VAKANTIE 2015: BEREKENING VAN HET VAKANTIEGELD EN DE DUUR VAN DE VAKANTIE - BOUWSECTOR Het is alweer mei … de jaarlijkse vakantie nadert met rasse schreden…. Hoog tijd om u te informeren over de vakantiereglementering, zoals ze in 2015 van toepassing is. In dit overzicht bespreken we volgende onderwerpen:
de vakantieduur en het vakantiegeld voor de bouwvakarbeiders en de leerlingen in de bouw;
de vakantieduur en het vakantiegeld voor de bedienden (APCB nr. 200);
het jeugdvakantiestelsel;
de seniorvakantie.
1 REGIME VOOR DE ARBEIDERS EN LEERLINGEN 1.1
DUUR VAN DE VAKANTIE
Het aantal vakantiedagen in 2015 is voor de arbeiders en leerlingen afhankelijk van het aantal gepresteerde arbeidsdagen en van het aantal gelijkgestelde dagen tijdens het vakantiedienstjaar 2014. In de volgende tabel vindt u het aantal vakantiedagen waarop een arbeider in 2015 recht heeft. Totaal aantal normale werkelijke arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen
Aantal wettelijke vakantiedagen (standaard uitgedrukt in dagen in voltijdse vijfdagenweekstelsel)
231 en meer
20
van 221 tot 230
19
van 212 tot 220
18
van 202 tot 211
17
van 192 tot 201
16
van 182 tot 191
15
van 163 tot 181
14
van 154 tot 162
13
van 144 tot 153
12
van 135 tot 143
11
van 125 tot 134
10
van 106 tot 124
9
van 97 tot 105
8
van 87 tot 96
7
van 77 tot 86
6
van 64 tot 76
5
van 48 tot 63
4
van 39 tot 47
3
van 20 tot 38
2
van 10 tot 19
1
van 0 tot 9
0
Een aantal dagen worden met effectieve arbeidsdagen gelijkgesteld. Het gaat om: 1) de dagen van arbeidsonderbreking die voor de berekening van het vakantiegeld in aanmerking worden genomen. Hiertoe horen onder meer: de eerste 12 maanden van ziekte of ongeval; de periode van tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid bij arbeidsongeval of
beroepsziekte; zwangerschapsrust; tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen (voorzover ze conjunctureel en niet
structureel is); het vaderschapsverlof.
Tijdelijke werkloosheidsdagen wegens slecht weer worden niet met arbeidsdagen gelijkgesteld, evenmin als tijdskrediet, ouderschapsverlof, …; 2)
de dagen afwezigheid waarvoor een loon verschuldigd is dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bijdragen van de wettelijke vakantie;
3)
de vakantiedagen;
4)
de inhaalrustdagen in de bouw.
OPMERKING: OVERSTAP VAN VOLTIJDSE NAAR DEELTIJDSE ARBEIDSREGELING Wanneer een werknemer in de loop van het vakantiedienstjaar voltijdse prestaties had en deeltijds werkt bij het opnemen van zijn vakantiedagen, is het maximum aantal vakantiedagen waarop hij recht heeft, steeds beperkt tot vier vakantieweken in het arbeidsregime waarin hij werkt op het ogenblik dat hij vakantie neemt. Voorbeeld Een werknemer werkte voltijds (40 uur per week) gedurende het volledig vakantiedienstjaar 2014. Op 1 januari 2014 stapt hij over naar een halftijdse arbeidsregeling (20 uur in de week). Hij zal ingevolge deze overstap recht hebben op 20 halve vakantiedagen (dus 80 uur vakantie in plaats van 160 uur vakantie in 2015), ook al heeft hij in 2014 een volledig jaar voltijds gewerkt. In het omgekeerde geval, wanneer een werknemer van een deeltijdse naar een voltijdse werkregeling overstapt, wordt het aantal “wettelijk betaalde vakantiedagen” bepaald in verhouding tot zijn deeltijdse prestaties in de loop van het vakantiedienstjaar. Aanvullend vakantiegeld bij de aanvang of bij het hervatten van de beroepswerkzaamheden. Wanneer een werknemer zijn beroepsactiviteit aanvat of hervat na een lange onderbreking (volledige werkloosheid, lange arbeidsongeschiktheid, loopbaanonderbreking…), dan kan hij aanvullende vakantiedagen aanvragen na 3 maanden werken in het kalenderjaar. In dat geval kan hij aanspraak maken op een vakantieperiode in het kalenderjaar van zijn prestaties. De aanloopperiode van 3 maanden moet niet bij eenzelfde werkgever en ononderbroken worden gepresteerd. Wel moet hij eerst de wettelijke vakantiedagen hebben opgebruikt, waar hij recht op heeft indien hij in het voorgaande jaar heeft gewerkt.
Op hoeveel dagen aanvullend vakantiegeld heeft hij recht? Het aantal dagen wordt bepaald aan de hand van de tabel (zie hierboven) op basis van zijn prestaties tijdens het kalenderjaar dat loopt op het moment van de aanvraag. De wettelijke vakantiedagen, waar hij mogelijks recht op heeft voor zijn prestaties tijdens het vorgaande jaar moeten van de eerste berekening afgetrokken worden. Een arbeider die in de bouw is gestart (of heeft hervat) zal zijn aanvullende vakantiedagen aanvragen aan de hand van een formulier, dat hij indient bij het Vakantiefonds Bouwbedrijven. De aanvraag is vrij: de jeugdvakantie (zie 3) en de seniorvakantie (zie 4), alsook de tijdelijke werkloosheid, die voortvloeit uit de collectieve sluiting van het bedrijf, hebben voorrang op het aanvullend vakantiegeld. De werknemer kan ook een deel van de aanvullende vakantiedagen aanvragen, waar hij recht op heeft. Het bedrag van het aanvullend vakantiegeld komt overeen met de normale bezoldiging van 7,69% van het loon van de periode die recht geeft op de aangevraagde dagen aanvullend vakantiegeld. Let wel! Dat vakantiegeld is een voorschot op het wettelijke vakantiegeld en zal dus afgetrokken worden van het wettelijke vakantiegeld, dat het volgende jaar wordt uitgekeerd. Zowel de betaling als de aftrek van het aanvullend vakantiegeld gebeurt door het Vakantiefonds. Een volledige toelichting bij de reglementering aanvullende vakantie aan het begin of bij de hervatting van de activiteit (ook “Europese vakantie” genoemd) vindt u terug in Bouwvast nr. 5 van 29 augustus 2012, p. 20 e.v.
1.2
VASTLEGGING VAN DE VAKANTIEDAGEN
Het aantal vakantiedagen waarop de arbeider recht heeft, wordt op het rekeninguittreksel dat de arbeider of leerling-arbeider ontvangt van het vakantiefonds dat zijn vakantiegeld uitkeert, vermeld. Het wordt in het vijfdagenstelsel uitgedrukt. 1.2.1 Verplichte opname in het vakantiejaar De vakantiedagen moeten toegekend worden binnen de 12 maanden die volgen op het einde van het vakantiedienstjaar. Het is dus onmogelijk om het saldo van de niet-opgenomen vakantiedagen over te dragen naar het volgende jaar, of vakantiedagen te nemen die zullen worden toegekend in het daarop volgend jaar.
Indien het de werknemer onmogelijk was zijn vakantie te nemen, bv. wegens ziekte, verliest hij, na 31 december van het vakantiejaar, definitief het recht op deze vakantiedagen. Het vakantiegeld voor de niet-opgenomen vakantiedagen kan niet worden teruggevorderd door het Vakantiefonds. Wel kan het ziekenfonds in dit geval ziekte-uitkeringen terugvorderen voor het aantal ziektedagen dat overeenstemt met de niet-opgenomen vakantiedagen. Eénzelfde regeling wordt toegepast in de werkloosheidsreglementering: ook daar is een cumulatie van vakantiegeld met een werkloosheidsvergoeding onmogelijk.
De werknemers kunnen onder geen enkel geval afzien van de hen toegekende vakantiedagen. Wanneer een werknemer zijn vakantie niet opeist of ervan afziet, betekent dit niet dat de werkgever hem deze niet moet toekennen. Het is aan de werkgever, ongeacht of de werknemer ze al dan niet gevraagd heeft, om erover te waken dat de werknemer zijn vakantiedagen opneemt binnen de vastgestelde termijn.
Een werkgever die weigert vakantie toe te kennen, kan hiervoor bestraft worden met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 € (x 6), hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 € (x 6), te vermenigvuldigen met het aantal werknemers.
1.2.2 Het tijdstip van vakantie Op ondernemingsvlak kunnen de bouwbedrijven en de installateurs-elektriciens vrij bepalen of ze al dan niet een collectieve vakantieperiode vastleggen: volgens een overeenkomst die
tussen de werkgever en de syndicale afvaardiging (of bij afwezigheid hiervan de werknemers zelf) gemaakt wordt, kunnen alle of een deel van de vakantiedagen collectief vastgesteld worden. Bij een reglementair vastgestelde collectieve vakantie moet de werkgever er elke werknemer, evenals de Inspectie van Sociale Wetten1 van in kennis stellen. Wanneer er een collectieve vakantieperiode wordt vastgesteld voor alle personeelsleden, kan de werknemer geen andere periode kiezen. Indien de werknemer geen recht heeft op een voldoende aantal vakantiedagen voor de duur die overeenstemt met de collectieve sluiting ingevolge jaarlijkse vakantie, kan hij aanspraak maken op een werkloosheidsvergoeding voor de dagen die niet gedekt zijn door het vakantiegeld. Hij moet evenwel voldoen aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden voor de werkloosheid en moet van zijn werkgever een ingevuld C 3.2-werkgeversformulier bekomen. Jonge werknemers die in 2014 voor het eerst na beëindiging van de studies werken, kunnen (mits ze aan alle voorwaarden voldoen) in aanmerking komen voor het voor hen voordeliger systeem van jeugdvakantie in 2015 (zie 3). Werknemers van 50 jaar en ouder die het werk hervatten na een zekere tijd niet gewerkt te hebben, kunnen eventueel aanspraak maken op het stelsel van de seniorvakantie (zie 4). In de regionale vakantie-akkoorden die de Confederaties Bouw met de lokale vakbonden afsloten, werden een aantal collectieve vakantiedata aanbevolen: het gaat hierbij om een aanbeveling, geen verplichting, die omwille van praktische omstandigheden wel het best door de bedrijven opgevolgd wordt. De lijst van de aanbevolen vakantiedata kan via de website van de Confederatie Bouw (www.confederatiebouw.be → leden → Gids van A tot Z → Bouwkalender) geraadpleegd worden. Voor de individuele vakantiedagen die buiten de collectieve sluitingsperiodes genomen worden, voorziet de reglementering dat deze best genomen worden tijdens de periode van geringe activiteit of ter gelegenheid van gewestelijke, plaatselijke of andere feesten. Halve vakantiedagen mogen niet genomen worden, behalve:
indien de halve vakantiedagen worden aangevuld met een halve dag gewone inactiviteit;
indien de werknemer zijn werkgever verzoekt om 3 dagen van de 4de vakantieweek te verdelen over halve dagen. Het staat de werkgever vrij zich hiertegen te verzetten indien de spreiding van de vakantie de arbeidsorganisatie in de onderneming zou ontregelen.
1.3
BEREKENING VAN HET VAKANTIEGELD
1.3.1 Arbeiders Voor de arbeiders die in 2014 uitsluitend in een bouwbedrijf werkten, zal het volledige vakantiegeld uitbetaald worden door het Vakantiefonds Bouw (voluit Nationale Patroonskas voor het Betaald Verlof in de Bouwbedrijven en Openbare Werken, Poincarélaan 78 te 1060 Brussel tel.: 02/529.80.11 – 02/529.80.15 - 02/529.80.16 - fax: 02/529.80.12 – e-mail:
[email protected]). Het vakantiegeld omvat zowel het enkel vakantiegeld als het dubbel vakantiegeld voor vier vakantieweken. Het wordt gefinancierd met werkgeversbijdragen die voor de bouw deels in het globale pakket van de bestaanszekerheidsbijdragen vervat zitten.
1
Voor de bedrijven die volledig de aanbeveling van het vakantie-akkoord 2015 volgen die de Confederatie Bouw Antwerpen met de werknemersorganisaties heeft afgesloten, heeft de Confederatie Bouw Antwerpen reeds de Inspectie van de Sociale Wetten verwittigd!
De vakantievergoeding die de arbeiders van het Vakantiefonds Bouw zullen ontvangen, wordt als volgt berekend: Enkel bruto wettelijk vakantiegeld (1)
8%
Dubbel bruto wettelijk vakantiegeld (1)
+ 7,38% 15,38%
verminderd met a) solidariteitsinhouding 1% (2)
- 0,1538%
b) inhouding van 13,07% op het dubbel vakantiegeld van 6,8% (3)
- 0,88876%
Belastbaar vakantiegeld
14,33744%
Fiscale voorheffing (4) Netto vakantiegeld (5) (1)
Dit percentage wordt gebaseerd op het totaal van de brutolonen aan 108% van het jaar 2014 en van de fictieve lonen voor de gelijkgestelde dagen. Het fictief loon voor de gelijkgestelde dagen is per dag gelijk aan 100% van het bij de RSZ aangegeven dagloon.
(2)
De solidariteitsinhouding bedraagt 1% voor alle vakantiegelden.
(3)
Het K.B. nr. 214 dd. 30.09.1983 (B.S. 4.10.1983) en de wet van 26 juni 1992 voorzien in een inhouding van 13,07% op het dubbel vakantiegeld voor de eerste 3 weken en 2 dagen van de 4de vakantieweek (6,8% van de brutolonen). Het dubbel vakantiegeld voor de resterende 3 dagen van de 4de vakantieweek (0,58%) is niet onderworpen aan een RSZ-bijdrage.
(4)
De fiscale voorheffing = 17,16% wanneer het bruto belastbaar vakantiegeld lager of gelijk is aan € 1.290. Zij bedraagt 23,22% wanneer het bruto belastbaar vakantiegeld hoger is dan € 1.290.
(5)
Het netto-vakantiegeld komt overeen met 11,87714% van het totaal der brutolonen 2014 aan 108% voor de arbeiders die onder de fiscale voorheffing van 17,16% vallen en 11,00829% van het totaal der brutolonen aan 108% voor de arbeiders die onder de fiscale voorheffing van 23,22% vallen.
De bouwondernemingen dienen in geen geval vakantiegeld of aanvullend vakantiegeld aan hun arbeiders te betalen. Indien er toch, buiten elke wettelijke verplichting, aanvullend vakantiegeld wordt betaald, is dit aanvullend vakantiegeld onderworpen aan RSZ (KB 15.03.1995 – B.S. 19.04.1995). 1.3.2 Leerlingen De leerlingen die met een middenstandsleercontract of via de stelsels "jongerenleerlingwezen" (JLW) of "bouwleerlingwezen” (ABO) in 2014 door bouwbedrijven werden tewerkgesteld, ontvangen het wettelijk vakantiegeld van het Vakantiefonds Bouw. 1.3.3 Betaling van het vakantiegeld De opdracht tot betaling van het vakantiegeld wordt dit jaar door het Vakantiefonds Bouw, Poincarélaan 78 te 1060 Brussel (telefoon: 02/529.80.11 – fax: 02/529.80.12 of via e-mail:
[email protected]) op 23 juni gegeven en zal per overschrijving gebeuren. Vanaf 23 juni 2015 zal het geld op de rekening van de bouwvakarbeiders toekomen. De bouwvakarbeiders die het nog niet gedaan hebben, dienen hun rekeningnummer aan het Vakantiefonds Bouw mee te delen. Dit kan op twee wijzen: 1) online op www.socialsecurity.be.
Klikken op “Burgers” daarna in “Onlinediensten – uw dossier consulteren”, nog eens klikken op “mijn vakantierekening” en dan op “het dossier consulteren”. Met zijn elektronische identiteitskaart en een kaartlezer aangesloten op de PC, kan de werknemer zijn bankrekeningnummer invoeren, maar ook zijn adres en zijn taal wijzigen en zijn vakantierekening raadplegen. Bij elke betaling zal de Verlofkas een afrekening toesturen, die eventueel net vóór of net na de betaling bij de arbeider of leerling zal toekomen. Deze is cumulatief en vervangt elke eerdere afrekening voor hetzelfde dienstjaar. 2) met het officiële formulier dat aangevraagd kan worden bij het Vakantiefonds Bouw:
per e-mail:
[email protected];
per telefoon: 02/529.80.11;
per fax: 02/529.80.12;
per post: Vakantiefonds Bouw - Poincarélaan 78 te 1060 Brussel. Werkwijze voor het invullen van het document: Het ingevulde formulier dient per post teruggestuurd te worden vóór 31 mei 2015
volledig ingevuld en ondertekend door de werknemer;
EN ondertekend en afgestempeld door de bank.
Alleen originele formulieren worden aanvaard (DUS GEEN FAX OF MAIL) Iedere wijziging van het rekeningnummer moet eveneens met dit officiële formulier worden meegedeeld. Hierna vindt u een model van een afrekeningsformulier. Dit document dienen de arbeiders te bewaren aangezien ze het nodig zullen hebben om hun belastingaangifte in te vullen. Dit formulier vermeldt het belastbaar bedrag van het vakantiegeld ontvangen in 2015 evenals de fiscale afhouding of bedrijfsvoorheffing.
DOLL ALAIN (1) I.N.S.Z.: 660114.211.68 (2)
Ninoofsesteenweg 296
Geachte,
1700 Dilbeek
Hieronder vindt u de inlichtingen over het vakantiegeld 2015 (3), voor uw activiteit in de bouwsector in 2014 (4).
Overzicht van de lonen en dagen in 2014 in aanmerking genomen voor uw vakantiegeld 2015: Gewerkt bij: (5)
LONEN
DAGEN
Reële
Gelijkgestel de
Fictief/dag
Bezoldigd e
Vakantie
Gelijkgestelde
Arbeidsstelsel
AD NV
14.173,42
5.923,82
91,1357
144,00
19,00
65,00
5,00
Totaal
14.173,42
5.923,82
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(6)
(7)
Uw vakantiegeld 2015 is als volgt samengesteld:
Dagen weerhouden voor de berekening van uw vakantiedagen 2015:
Totaal lonen = (6) + (7)
Bezoldigde dagen 2014 (in 5-dagenweek)
144,00 (18)
Vakantiedagen 2014 (in 5-dagenweek)
19,00 (19)
20.097,24 (13)
x 15,38% = wettelijk bruto vakantiegeld
3.090,96 (14)
Gelijkgestelde dagen 2014 (in 5dagenweek)
65,00 (20)
- 1% solidariteitsinhouding
30,91
Inhaalrustdagen bouw 2014 (in 5-dagenweek)
12,00 (21)
- 13,07% inhouding op dubbel
178,62
Aantal vakantiedagen 2015 bij een voltijdse tewerkstelling in de 5-dagenweek
20 (22)
vakantiegeld (6,8% van (6) + (7)) = Belastbaar vakantiegeld 250:
2.881,43 (15)
- 23,22% fiscale voorheffing 286:
669,07 (16)
= netto vakantiegeld
2.212,36 (17)
Uw vakantiegeld 2015 zal vereffend worden: Datum (23)
Bedrag
Betalingsopdracht op 23/06/2015
€ 1.180,41
Bestemmeling aan u, via overschrijving:
(24)
012-3456789-10 € 1.031,95
aan derden
(25)
(1) de naam, de voornaam en het adres van de werknemer; (2) het identificatienummer van de werknemer bij de Sociale Zekerheid. Dit nummer kan zijn: een Rijksregisternummer. Meestal zullen de eerste 6 cijfers overeenstemmen met de
geboortedatum. Dit is het nummer zoals geregistreerd in het Rijksregister; een Bisnummer. Dit nummer wordt toegekend aan een niet-rijksinwoner. De structuur van
het nummer is dezelfde als die van een Rijksregisternummer; (3) het vakantiejaar, jaar waarop de afrekening van het vakantiegeld betrekking heeft; (4) het dienstjaar, jaar waarin de prestaties werden geleverd die als basis dienen voor de berekening van het vakantiegeld; (5) de werkgever(s) in het vakantiedienstjaar; (6) de werkelijk verdiende brutolonen aan 100% bij die werkgever(s), met 1,08 vermenigvuldigd; (7) de fictieve lonen voor gelijkgestelde dagen bij die werkgever(s); (8) het fictief dagloon voor elke gelijkgestelde dag, per werkgever; (9) de bezoldigde dagen (in de vijfdagenweek), per werkgever; (10) de vakantiedagen in de vijfdagenweek, opgenomen per werkgever; (11) de met prestaties gelijkgestelde dagen (vijfdagenweek), per werkgever; (12) het arbeidsstelsel van de prestaties per werkgever;
(13) het totaal van de reële (cfr. 6) en fictieve (cfr. 7) lonen; (14) het wettelijke brutovakantiegeld; (15) het belastbare vakantiegeld. Dat gegeven zal nuttig zijn bij het invullen van de belastingaangifte; (16) de fiscale voorheffing. Dat gegeven zal nuttig zijn bij het invullen van de belastingaangifte; (17) het nettobedrag van het vakantiegeld dat uitgekeerd wordt; (18) het totale aantal bezoldigde dagen omgerekend naar de vijfdagenweek; (19) het totale aantal vakantiedagen omgerekend naar de vijfdagenweek; (20) het totale aantal gelijkgestelde dagen omgerekend naar de vijfdagenweek; (21) het totale aantal collectieve rustdagen bouw omgerekend naar de vijfdagenweek; (22) het tegoed aan vakantiedagen in het vakantiejaar, uitgedrukt in volequivalente dagen in het vijfdagenstelsel; (23) de periode waarin het geld zal worden overgemaakt; (24) het nettovakantiegeld dat aan de werknemer wordt uitbetaald; (25) het nettovakantiegeld dat naar schuldeisers of naar onze diensten (als gevolg van een terugvordering) gaat. Een bijkomende brief geeft de nodige uitleg. 1.3.4 Raadpleging van de vakantierekening op het internet De werknemers kunnen op het internet hun vakantierekening raadplegen via de toepassing “Mijn vakantierekening” op www.socialsecurity.be (burger > onlinediensten > uw dossier consulteren > mijn vakantierekening). Ze vinden er volgende inlichtingen:
betalingsdatum van het vakantiegeld;
bedrag van het vakantiegeld;
aantal vakantiedagen;
adres gekend door het vakantiefonds;
rekeningnummer gekend door het vakantiefonds.
Ze kunnen er een deel van hun persoonsgegevens online wijzigen:
het correspondentieadres;
het financiële rekeningnummer;
de taalrol.
Ook kunnen zij er een duplicaat van hun rekeninguittreksel, van de fiscale fiche en van het attest met de verdiende vakantieduur downloaden. Toegang tot de persoonlijke gegevens krijgt men pas door de elektronische identiteitskaart of een token te gebruiken.
2 REGIME VAN DE BEDIENDEN 2.1
DUUR VAN DE VAKANTIE
2.1.1 Principe De vakantieduur wordt opgebouwd naar rato van 2 dagen vakantie per effectief gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand in het vakantiedienstjaar bij 1 of meer werkgevers. Op die manier kan het aantal vakantiedagen voor bedienden als volgt bepaald worden:
Aantal maanden waarin gewerkt werd Aantal vakantiedagen in 2015 of die gelijkgesteld zijn met werkelijke 6-daagse werkregeling 5-daagse arbeid in 2014 (vakantiedienstjaar) werkregeling(*) 1 maand
2
2
2 maanden
4
4
3 maanden
6
5
4 maanden
8
7
5 maanden
10
9
6 maanden
12
10
7 maanden
14
12
8 maanden
16
14
9 maanden
18
15
10 maanden
20
17
11 maanden
22
19
12 maanden
24
20
(*) met dien verstande dat een gewone inactiviteitsdag kan worden aangerekend op de vakantiedagen, bij een volledige schijf van zes, al dan niet opeenvolgende vakantiedagen. Het maximale aantal vakantiedagen voor een bediende tewerkgesteld in het vijfdagenstelsel, bedraagt 20. De aan de prestaties gelijkgestelde onderbrekingen van de arbeidsovereenkomst zijn voor een bediende nagenoeg gelijk aan deze die gelden voor de arbeiders (zie 1.1.). 2.1.2
Berekening vakantieduur bij in- en uitdiensttreding in de loop van een kalendermaand Een bediende die in de loop van een maand in dienst treedt bij een onderneming of deze verlaat, kan in principe geen aanspraak maken op 2 vakantiedagen (volgens het zesdagenstelsel) voor die maand. Het wordt evenwel algemeen aanvaard dat een tewerkstelling van minstens een halve maand in aanmerking komt voor een tewerkstelling van een volledige maand, of dat de werkgever vakantie toekent proportioneel met de geleverde prestaties. 2.1.3 Berekening vakantieduur bij deeltijdse tewerkstelling Deeltijdse werknemers hebben recht op jaarlijkse vakantie in verhouding tot hun arbeidsprestaties op het ogenblik dat de vakantie wordt toegekend. Voor een deeltijdse werknemer gelden dezelfde regels als voor een voltijdse werknemer. Men moet echter rekening houden met de proportionaliteits- of evenredigheidsregels (zie 1.1. onderaan).
2.2
BEREKENING VAN HET ENKEL EN DUBBEL VAKANTIEGELD
De werkgever zal aan de bediende volgende bedragen in 2015 moeten uitbetalen: 2.2.1 Het enkel vakantiegeld Dit is het loon dat de werkgever aan de bediende uitbetaalt wanneer hij/zij een vakantiedag neemt.
Dit loon is gelijk aan de normale bezoldiging voor de vakantiedag en kan uit vaste en variabele elementen (premies, commissielonen,...) bestaan. De arbeidsrechtbanken en –hoven waren lange tijd verdeeld over de vraag of voordelen waarvan de werknemers genieten, zoals de werkgeversbijdragen inzake maaltijdcheques of de werkgeversbijdragen inzake groepsverzekering, deel moeten uitmaken van de berekeningsbasis voor het vakantiegeld. Om aan deze rechtsonzekerheid een einde te stellen, bepaalde het koninklijk besluit van 18 februari 2003 (B.S. 6 maart 2003) dat het vakantiegeld nog slechts berekend dient te worden op het loon dat als basis dient voor de berekening van de “gewone” socialezekerheidsbijdragen. Patronale bijdragen in een groeps- of hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques, het voordeel dat voortvloeit uit het gebruik van een bedrijfswagen voor privédoeleinden, … dienen dus niet opgenomen te worden in de basis voor de berekening van vakantiegeld en het vertrekvakantiegeld. Het variabele gedeelte wordt per vakantiedag berekend door toepassing van de volgende breuk: variabel loon van de 12 vorige maanden 20,83 dagen per maand (vijfdagenstelsel) 2.2.2 Het dubbel vakantiegeld Het dubbel vakantiegeld wordt voor vier volledige vakantieweken betaald. Het is gelijk aan 92% van de brutobezoldiging van de maand waarin de bediende zijn/haar hoofdvakantie neemt, voor die bedienden die gedurende het volledige vakantiedienstjaar 2014 gewerkt hebben. Voor die bedienden die in 2014 geen volledig dienstjaar gepresteerd hebben, wordt de 92% dubbel vakantiegeld volgens de volgende breuk herleid: 92% x aantal gepresteerde of gelijkgestelde maanden in 2014 12 Het dubbel vakantiegeld wordt uitbetaald op het ogenblik dat de bediende zijn/haar hoofdvakantie opneemt. 2.2.3 Het vertrekvakantiegeld Het vertrekvakantiegeld bedraagt 15,34% (7,67% voor het enkel vertrekvakantiegeld; 6,8% voor het dubbel vertrekvakantiegeld; 0,87% dubbel vakantiegeld 4 de vakantieweek) van: 1)
de (effectief verdiende of gelijkgestelde) brutowedden tijdens het lopende kalenderjaar;
2)
de (effectief verdiende of gelijkgestelde) brutowedden tijdens het vorige kalenderjaar indien de bediende nog geen vakantiedagen heeft opgenomen. Indien de bediende reeds enkele snipperdagen nam maar nog geen dubbel vakantiegeld voor het vakantiejaar kreeg, moet er een verrekening gebeuren van het aantal reeds opgenomen vakantiedagen met het enkel vertrekvakantiegeld (7,67% - ( 7,67% x (aantal reeds genomen snipperdagen / 20)). Indien de bediende reeds het dubbel vakantiegeld (x/12 x 92% - zie 2.2.2.) voor het vakantiejaar ontving, kan hij enkel aanspraak maken op enkel vertrekvakantiegeld voor de overblijvende niet-opgenomen vakantiedagen.
In de volgende gevallen moet vertrekvakantiegeld betaald worden 2:
2
De RSZ had in zijn instructies van het 4de kwartaal 2010 opgenomen dat de werkgever voortaan ook vertrekvakantiegeld moet betalen wanneer een werknemer een thematisch verlof (ouderschapsverlof, palliatief verlof, bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid) neemt in de vorm van een volledige schorsing van zijn arbeidsprestaties. In zijn instructies van het eerste kwartaal 2011 trekt de RSZ dit standpunt terug in.
1)
wanneer de arbeidsovereenkomst van de bediende een einde neemt (genomen of gegeven ontslag, einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur of van een vervangingsovereenkomst, beëindiging in onderling akkoord, …);
2)
wanneer de bediende zijn beroepsloopbaan volledig onderbreekt of een voltijds tijdskrediet opneemt;
3)
wanneer de bediende van arbeidsregeling verandert en zijn wekelijks gemiddeld aantal gepresteerde arbeidsuren vermindert;
4)
wanneer de bediende onmogelijk zijn vakantie kon opnemen tijdens het vakantiejaar (bv. bij langdurige ziekte).
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever een vakantie-attest afleveren. 2.2.4
Sociale en fiscale inhoudingen op het vakantiegeld en vertrekvakantiegeld voor bedienden Volgende RSZ-inhoudingen en bedrijfsvoorheffing moeten op de verschuldigde bedragen ingehouden worden: Gewoon vakantiegeld
Vertrekvakantiegeld (15,34% van het brutojaarloon)
Enkel (normaal loon van de lopende maand)
Dubbel (x/12 van 92% Enkel van het vertrekvakantiebrutomaandloon) geld (7,67%)
Dubbel vertrekvakantiegeld (6,8%)
Dubbel vertrekvakantie geld 4de vakantieweek (0,87%)
- 13,07% werknemersbijdragen - gewone werkgeversbijdragen
- 13,07% werknemersbijdrage op x/12 van 85% - geen werkgeversbijdragen
- 13,07% RSZwerknemersbijdrage - RSZbijdragen voor de werkgever wiens onderneming de werknemer verlaat
- 13,07% werknemersbijdrage - geen werkgeversbijdrage
Vrij van persoonlijke en patronale RSZbijdragen
Bedrijfsvoorheffing Bedrijfsvoorheffing zoals op normaal loon
Speciaal tarief (in %)
Speciaal tarief (in %)
Speciaal tarief (in %)
Speciaal tarief (in %)
RSZ
In de volgende tabel wordt het speciaal tarief van bedrijfsvoorheffing dat van toepassing is op het dubbel vakantiegeld en het vertrekvakantiegeld weergegeven. Deze bedrijfsvoorheffing wordt berekend volgens een vast percentage dat varieert naargelang het totaal van het jaarlijks belastbaar loon van de werknemer. Jaarlijks belastbaar loon in euro (gewoon maandelijks belastbaar loon x 12)
% fiscale inhouding op vakantiegeld
tot € 7.420
0
van € 7.420,01 tot € 9.150,00
19,17
van € 9.150,01 tot € 11.350,00
21,20
van € 11.350,01 tot € 13.405,00
26,25
van € 13.405,01 tot € 15.625,00
31,30
van € 15.625,01 tot € 17.840,00
34,33
van € 17.840,01 tot € 22.130,00
36,34
van € 22.130,01 tot € 24.275,00
39,37
van € 24.275,01 tot € 32.870,00
42,39
van € 32.870,01 tot € 43.615,00
47,44
boven € 43.615,00
53,50
Een vrijstelling van belasting en/of een vermindering van de voorheffing voor kinderen ten laste is mogelijk op het vakantiegeld. Hierna publiceren wij ter verduidelijking een voorbeeld van de berekening van het vakantiegeld voor een bediende. Voorbeeld Een bediende die gedurende het volledige jaar 2014 tewerkgesteld werd en een brutomaandwedde van € 2.100 heeft, ontvangt volgende sommen: Enkel vakantiegeld
€ 2.100 bruto
te verminderen met 13,07% RSZ-werknemersbijdrage en bedrijfsvoorheffing volgens de gebruikelijke schalen
(gewone maandloon)
Dubbel vakantiegeld € 1.932 bruto
12 x 92% x € 2.100 = 12
- € 233,30
RSZ-inhouding (13,07% op dubbel vakantiegeld aan
85/92ste)
Bedrijfsvoorheffing
- € 720,08
(42,39% volgens speciale schaal bedrijfsvoorheffing) Netto–dubbel vakantiegeld
€ 978,62
3 HET JEUGDVAKANTIESTELSEL Een jongere die in 2014 afstudeerde en toen voor het eerst aan het werk ging, kan onder bepaalde voorwaarden in 2014 jeugdvakantiedagen ten laste van de RVA toegekend krijgen, ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie.
3.1
PRINCIPE
Een jongere die in 2014 zijn studies beëindigde en in dat jaar minstens 1 maand werkte, heeft in 2015 recht op:
"gewone" vakantiedagen en vakantiegeld in verhouding tot het aantal gewerkte dagen, betaald door de werkgever (bediende) of het vakantiefonds (arbeider);
een aantal bijkomende jeugdvakantiedagen (tot maximum 4 weken) en een jeugdvakantie-uitkering betaald door de RVA, ten belope van 65 % van het gewone loon. De jongere kan deze jeugdvakantiedagen geheel of gedeeltelijk tijdens zijn tewerkstelling in 2015 opnemen na uitputting van de gewone vakantiedagen. De vaststelling van de
vakantiedata gebeurt zoals voor de gewone vakantiedata (collectief of in onderling akkoord tussen de jongere en zijn werkgever).
3.2
VOORWAARDEN OM RECHT TE HEBBEN OP JEUGDVAKANTIE
jonger dan 25 jaar zijn op 31 december van het vakantiedienstjaar 2014;
de studies, leertijd (middenstandsopleiding, industriëel leerlingwezen,…) of een opleiding erkend in het kader van de deeltijdse leerplicht of erkend door de VDAB, beëindigd hebben in 2014;
minstens 1 maand als loontrekkende gewerkt hebben in het vakantiedienstjaar 2014 (als arbeider of bediende, niet als jobstudent). Deze tewerkstelling moet minstens 70 arbeids- of gelijkgestelde uren omvatten;
nog niet in een vorig kalenderjaar voldaan hebben aan de voorwaarden om te kunnen genieten van jeugdvakantie of van aanvullende vakantie krachtens de vroegere reglementering. Deze regel is vooral bedoeld bij een hervatting van de studies. Men kan dus slechts één keer van één van beide regelingen genieten.
Wanneer de werknemer niet voor het jeugdvakantiestelsel in aanmerking komt en het bedrijf een collectieve sluiting kent voor meer dagen dan het aantal vakantiedagen waarop hij recht heeft, kan hij aan de hand van een “controleformulier C 3.2 A” en een “C 3.2-werkgever-formulier” werkloosheidsvergoedingen voor deze collectieve sluitingsdagen aanvragen.
3.3
HET AANTAL DAGEN JEUGDVAKANTIE
In het totaal heeft de jongere recht op 4 weken vakantie. Vakantiedagen die opgebouwd werden op basis van effectieve prestaties en gelijkgestelde afwezigheden in het vakantiedienstjaar, worden op dit basisrecht in mindering gebracht. Voor het uiteindelijke saldo zal de betrokkene jeugdvakantieuitkeringen kunnen aanvragen. Uiteraard mag de jonge werknemer tijdens de jeugdvakantie geen beroeps- of vervangingsinkomen hebben: in dat geval vervalt zijn uitkering.
3.4
DE JEUGDVAKANTIE-UITKERING
De jeugdige werknemer ontvangt per opgenomen jeugdvakantiedag 65% van zijn gemiddeld dagloon op de eerste opgenomen jeugdvakantiedag. Het gemiddeld dagloon wordt berekend op basis van een begrensd brutomaandloon (€ 2.121,75 sinds 1 september 2014). De jeugdvakantie-uitkering bedraagt dus maximaal € 53,04 berekend in de zesdagenweek. Op dit bedrag wordt 10,09% bedrijfsvoorheffing ingehouden. De RVA betaalt de jeugdvakantie-uitkering.
3.5
FORMALITEITEN
Voor elke maand waarin jeugdvakantie wordt opgenomen, overhandigt de werkgever na afloop van de vakantieperiode een formulier "C103–jeugdvakantie Werkgever". Dit formulier wordt in tweevoud afgegeven voor de 1ste maand waarin jeugdvakantie wordt opgenomen. Voor elke volgende maand volstaat één formulier. Voor de eerste maand jeugdvakantie moet de werknemer zelf ook een formulier “C103-jeugdvakantie Werknemer” invullen. De werknemer moet de “C103-jeugdvakantie Werkgever” en “C103-jeugdvakantie Werknemer” aan zijn uitbetalingsinstelling bezorgen. Hij kan dit na elke vakantieperiode doen, maar wel maar ten vroegste in de maand april van het vakantiejaar en uiterlijk in februari van het daarop volgend jaar. De betaling van de jeugdvakantiedagen gebeurt in de loop van de maand volgend op de maand waarin de jeugdvakantiedagen werden genomen.
Via de portaalsite van de sociale zekerheid (www.socialezekerheid.be) kunnen de ondernemingen die over een toegangsrecht tot de beveiligde toepassingen van de sociale zekerheid beschikken, een elektronische aangifte van de jeugdvakantie verrichten (www.socialezekerheid.be onderneming sociale risico’s ASR-werkloosheid een aangifte indienen/wijzigen). In dit geval moet de werkgever per werknemer “een eenmalige aangifte voor het vaststellen van het recht op jeugdvakantie” (scenario 9) invullen, dat nadien moet gevolgd worden door een “maandelijkse aangifte” (scenario 10). Als de aangifte elektronisch wordt verstuurd, moet de jongere nog slechts één keer een papieren formulier indienen: de “C103-jeugdvakantie Werknemer” op het ogenblik van de 1ste jeugdvakantie. Van elk elektronisch doorgestuurd bericht dient hij wel een afschrift van de werkgever te ontvangen.
4 SENIORVAKANTIE Naar analogie met het jeugdvakantiestelsel kunnen sommige oudere werknemers die geen recht hebben op een volledige vakantie, eventueel aanspraak maken op seniorvakantie. Zij moeten aan volgende voorwaarden voldoen:
opnieuw in loondienst treden in de privésector;
op 31 december van het vakantiedienstjaar (= vorige kalenderjaar) minimum 50 jaar zijn;
in het vakantiedienstjaar volledig werkloos of invalide geweest zijn en om die reden geen recht hebben op de volledige 4 weken betaalde vakantie.
De seniorvakantiedagen worden door de RVA vergoed. De seniorvakantie-uitkering bedraagt 65% van het gemiddelde dagloon waarop de werknemer normaal recht zou hebben gehad op het tijdstip waarop hij in het vakantiejaar voor het eerst seniorvakantiedagen neemt. Het in acht genomen loon is evenwel begrensd tot € 2.121,75 bruto/maand (bedrag geldig vanaf 01/09/2013). De daguitkering bedraagt daardoor maximum € 53,04 in de zesdagenweek. De RVA houdt 10,09% bedrijfsvoorheffing in op dit bedrag. De aanvraag moet uiterlijk ingediend worden op het einde van februari van het jaar dat volgt op het vakantiejaar. Naar analogie met het formulier C 103 jeugdvakantie, wordt het “bewijs van seniorvakantie” in dubbel afgeleverd de maand waarin de werknemer voor het eerst de seniorvakantiedagen in het vakantiejaar neemt. Een uitgebreidere toelichting over het seniorvakantiestelsel vindt u in nummer 3 van Bouwvast van 2007.