Uitvoeringsprogramma provinciale speerpunten Jeugd & Veiligheid Versterken vrijwilligerswerk Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld 2005 - 2008
Dit is een uitgave van de Provincie Groningen Vormgeving en drukwerk: Grafisch centrum provincie Groningen Contactadres Provincie Groningen Afdeling Cultuur en Welzijn Postbus 610 9700 AP Groningen tel. 050-3164962 Groningen, juli 2005
2
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Inhoudsopgave Inleiding
5
Hoofdstuk 1 Speerpunt Jeugd & Veiligheid 1. Ondersteuning Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit (APJ) 2. Implementatie gemeentelijke actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ 3. Begeleiding en adviseren lokale netwerken 12+ 4. Jongeren, school en veiligheid 5. Aansluiting jeugdbeleid – jeugdzorg 6. Aanpak risicojongeren (Project ARC) 7. Financieel overzicht speerpunt Jeugd en Veiligheid 2005-2008
7 7 8 9 10 12 14 16
Hoofdstuk 2 Versterken vrijwilligerswerk 1. Platform maatschappelijk ondernemen Groningen (PMOG) 2. Kenniscentrum vrijwilligerswerk • digitale portal vrijwilligersgroningen.nl • ondersteuning lokale steunfuncties • gemeenten en vrijwilligerswerk 3. Vrijwilligersprijs en toekomstprijs 4. Jongeren, vrijwilligers, zorg 5. Ondersteuning en ontwikkeling dorpshuizen 6. Speeltuinwerk en speelruimtebeleid 7. Financieel overzicht speerpunt vrijwilligerswerk 2005-2005
17 17 18
Hoofdstuk 3 Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld 1. Voorlichting en publiciteit in verschillende vormen 1.1 huiselijk geweld en jongeren 1.2 voorlichting kerken in de provincie Groningen 1.3 huiselijk geweld en allochtonen 1.4 huisartsen over huiselijk geweld 1.5 toekomstige beroepsgroepen 1.6 publiciteit huiselijk geweld 2. Voortzetting/ontwikkeling project aanpak ouderenmishandeling 3. Monitor huiselijk geweld 4. STSGG 5. Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex)parnters 6. Advies – en steunpunt(en) huiselijk geweld 7. Financieel overzicht speerpunt huiselijk geweld 2005-2008
29 29
INHOUDSOPGAVE
23 23 24 25 27
36 37 39 39 41 43
3
4
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Inleiding Voor u ligt het uitvoeringsprogramma van de provinciale speerpunten Jeugd en Veiligheid, versterken vrijwilligerswerk en voorkomen en bestrijden huiselijk geweld voor de jaren 2005 t/m 2008. Dit uitvoeringsprogramma is een nadere uitwerking van de thema’s die in het beleidsplan welzijn 2005-2008 ‘Wel(en)levend Groningen’, dat op 15 december 2004 door Provinciale Staten is vastgesteld, zijn benoemd. In dit beleidsplan is, naast bovengenoemde speerpunten, ook nog sprake van de speerpunten armoedebeleid en wonen/welzijn/zorg. Voor de uitvoering van deze laatste twee speerpunten zijn reeds beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s vastgesteld te weten de notitie armoedebeleid provincie Groningen (vastgesteld in PS 28 april 2004) en de regiovisie Zorg in Samenhang (vastgesteld in PS 12 november 2003) en daarom worden deze speerpunten in voorliggend uitvoeringsprogramma niet nader benoemd of uitgewerkt. De notitie armoedebeleid is als bijlage in dit uitvoeringsprogramma gevoegd. De regiovisie Zorg in Samenhang is als apart boekwerk verschenen en los opvraagbaar bij de Afdeling Cultuur en Welzijn. Het nu voorliggende programma voor de drie resterende speerpunten bevatten deels een voortzetting, verdieping en verbreding van activiteiten die reeds in de beleidsperiode 20002004 zijn ingezet. Hiermee wordt de continuïteit van het beleid gewaarborgd en wordt aangesloten bij hetgeen door het College van Gedeputeerde Staten is geformuleerd in het bestuursprogramma 2003-2007 ‘Voor een sociaal en economisch sterk Groningen’, te weten ‘De afgelopen jaren zijn door de interactieve manier van werken diverse beleidsnota’s tot stand gekomen die een breed draagvlak hebben gevonden in de samenleving. De komende vier jaar komt het er vooral op aan om dit reeds gemaakte beleid uit te voeren. Naast uitvoering worden binnen de speerpunten in de periode 2005-2008 ook nieuwe activiteiten ontwikkeld. In het beleidsplan welzijn 2005-2008 ‘Wel(en)levend Groningen’ is besloten onderwerpen als aandacht voor de positie van de allochtone medeburgers en ICT-ontwikkelingen als facetbeleid binnen de gebiedsprogramma’s en/of de provinciale speerpunten op te nemen. In de uitvoeringsprogramma’s van de provinciale speerpunten komt het begrip en de functie van ICT in verschillende vormen naar voren. Aandacht voor allochtone medeburgers is met name terug te vinden in het gebiedsprogramma van de G6-gemeenten in het onderdeel participatie minderheden. Ook wordt daar waar mogelijk en effectief aansluiting gezocht bij beleidsterreinen als jeugdzorg en onderwijs.
Leeswijzer Hoofdstuk 1: speerpunt jeugd & veiligheid Hoofdstuk 2: speerpunt versterken vrijwilligerswerk Hoofdstuk 3: speerpunt voorkomen en bestrijden huiselijk geweld.
Procedure Dit uitvoeringsprogramma is op 11 januari 2005 door het College van Gedeputeerde Staten vastgesteld. Na vaststelling is het programma ter informatie verzonden naar Provinciale Staten en andere betrokkenen.
INLEIDING
5
6
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Hoofdstuk 1: Speerpunt Jeugd & Veiligheid 1. Ondersteuning Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit (APJ) 1.1 Achtergrond Het provinciaal Beleidsplatform Jeugdcriminaliteit (inmiddels omgedoopt tot Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit: APJ) bestaat sinds 1999 ten behoeve van onderlinge afstemming en samenhang in een integrale aanpak van de jeugdcriminaliteit in de provincie Groningen. De provincie heeft – naast de rol van participant aan het Arondissementaal Justitieel Beraad – ook een rol in de organisatie van het APJ. De provincie heeft in de afgelopen beleidsperiode 2002-2004 (evenals het Openbaar Ministerie en de politie op hun eigen terrein) inzet geleverd op het specifiek preventieve deel van de aanpak ‘Jeugd en Veiligheid’ in gemeenten. Het coördinatieteam van Openbaar Ministerie, Regiopolitie Groningen en de provincie (uitvoering door het CMO Groningen) heeft o.a. als taak het APJ te voorzien van informatie, voorstellen in te dienen en te ondersteunen bij organisatie en uitvoering van activiteiten. De provinciale samenwerking in het platform wordt geconcretiseerd in een jaarlijks activiteitenprogramma, met daarin aandacht voor preventieve, curatieve en repressieve activiteiten. De inzet van de provincie ten behoeve van het APJ zal in de periode 2005 - 2008 worden voortgezet. 1.2 Doel Bewerkstelligen van een integrale aanpak van jeugdcriminaliteit door afstemming en samenwerking tussen organisaties die zich bezighouden met de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit in de provincie Groningen. 1.3 Werkwijze • (Mee) voorbereiden en organiseren van de vergaderingen van het APJ. • Deelname aan het coördinatie-overleg met het Openbaar Ministerie en de Regiopolitie Groningen. Hier worden knelpunten in de uitvoering van het activiteitenprogramma gesignaleerd, oplossingen gezocht en in gang gezet. • Schrijven/redigeren van jaarlijkse voortgangsrapportages en actieplannen van het platform. 1.4 Resultaat Optimale afstemming en samenwerking op provinciaal niveau tussen de APJ-partners. 1.5 Looptijd 2005 t/m 2008 1.6 Samenwerkingspartners In het APJ participeren: de provincie Groningen, het Openbaar Ministerie, de Regiopolitie Groningen, de Vereniging Groninger Gemeenten (VGG), de Gemeente Groningen, het Bureau Jeugdzorg Groningen, de Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering Nederland, Opvangcentrum Het Poortje, CMO Groningen. 1.7 Relatie met andere projecten Ontwikkelingen in de gemeenten bij het opstellen en uitvoeren van de lokale actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ worden ingebracht in het Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit
S P E E R P U N T J E U G D & VE I L I G H E I D
7
1.8 Financiën en uren Ondersteuning/coördinatie APJ: 2 uren per week inkoop inzet CMO Groningen. Budget 2005: € 7.600 2006: € 8.200 2007: € 8.400 2008: € 8.800
2. Implementatie gemeentelijke actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ 2.1 Achtergrond De provincie zet in de beleidsperiode 2005-2008 een beleidslijn voort, waarin werd ingezet op versterking van het gemeentelijke lokale jeugdbeleid en het bevorderen van een integrale aanpak van de jeugdproblematiek. In de achterliggende periodes zijn vrijwel alle gemeenten in de provincie achtereenvolgens aan de slag gegaan met hun jeugdbeleid en daarna met het ontwikkelen van een Plan van aanpak ‘Jeugd en Veiligheid’: nagenoeg 100% van de Groninger gemeenten heeft inmiddels lokaal preventief jeugdbeleid ontwikkeld en 80% van de Groninger gemeenten heeft een Actieplan ‘Jeugd en Veiligheid’. De gemeenten zijn hierbij, in opdracht van de provincie, ondersteund door het CMO Groningen. Voor de komende beleidsperiode wordt (verder) ingezet op ondersteuning en advies aan gemeenten en uitvoeringsinstellingen om deze actieplannen daadwerkelijk ten uitvoer te brengen. 2.2 Doel (Doen) uitvoeren van de actieplannen ‘Jeugd en veiligheid’ in de Groninger gemeenten, die in de beleidsperiode 2002-2004 zijn ontwikkeld. 2.3 Werkwijze • De gemeenten hebben in de periode 2002-2004 bij de planontwikkeling gewerkt met een lokale werkgroep ‘Jeugd en Veiligheid’. Deze werkgroepen hebben de gemeentelijke actieplannen opgesteld en één of twee keer per jaar wordt de voortgang gevolgd in een bijeenkomst van de werkgroep. Deze werkgroepbijeenkomsten worden bijgewoond. • Advies en ondersteuning bij de uitvoering van de plannen wordt geboden waar dat gewenst wordt. • Er worden themabijeenkomsten en expertmeetings op provinciaal en/of regionaal niveau georganiseerd over gemeente-overstijgende problemen of thema’s (b.v. over alcoholgebruik, racisme, samenwerking politie-jongerenwerk, e.d.) • Aan het eind van de beleidsperiode 2005-2008 zal een provinciale conferentie ter afsluiting van dit onderwerp worden georganiseerd. 2.4 Resultaat De gemeentelijke actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ worden uitgevoerd. 2.5 Looptijd 2005 t/m 2008. Er wordt aansluitend op de vraag in gemeenten gewerkt, waardoor geen specifieke tijdsplanning kan worden aangegeven. Alle activiteiten worden binnen de beleidsperiode uitgevoerd. 2.6 Samenwerkingspartners Gemeenten en (lokale, regionale en provinciale) uitvoeringsinstellingen: politie, Halt, lokaal jeugd- en jongerenwerk/randgroepjongerenwerk, basis- en voortgezet onderwijs, algemeen
8
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg Groningen, GGD, Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). 2.7 Relatie met andere projecten • In de lokale actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ wordt een relatie gelegd met de projecten die gericht zijn op de aanpak van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters. Deze jongeren vormen een risicogroep in het beleid ‘Jeugd en Veiligheid’. • In een aantal regio’s wordt een relatie gelegd tussen lokale actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’ en het gebiedsprogramma (bij voorbeeld: ondersteuning en versterking van lokaal jongerenwerk, jeugdparticipatie, veilige uitgaansroutes, e.d.). • In landelijk verband wordt deelgenomen aan het project LOJIK (kwaliteitsverbetering jongerenwerk) door participatie in het Noordelijk overleg met STAMM en Partoer. 2.8 Financiën en uren Ondersteuning/advisering van gemeenten en daaruit voortvloeiende activiteiten in 2005, 2006, 2007 en 2008: 16 uren per week (structurele uren CMO Groningen). Door gemeenten en/of instellingen kan voor nader te bepalen activiteiten op het gebied van jeugd en veiligheid in overleg met de provincie een beroep worden gedaan op het gereserveerde activiteitenbudget 2005-2008. Mogelijk worden voor stimuleringsbijdragen ten behoeve van gemeentelijke activiteiten ook de beschikbare resterende middelen uit de periode 2002-2004 ingezet. Beschikbaar budget 2005: € 22.000 2006: € 24.000 2007: € 20.000 2008: € 18.000
3. Begeleiden en adviseren lokale netwerken 12+ 3.1 Achtergrond Als vervolg op en ter verdieping van lokale trajecten ‘Jeugd en Veiligheid’ is in de beleidsperiode 2002-2004 een proefproject ‘lokaal netwerk 12+’ uitgevoerd. De lokale voorzieningen en instellingen signaleren vaak als eerste problematiek bij de jongeren en proberen in eerste instantie de jongeren in de eigen omgeving te helpen. Bij ernstige of voortdurende problematiek dient de aansluiting met de provinciale jeugdzorg goed geregeld te zijn. Doel van het proefproject was te komen tot een werkwijze voor een lokaal netwerk 12+ gericht op signalering en oplossing van jongerenproblemen; zowel gericht op individuen als groepen met (dreigende) politiecontacten. Daarbij moet worden vastgelegd wat het precieze doel is, de werkwijze, ieders taak en inbreng en de wijze waarop gegevens geregistreerd worden. Het proefproject werd in Hoogezand-Sappemeer uitgevoerd. Er werd geëxperimenteerd met een netwerk van professionals die met de jongeren in contact treden/komen (onderwijs, welzijnswerk, jeugdzorg, (randgroep)jongerenwerk, leerplichtambtenaar gemeente, politie, Justitie in de Buurt) en die zich samen buigen over de beste oplossing voor de problemen van de betreffende (groep) jongeren. Tevens is een werkwijze/protocol voor een lokaal netwerk 12+ ontwikkeld. Ervaringen en bevindingen in de proefgemeente werden daarna ingezet ten behoeve van het opzetten van netwerken in een zestal andere gemeenten. Voor de komende beleidsperiode wordt ingezet op ondersteuning en advies aan gemeenten en uitvoeringsinstellingen om meer netwerken 12+ te starten en goed te laten functioneren.
S P E E R P U N T J E U G D & VE I L I G H E I D
9
3.2 Doel • Realiseren, dat in een substantieel deel van de gemeenten in de provincie Groningen op lokale dan wel regionale schaal netwerken 12+ functioneren. • De netwerken 12+ bespreken de binnengekomen signalen op een zodanige wijze, dat (indien nodig) passende hulpverlening aan jongeren wordt geboden. 3.3 Werkwijze • Op basis van de eindrapportage over de periode 2002-2004 de bestaande netwerken 12+ begeleiden en adviseren bij de uitvoering. • Jaarlijks in kaart brengen van knelpunten en daarbij oplossingen zoeken en vervolgactiviteiten uitvoeren. • Opstarten van nieuwe netwerken 12+ in gemeenten waar nog geen netwerk is maar waar wel de behoefte wordt aangegeven • Organiseren van specifieke themabijeenkomsten (b.v. over privacywetgeving e.d.) 3.4 Resultaat De netwerken 12+ hebben (waar nodig) passende en op elkaar afgestemde hulpverlening bewerkstelligd. 3.5 Looptijd 2005 t/m 2008. Er wordt vraaggericht gewerkt, waardoor geen specifieke tijdsplanning kan worden aangegeven. Alle activiteiten worden in deze beleidsperiode uitgevoerd. 3.6 Samenwerkingspartners Gemeenten en (lokale en regionale) uitvoeringsinstellingen: politie, Halt, jeugd- en jongerenwerk/randgroepjongerenwerk, basis- en voortgezet onderwijs, algemeen maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg Groningen, GGD, Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). 3.7 Relatie met andere projecten In de gemeenten wordt een relatie gelegd met projecten die gericht zijn op de aanpak van spijbelaars en voortijdig schoolverlaters. In het gebiedsgericht werken wordt in een aantal gebieden specifiek aandacht besteedt aan het ontwikkelen van een goede infrastructuur ten behoeve van jongeren met (dreigende) problemen. 3.8 Financiën en uren Ondersteuning/advisering netwerken 12+ in gemeenten (10 uren per week). Budget 2005: € 37.900 2006: € 39.800 2007: € 41.600 2008: € 43.200
4. Jongeren, School en Veiligheid (Gezonde en Veilige School) 4.1 Achtergrond Scholen voor met name Voortgezet Onderwijs blijken te worstelen met het ontwikkelen van beleid en concrete actieplannen op schoolniveau in het kader van veiligheid in en om de school. Niet alleen de fysieke veiligheid is hierbij aan de orde, maar ook onderwerpen als risicogedrag,
10
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
gezondheid, leerlingenparticipatie, ouderbetrokkenheid, opvoedingsondersteuning, zorgtrajecten m.b.t. schoolverzuim, psycho-sociale problematiek en voortijdig schoolverlaten. In navolging van de ‘Gezonde en Veilige School’ in de gemeente Groningen zijn het Regionaal Halt Bureau Groningen en de GGD in de beleidsperiode 2002-2004 gevraagd de daarbij behorende succesvolle werkwijze aan te bieden aan scholen in het voortgezet onderwijs in de provincie Groningen, onder de naam ‘Jongeren, School en Veiligheid’. Vanaf eind 2002 (schooljaar 2002-2003) tot en met het schooljaar 2003-2004 hebben 12 scholen/locaties uit negen gemeenten deelgenomen. In het schooljaar 2004-2005 wordt de werkwijze op nog eens 9 scholen/locaties uitgevoerd. In de nieuwe beleidsperiode zullen gedurende twee schooljaren nog 12 scholen kunnen participeren. Gezocht zal dan worden naar scholen uit gemeenten waar tot dan toe nog niets is gebeurd. Bij het uitvoeren van de actieplannen worden ook andere partijen betrokken die een taak hebben op het terrein van ‘Jeugd en Veiligheid’ (zoals o.a. jeugdagenten, verslavingszorg, leerplicht, hulpverlening). 4.2 Doel • Structurele inbedding van de thema’s gezondheid en veiligheid in het beleid van scholen voor Voortgezet Onderwijs (VO). • Totstandkoming van actieplannen Jeugd en Veiligheid op basis van de aanbevelingen uit de rapportages ‘Gezonde en veilige School’ op alle deelnemende scholen. • Implementatie van de methodiek ‘Peermediation’ op scholen voor VO in de provincie. 4.3 Werkwijze 4.3.1 Actieplannen Jeugd en Veiligheid Het Regionaal Halt Bureau Groningen en de GGD nemen op de deelnemende scholen het diagnoseinstrument ‘Waar staat mijn school als het om veiligheid gaat’ (de zogenaamde veiligheidsmatrix) af onder het personeel en de ‘veiligheidsthermometer’ onder de leerlingen. Dit leidt tot een rapportage waarin aanbevelingen worden gedaan ter verbetering van het schoolbeleid op de thema’s gezondheid en veiligheid. Op basis van de aanbevelingen maakt de school een plan van aanpak. Halt en de GGD bieden hierbij ondersteuning. 4.3.2 Peermediation Onderdeel van een plan van aanpak kan zijn het stimuleren van leerlingenparticipatie op school met als doel grotere betrokkenheid van leerlingen bij het gebeuren op school. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan een veiliger klimaat in de school. In de schoojaren 2004/2005 en 2005/2006 zal daarom een pilot ‘Peermediation’ op twee VO-scholen van start gaan. Peermediation is een vorm van conflictbemiddeling, waarbij leerlingen onder begeleiding van één of twee tot Peermediators geschoolde leerlingen samen tot een oplossing van hun conflicten komen. Wanneer de resultaten daartoe aanleiding geven zal in de volgende jaren telkens op 3 scholen voor Voortgezet Onderwijs de methodiek ‘Peermediation’ worden ingevoerd. 4.4 Resultaat • Op alle deelnemende scholen is een actieplan Jeugd en Veiligheid tot stand gekomen. • De thema’s ‘gezondheid’ en ‘veiligheid’ zijn daarmee structureel ingebed in het beleid van de school. • Op twee pilotscholen en vervolgens 6 andere scholen in de provincie is de methodiek ‘Peermediation’ geïmplementeerd. 4.5 Looptijd en tijdpad 2005: 6 scholen ‘Jongeren, school en veiligheid’; 2 scholen ‘Peermediation’ (pilot) 2006: 6 scholen ‘Jongeren, school en veiligheid’; 2 scholen ‘Peermediation’ (pilot) 2007: 3 scholen ‘Peermediation’ (implementatie) 2008: 3 scholen ‘Peermediation’ (implementatie) S P E E R P U N T J E U G D & VE I L I G H E I D
11
4.6 Samenwerkingspartners Regionaal Halt Bureau Groningen, GGD, Scholen voor Voortgezet Onderwijs, gemeenten, politie. 4.7 Relatie met andere projecten Er is een duidelijke link met de gemeentelijke actieplannen ‘Jeugd en Veiligheid’. Gemeenten kunnen dit project opnemen in hun eigen actieplan en middelen ter beschikking stellen aan de scholen. 4.8 Financiën en uren 2005: 6 scholen ‘Jongeren, school en veiligheid’: 2 scholen ‘Peermediation’ (pilot): 2006: 6 scholen ‘Jongeren, school en veiligheid’: 2 scholen ‘Peermediation’ (pilot): 2007: 3 scholen ‘Peermediation’ (implementatie): 2008: 3 scholen ‘Peermediation’ (implementatie):
€ € € € € €
21.000 9.500 21.000 9.500 29.500 29.500
5. Aansluiting Jeugdbeleid - Jeugdzorg 5.1 Achtergrond Op 1 januari 2005 treedt de nieuwe Wet op de Jeugdzorg in werking. In het kader van de voorbereiding van de inwerkingtreding van deze Wet op de Jeugdzorg zijn op landelijk niveau de gemeentelijke taken op het terrein van opvoed-, opgroei- en gezinsondersteuning geformuleerd. De gemeentelijke taken zijn verwoord in de volgende 5 functies: • Informatie • Signalering • Toegang tot het lokale hulpaanbod • Licht pedagogische hulpverlening • Lokale zorgcoördinatie Voor een sluitende keten van jeugdvoorzieningen is het van belang dat alle functies voldoende beschikbaar zijn, goed functioneren en goed op elkaar aansluiten. In de praktijk zijn nog niet al deze functies ook daadwerkelijk (voldoende) beschikbaar op lokaal niveau en ook met betrekking tot de afstemming tussen het lokale jeugdbeleid en de jeugdzorg liggen in de uitvoering van de dagelijkse praktijk nog de nodige actiepunten. De provincie is wettelijk verantwoordelijk voor de voorzieningen op het terrein van de jeugdzorg. Zij heeft geen wettelijke rol in het algemeen en preventief jeugdbeleid. Wel moet de provincie er mede op letten, dat het lokale preventieve domein en het curatieve domein goed op elkaar aansluiten. Dit is voor de provincie aanleiding om extra aandacht te schenken aan de aansluiting jeugdbeleid-jeugdzorg, waarbij knelpunten in beeld worden gebracht en verbeterpunten worden geformuleerd. 5.2 Doel • Verwerven van inzicht in de huidige stand van zaken, knelpunten en witte vlekken op de vijf gemeentelijke taken inzake de aansluiting van het lokale jeugdbeleid op de provinciale jeugdzorg. • Realiseren dat de aansluiting tussen het gemeentelijk preventief jeugdbeleid en de jeugdzorg op de vijf geformuleerde gemeentelijke functies tot stand komt en beleidsmatig en praktisch is vertaald in goede afspraken. • Voorkomen dat, ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg, gaten vallen in het aanbod aan (hulpverlenings-)voorzieningen aan jeugdigen
12
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
5.3 Werkwijze Over de gevolgen van de nieuwe wet voor gemeenten is in oktober 2004 een bijeenkomst georganiseerd door de Vereniging van Groninger Gemeenten (VGG) in samenwerking met de provincie Groningen. Op deze bijeenkomst is afgesproken, dat aan CMO Groningen de opdracht wordt verstrekt om met betrekking tot de vijf gemeentelijke functies knelpunten in beeld te brengen en verbeterpunten te formuleren. Dit in samenwerking met Bureau Jeugdzorg Groningen en in nauw overleg met de Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. De inventarisatie omvat de volgende onderdelen: 5.3.1. Gemeentelijke foto Er wordt in kaart gebracht hoe de huidige stand van zaken bij de Groninger gemeenten is op de vijf gemeentelijke taken. Het landelijk onderzoek onder gemeenten dat in februari 2004 is uitgevoerd door onderzoeksbureau Regioplan in Amsterdam biedt hiervoor basisinformatie. Gegevens van de Groninger gemeenten (van 80% van de gemeenten) uit dit onderzoek worden door Regioplan beschikbaar gesteld. Aan de overige 20% wordt gevraagd alsnog de enquête in te vullen. Met de uitkomst van deze inventarisatie wordt in januari 2005 een ronde langs de verschillende regio’s/gebieden gemaakt. In de ambtelijke overleggen zal verder worden ingezoomd op de uitkomst, de witte vlekken en de knelpunten. Zoveel mogelijk worden overzichten, inventarisaties en ander reeds beschikbaar en relevant materiaal gebruikt om de “gemeentelijke foto” zo scherp mogelijk te krijgen. 5.3.2. In- en uitstroom bij de zorgnetwerken Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de omvang van de doelgroep en de manier waarop deze aan passende hulpverlening komt is een inventarisatie bij de bestaande zorgnetwerken (buurtnetwerken 0-12, consultatieteams, zorgadviesteams, netwerken 12+, preventieunits) van belang: • Hoeveel jeugdigen/gezinnen worden op jaarbasis aangemeld in de diverse netwerken? (instroom) • Wat is globaal de aard van de problematiek? • Wat gebeurt er met de aanmeldingen, hoe ziet de uitstroom er uit? (hoeveel wordt verwezen naar Bureau Jeugdzorg, Jeugdgezondheidszorg 0-19, Thuiszorg, Algemeen Maatschappelijk Werk, etc.) • Wie verzorgt/verzorgen de zorgcoördinatie op lokaal niveau (dus indien niet naar Bureau Jeugdzorg wordt verwezen)? • Wat missen de netwerken nu in het hulpaanbod? • Missen de netwerken iets in de huidige zorgstructuur? (aansluitingsproblematiek) 5.3.3. Aanbodzijde in kaart brengen Aan de hand van de vijf gemeentelijke taken wordt het huidige aanbod van Bureau Jeugdzorg, Jeugdgezondheidszorg 0-4 en 4-19 (GGD), Onderwijsbegeleidingsdienst(en) en AMW in kaart gebracht. • Wat zijn de kerntaken die uitgevoerd worden? • Wat zijn de bevoegdheden? • Hoeveel van de totale instroom bij Bureau Jeugdzorg gaat door naar de geïndiceerde jeugdzorg, en hoeveel wordt doorverwezen naar een vorm van licht pedagogische hulp op lokaal niveau? En waarheen dan? De resultaten van deze inventarisatie worden besproken op een vervolgbijeenkomst van de VGG en de provincie in maart 2005. Op deze bijeenkomst worden de vervolgacties vastgesteld.
S P E E R P U N T J E U G D & VE I L I G H E I D
13
5.4 Resultaat • Knelpunten in de aansluiting tussen gemeentelijk jeugdbeleid en provinciale jeugdzorg zijn in beeld gebracht en oplossingen geformuleerd. • Op de vijf gemeentelijke functies zijn afspraken geformuleerd tussen de gemeenten en de provincie en tussen de gemeentelijke en provinciale instellingen 5.5. Looptijd en tijdpad 2005 t/m 2008. • Getracht wordt in december 2004 de schriftelijke gegevens binnen te hebben en over een globale rapportage te beschikken. • In januari 2005 volgt een ronde langs de ambtelijke gebiedsteams. Eind januari/februari 2005 wordt de eindrapportage met conclusies en aanbevelingen opgeleverd. • In maart 2005 wordt een vervolgbijeenkomst gehouden door VGG en provincie om de rapportage te bespreken en de vervolgstappen te bepalen. • Maart 2005 en 2006 verdere uitwerking en uitvoering. 5.6 Samenwerkingspartners Gemeenten in de provincie Groningen, Vereniging Groninger Gemeenten (VGG), provincie Groningen, CMO Groningen, Bureau Jeugdzorg Groningen, Jeugdgezondheidszorg 0-19, lokale instellingen met taken op het gebied van de vijf gemeentelijke functies. 5.7 Relatie met andere projecten Mogelijk worden vervolgacties binnen de kaders van de uitvoering van gebiedsprogramma’s opgenomen. 5.8 Financiën en uren Beschikbare middelen 2005: € 65.000 Beschikbare middelen 2006: € 65.000 2007: pm 2008: pm
6. Project Aanpak Risicojongeren en First offenders (ARC) 6.1 Achtergrond De indruk bestaat dat de jeugdhulpverlening niet bijzonder toegankelijk is voor jongeren met politiecontacten. Dit zou te maken hebben met het feit dat deze doelgroep veelal niet gemakkelijk aan te spreken is op hulpverlening, terwijl motivatie een belangrijke rol speelt in de werkwijze van de jeugdzorg. In de praktijk lijkt het moeilijk om (een groep) jongeren (in de leeftijd van 12-18 jaar) die onacceptabel/problematisch gedrag vertonen dat bovendien vaak als overlast wordt ervaren te bereiken, terwijl vroegsignalering en doorverwijzing naar hulp van groot belang is. In 2004 is, op verzoek van de provincie en de regiopolitie, een initiatief van start gegaan om zogenaamde risicojongeren beter te volgen en te coachen. Het betreft jongeren waarover de politie zich zorgen maakt die nog geen aanwijsbaar strafbaar feit hebben gepleegd óf die first offender zijn en waarvoor (nog) geen gedwongen hulpverlening in aanmerking komt. Bureau Jeugdzorg Groningen en de Regiopolitie Groningen hebben gerichte plannen ontwikkeld. Twee pilotgemeenten zijn nauw bij de ontwikkeling van de aanpak betrokken, namelijk Groningen (vertegenwoordigd door Zorgafstemming Risicojongeren – ZAR) en Hoogezand-Sappemeer. Op 11 oktober 2004 hebben Bureau Jeugdzorg Groningen, de Regiopolitie Groningen
14
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
en beide gemeenten een convenant ondertekend waarin doelen, taken en verantwoordelijkheden beschreven staan van de uitvoering van het samenwerkingsproject Aanpak Risicojongeren (ARC). 6.2 Doel • Ontwikkelen van een actieve/outreachende aanpak voor risicojongeren en first offenders gericht op vroegtijdige signalering, begeleiding en doorverwijzing naar hulp, teneinde (verder) afglijden in criminaliteit en/of pedagogische verwaarlozing te voorkomen. • Sluitende afspraken tussen de betrokken organisaties opdat risicojongeren, die zich niet vrijwillig melden voor hulp, toch de benodigde hulp ontvangen. 6.3 Werkwijze 1. Bureau Jeugdzorg Groningen, de Regiopolitie Groningen, de gemeenten Groningen en Hoogezand-Sappemeer geven uitvoering aan het convenant voor het project Aanpak Risicojongeren (ARC). 2. De politie verwijst jongeren om wie zij zich zorgen maakt naar ZAR (wanneer het om een Groningse jongere gaat) en/of naar het Bureau Jeugdzorg. 3. Binnen twee dagen wordt een bestaand hulpverleningscontact geactiveerd of neemt een Bureau Jeugdzorg-medewerker van het project ARC contact op met de jongere. 4. Bureau Jeugdzorg-medewerkers van het project ARC kunnen aan jongeren die binnen de doelgroep vallen maximaal 20 contacten wijden i.p.v. 5 contacten aan reguliere zaken. 5. Bureau Jeugdzorg Groningen houdt bij welke jongeren via de politie aangemeld worden voor het project ARC. 6. Eénmaal per maand bespreken de projectleider, de vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg Groningen, van de Regiopolitie en de gemeentelijke contactpersonen de concrete gevallen en het verloop van de (hulpverlenings-)trajecten. 7. Zowel de gestarte en geactiveerde trajecten als de niet gestarte of afgebroken hulpverlening worden gedocumenteerd. 8. Bureau Jeugdzorg Groningen verzorgt een tevredenheidsonderzoek onder betrokken jongeren, hun ouders, agenten en hulpverleners. 9. Indien nodig wordt nieuw hulpaanbod ontwikkeld dat past bij de vraag en behoefte van de doelgroep. Op basis van de ervaringen in de pilot in de gemeenten Groningen en Hoogezand-Sappemeer worden afspraken gemaakt over de implementatie van de werkwijze ‘Aanpak risicojongeren’ in de andere gemeenten/regio’s in onze provincie. 6.4 Resultaat • Jeugdagenten en hulpverleners van Bureau Jeugdzorg Groningen en van gemeentelijke (zorg-)instellingen werken dusdanig samen dat risicojongeren en first offenders beter worden doorgeleid en hulpverlening snel op gang komt. • Vroegtijdige signalering van risicojongeren en bieden van adequate hulp. • Er is zicht op de doelgroep risicojongeren en op een passend aanbod (en er is een sluitende registratie). 6.5 Samenwerkingspartners Bureau Jeugdzorg Groningen (trekker), Regiopolitie Groningen, Gemeente Groningen (ZAR) Gemeente Hoogezand-Sappemeer, gemeentelijke netwerken, lokale/regionale hulpverleningsinstellingen.
S P E E R P U N T J E U G D & VE I L I G H E I D 2 0 0 5 - 2 0 0 8
15
6.6 Looptijd en tijdsplanning juli 2004 – september 2005: pilot Groningen en Hoogezand-Sappemeer september 2005: evaluatie pilot + formuleren vervolgacties september 2005 t/m 2008: implementatie werkwijze ARC in andere gemeenten in de provincie. 6.7 Financiën Pilot juli 2004 t/m sept. 2005 ten laste van budget 2003/2004 aanpak risicojongeren en first offenders. 2005 t/m 2008: € 57.000 per jaar.
7. Overzicht financiën speerpunt jeugd en veiligheid 2005 - 2008 2005
2006
2007
2008
€ 7.600
8.200
8.400
8.800
2. Implementatie gem. actieplannen J en V (16 uur p/w) Activiteitenbudget
€ 22.000
24.000
20.000
18.000
3. Lokale netwerken 12+
€ 37.900
39.800
41.600
43.200
4. Jongeren, school en veiligheid - actieplannen scholen v.o. - peermediation
€ 21.000 € 9.500
21.000 9.500
29.500
29.500
5. Aansluiting JeugdbeleidJeugdzorg
€ 65.000
65.000
pm
pm
6. Project aanpak risicojongeren
€ 57.000
57.000
57.000
57.000
€ 220.000
€ 224.500
€ 156.500
€ 156.500
1. Ondersteuning APJ
TOTAAL
16
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Hoofdstuk 2: Versterken vrijwilligerswerk 1. Platform Maatschappelijk Ondernemen Groningen (PMOG) 1.1 Doel Het PMOG wil in de provincie Groningen voor bedrijven en maatschappelijke organisaties vernieuwende projecten ontwikkelen en in combinatie met verantwoord ondernemen de participatie van het vrijwilligerswerk promoten. 1.2 Inleiding PMOG wil dat bereiken door de uitwisseling van werknemersvrijwilligers tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties te initiëren en faciliteren. De belangrijkste rol van het PMOG is het realiseren en onderhouden van een dynamisch, actief en betrokken netwerk van bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties. Het PMOG ontplooit activiteiten die een structurele bijdrage kunnen leveren aan het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden tussen maatschappelijke organisaties ( vrijwilligersorganisaties), het bedrijfsleven en overheden in de provincie Groningen Het PMOG wil een sleutelrol vervullen in de discussie met andere bedrijven, overheid en politiek over de samenwerking tussen bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het PMOG wil een matchpunt zijn tussen bedrijfsleven enerzijds en maatschappelijk organisaties, stichtingen en verenigingen anderzijds. De leden van het platform vervullen de verschillende rollen van ondersteuner, initiator, ambassadeur, relatiebeheerder, facilitator, oplosser en vraagbaak. 1.3 Werkwijze • Uitbreiden van het netwerk, zodat het maatschappelijk betrokken ondernemen nog breder kan worden uitgedragen. • Bevorderen van deskundigheid ten aanzien van werknemersvrijwilligerswerk bij bedrijven en maatschappelijke organisaties. • Uitbreiden van het platform met actieve en enthousiaste leden, die een voorbeeldfunctie hebben naar andere bedrijven. De reeds succesvolle projecten zullen worden gecontinueerd en uitgebreid; Binnen onderwijs de voorzetting van het leeshulpproject en het mentorproject in het VMBO. Voortzetting van het integratieproject Groningen op de ladder. Nieuwe projecten zullen worden opgepakt,waarbij het PMOG nauw samen werkt met de vrijwilligerszaak Stiel en met de regionale steunfuncties. Het PMOG wil in de nieuwe beleidsperiode samenwerkingsverbanden aangaan met andere organisaties die het maatschappelijk ondernemen in hun doelstelling hebben staan, zoals VNO NCW, FNV Formaat, onderneming-en handelsverenigingen. In de nieuwe beleidsperiode zal het CMO ten behoeve van het platform stamtafelontmoetingen organiseren, waarin naast uitwisseling van maatschappelijk betrokken ondernemen en het werken aan je netwerk ook inspirerende gastsprekers aan de stamtafel kunnen aanschuiven. Nadrukkelijker dan in het verleden zullen in de nieuwe beleidsperiode de trends mbt maatschappelijk ondernemen en de kansen en mogelijkheden voor de provincie Groningen daarbinnen aandacht krijgen en daar waar mogelijk als project worden uitgezet. Communicatie en PR activiteiten zijn essentieel voor het uitdragen van maatschappelijk be-
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
17
trokken ondernemen. De website en nieuwsbrief worden als communicatiemiddel hiervoor gebruikt. Daarnaast wil het PMOG, bestaande beurzen bezoeken, waar de doelgroep (bedrijven en/of maatschappelijke organisaties) ook aanwezig is, om haar doelstelling en werkwijze onder de aandacht te brengen en andere organisaties en bedrijven enthousiast te maken voor het maatschappelijk betrokken ondernemen. 1.4 Looptijd Provinciale beleidsperiode 2005 t/m 2008 1.5 Samenwerkingspartners Provincie Groningen, Noorderkracht, vrijwilligerszaak Stiel, CIVIQ, ABN AMRO, Humanitas, ICT Platform, Kamer van Koophandel Groningen, KPMG, Ordina, Rabobank, Statement, Syntens, CMO Groningen, Lokale steunfuncties. 1.6 Financiën en uren CMO Groningen levert 8 uren per week voor de coördinatie van het PMOG, acquisitie; gesprekken met bedrijven en maatschappelijke organisaties, beheren databank, uitgeven nieuwsbrief, actualiseren website, koppelen van vraag en aanbod . 2005: 2006: 2007: 2008:
€ 18.000 € 18.000 € 18.000 € 18.000
2. Projectplan Kenniscentrum Vrijwilligerswerk De maatschappelijke erkenning en waardering van vrijwilligerswerk neemt de laatste jaren toe. De overheid rekent het tot haar verantwoordelijkheid om te voldoen aan de voorwaarden op basis waarvan het vrijwilligerswerk kan groeien en haar maatschappelijke functie kan ontwikkelen. De visie van de overheid is dat vrijwillige inzet van burgers leidt tot: - Participatiebevordering burgers - Bevorderen van onderlinge samenhang individuen en betrokkenheid bij de lokale samenleving Bij de introductie van de Tijdelijke Stimuleringsregeling Vrijwilligerswerk in 2002 bleek in de Groninger gemeenten grote overeenstemming te bestaan over de belemmeringen die het vrijwilligerswerk in de praktijk ondervindt. De werving van vrijwilligers, betere verdeling van werkzaamheden en taakverlichting van werkzaamheden bij de bestuursleden staan bovenaan het lijstje van gewenste verbeteringen. Het Kenniscentrum Vrijwilligerswerk vormt het provinciale antwoord op de knelpunten in de dagelijkse praktijk van het vrijwilligerswerk en maakt het mogelijk de bestaande knelpunten in het lokale vrijwilligerswerk aan te pakken. Na de beëindiging van de TSV, in de loop van 2005, wordt door de diensten van het Kenniscentrum bereikt dat ondersteuning efficiënt en effectief bij de vrijwilligersorganisaties terecht komt. 2.1 Portal vrijwilligersgroningen.nl De digitale portal Vrijwilligersgroningen.nl vormt de basis voor het Kenniscentrum, daar zijn de diensten te vinden die vrijwilligersorganisaties in staat stellen hun werk verantwoord uit te voeren. 18
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
2.1.1 Doel Ontwikkeling en realisatie van het project digitale ondersteuning t.b.v. lokale ondersteuning vrijwilligerswerk. Het doel van de portal: vrijwilligersgroningen.nl is een vraagbaak te vormen voor het vrijwilligerswerk in de provincie Groningen en ervoor te zorgen dat de ondersteuning en advisering efficiënt en effectief bij de vrijwilligersorganisaties terecht komt. In nauwe samenwerking met de lokale steunpunten wordt het hart van de digitale dienstverlening ontwikkeld: de provinciale vacaturebank. Elke vrijwilliger in de provincie Groningen kan op Internet een volledig overzicht inzien van het aanbod vrijwilligerswerk. De steunpunten vrijwilligerswerk kiezen voor maatwerk. Zij kunnen de koppeling tussen vraag en aanbod begeleiden of dit overlaten aan de vrijwilligers en de vragende vrijwilligersorganisatie. 2.1.2 Werkwijze en inhoud a Coördinatie De portal coördineren en aansturing redactiegroep en projectgroep. In 2005 functioneert er met inzet van TSV-gelden een redactie die tot taak heeft de inhoud van de portal compleet te maken en actueel te houden. De continuïteit en de actualiteit wordt vanaf 2006 gewaarborgd door structurele inzet van capaciteit voor het beheer en actualiseren van de informatie. b Nieuws en basisinformatie De portal levert voor lokale ondersteuning van vrijwilligerswerk een goede en betrouwbare informatievoorziening en vormt een basis voor de werkzaamheden. CMO Groningen voert de volgende functies uit: - landelijke informatie doorgeven of bewerken voor de provinciale markt - stimuleren van de correspondenten van de lokale steunpunten - berichtgeving vanuit het provinciale niveau naar het lokale niveau c Bestuursadvisering Het bestuur vormt de spil van een vrijwilligersorganisatie. Bestuursadvisering vindt plaats door een educatief programma in de portal op te nemen waar besturen relevante instrumenten vinden die hun werkzaamheden verlichten en kwalitatief verbeteren. Aan de hand van een bestaande bestuurspraktijk worden functies van het dagelijks bestuur toegelicht; vergaderen en leiding geven door de voorzitter, toepassen van de regelgeving en voeren van de administratie door de secretaris, de financiën van de penningmeester en de noodzaak van het voeren van een eigen vrijwilligersbeleid komen aan de orde. d Vacaturebemiddeling: coördinatie en beheer De koppeling tussen vraag en aanbod in het vrijwilligerswerk raakt direct het belangrijkste vraagstuk in de dagelijkse praktijk van het vrijwilligerswerk: de beschikbaarheid van vrijwilligers en de juiste match tussen vrijwilliger en werk. De provinciale vacaturebank stelt lokale steunpunten in staat in de bemiddeling efficiënt maatwerk te leveren en nieuwe groepen vrijwilligers aan te boren. e Deskundigenbank De deskundigenbank stelt vrijwilligersorganisaties in staat hulp in te roepen van deskundigheid die in de provincie voorhanden is. Doel is deze incidentele ondersteuning snel en efficiënt in te zetten voor ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. CMO Groningen beheert en actualiseert het bestand van deskundigen die daarvoor worden ingezet.
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
19
f Lokale websites De lokale ondersteuning van vrijwilligerswerk richt zich op het stimuleren van bestaand en nieuw vrijwilligerswerk. Door aansluiting op de provinciale portal worden een aantal basisfuncties van de steunpunten centraal verzorgd; Informatie, nieuwsvoorziening, bemiddeling. g PR De introductie van de digitale ondersteuning vanuit het provinciaal niveau vraagt een zorgvuldig traject. Het stimuleren van het gebruik van de portal door de vrijwilligersorganisaties wordt met name gericht op de meest kenmerkende en bindende functie: de bemiddeling tussen vraag en aanbod. 2.1.3 Opdrachtnemer CMO Groningen 2.1.4 Looptijd 2005 - 2008 2.1.5 Samenwerkingspartners ICT-innovatiecentrum Noorderpoortcollege, Vrijwilligerszaak/Stiel en de lokale en regionale steunpunten vrijwilligerswerk. 2.1.6 Jaarlijks budget 2005 – 2008 Beheer en hosting portal Technische aanpassingen, updating Nieuwsvoorziening Actualisering onderdeel bestuursadvisering Ontwikkeling vacaturebemiddeling Ontwikkeling lokale websites P.R- activiteiten
€ 1.500 € 750 € 750 € 750 € 750 € 750 € 750 € 6.000
Uren: 0,25 fte
2.2 Ondersteuning lokale en regionale steunpunten De ondersteuning van de lokale en regionale steunpunten vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat nieuwe ontwikkelingen in de praktijk kunnen worden uitgevoerd en dat er in de provincie een platform is waar gelegenheid is voor uitwisseling en inspiratie. 2.2.1 Doel De lokale en regionale steunpunten vrijwilligerswerk vormen in de infrastructuur die gericht is op het stimuleren van vrijwilligerswerk een onmisbare schakel.Door de beperkte formatie op lokaal niveau bestaat behoefte aan onderlinge inspiratie en uitwisseling op provinciaal niveau. 2.2.2 Werkwijze a. Provinciaal overleg Jaarlijks wordt een aantal bijeenkomsten georganiseerd gericht op • nieuwe ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk • onderlinge afstemming en samenhang • efficiënt uitvoeren van werkzaamheden. 20
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
b. Incidentele advisering Naast de provinciale bijeenkomsten maken vrijwilligerswerk en de steunpunten gebruik van de mogelijkheid die de vrijwilligerstelefoon van het CMO biedt. De provinciale adviseur vormt een aanspreekpunt voor nieuwe initiatieven en de introductie van medewerkers van lokale steunpunten. Het kenniscentrum verzorgt advisering naar vrijwilligerswerk en steunpunten over actuele ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk en de organisatie van de lokale ondersteuning. 2.2.3 Opdrachtnemer CMO Groningen 2.2.4 Looptijd januari t/m december 2005 2.2.5 Samenwerkingspartner CIVIQ. 2.2.6 Relatie met andere projecten Overige projecten binnen het speerpunt vrijwilligerswerk. 2.2.7 Jaarlijks budget 2005 - 2008 Bijeenkomsten. Accommodatiekosten Externe deskundigen
€ 1.000 € 1.000 € 2.000
Uren 0,1 fte
2.3 Gemeenten en vrijwilligerswerk Gemeentelijk vrijwilligersbeleid maakt behalve de sterke punten ook de kwetsbare kant van het vrijwilligerswerk in een gemeente zichtbaar. Door uitvoering van pilots die lokale vrijwilligersorganisaties versterken levert het kenniscentrum een bijdrage aan de aanpak van in gemeentelijk beleid vastgestelde knelpunten. Vrijwilligerswerk wordt gezien als een belangrijk middel om de betrokkenheid van burgers op elkaar en de betrokkenheid van burgers bij het lokaal bestuur te stimuleren. De vrijwillige inzet van burgers voor en met elkaar wordt in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gestimuleerd. Gemeentelijk vrijwilligersbeleid richt zich op voorwaarden die nodig zijn voor een ontwikkeling van het vrijwilligerswerk. Een te verwachten effect van gemeentelijk vrijwilligersbeleid is dat behalve de sterke punten van vrijwilligerswerk ook de kwetsbare kant zichtbaar wordt: “het beschikbare aantal vrijwilligers” Door introductie en uitvoering van een pilot die een fijnmazige koppeling tussen vraag en aanbod mogelijk maakt wordt aan meetbare verbeteringen gewerkt: uitbreiding van het aantal vrijwilligers. 2.3.1 Doel - Aanpak van een op basis van vastgesteld gemeentelijk vrijwilligersbeleid knelpunt: Werving van vrijwilligers
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
21
- Het uitvoeren van een pilot Bronmethodiek. 2.3.2 Werkwijze Vastgesteld gemeentelijk vrijwilligersbeleid vormt het vertrekpunt. In een nader vast te stellen gemeente wordt een samenwerkingsrelatie aangegaan met het steunpunt vrijwilligerswerk. Voorwaarde is dat in het gemeentelijk vrijwilligersbeleid wordt aangegeven dat voor vrijwilligersorganisaties de werving van vrijwilligers een knelpunt vormt. De Bronmethodiek houdt in dat een organisatie, na een korte probleemanalyse, een enquête maakt die een aantal eigenschappen van haar achterban (ouders, leden van de vereniging of buurtbewoners) in beeld brengt. Het gaat hierbij om kwaliteiten, capaciteiten en tijd, maar ook om belemmeringen die mensen ervaren om door vrijwillige inzet een bijdrage te leveren aan de organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan een moeder die moeite heeft met Nederlands en zich daardoor niet aanmeldt om op de school van haar kinderen mee te helpen, of een buurtbewoner die ooit ruzie heeft gehad met iemand van de wijkorganisatie, of ouders van sportende kinderen, die niet elke week het vervoer willen doen. De enquêtes worden persoonlijk afgenomen door vrijwilligers uit de organisatie zelf. Deze mensen krijgen een training aangeboden en zij worden ook begeleid tijdens de interviewperiode. Na deze periode worden de resultaten van de enquêtes bekeken en samen met de organisatie wordt een plan gemaakt om concreet iets te doen met de resultaten. De Bronmethodiek is een geslaagd project gebleken en is ontwikkeld door de vrijwilligerscentrale Arnhem. Er is software beschikbaar waarmee de organisatie alle gegevens kan opslaan en de match gemaakt kan worden tussen vraag en aanbod. In 2005 komt een methodiekboek beschikbaar waarmee dergelijke projecten kunnen worden opgestart. Een project bronmethodiek gaat direct en concreet aan de slag met in gemeentelijk vrijwilligersbeleid vastgestelde knelpunten en inspireert andere organisaties in de gemeente dezelfde route te bewandelen. 2.3.3 Opdrachtnemer - CMO verzorgt de introductie en projectleiding. - CMO stelt middels de activiteitengelden de lokale steunpunten in staat jaarlijks 2 pilotprojecten in de provincie uit te voeren 2.3.4 Looptijd 2005 - 2008 2.3.5 Samenwerkingspartners Lokale steunpunten vrijwilligerswerk 2.3.6 Relatie met andere projecten Ondersteuning lokale steunfuncties, er ligt een vanzelfsprekende relatie tussen de introductie Bronmethodiek en de ondersteuning van het vrijwilligerswerk op gemeentelijk niveau. 2.3.7 Financien Budget 2005 en 2006
€ 4.500
Budget 2007 en 2008 Organisatie pilots Bronmethodiek Uitvoering Bronmethodiek
22
UITVOERINGSPROGRAMMA
€ 2.000 € 7.500 €14.500
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Uren 0,1 fte
3. Vrijwilligersprijs en toekomstprijs 3.1 Doel De provincie drukt jaarlijks haar waardering voor het vrijwilligerswerk uit in de vorm van het toekennen van de vrijwilligersprijzen. De vrijwilligersprijs en de toekomstprijs zijn voor de provincie een middel om bestaand en degelijk vrijwilligerswerk in de belangstelling te houden, nieuwe ontwikkelingen te stimuleren en bijzondere doelgroepen zoals jongeren bij het vrijwilligerswerk te betrekken 3.2 Werkwijze Aan de hand van de jaarlijkse evaluatie wordt het aandachtsgebied en de procedure bijgesteld. CMO is verantwoordelijk voor het organiseren van de procedure en het organiseren van de prijsuitreiking. 3.3 Looptijd 2005 - 2008 3.4 Samenwerkingspartner Provincie Groningen 3.5 Jaarlijks budget 2005 - 2008 Organisatiekosten Uitvoeringskosten Prijzengeld
€ 11.000 € 12.000 € 9.000 € 32.000
Uren 0,1 fte
4. Jongeren, vrijwilligers, zorg 4.1 Inleiding Het project ‘vrijwilligerstage in het onderwijs’, loopt het schooljaar in 2005 nog door. In maart 2005 zal er een evaluatie van dit onderdeel plaatsvinden. In afwachting van deze evaluatie zal gekeken worden hoe en in welke vorm jongeren bij het vrijwilligerswerk betrokken kunnen worden. Hierbij zullen de opmerkingen over jongeren en vrijwilligerswerk - zoals genoemd in de rijksmiljoenennota - hierin betrokken worden. 4.2 Werkwijze en inhoud Nog te ontwikkelen 4.3 Looptijd 2005-2008
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
23
4.4 Jaarlijksbudget 2005-2008 Fte: 0,5 Activiteitenkosten € 60.000
5. Ondersteuning en ontwikkeling van dorpshuizen in de provincie Groningen 5.1 Inleiding De provincie onderkent het belang van goed functionerende gemeenschapsaccommodaties in Groningen. Dergelijke accommodaties hebben een belangrijke functie als het gaat om de leefbaarheid en de sociale samenhang in een dorp. De accommodaties worden veelal bestuurd door vrijwilligers. Deze vrijwilligers willen wij ook in de komende beleidsperiode blijven ondersteunen. Een van de ondersteuningsmogelijkheden wordt geboden via de werkwijze die vanuit het project ‘Ondernemende dorpshuizen’ is ontwikkeld. Daarbij richten we ons ook op de gemeentelijke rol ten aanzien van de in standhouding en facilitering van deze gemeenschapsaccommodaties. Een belangrijke ondersteunde maatregel is de provinciale bijdrageregeling voor multifunctionele accommodaties. Deze regeling biedt een extra impuls tot kwaliteitsverbetering en de ontwikkeling van multifunctionaliteit van voorzieningen. 5.2 Doel Het versterken van de dorpshuizen, om zodoende een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid op het platteland en het versterken van de sociale cohesie. 5.3 Werkwijze Het doel wordt bereikt door via het CMO Groningen de volgende werkzaamheden te laten uitvoeren: - Ondersteuning van vrijwillig (bestuurs-)kader van dorpshuizen - Advisering aan gemeenten op het gebied van dorpshuizenbeleid. De uitvoeringsactiviteiten worden vraaggericht gestuurd door de provincie, de Vereniging Groninger Dorpshuizen, door individuele dorpshuisbesturen of (bijvoorbeeld via het gebiedsgericht werken) door gemeenten. De ondersteuning en advisering richten zich op het versterken van de positie van dorpshuizen in de lokale samenleving, maar ook op vragen die te maken hebben met het waarborgen van continuïteit van het dorpshuis. Dit gebeurt op de volgende manieren: - Ondersteunen en adviseren ‘op maat’ van vrijwillig (bestuurs-)kader - Jaarlijks uitgeven van 5 nieuwsbrieven (in de toekomst eventueel in samenwerking met de VKDG). - Organiseren van themabijeenkomsten voor dorpshuisbesturen en/of gemeenten. - Aanbieden van deskundigheidsbevorderende activiteiten op het gebied van kwaliteitszorg, wet-en regelgeving en exploitatie mogelijkheden . - Initiëren en aanbieden van nieuwe cursussen. - Uitvoeren van het traject ondernemingsplannen: het direct ondersteunen en adviseren van dorpshuisbesturen bij het opstellen van ondernemingsplannen en advisering aan gemeenten bij het opstellen van dorpshuizenbeleid. - Ontwikkelen en bijhouden van een web-site (in de toekomst eventueel in samenwerking met de VKDG) - Samenwerken en afstemmen (daar waar mogelijk en relevant) met de drie noordelijke provincies.
24
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
5.4 Looptijd Provinciale beleidsperiode 2005 t/m 2008. 5.5 Opdrachtnemer CMO Groningen (en tot juli 2005 Bureau Berghuis voor het project ‘Ondernemende dorpshuizen’). 5.6 Samenwerkingspartners Provincie Groningen, Vereniging Groninger Dorpshuizen, Vereniging Kleine Dorpen Groningen. 5.7 Opmerkingen / vooruitblik Twee belangrijke partners die bijdragen aan de leefbaarheid in dorpen zijn de Vereniging Groninger Dorpshuizen (VGD) en de Vereniging Kleine Dorpen Groningen (VKDG). Zij onderzoeken de mogelijkheden om samen te gaan. Het streven is om uiteindelijk te komen tot een nieuwe vereniging waarin dorp- en dorpshuisaangelegenheden gezamenlijk behartigd worden. 5.8 Relatie andere projecten Er is een relatie (in ontwikkeling) met een ander project binnen het provinciaal speerpunt ‘Versterken vrijwilligerswerk’: het kenniscentrum. De nieuwe website wordt hier ondergebracht; ook voor andere algemene informatie m.b.t. vrijwilligerswerk kan een beroep worden gedaan op het kenniscentrum. Een andere relatie is er met het Loket Leve(n)de Dorpen; ook hier komen ondersteuningsverzoeken binnen van of over dorpshuizen. 5.9 Financiën 2005: € 15.000 2006: € 15.000 2007: € 17.500 2008: € 17.500 Ureninzet 28 uur per week
6. Speeltuinwerk en speelruimtebeleid 6.1 Inleiding In de provincie Groningen zijn veel buurt- en wijkspeelplaatsen die een belangrijke rol spelen in de lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling van kinderen. De speelplaatsen worden vaak beheerd door speeltuinverenigingen en buurtorganisaties. Deze verenigingen zijn o.a. opgericht om activiteiten voor kinderen te organiseren. Sommige verenigingen beschikken ook over een clubgebouw. Iedere vereniging bestaat uit leden, die het belangrijk vinden dat er in de woonomgeving een veilige speelgelegenheid is voor de spelende jeugd. De besturen van dergelijke verenigingen en buurt-/wijkorganisaties hebben vaak moeite om zich in het woud van regelingen en beleid staande te houden. Daarom bieden wij hen via het CMO Groningen uiteenlopende ondersteuningsmogelijkheden. Ook richten we ons op kwaliteitsverbetering van speelvoorzieningen, in nauwe relatie met gemeentelijk beleid. Dit laatste is van groot belang omdat wij van mening zijn dat speelruimtebeleid primair een verantwoordelijkheid is van de lokale overheid. Vanuit deze benadering bieden wij via het CMO Groningen ook ondersteuningsmogelijkheden voor gemeenten aan. Belangrijke
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
25
partners hierbij zijn welzijnsorganisaties, woningbouwcorporaties en scholen. 6.2 Doel Realiseren van ondersteuningsstructuren voor ‘buiten spelen’ en kwaliteitsverbetering van speelvoorzieningen. 6.3 Werkwijze Het doel wordt bereikt door via het CMO Groningen de volgende werkzaamheden te laten uitvoeren: • het ontwikkelen van een helpdesk en een website • het aanbieden van trainingen, lezingen, themabijeenkomsten, symposia aan lokale actoren • het aanbieden van de methodiek deltaplan (een stappenplan + financieringsmogelijkheden voor speeltuinrenovaties) • het adviseren op maat bij beleidsontwikkeling Daarbij richten we ons op de volgende doelgroepen: • Gemeenten Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale speelruimtebeleid. Ze gaan daar in de praktijk divers mee om. In de komende beleidsperiode zal advisering aan gemeenten omtrent beleid een belangrijke plaats innemen. Dit zal gebeuren door informatieverstrekking m.b.t. ontwikkelingen op provinciaal en landelijk niveau (onder meer de NUSO-norm voor speelruimte). Behalve advisering ‘op maat’ per gemeente worden de gemeenten ook uitgenodigd voor het jaarlijks noordelijk symposium over speeltuinwerk en speelruimtebeleid. Voorts kunnen gemeenten gebruik maken van de helpdesk + de website en ontvangen zij de nieuwsbrief ‘Speelse Zaken’. • Besturen speeltuinverenigingen en buurt-/wijkorganisaties Het CMO Groningen ontwikkelt een helpdesk en een website speeltuinwerk, waar ook deze besturen gebruik van kunnen maken. Hierin komt informatie beschikbaar over het inrichten van een speelplek, de wet- en regelgeving, het beheren van een speelvoorziening, het organiseren van activiteiten en het communiceren met gemeenten. Het op maat adviseren aan de verenigingen en organisaties zal ook in de nieuwe beleidsperiode doorgang vinden. Ook zullen er deskundigheidsbevorderende activiteiten worden aangeboden, bijvoorbeeld op het gebied van fondswerving, wet- en regelgeving etc. • Lokale welzijnsorganisaties Welzijnsorganisaties worden steeds meer betrokken bij het spelen in de woonomgeving. Via het CMO Groningen wordt expertise aangeboden aan deze welzijnsorganisaties (deskundigheidsbevorderende activiteiten). Daarnaast kunnen deze organisaties gebruik maken van de helpdesk + website en ontvangen ze de nieuwsbrief ‘Speelse Zaken’ • Scholen Via het CMO Groningen willen we - waar mogelijk - een bredere inzet van schoolspeelruimte stimuleren onder de noemer ‘Van scholen tot buurtspeelplaats’; daartoe brengen we scholen via diverse communicatiekanalen op de hoogte van nieuwe mogelijkheden. Scholen kunnen hierbij door CMO Groningen worden geadviseerd. Ook scholen ontvangen de nieuwsbrief ‘Speelse Zaken’ en kunnen gebruik maken van de helpdesk en de website. • Woningbouwcoöperaties
26
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Via het CMO Groningen willen we bewerkstelligen dat er bij nieuwbouw en/of renovatie in een buurt of wijk, in een vroeg stadium gesproken wordt met belanghebbenden waar en hoe een speelruimte moet worden ingericht. Daartoe zullen woningbouwcorporaties op de hoogte gebracht worden van de deskundigheid van de CMO-adviseur en het lokale welzijnswerk. Ook woningbouwcorporaties ontvangen de nieuwsbrief ‘Speelse Zaken’ en kunnen gebruik maken van de helpdesk en de website. 6.4 Looptijd Provinciale beleidsperiode 2005 t/m 2008. 6.5 Opdrachtnemer CMO Groningen 6.6 Samenwerkingspartners NUSO Noord Nederland, provincie Groningen, gemeenten, woningbouwcoöperaties, welzijnsinstellingen, Speeltuincentrale stad Groningen, Partoer, STAMM. 6.7 Relatie andere projecten Er is een relatie (in ontwikkeling) met een ander project binnen het provinciaal speerpunt ‘Versterken vrijwilligerswerk’: het kenniscentrum. De nieuwe website wordt hier ondergebracht; ook voor andere algemene informatie m.b.t. vrijwilligerswerk kan een beroep worden gedaan op het kenniscentrum. 6.8 Financiën 2005: € 12.500 2006: € 12.500 2007: € 15.000 2008: € 15.000 Ureninzet 23,3 uur per week.
7. Overzicht financien speerpunt versterken vrijwilligerswerk 2005-2008
1. PMOG 2. Portal vrijwilligerswerk 3. Onderst. Lok/reg. Steunpunt 4. Gemeenten en vrijwilligerswerk 5. Vrijwilligersprijs 6. Jongeren/vrijwil/zorg 7. Dorpshuizen 8. Speeltuinen Totaal
VE R S T E R K E N
VRIJWILLIGERSWERK
2005
2006
2007
2008
18000 6000 2000 4500 32000 60000 15000 12500
18000 6000 2000 4500 32000 60000 15000 12500
18000 6000 2000 14500 32000 60000 17500 15000
18000 6000 2000 14500 32000 60000 17500 15000
150000
150000
165000
165000
27
28
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Hoofdstuk 3 Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld 1. Voorlichting en publiciteit 1.1 Huiselijk geweld en jongeren 1.1.1 Projectleiding CMO Groningen Het betreft een samenwerkingsproject tussen GGD en GGZ en CMO Groningen 1.1.2 Achtergrond Jongeren vormen een belangrijke doelgroep als het gaat om preventie. Zij gaan in de toekomst relaties aan en het is voor jongeren van belang dat ze weten wat de grenzen zijn van een relatie. Wat kun je tolereren wat niet? Waar kun je terecht voor hulp? Voldoende reden om specifieke aandacht te besteden aan voorlichting over huiselijk geweld voor deze doelgroep en om verder te werken aan verbetering van de zorgstructuur op scholen. Er is een directe link met ons provinciale jongerenparticipatieproject. Als onderdeel van dit participatieproject hebben we op 7 maart 2003 een jongerendebat georganiseerd (Statenzaal). Tijdens een workshop huiselijk geweld, werd door de deelnemende jongeren aangegeven dat de provincie aandacht moet besteden aan dit onderwerp. Vanuit deze workshop is een groepje van zes zogenoemde ‘Young provs’ zich verder bezig gaan houden met dit onderwerp. Deze Young Provs hebben meegedacht over de wijze waarop huiselijk geweld onder de aandacht van jongeren kan worden gebracht. Dit heeft onder meer geresulteerd in adviezen voor de provinciale publiekscampagne (april 2004) en de wijze waarop het onderwerp het beste aangeboden kan worden. Deze adviezen zijn verwerkt in de hieronder beschreven werkwijze. 1.1.3 Doel • Voorlichting jongeren over huiselijk geweld • Deskundigheidsbevordering onderwijs- en beroepskrachten werkzaam met jongeren • Versterken zorgstructuur binnen het voortgezet-, en middelbaar beroeps onderwijs 1.1.4 Werkwijze Jongeren krijgen voorlichting over huiselijk geweld, met de nadruk op ‘wat is huiselijk geweld’, en ‘wat kun je eraan doen als je ermee te maken hebt’. Als basismiddel wordt gebruik gemaakt van de videobrief ‘een doodgewone klas’(2004). Jongeren gaan n.a.v. deze video in discussie over de verschillende vormen van huiselijk geweld in een les gezondheidskunde of verzorging. Docenten krijgen via de (nog te ontwikkelen handleiding) handvatten aangereikt t.b.v. het gesprek met jongeren. Deze handleiding wordt geschreven door de GGD, afdeling GVO, i.s.m. het Kunstencentrum (welke zorg draagt voor aansluiting jongerencultuur). Verschillende groepen VMBO, HAVO en Atheneum leerlingen krijgen op deze wijze voorlichting. De wijze waarop de les aangeboden wordt dient nog vastgesteld te worden. Er is overleg met de GGZ, afdeling preventieve GGZ, om de voorlichting over huiselijk geweld op te nemen in een breed pakket van voorlichting genaamd ‘lekker in je schoolvel’. Dit pakket wordt aangeboden aan het Voortgezet Onderwijs en is gericht op sociaal emotionele problematiek. Tevens kan huiselijk geweld onderdeel uitmaken van de ‘gezonde school’ en de ‘veilige school’. Hierover wordt overlegd met de GGD. Randvoorwaarde voor voorlichting aan jongeren is dat de zorgstructuur op een school vol-
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
29
doende ingericht is om vragen en problemen van jongeren te erkennen en herkennen, en zorg gedragen wordt voor een goede begeleiding en doorverwijzing. Er dient tevens voldoende voorlichtingsmateriaal op scholen aanwezig te zijn. CMO begeleidt een aantal pilotscholen bij het realiseren van deze randvoorwaarden. Tevens wordt deskundigheidsbevordering voor onderwijs- en beroepskrachten aangeboden gericht op het signaleren van huiselijk geweld kan hierin een belangrijke rol vervullen. De GGZ, GGD en Bureau Jeugdzorg zijn kernpartners in het versterken van de zorgstructuur. Vanuit de preventie-units is reeds aandacht voor de registratie van sociaal emotionele problemen die ingebracht worden. In zorg advies teams en buurtnetwerken wordt dit onderwerp ingebracht en uitgewerkt. Christelijke jongeren kunnen bereikt worden via pastoraal werkers en vrijwilligers. Het Protestants Dienstencentrum Groningen Drenthe is een belangrijke partner in deze. Ook in deze doelgroep zal het bespreekbaar maken van huiselijk geweld onder jongeren gestimuleerd worden dit hangt in nauwe relatie met het deelproject voorlichting christelijk gezinnen. Samenvattend resulteert de bovenstaande werkwijze in: 1. Handleiding videobrief 2. Jongeren Testteams op VO scholen en middelbaar beroepsonderwijs t.b.v. ontwikkeling handleiding 3. Inventarisatie zorgstructuur (in scholen) en knelpunten t.a.v. signalering, melding, advies en hulpverlening t.a.v. jongeren en huiselijk geweld. 4. Versterken - indien nodig - van signalering, melding, advies en hulpverlening in en rond het onderwijs 5. Publiciteit en informatievoorziening jongeren 6. Afstemming met bestaande voorlichtingsprogramma’s in het onderwijs (lekker in je schoolvel (GGZ), gezonde school en veilige school (GGD) en thema huiselijk geweld 1.1.5 Looptijd 2005 - 2008 NB: Dit project is reeds gestart in 2004 1.1.6 Samenwerkingspartners Kunstencentrum, GGZ, GGD, Bureau Jeugdzorg, AMK, Toevluchtsoord, Voortgezet onderwijs (er wordt momenteel overleg gevoerd met diverse VO scholen in de provincie en stad Groningen), Middelbaar Beroepsonderwijs, Young Provs, Protestants Dienstencentrum Groningen Drenthe, Pastoraal werkers, jongerenwerkers, (relevante) gemeenten. 1.1.7 Relatie met andere projecten • voorlichting kerken • publiciteitscampagne • website www.huiselijkgeweldgroningen.nl • lekker in je schoolvel (GGZ) • gezonde school en veilige school 1.1.8 Opmerkingen De videobrief ‘een doodgewone klas’ is ontwikkeld voor en dóór jongeren en is gepresenteerd op 1 december 2004 . De voorlichtingstrajecten worden na 1 schooljaar geëvalueerd en op basis hiervan kunnen verdere ontwikkelingen en verbeterpunten ingezet worden. Er dient regelmatig overleg te zijn tussen de verschillende samenwerkingspartners t.b.v. de voortgang van het project.
30
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
1.2 Voorlichting kerken in de Provincie Groningen’ 1.2.1 Projectleiding CMO Groningen Protestants Dienstencentrum Groningen-Drenthe, Helene van Noord 1.2.2 Achtergrond Voor veel initiatieven die in de afgelopen periode zijn genomen geldt dat de eerste stappen zijn gezet, maar dat de finish nog niet is bereikt. Dat geldt ook voor voorlichting aan doelgroepen. In het laatste jaar van de vorige beleidscyclus zijn er contacten ontstaan met het Protestants Dienstencentrum Groningen-Drenthe; vanuit deze organisatie wordt ook aandacht besteed aan de problematiek rond huiselijk geweld. De expertise die reeds bij het CMO aanwezig is, wordt ingezet om tot een gezamenlijke aanpak te komen. 1.2.3 Doel Voorlichting en deskundigheidsbevordering t.a.v. huiselijk geweld gericht op pastoraal werkers, dominees en vrijwilligers 1.2.4 Werkwijze Alvorens overgegaan kan worden tot het bereiken van gezinnen en jongeren dient er voldoende deskundigheid te zijn onder professionals en vrijwilligers werkzaam met christelijke gezinnen. Huiselijk geweld als maatschappelijk probleem dient erkend en herkend te worden. Tevens dient meer zicht te zijn op de sociale kaart van christelijke gemeenschappen en welke instellingen, professionals en vrijwilligers een belangrijke rol vervullen t.a.v. signalering, doorverwijzing en hulpverlening. In samenwerking met het Protestants Dienstencentrum Groningen-Drenthe kan dit in beeld worden gebracht. Vervolgens zullen sleutelfiguren benaderd worden om het onderwerp bespreekbaar te maken en dient er meer draagvlak te worden verkregen onder pastoraal werkers en vrijwilligers om huiselijk geweld onder de aandacht te brengen. Het verspreiden van informatie, materiaal en kennis is hierin van belang. In samenwerking met het Protestants Dienstencentrum Groningen Drenthe zal er een plan van aanpak 2005 – 2008 ontwikkeld worden gericht op voorlichting huiselijk geweld en deskundigheidsbevordering professionals en vrijwilligers inzake signalering, melding, advies en hulpverlening t.a.v. huiselijk geweld. De volgende onderdelen komen hierin aan de orde: • Inzicht in de sociale kaart m.b.t. signalering, melding, advies en hulpverlening rond kerken. • Inzicht in de specifieke problematiek m.b.t. huiselijk geweld in christelijke gezinnen in de provincie Groningen • Deskundigheidsbevordering professionals en vrijwilligers werkzaam in en rond kerken • Stimuleren van primaire preventie activiteiten gericht op huiselijk geweld • Publiciteit huiselijk geweld en informatievoorziening 1.2.5 Looptijd 2005 – 2008 1.2.6 Samenwerkingspartners Protestants Dienstencentrum Groningen Drenthe, pastoraal werkers, vrijwilligers, dominees, Christelijke Thuiszorg, Christelijke Jeugdzorg, GGZ, GGD, (relevante) gemeenten, Thuisfront, AMK.
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
31
1.2.7 Relatie met andere projecten • Jongeren en huiselijk geweld • Thuisfront ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld’ • Ouderenmishandeling • STSGG
1.3 Voorlichting huiselijk geweld en allochtonen 1.3.1 Projectleiding CMO Groningen. Samenwerking met Thuisfront. 1.3.2 Achtergrond Over huiselijk geweld binnen allochtone groepen is relatief weinig bekend. Wel is door Thuisfront (projecteigenaar van ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners) geconstateerd dat er met het project relatief weinig Turkse en Marokkaanse gezinnen bereikt worden. Daarom hebben we eind 2003 een subsidie voor een inventarisatie naar huiselijk geweld binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap verleend aan Thuisfront (projecteigenaar van het project Eerste hulp bij huiselijk geweld). Dit heeft geresulteerd in een eerste verkenning en adviezen voor vervolg. Eind 2004 verleenden we opdracht aan het CMO Groningen om in bredere zin te inventariseren welke rol huiselijk geweld speelt in diverse allochtone groepen. Dit moet resulteren in een plan van aanpak voor verdere voorlichting. Over de afstemming tussen de beide initiatieven zijn afspraken gemaakt tussen het CMO Groningen en Thuisfront. 1.3.3 Doel • Voorlichting allochtonen over ‘wat is huiselijk geweld’ en ‘wat kun je doen als je ermee te maken hebt? • Voorlichting beroepsgroepen en vrijwilligers werkzaam met allochtonen. Zie ook onder ‘opmerkingen’ 1.3.4 Werkwijze De GGD voert in najaar 2004 een inventarisatie uit – in opdracht van het CMO Groningen - t.b.v. de ontwikkeling van een plan van aanpak gericht op voorlichting aan allochtonen in de provincie Groningen. Dit plan van aanpak wordt afgestemd met het plan van aanpak gericht op Turken en Marokkanen van Thuisfront en het voorlichtingstraject huiselijk geweld van het Alfa College. Op basis van de inventarisatie kan een besluit worden genomen over: • Beoogde doelgroepen • Bestaande voorlichtingsmethoden en projecten • Relevante sleutelfiguren & samenwerkingspartners • (beoogde) Werkwijze voorlichting allochtonen • Doelstelling voorlichtingstrajecten 1.3.5 Looptijd 2005 – 2008 NB: Dit project is reeds gestart in 2004 (voorbereidingsfase) 1.3.6 Samenwerkingspartners GGD, Thuisfront, Toevluchtsoord, VETC-ers, GGZ (afdeling preventie), zelforganisaties, gemeen-
32
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
ten, Alfa College en nader te benoemen partners die voortkomen uit de inventarisatie van de GGD. 1.3.7 Relatie met andere projecten • Thuisfront: voorlichting Turken en Marokkanen • Alfa College – voorlichting huiselijk binnen het middelbaar beroepsonderwijs • GGz – gezond en veilig op het AZC 1.3.8 Opmerkingen Het is van belang helder inzicht te hebben in de gewenste aanpak van voorlichting huiselijk geweld en allochtonen. Om deze reden heeft het CMO Groningen de GGD de opdracht gegeven dit nader te onderzoeken en de mogelijke inzet van VETC-ers te bestuderen. Samenwerking met het Alfa College in voorlichting aan allochtonen is voor de hand liggend. Indien de inventarisatie van de GGD afgerond is kan een plan van aanpak ontwikkeld worden (voorjaar 2005). De werkzaamheden van het CMO worden afgestemd met de initiatieven van Thuisfront (gelieerd aan het project ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld’ en gericht op de Turkse en Marokkaanse gemeenschap). 1.4 Voorlichting huisartsen over huiselijk geweld 1.4.1 Projectleiding CMO Groningen i.s.m. Thuisfront. Zie ook 1.4.8 Opmerkingen 1.4.2 Achtergrond Verbeteren van signalering van huiselijk geweld is noodzakelijk om (vroegtijdig) te kunnen interveniëren. Huisartsen vormen een belangrijke groep als het gaat om signaleren en doorverwijzen. Illustratief is dat 95 % van de bedreigde en mishandelde vrouwen een of meerdere bezoeken aan de huisarts brengt in de periode dat zij mishandeld wordt (uit het plan van aanpak ‘Thuisfront en huisartsen in Drenthe (2001). Thuisfront heeft ervaring opgedaan met het project ‘deskundigheidsbevordering huisartsen’ in Drenthe. Deze ervaring, kennis en het beschikbare materiaal kan gebruikt worden als werkwijze voor een breder voorlichtingstraject. De voorlichting richt zich niet enkel op partnergeweld maar ook op de thema’s seksueel geweld, ouderenmishandeling en (mogelijk) kindermishandeling. 1.4.3 Doel Afstemming en samenwerking t.a.v. voorlichting huisartsen en huiselijk geweld. Zie: plan van aanpak deskundigheidsbevordering huisartsen (CMO Groningen, 2004) 1.4.4 Werkwijze Zie: plan van aanpak deskundigheidsbevordering huisartsen (CMO Groningen, 2004) Samenvattend: Ten behoeve van de kwaliteit van het aangeboden voorlichtingstraject en om beoogde resultaten te kunnen meten zal het CMO Groningen een voorstel doen bij de Huisartsen Opleiding Groningen t.b.v. een onderzoek, uitgevoerd door derdejaars huisartsen in opleiding (HAIO’s) naar de actuele kennis m.b.t. het voorkomen en signaleren van huiselijk geweld in de huisartsenpraktijk. Vanuit de ervaring en kennis opgedaan door Thuisfront Drenthe worden huisartsen in de provincie Groningen op de volgende wijze voorgelicht:
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
33
1) schriftelijke informatie via de DHV Nieuwsbrief 2) verwijzerskaarten voor huisartsen 3) face-to-face gesprekken met huisartsen in Hagro’s 4) een centrale (gezamenlijke) scholing voor huisartsen 1.4.5 Looptijd 2005 - 2008 NB: Dit project is reeds gestart in 2004 (voorbereidingsfase). 1.4.6 Samenwerkingspartners Beoogde partners: FIOM, Thuisfront Groningen, Stichting Toevluchtsoord, CMO Groningen, GGD, GGZ, Advies-, Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Bureau Jeugdzorg Groningen, District Huisartsen Vereniging (DHV), Samenwerkingsverband Tegen Seksueel Geweld Groningen (STSGG) 1.4.7 Relatie met andere projecten • Jongeren en huiselijk geweld • Thuisfront ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld’ • Ouderenmishandeling • STSGG 1.4.8 Opmerkingen CMO Groningen heeft het plan van aanpak deskundigheidsbevordering huisartsen i.s.m. Thuisfront, en in overleg met samenwerkingspartners ontwikkeld. Thuisfront heeft zelfstandige projectleiding voor het onderdeel ‘partnergeweld en kindermishandeling’. Er heeft regelmatig terugkoppeling plaats m.b.t. de uitvoering van het project naar samenwerkingspartners en CMO Groningen. T.b.v. afstemming en samenwerking met project ouderenmishandeling en het STSGG heeft het CMO Groningen een coördinerende functie om versnippering in voorlichtingactiviteiten gericht op huisartsen te voorkomen.
1.5 Voorlichting toekomstige beroepsgroepen 1.5.1 Projectleiding CMO Groningen 1.5.2 Achtergrond Toekomstige werkers in agogische en pedagogische hulp- en dienstverlening moeten voldoende toegerust zijn om hun functie uit te kunnen voeren. Daarin voorziet het opleidingsprogramma van de School of social Works. Binnen dit opleidingsprogramma wordt op uiteenlopende wijze al aandacht besteed aan (onderwerpen die gerelateerd zijn aan) huiselijk geweld. 1.5.3 Doel Realiseren van een integrale module huiselijk geweld. Zie: voorstel module huiselijk geweld ‘School of Social Work’ (CMO Groningen, 2004) 1.5.4 Werkwijze Zie: voorstel module huiselijk geweld ‘School of Social Work’ (CMO Groningen, 2004) Samenvattend: Voorbereiding en Ontwikkelfase zijn reeds uitgevoerd.
34
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Uitvoeringsfase - uitwerken inhoudelijke casussen, opdrachten, literatuur en leesmappen per doelgroep door de werkgroepen - voorbereiden inleidend hoor- en gastcollege - vastleggen organisatie en uitvoering module - geven gastcolleges, al dan niet gecombineerd met infomarkt - start uitvoering module - beschikbaarheid werkvelddeskundige - beschikbaarheid voor beoordeling Evaluatiefase - evalueren met werkgroepen - vervolgafspraken schooljaar 2005/2006 MWD en SPH
juni 2004 - april 2005 juni - oktober 2004 oktober - december 2004 januari 2005 februari 2005 februari 2005 februari en maart 2005 eind maart en begin april 2005.
mei 2005 mei 2005
1.5.5 Looptijd Schooljaar 2004 – 2005 NB: Dit project is reeds gestart in 2004 (voorbereiding en ontwikkelingsfase). 1.5.6 Samenwerkingspartners School of social Works, Toevluchtsoord, AMK, STSGG en Ouderenmishandeling Zie: voorstel module huiselijk geweld ‘School of Social Work’ (CMO Groningen, 2004) 1.5.7 Relatie met ander projecten • Jongeren en huiselijk geweld • Thuisfront ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld’ • Ouderenmishandeling • STSGG 1.5.8 Opmerkingen Het project bevindt zich in de uitvoeringsfase. Mogelijkheden m.b.t ontwikkeling module huiselijk geweld MBO opleidingen Zorg en Welzijn (Noorderpoort College en Alfa College) in overeenstemming met de module ‘Social Work, worden onderzocht. De resultaten van de evaluatie kunnen hierin meegenomen worden.
1.6 Publiciteit huiselijk geweld 1.6.1 Projectleiding CMO Groningen 1.6.2 Achtergrond Het is van groot belang dat huiselijk geweld niet langer een probleem ‘achter de voordeur’ is, maar bekend is bij het brede publiek. De afgelopen beleidsperiode is hierin een grote stap voorwaarts gezet met een provinciale publiekcampagne (april 2004) en de realisatie van de website www.huiselijkgeweldgroningen.nl. Voor de komende beleidsperiode bieden we ook weer ruimte om het onderwerp huiselijk geweld in brede zin onder de aandacht te houden. De boodschap blijft ‘Huiselijk geweld is overal, Huiselijk geweld mag niet en je kunt er iets aan doen’.
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
35
1.6.3 Doel Informatievoorziening en publiciteit over huiselijk geweld voor alle burgers in de provincie Groningen 1.6.4 Werkwijze • Periodieke nieuwsbrief huiselijk geweld over actuele projecten en ontwikkelingen m.b.t. huiselijk geweld in de provincie Groningen gericht op zowel partnergeweld, kindermishandeling, ouderenmishandeling en seksueel geweld. Thema van de nieuwsbrief wordt afgestemd op de publieksactiviteiten. Doelgroep: professionals en beleidsmakers en andere beroepsgroepen. • Publieksactiviteit: jaarlijkse terugkerende campagne gericht op een specifiek thema welke is afgestemd op de campagne ‘stop huiselijk geweld’ (2004) in stijl en boodschap. Inhoud en uitvoering dienen nader bepaald te worden in overleg met o.a het werkveld. • Versterken en onderhouden Website www.huiselijkgeweldgroningen.nl De bestaande website dient ook in de toekomst een herkenbare nieuws- en informatie bron te worden voor burgers en professionals. De website heeft een voorportaal functie. De ‘nieuwsvoorziening’ op de website dient versterkt te worden en de mogelijkheden bekeken voor een herkenbare ‘banner’ voor jongeren, onderwijs- en beroepskrachten en allochtonen. De mogelijkheden van informatie in meerdere talen kan hierin meegenomen worden. 1.6.5 Looptijd 2005 – 2008 1.6.6 Samenwerkingspartners Communicatiebureau Aida, verspreidingsbureau ‘Volle Zalen’, afdeling Communicatie en Kabinet (Provincie Groningen), Frederike Geerdink (tekstschrijver), gemeenten, relevante instellingen. 1.6.7 Relatie met andere projecten Dit project onderdeel wordt afgestemd met alle andere voorlichtingsactiviteiten.
2. Voortzetting/ontwikkeling project aanpak ouderenmishandeling 2.1 Projectleiding CMO Groningen 2.2 Achtergrond Voor het thema Ouderenmishandeling geldt dat in de eerste beleidsperiode veel voortgang is geboekt. Beleidsontwikkeling ging hand in hand met uitvoering van activiteiten, waardoor het onderwerp bekender is geworden en al enigszins uit de taboesfeer is gehaald. De conferentie ‘De Tussenstand (17 november 2004) gaf een compleet beeld van hetgeen reeds is bereikt en waar nog winst te behalen valt. Terwijl in de afgelopen periode de nadruk lag op erkenning en herkenning, komt er in de komen periode een belangrijk accent op melding en hulpverlening. Wie signaleert? Waar kan de signaleerder terecht? Wie ondersteunt? Hoe komen we tot een sluitende keten van hulpverlening voor slachtoffer en dader? Een ander accent moet worden gelegd op voorlichting aan slachtoffers en ‘daders’. Onder deze laatste categorie vallen de mantelzorgers. Uit onderzoek van het NIZW blijkt dat 30 % van de mantelzorgers van dementerende ouderen zich schuldig maakt aan mishandeling. In 30% van de gevallen zijn zij de dader van ouderenmishandeling. Ondersteuning en ontlasting (bijvoorbeeld door respijtzorg) van deze groep is derhalve een deel van de oplossing.
36
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
Ook bij ouderenmishandeling spelen de gemeenten en de hulpverleningsorganisaties een belangrijke rol als het gaat om (lokale of regionale) implementatie. Voor het vinden van een passende vorm kan gebruik worden gemaakt van de uitkomsten van een gemeentelijk proefproject in Leek. Het proces van implementatie krijgt in de komende beleidsperiode provinciale ondersteuning. 2.3 Doel Het ontwikkelen van een aanpak van ouderenmishandeling. 2.4 Werkwijze • Bekendheid geven aan het onderwerp door het geven van voorlichting aan algemeen maatschappelijk werk, politie (wijkagenten), medewerkers van Thuiszorg Groningen, huisartsen en steunpunten mantelzorg, Beroepsopleidingen, Vrijwilligers (met name uit het ouderenwerk), Gemeenten • Ontwikkelen van materiaal • Deskundigheidsbevordering • Vormgeven aan meld- en adviesstructuur op lokaal niveau, gebaseerd op de uitkomsten pilot Leek (waaronder inventarisatie witte vlekken m.b.t. gemeenten zonder beleid oudermishandeling en ontwikkeling werkboek) • Ondersteunings-/consultatiestructuur op provinciaal niveau 2.5 Looptijd 2005 – 2008. 2.6 Samenwerkingspartners Intentie: voortzetting samenwerking afdelingen preventie van GGD en GGz (leveren projectmedewerkster). Leden van de initiatiefgroep Ouderenmishandeling Projectfunctionarissen Huiselijk geweld: AMK, project Thuisfront, Toevluchtsoord, STSGG, CMO Groningen Coördinatiepunt Vrijwillige Thuishulp en Mantelzorg 2.7 Relatie met andere projecten Andere projecten onder huiselijk geweld: publiciteitscampagne, voorlichtingstrajecten
3. Monitor Huiselijk Geweld Provincie Groningen 3.1 Projectleiding CMO Groningen 3.2 Achtergrond Met de publicatie van de rapportage ‘Huiselijk geweld in beeld’ (CMO Groningen, juli 2004) is belangrijk ondersteunend onderzoeksmateriaal beschikbaar gekomen over de aard en omvang van huiselijk geweld in de provincie Groningen. Deze monitor is gestart in oktober 2000 en zal ook vanaf 2005 worden gecontinueerd. De werkwijze zoals het CMO die in de afgelopen beleidsperiode heeft gehanteerd, vormt de basis voor het vervolgonderzoek; in samenspraak met partners (BJG, Thuisfront, gemeente Groningen) wordt de monitor eventueel aangepast en / of afgestemd met andere onderzoeken (zoals het onderzoek naar het project ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld’).
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
37
3.3 Doel Zicht houden op (ontwikkelingen rond) huiselijk geweld in de provincie Groningen. 3.4 Werkwijze Als basis wordt gewerkt conform de wijze waarop het CMO Groningen in de afgelopen 3 jaar de provinciale monitor heeft uitgevoerd: Met behulp van de politiebestanden wordt bepaald hoe vaak incidenten waarbij sprake is van huiselijk geweld in een periode van een jaar bij de politie worden gemeld, in de provincie Groningen. Daarbij gaan we er vanuit dat in de periode 2004-2008 er 2 keer een cijfermatige weergave wordt gedaan, waarbij gekeken wordt naar de volgende variabelen: • Totaal aantal incidenten waarbij sprake is van huiselijk geweld, per wijk/kern/dorp, gemeente, regio en provincie. • Voorkomen van huiselijk geweld bij de verschillende soorten incidenten • Aantal en percentage aangiften bij incidenten huiselijk geweld onderverdeeld naar type incident en regio • Geslacht en leeftijd en afkomst van de aangevers • Aantal en percentage verdachten bij incidenten huiselijk geweld onderverdeeld naar type incident en regio • Geslacht en leeftijd en afkomst van de verdachten • Vergelijking op al deze gegevens met 2001, 2002 en 2003 Verder wordt in deze periode eenmaal uitgebreid onderzoek gedaan naar het huiselijk geweld, door alle incidenten waarbij sprake is van huiselijk geweld in één jaar te screenen op de volgende kenmerken: • Soort huiselijk geweld • Soort huiselijk geweld naar type incident • Kenmerken dader (geslacht, herkomst, leeftijd) • Kenmerken slachtoffer (geslacht, herkomst, leeftijd) • Soort relatie dader/slachtoffer • Aandeel ex-partners in huiselijk geweld • Aanwezigheid kinderen • Middelengebruik daders • Middelengebruik slachtoffers • Eventueel: ouderenmishandeling • Vergelijking gegevens met 2001, 2002 en 2003. 3.5 Looptijd De looptijd bedraagt 4 jaar; in deze periode zal twee maal een cijfermatige weergave worden geproduceerd en deze zal eenmaal gecombineerd worden met een uitgebreide analyse van alle gevallen van huiselijk geweld naar de bovenstaande variabelen. Over de precieze planning van de rapportages in tijd worden nadere afspraken met het CMO gemaakt. 3.6 Samenwerkingspartners Regiopolitie Groningen (o.v. gemeente Groningen en Bureau Onderzoek) 3.7 Relatie met andere projecten ‘Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners’. 3.8 Opmerkingen In principe is alles voorbereid om meteen aan de slag te kunnen. Uitvoeropties bij de politie lig-
38
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
gen klaar, analyseschema’s zijn uitgewerkt, opzet monitor ligt er eveneens.
4. STSGG a. (technisch) voorzitterschap Platform STSGG b. redactie en eindredactie Nieuwsbrief STSGG 4.1 Projectleiding CMO Groningen 4.2 Achtergrond Binnen het Samenwerkingsverband Tegen Seksueel Geweld Groningen werken dertien organisaties samen op basis van een convenant. Doel van de samenwerking is afstemming van beleid en van (preventieve) activiteiten gericht op het bevorderen van optimale opvang en begeleiding van slachtoffers van seksueel geweld. Hoewel seksueel geweld zich niet uitsluitend in de huiselijk kring afspeelt, is er voldoende reden om de ondersteuning aan het STSGG toch op te nemen in het speerpunt huiselijk geweld. 4.3 Doelen Ad. a) het voorbereiden en voorzitten van de vergaderingen van het Platform STSGG (4x per jaar):sturing en inhoud geven aan vergaderingen t.b.v. agendasetting seksueel geweld Ad. b) middels een nieuwsbrief informatie verschaffen over het thema Seksueel geweld/misbruik. 4.4 Werkwijze Ad. a) In samenwerking met de coördinator van het STSGG worden de vergaderingen voorbereid. Tijdens de vergaderingen worden thema’s behandeld en er is ruimte voor uitwisseling. Daarnaast is er aandacht voor nieuwe ontwikkelingen (o.a. loverboys). Per 1/1/2006 moet het voorzitterschap door CMO Groningen afgebouwd zijn. Tevens wordt de vraag aan de orde gesteld hoe de know how over seksueel geweld een plaats moet krijgen in de advies-en steunpunten. Ad. b) 3x per jaar verschijnt een nieuwsbrief. 4.5 Looptijd Januari 2005 tot 31 december 2005 4.6 Samenwerkingspartners Het STSGG is een samenwerkingsverband, bestaande uit Fiom, GGz, GGD, Slachtofferhulp, SPD, Rio AMW, jeugdzorg, diagnostisch centrum, toevluchtsoord, regiopolitie, telefonische hulpdienst, AFP. 4.7 Relatie met andere projecten Projectpartners Huiselijk geweld: Thuisfront, Toevluchtsoord, BJG/AMK, Ouderenmishandeling.
5. Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners 5.1 Projectleiding Thuisfront
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
39
5.2 Achtergrond Het project Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners is gestart in 2001 onder leiding van Thuisfront*) . Het project kenmerkt zich door een actieve en geprotocolleerde aanpak van huiselijk geweld tussen (ex-)partners. De resultaten zijn goed: In de periode 2001 tot en met 2003 zijn in de provincie Groningen 209 gezinnen voor een begeleidingstraject aangemeld. In de eerste helft van 2004 waren dat 116 gezinnen. In 66% van de gevallen zijn de cases met succes afgerond, dat wil zeggen dat het geweld is gestopt. Dit project heeft naast het curatieve aspect (hulpverlening nadat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden) ook een belangrijke preventieve component in zich. Omdat partnerrelaties ondanks huiselijk geweld vaak in stand blijven, krijgen zowel dader als slachtoffer en zo nodig eventuele kinderen begeleiding en hulp. Zodoende wordt de kans op recidive beperkt, evenals de (traumatische) gevolgen van huiselijk geweld. 5.3 Doel Het stoppen van geweld en voorkomen van verdere escalaties tussen (ex)partners. 5.4 Werkwijze Elke melding van thuisgeweld leidt tot een interventie van de politie. De buurtagent roept vervolgens zowel man als vrouw op het bureau op om te motiveren tot intakegesprekken met respectievelijk de Ambulante Forensische Psychiatrie en het Algemeen Maatschappelijk Werk. Bij een juridisch vervolg op het huiselijk geweld wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de resultaten van de daderhulpverlening. Bij stagnatie van de daderbehandeling of weigering van de dader om aan de hulpverlening deel te nemen zal het Openbaar Ministerie de behandeling in haar eis opnemen. Hulpverleners en politieagenten informeren elkaar tijdens gezamenlijke overlegmomenten (regionale / lokale werkgroepen) over de voortgang en betrekken elkaar bij problemen en oplossingen. De aanpak heeft plaats op basis van een gezamenlijk protocol, waarin per organisatie de taken en handelingsafspraken per organisatie zijn beschreven. Inmiddels wordt het project uitgevoerd in de hele provincie Groningen en is een voorstel tot verdere implementatie in het reguliere (overheids-)beleid in ontwikkeling. Sinds november 2003 wordt binnen het project meer gerichte aandacht besteed aan vrouwen uit allochtone groepen. 5.5 Looptijd 2005 - 2008. 5.6 Samenwerkingspartners - Thuisfront is projectleider; de samenwerkingspartners zijn Regiopolitie Groningen, het Openbaar Ministerie, St. Reclassering Nederland, Slachtofferhulp, Maatschappelijk Werk (MJD, Noordermaat, Gemeente Eemsmond, Stichting Welzijn Delfzijl, St. Welzijn en Vluchtelingenwerk Winsum), St. Toevluchtsoord, de Fiom, de Ambulante Forensische Psychiatrie, Mw gemeente Vlagtwedde, Mw. Gemeente Menterwolde, St. Welstad, St. de Badde, St. Compaen, SMD Oldambt, Hospitium Den Eikelaar en het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. - De Groninger gemeentes, provincie en GGD zijn partners bij de implementatie van het project in het reguliere (overheids-)beleid. - De gemeente Groningen en de provincie zijn co-financiers van het project. *) Thuisfront is gestart als samenwerkingsverband van de drie instellingen voor vrouwenopvang in Groningen, Friesland en Drenthe en de stichting ambulante FIOM. Inmiddels is de projectleiding afzonderlijk per provincie geregeld en gekoppeld aan de vrouwenopvang (in de provincie Groningen: de stichting Toevluchtsoord).
40
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
5.7 Relatie met andere projecten - Kinderen als getuige van geweld: binnen dit project wordt een groepsaanbod gedaan voor kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld; kinderen leren hun gevoelens en gedachten over wat er gebeurd is onder woorden te brengen of op een speelse manier te uiten. Het aanbod heeft een preventief doel: voorkomen dat deze kinderen zelf ook gedragspatronen ontwikkelen waarin geweld een rol speelt (geen directe betrokkenheid van provincie). - Deskundigheidsbevordering van politieagenten, maatschappelijk werkers en reclasseringsmedewerkers (geen directe betrokkenheid van provincie). - Onderzoek naar de omvang van huiselijk geweld, waarbij de effecten van het project Eerste hulp bij huiselijk geweld worden gemeten. - Huiselijk geweld in Turkse en Marokkaanse groepen: onderzoeken en verbeteren van de aansluiting tussen werkwijze Eerste hulp bij huiselijk geweld en allochtonen (provincie Groningen is co-financier: 2004 maximaal € 4.100) - Huisartsenproject: Voorlichting voor huisartsen over 1e hulp bij huiselijk geweld met ook aandacht voor, kindermishandeling, ouderenmishandeling, en seksueel geweld. - Telefonische hulpverlening: Op 1 oktober is St. Toevluchtsoord gestart met een telefonische hulpdienst. Dit is tot stand gekomen vanuit de gedachte dat het Toevluchtsoord niet alleen verantwoordelijk is voor de vrouwen die opgenomen worden maar ook voor andere hulpvragen rond huiselijk geweld in partnerrelaties. Zij stelt zich tot doel toe te leiden naar hulpverlening, waaronder actieve toeleiding naar 1e hulp bij huiselijk geweld tussen (ex)partners. - Ontwikkeling Meld- Advies- en steunstructuur: Behalve partnergeweld kent het provinciale speerpunt Huiselijk geweld ook andere aandachtsvelden: oudermishandeling, kindermishandeling en seksueel geweld. Waar nodig en mogelijk wordt de afstemming en samenwerking tussen deze aandachtsvelden versterkt. - Publiciteit: onder meer een koppeling met de website www.huiselijkgeweldgroningen.nl. Daarnaast is er een folder voor cliënten en verwijzers van 1e hulp in de maak. 5.8 Opmerkingen Vanuit de gemeente Groningen ligt er een opdracht bij het Toevluchtsoord om te komen tot een voorstel voor een advies- en steunstructuur voor partnermishandeling. Thuisfront zal hier, in overleg met de samenwerkingspartners van 1e hulp, een aantal functies in onderbrengen.
6. Advies- en steunpunt(en) huiselijk geweld 6.1 Projectleiding nog niet bekend Zie bij ‘opmerkingen’ 6.2 Achtergrond Er zijn drie ontwikkelingen: • Het CMO heeft in 2002 opdracht gekregen om een advies te formuleren om te komen tot een centraal meld-, advies en steunpunt voor huiselijk geweld in de provincie Groningen. De provincie achtte draagvlak vanuit het werkveld bij de ontwikkeling van dit advies een belangrijke voorwaarde. In het werkveld bleek echter geen draagvlak te bestaan voor een centraal meld-, advies en steunpunt, gericht op zowel kinderen als partners en ouderen. Er was wel draagvlak voor de handhaving en versterking van de bestaande meld- advies- en steunpunten. Het CMO Groningen kreeg een gewijzigde opdracht om de bestaande structuur van melding, advies en hulpverlening met betrekking tot kindermishandeling, partnergeweld en ouderenmishandeling in kaart te brengen en verbeterpunten aan te geven. Dit advies is tot stand gekomen in
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
41
nauw overleg met de partners in het veld (projectgroep huiselijk geweld). Een van de uitkomsten is het advies om de drie huidige meld-, advies- en/of steunpunten (AMK, Thuisfront, OGGZ/eerstelijns netwerken t.b.v. ouderenmishandeling) verder te versterken / ondersteunen. • Het project Eerste hulp bij huiselijk geweld tussen (ex-)partners moet in de komende (beleids-) periode worde geïmplementeerd. Hiervoor ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de gemeente Groningen (centrumgemeente voor de vrouwenopvang). Deze implementatie wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van een advies- en steunpunt. Daartoe heeft de gemeente Groningen Toevluchtsoord gevraagd een voorstel te doen. Een mogelijkheid is om een adviesen steunpunt gericht op partnergeweld uit te laten groeien tot een breed advies- en steunpunt (waarin ook aandacht voor seksueel geweld en ouderenmishandeling). Bij de vorm van een dergelijk steunpunt kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een netwerkorganisatie; de meest wenselijk vorm zal in de komende beleidsperiode in gesprek met de partners in het veld helder moeten worden. • Evenals de provincie Groningen heeft ook het kabinet de aanpak van huiselijk geweld als speerpunt van haar beleid benoemd. Hieraan zijn vanuit het ministerie van VWS extra financiele middelen gekoppeld, die door de gemeente Groningen kunnen worden aangevraagd. Deze tijdelijke stimuleringsmaatregel loopt tot en met 2007 en is gebaseerd op co-financiering: het rijk draagt maximaal 60% bij, terwijl de overige 40% van de gemeenten of de provincie wordt verwacht. 6.3 Doel Ontwikkeling en ondersteuning van een (of meerdere) advies- en steunpunt(en) voor huiselijk geweld. 6.4 Werkwijze In samenspraak met de gemeente Groningen wordt de werkwijze bepaald. Het hierboven beschreven advies van het CMO, het voorstel dat Toevluchtsoord in opdracht van de gemeente Groningen ontwikkelt, en de tijdelijke stimuleringsmaatregel liggen hieraan ten grondslag. 6.5 Looptijd 2005 - 2008. 6.6 Samenwerkingspartners Gemeente Groningen, overige gemeenten o.v.: Thuisfront, Toevluchtsoord, BJG / AMK, STSGG, GGD, Regiopolitie Groningen, Openbaar Ministerie e.a. 6.7 Relatie met andere projecten - Eerste hulp bij huiselijk geweld - Ouderenmishandeling - STSGG 6.8 Opmerkingen Afhankelijk van de afspraken omtrent de te volgen werkwijze kan een projectleider worden benoemd.
42
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
7 Overzicht financien speerpunt voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld 2005 - 2008
1. Project Eerste hulp bij huiselijk geweld 2. Publiekscampagne 3. Onderzoek 4. Ouderenmishandeling
5. Voorlichting specifieke doelgroepen (Allochtonen, Jongeren, Huisartsen, Kerken, beroepsopleidingen, e.a.) 6. Meld- advies en steunstructuur 7. Samenwerkingsverband Tegen Seksueel Geweld Totaal
2005
2006
2007
2008
€ 37.832 € 22.300 € 10.000 € 7.500 + 10 uur per week*)
€ 35.000 € 22.300 € 10.000 € 7.500 + 10 uur per week*)
€ 25.000 € 22.300 € 10.000 € 7.500 + 10 uur per week*)
€ 20.000 € 22.300 € 10.000 € 7.500 + 10 uur per week*)
€ 50.368
€ 31.400 + 8 uur per week*)
€ 31.400 + 8 uur per week*)
€ 31.400 + 8 uur per week*)
€ 25.000 4 uur per week*)
€ 25.000 _
€ 25.000 _
€ 25.000 _
€ 153.000 + 14 uur / week*)
€ 131.200 + 18 uur / week*)
€ 121.200 + 18 uur / week*)
€ 116.200 + 18 uur / week*)
Totaal 2005 t/m 2008: € 521.600 *): uren vanuit de reguliere provinciale exploitatiesubsidie aan het CMO.
VO O R K O M E N
EN BESTRIJDEN HUISELIJK GEWELD
43
44
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
BIJLAGE NOTITIE ARMOEDEBELEID PROVINCIE GRONINGEN (vastgesteld in Provinciale Staten d.d. 28 april 2004)
I Inleiding Op 7 oktober 2002 hebben de fracties van Groen Links en de PvdA een initiatiefvoorstel ingediend bij Provinciale Staten met de titel ‘Armoede en provinciaal beleid’. Dit initiatiefvoorstel is op 18 december 2002 besproken in Provinciale Staten en is met algemene stemmen aangenomen. In de Statenvergadering van 18 december 2002 lag eveneens een brief van Gedeputeerde Staten op tafel waarin Gedeputeerde Staten zijn reactie op het initiatiefvoorstel van de fracties van Groen Links en de PvdA heeft gegeven.
II Gevolgde traject tot nu toe Nadat het initiatiefvoorstel door Provinciale Staten is aangenomen is het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling (CMO) gestart met het opstellen van een samenvattende rapportage waarin allerhande onderzoeksresultaten die de armoedeproblematiek in onze provincie raken, worden beschreven. Daarnaast heeft een groep studenten van de Bestuursacademie Noord Nederland de opdracht gekregen een notitie over armoedebeleid in Groningen te schrijven en hierin aanbevelingen te doen. De notitie heeft de titel ‘Minimale Armoede’ gekregen. In het Collegeprogramma 2003-2007 ‘Voor een sociaal en economisch sterk Groningen’ wordt armoedebeleid in samenwerking met gemeenten als één van de beleidsaccenten genoemd.
III Doel Het doel van deze notitie is om op basis van de hierondergenoemde documenten te komen tot een voorstel van GS voor de uitvoering van het armoedebeleid. Als input voor dit uiteindelijke voorstel zal gebruik gemaakt worden van: • het initiatiefvoorstel van Provinciale Staten d.d. 18 december 2002 • de brief van Gedeputeerde Staten d.d. 12 december 2002 • het samenvattende rapport van het CMO • het rapport ‘Minimale armoede’ van de studenten van de BANN.
IV Discussiepunten Provinciale Staten stellen in hun initiatiefvoorstel het volgende voor: Regisserende rol voor de provincie door o.a.: • kwalitatief en kwantitatief onderzoek onder bijstandsgerechtigden en andere mensen met een laag inkomen • notitie met maatregelen om situatie te verbeteren, bv sociale agenda commissie Simons regelmatig overleg met gemeenten • ondersteunen provinciaal platform voor cliëntenraden • in provinciaal beleid rekening houden met uitkeringsgerechtigden door 1) voldoende betaalbare woningen en 2) bij aanbestedingen deelname door werklozen stimuleren. • Jaarlijkse terugkoppeling in de voortgangsrapportage welzijnsbeleid
BIJLAGE
45
Gedeputeerde Staten stellen in hun brief van 12 december 2002: • dat zij een samenvattend rapport door het CMO zullen laten opstellen over onderzoeksresultaten die betrekking hebben op armoede en die tot nu toe gepubliceerd zijn. • dat binnen het provinciale beleid reeds een aantal arbeidsmarkttrajecten lopen, gericht op personen in fase 3 en 4 (op weg naar de arbeidsmarkt) • dat in gebiedsgericht werken met gemeenten op het welzijnsvlak diverse projecten draaien die indirect te maken hebben met armoedebestrijding. • dat de provincie zich niet op het inkomens- en uitkeringsterrein moet begeven omdat dit taken van de gemeenten en het rijk zijn • dat de mogelijkheid van een provinciaal platform cliëntenraden bekeken kan worden, en hiervoor desgewenst ondersteuning vanuit het CMO kan worden ingezet. • dat geringe sturing op de woningbouw plaatsvindt middels woonplannen die door de afzonderlijke gemeenten worden opgesteld. • dat de provincie wil bepleiten om bij aanbestedingen werkzoekenden in opleiding projectmatig in te zetten. Resultaten samenvattende rapportage CMO De resultaten genoemd in het CMO-rapport zijn in hoofdlijnen als volgt weer te geven. • Bijna 15% van de huishoudens (38.830) in de provincie heeft een laag inkomen (= koopkracht bijstandsuitkering alleenstaanden 1979, toen was de koopkracht het hoogst). • Provinciaal gezien ontvangt ruim 10% van de huishoudens (28.220) een inkomen tot 105% van het sociaal minimum. • In de provincie heeft ongeveer 4% van de huishoudens (10.560) een langdurig (langer dan 4 jaar) inkomen dat niet veel hoger is dan het sociaal minimum. • Vooral in Oost-Groningen, de bovenrand van de provincie en een deel van de stad Groningen is sprake van gebieden met een lage sociale status. Met andere woorden in deze gebieden zijn de maatschappelijke goederen als inkomensniveau, opleidingsniveau en werkgelegenheid minimaal. Conclusies van de studieopdracht ‘Minimale armoede’ • De provincie doet reeds direct aan armoedebestrijding middels Stichting Provinciaal Groninger Studiefonds. • De provincie doet indirect aan armoedebestrijding door uitvoering van projecten binnen het 1) gebiedsgericht werken (welzijnsbeleid), 2) onderwijs (projecten voor jongeren zonder startkwalificatie), 3) economie (arbeidsmarktprojecten voor jongeren), 4) ruimtelijke plannen (via gemeentelijke woonplannen). • Gemeenten hebben een wettelijke taak voor armoedebestrijding o.g.v. uitvoering Algemene Bijstandswet. • Gemeenten hebben binnen de Awb een zekere beleidsvrijheid die per gemeente verschillend wordt uitgevoerd (minimabeleid, categorale verstrekkingen, sociale participatie). Deze beleidsvrijheid is echter door de per 1 januari 2004 ingevoerde Wet werk en bijstand enigszins ingeperkt, nu is sprake van het leveren van maatwerk per individu. • Provinciebreed bestaat geen overleg tussen de gemeenten over uitvoering van armoede- en verstrekkingenbeleid. • Sommige Groninger gemeenten kennen een cliëntenraad, bij andere gemeenten is deze in oprichting. • Cliëntenraden communiceren niet op provinciaal niveau met elkaar. Aanbevelingen uit ‘Minimale armoede’ • Het is wenselijk het armoedebeleid binnen het provinciehuis te coördineren zodat afstemming
46
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
plaatsvindt tussen afdelingen die betrokken zijn bij armoedevraagstukken • De provincie zou een coördinatie- en stimulerende rol moeten invullen om gemeenten te faciliteren en onderlinge afstemming te bevorderen. Aan deze taak kan bv. invulling worden gegeven door het organiseren van een werkconferentie. • Er moet overleg en afstemming komen tussen provincie en gemeenten over voortijdige schoolverlaters en het creëren van arbeidsplaatsen voor korte en lange termijn. • Gemeentelijke cliëntenraden moeten door de provincie gestimuleerd en ondersteund worden. • De provincie moet bijdragen aan het instellen van provinciaal platform voor cliëntenraden.
V Beschikbaar budget In de voorjaarsnota 2003 is voor uitvoering van het armoedebeleid een bedrag van € 75.000 per jaar voor de periode 2003 t/m 2007 beschikbaar gesteld (totaal € 375.000,--). In het aanloopjaar 2003 is geen budget gebruikt. Het college van GS is van mening dat het budget voor 2003 niet verloren moet gaan en stelt derhalve voor de periode van uitvoering te verlengen t/m 2008. Het totale budget vormt een belangrijk kader voor te maken keuzes.
VI Hoe nu verder? In het initiatiefvoorstel hebben Provinciale Staten een aantal opties aangedragen voor de uitvoering van het armoedebeleid. Hetzelfde geldt voor de studieopdracht waarin de studenten een aantal opties benoemen. Onderstaand worden de genoemde opties uitgewerkt en komt het college van GS met een uiteindelijk voorstel. Het financiële kader is hierin in principe leidend. Echter is het op dit moment niet mogelijk voor iedere optie de financiële gevolgen exact te omschrijven. Dit maakt dat GS voorstelt onderstaande mogelijkheden op inhoud te beoordelen en bij benadering hieraan budgetten te verbinden. De exacte financiële invulling kan in handen van het college van GS worden gelegd.
VII Mogelijkheden voor provinciaal beleid 1. Provinciaal platform cliëntenraden In zowel het initiatiefvoorstel, als de reactie van GS als de aanbevelingen van de studenten wordt het instellen van een provinciaal platform voor cliëntenraden genoemd. In september 2002 hebben 7 locale cliëntenraden onder leiding van de Stichting Sjakuus (een door het ministerie van VWS gesubsidieerde landelijke instelling die o.a. tot doel heeft het bestrijden en opheffen van armoede) in de provincie Groningen een bijeenkomst georganiseerd om te komen tot een provinciaal netwerk. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is een notitie verschenen onder de naam ‘Groninger Netwerk van cliëntenraden sociale zekerheid’. Als vervolg op deze bijeenkomst is op 28 september 2003 bij de provincie een verzoek binnengekomen van het Groninger Netwerk van Cliëntenraden sociale zekerheid voor financiële en inhoudelijke ondersteuning. Met de initiatiefnemers heeft ambtelijk overleg plaatsgevonden. Het Groninger Netwerk heeft o.a. tot doel het onderling uitwisselen van informatie en ervaringen onder locale cliëntenraden, het realiseren van onderlinge samenwerking en het gericht inspringen op de vraag vanuit bestaande en nog op te richten cliëntenraden. Voor de uitvoering en inhoudelijke ondersteuning heeft het Groninger Netwerk contact gezocht met het CMO. Vanuit het provinciaal patiënten- en consumentenbeleid gezien verdient het aanbeveling te onderzoeken of ondersteuning door de SPC voor deze nieuwe cliëntengroep een mogelijkheid is. Het Groninger Netwerk heeft momenteel een subsidieverzoek van € 30.000,-- bij de provincie ingediend op basis van ondersteuning door het CMO. Indien aansluiting wordt gezocht bij de SPC en voor de cliënten sociale zekerheid een nieuwe koepel wordt gerealiseerd zal sprake zijn van een ander te subsidiëren bedrag. Echter hoeft de hoogte van het te subsidiëren
BIJLAGE
47
bedrag dan geen grote afwijkingen te gaan vertonen. De afhandeling van het subsidieverzoek is opgeschort tot GS met PS heeft gesproken over de uitvoering van het armoedebeleid. Voorgesteld wordt binnen het beschikbare budget voor armoedebeleid een bedrag van € 30.000,-- te labelen voor het oprichten van een provinciaal platform voor cliëntenraden en voor de invulling ervan overleg te starten met de Groninger Netwerk van Cliëntenraden sociale zekerheid. 2. Organiseren periodiek overleg gemeenten / werkconferentie In het initiatiefvoorstel en in de aanbevelingen van de studenten wordt gesproken over het organiseren van overleg met gemeenten vanuit een regisserende en coördinerende taak van provincie. In de studieopdracht staat echter ook dat de gemeenten een provinciebreed overleg vanwege de schaalgrootte en het onderlinge geografische verschil tussen gemeenten niet zien zitten. Een jaarlijkse werkconferentie zou een mogelijkheid zijn om toch enige onderlinge uitwisseling tussen gemeenten op gang te brengen. Voorgesteld wordt voor de organisatie van een jaarlijkse werkconferentie een bedrag van € 10.000,-- per jaar vanuit het budget voor armoedebeleid beschikbaar te stellen. 3. Periodiek overleg gemeenten over onderwijs In de studieopdracht wordt de aanbeveling gedaan een periodiek overleg met de gemeenten op te starten over de voortijdig schoolverlaters. Op dit moment participeert de provincie in het project voor voortijdig schoolverlaters ‘Waddenmodel’ (12 t/m 18-jarigen) waarbij met de gemeenten uit Noord Groningen een sluitende aanpak is ontwikkeld voor voortijdig schoolverlaters middels een registratiemodel. Dit project wordt uitgevoerd door het CMO en is een pilotproject gefinancierd door het ministerie van VWS. Over dit project vindt periodiek overleg met de gemeenten uit Noord Groningen plaats. Indien dit project goede resultaten boekt zouden andere gemeenten uit de provincie wellicht ook aan het project willen deelnemen. Dit zou dan bv. kunnen door opname van het project in het gebiedsgericht werken (de keuze ligt dan bij de afzonderlijke gemeenten) of door hiervoor provinciaal vanuit armoedebeleid middelen beschikbaar te stellen. Hierbij wordt wel aangetekend dat het beschikbare provinciale budget voor armoede te gering is om het Waddenmodel provinciebreed te implementeren. Wat het college van GS betreft moet de aandacht niet alleen uitgaan naar jongeren vanaf 12 jaar, maar moet ook aandacht worden besteed aan de situatie van de jongeren t/m 12 jaar die onder de verantwoordelijkheid van de ouders vallen maar waarvoor geen tot weinig voorzieningen aanwezig zijn vanwege bv. de benarde financiële situatie waarin ouders verkeren. Middels het gebiedsgericht werken kunnen door de provincie in samenwerking met de gemeenten initiatieven worden ontplooid die zich richten op de doelgroep jongeren t/m 12 jaar. De veranderde taak van de gemeenten in het kader van de invoering van de Wet werk en inkomen per 1 januari 2004 moet hierbij in ogenschouw worden genomen. 4.Ondersteuning belangenorganisaties In het initiatiefvoorstel, de reactie van GS en de studieopdracht wordt niet gesproken over financiële ondersteuning van belangenorganisaties. Zeer recent (eind september 2003) heeft de provinciale belangenorganisatie Arme Kant Drenthe en Groningen een subsidieverzoek bij de provincie ingediend ter dekking van structurele organisatiekosten (€ 8.000,--). Aan deze organisatie is geantwoord dat hun subsidieverzoek voorlopig niet in behandeling zal worden genomen en dat eerst de bespreking met Provinciale Staten over het te voeren armoedebeleid zal worden afgewacht. 48
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008
De werkgroep Arme Kant van Nederland/EVA is een werkgroep van de Raad van Kerken in Nederland en het arbeidspastoraat DISK (Dienst in de Industriële Samenleving vanwege de Kerken). Zij voeren campagne tegen verarming en verrijking in Nederland. Zij zetten zich in tegen de groeiende tweedeling tussen betaald en onbetaald werkenden en tussen het arme en rijke(re) deel van Nederland. Ze brengen de armoede, die vooral vrouwen treft, onder de aandacht in kerk, politiek en maatschappij. Ze bestaan al sinds de tweede helft van de jaren tachtig en hebben een groot netwerk door heel Nederland van ruim tweehonderd lokale, provinciale en regionale Arme Kant en/of EVA-groepen. Het is belangrijk dat de provincie zijn gelden voor armoedebeleid niet alleen inzet om armoede op een indirecte manier te bestrijden, maar dat ook op beperkte schaal een directe bijdrage aan de problematiek wordt geleverd. Hierbij kan gedacht worden aan instellingen en projecten die een rechtstreekse band hebben met mensen uit de doelgroep. Een provinciaal georganiseerde instelling als de Arme Kant Groningen en Drenthe die mensen in een achterstandssituatie direct van hulp voorziet, is een voorbeeld dat aan dit uitgangspunt beantwoordt. Zoals gezegd zijn de provinciale middelen nooit toereikend om armoede volledig te kunnen bestrijden. Dit maakt ook dat de provincie qua financiële ondersteuning er voor moet kiezen om een provinciaal georganiseerde instelling als Arme Kant Groningen en Drenthe te ondersteunen en niet de lokale instellingen van de Arme Kant. Voorgesteld wordt vanuit het armoedebudget een bedrag van € 8.000,-- te bestemmen voor ondersteuning van belangenorganisaties en voor de invulling hiervan overleg te starten met de provinciale organisatie Arme Kant Drenthe en Groningen. 5. Sociale agenda In het initiatiefvoorstel stellen Provinciale Staten dat op basis het kwantitatief en kwalitatief onderzoek onder bijstandsgerechtigden een sociale agenda moet worden opgesteld zoals bedoeld door de commissie Simons. De commissie Simons heeft voorgesteld binnen de provincies te gaan werken met zgn. sociale rapporten en sociale agenda’s zodat provincies een schakelende en integrerende rol kunnen spelen in het veld van sociaal beleid. Echter gaat aan een sociale agenda -zoals door Provinciale Staten worden voorgesteld- eerst het opstellen van een sociaal rapport vooraf. Het opstellen van sociale rapporten en sociale agenda’s wordt door het IPO gedragen en ligt momenteel ter uitvoering bij de verschillende provincies. GS hebben het CMO opdracht gegeven een sociaal rapport op te stellen voor de provincie Groningen. Het ligt in de bedoeling nadat het provinciaal sociaal rapport gereed is een verdiepingsslag te maken en zgn. regionale sociale rapporten te maken. Deze rapporten zijn te vergelijken met de bestaande kengetallenonderzoeken en structuurschetsen die reeds in het kader van het gebiedsgericht werken samen met gemeenten zijn gemaakt. Op de sociale agenda worden de punten gerangschikt die uit het provinciaal sociaal rapport naar voren komen. Naar verwachting is het sociaal rapport voor de provincie Groningen tegen de zomer 2004 gereed. Er bestaat daarom niet direct aanleiding om middelen vanuit het budget voor armoedebestrijding te reserveren voor de sociale agenda. 6. Provinciaal coördinator armoedebeleid In de studieopdracht wordt een coördinerende taak op het gebied van armoedebeleid bepleit. Hiermee wordt de afstemming tussen de verschillende provinciale afdelingen die zich direct of indirect met armoedebestrijding bezighouden gewaarborgd. GS onderstrepen het nut van dergelijke coördinatie maar zijn van mening dat hiervoor geen extra personele formatie gerealiseerd moet worden. De coördinatie moet onderdeel van een bestaand takenpakket worden.
BIJLAGE
49
7. Ondersteuning gemeentelijke cliëntenraden In hun studieopdracht bevelen de studenten aan te komen tot ondersteuning van de lokale cliëntenraden. Over dit onderwerp is bij de indiening van het initiatiefvoorstel van Groen Links en de PvdA uitgebreid gesproken, wat heeft geleid tot een aanpassing van het voorstel. GS heeft in zijn brief van 12 december 2002 aangegeven ondersteuning van de lokale cliëntenraden als een gemeentelijke taak aan te merken en niet als provinciale taak te zien. Derhalve zal hiervoor geen geld vanuit het provinciale budget voor armoedebestrijding worden vrijgemaakt. 8. Projecten die de problematiek direct aanpakken Zoals reeds onder punt VII. 4 is aangegeven, is het wenselijk dat een deel van het provinciale budget voor armoedebeleid wordt ingezet voor projecten die direct een helpende hand bieden aan de doelgroep die met armoede wordt geconfronteerd. Hierbij kan gedacht worden aan een veelheid van projecten die door diverse organisaties in de provincie op touw worden gezet. Het beschikbare budget is naar verwachting veel te gering om provinciaal vele projecten te kunnen ondersteunen. Dit betekent dat keuzes gemaakt moeten worden. Bovendien zal provinciale ondersteuning van stimulerende en tijdelijke aard zijn. Voorgesteld wordt om binnen het jaarlijks beschikbare budget van € 75.000,-- een bedrag van € 20.000 te labelen en hiervoor een project of enkele projecten te ondersteunen die de doelgroep, die een vorm van armoede ervaart, direct helpt. Een voorbeeld van een dergelijk project is een project dat door Humanitas Groningen wordt ontwikkeld om personen die hulp nodig hebben bij geldbeheer en huiselijke administratie persoonlijk te helpen. Gebleken is dat de inzet van vrijwilligers bij het signaleren van armoedeproblemen een zeer belangrijke rol speelt. Armoede wordt vaak verstopt en verbloemd voor de buitenwereld. Inzet van vrijwilligers op lokaal niveau kan gevallen van armoede naar voren brengen.
VIII Voorstel In navolging van het initiatiefvoorstel van Provinciale Staten, de studieopdracht en het rapport van het CMO Groningen wordt voorgesteld het budget voor armoedebeleid in grote lijnen als volgt te verdelen: Groninger platform cliënten sociale zekerheid Jaarlijkse werkconferentie Arme Kant Groningen/Drenthe (Enkele) direct gerichte projecten
€ 30.000 € 10.000 € 8.000 € 20.000 ---------€ 68.000
Het bedrag van € 7.000 dat nog resteert wordt voorgesteld in te zetten voor een van bovengenoemde onderdelen als blijkt dat gestelde bedragen niet geheel toereikend zijn geraamd. GS zullen de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid middels jaarlijks rapportages informeren over de stand van zaken.
50
UITVOERINGSPROGRAMMA
PROVINCIALE SPEERPUNTEN
2005 2008