Uitvoeringsrichtlijn betreffende de voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid
In artikel A.III.2 van het pensioenreglement van het Pensioenfonds van de Metalektro wordt verwezen naar deze uitvoeringsrichtlijn. De definities uit dit pensioenreglement zijn ook op deze uitvoeringsrichtlijn van toepassing. De uitvoeringsrichtlijn is deels verklarend, deel aanvullend van aard.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
1
Inhoudsopgave
Bladzijde
Hoofdstuk 1 Algemene opmerking, definities en toelichtingen (in aanvulling op het Pensioenreglement 2015)
4
Hoofdstuk 2 Pensioenopbouw tijdens voortzetting deelnemerschap - 2.0 Algemene opmerking
5 5
- 2.1 Vaststelling De pensioengrondslag tijdens voortzetting - 2.1.1 Er zijn geen Variabele salarisbestanddelen in aanmerking genomen - 2.1.2 Er zijn Variabele salarisbestanddelen in aanmerking genomen - 2.1.3 Aanpassing van de pensioengrondslag tijdens de voortzetting - 2.1.4 Maximering Pensioengevend salaris
5 5 5 5 6
- 2.2 Hoogte pensioenopbouw tijdens voortzetting
6
Hoofdstuk 3 Vervallen van de FVP-voortzetting en voortzetting overgangsregeling - 3.0 Algemene opmerking - 3.1 Toepasselijkheid oude uitvoeringsrichtlijn Hoofdstuk 4 De 75/25%-regeling - 4.0 Uitgangspunten -.4.0.1 Uitzondering indien werkloos voor 1-1-2009 - 4.0.2 Lengte voortzetting - 4.0.3 Korte onderbreking van WW-periode - 4.0.4 WW-periode duurt langer dan 36 maanden - 4.0.5 Parttime werken tijdens voortzetting
8 8 8 9 10 10
- 4.1 Wachttijd 11 - 4.1.1 Welke dagen tellen mee voor de Wachttijd? - 4.1.2 Bepaling Wachttijd - 4.1.3 Voorbeelden - 4.1.4 Er is in aansluiting op de geëindigde dienstbetrekking een loongerelateerde uitkering gebaseerd op een afspraak met de Werkgever (bv sociaal plan of afvloeiingsregeling) van toepassing - 4.1.5 Bijzondere regelingen van deeltijd-WW
13 13
- 4.2 Voortzetting deelneming tijdens de Wachttijd - 4.2.1 Premie tijdens voortzetting over de Wachttijd - 4.2.2 Pensioenopbouw over de Wachttijd
14 14 14
- 4.3 Voortzetting tijdens werkloosheid na afloop van de Wachttijd - 4.3.1 Premie tijdens voortzetting over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling van toepassing is - 4.3.2 Pensioenopbouw over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling van toepassing is - 4.3.3 Bijdrage van het Fonds in de periode waarin het gesubsidieerde deel van 75/25%-regeling van toepassing is - 4.3.4 Bijzondere regelingen van deeltijd-WW
15
16 16
- 4.4 Werkloosheid en ziekte
17
- 4.5 Behoud van uitzicht op voorwaardelijk extra pensioen
19
11 11 12
16 16
Hoofdstuk 5
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
2
Voortzetting van de Aanvullende regelingen tijdens werkloosheid - 5.1 Aanvullende regeling Pensioenopbouw boven de Salarisgrens - 5.1.1 Premie tijdens voortzetting - 5.1.2 Pensioenopbouw tijdens voortzetting
20 20 20 20
- 5.2 Aanvullende regeling Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris
20
- 5.3 Aanvullende regeling ANW-hiaatpensioen - 5.4 Aanvullende regeling WIA-excedentpensioen
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
20 20
3
Hoofdstuk 1
Algemene opmerking, definities en toelichtingen (in aanvulling op het Pensioenreglement 2015) PME heeft op 1 januari 2009 de door cao-partijen in het leven geroepen voortzettingregeling tijdens werkloosheid in de PME pensioenregeling opgenomen. Deze regeling, waarbij het Fonds over de WW-periode 75% van de pensioenpremie voor zijn rekening neemt (de 75/25%-regeling), vervangt vanaf 1 januari 2009 voor de deelnemers in het Fonds die na die datum recht krijgen op een WW-uitkering de aflopende FVP-regeling. De instroom in de FVP-regeling is per 1 januari 2011 definitief beëindigd. De werknemers die vóór 1 januari 2011 recht op WW hebben gekregen en de werknemers van wie vóór die datum geëindigde WW-uitkeringen, zijn herleefd, blijven recht houden op een FVP-bijdrage. Omdat de 75/25%-regeling van het Fonds op 1 januari 2009 in werking is getreden, zijn beide regelingen van toepassing op deelnemers die in 2009 en 2010 recht op een WW-uitkering hebben gekregen. Het Fonds heeft ten aanzien van de deelnemers die in 2009 en 2010 op een leeftijd van 40 jaar of ouder recht op een WW-uitkering hebben gekregen bepaald, dat van de 75/25%-regeling gebruik kan worden gemaakt als ook de FVP-bijdrage geldend wordt gemaakt. Bij werkloos worden op of na 1 januari 2011 is alleen de 75/25%-regeling van toepassing. In 2013 heeft het FVP-bestuur een aantal belangrijke besluiten genomen om de FVP-regeling tot een goed einde te brengen. In een van die besluiten is de “affinanciering” nader uitgewerkt. Onder “affinanciering” wordt verstaan de betaling van de FVP-bijdrage van gevallen die bij het einde van FVP nog niet zijn afgehandeld omdat de WW-uitkering nog loopt. Het FVP-kantoor is definitief gesloten op 1 juli 2014. In verband met de sluiting zijn de FVPgerechtigden die in 2009 en in 2010 zijn ingestroomd, in 2014 afgefinancierd. De affinanciering heeft plaatsgevonden op basis van de maximale WW-duur waarop de gerechtigde op basis van zijn leeftijd in theorie aanspraak kan maken en op basis van een (deels) fictief werkloosheidsinkomen. Definities 1.1 Gesubsidieerd deel De premie in de 75/25%-regeling die voor rekening komt van het Fonds
1.2 Wachttijd De periode van 180 dagen werkloosheid die onderdeel uitmaakt van de 75/25%-regeling. Tijdens de Wachttijd kan de werkloze werknemer de pensioenregeling voor eigen rekening voortzetten. Voortzetting over de Wachttijd is echter geen voorwaarde voor het verkrijgen van de Fondsbijdrage voor voortzetting na de Wachttijd.
1.3 Werkloos Werkloos in de zin van de Werkloosheidswet. Recht op een werkloosheidsuitkering van het woonland van betrokkene valt hier ook onder. 1.4 75/25%-regeling De door cao-partijen in de bedrijfstak Metalektro overeengekomen bijdrageregeling tijdens werkloosheid die in de plaats is gekomen van de FVP-voortzetting. De regeling is opgenomen in hoofdstuk 4 5 van deze uitvoeringsrichtlijn. 1.5 PVD Premievrije deelname
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
4
Hoofdstuk 2
Pensioenopbouw tijdens voortzetting deelnemerschap 2.0
Algemene opmerking De voortzetting van het deelnemerschap in deze richtlijn betreft de voortzetting van de deelneming in de Verplichte pensioenregeling van het Fonds. Het is mogelijk dat de Deelnemer ook over het Variabele salaris pensioen opbouwt. Dan gelden de bepalingen t.a.v. de voortzetting van de Verplichte pensioenregeling ook voor deze deelneming. De premie die het Fonds tijdens werkloosheid voor zijn rekening neemt, heeft alleen betrekking op de Verplichte pensioenregeling (inclusief de mee in aanmerking genomen Variabele salarisbestanddelen). Tijdens werkloosheid neemt het Fonds geen premie voor zijn rekening voor de overige aanvullende regelingen zoals de aanvullende regeling Pensioenopbouw boven de Salarisgrens. Zie daarvoor Hoofdstuk 6. Het recht op voortzetting mag niet aanvangen als de voortzetter zich binnen een periode van 3 jaar vóór de pensioenrichtdatum bevindt. Dit geldt voor ontslaggevallen met ingang van 1 januari 2014 maar uitsluitend als er geen sprake is van een loongerelateerde uitkering, zoals een WW-uitkering. Als er wel sprake is van een loongerelateerde (WW)-uitkering, zoals beschreven in deze uitvoeringsrichtlijn, dan mag volgens het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst de periode waarin sprake is van deze loongerelateerde uitkering als pensioengevende diensttijd worden aangemerkt. Dit betekent dat een voortzetter tijdens de WW-periode altijd recht op voortzetting heeft, ook al is de startdatum van de vrijwillige voortzetting gelegen binnen drie jaar voorafgaand aan de pensioenrichtdatum.
2.1
Vaststelling Pensioengrondslag tijdens voortzetting Wat de Pensioengrondslag betreft is het van belang of er laatstelijk tijdens verplichte deelneming wel of geen Variabele salarisbestanddelen als Pensioengevend salaris mee in aanmerking zijn genomen.
2.1.1
Er zijn geen Variabele salarisbestanddelen in aanmerking genomen De Pensioengrondslag die geldt vanaf de aanvang van de voortzetting is gelijk aan de Pensioengrondslag die gold bij het einde van de verplichte deelneming.
2.1.2
Er zijn Variabele salarisbestanddelen in aanmerking genomen De Pensioengrondslag wordt vanaf de voortzetting als volgt vastgesteld. De Pensioengrondslag die wordt afgeleid van het Pensioengevend salaris zonder Variabele salarisbestanddelen zoals die gold bij het einde van de verplichte deelneming wordt vermeerderd met het gemiddelde van de in de drie jaar voorafgaand aan het einde van de verplichte deelneming mee in aanmerking genomen Variabele salarisbestanddelen. Indien voorafgaande aan het einde van de verplichte deelneming over minder dan drie jaar Variabele salarisbestanddelen mee in aanmerking zijn genomen, dan wordt het gemiddelde van de Variabele salarisbestanddelen over die kortere periode in aanmerking genomen.
2.1.3
Aanpassing van de Pensioengrondslag tijdens de voortzetting De Pensioengrondslag wordt tijdens de voortzetting per de eerste januari van een kalenderjaar aangepast. Dat gebeurt door het salaris op basis waarvan de Pensioengrondslag is vastgesteld, te verhogen met de Loonindex. Onder Loonindex wordt in dit verband verstaan de loonindex, zoals deze van toepassing was op 31 december 2014 en luidt als volgt: “Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig”. Op het aldus berekende bedrag wordt de nieuwe Franchise van het desbetreffende jaar in mindering gebracht.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
5
Ligt het einde van de verplichte deelneming op 31 december en vangt de voortzetting op 1 januari aan, dan wordt de eerste Pensioengrondslag tijdens de voortzetting berekend volgens de hiervoor aangegeven methodiek (dus verhoging met de Loonindex). 2.1.4
Maximering Pensioengevend salaris Vanaf het vierde jaar van voortzetting wordt het Pensioengevend salaris gelijkgesteld aan het bedrag van de loongerelateerde periodieke uitkering. Deze loongerelateerde periodieke uitkering is een periodieke uitkering die gebaseerd is op afspraken met de werkgever (bijvoorbeeld een sociaal plan uitkering) en die voldoet aan de PME-eisen. Deze maximering komt voort uit de gewijzigde fiscale voorwaarden.
2.2
Hoogte pensioenopbouw tijdens voortzetting Tijdens voortzetting vindt pensioenopbouw plaats op basis van 70%. Dat betekent, dat in de berekening wordt gedaan alsof de voortzetter die voorheen voltijd deelnemer was, tijdens voortzetting deeltijddeelnemer is met een deeltijdpercentage van 70. Een verplichte deelnemer met voorheen een deeltijd-percentage van bijv. 80, wordt dus een deeltijdvoortzetter voor 70% van 80% = 56%.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
6
Hoofdstuk 3
Vervallen van de FVP-voortzetting 3.0
Algemene opmerking FVP-gerechtigden van wie het WW-recht voor 1 januari 2010 is ontstaan, zijn door het FVP uiterlijk in oktober 2013 afgefinancierd. FVP-gerechtigden van wie het WW- recht op of na 1 januari 2010 is ingegaan en van wie het WW-recht in 2014 nog niet was geëindigd, zijn vanaf 1 april 2014 afgefinancierd. Deelnemers die in 2011 en daarna werkloos zijn geworden hebben geen recht meer op een FVP-bijdrage. Als gevolg van de beëindiging van de FVP-regeling en de FVP-affinanciering, is hoofdstuk 3 (FVP-voortzetting) en hoofdstuk 4 (voortzetting van de overgangsregelingen van deelnemers die vóór 1-1-2009 werkloos zijn geworden op een leeftijd van 40 jaar of ouder), van de op 31 december 2014 van toepassing zijnde uitvoeringsrichtlijn, komen te vervallen per 1 januari 2015, behoudens hetgeen is bepaald in 3.1.
3.1
Toepasselijkheid oude uitvoeringsrichtlijn In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, tweede volzin, is zijn de hoofdstukken 3 en 4 van de op 31 december 2014 van toepassing zijnde genoemde uitvoeringsrichtlijn toch van toepassing als er vanaf 2015 nog een recht bestaat op een FVP-bijdrage en een FVPvoortzetting.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
7
Hoofdstuk 5 4
De 75/25%-regeling 4.05.0 Uitgangspunten 1. Om van de 75/25%-regeling gebruik te kunnen maken, moet de laatste werkloosheidsperiode volgen op een dienstbetrekking met een bij PME aangesloten werkgever (hierna: PME-werkgever). De 75/25%-regeling bestaat uit de Wachttijd en een gesubsidieerd deel; 2. De 75/25%-regeling geldt alleen voor werknemers, ongeacht hun leeftijd, die op of na 1 januari 2009 werkloos worden. Een werknemer die vóór 2009 werkloos is geworden valt niet onder de 75/25%-regeling. 3. Voordat het Fonds 75% van de premie voor zijn rekening neemt moet de Deelnemer een Wachttijd van 180 dagen doorlopen hebben. Zie voor de Wachttijd 4.1; 4. De voortzetting met behulp van de 75/25%-regeling duurt maximaal 3 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de WW- periode aanvangt; 5. Indien de deelnemer tijdens de periode waarin de 75/25%-regeling van toepassing is een uitkering uit hoofde van de Ziektewet ontvangt wordt deze ZW-periode behandeld alsof sprake is van een WW-uitkering. Zie hierna onder 4.4; 6. Het Fonds neemt alleen 75% van de premie voor zijn rekening indien de Deelnemer zelf 25% van de premie voor zijn rekening neemt; Let op In dit hoofdstuk worden zowel in de tekst als in de voorbeelden bijdragepercentages genoemd. Daarbij moet steeds worden bedacht dat het bijdragepercentage gerelateerd moet worden aan de voor de betreffende deelnemer geldende opbouw tijdens voortzetting. Voor deelnemers geboren na 1949 is dat 70%. Als dus bijvoorbeeld in de tekst is opgenomen dat een deelnemer 25% van de premie voor de voortzetting verschuldigd is dan betekent dat voor deze deelnemer 25% van de premie die verschuldigd is voor een voortzetting van 70%. 4.0.1
Uitzondering indien werkloos voor 1-1-2009 Er geldt op het uitgangspunt, zoals vermeld in artikel 4.0 sub 2, één uitzondering: een werknemer die vóór 1 januari 2009 werkloos is geworden op een leeftijd jonger dan 40 jaar en die op genoemde datum nog werkloos is valt vanaf 1 januari 2009 wel onder de 75/25%regeling.
4.0.2
Lengte voortzetting Het deelnemerschap kan met behulp van de 75/25%-regeling gedurende de tijd dat een WWuitkering wordt ontvangen worden voortgezet met een maximum van 3 jaar te rekenen vanaf de datum waarop de laatste (resterende) Wachttijd aanving. Zie fig. 1 voor de situatie dat reeds een deel van de Wachttijd is doorlopen. Alleen de resterende Wachttijd hoeft nog te worden doorlopen voordat gebruik kan worden gemaakt van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling.
Fig. 1
Wachttijd
Werken bij PME-werkgever
resterende Wachttijd
subsidie-periode
Maximaal 3 jaar De uiterste datum waarop de 75/25%-regeling eindigt staat dus al aan het begin van de (resterende) Wachttijd vast. Nadat de Wachttijd volledig is doorlopen kan bij elke volgende werkloosheidsperiode vanuit een dienstbetrekking met PME-werkgever direct van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik worden gemaakt. Zie voor het onderwerp ’doorlopen van de Wachttijd’ paragraaf 4.1 5.1 . Daarin wordt ook ingegaan op de vraag of en wanneer “onderbrekingen” van de Wachttijd wel of niet als Wachttijd worden aangemerkt. Hierna onder 4.0.3. 5.0.3 worden alleen onderbrekingen in de WW-periode na afloop van de Wachttijd behandeld.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
8
Alleen als na afloop van de periode van WW-uitkering van maximaal 3 jaar een uitkering wordt genoten gebaseerd op afspraken met de werkgever van ten minste 50% van het voorheen geldende salaris wordt genoten, kan aansluitend na afloop van de (maximale) voortzettingsperiode nog worden voortgezet. De premie voor deze verlengde voortzetting is geheel voor rekening van de voortzetter, tenzij hij direct voorafgaande aan het ontslag 7 jaar onafgebroken heeft deelgenomen in het Fonds. In dat geval neemt het Fonds bij verlengde voortzetting 50% van de premie voor zijn rekening als de voortzetter de andere 50% voor zijn rekening neemt. 4.0.3
Korte onderbreking van WW-periode Het kan gebeuren dat de werknemer tijdens de 75/25%-periode korte perioden (26 weken1 of minder) in dienstverband2 binnen of buiten de bedrijfstak Metalektro werkzaam is. Het eindpunt van de regeling verandert hierdoor niet. Ondanks dat in zo’n korte periode waarin gewerkt wordt geen WW-uitkering wordt ontvangen kan toch van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruikt blijven worden gemaakt indien tijdens het korte dienstverband geen pensioenopbouw plaatsvindt. Zie fig. 2a. Vindt wel pensioenopbouw plaats (bijvoorbeeld binnen de Metalektro) dan wordt de voortzetting opgeschort. Deze vangt weer aan als het dienstverband eindigt en de WWuitkering herleeft. Zie fig. 2b. De perioden waarover subsidie wordt verleend zijn geel gemarkeerd. Duurt het dienstverband binnen of buiten de bedrijfstak Metalektro langer dan 26 weken, dan eindigt de voortzetting op grond van de 75/25%-regeling bij de aanvang van de dienstbetrekking.
Fig. 2a Werken bij PME-werkgever
Wachttijd WW
subsidie-periode X subsidie-periode WW WW Maximaal 3 jaar
Als X = dienstverband buiten de Metalektro van 26 weken of korter zonder pensioenopbouw: over deze periode subsidie Fig. 2b Werken bij PME-werkgever
Wachttijd WW
subsidie-periode Y subsidie-periode WW WW Totaal maximaal 3 jaar
Als Y = dienstverband binnen dan wel buiten de Metalektro van 26 weken of korter met pensioenopbouw: over deze periode geen subsidie Uit de figuren 2a en 2b wordt duidelijk, dat tijdens de WW-periode sprake kan zijn van kortdurende dienstverbanden (26 weken of minder). Na ieder einde van zo’n kortdurende dienstverband vindt een herleving van de (oorspronkelijke) WW plaats. De laatste dag waarop de WW-periode eindigt schuift hierdoor (steeds) op. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat 44 maanden na de aanvang van de WW-periode de WW pas eindigt. Doordat in sommige gevallen ook tijdens een tussenliggend dienstverband subsidie wordt verleend, kan het gebeuren dat de subsidieperiode eindigt voordat de WW is geëindigd. De periode van 36 maanden wordt in dat geval immers berekend vanaf de aanvang van de (resterende) Wachttijd. 4.0.4 1 2
WW-periode duurt langer dan 36 maanden
Bij de WW is er al sprake van een week als er één dag in die week is gewerkt. Het dienstverband kan ook een parttime dienstverband betreffen. Zie voor de voortzetting over het gedeelte dat de deelnem er in dat geval nog steeds werkloos is paragraaf 5.0.5.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
9
De maximale duur van de WW-uitkering is 38 maanden. Van de 75/25%-regeling kan echter maximaal 36 maanden gebruik worden gemaakt. Ondanks dat de WW-periode na die 36 maanden nog door kan lopen, kan na 36 maanden niet meer worden voortgezet bij het Fonds. Zie het voorbeeld in fig. 3 waarin ook een korte periode van onderbreking (26 weken of minder) zonder pensioenopbouw, dus met subsidie, is verwerkt. Fig. 3 wachttijd WW 6mndn
subsidie-periode WW 12 mndn
evt. onderbreking zonder pensioenopbouw
subsidie-periode WW 12 mndn
6mndn
geen voortzetting WW 2mndn
36 maanden Er is echter een uitzondering indien direct na de afloop van de WW-periode nog een uitkering gebaseerd op afspraken met de werkgever van ten minste 50% van het voorheen geldende salaris wordt genoten. In dat geval kan langer dan 36 maanden worden voortgezet bij het Fonds. De op afspraken met de werkgever gebaseerde uitkering moet dan wel uiterlijk zijn aangevangen direct aansluitend aan de periode van maximaal 36 maanden. De premie voor deze aansluitende voortzetting is geheel voor rekening van de voortzetter, tenzij hij direct voorafgaande aan het ontslag 7 jaar onafgebroken heeft deelgenomen in het Fonds. In dat geval neemt het Fonds bij voortzetting 50% van de premie voor zijn rekening als de voortzetter de andere 50% voor zijn rekening neemt. Zie fig. 4a. Is de WW-periode langer dan 36 maanden (deze kan namelijk maximaal 38 maanden zijn), en volgt er daarna aansluitend een hiervoor bedoelde uitkering gebaseerd op afspraken met de werkgever, dan kan er tijdens deze periode niet worden voortgezet. De voortzetting moet immers aansluitend zijn en dat is in deze situatie niet het geval. Zie fig. 4b. Fig. 4a wachttijd
subsidie-periode
WW 6mndn
WW 12 mndn
evt. onderbreking met subsidie
6mndn
subsidie-periode
WW 12 mndn
0 of 50% subsidie
afvloeiingsreg.
Max. 36 maanden Fig. 4b wachttijd WW 6mndn
subs.-periode WW 12 mndn
evt. onderbreking met subsidie 6 mndn
subs.periode WW 12 mndn
WW zonder voortzetting WW 2 mndn
afvloeiingsregeling zonder voortzetting afvloeiingsreg.
Max. 36 maanden 4.0.5
Parttime werken tijdens voortzetting Het kan gebeuren dat een vrijwillige voortzetter na een periode van volledige voortzetting (tijdens Wachttijd en/of na de Wachttijd) weer in deeltijd gaat werken. Het is toegestaan dat de voortzetting blijft bestaan voor het gedeelte dat de deelnemer nog steeds werkloos is en een WW-uitkering ontvangt. Zie paragraaf 4.0.3 voor de mogelijkheden van voortzetting van de pensioenopbouw over het parttime dienstverband.
4.1
Wachttijd De Wachttijd is een periode van 180 dagen waarin recht bestaat op een WW-uitkering. De Wachttijd vangt aan op de datum waarop de WW-periode aanvangt. In speciale gevallen tellen ook dagen mee waarin recht bestaat op een Ziektewetuitkering die is opgekomen tijdens de Wachttijd.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
10
Het Fonds neemt pas 75% van de premie voor zijn rekening vanaf het moment dat de Wachttijd van 180 dagen volledig is doorlopen. De Werknemer hoeft de Wachttijd maar een keer volledig te doorlopen. Nadat de Wachttijd volledig is doorlopen kan bij elke volgende werkloosheidsperiode vanuit een dienstbetrekking met een PME-werkgever direct van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik worden gemaakt. Zie voor de voortzetting na de Wachttijd paragraaf 4.3. De deelneming kan tijdens de Wachttijd voor eigen rekening van de Deelnemer worden voortgezet. Voor de voortzetting van de deelneming tijdens de Wachttijd wordt verwezen naar paragraaf 4.2. 4.1.1
Welke dagen tellen mee voor de Wachttijd? Omdat de 75/25%-regeling geldt voor werknemers die op of na 1 januari 2009 werkloos worden, worden voor de Wachttijd alleen werkloosheidsdagen op of na 1 januari 2009 meegeteld. De periodes vanaf 1 januari 2009 die meetellen voor de Wachttijd zijn: • de WW-periode in aansluiting op een dienstbetrekking bij een PME-werkgever; • de WW-periode in aansluiting op een dienstbetrekking bij een gedispenseerde onderneming; • de ZW-periode in aansluiting op een WW-periode die volgt op een dienstbetrekking bij een PME-werkgever; • de ZW-periode in aansluiting op een WW-periode die volgt op een dienstbetrekking bij een gedispenseerde onderneming. Een WW-periode die volgt op een dienstbetrekking bij een gedispenseerde onderneming telt dus mee voor het bepalen van de Wachttijd. Zie bijv. Fig. 7. Volgt echter de laatste WWperiode op een dienstbetrekking bij een gedispenseerde onderneming, dan kan van de 75/25%-regeling géén gebruik worden gemaakt. Dus geen mogelijkheid om gebruik te maken van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling en ook geen mogelijkheid om voort te zetten over de Wachttijd. Van de 75/25%-regeling kan immers alleen gebruik gemaakt worden indien de laatste dienstbetrekking bij een PME-werkgever was.
4.1.2
Bepaling Wachttijd De Wachttijd vangt aan op de datum waarop de WW-periode aanvangt. De Wachttijd van 180 dagen hoeft niet een aaneengesloten periode te zijn waarin een WW-uitkering wordt ontvangen. Er kunnen onderbrekingen in zitten. De Deelnemer is bijvoorbeeld 80 dagen werkloos, waarna hij weer bij een PME-werkgever gaat werken. Wordt hij na enige tijd weer werkloos, dan wordt de Wachttijd hervat. Na 100 dagen van werkloosheid begint de subsidieperiode en neemt het Fonds dan 75% van de premie voor zijn rekening. Was de indiensttreding na genoemde 80 dagen werkloosheid bij een gedispenseerde onderneming en volgt daarop werkloosheid, dan telt deze werkloosheidsperiode ook mee voor de Wachttijd. Na 100 dagen kan de Deelnemer echter geen gebruik maken van de 75/25%-regeling. Het laatste dienstverband is immers niet doorgebracht bij een PME-werkgever. Gaat betrokkene uit dit voorbeeld daarna weer werken bij een PME-werkgever en wordt hij vervolgens opnieuw werkloos, dan kan hij direct van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik maken. De Wachttijd is immers al een keer volledig doorlopen. Is de Deelnemer voor een korte periode (26 weken of minder) in dienst getreden bij een PMEwerkgever of bij een gedispenseerde onderneming en wordt hij daarna weer werkloos dan telt alleen de WW-periode na het korte dienstverband mee als Wachttijd. In de Metalektro is immers sprake van verplichte deelneming zodat ook in een korte periode van werk pensioenopbouw plaatsvindt. Is de Deelnemer bij een werkgever buiten de bedrijfstak Metalektro (buiten de Metalektro) in dienst getreden en wordt hij daarna weer werkloos, dan moet er onderscheid gemaakt worden wat betreft de lengte van het dienstverband om te kunnen bepalen of de laatste WW-periode meetelt voor de Wachttijd. • Heeft het dienstverband buiten de Metalektro 26 weken of korter geduurd, dan herleeft de oude WW-uitkering uit hoofde van het dienstverband in de Metalektro. In dat geval wordt
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
11
zowel de duur van het dienstverband als de WW-periode daarna meegeteld voor de Wachttijd. De duur van het dienstverband wordt echter niet meegeteld indien er pensioenopbouw in die periode heeft plaatsgevonden. • Heeft het dienstverband buiten de Metalektro langer dan 26 weken geduurd, dan ontstaat een nieuwe WW-uitkering en hervat de Wachttijd niet. Alleen de WW-periode vóór dat dienstverband telt in dat geval mee voor de Wachttijd. Volgt de laatste werkloosheidsperiode op een dienstverband van 26 weken of minder buiten de Metalektro, dan kan eveneens van de 75/25%-regeling gebruik gemaakt worden indien de WW-uitkering herleeft uit hoofde van het dienstverband bij een PME-werkgever. Het gaat immers in dat geval nog steeds om een WW-periode aansluitend op een dienstbetrekking bij een PME-werkgever. Het UWV betaalt geen WW-uitkering over de opzegtermijn. De opzegtermijn is gewoon verplichte deelnemingstijd. Ook komt het voor dat een werkgever, bijvoorbeeld in het kader van een afvloeiingsregeling, na afloop van de dienstbetrekking nog een of meer maanden loonbetalingen doet. Dit wordt ook wel een fictieve opzegtermijn genoemd. Dit tijdvak is geen verplichte deelnemingstijd, maar kan geacht worden deel uit te maken van de Wachttijd, ook al wordt er geen WWuitkering over dat tijdvak uitbetaald. 4.1.3
Voorbeelden Hieronder staat een aantal situaties beschreven en uitgebeeld die behulpzaam kunnen zijn bij het bepalen van de periodes die meetellen voor de Wachttijd. In onderstaande voorbeelden zijn het steeds de donkerblauwe periodes die meetellen voor de Wachttijd. Fig 5 en 6 handelen over onderbrekingen van de WW-periode door dienstbetrekkingen buiten de Metalektro (als “elders” aangeduid). Fig. 7 gaat over onderbrekingen bij een gedispenseerde onderneming en bij een PME-werkgever.
Fig. 5 Metaal
Werkl 1
elders 20 wkn
Werkl 2
Metaal
Werkl 3
In de situatie van fig. 5 wordt werkloosheidsperiode 2 voor de vaststelling van de duur van de Wachttijd als Wachttijd aangemerkt. Ook het dienstverband van 20 weken elders wordt meegeteld. De 20 weken dienstverband elders worden niet meegeteld, als uit hoofde van dit dienstverband elders pensioenaanspraken zijn verworven. Fig. 6 Metaal
Werkl 1
elders 30 wkn
Werkl 2
Metaal
Werkl 3
In de situatie van fig. 6 wordt werkloosheidsperiode 2 niet als Wachttijd aangemerkt. Het dienstverband elders heeft immers meer dan 26 weken geduurd zodat de WW uit hoofde van de dienstbetrekking in de Metaal niet herleeft. Ook het dienstverband elders telt niet mee voor de Wachttijd. Alleen werkloosheidsperiode 1 en 3 tellen mee voor de Wachttijd. Fig. 7
PME-wg
werkl 1 80 dgn
gedisp wg
werkl 2 50 dgn
PME-wg
werkl 3 50+150 dgn
Uit figuur 7 volgt, dat werkloosheidsperiode 2 meetelt voor de Wachttijd. De Wachttijd eindigt na 50 dagen in werkloosheidsperiode 3. De 180 dagen zijn dan volledig doorlopen. Er kan binnen deze figuur daarna nog 150 dagen van het gesubsidieerde deel van de 75/25%regeling gebruik gemaakt worden. De periodes bij de gedispenseerde onderneming en bij de
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
12
PME-werkgever tellen niet mee voor de Wachttijd, ook niet als deze periodes 26 weken of minder zijn. Dat komt omdat er bij de gedispenseerde onderneming en bij de PME-werkgever pensioenopbouw plaatsvindt. Opgemerkt wordt nogmaals, dat alleen op grond van werkloosheid in aansluiting op een dienstbetrekking met een PME-werkgever gebruik kan worden gemaakt van de 75/25%regeling. Voortzetting bij het Fonds op basis van de 75/25%-regeling is niet mogelijk als de laatste werkgever gedispenseerd is. Het kan dus voorkomen dat wél de volledige Wachttijd wordt doorlopen, maar dat toch nog niet van de 75/25%-regeling gebruik kan worden gemaakt. Daarvoor moet immers de werkloosheid aansluiten op een dienstbetrekking met een PME-werkgever. Volgt de laatste werkloosheidsperiode op een dienstverband van 26 weken of minder buiten de Metalektro, dan kan na het doorlopen van de Wachttijd eveneens van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik gemaakt worden. Deze situatie zou zich voordoen in figuur 5 indien de grens van 180 dagen zou liggen in werkloosheidsperiode 2. 4.1.4 Er is in aansluiting op de geëindigde dienstbetrekking een loongerelateerde uitkering van toepassing gebaseerd op een afspraak met de werkgever (bijvoorbeeld sociaal plan of afvloeiingsregeling). Als op de ontslagen werknemer in aansluiting op de geëindigde dienstbetrekking een loongerelateerde uitkering op basis van een afspraak met de werkgever van toepassing is, dan wordt de periode van een dergelijke uitkering meegeteld voor de bepaling van de Wachttijd, behoudens bijzondere afspraken met het Fonds. Dat is ook het geval als dit niet leidt tot toepassing van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling. Een en ander betekent, dat de hier bedoelde werkloze werknemer uit oogpunt van gelijke behandeling gedurende de Wachttijd kan voortzetten waarbij hij zelf de volledige voor deze voortzetting bestemde pensioenpremie verschuldigd is. Na afloop van de Wachttijd kan de werkloze werknemer de deelneming voortzetten zolang de loongerelateerde uitkering uit hoofde van de afspraak met de werkgever wordt genoten. De volledige premie voor deze voortzetting komt voor rekening van de werkloze werknemer. Als betrokkene echter direct voorafgaand aan het ontslag 7 jaar onafgebroken heeft deelgenomen aan het Fonds, komt 50% van de premie voor deze voortzetting voor rekening van het Fonds als de voortzetter zelf de andere 50% voor zijn rekening neemt. Jaren waarin de deelneming: - tijdens werkloosheid, - na vrijwillig ontslag of - wegens arbeidsongeschiktheid is voortgezet worden als jaren waarin is deelgenomen beschouwd. 4.1.5
Bijzondere regelingen van deeltijd-WW Perioden waarin een WW-uitkering wordt ontvangen op grond van de bijzondere regelingen van deeltijd–WW tellen niet mee voor de Wachttijd. Tijdens deze uitkeringsperioden blijft het dienstverband, en daarmee de deelneming namelijk ongewijzigd in stand.
4.2
Voortzetting deelneming tijdens de Wachttijd De Werkloze werknemer kan ervoor kiezen de deelneming tijdens de Wachttijd voor eigen rekening voort te zetten. Bestaat de Wachttijd uit meerdere WW-periodes dan kan alleen over de laatste periode worden voortgezet. Voortzetting over de Wachttijd is alleen mogelijk indien het een werkloosheidsperiode aansluitend aan een dienstbetrekking met een PME-werkgever betreft.
4.2.1
Premie tijdens voortzetting over de Wachttijd De voortzetter geboren in of na 1950 die direct voorafgaande aan het ontslag voltijddeelnemer was, is over de Wachttijd verschuldigd 70% van 23,6% (2015) = 16,52% van de geldende Pensioengrondslag. Voor zover van toepassing is dit de Pensioengrondslag met inbegrip van de Variabele salarisbestanddelen.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
13
Tevens is deze voortzetter over de Wachttijd de premie (werkgevers- en werknemersdeel) voor de overgangsregeling VPL PME verschuldigd (2,96% over 2015). Deze premie wordt gebaseerd op de Pensioengrondslag die behoort bij het laatstelijk voorafgaande aan het einde van de dienstbetrekking vastgestelde Pensioengevend salaris zonder Variabele salarisbestanddelen. Deze Pensioengrondslag wordt tijdens deze voortzetting per 1 januari aangepast zoals aangeven in het reglement. De premie voor de overgangsregeling VPL PME is niet verschuldigd indien de Werkgever direct voorafgaand aan het einde van de deelneming geen premie voor deze overgangsregeling verschuldigd was aan het Fonds. 4.2.2
Pensioenopbouw over de Wachttijd De voortzetter geboren in of na 1950 die direct voorafgaande aan het ontslag voltijd deelnemer was, bouwt over de Wachttijd op jaarbasis aan ouderdomspensioen op 70% van 1,875% (2015) van de Pensioengrondslag in dat betreffende jaar. Voor zover van toepassing is dit de Pensioengrondslag met inbegrip van de Variabele salarisbestanddelen. Als in een bepaald jaar de vooraf bepaalde pensioenpremie niet voldoende is om de beoogde pensioenopbouw voor dat jaar te realiseren, dan zal overeenkomstig het bepaalde in het hoofdstuk Financiering in het Pensioenreglement, de pensioenopbouw over de Wachttijd van het ouderdomspensioen naar rato van het tekort lager vastgesteld kunnen worden.
4.3
Voortzetting tijdens werkloosheid na afloop van de Wachttijd De Wachttijd moet eerst geheel zijn doorlopen, wil de werkloze werknemer van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik kunnen maken. De werkloze werknemer moet zelf ten genoegen van het Fonds aantonen dat hij de Wachttijd geheel heeft doorlopen. Dat zal eenvoudiger zijn als de Wachttijd uit een stuk bestaat en hij de deelneming tijdens de Wachttijd heeft voortgezet, dan wanneer er sprake is van een verbrokkelde Wachttijd met wellicht tussenliggende werkloosheidsperioden vanuit een dienstbetrekking buiten de Metalektro. De werkloze werknemer is niet verplicht om tijdens de Wachttijd voort te zetten (zie 4.2 hiervoor) om van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik te kunnen maken. Doet hij dat wel, dan heeft hij een onafgebroken pensioenopbouw. Doet hij dat niet, maar maakt hij wel van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik, dan worden de aanspraken die zijn verkregen tijdens de periode dat van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling gebruik wordt gemaakt, reglementair “uitgesmeerd” over de werkloosheidsperiode vanaf het begin van de (resterende) Wachttijd. Dat houdt verband met de fiscale verplichting dat voortzetting moet aansluiten op de geëindigde verplichte deelneming. Is er sprake van een verbrokkelde Wachttijd, dan wordt reglementair de “uitsmeeractie” toegepast vanaf het einde van de laatste dienstbetrekking met een aangesloten werkgever. Fig. 8
Wachttijd, voortgezet
subsidie-periode
In fig. 8 is te zien dat over de wachttijd is voortgezet en aansluitend aanspraken zijn verkregen uit het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling. Fig. 9
Wachttijd, niet voortgezet (nv)
subsidie-periode
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
14
In fig. 9 wordt zichtbaar dat de aanspraken verkregen op basis van het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling worden “uitgesmeerd”. De totale aanspraak uit fig. 9 is gelijk aan de aanspraak uit het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling in fig. 8. Fig. 10
Wachttijd werken
Wachttijd nv
subsidie-periode
Wachttijd “uitsmeerperiode” subsidie-periode Werken bij PME-wg In fig. 10 wordt zichtbaar, dat de “uitsmeeractie” reglementair de Wachttijd teruggaand tot de laatste dienstbetrekking betreft. 4.3.1
Premie tijdens voortzetting over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%regeling van toepassing is De voortzetter geboren in of na 1950 die direct voorafgaande aan het ontslag voltijd deelnemer was, is over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling van toepassing is verschuldigd 25% van 70% van 23,6% (2015) = 4,13% van de geldende Pensioengrondslag. Voor zover van toepassing is dit de Pensioengrondslag met inbegrip van de Variabele salarisbestanddelen. Tevens is deze voortzetter over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%regeling van toepassing is 25% van de premie (werkgevers- en werknemersdeel) voor de overgangsregeling VPL PME verschuldigd (in 2015 2,96%). Deze premie wordt gebaseerd op de Pensioengrondslag die behoort bij het laatstelijk voorafgaande aan het einde van de dienstbetrekking resp. van de Wachttijd vastgestelde Pensioengevend salaris zonder Variabele salarisbestanddelen. De Pensioengrondslag wordt tijdens de voortzetting jaarlijks aangepast zoals aangeven in het reglement. De premie voor de overgangsregeling VPL PME is niet verschuldigd indien de Werkgever direct voorafgaand aan het einde van de deelneming geen premie voor deze overgangsregeling verschuldigd was aan het Fonds.
4.3.2
Pensioenopbouw over de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling van toepassing is De voortzetter geboren in of na 1950 die direct voorafgaande aan het ontslag voltijd deelnemer was, bouwt over de periode waarin de 75/25%-regeling van toepassing is op jaarbasis aan ouderdomspensioen op 70% van 1,875% (2015) van de geldende Pensioengrondslag. Voor zover van toepassing is dit de Pensioengrondslag met inbegrip van de Variabele salarisbestanddelen.
4.3.3
Bijdrage van het Fonds in de periode waarin de het gesubsidieerde deel van 75/25%-regeling van toepassing is Gedurende de voortzetting in de periode waarin het gesubsidieerde deel van de 75/25%regeling van toepassing is, neemt het Fonds 75% van de premie voor zijn rekening als de voortzetter de overige 25% voor zijn rekening neemt.
4.3.4
Bijzondere regelingen van deeltijd-WW Perioden waarin een loongerelateerde WW-uitkering wordt ontvangen op grond van de bijzondere regelingen van deeltijd–WW tellen vallen niet onder 75/25%-regeling. Tijdens deze uitkeringsperioden blijft het dienstverband, en daarmee de deelneming namelijk ongewijzigd in stand.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
15
4.4
Werkloosheid en ziekte Het kan gebeuren dat een werknemer ziek is tijdens een periode van werkloosheid. Hierbij zijn 5 situaties te onderscheiden die in de figuren 11 tot en met 15 uiteen worden gezet. Daarbij wordt tevens aangegeven welk gedeelte van de voor hem geldende premie betrokkene verschuldigd is in de verschillende perioden. Uitgangspunt is dat de ZW-periode die aanvangt binnen de periode waarin de 75/25%-regeling van toepassing is, wordt behandeld alsof sprake is van een WW-periode. Dat betekent ook dat een ZW-periode kan meetellen als Wachttijd. Het einde van de Wachttijd en dus de aanvang van het gesubsidieerde gedeelte van de 75/25%-regeling kan daardoor liggen in een ZW-periode. In de voorbeelden wordt van een voltijd deelnemer uitgegaan. - Ziek tijdens de Wachttijd Fig. 11
180 dagen Wachttijd
Ziek
Wachttijd
0% of volledige premie 0% of voll. premie
0% of voll. premie
subsidie-periode 25% vd premie
In fig. 11 wordt de werknemer werkloos. Bij voortzetting tijdens de Wachttijd is hij de volledige pensioenpremie (=70%) verschuldigd. Wordt hij tijdens voortzetting over de Wachttijd ziek, dan betaalt hij voor voortzetting tijdens de ZW-periode ook de volledige pensioenpremie. Uitgangspunt is immers dat de ZW-periode wordt behandeld alsof sprake is van een WWperiode. De ZW-periode telt mee voor de bepaling van de Wachttijd. Na afloop van de (al dan niet voortgezette) Wachttijd (inclusief ZW-periode) is betrokkene voor voortzetting gedurende het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling 25% van de pensioenpremie verschuldigd (= 25% van 70%) en neemt het fonds 75% (= 75% van 70%) voor zijn rekening. De opbouw tijdens het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling wordt reglementair uitgesmeerd over de voorliggende Wachttijdperiode indien geen voortzetting over de Wachttijd heeft plaatsgevonden. Zie 4.3 5.3. Fig. 12 Wachttijd (180 dagen)
WW
ZW
0% of volledige premie
subsidie-periode
ZW 25% van de premie
WIA pvd
In fig. 12 wordt de werknemer werkloos. De Wachttijd in deze figuur bestaat uit een WWperiode en een ZW-periode. Volgens uitgangspunt 5 moet in dat geval de ZW-periode worden behandeld alsof het een WW-periode is. Zodra WW-periode en ZW-periode samen 180 dagen hebben bedragen komt de deelnemer in aanmerking voor een bijdrage van 75% in de premie. De ZW-periode blijft immers aangemerkt worden als WW-periode. Bij voortzetting tijdens de Wachttijd is hij de volledige pensioenpremie verschuldigd (= 70%). Als de voortzetter tijdens voortzetting over de Wachttijd ziek wordt, dan is hij bij voortzetting gedurende de ZW-periode tijdens de Wachttijd ook de volledige pensioenpremie verschuldigd. Na afloop van de Wachttijd komt hij in aanmerking voor het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling. Wordt hij aansluitend aan de ZW-periode WIA-arbeidsongeschikt, dan wordt afhankelijk van de WIA-indeling pvd toegekend. Voortzetting na de Wachttijd is ook mogelijk indien betrokkene niet heeft gekozen voor voortzetting over de Wachttijd. In dat geval wordt de opbouw tijdens de ZW-periode die valt in het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling op grond van deze richtlijn uitgesmeerd over de voorliggende Wachttijdperiode. In de figuur is dat dus over de WW-periode en de ZWperiode van de Wachttijd. Voortzetting moet immers aansluiten.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
16
- Ziek tijdens het gesubsidieerde deel van de 75/25%-regeling Fig. 13 Max 36 maanden Wachttijd
ziek
subsidie-periode
0% of volledige premie
25% v/d premie
subsidieperiode
25% v/d premie 25% v/d premie
In fig. 13 wordt de werknemer werkloos. Bij voortzetting tijdens de Wachttijd is hij de volledige pensioenpremie verschuldigd (= 70%). Na afloop daarvan is hij voor voortzetting gedurende de 75/25%-regeling 70% van 25% van de pensioenpremie verschuldigd en neemt het Fonds 70% van 75% voor zijn rekening. Wordt betrokkene tijdens de subsidie-periode ziek, dan is hij tijdens de ZW-periode ook 70% van 25% van de pensioenpremie verschuldigd en neemt het Fonds 70% van 75% voor zijn rekening. Na herstel van de WW-periode is betrokkene voor de voortzetting 70% van 25% verschuldigd en neemt het Fonds 70% van 75% voor zijn rekening. Hier geldt dat indien betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de 75/25%-regeling voortzetting tijdens de ZW-periode niet mogelijk is. - Einde dienstverband tijdens ziekte Fig. 14
Einde dienstverband
180 dagen
ziek 50% v/d premie
Wachttijd 0% of volledige premie
subsidie-periode 25% v/d premie
Max 36 maanden De werknemer wordt in fig. 14 tijdens ziekte werkloos. Hij komt dan in aansluiting op het geëindigde dienstverband in de Ziektewet. Voor de voortzetting tijdens de ZW-periode moet hij 70% van 50% van de premie betalen en neemt het Fonds 70% van 50% voor zijn rekening. Na afloop van de ziekteperiode gaat hij een WW-uitkering ontvangen. Op dat moment vangt de Wachttijd aan. De ZW-periode wordt in dit geval niet als WW-periode behandeld omdat nog geen sprake is van toepassing van de 75/25%-regeling. Zoals gebruikelijk kan betrokkene kiezen voor voortzetting over de Wachttijd. Tijdens een voortzetting over de Wachttijd is betrokkene de volledige pensioenpremie verschuldigd (= 70%). Bij voortzetting in de aansluitende periode van de 75/25%-regeling is de werkloze werknemer 70% van 25% van de premie verschuldigd en neemt het Fonds 70% van 75% van de premie voor zijn rekening. Let op: in deze situatie is voortzetting met gebruikmaking van de 75/25%-regeling alleen mogelijk indien voortzetting over de ZW-periode heeft plaatsgevonden. Fig. 15
Einde db ziek
WIA 50% van de premie
pvd
De werknemer wordt in fig. 15 tijdens ziekte werkloos. Hij komt dan niet in de WW maar in de Ziektewet. Voor de voortzetting tijdens de ZW-periode moet hij 70% van 50% van de premie betalen en neemt het Fonds 70% van 50% voor zijn rekening. Na afloop van de ziekteperiode wordt betrokkene voor meer dan 35% WIA-arbeidsongeschikt. Afhankelijk van de WIAindeling wordt hem pvd toegekend.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
17
4.5
Behoud van uitzicht op voorwaardelijk extra pensioen Deelnemers die op of na 1 januari 2009 werkloos worden moeten, om tijdens werkloosheid hun uitzicht op voorwaardelijk extra pensioen te behouden, van de 75/25%-regeling van het Fonds gebruik maken.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
18
Hoofdstuk 5 6
Voortzetting van de Aanvullende regelingen tijdens werkloosheid 5.1
Aanvullende regeling Pensioenopbouw boven de Salarisgrens De regeling kan in geval van werkloosheid door de werkloze werknemer worden voortgezet. De volledige premie (behorend bij een mate van voortzetting van 70%) komt ten laste van de voortzetter. Voortzetting is alleen mogelijk indien ook de Verplichte pensioenregeling wordt voortgezet.
5.1.1
Premie tijdens voortzetting De hoogte van de door de voortzetter verschuldigde premie is afhankelijk van de leeftijd van de voortzetter en het premiepercentage dat geldt voor het leeftijdscohort waartoe de voortzetter behoort.
5.1.2
Pensioenopbouw tijdens voortzetting De pensioenopbouw tijdens de voortzetting is op jaarbasis afhankelijk van het vóór ontslag geldende opbouwpercentage van de Aanvullende grondslag en de reglementaire wijzigingen van de percentages tijdens de voortzetting. De Aanvullende grondslag wordt jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig de bepalingen in artikel 2.1 van deze uitvoeringsrichtlijn
5.2
Aanvullende regeling Tijdelijke risicodekking partner- en wezenpensioen over variabel salaris Deze regeling wordt vanaf 1 januari 2015 niet meer aangeboden aan werkgevers. Voor 2015 reeds bestaande contracten met werkgevers blijven behouden, inclusief de regeling voor nieuwe werknemers bij werkgevers met een bestaand contract. Deze regeling kan na ontslag niet bij het Fonds worden voortgezet. Als betrokkene na ontslag een risico-dekking wenst, kan hij dit zelf bij een verzekeraar verzekeren.
5.3
Aanvullende regeling ANW-hiaatpensioen Deze regeling kan na ontslag bij het Fonds worden voortgezet. De aanvraag hiervoor dient binnen een jaar na ontslag te worden gedaan. Om de ANW-hiaatpensioenregeling voort te kunnen zetten moet ook de Verplichte pensioenregeling worden voortgezet. Zonder voortzetting geldt in ieder geval de wettelijke dekking van het overlijdensrisico gedurende de periode dat een WW-uitkering wordt ontvangen. Hierbij wordt onder WWuitkering ook begrepen de werkloosheidsuitkering van zijn woonland waarop betrokkene recht heeft.
5.4
Aanvullende regeling WIA-excedentpensioen Deze regeling kan na ontslag niet bij het Fonds worden voortgezet. Als betrokkene na ontslag een risico-dekking wenst, kan hij dit zelf bij een verzekeraar verzekeren.
20150222 Uitvoeringsrichtlijn voortzetting deelnem erschap bij werkloosheid met WW-uitkering
19