vra2008ez-09 27 561-34
Uitvoering Nationaal Antennebeleid VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van VROM d.d. 23 april 2008 over de stand van zaken ten aanzien van verbeteringen aangaande de uitvoering van het Nationaal Antennebeleid (27 561-34), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen. De vragen en opmerkingen zijn op 12 juni 2008 aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van VROM voorgelegd. De voorzitter van de commissie, Kraneveldt-van der Veen De griffier van de commissie, Franke
NDS15221 0708tkndsvra2008ez-09
1
Inhoudsopgave I.
blz.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP – Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
II. Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister van VROM
2 2 3 3 5
6
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA In de brief van 23 april 2008 geeft het kabinet een overzicht van de stand van zaken betreffende het Nationaal Antennebeleid. In september 2006, bijna twee jaar geleden, sprak de Kamer met het kabinet over het antennebeleid en werden nogal wat problemen gesignaleerd. Het is goed dat nu in detail wordt ingegaan op de punten die destijds zijn aangedragen. Zo is er nog altijd ongerustheid over de mogelijke effecten van radiogolven van GSM en van UMTS-antennes. Onderzoeken geven geen aanleiding tot ongerustheid, er is extra geïnvesteerd in voorlichting en tóch weigeren gemeenten mee te werken aan de plaatsing van masten. Gemeenten zeggen bang te zijn voor de gezondheidsrisico’s. Uit de brief maakt de leden van de CDA-fractie op dat het kabinet nog eenmaal een ultieme poging doet om onwillige gemeenten over de streep te trekken. De informatievoorziening wordt verbeterd, antennes lager dan vijf meter kunnen vergunningvrij worden geplaatst. Dit laatste is onder andere het geval bij de plaatsing van antennes op woongebouwen. Om bewoners toch inspraak te geven is in het kader van een convenant met de VNG een instemmingprocedure opgesteld. Concreet betekent dit laatste dat een meerderheid van de huurders plaatsing van een antenne kan tegenhouden. In de praktijk blijkt dat de zorgen van bewoners door deze procedure kennelijk eerder toe- dan afnemen. Meer inspraak door de bewoners betekent meer weerstand. Inmiddels zijn nieuwe partijen die gebruikmaken van nieuwe mobiele technieken tot de markt toegetreden. Zij hebben het convenant niet ondertekend en voor hen gelden de aanvullende maatregelen niet. Hierdoor ontstaat een ongelijke situatie. Is het kabinet bereid om ervoor te zorgen dat er een level playing field ontstaat? Verder wordt aangegeven dat een voornemen om een antenne te plaatsen in de toekomst eerder bekendgemaakt zal worden. Dit betekent overigens dat de wetgeving moet worden aangepast. Met name operators zullen hierdoor anders te werk moeten gaan. Hoe wordt hier door de operators op gereageerd? Van de koepelorganisatie MoNet begrijpen de leden van de CDA-fractie dat er de nodige vragen worden gesteld naar aanleiding van de voorliggende brief. Men veronderstelt geen oplossing van de problemen, maar eerder het tegenovergestelde. Hoe zijn de gesprekken over dit onderwerp met de directbetrokkenen verlopen? Waarom is een meldingsplicht van antennes noodzakelijk? Geeft het antenneregister niet voldoende inzicht? En leidt een meldingsplicht niet tot onnodige administratieve lastenverzwaring? Ook voor de plaatsing van antennes in nieuwbouwprojecten worden de procedures aangepast. Overigens wordt niet duidelijk wat er gebeurd als een meerderheid van de huurders, omwonenden of de gemeente tegen
2
plaatsing van een antenne blijft. Soms gaat het om frequenties die zijn «verkocht» en dan heeft de overheid naar mening van de leden van de CDA-fractie een «leveringsplicht». Hoe beoordeelt het kabinet dit? Dit geldt zowel voor de plaatsing van vergunningvrije als vergunningplichtige antennes. Ook wordt momenteel gewerkt aan de wettelijke verankering van blootstellinglimieten van afspraken die in het kader van het convenant zijn gemaakt. Hierbij wordt de begrenzing aangehouden die de Europese Commissie op grond van wetenschappelijk onderzoek aangeeft. Wat betekent de wettelijke verankering? Kan daarna plaatsing van en op grond van vermeende gezondheidsrisico’s nog worden tegengehouden? Het lijkt de leden van de CDA-fractie voor de hand liggend dat daarna elke bezwaarmaker een eventuele juridische toetsing zal verliezen. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief betreffende het Nationaal Antennebeleid. Zij hebben hier nog enkele vragen over. Het stemt de leden van de PvdA-fractie tevreden om te zien dat er nadrukkelijk naar verbeterpunten wordt gezocht betreffende de procedure rond instemming door bewoners bij een plaatsingsverzoek voor een antenne. Binnen die procedure leken toch vaak de nodige onduidelijkheden en misvattingen te bestaan onder partijen. Zij vragen echter hoe de uniforme naleving en uitvoering van deze veelal lokale omgang met procedures worden bewaakt en gecontroleerd. Kan het kabinet daarnaast aangeven wat op dit moment de positie is van gemeenten die niet wensen mee te werken aan plaatsing van vergunningsvrije en vergunningsplichtige masten, ondanks de convenantafspraken? Hoe wordt hier mee omgegaan en wat betekent dit op dit moment nog voor de uitrolverplichting en -realisatietermijn van UMTS-providers? Het kabinet gaat in de brief niet in op de aangekondigde onderzoeken naar lange termijn effecten bij blootstelling aan stralingvormen. Kan worden aangegeven op welke termijn de Kamer hierover nader wordt geïnformeerd, wat de globale projectopzet zal zijn en op welke wijze relevante partijen hierbij betrokken zullen worden? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de SP fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief. De ongerustheid onder burgers is volgens hen goed te begrijpen. De onduidelijkheid over gezondheidsrisico’s als gevolg van een langdurige blootstelling aan de straling van antennes leidt tot ongerustheid. In de brief wordt gesproken over het verminderen van onrust onder burgers door de inzet van extra capaciteit voor het informeren en voorlichten van deze burgers. Dit wordt gebracht als een verbetering van de situatie. Dit is volgens de leden van de SP fractie slechts een schijnoplossing. De ongerustheid wegnemen is iets anders dan zekerheid hebben of er gezondheidsrisico’s zijn als gevolg van elektromagnetische straling dan wel wanneer deze zich voordoen zodat afdoende maatregelen getroffen kunnen worden. De leden van de SP fractie zijn nieuwsgierig naar extra capaciteit die beschikbaar wordt gesteld voor het informeren en voorlichten van burgers over antennes. Welke kosten zijn er mee gemoeid en over welke
3
periode wordt deze extra capaciteit ingezet? Gaan deze leden er terecht van uit dat ook openlijk over de bestaande onzekerheden over de gezondheidsrisico’s naar burgers toe wordt gecommuniceerd? Hoe staat het met de voortgang van de onderzoeken naar de gevolgen van blootstelling aan straling? Welk onderzoek is inmiddels gestart en welke instellingen verrichten het onderzoek? Wordt nu ook onderzoek gedaan bij degenen die nu reeds menen dat de door hen ervaren gezondheidsklachten worden veroorzaakt door elektromagnetische straling? De leden van de SP fractie zijn van mening dat bij de wettelijke verankering van de blootstellinglimieten een veilige marge hét uitgangspunt moet zijn. Kan het kabinet aangeven waarom België, Italië en Rusland kiezen voor veel lagere stralingsnormen? Op welk wetenschappelijk onderzoek baseren deze landen de normen voor elektromagnetische straling? Daarnaast stellen deze leden vraagtekens bij de beslissing om netwerkoperators niet mee te laten betalen aan het programma Elektromagnetische Velden & Gezondheid (EMV&G). Terwijl dit tijdens het algemeen overleg van 7 september 2006 wel was toegezegd. Zij zijn immers de verantwoordelijken voor de elektromagnetische straling en kunnen hier kosteloos mee doorgaan. De overheid wordt eenzijdig verantwoordelijk gehouden voor de uitvoering en de kosten van het onderzoek. Dit is niet conform het principe van de producentverantwoordelijkheid en «de vervuiler betaalt». Het argument dat anders mogelijk beïnvloeding van het onderzoeksprogramma plaatsvindt, is een gelegenheidsargument. Zou het onderzoek niet op identieke wijze kunnen worden uitgevoerd door onafhankelijke onderzoeksinstanties wanneer er sprake zou zijn van cofinanciering door de betrokken netwerkoperators? Heeft het kabinet bepaalde aanwijzingen om de onderzoekers of netwerkoperators te wantrouwen? Bovendien vragen de leden van de SP fractie of de onafhankelijkheid nu wel is gegarandeerd. Vooral nu de overheid zo nadrukkelijk tot doel heeft om de ongerustheid van burgers weg te nemen, kan er sprake zijn van een bepaald belang voor de overheid bij de uitkomsten van het onderzoek. Hoe denkt het kabinet die schijn van belangenverstrengeling weg te nemen? Deze leden begrijpen de terughoudendheid van veel gemeenten bij plaatsing van nieuwe antennes. Zonder de problemen van een mogelijk verminderde dekkinggraad van netwerken te bagatelliseren, is het verstandig om omzichtig om te gaan met de plaatsing van nieuwe antennes totdat er meer bekend is. Zij zijn van mening dat dit voorzorgsbeginsel ook door het kabinet gehanteerd moet worden zolang de gezondheidsrisico’s van straling nog niet volledig bekend zijn. Deze leden blijven bij hun mening dat de instemmingprocedure zoals deze nog steeds wordt gehanteerd, niet te verdedigen valt. Momenteel wordt er een systeem gehanteerd waarbij bewoners die niet hebben gereageerd op een bericht van plaatsingsplannen worden gerekend onder de bewoners die akkoord zijn met plaatsing. Hierdoor wordt de verantwoordelijkheid voor initiatief verlegd van de netwerkoperator naar de burger. De toezegging van voormalig staatssecretaris Van Geel (VROM) om via het convenant hier op toe te zien, is nooit uitgevoerd. Deze toezegging zou een systeem inhouden waarbij er een meerderheid van 50% + 1 van de betrokken bewoners schriftelijk aangeeft dat zij geen bezwaar hebben tegen plaatsing alvorens een vergunning wordt verschaft. Is het kabinet
4
bereid het convenant hier alsnog op toe te laten zien en de bewoners met terugwerkende kracht de kans te geven al dan niet in te stemmen met plaatsing? Deze leden zijn voorts van mening dat de norm voor vergunningvrije antenne-installaties niet alleen gebaseerd moet zijn op de lengte van de antenne, maar tevens op het stralingsniveau welke de antenne afstoot. Hierdoor zou er sprake zijn van een versterking van de mogelijkheden tot ingrijpen bij de plaatsing van kleine (minder dan 5 meter), doch krachtige antennes. Zij zien ook een toenemende verrommeling van het straatbeeld door een groeiend aantal antennes op daken. Kan het kabinet toezeggen dat er bij het plaatsingsbeleid voortaan ook rekening moet worden gehouden met de mogelijke visuele vervuiling? Zijn er mogelijkheden om providers te dwingen tot plaatsing van gecamoufleerde antennes? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief, deze roept bij hen een aantal vragen op. Is het niet tegenstrijdig dat nu al voor een bouwvergunningvrije antenneinstallatie een instemmingprocedure bestaat? Betekent bouwvergunningvrij nu juist niet dat er géén instemming nodig is van derden? Begrijpelijk is het dat burgers door een instemmingprocedure op het verkeerde been worden gezet. Is overwogen om deze procedure te laten vervallen en in plaats daarvan vooral aandacht te besteden aan voorlichting, met name over de blootstellinglimieten en de bewaking ervan? De nieuwe informatieplicht over bouwvergunningvrije antennes, de zogenoemde vooraankondiging, kan bij burgers de suggestie van inspraak wekken, hoewel hier geen sprake van is. Waarom wil het kabinet deze nieuwe verplichting invoeren? Welke effecten worden verwacht en op basis van welk onderzoek worden deze verwacht? Zou deze nieuwe verplichting niet juist averechts kunnen werken, gezien de suggestie van inspraak die ervan uit kan gaan? Waarom wordt de informatieplicht opgelegd aan de operators, terwijl voor andere bouwwerken, met of zonder bouwvergunningverplichting, het de gemeente is die mededeling doet in de wekelijkse informatie? Ontstaat niet een veel duidelijker beeld als consequent de gemeente de informatievoorziening verzorgt, zodat daarmee de informatie met betrekking tot alle bouwwerken gelijk is? Hoe kan het dat sommige burgers en gemeentebesturen nog steeds bezorgd zijn, hoewel alle onderzoek duidelijk maakt dat deze bezorgdheid niet nodig is? Als onderzoek inderdaad voldoende duidelijkheid schept, wat zijn dan de argumenten voor deze informatie plicht voor operators? Momenteel is er nog veel versnippering van beheer en exploitatie van opstelpunten van de rijksmasten. Eigendom en beheer is thans bijvoorbeeld over minimaal vier ministeries verdeeld. Dit werkt niet bevorderend voor de voorbeeldfunctie van de overheid waarover in de brief wordt gesproken. Waarom biedt het Antenneregister geen informatie over de opstelpunten van de rijksoverheid? Is het kabinet het met de leden van de VVD-fractie eens dat operators hierdoor niet aan de voor hun benodigde informatie kunnen komen? Zo ja, wat is het kabinet van plan hieraan te doen? Kan het kabinet toezeggen om ten behoeve van de opstelpunten op
5
rijkseigendommen één centraal loket te creëren, waar de operators terecht kunnen voor informatie over de opstelpunten van de rijksoverheid? Waarom streeft het kabinet naar vastlegging van de convenantafspraken in wet- en regelgeving? Neemt hierdoor de regeldruk niet verder toe en ontstaat daarmee niet een star geheel, terwijl een convenant sneller aan te passen is? Is het niet juist op het gebied van (tele-)communicatie, dat nog continu in ontwikkeling en dus in verandering is, belangrijk om starre regelgeving te voorkomen en zoveel mogelijk ruimte te laten voor innovatie en verbetering? De leden van de VVD-fractie zijn het er mee eens dat nieuwe operators en nieuwe technieken gelijk dienen te worden behandeld als bestaande operators en bestaande technieken. Is daarvoor wettelijke verankering noodzakelijk, met andere woorden, zou een wettelijk verplichte deelname aan het convenant niet afdoende zijn? De bestaande operators moeten nog veel antennes plaatsen, maar stuiten steeds op tegenwerking van gemeenten. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat operators hun verplichte uitrol kunnen realiseren en gemeenten daartoe geen blokkades of vertragingen opwerpen die niet stroken met de bestaande wettelijke regels en het convenant? Kan het kabinet aangeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe verplichtingen voor de realisatietermijn van het plaatsen van antennes? Kan het kabinet aangeven wat de gevolgen van de voornemens zijn voor de lasten van het bedrijfsleven, zowel de administratieve lasten als uitvoeringlasten? Is het kabinet bereid de berekening daarvan door Actal te laten beoordelen?
II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN EZ EN DE MINISTER VAN VROM
6