening van de kijkers over het ‘gewone’ en positieve beeld dat in Dunya & Desie van Marokkanen wordt gegeven. -
Beeld in andere programma’s Zien jullie wel eens andere programma’s met Marokkanen erin? Waar gaan die programma’s dan over? Vergelijking met beeld in D&D Lijken die programma’s op Dunya & Desie? Waarom wel/ niet?
85
•
Kijkgedrag D&D -
-
•
Hoe vaak hebben ze naar D&D gekeken Waarom kijken ze ernaar Waarom ben je naar de serie gaan kijken? Hun mening over D&D Wat vind je van de serie? Waarom vind je het leuk/ niet leuk? Ideeën voor verbetering Wat zou er volgens jou beter moeten aan de serie? Als ik de baas van Dunya & Desie zou zijn, wat zou je dan tegen mij over de serie willen zeggen? Beschrijven van de serie Als je aan iemand zou moeten uitleggen wat voor serie Dunya & Desie is, wat zou je dan zeggen?
Praten over D&D - Praten ze wel eens over D&D? - Met wie? - Waarover hebben ze het dan?
86
Bijlage 3 De gebruikte afleveringen van Dunya & Desie De eerste serie van Dunya & Desie bestond uit zeven afleveringen, die van 22 mei tot en met 2 juli 2002 zijn uitgezonden. Vanaf 26 maart 2003 werd deze serie herhaald en van 14 mei tot en met 18 juni 2003 werd de tweede serie van zes afleveringen uitgezonden. Ik heb de afleveringen van de eerste serie bekeken. In deze afleveringen heb ik gezocht naar voorbeelden van scènes waarin de ideeën van de makers, die in het hoofdstuk 6 beschreven zijn, duidelijk naar voren komen. De meest duidelijke voorbeelden zijn te vinden in de eerste twee afleveringen van Dunya & Desie. Daarom heb ik ervoor gekozen om deze afleveringen te gebruiken tijdens de focusgroepen. In dit hoofdstuk zal ik uitleggen waarom ik voor deze twee afleveringen heb gekozen. Aflevering 1: Geheimen in Noord De eerste aflevering van Dunya & Desie heet ‘Geheimen in Noord’. In de eerste scène zie je Dunya in een gymzaal zitten met een hoofddoekje om. Dit is de eerste en de enige scène waarin ze een hoofddoekje om heeft. Ze gebruikt de hoofddoek eigenlijk alleen maar om niet te hoeven gymen. Na de gymles zegt ze dat ook tegen Desie. Ze zegt: ‘Handig zo’n hoofddoekje, moet je ook eens proberen. Misschien vindt Jason (een jongen waar Desie verliefd op is) je dan wel leuk.’ In deze scène laten de makers zien dat een hoofddoekje helemaal niet iets problematisch hoeft te zijn en dat je er zelfs grapjes over kunt maken. Dit in tegenstelling tot de meeste berichtgeving, waarbij het vooral gaat over problemen met hoofddoeken. Een volgende scène speelt zich af bij Dunya thuis. De ouders en het broertje van Dunya zijn bezig om een bandje op te nemen voor oma in Marokko. De ouders van Dunya praten Marokkaans en Dunya en haar broertje praten Nederlands terug. Je ziet in deze scène hoe het er in een Marokkaans gezin aan toe zou kunnen gaan. Je ziet hoe de ouders met elkaar en hun kinderen omgaan. Ze zijn streng, maar Dunya mag toch best veel. Door dit soort scènes krijgen Nederlandse kinderen iets te zien van het leven van een Marokkaans gezin in Nederland en daar kunnen ze volgens de makers iets van leren. Dunya vraagt of ze met Desie aan een spreekbeurt mag werken. Haar ouders twijfelen, maar stemmen toch toe. In werkelijkheid gaat Dunya met Desie oppassen. Het blijkt dat ze niet op een kind maar op een kat moeten passen, bij hele rijke mensen thuis. In het oppashuis maken Dunya en Desie er een grote rotzooi van. Ze trekken de kleren van de vrouw aan en 87
zetten de muziek keihard aan. Desie vertelt Dunya over haar eerste keer seks tijdens de zomervakantie in Spanje. Dunya wil er alles over weten. De makers laten hiermee zien dat Marokkaanse meisjes net als Nederlandse meisjes zijn. Dat ze hun geloof en hun principes hebben maar dat ze bijvoorbeeld ook gewoon aan seks denken, net als andere vijftienjarige meisjes. Dunya vertelt Desie ook haar geheim. Ze denkt dat ze dood gaat als ze 18 is. De regisseuse vertelde dat ze hier veel reacties op had gehad. Veel mensen dachten dat Dunya dat zei omdat ze uitgehuwelijkt zou worden op haar 18de. Maar dat bedoelde Dunya helemaal niet. Ze dacht dat ze dood zou gaan omdat ze dat gedroomd had. Terwijl Dunya en Desie aan het oppassen zijn, zien ze op het nieuws dat er in hun eigen buurt een slang is ontsnapt. De moeders van de meisjes zien dit ook en reageren allebei erg paniekerig. Desies moeder komt niet meer van de bank af en ook Dunya’s moeder trekt haar benen omhoog. Eigenlijk reageren de moeders precies hetzelfde. En dat gebeurt in meer situaties. Zo zie je in de tweede aflevering de moeders van Dunya en Desie aan de ontbijttafel zitten. Dit ziet er precies hetzelfde uit. Deze situaties geven aan dat de verschillen tussen Nederlandse en Marokkaanse moeders helemaal niet zo groot zijn. De moeder van Dunya vraagt haar man en zoon om Dunya op te gaan halen bij Desie. Dan komt de vader van Dunya er dus achter dat Dunya helemaal niet aan een spreekbeurt aan het werken is bij Desie. Samen met Desies moeder gaat hij de meisjes ophalen bij het oppashuis. Hij geeft Dunya huisarrest. Ondertussen heeft Desie aan Dunya verteld dat ze heeft gelogen over Spanje. Ze heeft nog helemaal geen seks gehad. Dunya is eerst boos, maar later op school leggen ze het weer bij. Aflevering 2: Project Petra In de tweede aflevering komt er een nieuw meisje bij Dunya en Desie in de klas: Petra. Petra komt van het platteland en ziet er heel boers uit. Niemand is aardig tegen haar. Dunya komt op het idee om Petra te helpen en haar een metamorfose te geven. Dunya, Desie en Petra gaan naar het huis van Dunya. In de scène bij Dunya thuis heeft Desie Marokkaanse kleren aan en een hoofddoek om en Dunya heeft een rokje aan. De makers spelen hier met het standaardbeeld dat bestaat over het uiterlijk van Marokkanen, door precies het tegenovergestelde te laten zien van wat je eigenlijk verwacht. Daarmee geven ze aan dat je dingen ook op een andere manier kan bekijken dan alleen op de standaard manier die je gewend bent. Dunya en Desie zoeken in de kast van Dunya’s moeder naar kleding voor Petra. Dan vinden ze een koffertje met allemaal sexy lingerie erin. Dunya vindt het heel raar dat haar 88
moeder dat draagt. En waarschijnlijk vinden de kijkers dat ook. In de meeste programma’s wordt de Marokkaanse vrouw afgebeeld als iemand die heel kuis is en haar lichaam moet bedekken. Maar de makers laten zien dat Marokkaanse vrouwen ook om hun uiterlijk geven en zich ook mooi aan willen kleden voor hun man. De relatie tussen de ouders van Dunya wordt in deze aflevering ook duidelijk. Ze dansen, zingen en lachen samen en ze zijn heel lief tegen elkaar. De vader van Dunya zegt allemaal lieve dingen tegen de moeder van Dunya. Dit hebben de makers bewust gedaan. De regisseuse vertelde dat ze niet wéér de clichékant van een Marokkaanse familie wilden laten zien waarin de vrouw onderdanig is aan de man. Volgens haar zijn er veel voorbeelden van Marokkaanse gezinnen die binnen ‘onze’ normen en waarden leven. Daarom hebben ze ervoor gekozen om een gezin te laten zien waarin de ouders elkaar gewoon aanraken en dat ze van elkaar houden ook al zijn ze uitgehuwelijkt. Nadat Dunya en Desie Petra hebben opgemaakt en aangekleed, willen ze naar de kermis. Alle twee de meisjes krijgen niet gelijk toestemming om te gaan. Dunya mag niet alleen gaan dus haar broertje Souffian moet mee en ze mag niet te laat thuis komen. Desie mag alleen als ze de kleren die ze uit haar moeders kast heeft gepakt, gewassen heeft. De makers laten hiermee zien dat Marokkaanse ouders best streng zijn, maar dat Nederlandse meisjes ook niet zomaar alles mogen. Dan volgt er een scène op de kermis. Desie staat naar een jongen te staren die ze leuk vindt. Petra laat zien dat versieren in het dorp waar zij vandaan komt heel anders gaat. Ze stapt op de jongen af en gaat samen met hem in de botsauto’s. De jongen vindt Petra leuk. Desie wordt kwaad en Dunya sust het allemaal.
89