Vechten om olie Drs. Pyt Douma 2 november 2005 Deze lezing zal gaan over de rol van diamanten en olie in gewelddadige conflicten in subSahara Afrika. Hierbij beperken we ons tot het fenomeen oorlogseconomieën. Wat is een oorlogseconomie? We gaan het tevens hebben over locale oorlogstheater, dat zijn gelokaliseerde plekken waar oorlog gevoerd wordt. Tegenwoordig is het in sub-Sahara Afrika zo dat je veel locale oorlogstheaters ziet. Verder wordt de signatuur van de strijdende partijen bekeken. Wat is de rol van grondstoffen in oorlogsvoering? Hierbij zal aan de hand van Siërra Leone en Angola de rol van diamanten en olie verduidelijkt worden. Een definitie van een oorlogseconomie is: de militaire strijd kunnen voeren door het mobiliseren van economische middelen. Steeds meer kantelt dit begrip in de richting van economieën die gewapende actoren in stand houden, die strijden om politieke en militaire macht met elkaar binnen een land. Dat is eigenlijk de engere definitie die ik in deze lezing wil toepassen. Onder oorlogseconomie wordt dus eigenlijk verstaan economieën die draaien over de toegang tot en de controle over waardevolle grondstoffen in de doorgaans zwakke staten in sub-Sahara Afrika. Ik heb daaraan toegevoegd: deze grondstoffen worden zowel door interne als externe actoren geëxploiteerd met als doel de eigen politieke en economische belangen zeker te stellen. Daar kun je je van alles bij voorstellen. Het is belangrijk om te beseffen dat wat je als buitenstaander ziet als een lokaal conflict, in wezen veel connecties heeft met de buitenwereld. De strijd om het bezit van die grondstoffen - als je het hebt over olie of andere grondstoffen als goud, diamanten – blijft niet beperkt tot een bepaald land; er zijn allerlei externe actoren (privé actoren, bedrijven, regeringen) die er belang bij hebben om toegang te krijgen tot die resources en daar ook een deel van veilig te stellen. Deze politiek, economische verhoudingen hebben we eigenlijk altijd gekend in deze wereld, dat is niets nieuws. Waar we het vanavond eigenlijk over gaan hebben is de verwording van die strijd om hulpbronnen onder invloed van allerlei processen tot een kale machtsstrijd die niets ontziend is en die ervoor zorgt dat allerlei extreme oorlogsstrategieën worden toegepast in gebieden waar dergelijke hulpbronnen geëxploiteerd en gevonden worden. Ik heb het net al even gehad over lokale oorlogstheaters, een gekke term. Je komt in een land bijvoorbeeld Siërra Leone tijdens de oorlog, waar speelt het conflict zich af? Het conflict speelt zich af in heel kleine specifieke zones. Je ziet daar wel kleine verschuivingen, je ziet soms ook een hele tijd en status quo; actoren die elkaar eigenlijk zouden moeten bevechten maar ze doen niks. Er is zelfs sprake van enige handel bij tijd en wijlen, waarbij soms zelfs in wapens gehandeld wordt. Als je kijkt naar gewapende conflicten in sub-Sahara Afrika moet je niet verbaasd zijn over de meest gekke vormen van verkapte handelssamenwerking tussen de strijdende partijen. Deze oorlogstheaters zijn vooral te vinden in grondstofrijke gebieden, als Oost-Congo. De Kivu’s zijn een buitenwoon rijk gebied aan delfstoffen. De rebellenbeweging RCD-Goma dat dit gebied in bezit genomen heeft beheerst alleen de steden in Oost-Congo, omdat zij brede streun en ligitimiteit onder de bevolking ontbeert. Een dergelijke situatie treffen we in het Angolese conflict in de Lunda’s, een provincie in Angelo waar diamanten worden gewonnen. Daar werd steeds stuivertje gewisseld tussen de MPLA en Unita, de strijdende partijen. Dat speelde ook in Sierra Leone, waar ondanks herhaalde pogingen van het regeringsleger om weer toegang te krijgen tot die diamantwinningsgebieden, het rebellenleger Revolutionairy United Front (RUF) het bijna
acht jaar voor het zeggen gehad heeft tot die diamantenexploitatie. Zij hebben haar eigen overleving daaraan te danken. Dit wil niet zeggen dat er alleen oorlog gevoerd wordt in Afrika in grondstofrijke gebieden. Een voorbeeld hiervan is het conflict tussen Eritrea en Ethiopië. Dat heeft voornamelijk te maken met het wanbeleid van de leiders in eigen land, het gebrek aan politiek gezag en prestige. Prestige kan dus ook een reden zijn voor oorlog. Er zijn natuurlijk meerdere soorten conflicten in Afrika. Maar voor deze lezing beperken we ons tot de natuurlijke grondstoffen en de koppeling aan het begrip locale oorlogstheaters. Dit kunt u zich voorstellen als tijdelijke zones waar conflicten tussen partijen uitgevochten worden, die niet voortdurend met elkaar vechten en zelfs het grootste gedeelte van de tijd helemaal niets doen. De strijdende partijen: in het klassieke beeld gaat men uit van aan de ene kant de legitieme macht, de staatsmacht, en een niet-legitieme macht die de macht probeert te grijpen. De regering is goed, de rebellen zijn fout. Het woord rebel heeft ook een negatieve connotatie. Een dergelijk zwart-wit beeld bestaat in de werkelijkheid echter niet, zeker niet in sub-Sahara Afrika. Veelal is er sprake van een machtsstrijd tussen verschillende elites, die zelf een eigen regionale machtsbasis hebben. Dat kan een etnische groep zijn, maar het kan ook een constellatie van etnische groepen zijn die historisch gezien elkaar gesteund hebben. Dat kan over grenzen heen gaan. In 1889 zijn, tijdens het congres in Berlijn, de grenzen van de staten in Afrika nogal arbitrair getrokken. De consequenties daarvan zijn tot op de dag van vandaag merkbaar in alle Afrikaanse staten en is niet meer op te lossen. Het is sindsdien een enkele keer gelukt dat een land zich af kon scheiden uit die arbitraire staatsgrenzen; Eritrea. Maar er zijn betrekkelijk weinig voorbeelden te noemen in Afrika van nieuwe landen die ontstaan zijn uit de oude staatsverbanden. Graag wil ik even doorgaan op het begrip legitimiteit in relatie tot de strijdende partijen. Het begrip legitimiteit bestaat eigenlijk nauwelijks in de context van sub-Sahara Afrika. Tenminste, als je het hebt over conflictsituaties. Tijdens een conflict doen de partijen allerlei pogingen om de burgerbevolking aan zich te binden. Maar naarmate een conflict voortduurt – soms duren conflicten wel 10 tot 25 jaar – heeft dit vaak weinig effect. Dat komt doordat de hele machtsstrijd alle resources opslurpt, en er daardoor nauwelijks meer iets overblijft voor de bevolking. Dus in feite zie je dat een aantal van die partijen in een soort doodstrijd verwikkeld zijn om die politieke, economische macht binnen een staat. Dit geeft het contrast aan en ook dat het dichotome beeld dat mensen hebben van “the good-guys and the bad-guys” niet relevant is. Je moet veel meer kijken naar de motieven van een actor; waarom vecht een bepaalde groep? Is het een legitieme wens om te komen tot een stukje onafhankelijkheid voor een specifieke bevolkingsgroep? Of een wens van een kleine groep om er zelf beter van te worden? Dan de rol van grondstoffen in conflicten. Ik denk dat het belangrijk is om te kijken naar de politieke cultuur in sub-Sahara Afrika. In veel landen vind je patronagesystemen waarbij de politieke baas gunsten uitdeelt aan lage leiders die vervolgens weer gunsten uitdelen aan weer een lagere leider; het is een piramidesysteem van gunsten en plichten ten opzichte van elkaar. Een leider kan zichzelf alleen maar in stand houden zolang hij in staat blijft om voldoende giften uit te delen aan mensen die hem loyaal zijn. Die loyaliteit heeft dus een prijs. Dit leeft in Afrika vrij sterk. Dit is niet zo gek als je je bedenkt dat Afrika geen welvaartstaat is, geen sociale voorzieningen heeft, niets. Dit dient als ondersteunend systeem binnen de huidige politieke context. Dit systeem wordt niet altijd gewaardeerd, in verband met corruptie, dictaturen enzovoort. Maar door dit systeem hebben veel landen het wel lang volgehouden! Afgezien van de extreme gevallen zijn er ook een aantal functionele patronagesystemen. Bij
het bedenken van oplossingen, zul je dus ook een alternatief voor dit systeem moeten ontwikkelen, dat lijkt me persoonlijk nog geen sinecure! Graag wil ik beginnen met de manier waarop diamanten normaal worden geëxploiteerd. In een land als Siërra Leone tref je in een aantal rivieren grote afschuttingen met daarin elektromotoren die in de rivier hangen, het water wordt uit een deel van de rivier gepompt, mannen staan in de blubber om emmers met gravel naar boven te halen, mensen zijn aan het zeven, waarbij de opzichter onder een parasol het toezicht houdt. Deze opzichters werken in Siërra Leone vaak voor Libanezen, de handelslieden van West-Afrika. Deze voorziet een groep werkers van eten en materiaal. Na een aantal weken werk, wordt er onderhandeld over de prijs van de opbrengst. Omdat de provider (de Libanees) geïnvesteerd heeft in materiaal heeft deze voorrang bij de koop. Hier ontstaat een soort spel; een aantal opzichters wil meer verdienen en probeert onafhankelijk te zijn van de provider. Een goed alternatief is de groep informanten. De informanten zijn in dienst van andere providers en proberen te achterhalen wanneer de grote diamanten gevonden worden. Als dat het geval is proberen ze buiten de lokale provider om toegang te krijgen tot de mijnwerkers om op illegale manier de diamanten op te kopen. Lokale opzichters in dinest van de betrokken provider proberen dat tegen te gaan. Bij olie is dat een heel ander verhaal. Bij olie is er altijd sprake van grootschalige industriële exploitatie. In Angola werd van oudsher de meeste olie gewonnen in de Kabinda enclave, de olierijke enclave van Angola. Deze ligt ten noorden van de Kongo rivier. Gaandeweg zijn er ‘off-shore gebieden’ ontdekt dwaar gigantische hoeveelheden olie zitten. De olie exploitatie heeft zich in geval van Angola meer richting zee verplaatst. Er zijn continentale gebieden afgebakend welke allemaal aan allerlei buitenlandse oliemaatschappijen zijn toegekend. Dat is een vrij grootschalig proces geweest. Dit in tegenstelling tot wat je in Soedan ziet; daar is de oliewinning op het land. Het is veel makkelijker om ‘off-shore’ olievelden te beschermen dan ‘on-shore’ olie-installaties. Dus militair strategisch is het veel simpeler voor de regering van Angola om haar eigen oliebelangen te beschermen dan voor de regering van Soedan. Het conflict in Siërra Leone: in 1990 begon het met een inval van de rebellengroep Revolutionary United Front. Dat was een groep mensen met verschillende achtergronden. In eerste instantie ondervonden zij zeer weinig tegenstand in het land, het leger van Siërra Leone was slecht georganiseerd, had weinig gezag en was corrupt. Dit maakte het mogelijk voor de rebellengroep om in korte tijd grote gebieden in bezit te nemen. Begin jaren ’90 is er een militair geweest die ervoor gezorgd heeft dat er wat meer pit in het leger kwam, dus meer weerstand tegen de RUF. Die heeft ook een buitenlandse militaire onderneming ingeschakeld, welke zijn expertise ten dienst gesteld hebben aan het leger. Dit had veel succes! In korte tijd waren de RUF gelokaliseerd en opgepakt. Maar ondertussen zaten de RUF mensen ook te onderhandelen met de regeringsvertegenwoordigers van Siërra Leone. U kunt zich voorstellen hoe die leiders zich voelden; achter hun rug om werden ze uitgeroeid en ze moesten mooi weer spelen bij de regering. Het wantrouwen wat ontstond in 1995 is altijd blijven voortbestaan en is ook de basis waarom je beter begrip op kunt brengen voor de gruwelijkheden die over en weer begaan zijn tijdens die oorlog. Om een lang verhaal kort te maken: op een gegeven moment is het RUF ten onder gegaan aan zijn eigen desorganisatie, er waren teveel tegenstellingen onderling tussen militaire leiders, er was geen coördinatie en ze hebben niet de omslag kunnen maken van een rebellenbeweging naar een politieke groepering. Want gaandeweg dat proces is er natuurlijk veel druk van buitenaf gekomen om te proberen een diplomatieke oplossing te vinden voor dit conflict. De RUF heeft naar schatting zo’n 350 – 450 miljoen dollar per jaar verdiend aan de diamanten exploitatie. Ongeveer 50 procent van dit bedrag was nodig voor het witwassen van het geld en verdween in de zakken van anderen. De regering van Siërra Leone heeft ongeveer
8 jaar lang geen toegang gehad tot de belangrijkste hulpbron van het land, de diamanten. De regering had geen geld! Men ging geld lenen van institutionele beleggers of mijnbouwbedrijven die graag concessies wilden hebben in de toekomst in dat mijngebied. Zij veronderstelden dus dat uiteindelijk het legitieme gezag weer zou worden hersteld! Dit gebeurde vaak en gebeurde buiten parlementaire controle om, als die er al was. Dit is een nietlegitieme daad van een vermeende legitieme actor! Uiteindelijk heeft de regering van Siërra Leone het gered, niet omdat ze zelf zo slim waren, maar omdat Nigeriaanse dictator Sani Abachia het RUF onder druk zette. Dus er was meer regionale geldpolitiek die de regering gered had, plus een interventie van Britse troepen die ingrepen. Het RUF was een nietsontziende terreurbeweging, maar de Nigeriaanse soldaten waren ook geen lieverdjes. Het interventiegebeuren van de regionale veiligheidsorganisatie ECOMOG, waarin Nigeriaanse troepen domineerden, werd gefaciliteerd met geld vanuit Europa! Ten tijde van de Ecomog interventie in Sierra Leone (1997) speelde in Europa de Joegoslavië crises waardoor er weinig interesse en controle was over de bestemming van het Europese geld. Dan nu de conflictsituatie in Angola. Er waren aanvankelijk drie conflictpartijen; een daarvan is vrij voorspoedig na de onafhankelijkheid van Portugal verslagen, dat was de FNLA van Roberto Holden. Dit was in 1975. Dan blijven over de MPLA van Dos Santos en Unita van Jonas Savimbi. Die twee hebben jarenlang gespeeld met de Koude Oorlog gegevens – de tegenstelling tussen Amerika en de Sovjet-Unie – en hebben daarvan geprofiteerd. Het MPLA was een Marxistische beweging die steun kreeg van de Sovjet-Unie en die in ruil voor wapens olie leverde. Cubaanse militairen speelden ook een rol in dat verhaal. Die werden door de Sovjet-Unie indirect gedwongen om te gaan vechten in Angola voor de MPLA. De Unita werd gesteund door het toenmalige Zaire en door het apartheidsregime van Zuid-Afrika. Daarachter zat Amerika, die faciliteerde dat proces, gaven in het geheim wapens en geld. Dit heeft geduurd van 1975 tot 1990. Daarna veranderde de hele constellatie. Het gevolg daarvan was dat zowel de MPLA als Unita eigen resources moesten vinden om die oorlog te kunnen voortzetten. Ze richtten zich daardoor voornamelijk op hun eigen grondstoffen, diamanten en olie. Vanaf het begin is het conflict tussen deze twee leiders ook een persoonlijk gevecht geweest. Dit is uitgevochten over de ruggen van 12 miljoen Angolezen in een periode van 25 jaar! In 1996 heeft de leider van Unita een strategische blunder gemaakt door over te gaan op conventionele oorlogsvoering. Hij kocht tanks en troepen en dacht de MPLA in een conventionele oorlog te kunnen verslaan. In die tijd was 70 % van Angola in handen van Unita, de NPLA zag eigenlijk alleen in stedelijke enclaves als de hoofdstad Luanda. Daar hadden zij een gebied van 30 bij 30 km waar overigens wel een derde van de bevolking zat op dat moment. En ze hadden nog wel wat kustenclaves waar zij ook nominaal de controle over hadden. Dus het was een offshore regime geworden. Niet alleen maar qua resources – van olie – maar ook qua gebieden. De omschakeling tot conventioneel leger kon Unita eigenlijk niet betalen. Naar schatting verdiende Unita 300 miljoen dollar per jaar aan de diamanten exploitatie, maar hiervan was een groot deel nodig voor bemiddelaars, transport en het wit wassen van het geld. Daarentegen werd de olieopbrengst van de MPLA steeds groter: begin jaren ’90 500.000 vaten, eind jaren ’90 750.000 vaten! De financiële basis van de MPLA werd dus alleen maar beter. Intussen verdween in de negentiger jaren het Apartheidsregime en veranderde ook de regionale politieke constellatie. In 1999 besluit Unita dan ook om zich terug te trekken in de bush als guerilla beweging. Maar eigenlijk is het dan al te laat: de beweging versplintert, de Amerikanen bieden geen steun meer en omarmen het Marxistische regime van de MPLA. Als afsluiting kijken we naar de exploitatie in vredestijd en die in oorlogstijd. Als we teruggaan naar de diamantmijnen, zie je dat militaire leiders, commandanten van
rebellenlegers, de plaats innemen van de zogenaamde providers. Ze schakelen alle concurrentie uit, zoals de informanten, en de arbeidsverhouding wordt heel erg hiërarchisch, want het leger exploiteert de diamanten. Helaas blijft er voor de mensen die daar werkzaam zijn weinig over. In de situatie van oorlog worden de diamantenmijn dus beheerd door gewapende fracties, als je als mijnwerker iets verkeerd doet wordt je geëxecuteerd. De gehele exploitatie wordt dan ook gericht op het behoud van een rebellengroepering. Hier is dan ook een cultuuromslag te zien. Bij olie gaat dit op een veel slinksere manier. Als voorbeeld nemen we de Angolese regering. Het staatsbedrijf Sanangol heeft het monopolie over het toekennen van concessies van olieblokken in het continentaal plat. Tijdens de oorlog zorgde het regime van Dos Santos ervoor dat verschillende buitenlandse maatschappijen een blok toegewezen kregen. En de verplichting was om een behoorlijk groot bedrag aan tekengeld onder de tafel te geven, wat nooit in de boekhouding kwam. Ten tweede was dat ze Junior Partner toegeschoven kregen die eigenlijk niets deed. De Junior Partner zorgde ervoor dat de regering allerlei militaire dienstverlening kon inhuren, waarvan de rekening doorgeschoven werd naar de buitenlandse oliebedrijven. Hiermee wil ik aangeven dat zodra je met de exploitatie van aardolie te maken krijgt in een oorlogssituatie er allerlei indirecte manieren worden ontwikkeld om geld af te romen. Terwijl het bij de diamantmijnen een kwestie is van het onder controle houden van je arbeidskrachten, om te voorkomen dat er diamanten in en uit gaan. Tot slot een aantal algemene observaties Concluderend kan het volgende gezegd worden: Na de val van de muur moesten de concurrerende gewapende groepen wel op zoek naar alternatieve hulpbronnen. Met als gevolg dat de natuurlijke hulpbronnen in toenemende mate worden gemonopoliseerd ten dienste van oorlogsvoering. Tevens zie je dat oorlogsvoering ervoor zorgt dat grondstoffen uit Afrika goedkoper worden op de Westerse markt, want regimes staan onder druk om zo snel mogelijk hun waar te verkopen om hiervoor in de plaats wapens aan te schaffen. In dit geval maakt het niet uit dat producten onder de marktprijs verkocht worden, het is een zaak van overleven. De zittende regimes gebruiken een legitieme status als staat om toekomstige exploitatierechten te verpachten aan buitenlandse mijnbouwbedrijven en andere geïnteresseerden. Dat is een kwalijke zaak. Een vierde conclusie kan zijn dat oorlogsvoering in toenemende mate plaatsvindt in en rond strategische belangrijke wingebieden van diamanten en olie, met uitzondering van de offshore exploitatie. Dat is namelijk militair strategisch veel makkelijker te verdedigen. Tevens gaan grondstoffenoorlogen in toenemende mate samen met extreme oorlogsstrategieën, zoals etnic clansing, human clansing – alles en iedereen komt aan de beurt, gendercide; het doden van mannen selectief –zoals dat gebeurt is in de hooglanden van Angola om de achterban van Savimbi’s Unita droog te leggen, en vervolgens zijn alle vrouwen en kinderen in vluchtelingen kampen gestopt. En hier laat je dan al die hulpverleningsclubjes op los. Die dan vervolgens in de media staan te brullen dat dit zo toch echt niet langer kan. Maar het dilemma is als je niets doet er nog meer mensen dood gaan. En
je wordt op een gruwelijke manier gebruikt door een misdadig regime, want dat is wat er gespeeld heeft in Angola. De legitimiteit van gewapende actoren neemt in de loop van langdurige conflicten af. Uiteindelijk gaat het om overleven. Essentiële staatstaken zoals het onderhouden van een goedwerkend gezondheids- of onderwijssysteem worden verwaarloosd. De grondstoffenoorlogen hebben het toekomstige ontwikkelingspotentieel van veel Afrikaanse landen op lange termijn aangetast. Tenslotte wil ik zeggen dat voortschrijdende globalisering heeft ondermeer de ongehinderde externe grondstoffen exploitatie tijdens conflicten in Afrika gefaciliteerd. Er is geen bindende jurisprudentie waaraan bedrijven en regeringen zich dienen te houden als zij handel drijven met regimes die verwikkeld zijn in interne oorlogen.