SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
1
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Vamysin 1000 mg poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie.
2
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke injectieflacon bevat 1000 mg vancomycine (als vancomycinehydrochloride), equivalent aan 1.000.000 IE. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3
FARMACEUTISCHE VORM Poeder voor concentraat voor oplossing voor infusie ‘Een witte tot crèmekleurige poreuze koek’ Na reconstitutie ontstaat een oplossing met een pH van ongeveer 3.
4
KLINISCHE GEGEVENS
1/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
4.1
Therapeutische indicaties Intraveneus vancomycine is geïndiceerd voor de volgende ernstige infecties die worden veroorzaakt door grampositieve bacteriën die gevoelig zijn voor vancomycine en die niet kunnen worden behandeld met andere antibiotica zoals penicilline of cefalosporine, of daar resistent voor zijn (zie rubriek 5.1). - endocarditis - infecties van de botten (osteomyelitis) - pneumonie - infecties van zachte weefsels Wanneer mogelijk moet vancomycine gelijktijdig met andere antibacteriële middelen worden toegediend. Dit is in het bijzonder van toepassing op de behandeling van endocarditis. Vancomycine kan worden gebruikt voor de perioperatieve profylaxe tegen bacteriële endocarditis, bij patiënten waarbij een groot risico op de ontwikkeling van bacteriële endocarditis bestaat wanneer ze uitgebreide chirurgische procedures ondergaan (bijvoorbeeld cardiale of vasculaire procedures, enzovoort) en er voor hen geen geschikte bèta-lactam antibacteriële middelen beschikbaar zijn. Houd u aan de officiële richtlijnen voor het gebruik van antibacteriële middelen.
4.2
Dosering en wijze van toediening Wijze van toediening: Parenteraal vancomycine mag alleen worden toegediend als een langzaam intraveneus infuus (niet meer dan 10 mg/min, gedurende minimaal 60 min) dat voldoende verdund is (minimaal 100 ml per 500 mg of minimaal 200 ml per 1000 mg).
2/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Bij patiënten waarvoor een vloeistofbeperking geldt, kan een oplossing van 500 mg / 50 ml of 1000 mg / 100 ml worden gebruikt. Door het gebruik van een dergelijke hogere concentratie kan het risico op infusiegerelateerde bijwerkingen groter worden. Er kunnen echter bij elke snelheid of concentratie infusiegerelateerde effecten optreden. De dosis moet individueel worden aangepast op basis van gewicht, leeftijd en nierfunctie. De vancomycineniveaus kunnen worden gemeten als assistentie bij de aanpassing van de dosering. Voor instructies over reconstitutie van het geneesmiddel voorafgaand aan toediening, zie rubriek 6.6. Dosering Intraveneus gebruik (infusie) bij patiënten met een normale nierfunctie: Volwassenen en jongeren boven de 12: De aanbevolen dagelijkse intraveneuze dosis is 2000 mg, verdeeld in doses van 500 mg om de 6 uur of 1000 mg om de 12 uur. Het geneesmiddel kan ook worden toegediend in doses van 30 tot 40 mg/kg/dag in 2 tot 4 dagelijkse toedieningen. Voor bacteriële endocarditis is het algemeen geaccepteerde regime 1000 mg vancomycine, intraveneus toegediend, om de 12 uur gedurende 4 weken, afzonderlijk of in combinatie met andere antibiotica (gentamicine plus rifampicine, gentamicine, streptomycine). Door enterokokken veroorzaakte endocarditis wordt gedurende 6 weken behandeld met vancomycine in combinatie met een aminoglycoside. .De officiële richtlijnen dienen te worden geraadpleegd. Pediatrische patiënten Kinderen van een maand tot 12 jaar: De gebruikelijke intraveneuze dosering is 10 mg/kg per dosis om de zes uur (totale dagelijkse dosering 40 mg/kg lichaamsgewicht). Elke dosis moet worden toegediend gedurende een periode van ten minste 60 minuten. Pasgeboren kinderen (voldragen): • 0-7 dagen oud: Aanvangsdosis van 15 mg/kg met daaropvolgende doses van 10 mg/kg om de 12 uur.
3/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
•
7-30 dagen oud: Aanvangsdosis van 15 mg/kg met daaropvolgende doses van 10 mg/kg om de 8 uur.
Elke dosis moet worden toegediend gedurende een periode van 60 minuten. Bij deze patiënten kan het verstandig zijn om de serumconcentraties van vancomycine goed te bewaken. Zwangerschap: Gerapporteerd is dat er significant hogere doseringen nodig kunnen zijn om therapeutische serumconcentraties bij zwangere patiënten te bereiken – zie rubriek 4.6. Bijzondere populaties Oudere patiënten: Er kan een grotere dosisreductie nodig zijn dan verwacht vanwege een afnemende nierfunctie (zie hierna). Zwaarlijvige patiënten: Het kan nodig zijn de gebruikelijke dagelijkse doses te wijzigen. Leverfunctiestoornis Er zijn geen aanwijzingen dat de dosis moet worden gereduceerd bij patiënten met leverinsufficiëntie. Nierfunctiestoornis: De doseringen moeten worden aangepast ter voorkoming van toxische serumwaarden. Bij vroegtijdig geborenen en ouderen kan een grotere dosisreductie nodig zijn dan verwacht vanwege een verminderde nierfunctie. Bij dergelijke patiënten wordt een regelmatige controle van de serumwaarden aanbevolen, aangezien er accumulatie is gemeld, met name na een langdurige behandeling. De serumconcentraties van vancomycine kunnen worden bepaald door middel van een microbiologische analyse, een radio-immunoassay, een fluorescentie-polarisatieimmunoassay of door hogedrukvloeistofchromatografie. Het volgende nomogram, dat is gebaseerd op creatinineklaringwaarden, is beschikbaar als richtlijn voor dosisaanpassingen:
4/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Het nomogram geldt niet voor functioneel anefrische dialysepatiënten. Bij dergelijke patiënten moet een laaddosis worden toegediend van 15 mg/kg lichaamsgewicht om snel therapeutische serumwaarden te bereiken; de vereiste dosis voor het behoud van stabiele waarden is 1,9 mg/kg per 24 uur. Omdat individuele onderhoudsdoseringen van 250 mg tot 1 g handig zijn, kan er bij patiënten met een sterk gereduceerde nierfunctie om de paar dagen een dosis worden toegediend in plaats van elke dag. Bij anurie wordt een dosering van 1 g om de zeven tot tien dagen aanbevolen. Indien alleen de serumwaarden van creatinine beschikbaar zijn, kan de volgende formule worden gebruikt om de creatinineklaring te berekenen: Mannen:
Gewicht (kg) x (140 – leeftijd (jaren)) 72 x serumcreatinine (mg/100ml)
Vrouwen: 0,85 x de waarde zoals berekend met behulp van bovenstaande formule Voor instructies met betrekking tot de bereiding van de oplossingen, zie rubriek 6.6. Bewaking van serumconcentraties van vancomycine: De serumconcentratie van vancomycine moet worden gecontroleerd op de tweede dag van de behandeling, direct vóór de volgende dosis en één uur na het infuus. Eén uur na het einde van de infusie moeten de therapeutische vancomycine-bloedwaarden tussen 30 en 40 mg/l (maximaal 50 mg/l) liggen; de minimumwaarden (kort voor de volgende toediening) moeten tussen 5 en 10 mg/l liggen. De concentraties moeten normaal twee tot drie keer per week worden gecontroleerd. Behandelingsduur
5/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
De totale behandelingsduur wordt bepaald door de ernst van de infectie en de klinische en bacteriologische voortgang. 4.3
Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof(fen).
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Waarschuwingen Een snelle bolustoediening (bijvoorbeeld in de loop van een paar minuten) kan worden geassocieerd met: extreme hypotensie, waaronder shock en, in zeldzame gevallen, hartstilstand, histamineachtige reacties en maculopapulaire of erythemateuze uitslag. Vancomycine moet in een verdunde oplossing via infusie worden toegediend gedurende een periode van ten minste 60 minuten, om een snelle infusiegerelateerde reactie te voorkomen. Als de infusie wordt gestopt, resulteert dit gewoonlijk in een snelle beëindiging van deze reacties (zie rubriek 4.2 en rubriek 4.8). Als gevolg van de mogelijke ototoxiciteit en nefrotoxiciteit moet vancomycine met zorg worden toegepast bij patiënten met nierinsufficiëntie en moet de dosering worden verminderd afhankelijk van de mate waarin de nierfunctie beperkt is. Het risico van toxiciteit neemt aanmerkelijk toe bij hoge bloedconcentraties of bij een langdurige behandeling. De bloedwaarden dienen te worden bewaakt en de nierfunctie dient regelmatig te worden gecontroleerd. Vancomycine dient ook vermeden te worden bij patiënten met een bestaand gehoorverlies. Als het medicijn bij dergelijke patiënten wordt toegepast, dient de dosering te worden gereguleerd, indien mogelijk door periodiek de concentratie van het medicijn in het bloed te bepalen. Doofheid kan worden voorafgegaan door tinnitus. Oudere patiënten zijn gevoeliger voor gehoorschade. Ervaring met andere antibiotica duidt erop dat het gehoorverlies progressief kan zijn, zelfs wanneer de behandeling wordt gestaakt. Gebruik in de pediatrie: Bij vroegtijdig geborenen en jonge kinderen kan het gepast zijn om de gewenste serumconcentraties van vancomycine te bevestigen. De gelijktijdige toediening van vancomycine en anesthetica wordt geassocieerd met erytheem en histamineachtig blozen bij kinderen. Gebruik bij oudere patiënten: De natuurlijke afname van glomerulusfiltratie op latere leeftijd kan leiden tot verhoogde serumconcentraties van vancomycine indien de dosering niet wordt aangepast (zie rubriek 4.2).
6/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Voorzorgsmaatregelen Bij gebruik op de langere termijn is regelmatige bewaking van de bloedwaarden van vancomycine geïndiceerd, vooral bij patiënten met een slechte nierfunctie of gehoorproblemen. Regelmatige bewaking is ook geïndiceerd bij gelijktijdige toediening van nefrotoxische respectievelijk ototoxische stoffen. De dosering moet worden getitreerd op basis van de serumwaarde. De bloedwaarden dienen te worden bewaakt en de nierfunctie dient regelmatig te worden gecontroleerd. Bij patiënten met een borderline nierfunctie en bij personen ouder dan 60 moeten seriële testen worden uitgevoerd van de gehoorfunctie en van de hoeveelheid vancomycine in het bloed. Bij alle patiënten die het medicijn krijgen toegediend moet periodiek een hematologisch onderzoek worden uitgevoerd en moeten de urine en de nierfunctie worden geanalyseerd. Vancomycine is zeer irriterend voor weefsel en veroorzaakt bij intramusculaire injectie necrose op de injectieplaats. Om die reden moet het medicijn intraveneus worden toegediend. Veel patiënten die vancomycine krijgen toegediend, kunnen pijn op de injectieplaats en tromboflebitis ondervinden, soms in ernstige mate. De frequentie en ernst van de tromboflebitis kan worden geminimaliseerd door het geneesmiddel langzaam als een verdunde oplossing (2,5 tot 5,0 g/l) toe te dienen en door verschillende infusielocaties te gebruiken. Langdurig gebruik van vancomycine kan leiden tot een wildgroei van niet-gevoelige organismen. Een zorgvuldige bewaking van de patiënt is essentieel. Als er tijdens de behandeling superinfectie optreedt, dienen er gepaste maatregelen worden getroffen. In zeldzame gevallen zijn er bij patiënten die vancomycine intraveneus toegediend kregen, meldingen gedaan van de ontwikkeling van pseudomembraneuze colitis ten gevolge van C. difficile. Aangezien er meldingen van kruisovergevoeligheid zijn geweest, moet vancomycine met zorg worden toegediend bij patiënten met een bekende overgevoeligheid voor teicoplanine. 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie De gelijktijdige toediening van vancomycine en anesthetica wordt geassocieerd met erytheem, histamineachtig blozen en anafylactoïde reacties.
7/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Er is gerapporteerd dat de frequentie van infusiegerelateerde effecten toeneemt bij het gelijktijdig toedienen van anesthetica. De infusiegerelateerde effecten kunnen worden geminimaliseerd door vancomycine als infusie van 60 minuten voorafgaand aan de inductie met anesthetica toe te dienen. De gelijktijdige of opeenvolgende systemische of lokale toepassing van andere potentieel ototoxische, neurotoxische, of nefrotoxische medicijnen, zoals amphotericine B, aminoglycosiden, bacitracine, polymyxine B, colistine, viomycine of cisplatine, indien geïndiceerd, vereist een zorgvuldige bewaking. Bij gelijktijdige toediening van vancomycine en neuromusculaire blokkers bestaat er extra risico op neuromusculaire blokkade. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap: Er is onvoldoende bekend over de veiligheid van het gebruik van vancomycine tijdens de zwangerschap bij mensen. Dieronderzoek heeft onvoldoende gegevens opgeleverd wat betreft reproductietoxiciteit (zie rubriek 5.3). Vancomycine dringt door in de placenta, en het potentiële risico op embryonale en neonatale ototoxiciteit en nefrotoxiciteit kan niet worden uitgesloten. Vancomycine mag niet tijdens de zwangerschap worden gebruikt, tenzij de klinische toestand van de vrouw behandeling met vancomycine noodzakelijk maakt, en na een zorgvuldige evaluatie van de risico's en voordelen. Borstvoeding: Vancomycine wordt via de moedermelk uitgescheiden en mag daarom in de lactatieperiode alleen worden gebruikt als andere antibiotica geen effect hebben. De toediening van vancomycine aan moeders die borstvoeding geven moet heel zorgvuldig worden overwogen, in verband met de mogelijke bijwerkingen bij de baby (verstoringen in de darmflora, kolonisatie door gistachtige schimmels en mogelijk sensibilisatie). Gezien het belang van dit medicijn voor een moeder die borstvoeding geeft, is het dan aan te raden te stoppen met de borstvoeding.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Vancomycine heeft een verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
8/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
4.8
Bijwerkingen De bijwerkingen worden binnen iedere frequentiegroep gepresenteerd op volgorde van afnemende ernst. De hieronder beschreven bijwerkingen worden gedefinieerd aan de hand van de volgende MedDRA conventie en -gegevensbank van systeem/orgaanklassen: Zeer vaak (≥1/10); Vaak (≥1/100 tot <1/10); Soms (≥1/1.000 tot <1/100); Zelden (≥1/10.000 tot <1/1.000); Zeer zelden (<1/10.000); niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Intraveneuze infusie: De meest voorkomende bijwerkingen zijn flebitis en pseudoallergische reacties in verband met een te snelle intraveneuze infusie van vancomycine. Bloed- en lymfestelselaandoeningen: Zelden: trombocytopenie, neutropenie, agranulocytose, eosinofilie. Immuunsysteemaandoeningen Zelden: anafylactische reacties, overgevoeligheidsreacties. Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen: Soms: kort of blijvend gehoorverlies. Zelden: tinnitus, duizeligheid.
9/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Hartaandoeningen: Zeer zelden: hartstilstand. Bloedvataandoeningen: Vaak: afname van de bloeddruk. Zelden: vasculitis. Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen: Vaak: dyspneu, stridor. Maagdarmstelselaandoeningen: Zelden: misselijkheid. Zeer zelden: pseudomembraneuze enterocolitis. Huid- en onderhuidaandoeningen: Vaak: exanthema en slijmvliesontsteking, pruritus, urticaria. Zeer zelden: exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, Lineair-IgA bulleuze dermatose. Niet bekend: Geneesmiddeluitslag met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS syndroom) werd gemeld tijdens post-marketing ervaring.
10/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Nier- en urinewegaandoeningen: Vaak: nierinsufficiëntie, voornamelijk waar te nemen in de vorm van een verhoogde serumcreatinine. Zelden: interstitiële nefritis, acuut nierfalen. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen: Vaak: flebitis, roodheid van het bovenlichaam en het gezicht. Zelden: geneesmiddelenkoorts, rillingen. Pijn en spasmen in de borst en de rugspieren. Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen Infusiegerelateerde effecten: Tijdens of kort na snelle infusie kunnen anafylactoïde reacties optreden, inclusief hypotensie, dyspneu, urticaria of pruritus. Ook kunnen roodheid van de huid van het bovenlichaam, pijn en kramp op de borst of in de rugspieren optreden. De reacties nemen af wanneer de toediening wordt gestaakt, over het algemeen na een periode van 20 minuten tot 2 uur. Vancomycine dient langzaam te worden toegediend (gedurende meer dan 60 minuten, zie rubriek 4.4). Ototoxiciteit kan reversibel of blijvend zijn en is voornamelijk gerapporteerd bij patiënten die een overdosering kregen toegediend, bij patiënten bij wie een verminderd hoorvermogen bekend is en bij gelijktijdige behandeling met andere ototoxische geneesmiddelen, zoals aminoglycosiden. Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen in België te melden via het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten Afdeling Vigilantie - EUROSTATION II - Victor Hortaplein, 40/40 - B-1060 Brussel Website: www.fagg.be - e-mail:
[email protected], en in Luxemburg via Direction de la Santé – Division de la Pharmacie et des Médicaments, Villa Louvigny – Allée Marconi, L-2120 Luxembourg - Website: http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html. 4.9
Overdosering
11/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Ondersteunende zorg wordt aanbevolen, met behoud van glomerulusfiltratie. Vancomycine wordt slecht uit het bloed verwijderd middels hemodialyse of peritoneale dialyse. Volgens meldingen hebben patiënten weinig baat bij hemoperfusie met Amberlite XAD-4-hars. 5 5.1
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: "antibiotica voor systemisch gebruik glycopeptideantibiotica", "ATC-code: J01X A01". Werkingsmechanisme Vancomycine is een tricyclisch glycopeptide-antibioticum dat bij gevoelige bacteriën de synthese van de celwand remt doordat het met hoge affiniteit bindt aan de D-alanyl-Dalanine-terminus van de celwandprecursor-units. Het geneesmiddel werkt als een bactericide op delende micro-organismen. PK/PD-relatie De vancomycine-activiteit wordt beschouwd als tijdsafhankelijk Mechanisme van resistentie: Verworven resistentie tegen glycopeptiden is het meest algemeen in enterokokken en is gebaseerd op de verwerving van verscheidene van-gencomplexen die de -alanyl-Dalanine-target omzetten in D-alanyl-D-lactaat of D-alanyl-D-serine; dit bindt slecht aan vancomycine. Er is kruisresistentie met teicoplanine gerapporteerd voor sommige vangenen. Van-genen zijn zelden aangetroffen in Staphylococcus Aureus, waarin wijzigingen in de structuur van de celwand resulteren in een gemiddelde gevoeligheid, die in de meeste gevallen heterogeen is. Gevoeligheid: Vancomycine is vooral actief tegen grampositieve bacteriën zoals stafylokokken, streptokokken, enterokokken, pneumokokken, clostridia en difteroiden. Gramnegatieve bacteriën zijn resistent. Het voorkomen van verworven resistentie kan voor bepaalde soorten variëren met de locatie en de tijd; plaatselijke informatie over resistentie is van groot belang, vooral bij de behandeling van ernstige infecties. Het is aan te raden zonodig advies bij experts in te winnen wanneer resistentie plaatselijk zo vaak voorkomt dat het in ieder geval bij bepaalde infecties twijfelachtig is of dit middel zal helpen. Breekpunten Aanbevelingen van EUCAST (European Committee on Antimicrobial Susceptibility Testing)
12/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Gevoelig Resistent Staphylococcus spp. ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Enterococcus spp. ≤ 4 mg/l > 4 mg/l Streptococcus spp. ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Streptococcus pneumoniae ≤ 2 mg/l > 2 mg/l Grampositieve anaëroben ≤ 2 mg/l ≤ 2 mg/l Niet soortgerelateerd* ≤ 2 mg/l > 4 mg/l *Niet-soortgerelateerde breekpunten zijn hoofdzakelijk bepaald op basis van PK/PDgegevens en zijn onafhankelijk van MIC-distributies van specifieke soorten. Deze zijn uitsluitend bestemd voor soorten waarvoor geen soortspecifiek breekpunt is gedefinieerd en niet voor soorten waarvoor gevoeligheidstests niet zijn aanbevolen. Klassen Veelvoorkomende gevoelige soorten Grampositief Enterococcus faecalis Staphylococcus aureus Coagulasenegatieve Staphylococcus Streptococcus spp. Streptococcus pneumoniae Clostridium spp. Soorten waarbij verworven resistentie een probleem kan vormen Enterococcus faecium Inherent resistent Gramnegatieve bacteriën Chlamydia spp. Mycobacteriën Mycoplasma spp. Rickettsia spp.
13/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
14/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
5.2
Farmacokinetische eigenschappen Absorptie Ter behandeling van systemische infecties wordt Vancomycine intraveneus toegediend. Bij patiënten met een normale nierfunctie produceert de intraveneuze infusie van meerdere doseringen met 1 g vancomycine (15 mg/kg) gedurende 60 minuten gemiddelde plasmaconcentraties van ongeveer 50-60 mcg/ml direct na het voltooien van de infusie, 20-25 mcg/ml 2 uur na het voltooien van de infusie en 5-10 mcg/ml 11 uur na het voltooien van de infusie. Intraveneuze infusie van meerdere doseringen van 500 mg gedurende 30 minuten produceert gemiddelde plasmaconcentraties van ongeveer 40-50 mg/l direct na het voltooien van de infusie, 19-20 mg/l 2 uur na het voltooien van de infusie en 10-11 mg/l 6 uur na het voltooien van de infusie. De plasmawaarden verkregen na meerdere doseringen zijn vergelijkbaar met de waarden verkregen na een enkele dosis. Bij oraal gebruik wordt het sterk polaire vancomycine bijna niet geabsorbeerd. Na orale toediening komt het in actieve vorm voor in de ontlasting; het is daarom een geschikt chemotherapeuticum voor pseudomembraneuze colitis en stafylokokken-colitis. Distributie Bij serumconcentraties vancomycine van 10 mg/l tot 100 mg/l is de binding van het medicijn aan plasmaproteïnen ongeveer 30-55%, gemeten via ultrafiltratie. Na intraveneuze toediening van vancomycinehydrochloride zijn er remmende concentraties gevonden in de pleurale, pericardiale, ascitische en sinoviale vloeistoffen, in de urine en de peritoneale dialysevloeistof en in het weefsel van het hartoor. Bij niet-ontstoken meninges passeert vancomycine de bloed-hersenbarrière slechts in beperkte mate. Eliminatie The eliminatiehalfwaardetijd van vancomycine bedraagt 4 tot 6 uur bij patiënten met een normale nierfunctie. Gedurende de eerste 24 uur wordt ongeveer 80% van een toegediende dosis vancomycine via de urine uitgescheiden middels glomerulusfiltratie. De uitscheiding van vancomycine wordt vertraagd door een renale dysfunctie. Bij anefrische patiënten bedraagt de gemiddelde halfwaardetijd 7,5 dagen. Er is zeer weinig metabolisme van het medicijn. Ongeveer 35-65% van een intraperitoneale dosis van vancomycine, toegediend tijdens peritoneale dialyse, wordt in zes uur systemisch geabsorbeerd. Serumconcentraties van rond de 8 mg/liter worden bereikt middels intraperitoneale injectie van 30 mg/kg vancomycine. Hoewel de vancomycine niet efficiënt via hemodialyse of peritoneale dialyse wordt geëlimineerd, is er een toename van de vancomycineklaring gerapporteerd bij hemoperfusie en hemofiltratie. De totale systemische en renale klaring van vancomycine kan minder zijn bij personen op latere leeftijd.
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
15/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie en toxiciteit bij herhaalde dosering. Beperkte gegevens met betrekking tot mutagene effecten tonen negatieve resultaten; langetermijnonderzoeken met betrekking tot carcinogene effecten bij dieren zijn niet beschikbaar. Bij onderzoeken naar de teratogeniciteit, waarbij ratten en konijnen doseringen kregen toegediend die corresponderen met de menselijke dosering op basis van het lichaamsoppervlak (mg/m 2), werden geen directe of indirecte teratogene effecten waargenomen. Dieronderzoeken naar het gebruik tijdens de perinatale/postnatale periode en de effecten op de vruchtbaarheid zijn niet beschikbaar. 6 6.1
FARMACEUTISCHE GEGEVENS Lijst van hulpstoffen Geen
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid Vancomycineoplossing heeft een lage pH-waarde die chemische of fysieke instabiliteit kan veroorzaken indien gemengd met andere bestanddelen. Mengen met alkalische oplossingen moet worden vermeden. Iedere parenterale oplossing moet vóór het gebruik visueel worden gecontroleerd op neerslag en verkleuring. Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn onder rubriek 6.6.
6.3
Houdbaarheid
16/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Poeder, verpakt voor de verkoop: 2 jaar Gereconstitueerde concentraat: Het gereconstitueerde concentraat moet onmiddellijk na reconstitutie verder worden verdund.
6.4
Verdund product: Vanuit een microbiologisch en fysisch-chemisch oogpunt dient het verder verdunde product onmiddellijk te worden gebruikt. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Poeder, verpakt voor de verkoop: Bewaren beneden 25 °C. Bewaar de injectieflacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht. Gereconstitueerd concentraat en verdund product: Voor de bewaarcondities van het gereconstitueerde concentraat en het verdunde geneesmiddel, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking Kleurloze type 1, 20 ml injectieflacon, met een chloorbutyl type 1 stop met siliconelaag, met een groene aluminium/polypropyleen flip-off dop.
17/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Verpakkingsgrootte: 1 injectieflacon Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Het product moet worden gereconstitueerd en het daarbij geproduceerde concentraat moet vóór het gebruik verder worden verdund. Bereiding van het gereconstitueerde concentraat: Los de inhoud van iedere injectieflacon van 1000 mg op in 20 ml steriel water voor injecties. Uiterlijk van het gereconstitueerde concentraat: Heldere, kleurloze oplossing zonder deeltjes. Eén ml gereconstitueerd concentraat bevat 50 mg vancomycine. Voor de bewaarcondities van het gereconstitueerde concentraat, zie rubriek 6.3. Bereiding van de uiteindelijke verdunde oplossing voor infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 50 mg/ml vancomycine moet onmiddellijk na reconstitutie verder worden verdund.
18/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Geschikte verdunningsmiddelen zijn: natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) voor injectie, glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie, natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) en glucose 50 mg/ml (5%) voor injectie of Ringeracetaat voor injectie. Vóór toediening moeten de gereconstitueerde en verdunde oplossingen visueel worden geïnspecteerd op deeltjes en verkleuring. Er mag alleen een heldere en kleurloze oplossing zonder deeltjes worden gebruikt. Intermitterende infusie: Het gereconstitueerde concentraat met 1000 mg vancomycine (50 mg/ml) moet onmiddellijk na reconstitutie verder worden verdund met minimaal 200 ml oplosmiddel. De concentratie van vancomycine in de bereide infusievloeistof mag niet meer dan 5 mg/ml zijn. De gewenste dosis moet worden toegediend via langzame intraveneuze infusie met een snelheid van niet meer dan 10 mg/minuut, gedurende minimaal 60 minuten of langer. Voor de bewaarcondities van het verdunde medicinale product, zie rubriek 6.3. Verwijderen Injectieflacons zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Ongebruikt product moet worden afgevoerd. Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. 7
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
19/20
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - SKP
Teva Pharma Belgium N.V. Laarstraat 16 B – 2610 Wilrijk 8
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE405291 9
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 november 2011 Datum van laatste hernieuwing: 15 mei 2015
10 DATUM VAN HERZIENING/GOEDKEURING VAN DE TEKST Datum van herziening van de tekst: 10/2015. Datum van goedkeuring van de tekst: 10/2015.
20/20