VLAAMSE GEMEENSCHAP
AMV!000126707!1000
BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN LEEFMILIEU EN LANDBOUW HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. 082!44081/74!1!A/l!BL!VC VAN 24 OKTOBER 2002 VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD VAN OOSTVLAANDEREN, HOUDENDE HET GEDEELTELIJK VERLENEN VAN DE VERGUNNING, AAN DE NV DE BIEST, WAREGEMSESTEENWEG 186, 9770 KRUISHOUTEM, OM EEN PLUIMVEEHOUDERIJ, GELEGEN TE 9870 ZULTE, HOUTSTRAAT 79, TE EXPLOITEREN.
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997, 18 mei 1999, 3 maart 2000, 9 maart 2001 en 21 december 2001;
Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelij k gewij zigd bij besluiten van de Vlaamse regering en bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne; zoals herhaalde 1 ij k gewij zigd bij besluiten van de Vlaamse regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2002 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003;
2 -
AMV/l26707/l000
Gelet op het ontvankelijk bevonden beroep van de NV De Biest, Waregemsesteenweg 186, 9770 Kruishoutem, aangetekend tegen het besluit nr. 082/4408l/74/l/A/l/BL/VC van 24 oktober 2002 van de bestendige deputatie van de provincieraad van OostVlaanderen, houdende: 1. het verlenen van de vergunning, voor een termijn verstrijkend op 24 oktober 2022, aan de NV De Biest, Waregemse steenweg 186, 9770 Kruishoutem, om een pluimveehouderij, gelegen te 9870 Zul te, Houtstraat 79, op de kadastrale percelen, afdeling 1, sectie B, nrs. 1020b, 1022b, verder te exploiteren en omvattende: • stallen voor 59.000 stuks opfokpoeljen in vier stallen van elk 14.750 stuks, in agrarisch gebied (van 1 tot 3 weken) ; • de opslag van 15.000 liter petroleum in een bovengrondse houder; • de opslag van 1.500 m3 dierlijke mest; • 8 warme luchtblazers (2 per stal) met een individueel warmtevermogen van 93 kW, en een totaal geïnstalleerd warmtevermogen op de inrichting van 744 kW; 2. het weigeren van de vergunning voor het 59.000 opfokpoeljen van 4 tot 18 weken;
exploiteren
van
Gelet op het attest bedoeld in artikel 31, §4 van ti tel I van het VLAREM waaruit blijkt dat de voormelde beroepen beslissing aan de exploitant werd verzonden op 31 oktober 2002;
Gelet op het fei t dat voormeld beroep werd ontvangen op 2 december 2002 en ontvankelijk werd bevonden op 9 december 2002;
Gelet op het feit dat voormelde beroepsindiener de volgende aanspraken doet gelden: • de bestreden beslissing van 24 oktober 2002 is betwistbaar, gelet op het feit dat aanvankelijk op 29 mei 1997 een vergunning werd verleend zonder meer voor 'het fokken van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen ouder dan 1 week); • in de motivering van de bestreden beslissing van 24 oktober 2002 wordt ondermeer verwezen naar het ongunstig advies van
3 -
AMV /126707/1000
•
•
• •
•
•
AMINAL, stellende dat de opfokpoelj en in de praktij k gemiddeld 18 weken op het bedrijf blijven (zie hiervoor pagina 2 van het bestreden besluit); ook de Vlaamse Landmaatschappij blij kt er in haar advies op te hebben gewezen dat op de inrichting in kwestie enkel opfokpoeljen tot en met 3 weken gehouden kunnen worden (zie hiervoor pagina 3 van het bestreden besluit); in het kader van de beslissing van 1997 had de Vlaamse Landmaatschappij evenwel nog zonder voorbehoud een positief advies verschaft; indien men in de huidige beslissing er terecht van uitgaat dat opfokpoeljen in de praktijk gemiddeld 18 weken op het bedrijf blijven, dan vormt dit op zich geen element waarover men niet beschikte bij de beoordeling van de eerste vergunningsaanvraag waarvan sprake; ook daar was immers zoals hoger vermeld uitdrukkelijk sprake van het fokken van pluimvee en van opfokpoeljen; volgens de bepalingen van het meststoffendecreet wordt het bedrijf omschreven als een bestaande veeteeltinrichting; in de motivering van de beslissing van 29 mei 1997 wordt ui tdrukkelij k verwezen naar het plaatsbezoek dat toen werd gehouden, waarbij men zich ter plaatse toch van de toestand moet hebben vergewist; aangezien de beslissing van 29 mei 1997 waarvan sprake nooit onwettig werd verklaard, kan thans geargumenteerd worden dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden werden met de bestreden beslissing van 24 oktober 2002 nu hierdoor de rechtszekerheid en het opgewekt vertrouwen van de rechtsonderhorige op basis van de eerst verleende vergunning werden teniet gedaan; in het arrest nr. 27.685 van 17 maart 1987 verwoordde de Raad van State het als volgt: "Opdat de schending kan worden ingeroepen van het beginsel van behoorlijk bestuur volgens hetwelk het bestuur het door hem gewekte vertrouwen niet mag beschamen, moet aan drie voorwaarden voldaan zijn, met name dat het bestuur een vergissing heeft begaan, dat tengevolge van die vergissing een voordeel werd verleend aan een rechtsonderhorige en dat er geen gewichtige redenen voorhanden zijn om die rechtsonderhorige dat voordeel te ontnemen"; in de bestreden beslissing van 24 oktober 2002 wordt een onderverdeling van de rubrieken gedaan die wettelij k niet bestaat; in de lij st van als hinder lij k beschouwde inrichtingen, zoals opgenomen in titel I van het Vlarem, is in de rubriek 9.3.1 'kippenstal, stal voor pluimvee (... ) , immers enkel sprake van pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week; het vergunnen van de rubrieken 9.3.1.c),2° en 9.3.1.d) enerzij ds en het beperken van de leef tij d van de vergunde dieren tot 3 weken anderzijds, is een tegenstrijdigheid op zich en bijgevolg niet mogeijk;
4 -
AMV/126707/1000
Gelet op het horen op la februari 2003 door de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie van de aanvrager, bijgestaan door een vertegenwoordiger van het Milieuadviesbureau Allemeersch, die bij dit horen inzonderheid de argumenten van zijn beroepschrift bevestigt en daarenboven nog volgende gegevens wenst in te brengen: • in de vroegere beslissing van 29 mei 1997 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen staat uitdrukkelijk vermeld: 4 kippenstallen voor het fokken van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen ouder dan 1 week); • in bovenvermelde beslissing van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen staat immers niet vermeld 'opfokpoeljen van 1 tot 3 weken'; opfokpoeljen tot 3 weken bestaat in de praktijk niet, opfokpoeljen zijn legrijpe kippen vanaf de leeftijd van circa 18 weken; • een copie van de eventuele akteneming van 1977 in gevolge rubriekswijziging, zoals vermeld op bladzijde 4 van het bestreden besluit, is nergens terug te vinden (niet bij het gemeentebestuur en niet bij het provinciebestuur) ; • de zwakte in heel het dossier is dat opfokpoelj en van 1 tot 3 weken niet bestaan; er wordt geen enkele verantwoordelijkheid gelegd in de beslissing van 29 mei 1997 van de bestendige deputatie van de provincieraad van OostVlaanderen; rekeninghoudend met de vroeger genomen beslissing worden nu de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden in de bestreden beslissing van 24 oktober 2002;
Gelet op het bes lui t nr. AV/4 0001270990 94/44220101076 van 19 mei 1993 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen, houdende akteneming, geldend als vergunning voor een termijn van 20 jaar, van de melding ingediend door de BVBA De Biest, Waregemsesteenweg 178 te 9770 Kruishoutem, voor de opslag van 1.500 mJ dierlijke mest, gelegen te 9870 Zulte, Houtstraat 81 op 'het kadastraal perceel, afdeling 1, sectie B, nr. 1022b;
Gelet op het besluit nr. 44081/74/M/l/JPC van 29 mei 1997 van de bestendige deputatie van de provincieraad van OostVlaanderen, houdende het verlenen van de milieuvergunning (overeenkomstig de bepalingen van artikel 38 van titel I van Vlarem) , voor een termij n van 5 jaar, aan de NV De Biest, Waregemsesteenweg 184 te 9770 Kruishoutem, om een inrichting
5 -
AMV 112670711000
te exploiteren, gelegen Houtstraat 79 kadastrale percelen, afdeling 1, sectie met als voorwerp: 4 kippenstallen voor stuks pluimvee (opfokpoeljen ouder dan 1
te 9870 Zulte, op de B, nrs. 1020b, 1022b, het fokken van 59.000 week);
Gelet op het besluit van 16 september 1997 van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Zulte, houdende het verlenen van de vergunning, voor een termijn van 20 jaar, aan de NV De Biest, Waregemsesteenweg 186 te 9770 Kruishoutem, voor de exploitatie van een grondwaterwinning categorie A (drinkwater voor 42.000 kuikens, kippen tot en met 3 weken, met een maximum debiet van 5 m' /dag en 1. 500 m' /jaar, gelegen Houtstraat 81 te 9780 Zulte-Olsene, op het kadastraal perceel, afdeling 2, sectie B, nr. 1022b;
Gelet op het gedeeltelij k gunstige en gedeeltelij kongunstige advies van 5 februari 2003 van de afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
Gelet op het gunstige advies van 5 februari 2003 van de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
Gelet op het stilzwijgende Landmaatschappij;
gunstige
advies
van
de
Vlaamse
Gelet op het gedeeltelijk gunstige en gedeeltelijk ongunstige van de Gewestelijke advies van 10 februari 2003 Milieuvergunningscommissie;
Gelet op het feit dat ter zitting van de Gewestelijke Milieuvergunningscommissie de vertegenwoordiger van de Vlaamse Landmaatschappij zich mondeling akkoord heeft verklaard met het gedeeltelij ke gunstige advies van de Gewestelij ke Milieuvergunningscommissie;
6 AMV/126707/1000
Gelet op de ligging van de inrichting in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan Oudenaarde goedgekeurd bij koninklijk besluit van 24 februari 1977;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 29 oktober 1999 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 maart 2000), houdende de definitieve vaststelling van het plan tot gedeel telij ke wij ziging van het gewestplan Oudenaarde op het grondgebied van de gemeente Zulte;
Gelet op het feit dat de inrichting is gelegen op een afstand van: • circa 900 meter van een woongebied ander dan woongebied met landelijk karakter; • circa 650 meter van een woongebied met landelijk karakter; • circa 750 meter van een woonuitbreidingsgebied; • meer dan 1.500 meter van een verblijfsrecreatiegebied; • meer dan 1.500 meter van een natuurreservaat, bosreservaat of natuurgebied met wetenschappelijke waarde;
Overwegende dat vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met de toepasselijke ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;
Overwegende dat het beroep gericht is tegen het gedeelte weigering van de vergunning voor het exploi teren van 59.000 opfokpoeljen van 4 tot 18 weken;
Overwegende dat er bij het openbaar onderzoek 2 schriftelijke bezwaren werden ingediend in verband met het verbreden van een groene strook tot 25 meter langs de Houtstraat voor het vermijden van vliegen en geurhinder, regelmatig behandelen ter voorkoming van vliegen, ter bescherming van het grondwater, vermijden van overloop mestputten; dat naar aanleiding van
7 AMV /126707/1000
deze bezwaren, bij zonde re milieuvoorwaarden werden opgenomen in de bestreden beslissing teneinde de hinder tot een voor de omgeving aanvaardbaar niveau te kunnen beperken; dat de bebouwing binnen een straal van 100 meter, gemeten vanaf de perceelsgrenzen, een 6-tal woningen en een ander landbouwbedrij f bedraagt, allen gelegen in het agrarisch gebied waar een grotere tolerantiegraad wordt geduld;
Overwegende dat door een afgevaardigde van de afdeling Milieuvergunningen in aanwezigheid van de exploitant, naar aanleiding van het beroepschrift, kon worden vastgesteld dat de bestaande opslagplaatsen voor mengmest buiten de stallen verouderd zijn (reeds 30 jaar oud) en niet strikt beantwoorden aan de huidige regels van goed vakmanschap zoals voorzien in artikel 5.9.2.3, §2 en bijlage 5.9 van titel 11 van het Vlarem; dat eveneens volgens de bepalingen van Afdeling 5.9.7 van titel 11 van het Vlarem de bedoelde waarnemingsbuizen (peilputten) tot op heden ontbreken; dat de controle op de naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden een aangelegenheid is welke behoort tot de bevoegdheid van de bevoegde toezichthoudende overheid; dat betrokken exploitant terplaatse heeft verklaard de bestaande stallen te zullen moderniseren volgens de best beschikbare technieken met beperking van de ammoniakreductie (de opslag van mengmest in de stallen onder de batterijen zal worden vervangen door een afzonderlijke bandbeluchting en verrijkte kooien met regelmatige verwijdering droge kippenmest, geen opslag meer van mengmest binnen en buiten de stallen);
Overwegende dat bij beslui t van de Vlaamse regering van 26 juni 1996 (gepubliceerd in het Belgisch staatsblad van 3 juli 1996), tot wij ziging van ti tel I en titel Ir van het Vlarem, de inrichting was ingedeeld onder de rubriek 9.3.1.c),2°, kippenstal, stal voor pluimvee enlof gevogelte in een agrarisch gebied, met meer dan 20.000 kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week, als een klasse I-inrichting waarvoor de vergunning wordt aangevraagd bij de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen; dat naar aanleiding van deze wij ziging van de indelingsrubriek op 12 december 1996 een milieuvergunningsaanvraag werd ingediend door betrokken exploitant bij de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen; dat uit de bijlagen 1 en 2, behorende bij deze milieuvergunningsaanvraag, duidelijk blijkt dat deze aanvraag werd ingediend in toepassing van artikel 38,§1 van titel I van het Vlarem (een inrichting die na wijziging of aanvulling van de indelingslijst vergunnings-
8 -
AMV /126707/1000
plichtig wordt); dat bij besluit van 29 mei 1997 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen de vergunning werd verleend bij akteneming, voor een termijn van 5 jaar verstrijkend op 29 mei 2001, voor 4 kippenstallen voor het fokken van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen ouder dan 1 week); dat echter in de praktijk de opfokpoeljen tussen de 17 tot 18 weken worden gehouden tot wanneer deze legrijp zijn;
Overwegende dat de definitieve bouwvergunning voor deze stallen werd verleend voor 1 september 1991 en dat volgens de gegevens van de Vlaamse Landmaatschappij de Mestbankaangifte van het aanslagjaar 1993 werd ontvangen op 15 januari 1993, dus vóór 29 september 1993 waarop dieren vermeld waren, zodanig dat deze inrichting conform de bepalingen van artikel 2,7 van het meststoffendecreet kan beschouwd worden als een bestaande veeteeltinrichting; 0
Overwegende dat in toepassing van artikel 5.9.2.3,§1 en bijlage 5.9, hoofdstuk 7, van titel 11 van het Vlarem, er een minimum mengmestopslagcapaciteit moet zlJn voor een periode van 6 maanden van 59 x 10 m' /1.000 dierplaatsen (opfokkippen natte mest) = 590 m'; dat er reeds vroeger 1.500 m' natte mest werd vergund en opnieuw wordt aangevraagd; dat er bijgevolg voldaan is aan deze bepalingen van titel 11 van het Vlarem;
Overwegende dat het voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag de verdere exploitatie betreft van een inrichting voor het stallen van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen in vier stallen van el k 14.750 stuks, ouder dan 1 week) en 1.500 m' opslag natte mest; dat in functie van het gevraagde aantal dieren, zijnde 59.000 stuks pluimvee ouder dan 1 week en het concept van de stallen (een batterij zonder geforceerde mestdroging met regelmatige mestafvoer naar een gesloten put, mechanische verluchtingssystemen niet aangesloten op een installatie ter bestrijding van geurhinder met verticale uitstoot en uitlaatopening < 0,50 meter boven de nok met pet, gesloten opslag dierlijke mest buiten de stallen) het aantal waarderingspunten begrepen ligt tussen de 75-150; dat overeenkomstig artikel 5.9.5.3, §5 van titel 11 van het Vla rem hiervoor een minimale afstand is vereist van 300 meter ten opzichte van hindergevoelige gebieden (woonuitbreidingsgebied, natuurreservaat of natuurgebied met wetenschappelij ke waarde, verblijfsrecreatiegebied, woongebied ander dan woongebied met
9 -
AMV /126707/1000
landelijk karakter; dat bovenvermelde aanvraag hieraan voldoet; dat bijgevolg deze aanvraag in overeenstemming is met deze bepalingen van titel 11 van het Vlarem;
Overwegende dat voor de aangevraagde inrichting, gelegen in de Houtstraat 79 te 9870 Zulte, uitgaande van de Mestbankaangiften (aanslagjaren 1999-2001, productiejaren 1998-2000) en rekeninghoudend met de gekende vergunningbeslissingen, kan gesteld worden dat er nog een geldige milieuvergunning bestaat voor de exploitatie van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen van legkippen in vier stallen van elk 14.750 stuks, ouder dan 1 week); dat deze inrichting bijgevolg een vergunde mestproductie heeft van 18.290 kg N en 10.620 kg P205;
Overwegende dat het voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag de verdere exploitatie betreft van een inrichting voor het stallen van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoelj en van legkippen in vier stallen van elk 14.750 stuks, ouder dan 1 week); dat de aangevraagde inrichting een gewenste te vergunnen mestproductie zal hebben van 18.290 kg N en 10.620 kg P205; dat deze aanvraag geen stijging inhoudt van de vergunde mestproductie; dat bijgevolg deze aanvraag voldoet aan de bepaling van artikel 33ter, §1, 1 c) van het meststoffendecreet; 0
,
Overwegende dat voor de laatste drie kalenderjaren zijnde de aanslagjaren 1999, 2000, 2001, (productiejaren 1998, 1999, 2000) werd voldaan aan de aangifteplicht en derhalve de aanvraag verenigbaar is met artikel 33ter, §1, 3 0 van het meststoffendecreet;
Overwegende dat de aangegeven mestproductie van deze inrichting voor de laatste drie kalenderjaren, voorafgaand aan het j aar van de aanvraag, gemiddeld 7.397 kg P20S bedroeg; dat de bij de Mestbank bekende wijze van mestafzet van dit bedrijf de laatste 3 kalenderjaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 7.397 kg P2 0 S bedroeg; dat in het verleden gemiddeld 100% van de opgegeven mestproductie werd afgezet conform de bepalingen van het meststoffendecreet, wat als voldoende kan bestempeld worden; dat derhalve de aanvraag verenigbaar met de bepalingen van het voornoemd artikel van het meststoffendecreet;
10 -
AMV /126707/1000
Overwegende dat de derde klasse ingedeelde onderdelen van de inrichting in de bestreden beslissing werden vergund doch dienen beschouwd als zijnde akte van genomen;
Overwegende dat bij het indienen van de vergunningsaanvraag op 12 december 1996, volgens de toenmalige verklaring van de exploitant de bestaande vergunning slechts kuikens omvatte van < 3 weken, welke slechts vergunningsplichtig werden op 3 juli 1996; dat echter in de praktij k de opfokpoelj en tussen de 17 tot 18 weken worden gehouden tot wanneer deze legrijp zijn; dat betrokken exploitant nooit een vergunning heeft aangevraagd of bekomen voor stuks pluimvee ouder dan 3 weken, alhoewel deze dieren reeds vroeger vergunningsplichtig waren; dat bijgevolg de vergunning voor de verdere exploitatie slechts kan verleend worden voor 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen in 4 stallen van elk 14.750 stuks van 1 tot 3 weken); dat de exploitatie van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen in 4 stallen van elk 14.750 stuks van 4 tot 18 weken) dient geweigerd te worden;
Overwegende dat de aanspraken aangehaald door de beroepsindiener als volgt kunnen worden geëvalueerd: • de verklaring voor de verdere exploitatie van 59.000 stuks pluimvee (opfokpoeljen in 4 stallen van elk 14.750 stuks van 1 tot 3 weken) werd duidelijk omschreven in voorgaande overwegingen; de beperking van de leeftijd van de dieren is louter een gevolg van de vroegere verklaringen van de exploitant; • de algemene beginselen van behoorlij k bestuur werden niet geschonden; het behoort aan betrokken exploitant zelf, in functie van de vigerende wetgeving, om de nodige vergunningen aan te vragen overeenkomstig de bepalingen omschreven in het milieuvergunningsdecreet en de bepalingen van titel I van het Vlarem;
Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat het beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beslissing te wijzigen;
11 -
AMV/l26707/l000
BES L U I T
Het ontvankelijk bevonden beroep van de NV De Biest, Waregemsesteenweg 186, 9770 Kruishoutem, aangetekend tegen het besluit nr. 082/4408l/74/l/A/l/BL!VC van 24 oktober 2002 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen, houdende:
Artikel
1.
1. het verlenen van de vergunning, voor een termijn verstrijkend op 24 oktober 2022, aan de NV De Biest, Waregemsesteenweg 186, 9770 Kruishoutem, om een pluimveehouderij, gelegen te 9870 Zulte, Houtstraat 79, op de kadastrale percelen, afdeling 1, sectie B, nrs. 1020b, 1022b, verder te exploiteren en omvattende: • stallen voor 59.000 stuks opfokpoeljen in vier stallen van elk 14.750 stuks, in agrarisch gebied (van 1 tot 3 weken) ; • de opslag van 15.000 liter petroleum in een bovengrondse houder; • de opsl'ag van 1.500 m3 dierlij ke mest; • 8 warme luchtblazers (2 per stal) met een individueel warmtevermogen van 93 kW, en een totaal geïnstalleerd warmtevermogen op de inrichting van 744 kW; 2. het weigeren van de vergunning voor het 59.000 opfokpoeljen van 4 tot 18 weken.
exploiteren
van
wordt ongegrond verklaard.
2. De bestreden beslissing nr. 082/4408l/74/l/A/l/BL/VC van 24 oktober 2002 van de bestendige deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen, houdende het gedeeltelijk verlenen van bovenvermelde vergunning aan de NV De Biest, Waregemsesteenweg 186, 9770 Kruishoutem, om een pluimveehouderij, gelegen te 9870 Zulte, Houtstraat 79, verder te exploiteren,
Art.
wordt gewijzigd als volgt: l)
in artikel 1, §l van het bestreden besluit worden de volgende in de derde klasse ingedeelde onderdelen van de inrichting geschrapt:
12 AMV /126707/1000
• • 2)
de opslag van 15.000 liter petroleum bovengrondse houder; de opslag van 1.500 m3 dierlijke mest;
in artikel Ivan het bestreden beslui t §3 toegevoegd:
in
een
wordt de volgende
"§3. Er wordt akte genomen van de volgende in klasse 3 ingedeelde onderdelen van de inrichting, mits naleving van de toepasselijke milieuvergunningsvoorwaarden: • de opslag van 15.000 liter petroleum in een bovengrondse houder; • de opslag van 1.500 m3 dierlijke mest;".
De overige bepalingen van het beroepen besluit worden bevestigd.
Art.
3.
4. Dit besluit wordt genoteerd in de notulenboek van de bestendige deputatie notulering van de bestreden beslissing.
Art.
Brussel,
rand van tegenover
3 0 APR. 2003 de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
) Vera DUA
het de