Update
nr. 10
Vaktechnische briefing voor accountants
Jaargang 2 December 2008
Inhoud 2
Van de redactie
13 16 22
Accounting Invloed kredietcrisis op presentatie schulden De bepaling van de discontovoet in het kader van IAS 19/RJ 271 Onderhanden projecten: projectontwikkeling De continuïteitsveronderstelling in het huidige economische klimaat Toepassing van IAS 7 Cash Flow Statements nader bekeken Toepassing kostprijshedge-accounting Implementatiewet Transparantierichtlijn
23
Assurance Wet Toezicht Accountantsorganisaties en schendingen
3 4 6 11
25
Ondernemingsrecht Accountantsverklaring niet altijd vereist bij juridische fusie of juridische splitsing
26
Overheid en non-profit Directe en indirecte gevolgen van de kredietcrisis in de public sector
Colofon
Van de redactie
Update Bulletin van het Accounting & Auditing Center van Deloitte Accountants B.V. Eindredactie Desirée van Kaam Redactieraad Mr. Cees van Geffen Drs. Twan van Gool Prof. Dr. Ralph ter Hoeven RA Frank van Kuijck RA RO EMIA Drs. Dingeman Manschot RA Drs. Rik Roos RA Ronald Smittenberg RA (voorzitter) Fons Tuerlings AA Redactiesecretariaat Angelique Hellewegen Accounting & Auditing Center Postbus 4321 3006 AH Rotterdam Tel. (010) 272 1301 Fax (010) 272 1119 E-mail:
[email protected] Productie Arend van der Heiden Druk Nadorp Druk b.v., Poeldijk Van alle verschenen nummers is een elektronische versie te vinden op:
Voor u ligt het tiende nummer van ‘Update’, vaktechnisch bulletin voor accountants, verzorgd door het AAC. In deze kersteditie van Update in de rubriek Accounting zoals gebruikelijk aandacht voor nationale en internationale ontwikkelingen op het gebied van jaarverslaggeving. Als gevolg van de huidige kredietcrisis kunnen ondernemingen problemen ondervinden met hun financiering en het herfinancieren van leningen. Deze problemen kunnen grote gevolgen hebben voor de presentatie van schulden in de balans. In deze Update wordt nader ingegaan op de verschillende verslaggevingsregels. In de Update nummer 9 van oktober 2008 werd aandacht besteed aan de wijzigingen in de nieuwe RJ-bundel die van toepassing zijn voor verslagjaren vanaf 2009. In deze Update wordt nader ingegaan op de specifieke bepalingen die over projectontwikkeling zijn opgenomen in RJ 221 en op de nieuwe balanspresentatie van onderhanden projecten volgens deze richtlijn. Tevens wordt aandacht besteed aan de continuïteitsveronderstelling in het huidige economische klimaat. Het kasstroomoverzicht is, binnen IFRS, één van de verplichte primaire overzichten van de jaarrekening. Lees meer over een aantal veelvoorkomende fouten bij het opstellen van een kasstroomoverzicht. Om valuta- en renterisico’s te verminderen kan een onderneming derivaten afsluiten waarmee de risico’s kunnen worden afgedekt (hedgen). Als derivaten tegen kostprijs worden gewaardeerd biedt RJ 290 ‘Financiële instrumenten’ de mogelijkheid kostprijshedge-accounting toe te passen. In deze Update wordt een uitgebreide toelichting op deze toepassing gegeven. Accountantsorganisaties dienen een centrale vastlegging te maken als medewerkers de Wet Toezicht Accountantsorganisaties (WTA) schenden. Het artikel in de rubriek Assurance geeft aan wanneer een vastlegging van schendingen plaatsvindt en wat de benodigde opvolging is.
www.deloitte.nl/update ©Deloitte 2008 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave
In november 2008 is een wet tot uitvoering van een Europese richtlijn uit 2007, in het kader van lastenverlichting voor het bedrijfsleven, in werking getreden. In deze wet is de mogelijkheid om af te zien van een verklaring van een accountant opgenomen. Lees hierover meer in de rubriek Ondernemingsrecht.
mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier,
Tot slot berichten wij u in de rubriek Overheid en non-profit over een aantal directe en indirecte gevolgen van de kredietcrisis en hoe deze gevolgen in de controle betrokken moeten worden.
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Accounting & Auditing Center, Deloitte
Wij wensen u prettige feestdagen en veel leesplezier.
Accountants B.V., Rotterdam.
De redactie Hoewel bij het samenstellen van deze publicatie de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, aanvaardt Deloitte geen aansprakelijkheid voor directe, indirecte, of bijkomende schade of enige andere schade die het gevolg zou kunnen zijn van het verstrekken of het gebruiken van deze publicatie of daarmee verband zou kunnen houden zoals, maar niet uitsluitend, acties en/of activiteiten die worden ondernomen op basis van de inhoud van deze publicatie.
2
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Accounting
Invloed kredietcrisis op presentatie schulden Als gevolg van de huidige kredietcrisis kunnen ondernemingen problemen krijgen met hun financiering. Een langlopende lening kan bijvoorbeeld direct opeisbaar worden. Dit als gevolg van het niet meer voldoen aan in de leningsovereenkomst opgenomen ratio’s. Ook is het mogelijk dat er problemen zijn met het herfinancieren van leningen. Deze problemen kunnen grote gevolgen hebben voor de presentatie van schulden in de balans. Onder IFRS is voor de presentatie van schulden als langlopend of kortlopend de situatie per balansdatum doorslaggevend. Onder NL GAAP is het als alternatief toegestaan voor deze presentatie ook rekening te houden met gebeurtenissen tussen balansdatum en opmaken van de jaarrekening. Onder IFRS dienen derhalve reeds voor de balansdatum bepaalde acties te worden ondernomen om een presentatie als langlopende schuld zeker te stellen, terwijl onder NL GAAP dit ook nog na balansdatum doch voor de opmaakdatum kan worden geregeld. In dit artikel wordt nader ingegaan op deze verslaggevingsregels. Direct opeisbaar worden door niet voldoen aan leningsvoorwaarden Een onderneming kan in de situatie terechtkomen dat zij op balansdatum niet voldoet aan de leningsvoorwaarden van een langlopende leningsovereenkomst, met als gevolg dat de schuld direct opeisbaar wordt. Bij directe opeisbaarheid van de schuld dient de onderneming bij toepassing van IFRS en NL GAAP de schuld te rubriceren als kortlopend.
de geldende leningsvoorwaarden de schuld te herfinancieren voor een termijn van minimaal 12 maanden na balansdatum. Dit geldt zowel onder IFRS als onder NL GAAP. Tabel: Recapitulatie invloed mogelijke situaties op presentatie schulden
IFRS
NL GAAP
Kortlopend
Kortlopend
Langlopend
Langlopend
Kortlopend
Kortlopend of
Direct opeisbaar worden
Als echter op of voor balansdatum met de schuldeiser een herstelperiode is overeengekomen en daarom onmiddellijke opeising niet mogelijk is, blijft de schuld als langlopend geclassificeerd, mits de herstelperiode minimaal tot 12 maanden na balansdatum loopt. Dit geldt zowel onder IFRS als onder NL GAAP.
Onderneming voldoet per balansdatum niet aan de leningsvoorwaarden van een langlopende leningsovereenkomst, met als gevolg dat de schuld direct opeisbaar wordt. Onderneming voldoet per balansdatum
Het is mogelijk dat pas na balansdatum, doch voor het moment van opmaken van de jaarrekening, overeenstemming wordt bereikt door de onderneming met de schuldeiser. Onder IFRS heeft dit feit geen invloed meer op de presentatie van de schuld. Deze blijft gepresenteerd als kortlopend. Onder NL GAAP kan deze IFRS-regel ook worden gevolgd. Het is dan, afwijkend van IFRS, als alternatief voor de presentatie van de schuld toegestaan rekening te houden met de na balansdatum met de financier bereikte overeenstemming. De herstelperiode moet dan wel zodanig lang zijn dat de lening niet binnen 12 maanden na balansdatum opeisbaar is. In dat geval is het, uitsluitend onder NL GAAP, toegestaan de schuld als langlopend te classificeren. Herfinanciering niet rond per balansdatum
niet aan de leningsvoorwaarden van een langlopende leningsovereenkomst, met als gevolg dat de schuld direct opeisbaar wordt. Onderneming komt echter op of voor balansdatum met de schuldeiser een herstelperiode overeen en daarom is onmiddellijke opeising niet mogelijk. De herstelperiode loopt minimaal tot 12 maanden na balansdatum. Onderneming voldoet per balansdatum niet aan de leningsvoorwaarden van
langlopend
een langlopende leningsovereenkomst,
(toegestaan
met als gevolg dat de schuld direct
alternatief)
opeisbaar wordt. Onderneming komt
Een onderneming kan op balansdatum voor een schuld een overeenkomst tot herfinanciering op langetermijnbasis hebben. Als dat het geval is, blijft de desbetreffende schuld als langlopende schuld gerubriceerd. Een schuld blijft ook als langlopende schuld gerubriceerd als de onderneming op balansdatum voornemens is én het recht heeft onder Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
pas na balansdatum met de schuldeiser een herstelperiode overeen en daarom is onmiddellijke opeising niet mogelijk. De herstelperiode loopt minimaal tot 12 maanden na balansdatum.
3
Tabel: Recapitulatie invloed mogelijke situaties op presentatie schulden
IFRS
NL GAAP
Langlopend
Langlopend
Langlopend
Langlopend
Langlopend
Kortlopend of
Herfinanciering Onderneming heeft op balansdatum voor een schuld een overeenkomst tot herfinanciering op langetermijnbasis. Onderneming heeft op balansdatum recht onder de geldende leningsvoorwaarden en is voornemens de schuld te herfinancieren voor een termijn van minimaal 12 maanden na balansdatum. Onderneming heeft op balansdatum niet het recht onder de geldende le-
langlopend
ningsvoorwaarden een schuld te herfi-
(toegestaan
nancieren voor een termijn van
alternatief)
minimaal 12 maanden na balansdatum. Herfinanciering is echter contractueel overeengekomen vóór het moment van opmaken van de jaarrekening.
Een probleem ontstaat als een onderneming op balansdatum niet het recht heeft onder de geldende leningsvoorwaarden de schuld te herfinancieren voor een termijn van
minimaal 12 maanden na balansdatum. Onder IFRS leidt dat gegeven tot presentatie als kortlopend. Een herfinanciering kan echter contractueel overeengekomen worden na balansdatum, maar vóór het moment van opmaken van de jaarrekening. Onder NL GAAP kan dan de IFRS-regel (situatie per balansdatum bepalend) ook worden gevolgd. In dat geval is het, afwijkend van IFRS, als alternatief voor de presentatie van de schuld toegestaan rekening te houden met de na balansdatum overeengekomen herfinanciering en deze schuld in de balans als langlopend te rubriceren. Onder IFRS heeft deze herfinanciering na balansdatum geen invloed meer op de situatie per balansdatum. Gevolg is dat de schuld onder IFRS als kortlopend wordt gepresenteerd. Voorkom onnodige problemen op het gebied van verslaggeving De huidige kredietcrisis leidt tot uiteenlopende problemen. Het is raadzaam attent te zijn op de bovenstaande verslaggevingsregels onder IFRS en NL GAAP. Met name als een onderneming IFRS toepast is aandacht vereist voor deze regels. Immers, als afspraken over herstelperiodes en herfinanciering te laat (lees na balansdatum) tot stand komen, kan dat vervelende en onbedoelde consequenties hebben voor de presentatie van schulden in de IFRS-balans. Drs. Dingeman Manschot RA
Accounting
De bepaling van de discontovoet in het kader van IAS 19/RJ 271 Zowel in IAS 19 als in RJ 271 dienen pensioenverplichtingen verdisconteerd te worden tegen een discontovoet die dient te worden ontleend aan de marktrentevoet per balansdatum van hoogwaardige ondernemingsobligaties. In het kader van de huidige kredietcrisis komt de vraag op wat onder hoogwaardig verstaan moet worden en in hoeverre de in de markt gehanteerde marktrentevoeten aan deze eis van hoogwaardigheid kunnen voldoen. Bepalingen inzake discontovoet IAS 19/RJ 271
Interpretatie en toepassing in praktijk
In IAS 19.78 wordt in het kader van de te gebruiken discontovoet voor het contant maken van de pensioenverplichtingen gerefereerd aan hoogwaardige ondernemingsobligaties (high quality corporate bonds). Indien de markt voor ondernemingsobligaties onvoldoende liquide is, dient te worden overgegaan op de marktrentevoet van staatsobligaties. Verder vermeldt IAS 19.78 nog dat de valuta waarin de desbetreffende categorie obligaties luidt, gelijk dient te zijn aan die waarin de pensioenaanspraken luiden. Tot slot dienen ook de looptijden van de ondernemingsobligaties en pensioenaanspraken zo goed mogelijk met elkaar overeen te komen. In RJ 271.330 is een gelijkluidende bepaling opgenomen.
Omdat pensioenaanspraken over een langere tijd lopen, is met name de eis van gelijke termijnen problematisch. Immers, er zijn nauwelijks ondernemingsobligaties uitgegeven met een termijn die gelijk is aan de gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen op de balans van de onderneming, waarbij al snel gerekend moet worden met een looptijd van 30 jaar. Dit probleem dateert uiteraard al van voor de kredietcrisis en wordt in de praktijk opgelost door uit te gaan van extrapolatie van de credit spread (de rentepremie boven de risicovrije rente die ondernemingen over hun obligaties moeten betalen) van korter lopende (bijvoorbeeld 10 jaar) hoogwaardige ondernemingsobligaties over
4
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
de langere termijn van de pensioenverplichtingen. Deze methodiek achten wij overigens nog steeds aanvaardbaar. Met betrekking tot de valutasoort mag duidelijk zijn dat aanspraken die onder Nederlandse pensioenregelingen zijn opgebouwd doorgaans in euro’s luiden. De hoogwaardige ondernemingsobligaties dienen derhalve eveneens in euro’s te luiden. Wat betreft het al dan niet aanwezig zijn van een liquide markt (in IAS 19 wordt gesproken over ‘countries where there is no deep market’) dient sinds het ontstaan van de Europese Monetaire Unie de eurozone als desbetreffend marktgebied te worden beschouwd. Binnen de eurozone is sprake van een actieve markt voor ondernemingsobligaties die luiden in euro’s. De vraag is echter of deze markt er ook nog is voor hoogwaardige ondernemingsobligaties gezien de vele ‘downgrades’ in kredietwaardigheidsstatus die sinds het ontstaan van de kredietcrisis zijn doorgevoerd. Wij komen hier later op terug. De eis van hoogwaardigheid De eis van hoogwaardigheid refereert normaliter aan ondernemingsobligaties met een van de twee hoogste ratings gegeven door erkende rating agencies. Voor de eurozone zijn er diverse agencies die de kredietwaardigheid van ondernemingsobligaties beoordelen (bijvoorbeeld: Moody’s, S&P, DBRS, Fitch Ratings). Tevens zijn er instanties die op basis van mandjes van geselecteerde ondernemingen en overige data van ‘rating agencies’ rentecurves publiceren, zoals de Duitse beurs dat doet met zijn iBoxx-indices. De iBoxx is een index voor bedrijfsobligaties, opgezet in 2001 door de Duitse beurs in samenwerking met zeven banken. De iBoxx EUR Corporates AA-curve wordt door veel actuariële organisaties en pensioenadviseurs gebruikt in het kader van IAS 19/RJ 271-berekeningen. Deze iBoxx-rentecurve is zeker niet de enige benchmark die beschikbaar is voor IAS 19/RJ 271-berekeningen. Ook een organisatie als Bloomberg stelt data beschikbaar waar soortgelijke rentecurves aan kunnen worden ontleend. Zo hebben de Capital Markets (CM)-specialisten van FAS een IAS 19-rentecurve ontwikkeld die maandelijks bepaald wordt op basis van een gemiddelde van vier rentecurves die aan Bloombergdata zijn ontleend en die alle betrekking hebben op de effectieve rentes van obligaties van eurozone-ondernemingen met een hoge kredietwaardigheid. Vooral in het afgelopen jaar bleek dat de verschillen tussen deze rentecurves en die van iBoxx begonnen toe te nemen. Met name de iBoxx-curve liep in een veel hoger tempo op dan (op het oog soortgelijke) op Bloomberg gebaseerde curves. Nadere analyse van de verschillende rentecurves Op basis van een analyse van onze CM-specialisten, blijkt dat de verschillen met name te verklaren zijn door een verschillende samenstelling qua aantal ondernemingsobligaties en daaraan verbonden kredietwaardigheidsstatus van deze ondernemingen. Zo is de iBoxx gebaseerd op een veel groter aantal ondernemingsobligaties dan de door CM gebruikte Bloomberg-indices. iBoxx maakt daarbij tevens gebruik van ondernemingen buiten de eurozone, terwijl Bloomberg zich beperkt tot ondernemingen die in eurozone zijn gevestigd. Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Opmerkelijk is dat iBoxx ook ondernemingen selecteert die een AA-status hebben. Bloomberg baseert zich in zijn AA -curves alleen op ondernemingen met een ‘AA’ en een ‘AA+’ -status. Het is bekend dat het verschil tussen ‘AA-’ enerzijds en ‘AA’/‘AA+’-spreads anderzijds aanzienlijk is toegenomen in de afgelopen maanden, hetgeen tevens verklaart waarom de iBoxx-curves meer dan andere curves zijn opgelopen (soms is het verschil meer dan 100 basispunten, dus een vol procent). Concluderende opmerkingen Gezien het feit dat alleen al in de eurozone volgens Bloomberg-data 134 (stand per 1/8/2008) ondernemingsobligaties (verspreid over vele ondernemingen) de rating AA of hoger hadden, concluderen wij dat er nog steeds voldoende ondernemingen zijn die aan de hoogwaardige kredietstatus van IAS 19/RJ 271 en onze aanvullende Deloitte-guidance kunnen voldoen. Aangezien in deze obligaties actief wordt gehandeld (er zijn op dagelijkse basis effectieve rentes beschikbaar), bestaat er consensus dat er in de eurozone nog steeds sprake is van een actieve markt in dergelijke obligaties. Daarmee is de noodzaak niet aanwezig om op grond van IAS 19.78/RJ 271.330 over te stappen op de rentecurves van (Nederlandse) staatsobligaties, die overigens de laatste tijd juist een dalende tendens vertonen door de afnemende inflatieverwachting en de hoge vraag. Staatsobligaties zijn immers in de regel populair in onzekere tijden waardoor de effectieve rente onder druk komt te staan. Verder zijn de tekortkomingen van de IAS 19-benchmark, en wel de iBoxx-curve, nadrukkelijk aan het licht gekomen tijdens de kredietcrisis. Wij menen dat deze curve door de aanwezigheid van vele ‘AA-ondernemingen’ (met sterk oplopende credit spreads) inmiddels op gespannen voet staat met de IAS 19/RJ 271-eisen. De door CM gebruikte Bloomberg-curves achten wij in lijn met IAS 19/RJ 271. Het overstappen van iBoxx naar Bloomberg-curves levert uiteraard geen stelselwijziging op omdat de grondslag van IAS 19.78/RJ 271.330 wordt gevolgd en feitelijk gehoor wordt gegeven aan het beginsel dat de discontovoet gebaseerd moet zijn en moet blijven op hoogwaardige ondernemingsobligaties. Selectieve carve-outs uit de iBoxx-index (bijvoorbeeld het categorisch verwijderen van alle financiële instellingen, ook al hebben ze een AA- of AA+-status) raden wij sterk af. IAS 19/RJ 271 kiest voor ondernemingsobligaties omdat ondernemingen die de pensioenverplichting op hun balans moeten verdisconteren nu eenmaal een ander risicoprofiel hebben dan overheden. Dat afwijkende risicoprofiel, zijnde het verschil tussen hoogwaardige ondernemingsobligaties en staatsobligaties, dient in brede zin over zoveel mogelijk bedrijfstakken beschouwd te worden. Wel achten wij het aanvaardbaar dat de iBoxx wordt geschoond voor ondernemingsobligaties op basis van objectieve en toetsbare criteria (bijvoorbeeld het schonen van de obligaties die niet zijn ingedeeld in de hoogste twee categorieën van rating agency-indices). Prof. dr. Ralph ter Hoeven RA (AAC) 5
Accounting
Onderhanden projecten: projectontwikkeling (ook van toepassing op Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting) In Update nummer 9 van oktober 2008 zijn op hoofdlijnen de wijzigingen in de nieuwe RJ-bundel die van toepassing zijn voor verslagjaren vanaf 2009 beschreven. Eén van de richtlijnen die is gewijzigd is RJ 221 ‘Onderhanden projecten’. In dit artikel wordt nader ingegaan op de specifieke bepalingen die over projectontwikkeling zijn opgenomen in deze nieuwe richtlijn. Tevens wordt nader ingegaan op de nieuwe balanspresentatie van onderhanden projecten volgens deze richtlijn. Deze richtlijn is behalve op aannemers en commerciële projectontwikkelaars eveneens van toepassing op Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting. Toegelaten instellingen maken hun jaarrekening immers op met inachtneming van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit uitgangspunt is, met uitzondering van enkele specifiek benoemde afdelingen en artikelen, geregeld in artikel 26 lid 1 van het BBSH. Op grond hiervan zijn de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (hierna RJ) ook van toepassing, waarbij voor toegelaten instellingen de RJ een specifieke richtlijn kent: RJ 645. In RJ 645.213 is aangegeven dat onroerende zaken in ontwikkeling bestemd voor de verkoop worden gewaardeerd volgens RJ 221 ‘Onderhanden projecten’. Onderhanden projecten versus projectontwikkeling Een onderhanden project is gedefinieerd als een project dat is overeengekomen met een derde, voor de constructie van een actief (of combinatie van activa) waarbij de uitvoering zich gewoonlijk uitstrekt over meer dan één verslagperiode. De constructie van een actief voor eigen rekening en risico valt derhalve niet onder deze definitie van een ‘onderhanden project’. In de nieuwe richtlijn is thans echter opgenomen dat er eveneens sprake is van een onderhanden project in de zin van RJ 221 indien de economische eigendom vóór of tijdens de constructie of ontwikkeling wordt overgedragen aan de koper(s). Daarbij is aangegeven: ‘projectontwikkeling is een activiteit die naar aard, risico en uitvoering van de te construeren activa gelijk is te stellen aan een onderhanden project’. Maar dan moeten wel de voor- en nadelen van de economische eigendom van de uit projectontwikkeling voortvloeiende activa vóór of tijdens de constructie worden overgedragen aan de koper. Projectontwikkeling Projectontwikkeling betreft activiteiten inzake langetermijnprojecten, bijvoorbeeld voor de bouw van woningen, kantoren en winkelcentra. Bij woningbouw gaat het meestal om bouwplannen, geïnitieerd en te ontwikkelen door een onderneming of toegelaten instelling. Projectontwikkeling vindt in eerste aanleg niet plaats voor opdrachtgevers, aangezien projectontwikkeling door de onderneming zelf wordt geïnitieerd. Bij deze projecten hebben potentiële kopers de 6
keuze uit op tekening beschikbare te ontwikkelen eenheden, bijvoorbeeld appartementen of woningen. Wijzigingen in de constructie of samenstelling van de te realiseren eenheden zijn meestal beperkt mogelijk. De aanvang van de constructie vindt veelal plaats indien en zodra (een aanzienlijk deel van) de te realiseren eenheden zijn gecontracteerd voor verkoop. Kopers hebben zich hierbij contractueel verbonden voor de verkrijging van eenheden uit de projectontwikkeling (bijvoorbeeld een appartement of een woning). Toerekenen projectopbrengsten en -kosten De voor- en nadelen verbonden aan de economische eigendom van eenheden van projectontwikkeling kunnen voor of tijdens de constructie worden overgedragen aan de koper. In dat geval wordt voor deze eenheden het toe te rekenen deel van opbrengsten en kosten aangemerkt als projectopbrengsten en -kosten. De projectontwikkelaar verwerkt de projectopbrengsten en -kosten naar rato van de verrichte prestaties in de winst-en-verliesrekening in overeenstemming met RJ 221.301 (RJ 221.320). Dit betekent het toepassen van de ‘percentage of completion’-methode indien het resultaat tussentijds op betrouwbare wijze kan worden ingeschat. Het toe te rekenen deel van projectontwikkeling dat naar rato van de verrichte prestaties wordt verwerkt in de winsten-verliesrekening wordt gebaseerd op het totaal van de verwachte opbrengsten van verkochte eenheden in verhouding tot de verwachte opbrengsten van het gehele project (RJ 221.320).
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Splitsen van projecten in onverkocht deel en verkocht deel
De verwachte totale projectopbrengsten ultimo 2008 bedragen € 3.000.000 (= 10 x 300.000). De totale verwachte projectkosten bedragen € 2.000.000 (= 1.500.000 + 500.000). Voor het verantwoorden van de projectopbrengsten
De voor- en nadelen verbonden aan de economische eigendom van eenheden van het project behoeven nog niet te zijn overgedragen aan een koper. In die situatie worden de kosten samenhangend met deze eenheden niet verwerkt als kosten in de winst-en-verliesrekening (RJ 221.321). Deze kosten worden ook niet geactiveerd als onderhanden projecten maar als voorraden. Deze voorraden representeren het toe te rekenen deel van de totale projectkosten die zijn gemaakt en verband houden met toekomstige prestaties die in volgende perioden zullen worden verricht. De waardering van dergelijke activa vindt plaats volgens RJ 220 inzake voorraden (RJ 221.321). Dit betekent waardering tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs dan wel waardering tegen actuele waarde. Verderop in dit artikel wordt nader ingegaan op de presentatie in de balans.
dient een verkoopovereenkomst met een derde te zijn gesloten. Belangrijk uitgangspunt is dat het toe te rekenen deel van projectontwikkeling dat naar rato van de verrichte prestaties wordt verwerkt in de winst-en-verliesrekening, moet worden gebaseerd op het totaal van de te verwachten opbrengsten van verkochte eenheden in verhouding tot de verwachte opbrengsten van het gehele project (RJ 221.320). Dat betekent dus dat toerekening niet zonder meer gebaseerd kan worden op het verkochte aantal appartementen ten opzichte van het totaal aantal appartementen. Dat kan alleen indien de (verwachte) prijs van alle appartementen (bij benadering) gelijk is. De voortgang van het project wordt in dit voorbeeld bepaald door de tot balansdatum gemaakte projectkosten te relateren aan de geschatte totale projectkosten. Het percentage gereed en het percentage verkocht worden aan het einde van ieder jaar als volgt bepaald: Percentage gereed
Zodra tijdens de uitvoering van het project aanvullend eenheden worden overgedragen aan kopers, worden de geactiveerde kosten die toewijsbaar zijn aan deze eenheden eveneens aangemerkt als projectkosten en verwerkt in de winst-en-verliesrekening naar rato van de verrichte prestaties (RJ 221.322).
Ultimo 2008
65% (= 1.300/2.000)
30% (= 900/3.000)
Ultimo 2009
88% (= 1.800/2.050)
92% (= 2.700/2.930)
Ultimo 2010
100% (= 2.050/2.050)
100% (= 2.940/2.940)
De te verantwoorden projectopbrengsten zijn als volgt bepaald:
Een en ander houdt in dat de projecten moeten worden gesplitst in een onverkocht deel (‘voorraden’) en in een verkocht deel (‘onderhanden projecten’), zowel voor de presentatie in de balans (zie verderop in dit artikel) als voor het toerekenen van projectopbrengsten en -kosten in de winst-en-verliesrekening.
Projectopbrengsten 2008
Voorbeeld: Projectontwikkeling - toerekenen projectopbrengsten en
Projectkosten 2008
-kosten bij een appartementencomplex
Projectkosten 2009
585 (= 30% x 65% x 3.000) 1.787 (= (92% x 88% x 2.930) – 585)
Projectopbrengsten 2009
568 (= 9 x 300 + 240 – 585 – 1.787)
Projectopbrengsten 2010
2.940 (= 9 x 300 + 240)
Totale projectopbrengsten
De te verantwoorden projectkosten zijn als volgt bepaald: 390 (= 30% x 1.300) 1.266 (= (92% x 1.800) – 390)
Projectkosten 2010 PO bv heeft in 2001 een stuk cultuurgrond gekocht voor € 100.000. Naar aan-
Percentage verkocht
394 (= 2.050 – 1.266 – 390)
Totale projectkosten
2.050
leiding van een bestemmingswijziging in 2008 mag PO bv een appartementencomplex bouwen van tien appartementen. Hierbij hebben kopers geen invloed
Presentatie van winst-en-verliesrekening conform categoriale model opgesteld
op de constructie van het appartementencomplex. De bouw zal starten in 2008
conform de eerste variant genoemd in RJ 221.401 (projectopbrengsten worden
en zal naar verwachting in 2010 worden afgerond door het overdragen van de
gepresenteerd als netto-omzet en niet als wijziging in onderhanden projecten)
appartementsrechten aan de kopers. De cultuurgrond is door een derde partij
is dan als volgt:
in 2008 bouwrijp gemaakt. De kosten hiervan bedroegen € 400.000. 2008
2009
2010
Totaal
De bouwkosten per appartement bedragen naar verwachting € 150.000. Ultimo 2008 is reeds voor € 800.000 aan bouwkosten gemaakt. Dit ligt in lijn
Netto-omzet
585
1.787
568
met de verwachte kosten en is evenredig over alle tien appartementen te ver-
Projectkosten
390
1.266
394
delen. In 2009 is voor € 500.000 aan kosten gemaakt. Deze kosten liggen
Resultaat
€ 50.000 boven de verwachte kosten. Ook de in 2009 gemaakte kosten zijn
Marge
2.940 2.050
195
521
174
890
33%
29%
31%
30%
evenredig over alle tien appartementen te verdelen. In 2010 wordt de bouw van het appartementencomplex afgerond. De projectkosten bedragen in dat jaar € 250.000. De totale projectkosten bedragen derhalve € 2.050.000, waarvan € 1.550.000 bouwkosten en € 500.000 grondkosten. De verkoopprijs per appartement bedraagt € 300.000. In 2008 zijn reeds voor drie appartementen verkoopcontracten gesloten. De verwachting is dat in 2009 de overige appartementen zullen worden verkocht tegen de genoemde verkoopprijs. In 2009 zijn voor zes appartementen verkoopcontracten gesloten, wat er in resulteert dat ultimo 2009 één appartement nog niet is verkocht. De verwachte verkoopopbrengst ultimo 2009 voor het laatste appartement bedraagt € 230.000. Het laatste appartement is in 2010 verkocht voor een bedrag van € 240.000. Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
In de in RJ 645 opgenomen modellen voor de winst-en-verliesrekening van toegelaten instellingen komen de posten ‘netto-omzet’ en ‘projectkosten’ niet voor. Wel is de post ‘verkoop onroerende zaken’ opgenomen. In de praktijk verantwoorden veel toegelaten instellingen hun projectresultaten gesaldeerd onder de post ‘verkoop onroerende zaken’. Om in de winst-en-verliesrekening beter inzicht te bieden in enerzijds de projectomzet (opbrengsten) en anderzijds de projectkosten, verdient het aanbeveling om ook in de winsten-verliesrekening van toegelaten instellingen de in het voorbeeld genoemde verantwoordingswijze te hanteren. 7
Indien hiervoor niet wordt gekozen, dan zal dit onderscheid moeten blijken uit de toelichting op de post ‘verkoop onroerende zaken’. Overigens actualiseert een werkgroep momenteel de modellen voor de balans en winst-en-verliesrekening van toegelaten instellingen. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de posten die betrekking hebben op projectontwikkeling.
Toelichting resultaat 2009 In 2009 zijn 4 woningen verkocht en is hiervan de grond geleverd. In 2009 worden voor deze 4 verkochte woningen de opbrengsten en de grondkosten verantwoord: Opbrengsten 4 x € 80.000 = € 320.000 en kosten € 240.000. Per saldo dus een resultaat op de grondtransactie van € 80.000. In 2009 is € 1.680.000 uitgegeven aan de bouw van de woningen. Deze kosten zijn evenredig toe te wijzen aan de reeds verkochte (18 woningen) en de
In bovenstaand voorbeeld is er niet een afzonderlijke levering van de grond aan de kopers van de appartementen, die feitelijk alleen een (appartements)recht kopen. Het kan natuurlijk ook voorkomen dat in contracten een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de verkoop van de grond en de aanneemsom voor de bouw van de woningen. Met name bij grondgebonden woningen zal dit veelal het geval zijn. Als dit het geval is, dan moet het resultaat gescheiden worden verantwoord. De verkoop van de grond classificeert namelijk als ‘verkoop van onroerende zaken’ op grond van RJ 270. Bij de levering van de grond kan ook de winst op deze grond in het resultaat worden verantwoord. Uiteraard moet hierbij voor de realisatie van het resultaat op de grondtransactie rekening gehouden worden met de eisen van RJ 270. De opbrengsten en kosten die voortvloeien uit het aanneemcontract voor de bouw van de woningen moet vervolgens worden verantwoord naar rato van de fysieke voortgang en het aantal verkochte woningen in verhouding tot de totale te verwachten opbrengsten.
onverkochte woningen (2 woningen). De bouw van de woningen is voor 60% gereed. Op grond van RJ 221 kunnen dus voor de ultimo 2009 verkochte woningen 60% van de te verwachten projectopbrengsten en de hiermee samenhangende kosten worden verantwoord. Eind 2009 zijn totaal 18 woningen verkocht. De hiermee samenhangende t/m 2009 te verantwoorden projectopbrengsten zijn 18 x 60% van € 150.000 = € 1.620.000. De hiermee samenhangende kosten t/m 2009 bedragen 18/20 x € 1.680.000 = € 1.512.000. Per saldo dus een resultaat van € 108.000. Toelichting resultaat 2010 In 2010 zijn de laatste 2 woningen verkocht en is hiervan de grond geleverd. In 2010 worden voor deze 2 verkochte woningen de opbrengsten en de grondkosten verantwoord: Opbrengsten 2 x € 80.000 en kosten € 120.000. Per saldo dus een resultaat op grondtransactie van € 40.000. In 2010 is € 1.150.000 uitgegeven aan de bouw van de woningen. De totale bouwkosten voor het project komen hierdoor uit op € 2.830.000 (geraamd was € 2,8 miljoen). De winst op het project wordt dus € 30.000 lager dan oorspronkelijk verwacht. De woningen zijn in 2010 opgeleverd. Eind 2010 zijn alle woningen verkocht. In 2010 worden daarom de resterende stichtingskosten
Voorbeeld: Projectontwikkeling - toerekenen projectopbrengsten en
verantwoord (€ 2.830.000 -/- € 1.512.000 = € 1.318.000). In 2010 wordt ook
-kosten bij een koop en aanneemovereenkomst
het resterende deel van de projectopbrengsten verantwoord (40% van de totale opbrengsten voor de bouw van de reeds t/m 2009 verkochte woningen en
Een toegelaten instelling heeft een plan ontwikkeld voor de bouw van 20
100% van de opbrengsten van de in 2010 verkochte woningen).
woningen. De corporatie verkoopt deze woningen voor € 230.000. Deze verkoopprijs bestaat voor € 80.000 uit grond en € 150.000 voor de bouw. De
De winst-en-verliesrekening over de jaren 2008 tot en met 2010
grondprijs is door de koper verschuldigd bij het notariële transport van de 2008
grond.
2009
2010
Totaal
De bouwrijpe grond is door de toegelaten instelling gekocht in 2008 voor
Netto-omzet
1.120
1.940
1.540
4.600
€ 1,2 miljoen. De verkoop van het project start in 2008. Eind 2008 is 70% van
Projectkosten
0
1.512
1.318
2.830
de woningen (14 stuks) verkocht en is de grond hiervan via de notaris aan de
Grondkosten
840
kopers geleverd. De bouw start in 2009 en is in 2010 afgerond. Eind 2009 zijn
Resultaat
er 18 woningen verkocht en is de bouw voor 60% gereed. Ultimo 2009 zijn de
Marge
240
120
1.200
280
188
102
570
25%
10%
7%
12%
cumulatieve stichtingskosten (excl. de grond) € 1.680.000. De totale stichtingskosten voor de toegelaten instelling zijn € 2,8 miljoen.
Belangrijk om te constateren is dat eventuele gebouwde, maar nog niet verkochte woningen door het toepassen van de herziene RJ 221 tegen vervaardi-
Samengevat:
gingspijs op de balans blijven staan (deze worden dan gerubriceerd onder
Grondkosten per woning
€
60.000
voorraden, zie RJ 221.321). Dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot het verant-
Grondopbrengst per woning
€
80.000
woorden van resultaat naar rato van alleen de fysieke voortgang. Dan wordt
Winst op de grond
€
20.000
immers ook winst verantwoord op nog niet verkochte woningen. Op grond van
Prognose bouwkosten per
€ 140.000
de RJ is dit niet toegestaan.
€ 150.000
Stel dat ultimo 2010 de twee laatste woningen nog niet waren verkocht maar
woning bij aanvang Vergoeding koper voor de bouw Winst op de bouw Totaal te verwachten winst
wel opgeleverd, dan zou de winst-en-verliesrekening er als volgt uitzien: €
10.000
20 x (€ 10.000 + € 20.000)) = € 600.000
2008
2009
2010
Totaal
op project 1.120
1.940
1.080
4.140
Toelichting resultaat 2008
Netto-omzet Projectkosten
0
1.512
1.035
2.547
Eind 2008 zijn 14 woningen verkocht en hiervan is de grond geleverd. De
Grondkosten
840
bouw is nog niet gestart. In 2008 worden daarom alleen de grondopbrengsten
Resultaat
en de grondkosten van deze 14 woningen (€ 1.120.000 respectievelijk
Marge
240
0
1.080
280
188
45
513
25%
10%
4%
12%
€ 840.000) verantwoord. Per saldo dus een resultaat van € 280.000. 8
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Het verschil tussen de totale betaalde stichtingskosten (bouw en grond) van
Alternatieve balanspresentatie
€ 4.030.000 en de totale t/m 2010 via de winst-en-verliesrekening verantwoorde kosten ad € 3.627.000 bedraagt € 403.000. Dit bedrag is gelijk aan de vervaardigingskosten van de twee nog onverkochte woningen en wordt op de balans ultimo 2010 opgenomen als ‘voorraad nog te verkopen woningen’. Verderop in dit artikel wordt nog nader ingegaan op de balanspresentatie.
Presentatie in de balans - algemeen Zoals vermeld is er een onderscheid tussen het onverkochte deel (‘voorraden’) en het verkochte deel (‘onderhanden projecten’) van een project. Onderhanden projecten worden voortaan afzonderlijk in de balans onder vlottende activa gepresenteerd tussen voorraden en vorderingen indien het een debetstand vertoont (RJ 221.409). Indien het een creditstand vertoont worden onderhanden projecten afzonderlijk in de balans onder de kortlopende schulden gepresenteerd (RJ 221.409). Op grond van art. 7 lid 2 van het Besluit modellen jaarrekening mag een post worden ingevoegd voor zover de inhoud niet wordt gedekt door andere posten in de balans. De post onderhanden projecten bestaat uit, indien van toepassing, het saldo van gerealiseerde projectkosten, toegerekende winst, verwerkte verliezen en reeds gedeclareerde termijnen. De post onderhanden projecten representeert een bedrag te vorderen van de opdrachtgever (indien actief), of een bedrag verschuldigd aan de opdrachtgever (indien schuld) voor nog te verrichten werkzaamheden of een vooruitontvangen bedrag. Gedeclareerde termijnen worden derhalve niet afzonderlijk als passiefpost opgenomen in de balans.
Als alternatieve verwerkingsmethode wordt het aanvaardbaar geacht om het saldo van alle onderhanden projecten als één totaal te verwerken en te presenteren in de balans (RJ 221.410). Het totaalsaldo van alle onderhanden projecten kan een debetstand zijn. In dat geval presenteert een onderneming het totaalsaldo als een actief. Bij een creditstand presenteert een onderneming het totaalsaldo als een schuld. De uitsplitsing van de debet- en creditstanden van individuele projecten neemt een onderneming in de toelichting op (RJ 221.417). Gesplitste presentatie bij projectontwikkeling Bij projectontwikkeling waarbij een project al is gestart, maar nog niet geheel is verkocht, moet een splitsing plaatsvinden in de balans. Het nog niet verkochte deel van het project betreft ‘voorraad onderhanden werk’. Omdat nog geen verkoopcontracten met derden zijn overeengekomen betreft dit eigen voorraad. Immers, deze voorraad wordt voor eigen rekening en risico aangehouden. Daar waar verkoopcontracten zijn afgesloten met derden is er sprake van onderhanden projecten in opdracht van derden. Consequentie is dat op basis van de voortgang van het project voor het verkochte deel opbrengsten worden verantwoord. In de balans wordt de tegenboeking van deze opbrengsten verantwoord onder de post onderhanden projecten. Op moment van facturering wordt debet de post debiteuren opgeboekt. De tegenboeking wordt in mindering gebracht op de post onderhanden projecten. Voorbeeld: Presentatie in de balans van projectontwikkeling
Onderhanden projecten maken geen deel uit van voorraden in de balans. Voorraden worden verwerkt in de balans als actief, waarna verwerking in de winst-en-verliesrekening en verantwoording van de winst pas plaatsvindt bij verkoop als gevolg van levering. De balanspost onderhanden projecten representeert de opbrengstwaarde van reeds verrichte prestaties gedurende de uitvoering van het project die reeds zijn verwerkt in de winst-en-verliesrekening. Aangezien projectopbrengsten en projectkosten in de winst-en-verliesrekening zijn verwerkt naar rato van de voortgang van het project, kan het bepaalde saldo voor onderhanden projecten niet worden gepresenteerd als voorraden. Art. 2:388 lid 2 BW staat niet toe dat toegerekende winst op onderhanden projecten deel uitmaakt van de vervaardigingsprijs voor de waardering van voorraden. Saldering per project
Zie de gegevens van PO bv van het eerdere voorbeeld. Het verloop van de bestedingen (grond- en bouwkosten) en toegerekende winst is als volgt: 2008
2009
2010
Totaal
Grondkosten
500
-
-
500
Bouwkosten
800
500
250
1.550
1.300
500
250
2.050
Totaal bestedingen Verzonden facturen
500
1.700
740
2.940
Ontvangen bedragen
300
1.400
1.240
2.940
Verantwoorde opbrengsten
585
1.787
568
2.940
Verantwoorde projectkosten
390
1.266
394
2.050
In de balans worden de bestede kosten voor het onverkochte deel van het project als voorraad gepresenteerd (voor eigen rekening en risico). Onder de post
Aanbevolen wordt een onderhanden project in de balans te presenteren als een gesaldeerde post van de per project gerealiseerde projectkosten en toegerekende winst, verminderd met verwerkte verliezen en gedeclareerde termijnen (RJ 221.409). Het saldo van het onderhanden project kan per balansdatum een debetstand of een creditstand zijn.
onderhanden projecten worden de verantwoorde projectopbrengsten gepresenteerd (voor het verkochte deel). Op de post onderhanden projecten worden de gefactureerde termijnen in mindering gebracht. De post onderhanden projecten betreft in feite een vordering op cliënten die reeds een contract hebben afgesloten met PO bv, maar waarvoor nog geen termijnfacturen zijn verzonden. Het factureren leidt tot het verantwoorden van debiteuren. De presentatie in de balans is als volgt:
Een onderneming presenteert het nettobedrag van alle projecten met een debetstand als een actief. In geval van een creditstand verantwoordt een onderneming het nettobedrag van alle projecten met een creditstand als een schuld. Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
9
Voorraad onderhanden werk Onderhanden projecten Debiteuren Bank Totaal in de balans voor project
Ultimo
Ultimo
Ultimo
2008
2009
2010
910
(= 1.300 - 390)
144
(= 910 + 500 - 1.266)
0
85
(= 585 - 500)
172
(= 85 + 1.787 - 1.700)
0
200
(= 500 - 300)
500
(= 200 + 1.700 - 1.400)
0
300
1.700
2.940
1.495
2.516
2.940
Toepassing van deze richtlijn Deze richtlijn is definitief geworden in de jaareditie 2008 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Deze richtlijnen zijn formeel van toepassing voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2009. Eerdere toepassing wordt echter aanbevolen (RJ 100.206) en is dus al mogelijk voor bijvoorbeeld de jaarrekening over 2008. De eerste toepassing van deze richtlijn zal veelal een stelselwijziging inhouden, met als gevolg de aan een stelselwijziging verbonden toelichtingsvereisten (inclusief aanpassing van de vergelijkende cijfers). Vervolgvragen In de nieuwe RJ 221 is aangegeven dat projectontwikkeling binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt indien de voor- en nadelen van de economische eigendom van de uit projectontwikkeling voortvloeiende activa vóór of tijdens de constructie worden overgedragen aan de koper. In de praktijk zal niet altijd even duidelijk zijn op welk(e) moment(en) dit het geval zal zijn. In een volgende bijdrage zal worden ingegaan op een aantal in de praktijk voorkomende vormen van projectontwikkelingsactiviteiten en de daarbij behorende momenten van winstneming. Corné Kimenai RA (AAC) Henk van Rens RA (AAC) Drs. Martijn de Quartel RA (AAC)
10
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Accounting
De continuïteitsveronderstelling in het huidige economisch klimaat De omstandigheden op de kredietmarkten kunnen aanleiding geven tot twijfel over de continuïteit van een onderneming vanwege gevolgen voor de activiteiten en aanverwante bedrijfsrisico’s. Veel ondernemingen richten zich op hun liquiditeitsplannen. Dit geldt vooral voor bedrijven met een forse financieringsbehoefte op korte termijn. Bij het evalueren van deze plannen verdient het aanbeveling uitgebreid aandacht te besteden aan de toelichtingen op de liquiditeit en aan de gevolgen van het huidige economisch klimaat. Dit artikel geeft een indruk hoe de ondernemingsleiding daarin kan voorzien.
Bij het opmaken van de jaarrekening gaat de ondernemingsleiding doorgaans uit van de veronderstelling dat de onderneming het geheel der werkzaamheden voortzet, tenzij die veronderstelling onjuist is of de juistheid ervan aan gerede twijfel onderhevig is. Activa en passiva neemt de ondernemingsleiding dan ook op conform de veronderstelling dat de onderneming normaliter in staat zal zijn haar activa te realiseren en haar verplichtingen na te komen. Als deze veronderstelling niet meer gerechtvaardigd is, dient de ondernemingsleiding mogelijk de bedragen en de rubricering van activa en passiva in de jaarrekening aan te passen. Beoordeling door de ondernemingsleiding Omdat het huidige economisch klimaat invloed heeft op verscheidene sectoren wereldwijd en de omstandigheden voortdurend veranderen, verdient het aanbeveling dat de ondernemingsleiding zich een beeld vormt van de gevolgen die dit klimaat en deze omstandigheden hebben voor de continuïteit van de onderneming. Daarnaast is van belang dat de ondernemingsleiding de inschatting van de continuïteit voorafgaand aan de jaarafsluiting uitvoert, zodat zij eventuele continuïteitsproblemen tijdig kan aanpakken. Bij de beoordeling van de continuïteitsveronderstelling is het aan te bevelen dat de ondernemingsleiding aandacht besteedt aan: • de procedure die zij heeft gevolgd om de continuïteit van de onderneming te beoordelen; • de veronderstellingen waarop deze beoordeling is gebaseerd; • de plannen voor de toekomstige activiteitenmaatregelen. Het verdient de voorkeur dat de ondernemingsleiding de evaluatie van de continuïteitsveronderstelling expliciteert, bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan de volgende onderwerpen: • Heeft de onderneming een kredietregeling of andere regelingen gesloten of is deze transacties aangegaan met een derde die onlangs in gebreke is gebleven, faillissement heeft aangevraagd of in financiële moeilijkheden verkeert? Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
• Is de credit rating naar beneden bijgesteld, of zijn de marktomstandigheden zodanig verslechterd dat dit gevolgen heeft voor de mogelijkheden van de onderneming krediet aan te trekken wanneer dit nodig is? • Heeft de onderneming schulden of kredieten die zij op korte termijn moet aflossen? Zo ja, heeft de ondernemingsleiding toezeggingen voor toekomstige financiering kunnen verkrijgen en is nagegaan of deze financiering ook daadwerkelijk kan worden verstrekt? • Is de onderneming afhankelijk van kortlopende financiering (bijv. handelspapier) voor de financiering van langlopende activa? Zo ja, hoe denkt de ondernemingsleiding deze projecten in de toekomst te financieren? • Indien de onderneming afhankelijk is van kortlopende financiering, heeft zij aangetoond dat zij in staat is de financieringsregelingen te verlengen in de huidige omstandigheden? • Heeft de onderneming moeilijkheden ondervonden met het doen van tijdige betalingen aan crediteuren? • Is de onderneming in bepaalde opzichten niet in staat geweest te voldoen aan financieringsbehoeften of weten regelgeving? • Is er sprake van waardedalingen van beleggingen of andere activa die de onderneming als zekerheid heeft gesteld, als gevolg waarvan aanvullende zekerheid dient te worden gesteld en de liquiditeit van de onderneming wordt beïnvloed? • Hebben zich waardedalingen voorgedaan in beleggingen of andere activa als gevolg van de neergaande markt, die van invloed zijn op de liquiditeit van de onderneming? • Kan de onderneming voldoen aan de bepalingen van de door haar afgesloten schuldconvenanten? • Heeft de onderneming opnieuw onderhandeld over schuldconvenanten of heeft zij leningen geherstructureerd (of is zij hiermee bezig)? • Heeft de onderneming door liquiditeitsproblemen dividenduitkeringen achterwege gelaten of verlaagd? • Heeft de onderneming herhaaldelijk te maken met operationele verliezen en negatief werkkapitaal? • Heeft zich een omzetdaling voorgedaan als gevolg van 11
verliezen of dalende verkoopcijfers op belangrijke markten of bij bepaalde cliënten? • Is de ondernemingsleiding op de hoogte van mogelijke geruchten over dreigende continuïteitsproblemen? • Heeft de onderneming activa te gelde gemaakt, bedrijfsonderdelen verkocht of andere veranderingen doorgevoerd als gevolg van de huidige economische omstandigheden en liquiditeitsbehoeften? Mogelijke discontinuïteit Bepaalde aanwijzingen, zoals de hierboven genoemde punten en andere aspecten, kunnen twijfel doen rijzen over de continuïteit van een onderneming. Verslaggevingsregels geven aan dat sprake is van gerede twijfel omtrent de continuïteit van de werkzaamheden van de onderneming indien de onderneming niet meer op eigen kracht aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen. Dit houdt in dat discontinuïteit van de werkzaamheden van de onderneming onvermijdelijk is te achten: a. zonder medewerking van belanghebbenden, b. die verdergaat dan waartoe zij zich tot dusverre hebben verbonden, c. terwijl nog niet vaststaat of deze verdergaande medewerking zal worden verkregen.
king van de vermogensverschaffer na afloop van de 12 maanden zal worden gecontinueerd, neemt de ‘letter of support’ de gerede twijfel omtrent de continuïteit in dit geval niet volledig weg. Gevolgen voor de jaarrekening Indien de ondernemingsleiding concludeert dat sprake is van gerede twijfel omtrent de continuïteit van de werkzaamheden maar dat continuïteit van het geheel der werkzaamheden van de entiteit mogelijk is, kan zij in het algemeen de jaarrekening opstellen op basis van de continuïteitsveronderstelling. In de toelichting dient zij een adequate uiteenzetting op te nemen van de omstandigheden waarin de onderneming verkeert. De accountant is in dergelijke gevallen verplicht in zijn verklaring naar desbetreffende toelichting te verwijzen. Wiel Moonen RA (AAC)
Als sprake is van twijfel over de continuïteit dient de ondernemingsleiding na te gaan of continuïteit van het geheel der werkzaamheden van de entiteit mogelijk is. Veelal bedreigt een tekort aan liquide middelen de continuïteit omdat de vennootschap niet aan de verplichtingen kan voldoen. Dit risico kan de ondernemingsleiding op korte termijn mitigeren, bijvoorbeeld door met vermogensverschaffers overeen te komen dat zij de financiële steun continueren. Daarnaast doet de ondernemingsleiding er verstandig aan zich te overtuigen dat de aandeelhouders niet zullen aandringen op het beëindigen van de activiteiten van de entiteit. Een dergelijke bevestiging kan de ondernemingsleiding laten opnemen in de te verkrijgen financiële steunbetuiging. De waarde van een financiële steunbetuiging Een financiële steunbetuiging (ook wel ‘letter of support’) waarin een vermogensverschaffer aan een onderneming toezegt de activiteiten gedurende een bepaalde periode na balansdatum met alle benodigde middelen te ondersteunen, is een voorbeeld van medewerking door belanghebbenden om te zorgen dat de betrokken onderneming in de periode na balansdatum aan haar verplichtingen kan voldoen. Het neemt de gerede twijfel omtrent de continuïteit echter niet in alle gevallen volledig weg. Indien bijvoorbeeld reeds vaststaat dat de entiteit na de periode die is vereist voor de beoordeling van de continuïteitsveronderstelling wederom niet op eigen kracht aan haar verplichtingen kan voldoen, blijft mogelijk gerede twijfel omtrent de continuïteit bestaan, ondanks de ‘letter of support’. Immers, om na afloop van de periode te kunnen voldoen aan de verplichtingen heeft de betrokken onderneming de medewerking van belanghebbenden nodig, die verdergaat dan de toezegging waartoe zij zich tot dusverre hebben verbonden. Omdat echter nog niet vaststaat of de medewer12
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Accounting
Toepassing van IAS 7 Cash Flow Statements nader bekeken Het opstellen van een kasstroomoverzicht is onder IFRS verplicht. Uit recentelijk openbaar gemaakte berichtgeving 1 van een aantal beursgenoteerde ondernemingen blijkt dat onjuiste toepassing van IAS 7 tot onvolkomenheden in de jaarrekening heeft geleid. In dit artikel wordt ingegaan op een aantal veelvoorkomende fouten bij het opstellen van een kasstroomoverzicht.
Inleiding
Voorbeeld (1)
Binnen IFRS is het kasstroomoverzicht één van de verplichte primaire overzichten van de jaarrekening. Informatie over kasstromen van een onderneming is nuttig omdat: • deze informatie de mogelijkheid biedt het vermogen van een onderneming om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren te beoordelen; • het kasstroomoverzicht inzicht verschaft in de behoeften van een onderneming om de gegenereerde kasstromen te gebruiken; • informatie over kasstromen voor een betere vergelijkbaarheid zorgt van de operationele prestaties van verschillende ondernemingen. Immers, de gevolgen van het gebruik van verschillende verwerkingswijzen voor dezelfde transacties en gebeurtenissen worden geëlimineerd.
Onderneming M koopt 100% van de aandelen van onderneming D op 31 december 2008 voor een bedrag van € 300 miljoen in contanten. Vanaf 31 december wordt onderneming D opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van M. De balans van onderneming D ziet er als volgt uit: (miljoen €)
31 12 2008
MVA
200
Eigen vermogen
250
Debiteuren
180
Schulden
150
Liquide middelen
20
Zou bij het opstellen van een kasstroomoverzicht in de geconsolideerde jaarrekening van onderneming M over 2008 op basis van de indirecte methode worden volstaan met het op regelniveau aansluiting zoeken bij de mutaties in de balansposten, dan worden ten onrechte de afzonderlijke balansposten van de per 31 december 2008 geconsolideerde onderneming D, die deel uitmaken van
Het belang van een kasstroomoverzicht moet daarom zeker niet worden onderschat.
het operationele werkkapitaal, meegenomen in de berekening van de operatio-
Indirecte methode en ‘non-cashtransacties’
De acquisitie van onderneming D dient op basis van IAS 7.39-41 onder aftrek
Hoewel IAS 7.19 entiteiten aanmoedigt om de directe methode te hanteren, wordt het kasstroomoverzicht meestal opgesteld op basis van de indirecte methode, waarbij net zoals bij de directe methode onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.
te worden weergegeven onder de kasstroom aangewend voor investeringsacti-
Bij het opstellen van een kasstroomoverzicht op basis van de indirecte methode kan niet worden volstaan met het op regelniveau aansluiting zoeken bij de mutaties in de balans, zoals in het verleden onder NL GAAP wel werd gedaan bij het opstellen van een ‘staat van herkomst en bestedingen’. De indirecte methode betekent feitelijk dat het resultaat van het boekjaar als startpunt wordt genomen en dan vervolgens na correctie van alle ‘non-cash-items’ en baten en lasten uit investerings- en financieringsactiviteiten de operationele cashflow wordt bepaald.
Uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat indien sprake is van een acquisitie of verkoop van een deelneming in het betreffende boekjaar, mutaties in de nettoactiva van een onderneming over het algemeen niet één op één te herleiden zijn naar de mutaties in de kasstroom voortkomende uit operationele activiteiten.
nele kasstroom.
van de verworven liquide middelen (in dit geval € 300 minus € 20) afzonderlijk
Ter verduidelijking een voorbeeld.
1
Zie: Openbaar register financiële verslaggeving AFM: http://www.afm.nl/registers/reg_mt_template.aspx?folderid=2124
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
viteiten. Bij de berekening van de operationele kasstroom dienen de mutaties in het werkkapitaal als gevolg van de acquisitie te worden geëlimineerd. Overigens dient naast opname in het kasstroomoverzicht extra toelichting te worden gegeven inzake acquisities en verkoop van deelnemingen (zie IAS 7.40).
Deze door de AFM vaak geconstateerde onvolkomenheid in het kasstroomoverzicht bij de verwerking van een acquisitie van een deelneming is slechts een van de voorbeelden. Veelvuldig is door AFM geconstateerd dat zogenaamde ‘non-cashtransacties’, transacties waar geen liquide middelen (of kasequivalenten) aan te pas komen, worden verwerkt in het kasstroomoverzicht. IAS 7.43-44 stelt echter dat mutaties in kasstromen uit investeringsactiviteiten en kasstromen uit financieringsactiviteiten waarbij geen liquide middelen (of kasequivalenten) worden gebruikt, moeten worden geëlimineerd uit deze kasstro13
men. Deze mutaties moeten elders in de jaarrekening worden toegelicht. Voorbeelden van ‘non-cashtransacties’ die ten onrechte worden getoond in mutaties in de investerings- en financieringskasstromen zijn: a. Een terugboeking van een herwaardering; Voorbeeld (2) Bij een in het verleden geherwaardeerde installatie (totale ongerealiseerde herwaardering is € 100K) wordt een impairment geconstateerd van € 100K. De
stroom uit investerings- en financieringsactiviteiten. Een dergelijke omzetting wordt vaak binnen de financieringskasstroom getoond als een positieve kasstroom uit ‘het plaatsen van aandelenkapitaal’ en een negatieve kasstroom uit hoofde van langetermijnverplichtingen. Deze omzetting dient echter op basis van IAS 7.43 volledig te worden geëlimineerd en op basis van IFRS 7 nader te worden toegelicht. Ook hier lijkt de reden voor het onterecht verwerken van deze mutaties in het kasstroomoverzicht over het algemeen te liggen in het feit dat de onderneming de aansluiting met de mutaties in de balans wil behouden.
volgende journaalpost wordt gemaakt: Herwaarderingsreserve A/Installaties
100 100
De verwerking van kasstromen uit transacties in vreemde valuta verdient bijzondere aandacht. Onderstaand wordt hierop nader ingegaan.
Indien bij het opstellen van een kasstroomoverzicht wordt volstaan met het op regelniveau aansluiting zoeken bij de mutaties in de balansposten, dan wordt
Transacties in vreemde valuta
deze afwaardering in de actiefpost installaties ten onrechte verwerkt als een ‘desinvestering’ in de kasstroom uit investeringsactiviteiten. In de kasstroom uit financieringsactiviteiten wordt dan, in bijvoorbeeld de post ‘overige mutaties in het eigen vermogen’, de vermindering van 100K van de herwaarderingsreserve verwerkt. Een terugboeking van een herwaardering dient echter op basis van IAS 7.43 geëlimineerd te worden uit de investerings- en financieringskasstroom en op basis van IAS 36.126 te worden toegelicht in de jaarrekening.
b. Het verwerken van de boekwaarde van desinvesteringen in plaats van de ontvangen vergoeding in de kasstroom uit investeringsactiviteiten. Immers, alleen de ontvangen vergoeding veroorzaakt een daadwerkelijke kasstroom. Ook in het geval dat de vergoeding uit hoofde van desinvestering van een actief nog als vordering op de balans is verwerkt, wordt geen kasstroom uit desinvestering verantwoord in de kasstroom uit investeringsactiviteiten; c. Mutaties in de post ‘latente belastingverplichting’ die betrekking hebben op wijzigingen in het belastingtarief. Bij een wijziging in het belastingtarief zal de latente belastingverplichting op ongerealiseerde herwaardering worden aangepast met als tegenpost de herwaarderingsreserve. Deze mutatie wordt soms onterecht verwerkt in de kasstroom uit financieringsactiviteiten als een mutatie in de ‘langlopende verplichtingen’ en een mutatie in de post ‘overige mutaties eigen vermogen’. Per saldo heeft dit vanzelfsprekend geen effect op de kasstroom uit financieringsactiviteiten. Deze post dient volledig te worden geëlimineerd op basis van IAS 7.43 en te worden toegelicht in de jaarrekening op basis van IAS 12. 81; d. Lasten uit hoofde van optieregelingen voor het personeel die onterecht in de kasstroom uit financieringsactiviteiten worden gepresenteerd. Immers, de lasten die geboekt worden bij het toekennen van de opties betreffen noncashtransacties; e. Het omzetten van (converteerbare) leningen in aandelenkapitaal die onterecht worden gepresenteerd in de kas2
14
Zie ook de model Financial Statements IFRS van Deloitte.
De verwerking van kasstromen in vreemde valuta is geregeld in IAS 7.25-28. Transacties in vreemde valuta dienen te worden omgerekend naar de functionele valuta tegen de koers op transactiedatum, of consistent met IAS 21, de gemiddelde koers. Ook kasstromen voortkomende uit bedrijfsuitoefening in het buitenland worden tegen deze koers omgerekend. In IAS 7.28 is vervolgens bepaald dat nietgerealiseerde winsten en verliezen voortvloeiend uit wisselkoerswijzigingen geen kasstromen zijn. Toch kunnen wel degelijk wisselkoerswijzigingen een plaats krijgen in het kasstroomoverzicht omdat uiteindelijk alle liquide middelen en kasequivalenten die in vreemde valuta worden aangehouden (al dan niet in aparte buitenlandse eenheden) moeten worden omgerekend naar de functionele valuta van de rapporterende moeder die het kasstroomoverzicht opstelt. Hierbij kan gedacht worden aan liquide middelen in een niet-functionele valuta (bijv. een USD-banksaldo). Deze bankrekening is ook aan koersschommelingen onderhevig. Om toch een aansluiting te kunnen maken in de mutaties in het begin en aan het einde van de periode, dient het ongerealiseerde koersresultaat in een aparte regel 2 in het kasstroomoverzicht, buiten de operationele, investerings- en financieringskasstromen te worden getoond. Indien een onderneming dus transacties doet in vreemde valuta dan wel financiële gegevens in de geconsolideerde jaarrekening opneemt van ondernemingen die zijn gevestigd in landen die niet tot het eurogebied behoren, zal over het algemeen een aparte regel valutaomrekeningsresultaat zoals bedoeld in IAS 7.28 worden aangetroffen. Hieruit blijkt overigens andermaal dat zowel de operationele kasstroom als de investerings- en financieringskasstroom gebaseerd dienen te zijn op (benaderde) kasstromen als gevolg waarvan de omrekeningskoers op ontvangst- of betalingsdatum als uitgangspunt voor de omrekening geldt. Grondslagen voor een kasstroomoverzicht De AFM constateerde in 2007 dat slechts 60% van de onUpdate, jaargang 2, nr. 10, december 2008
derzochte ondernemingen een grondslag heeft opgenomen voor het kasstroomoverzicht en maar 38% een toelichting geeft op het kasstroomoverzicht. In de grondslagen wordt aangegeven welke methode de onderneming hanteert voor het opstellen van het kasstroomoverzicht. Daarnaast kan onder meer aandacht worden besteed aan de wijze waarop rentebetalingen en renteontvangsten, dividend en koersverschillen zijn verwerkt in het kasstroomoverzicht. Indien van toepassing is een toelichting op de wijze waarop overnames en desinvesteringen van deelnemingen worden weergegeven van belang (zie ook IAS 7.40). Op basis van IAS 7.48-49 dient informatie te worden gegeven over cash and cash equivalents die niet ter beschikking staan van de groep. In IAS 7.50 wordt de onderneming verder aangemoedigd om toelichtingen te geven die voor een goed begrip van het kasstroomoverzicht relevant kunnen zijn. Hier wordt een extra toelichting voorgesteld inzake kasstromen onderverdeeld naar segmenten en bijvoorbeeld een toelichting op kasstromen betrekking hebbende op een joint venture die proportioneel geconsolideerd is. Voor vragen inzake de toepassing van IAS 7 Cash Flow Statements kunt u vanzelfsprekend contact opnemen met het Accounting and Auditing Center. Drs. Els van Splunter RA (AAC)
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
15
Accounting
Toepassing kostprijshedge-accounting Een onderneming kan diverse risico’s lopen, zoals valuta- en renterisico. Om deze risico’s te verminderen kan een onderneming derivaten afsluiten waarmee de risico’s kunnen worden afgedekt (hedgen). Valutarisico kan men afdekken door een valutatermijncontract af te sluiten. Met een renteswap kan het renterisico worden afgedekt. Onder NL GAAP is het toegestaan deze derivaten tegen kostprijs te waarderen. Dit is een belangrijk verschil met IFRS. Onder IFRS worden alle derivaten gewaardeerd tegen reële waarde. Als derivaten tegen kostprijs worden gewaardeerd biedt RJ 290 ‘Financiële instrumenten’ de mogelijkheid kostprijshedge-accounting toe te passen. Daarmee kan worden voorkomen dat nu via de vorming van een voorziening verlieslatend contract een verlies op het derivaat dient te worden genomen. Dit verlies kan dan worden verwerkt in dezelfde periode dat de winst op de onderliggende afgedekte positie wordt verantwoord. Hedge-accounting is een specifiek onder NL GAAP toegestane vorm van hedge-accounting. Voor de volgende veel voorkomende hedge-relaties lichten wij in dit artikel het toepassen van kostprijshedge-accounting toe:
Renteswap Een renteswap is een overeenkomst tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode de betaling van een geïndexeerde, variabele rente (bijvoorbeeld Euribor) te ruilen tegen de betaling van een vaste rente. Op deze wijze kan een rentetarief op basis van variabele rente synthetisch wor-
1. valutapositie die nog niet in de balans is verwerkt wordt afgedekt door valutatermijncontract; 2. valutapositie als gevolg van een in de balans verwerkte monetaire post in vreemde valuta wordt afgedekt door valutatermijncontract; en 3. risico van veranderingen in rentebetalingen wordt afgedekt door renteswap.
den gefixeerd. Omgekeerd kan ook een transactie met een vast rentetarief (bijvoorbeeld een middellange lening of een obligatie) afhankelijk worden gemaakt van de variabele rente. Gedurende de looptijd van de renteswap wordt de variabele rente steeds opnieuw vastgesteld, meestal met een drieof zesmaands interval. Voor de rentevaststelling wordt een officieel gepubliceerd tarief gebruikt. Aan het eind van de daarbij behorende renteperiode verrekenen de partijen het saldo van de vaste en de variabele rente over die renteperiode.
Tot slot worden nog enkele algemene kanttekeningen gemaakt bij het toepassen van kostprijshedge-accounting. 1.1 Valutatermijncontract dekt nog niet in balans verwerkte valutapositie af Valutatermijncontract Een valutatermijncontract is een overeenkomst om op een toekomstig tijdstip vreemde valuta tegen een bij aanvang afgesproken koers (termijnkoers) en hoeveelheid aan te kopen of te verkopen. De afgesproken koers is opgebouwd uit een koers op het moment van afsluiten, de actuele koers (spotkoers) en een opslag. De opslag is gebaseerd op het renteverschil tussen de twee betrokken valuta's. Dit verschil wordt wel aangeduid met de term termijnpunten. De termijnpunten zijn namelijk hoofdzakelijk een gevolg van renteverschillen (tussen bijvoorbeeld de eurozone en de Verenigde Staten). Aanpassingen in de rente- en inflatieverwachtingen lei-
Een onderneming verwacht over drie maanden een bedrag in USD te ontvangen als gevolg van een verwachte transactie. Van deze transactie kan nog niets worden opgenomen in de balans. De onderneming loopt echter wel reeds een valutarisico over het naar verwachting te ontvangen bedrag. Indien de koers van de USD zal dalen leidt dat tot een lager te ontvangen bedrag in euro. De onderneming kan een valutatermijncontract afsluiten om zich tegen dit valutarisico in te dekken.
den tot veranderingen in de waarde van de termijnpunten. Veranderingen in de actuele valutakoers hebben invloed op de intrinsieke waarde van het valutatermijncontract. De intrinsieke waarde van een valutatermijncontract op een bepaald moment is het verschil tussen de termijnkoers van het contract en de actuele koers op dat moment. De waarde van de termijnpunten van een valutatermijncontract op een bepaald moment is het verschil tussen de actuele koers op dat moment en de termijnkoers op dat moment van een valutatermijncontract met een looptijd die gelijk is aan de resterende looptijd van het gehouden contract.
16
Bij toepassing van kostprijshedge-accounting wordt het valutatermijncontract tegen kostprijs gewaardeerd, zolang de afgedekte positie nog niet in de balans is verwerkt. De kostprijs van het valutatermijncontract is bij het afsluiten nihil. De valutacomponent van het valutatermijncontract dat dient ter dekking daarvan, wordt bij waardering tegen kostprijs nog niet in de balans gewaardeerd totdat ook daadwerkelijk de transactie plaatsvindt. Het gehele valutatermijncontract wordt in feite off-balance gehouden. De wijzigingen in de intrinsieke waarde en de termijnpunten van het valutatermijncontract worden niet verwerkt. Pas op het moment dat de afgedekte positie het resultaat beïnvloedt, wordt ook het resultaat op het valutatermijncontract verwerkt. Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Voorbeeld: Afgedekte valutapositie is nog niet in de balans verwerkt Op 1 december 2009 gaat een onderneming een valutatermijncontract aan om $ 1 mln te verkopen in ruil voor euro tegen een vaste koers van $ 1 = € 0,637 op 31 januari 2010. De onderneming heeft 31 december als jaareinde en de euro als functionele valuta. Het termijncontract is aangegaan om het koersrisico dat wordt veroorzaakt door de wisselingen in de actuele valutakoers af te dekken. Het koersrisico houdt verband met een verwachte verkoop eind januari 2010. Deze verwachte verkoop zal naar verwachting leiden tot een opbrengst ter hoogte van $ 1 mln. Het valutatermijncontract is volledig effectief en er wordt voor gekozen om kostprijshedge-accounting toe te passen. De termijnkoersen en de actuele koersen ($/€) zijn als volgt: 1 december
31 december
31 januari
2009
2009
2010
Actuele koers
0,645
0,629
0,621
Termijnkoers (31 januari 2010)
0,637
0,625
n.v.t.
Op 31 januari 2010 wikkelt A BV het valutatermijncontract af en ontvangt $ 1 mln uit hoofde van de verkooptransactie. Het omrekenen van $ 1 mln tegen de bovengenoemde koersen geeft de volgende bedragen in euro’s: 1 december
31 december
31 januari
2009
2009
2010
Actuele koers Eurobedrag
0,645
0,629
0,621
€ 645.000
€ 629.000
€ 621.000
0,637
0,625
n.v.t.
€ 637.000
€ 625.000
Termijnkoers (31 januari 2010) Eurobedrag
De reële waarde, de intrinsieke waarde en de termijnpunten van het valutatermijncontract luiden als volgt: Reële waarde (intrinsieke
Intrinsieke waarde
Waarde termijnpunten
waarde + waarde
(termijnkoers contract –
(actuele koers op datum –
termijnpunten)
actuele koers op datum)
termijnkoers op datum)
1 december 2009
0 € 12.000
€ 8.000
€ 8.000
(= € 37.000 – € 645.000)
(= € 645.000 – € 637.000)
€ 8.000
€ 4.000
(= € 637.000 – € 629.000)
(= € 629.000 – € 625.000)
€ 16.000
€ 16.000
0
(= € 12.000 + € 4.000)
(= € 637.000 – € 621.000)
31 december 2009 31 januari 2010
De boekingen zijn als volgt:
Om de betaling te verwerken die samenhangt met de afwikkeling van het termijncontract wordt de volgende boeking gemaakt:
1 december 2009 De kostprijs van het termijncontract is nihil. Dit is het saldo van de waarde van
Bank (B)
de termijnpunten (€ 8.000 positief) en de intrinsieke waarde (€ 8.000 nega-
Aan Resultaat op termijncontract (W&V)
€ 24.000 € 24.000
tief). Bij toepassing van kostprijshedge-accounting wordt het termijncontract tegen kostprijs verwerkt. Omdat de kostprijs nihil is, wordt niets geboekt.
Het valutaverlies op de ontvangen $ 1 mln is verwerkt als onderdeel van de omzet (€ 24.000). Het positieve resultaat op het termijncontract wordt tegelij-
31 december 2009
kertijd met de verwerking van dit verlies verwerkt in het resultaat (€ 24.000).
Bij toepassing van kostprijshedge-accounting in geval van een afgedekte positie
Het gevolg is dat er matching is bereikt tussen het valutaresultaat op de afge-
die nog niet in de balans is verwerkt, blijft het termijncontract tegen kostprijs
dekte positie en het valutaresultaat op het termijncontract. Overigens kan het
geboekt. Voorwaarde is wel dat de hedge nog steeds effectief is. Consequentie
resultaat op het termijncontract worden verwerkt als onderdeel van de omzet.
is dat niets wordt geboekt.
1.2 Valutatermijncontract dekt valutapositie als gevolg van een in de balans verwerkte monetaire post in vreemde valuta af
31 januari 2010 De volgende boeking wordt gemaakt van de verkooptransactie: Bank (B) Aan Omzet (W&V)
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
€ 621.000 € 621.000
Een onderneming kan een vordering in vreemde valuta hebben op een afnemer. Deze vordering wordt verwerkt in de balans. Valutaresultaten op deze vordering worden in de winst-en-verliesrekening verwerkt. De onderneming kan een 17
valutatermijncontract afsluiten ter afdekking van het valutarisico op deze vordering. Het valutatermijncontract wordt bij eerste verwerking tegen kostprijs gewaardeerd. Het valutaelement in het valutatermijncontract wordt echter bij deze vorm van kostprijshedge-accounting afzonderlijk gewaardeerd tegen de actuele koers op balansdatum. Het valutaelement in het valutatermijncontract betreft volgens de Raad voor de Jaarverslaggeving een monetaire post (RJ 290.633). Consequentie is dat bij deze vorm van kostprijshedgeaccounting in feite het valutatermijncontract gedurende de afdekking niet tegen kostprijs wordt gewaardeerd! Waardering vindt in feite plaats tegen de intrinsieke waarde. De valutacomponenten van zowel het valutatermijncontract als de afgedekte positie worden dan tegen de actuele koers op balansdatum verwerkt. De beide koersresultaten matchen dan in de winst-en-verliesrekening. De termijnpunten van het valutatermijncontract moeten bij deze vorm van kostprijshedge-accounting wel worden toegerekend aan het resultaat over de looptijd van het contract (RJ 290.633 onder a.3). Dat is afwijkend van kostprijshedge-accounting waarbij een valutapositie die nog niet in de balans is verwerkt, wordt afgedekt. Dit is het gevolg van het feit dat, indien de gedekte positie wel in de balans is verwerkt, de wijzigingen in de intrinsieke waarde wel in de balans en het resultaat worden verwerkt. Het gevolg is dat ook de wijzigingen in de termijnpunten in de balans en het resultaat moeten worden verwerkt. In dat geval bestaat de waardering van het derivaat uit twee componenten: de intrinsieke waarde en de nog niet aan het resultaat toegerekende termijnpunten. De combinatie van deze twee componenten vormen in feite een benadering van de reële waarde. De echte reële waarde van het termijncontract zal afwijken van deze benadering. Immers, veranderingen in de rente- en inflatieverwachtingen hebben normaliter invloed op de reële waarde. Deze veranderingen maken echter geen onderdeel uit van de waardering tegen de som van de intrinsieke waarde en de nog niet in de balans verwerkte termijnpunten.
Bij het toepassen van kostprijshedge-accounting waarbij de afgedekte post een monetaire balanspost in vreemde valuta betreft, moeten de termijnpunten toegerekend worden aan de periode van het termijncontract. Deze bepaling is opgenomen in RJ 290.633 onder a.3. Om deze boekingen te kunnen maken wordt de volgende boeking gemaakt: € 8.000
Waarde termijnpunten (B)
€ 8.000
Aan Intrinsieke waarde termijncontract (B)
Per saldo wordt hiermee het termijncontract in de balans verwerkt tegen een kostprijs van nihil, omdat in de balans deze bedragen gesaldeerd worden gepresenteerd.
31 december 2009 De vordering in USD wordt ultimo boekjaar omgerekend tegen de actuele koers op balansdatum. Het valutaresultaat ten opzichte van 1 december 2009 wordt als volgt verwerkt: € 16.000
Valutaresultaat (W&V)
€ 16.000
Aan Vordering (B)
Het valuta-element in het tegen kostprijs gewaardeerde termijncontract wordt ook gewaardeerd tegen de actuele koers op balansdatum. Het valutaresultaat ten opzichte van 1 december 2009 wordt als volgt verwerkt: € 16.000
Intrinsieke waarde termijncontract (B)
€ 16.000
Aan Valutaresultaat (W&V)
Van de toerekening van de termijnpunten aan de periode 1 december 2009 – 31 december 2009 wordt de volgende boeking gemaakt: Rentelasten (W&V) (= € 8.000 – € 4.000)
€ 4.000 € 4.000
Aan Waarde termijnpunten (B)
In de balans per 31 december 2009 wordt per saldo het termijncontract gewaardeerd tegen € 12.000 (= € 16.000 – € 4.000).
Voorbeeld: Afgedekte valutapositie is een in de balans verwerkte monetaire post in vreemde valuta
31 januari 2010 De vordering in USD wordt op 31 januari 2010 omgerekend tegen de actuele
Op 1 december 2009 gaat een onderneming een valutatermijncontract aan om
koers op balansdatum. Het valutaresultaat ten opzichte van 31 december 2009
een in de balans verwerkte vordering ter hoogte van $ 1 mln af te dekken. Het
wordt als volgt verwerkt:
valutatermijncontract houdt in dat $ 1 mln verkocht worden in ruil voor euro’s tegen een vaste koers van $ 1 = € 0,637 op 31 januari 2010. De onderneming
Valutaresultaat (W&V)
verwacht op 31 januari 2010 de vordering te innen. De onderneming heeft 31
Aan Vordering (B)
€ 8.000 € 8.000
december als jaareinde en de euro als functionele valuta. Het valutatermijncontract is aangegaan om het koersrisico dat wordt veroorzaakt door de wisselin-
Het valuta-element in het tegen kostprijs gewaardeerde termijncontract wordt
gen in de actuele valutakoers af te dekken. Het valutatermijncontract is volledig
ook gewaardeerd tegen de actuele koers op balansdatum. Het valutaresultaat
effectief en er wordt voor gekozen om kostprijshedge-accounting toe te passen.
ten opzichte van 31 december 2009 wordt als volgt verwerkt:
De ontwikkeling van de valutakoersen is gelijk aan die in het voorgaande voor-
Intrinsieke waarde termijncontract (B)
beeld.
Aan Valutaresultaat (W&V)
De boekingen zijn als volgt:
Van de toerekening van de termijnpunten aan de periode 1 januari 2010 – 31
€ 8.000 € 8.000
januari 2010 wordt de volgende boeking gemaakt: 1 december 2009 De kostprijs van het valutatermijncontract is nihil. Dit is het saldo van de waar-
Rentelasten (W&V) (= € 4.000 – € 0)
de van de termijnpunten (€ 8.000 positief) en de intrinsieke waarde (€ 8.000
Aan Waarde termijnpunten (B)
€ 4.000 € 4.000
negatief).
18
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
In de balans per 31 januari 2010 wordt per saldo het termijncontract gewaar-
De voorwaarden van de renteswap zijn als volgt:
deerd tegen € 16.000 (= 8.000 – 8.000 + 16.000 – 4.000 + 8.000 – 4.000). Dit betreft het saldo van de geboekte mutaties in de intrinsieke waarde en de
Nominaal bedrag
geboekte mutaties in de waarde termijnpunten.
Transactiedatum
: 1 januari 2008
Aanvangsdatum
: 1 januari 2008
De volgende boeking wordt gemaakt van de ontvangst van de vordering: Bank (B)
€ 621.000
: 100 miljoen
Vervaldatum
: 31 december 2012
Onderneming A betaalt
: 5,5% rente per jaar
Onderneming A ontvangt
: LIBOR
Betaal- en ontvangstdagen
: jaarlijks op de terugbetaal-
Om de betaling te verwerken die samenhangt met de afwikkeling van het ter-
Herzien van variabele rente (LIBOR)
: jaarlijks op 31 december
mijncontract wordt de volgende boeking gemaakt:
Eerste betaal- respectievelijk ontvangstdag : 31 december 2008
€ 621.000
Aan Vordering (B)
momenten
Laatste betaal- respectievelijk ontvangstdag : 31 december 2012 Bank (B)
€ 16.000
Aan Intrinsieke waarde termijncontract (B)
€ 16.000
De renteswap wordt als zeer effectief aangemerkt omdat de voorwaarden van de lening en de swap met elkaar overeenkomen. De effectiviteit van de hedge
Het valutaverlies op de vordering ter hoogte van $ 1 mln (€ 24.000) is verwerkt
zal in ieder geval op iedere balansdatum beoordeeld moeten worden. Er wordt
in de winst-en-verliesrekening. Het positieve resultaat op het derivaat is tegelij-
voor gekozen om kostprijshedge-accounting toe te passen.
kertijd met de verwerking van het valutaverlies op de vordering verwerkt in de winst-en-verliesrekening (€ 24.000). Het gevolg is dat er matching is bereikt
LIBOR
Reële waarde van swap
tussen het valutaresultaat op de afgedekte positie (de vordering in USD) en het valutaresultaat op het termijncontract. Daarnaast is over de looptijd van het ter-
1 januari 2008
5,00%
0
mijncontract nog € 8.000 aan rentelasten verwerkt als gevolg van de toereke-
31 december 2008
6,57%
4.068.000
ning van de termijnpunten.
31 december 2009
7,70%
5.793.000
31 december 2010
6,79%
2.303.000
31 december 2011
5,76%
241.000
1.3 Renteswap dekt risico van veranderingen in rentebetalingen af
A BV verwerkt de rentelasten op basis van LIBOR plus 200 basispunten en
Toepassing van kostprijshedge-accounting is ook mogelijk bij een renteswap. Een onderneming kan een lening hebben ontvangen met een variabele rente. Deze onderneming kan het risico van veranderingen in rentebetalingen (als gevolg van de variabele rente) op deze lening afdekken door middel van een renteswap. Op die wijze kan een onderneming de te betalen variabele rente in feite omzetten in een te betalen vaste rente. Bij aangaan van de renteswap is de reële waarde (en de kostprijs) van de renteswap nihil. Gedurende de looptijd van de renteswap kan de reële waarde zich zowel positief als negatief ontwikkelen. Bij toepassing van kostprijshedge-accounting wordt de renteswap gedurende de looptijd gewaardeerd tegen de kostprijs (nihil). Veranderingen in de reële waarde worden niet verwerkt. Onder IFRS zou dat wel moeten geschieden. Immers, onder IFRS worden alle derivaten gewaardeerd tegen reële waarde. In onderstaand voorbeeld wordt de toepassing van kostprijshedgeaccounting voor bovengenoemde afdekking geïllustreerd.
berekent de betalingen en ontvangsten uit hoofde van de swap op balansdatum als een aanpassing van de rentelasten. Het effect van de twee componenten is een vaste rente van 7,5%. De reële waarde van de swap wordt verwerkt als een financieel actief of verplichting met een compenserend bedrag in het eigen vermogen ter hoogte van de effectieve indekking van de positie. Het ineffectieve deel dient direct verantwoord te worden in de winsten-verliesrekening. 1 januari 2008 De volgende boeking dient te worden gemaakt van het aangaan van de lening: Liquide middelen
100.000.000
Aan Langlopende schuld
100.000.000
Wat betreft de kostprijs van de renteswap behoeven geen boekingen gemaakt te worden, doordat deze waarde nihil was bij aanvang van de swap. 31 december 2008 Gedurende het boekjaar zijn de interestpercentages gestegen, wat geresulteerd
Voorbeeld: Afdekken van het risico van veranderingen in rentebetalingen
heeft in een aanpassing van de reële waarde van de renteswap naar 4.068.000.
door middel van een renteswap
De effectiviteit van de hedge wordt beoordeeld op balansdatum en verondersteld wordt dat de hedge in hoge mate effectief is. A BV heeft de rente ten
Onderneming A BV gaat op 1 januari 2008 een lening van 100 miljoen aan
bedrage van 500.000 afgelost op 31 december 2008. De variabele rente geba-
met een variabele rente voor een termijn van 5 jaar. De variabele rente op de
seerd op LIBOR voor het komende jaar bedraagt 6,57%.
lening is LIBOR plus een opslag van 200 basispunten. LIBOR bij aanvang van de lening bedraagt 5%. De rente op de lening wordt op jaarlijkse basis berekend
Van de betaling van de rente (LIBOR plus 200 basispunten, 5% plus 2%) op de
en wordt jaarlijks herzien op 31 december op basis van LIBOR.
‘oorspronkelijke’ leningsovereenkomst en de betaling van de renteaanpassing uit hoofde van de ruil (effectief 7,5%), dient de volgende boeking gemaakt te
Op 1 januari 2008 gaat A BV een renteswap aan met een nominaal bedrag ter
worden:
hoogte van 100 miljoen, waarbij is overeengekomen dat A een vaste rente zal ontvangen in ruil voor de ontvangst van LIBOR-rente voor een periode van 5
Rentelasten
jaar. De swap is bedoeld om het risico van de variabiliteit van de te betalen ren-
Aan Liquide middelen
tekasstroom in te dekken. De renteswap is bij aanvang van de lening op de
Rentelasten
markt gebracht en heeft op dat moment een reële waarde van nihil.
Aan Liquide middelen
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
7.000.000 7.000.000 500.000 500.000 19
31 december 2009
Rentelasten
Gedurende het boekjaar zijn de interestpercentages gestegen, wat geresulteerd
Aan Liquide middelen
heeft in een aanpassing van de reële waarde van de renteswap naar 5.793.000.
Liquide middelen
De effectiviteit van de hedge wordt wederom beoordeeld op balansdatum en
Aan Rentelasten
7.760.000 7.760.000 260.000 260.000
andermaal wordt de hedge als effectief beoordeeld. A BV heeft uit hoofde van de renteswap 1.070.000 ontvangen op 31 december 2009. De variabele rente
Recapitulatie
gebaseerd op LIBOR voor het komende jaar bedraagt 7,7%.
Het indekken tegen een stijging van de rente door middel van het aangaan van de renteswap op 1 januari 2008 heeft het volgende effect gehad op de rente-
Van de betaling van de rente (LIBOR plus 200 basispunten, 6,57% plus 2%) op
lasten in de periode 2008 - 2012:
de 'oorspronkelijke' leningsovereenkomst en de betaling van de renteaanpassing uit hoofde van de swap (effectief 7,5%), dient de volgende boeking gemaakt te worden: Rentelasten
8.570.000
Aan Liquide middelen Liquide middelen
8.570.000 1.070.000
Aan Rentelasten
Zonder swap
Met swap
Rentelasten 2008
7.000.000
7.500.000
Rentelasten 2009
8.570.000
7.500.000
Rentelasten 2010
9.700.000
7.500.000
Rentelasten 2011
8.790.000
7.500.000
Rentelasten 2012
7.760.000
7.500.000
1.070.000
1.4 Kanttekeningen bij kostprijshedge-accounting 31 december 2010 Gedurende het boekjaar zijn de interestpercentages gedaald, wat geresulteerd heeft in een aanpassing van de reële waarde van de renteswap naar 2.303.000. De ineffectiviteit van de afdekking wordt beoordeeld op balansdatum en deze zal nihil zijn. A BV heeft uit hoofde van de renteswap 2.200.000 ontvangen op 31 december 2010. De variabele rente gebaseerd op LIBOR voor het komende jaar bedraagt 6,79%. Van de betaling van de rente (LIBOR plus 200 basispunten, 7,7% plus 2%) op de ‘oorspronkelijke’ leningsovereenkomst en de betaling van de renteaanpassing uit hoofde van de swap (effectief 7,5%), dient de volgende boeking gemaakt te worden: Rentelasten
9.700.000
Aan Liquide middelen Liquide middelen
9.700.000 2.200.000
Aan Rentelasten
2.200.000
31 december 2011 Gedurende het boekjaar zijn de interestpercentages gedaald, wat geresulteerd heeft in een aanpassing van de reële waarde van de renteswap naar 241.000.
Toepassing van kostprijshedge-accounting niet verplicht Het toepassen van kostprijshedge-accounting is facultatief. Het is niet verplicht om hedge-accounting, waaronder kostprijshedge-accounting, toe te passen. Ook niet als er mismatches in de toerekening van resultaten ontstaan. Bij toepassing van hedge-accounting geldt overigens wel een belangrijke regel. Iedere ineffectiviteit van de hedgerelatie moet in de winst-en-verliesrekening worden verwerkt. Van effectiviteit is volgens de RJ sprake als de veranderingen van de reële waarde van of de kasstromen uit het hedge-instrument compensatie bieden voor veranderingen van de reële waarde van of kasstromen uit de afgedekte positie als gevolg van het risico dat is afgedekt. Voor de ineffectiviteit van de hedge is al per definitie sprake van een mismatch van resultaten van het hedge-instrument en de gehedgde positie en kan geen hedge-accounting plaatsvinden. Dit voorkomt dat resultaten op een hedge-instrument ten onrechte verborgen blijven!
De ineffectiviteit van de afdekking wordt beoordeeld op balansdatum en er wordt van uitgegaan dat deze nihil zal zijn. A BV heeft uit hoofde van de renteswap 1.290.000 ontvangen op 31 december 2011. De variabele rente gebaseerd op LIBOR voor het komende jaar bedraagt 5,76%. Van de betaling van de rente (LIBOR plus 200 basispunten, 7,7% plus 2%) op de ‘oorspronkelijke’ leningsovereenkomst en de betaling van de renteaanpassing uit hoofde van de swap (effectief 7,5%), dient de volgende boeking gemaakt te worden: Rentelasten
8.790.000
Aan Liquide middelen Liquide middelen Aan Rentelasten
8.790.000
Als er bij een in beginsel effectieve hedge niet gekozen wordt voor toepassing van hedge-accounting, kunnen onder NL GAAP de in de voorbeelden besproken valutatermijncontracten en renteswaps tegen kostprijs (nihil) worden gewaardeerd. Positieve waardeveranderingen van deze derivaten worden dan niet verwerkt. Indien de reële waarde van deze derivaten lager is dan de kostprijs (reële waarde negatief), is RJ 252 over voorzieningen van toepassing (RJ 290.504). Aan de hand van RJ 252 wordt beoordeeld of een voorziening moet worden opgenomen voor deze negatieve reële waarde.
1.290.000 1.290.000
31 december 2012 De renteswap wordt beëindigd op 31 december 2012. A BV heeft uit hoofde van de renteswap 260.000 ontvangen op 31 december 2012. Van de betaling van de rente (LIBOR plus 200 basispunten, 5,76% plus 2%) op de ‘oorspronkelijke’ leningsovereenkomst en de betaling van de renteaanpassing uit
Door te kiezen voor toepassing van kostprijshedge-accounting leidt deze negatieve waarde van het derivaat niet tot verwerking van resultaat in de winst-en-verliesrekening. Tegenover deze negatieve waarde staat namelijk een positief resultaat op de afgedekte positie. Toepassing van hedge-accounting leidt in het algemeen dan ook tot een beter inzicht in de economische realiteit van hedging.
hoofde van de swap (effectief 7,5%), dient de volgende boeking gemaakt te worden:
20
Documentatievereisten Om kostprijshedge-accounting toe te passen moet voldaan Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
worden aan documentatievereisten. Dit is bedoeld om misbruik te voorkomen. Een onderneming zou afhankelijk van de waardeontwikkeling van een derivaat kunnen besluiten wel of geen hedge-accounting toe te passen. Dat zou een prachtig middel zijn voor het management om de het resultaat te sturen! De documentatievereisten zijn bedoeld om dat te voorkomen. Onder NL GAAP bestaan twee mogelijkheden om aan deze vereisten te voldoen: • het opstellen van generieke documentatie; of • het opstellen van documentatie per individuele hedgerelatie. Indien een onderneming kiest voor het toepassen van hedge-accounting op basis van generieke documentatie, verwerkt een onderneming bepaalde afgedekte risico's consistent (in de tijd en naar soort van hedge-relatie) volgens de regels van hedge-accounting. Een onderneming verplicht zich daarmee af te wijken van de algemene regels voor de verwerking, waardering en resultaatbepaling. De keuze van een onderneming om hedge-accounting toe te passen voor een bepaalde hedge-relatie blijkt uit de generieke documentatie van op welke wijze de hedge-relatie past in de doelstellingen van risicobeheer en van de hedge-strategie. Ook moet de verwachte effectiviteit van de hedge-relaties worden beschreven en gemotiveerd. Vanuit het beschreven beleid moet op eenduidige wijze kunnen worden vastgesteld of een onderneming in een verslagperiode hedgeaccounting voor een hedge-relatie zal gebruiken. Het gevolg is dat niet per individuele hedge-relatie kan worden besloten om hedge-accounting wel of niet toe te passen. Het toepassen van hedge-accounting op basis van documentatie per individuele hedge-relatie biedt een onderneming wel die flexibiliteit. Per hedge-relatie kan worden besloten wel of niet hedge-accounting toe te passen. De onderneming documenteert het hedge-instrument en de afgedekte positie. Van belang is dat de verwachte effectiviteit van de hedge-relatie wordt beschreven. Drs. Dingeman Manschot RA (AAC)
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
21
Accounting
Implementatiewet Transparantierichtlijn Naar verwachting zal op 1 januari 2009 de implementatiewet Transparantierichtlijn in werking treden. Deze wet is op 20 november 2008 in het Staatsblad (476) gepubliceerd. De bijbehorende uitvoeringsvoorschriften, die zullen worden opgenomen in het Besluit Transparantie Uitgevende Instellingen, zijn nog niet gepubliceerd. Aan de hand van het conceptbesluit, dat ter consultatie is voorgelegd, zijn thans de contouren van de implementatie van de Transparantierichtlijn (2004/109/EG) in de Nederlandse wet- en regelgeving duidelijk. De implementatiewet transparantierichtlijn regelt de doorlopende informatieverplichtingen van uitgevende instellingen waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt. Voor dergelijke beursgenoteerde ondernemingen bevat de transparantierichtlijn de verplichting om jaarlijks en halfjaarlijks financiële verslagen openbaar te maken. Daarnaast dient door de uitgevende instelling tussentijds in het eerste half jaar en ook tussentijds in het tweede half jaar een verklaring openbaar te worden gemaakt. Deze verplichtingen worden opgenomen in een nieuw hoofdstuk (5.1a) van de Wft (Wet op het financiële toezicht). Hierin worden niet alleen de bovengenoemde periodieke informatieverplichtingen, maar eveneens de incidentele informatieverplichtingen geregeld, zoals het onverwijld openbaar maken van koersgevoelige informatie. Voor de financiële verslaggeving van in Nederland beursgenoteerde ondernemingen (uitgevende instellingen) zal dit o.a. het volgende inhouden:
de halfjaarrekening moet vermeld worden of er al dan niet accountantscontrole of -beoordeling van deze halfjaarrekening heeft plaatsgevonden. De AFM gaat, naast het toezicht op de jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen, eveneens toezicht uitoefenen op de halfjaarrekening. 3) Na afloop van het (1e en 3e) kwartaal dient door de uitgevende instelling een tussentijdse verklaring algemeen verkrijgbaar te worden gesteld, met daarin informatie over de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen en transacties uit die kwartaalperiode en een algemene beschrijving van de financiële positie en prestaties van de uitgevende instelling. Deze tussentijdse verklaring dient te worden afgelegd in een periode gelegen tussen 10 weken na aanvang en zes weken voor het einde van het desbetreffende halfjaar. Mr. Cees van Geffen (AAC)
1) De jaarrekening over het boekjaar aangevangen op of na 1 januari 2008, die uiterlijk binnen vier maanden na afloop van het boekjaar algemeen verkrijgbaar moet worden gesteld, dient een ‘verantwoordelijkheidsverklaring’ te bevatten, waarin de bij de uitgevende instelling als ter zake verantwoordelijk aangewezen personen verklaren dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van financiële positie en resultaat van de uitgevende instelling. 2) De halfjaarrekening, die zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee maanden na afloop van de eerste zes maanden van het boekjaar algemeen verkrijgbaar moet worden gesteld, dient eveneens de bovengenoemde ‘verantwoordelijkheidsverklaring’ te bevatten. Deze halfjaarrekening moet, indien de onderneming verplicht is een geconsolideerde jaarrekening conform IFRS-EU openbaar te maken, voldoen aan IAS 34 Interim Financial Reporting. In andere gevallen dient de halfjaarrekening een verkorte balans, een verkorte winst-en-verliesrekening en toelichtingen daarop te bevatten, waarin vergelijkende informatie wordt opgenomen die betrekking heeft op (het eerste halfjaar van) het vorige boekjaar. Tevens dient in het halfjaarverslag informatie te worden opgenomen over de belangrijkste transacties verricht met verbonden partijen. In 22
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Assurance
Wet Toezicht Accountantsorganisaties en schendingen Accountantsorganisaties moeten een centrale vastlegging maken als medewerkers de Wet Toezicht Accountantsorganisaties (WTA) schenden. Dit overzicht met schendingen vormt voor de AFM een graadmeter voor de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing en geeft een illustratie van het zelfreinigend vermogen. Schendingen kunnen bijvoorbeeld aanleiding geven professionals extra ondersteuning te bieden, training te ontwikkelen, het kwaliteitsbeleid te verbeteren en fouten te herstellen. Een teken van kracht dus. Dergelijke voorbeelden helpen de beroepsuitoefening continu te verbeteren. Wanneer vindt een vastlegging van schendingen plaats en wat is de benodigde opvolging? Overzicht van schendingen Een schending is het overtreden van regels uit de artikelen 13 tot en met 24 van de WTA. Het overzicht van schendingen geldt primair voor wettelijke controles en is volgens de Memorie van Toelichting bedoeld voor ‘ernstige schendingen’ en voor de ‘meest voorkomende’ gevallen. Hierbij is sprake van passieve registratie. Het betreft louter schendingen die bekend zijn bij de compliance officer of beleidsbepalers; zij hoeven dus niet actief op zoek. Signalen voor schendingen kunnen de compliance officer of beleidsbepalers bereiken uit diverse bronnen, zoals de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling, consultaties, klachten of interne practice reviews. Er bestaat een diversiteit in mogelijke schendingen vanwege de aansluiting tussen WTA artikel 13 t/m 24 en onafhankelijkheidsbeleid, controlestandaarden en bijvoorbeeld de permanente educatie. De term ‘schending’ is primair gekoppeld aan de uitvoering van wettelijke controles. Dit onderscheidt schendingen van overige inbreuken op het systeem van kwaliteitsbeheersing, bijvoorbeeld bij een vrijwillige controle of bij een beoordelingsopdracht. Ernstige schendingen De WTA laat ruimte voor interpretatie bij het classificeren van schendingen als ‘ernstig’. Dit kan conceptueel als volgt worden uitgelegd: feiten die serieus afbreuk doen aan het doel van de geschonden regel. Een voorbeeld is de accountant die bij een Organisatie van Openbaar Belang (OOB) zijn verklaring afgeeft voordat de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling is voltooid. Deze handeling zet kwaliteitsprocedures deels buiten spel en vergroot onnodig het risico dat eventuele onvolkomenheden niet tijdig aan het licht komen. Dit geldt bijvoorbeeld ook bij ondertekening van de verklaring door een RA of AA die niet classificeert als externe accountant. Het is als rijden zonder rijbewijs en vergroot het risico van ongelukken. Dit rechtvaardigt opname in het overzicht van schendingen. Ook kan een schending ontstaan wanneer de externe accountant een goedkeurende verklaring heeft verstrekt bij een jaarrekening die materieel onjuist blijkt. Had de accountant deze fout kunnen en moeten ontdekken? Zo ja, dan is sprake van een ernstige schending; de controle heeft immers gefaald. Dit staat in beginsel los van Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
de vraag hoe de cliënt deze fout zal herstellen. Indien de fout materieel is, maar niet zodanig fundamenteel dat dit mededeling van het bestuur rechtvaardigt bij de Kamer van Koophandel ex 2: 362 lid 6 BW, blijft sprake van een schending. Immers, aan het doel van de controle is niet voldaan. Overige schendingen Niet elke schending is zo ernstig dat dit centrale registratie rechtvaardigt. Een denkbaar voorbeeld is de accountant die per abuis zijn dossier een dag te laat archiveert. De eis controledossiers tijdig te archiveren heeft primair tot doel toezichthouders in staat te stellen afgeronde dossiers te kunnen inspecteren. De WTA kent een termijn van twee maanden; in de Verenigde Staten geldt bijvoorbeeld 45 dagen. Archiveert de accountant een dag te laat, dan schendt hij de WTA. Het hoeft echter geen serieuze afbreuk te doen aan het oorspronkelijke doel; het dossier is afgerond en beschikbaar voor inspectie. Incidenten Het begrip ‘incidenten’ uit de WTA zal zich naar verwachting niet vaak voordoen. Dit zijn schendingen waarbij sprake is van strafbare feiten en wetsovertredingen die ernstige gevolgen hebben voor de integere bedrijfsuitoefening en voor het vertrouwen in de accountantsorganisatie of in de financiële markten als geheel. In deze gevallen is de accountantsorganisatie verplicht de AFM onverwijld te informeren. Benodigde opvolging Bij elke schending of bij elk incident behoort de accountantsorganisatie na te gaan of, en zo ja welke, actie nodig is om de ontstane situatie te herstellen. Bij deze evaluatie kunnen accountantsorganisaties losstaande gevallen onderscheiden van schendingen die frequent plaatsvinden. Een incidenteel ontbrekende opdrachtbevestiging kan de externe accountant mogelijk alsnog verkrijgen en vastleggen in het dossier. Bij andere schendingen is het soms nodig aanvullende controles uit te voeren of de uitkomst van al uitgevoerde procedures alsnog te documenteren. Het kan ook 23
Figuur 1 schematische weergave met voorbeelden van inbreuken, schendingen en incidenten.
Voorbeeld Gebreken in het dossier van een bijzondere controleopdracht
Inbreuk kwaliteitsbeleid
Schending
Ernstig Incident
Voorbeeld Betrokkenheid bij strafbare feiten in de privésfeer die het vertrouwen in de accountantsorganisatie kunnen schaden, zoals fiscale fraude Voorbeeld Afsluiten van het dossier voor de wettelijke controle duurt langer dan twee maanden na ondertekening verklaring
Voorbeeld Afgeven verklaring bij wettelijke controle OOB terwijl opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling niet klaar is
betekenen dat de accountant terug moet komen op een reeds afgegeven verklaring, wat vragen kan oproepen over de werking van het systeem van kwaliteitsbeheersing, bijvoorbeeld de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling. Ook schendingen die frequent plaatsvinden geven aanleiding interne procedures te heroverwegen. Ontstaan zij echter door onbekendheid met het beleid, dan kunnen accountantsorganisaties dit wegnemen door bijvoorbeeld vaktechnische training of het aanbieden van ondersteuning. Soms is een goed alternatief het heroverwegen van de cliëntenportefeuille die de externe accountant bedient, bijvoorbeeld bij een te grote diversiteit in typologie, branche of mate van regulering. Disciplinair beleid Accountantsorganisaties kunnen overwegen disciplinaire maatregelen te treffen om herhaling van schendingen te vermijden. Het passieve karakter van de verplichting schendingen te registreren pleit voor enige vorm van coulance als schendingen voortvloeien uit eigen melding van betrokkenen; bijvoorbeeld bij verzoek tot consultatie. Dit om te vermijden dat accountants afzien van vaktechnisch overleg uit angst voor maatregelen. Het heeft de voorkeur eventuele maatregelen primair te laten bijdragen aan de ontwikkeling van professionals; bijvoorbeeld een educatieverplichting. Vooral bij onbewuste overtredingen kan dit helpen herhaling te vermijden.
Interne disciplinaire maatregelen zien bij schendingen primair op de externe accountant, gezien zijn eindverantwoordelijkheid voor de wettelijke controle. Soms kunnen zij echter ook betrekking hebben op anderen uit het interne proces van kwaliteitsbeheersing. Zo zijn er voorbeelden uit de Verenigde Staten waarbij de United States Securities Exchange Commission (SEC) kwaliteitsbeoordelaars een sanctie heeft opgelegd vanwege een ontoereikende uitoefening van hun taak. Verslag aan partners en personeel Accountantsorganisaties zijn verplicht jaarlijks intern verslag te doen van geconstateerde schendingen, getroffen maatregelen en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Dit verslag is bestemd voor partners en personeel zodat zij hiervan kunnen leren. In een lerende organisatie kunnen dergelijke voorbeelden helpen de beroepsuitoefening continu te versterken. De vorm waarin de accountantsorganisatie het verslag communiceert kan variëren, bijvoorbeeld via interne training. Het verslag bevat geen namen en rugnummers; van ‘naming and shaming’ is geen sprake. Een prima manier dus om te demonstreren dat de organisatie kwaliteit belangrijk vindt. Dit is nuttig gezien de positieve invloed van kwaliteitsdenken op de interne bedrijfscultuur. Drs. Rik Roos RA (AAC)
Aspecten die de aard van de maatregel kunnen beïnvloeden zijn de ernst van de schending, de verwijtbaarheid, het functieniveau van betrokkene, de wijze van herstel en de vraag of sprake is van recidive. Recidive, grove nalatigheid of het bewust niet melden van schendingen zijn voorbeelden van situaties die rechtvaardigen eventuele maatregelen te verzwaren. 24
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
Ondernemingsrecht
Accountantsverklaring niet altijd vereist bij juridische fusie of juridische splitsing Op 26 november 2008 is de wet (wet van 6 november 2008 tot uitvoering van richtlijn nr. 2007/63/EG) in werking getreden die het voor aandeelhouders van een bv of nv betrokken bij een juridische fusie of juridische splitsing mogelijk maakt om af te zien van een verklaring van een accountant. Zoals de naam al aangeeft strekt deze wet tot uitvoering van een Europese richtlijn uit 2007 waarin, in het kader van lastenverlichting voor het bedrijfsleven, deze mogelijkheid om af te zien van een verklaring van een accountant is opgenomen. Omdat alle aandeelhouders ermee moeten instemmen zal deze nieuwe mogelijkheid naar verwachting vaak worden benut bij een juridische fusie of juridische splitsing binnen concernverband. Immers, indien in het kader van een herstructurering een juridische fusie of juridische splitsing plaats gaat vinden binnen een groep, zal er veelal direct of indirect sprake zijn van 100% aandeelhouderschap (van moeder- of tussenhoudstermaatschappij) van de te fuseren of splitsen bv(`s). Bij de desbetreffende (enig) aandeelhouder(s) zal er vermoedelijk niet altijd behoefte bestaan aan een verklaring van een accountant bij de juridische fusie of juridische splitsing. Deze wet betreft concreet een wijziging van art. 2:328 BW (verklaring bij juridische fusie nv of bv), art. 2:334aa BW (verklaring bij juridische splitsing nv of bv) en art. 2:334cc BW (verklaring bij juridische ‘ruziesplitsing’ nv of bv). In al deze gevallen mag, door de betrokken aandeelhouders, van een verklaring van een accountant worden afgezien. Mr. Cees van Geffen (AAC)
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
25
Overheid en non-profit
Directe en indirecte gevolgen van de kredietcrisis in de public sector In het afgelopen najaar werd duidelijk dat de gevolgen van de kredietcrisis niet alleen tot problemen leiden in de financiële wereld, maar dat ook bijvoorbeeld lagere overheden zoals gemeenten, provincies, gemeenschappelijke regelingen en waterschappen geraakt worden. In eerste instantie kwamen de directe gevolgen in het nieuws; gemeenten konden niet meer beschikken over hun tegoeden. Nu de gevolgen van de crisis zichtbaar worden in de algemene economie, zien we ook de indirecte gevolgen. In dit artikel gaan wij verder in op een aantal directe en indirecte gevolgen van de kredietcrisis en hoe deze gevolgen in onze controle betrokken moeten worden. Dit artikel is geschreven vanuit de situatie van gemeenten, maar hetgeen wordt beschreven kan ook in andere public sector industries aan de orde zijn.
1. Directe gevolgen 1.1. Bevroren tegoeden Op 17 oktober 2008 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken een brief opgesteld met de inventarisatie van de problemen van de verschillende lagere overheden. Hieruit komt een totaalbedrag naar voren van 225,8 miljoen euro dat door de overheden is uitgezet bij genationaliseerde en failliete banken, waar tegoeden bevroren zijn. Dit bedraagt overigens slechts 2,6% van de totale uitzettingen. Eén van de eerste vragen die via de media in de belangstelling stond was de vraag of lagere overheden in strijd met de Wet fido gehandeld hadden. De Wet fido betreft de Wet financiering decentrale overheden. Met de Wet fido wordt vaak een verzameling van wet- en regelgeving bedoeld, bestaande uit: • Wet financiering decentrale overheden • Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden • Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden 1.1.1. Rechtmatigheid Na de invoering van het Besluit Accountantscontrole Provincie en Gemeenten (BAPG) per 1 januari 2004 is het object van de accountantscontrole uitgebreid naar rechtmatigheid. Het normenkader van de rechtmatigheid van financiële transacties, zoals deze uitzettingen, bestaat met name uit de externe regelgeving, de Wet financiering decentrale overheden, ofwel de Wet fido, en interne regelgeving, namelijk het treasurystatuut van de betreffende gemeente. Met betrekking tot het uitzetten van middelen is de voornaamste bepaling opgenomen in de Wet financiering decentrale overheden: Het aangaan van leningen, uitzetten van middelen of verlenen van garanties geschiedt uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak of heeft een 26
prudent karakter en is niet gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Deze kernbepaling is uitgewerkt in de overige regelgeving, waarin bijvoorbeeld vereisten zijn opgenomen over de munteenheid, indexaties op hoofdsommen en de rating van de financiële instellingen waarmee transacties worden afgesloten. In het kader van de jaarrekeningcontrole zal de accountant beoordelen in hoeverre transacties voldoen aan deze vereisten. De Wet fido is bedoeld om de risico’s die gemeenten lopen bij het lenen en beleggen te verminderen. Gemeenten en provincies die nu problemen hebben met de door hen uitgezette gelden hebben, veronderstellen wij, toch gehandeld in overeenstemming met deze wet. Een aantal (buitenlandse) banken is, ondanks een goede rating, in de problemen gekomen. Achteraf is nu gebleken dat een rating van een bank op het moment van de uitzetting van de gelden onvoldoende informatie gaf voor de beoordeling van het risico. De Wet fido bood daarom achteraf bezien op dit punt geen toereikende bescherming. 1.1.2. Getrouwheid 1.1.2.1 Waarderen uitzettingen Wanneer banken genationaliseerd zijn of in staat van faillissement zijn geraakt, kunnen gemeenten niet over hun uitgezette middelen beschikken. Op dit moment is niet duidelijk hoe lang deze situatie zal duren en over welk deel van deze middelen de gemeenten op een later moment wel kunnen beschikken. Wanneer gelden bij banken zijn belegd die inmiddels failliet zijn verklaard, zijn de onzekerheden groot. De gelden van de overheden behoren dan tot de failliete boedel. Afhankelijk van de situatie ontvangt de gemeente na uitbetaling van de schuldeisers een deel van haar geld terug. De Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
praktijk leert echter dat het curatorenonderzoek bij complexe en grote ondernemingen, zoals banken, jaren in beslag kan nemen. Gedurende die periode kan er grote onzekerheid bestaan omtrent de mogelijke terugbetaling van hun uitgezette gelden.
Na het openbaar maken van de stukken is er voor de accountant niet meer de verplichting om inlichtingen in te winnen omtrent de gebeurtenissen na balansdatum.
Wanneer de gemeente tegoeden heeft uitstaan bij banken die in staat van faillissement verkeren of hun tegoeden bevroren hebben, heeft ze op dit moment nog geen zekerheid over de beschikbaarheid van de tegoeden. Het is op dit moment nog niet te zeggen wanneer en/of de gemeente in de toekomst over (een deel van) het geld kan beschikken. De gemeente dient de ontstane situatie in al zijn facetten goed in kaart te brengen en een beste schatting te maken van het verlies dat zal worden geleden. Als bijvoorbeeld op grond van deze inventarisatie goed kan worden ingeschat dat een bepaald minimaal bedrag niet terug zal worden ontvangen, dient voor dat bedrag een waardevermindering te worden verwerkt. Uiteraard kan het ook zo zijn dat er in het geheel niet te schatten is of er een verlies wordt geleden en voor welk bedrag. Ieder bedrag tussen 0 en het bedrag van de uitgezette gelden heeft een even grote kans in de schatting. Uitsluitend in dat geval kan geen betrouwbare waardevermindering worden bepaald en verwerkt.
De kredietcrisis leidt niet alleen tot risico’s over uitzettingen bij banken die in de problemen zijn gekomen. De verslechterende economische omstandigheden hebben ook hun gevolgen voor de bedrijfsvoering van overheidsinstanties.
Zowel in het geval dat een bepaalde waardevermindering wordt verwerkt als in het geval dat dat niet gebeurt, zal een adequate toelichting dienen te worden opgenomen over de ontstane situatie, de wijze waarop de waardevermindering is bepaald (of het feit dat die niet kan worden bepaald) en de kredietrisico’s die worden gelopen over het in de balans gewaardeerde bedrag van de gelden. De accountant beoordeelt of de risico’s over de uitgezette gelden op deze wijze zijn opgenomen in de toelichting op de balans, de risicoparagraaf en de paragraaf financiering.
2. Indirecte gevolgen
2.1. Claims naar aanleiding van garanties derden In het kader van hun maatschappelijke taak verstrekken gemeenten garanties bij leningen van derden, zoals bijvoorbeeld woningbouwcorporaties en voetbalverenigingen. Door de verslechterende economische omstandigheden neemt het risico toe dat deze derden niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Op dat moment kan de verstrekker van de lening bij de gemeente (een deel van) de lening opeisen. In eerste instantie zal de gemeente moeten beoordelen welke organisaties een hoog potentieel risico kennen ten aanzien van het niet voldoen aan terugbetalingsverplichtingen, waarvoor de gemeente garant staat. Een gemeente verstrekt garanties aan organisaties met verschillende risicoprofielen. Centraal bij de risicobeoordeling staat de vraag in hoeverre de derde kan voldoen aan zijn (financiële) verplichtingen. Op basis hiervan kan de gemeente inschatten in hoeverre zij risico loopt ten aanzien van deze leningen en verstrekte garanties. Vragen die hierbij naar voren kunnen komen richting de organisatie aan wie zij garanties hebben verstrekt zijn:
1.1.2.2 Gebeurtenissen na balansdatum Wat nu als pas na balansdatum meer zekerheid beschikbaar is over uitgezette tegoeden op de situatie per balansdatum? Volgens de notitie gebeurtenissen na balansdatum van de commissie BBV moeten gunstige en ongunstige gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum, altijd in de jaarrekening verwerkt worden als deze onontbeerlijk zijn voor het inzicht van de gemeenteraad bij de vaststelling van de programmarekening. Let op: het gaat dan om gebeurtenissen met materiële bedragen ten opzichte van het totaal van baten en/of lasten.
• Heeft de organisatie zelf een risicoscan gedaan naar haar financiële positie? Hoe heeft ze dit gedaan en wat zijn de resultaten? • Waar heeft de organisatie haar middelen uitstaan en tegen welke voorwaarden? • Kan de organisatie aan haar verplichtingen blijven voldoen (aflossingen en rente van leningen, kortlopende schulden, garanties, leveringen)? • Kent de organisatie complexe, risicovolle projecten of een belangrijke onderhanden werkpositie? Denk hier met name aan bouwprojecten.
De accountant beoordeelt de invloed van gebeurtenissen na balansdatum op de balanswaarderingen c.q. de toelichting op de balans. Voordat de accountantsverklaring wordt afgegeven, verricht de accountant controlewerkzaamheden om toereikende informatie te verkrijgen dat alle relevante gebeurtenissen zijn gesignaleerd. Vervolgens stelt de accountant vast of de informatie juist is verwerkt en toegelicht in de jaarrekening.
Wanneer er vanuit deze vragen of anderszins signalen zijn dat de derden niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen en dat leningverstrekkers een beroep zullen doen op de garanties, zal de accountant beoordelen in hoeverre dit toereikend is toegelicht in de balans, paragraaf financiering en de risicoparagraaf.
Na vaststelling van de programmarekening/jaarrekening is een gemeente niet verplicht een mededeling te doen omtrent belangrijke ontwikkelingen nadien tot aan het moment van openbaarmaking. De commissie BBV beveelt overigens wel aan dit te doen als de financiële positie aanmerkelijk wijzigt. Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008
2.2. Waarderen grondexploitaties Grondexploitaties zijn gronden in eigendom van een gemeente, die in het kader van het grondbeleid, gereed worden gemaakt voor verkoop en uitgifte. Het exploiteren van de grond kent diverse fasen, zoals eerste aankoop, sloop of bouwrijp maken tot en met de uitgifte/verkoop van de bouwgrond. Bij actief grondbeleid exploiteert de gemeente 27
voor eigen rekening en risico gronden. Door een verslechterende economie is de verwachting dat de verkoopprijzen van huizen, kantoorpanden etc. zullen afnemen en dat het langer duurt eer panden verkocht of verhuurd zijn. De voorheen geprognosticeerde opbrengst zal daardoor mogelijk lager uitvallen, waardoor de marktwaarde van deze gronden afneemt. Volgens de notitie grondexploitatie van de commissie BBV zal een voorziening voor een verwacht verlies opgenomen moeten worden voor zover de marktwaarde lager is dan de boekwaarde. Gezien de huidige marktomstandigheden en het financieel belang dat vaak met deze posities gemoeid gaat, verdient dit bijzondere aandacht. Daarbij zal moeten worden nagegaan in hoeverre prognoses nog gebaseerd zijn op actuele en plausibele parameters, zoals de fasering, verkoopprijzen en rente. Daarnaast zal in de paragraaf grondbeleid een actuele prognose opgenomen moeten worden van de te verwachten resultaten en momenten van afsluiten van de betreffende projecten. De risico’s bij de grondexploitaties zullen mogelijk ook veranderen. Denk hierbij ook aan de effecten op de toereikendheid van de reserves. 3. Samenvattend Zowel de directe als de indirecte gevolgen van de kredietcrisis kunnen verschillende effecten hebben op de waardering van de jaarrekeningenposten en de controle van de accountant hierop. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van een gemeente zelf om een risico-inschatting te maken van de gevolgen die de kredietcrisis en de verslechterende economische omstandigheden op haar bedrijfsvoering. Maar dat neemt niet weg dat de accountant het jaarverslag en de jaarrekening kritisch zal beoordelen in het licht van deze actualiteit. Drs. Linda Pille (AAC)
28
Update, jaargang 2, nr. 10, december 2008