Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
OPENBARE AFVALSTOFFENMAATSCHAPPIJ VOOR HET VLAAMSE GEWEST
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
Documentbeschrijving
1. Titel publikatie
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen. 2. Uitgever
De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest 3. Publicatienummer
D/2000/5024/1 4. Publicatiereeks
Beleidsdocumenten Afvalstoffen 5. Trefwoorden
KMO-afval, preventie, gescheiden inzameling
6. Aantal blz.
162 7. Aantal tabellen en figuren
18 tabellen en 9 figuren 8. Datum publicatie
2000 9. Prijs *
400 BEF
10. Samenvatting
Het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen is opgesteld in uitvoering van het MINA-Plan 2. Op basis van een analyse van de huidige wetgeving en de operationele toestand, wordt de strategie bepaald hoe de gescheiden inzameling verder te organiseren is. De verschillende acties doelen op het verlagen van de drempels die de kleine onderneming daarbij ondervindt. Verschillende actoren krijgen een rol toebedeeld, elk vanuit hun invalshoek. Het plan voorziet in een opvolgingsstructuur die moet instaan voor de nodige cošrdinatie. 11. Begeleidingsgroep
Interne OVAM-projectgroep: Jan Vermoesen, Danny Wille, Ann Braekevelt, Herman Gobel, Tina Van Assche, Geert De Roover, Anne Vandeputte Externe stuurgroep. 12. Contactperso(o)n(en)
Jan Vermoesen, Danny Wille, Ann Braekevelt 13. Andere titels over dit onderwerp
- Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 - Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen: Verslag Inspraak- en Adviesreacties Gegevens uit dit document mogen overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. Alle OVAM-publicaties kunt u na afspraak gratis raadplegen in het Technisch-Wetenschappelijk Informatiecentrum van de OVAM. Deze rapporten kan u ook schriftelijk of per fax bestellen bij de OVAM, Kan. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen. U dient wel de titel van de publicatie te vermelden. Voor meer informatie kunt u steeds terecht bij de Verkoop- en uitleendienst van de OVAM, Kan. De Deckerstraat 22-26, B-2800 Mechelen Tel. 015/ 284 145 Fax 015/ 20 32 75. * Prijswijziging voorbehouden.
Woord vooraf De laatste jaren is er in het afvallandschap veel veranderd, ook voor de kleine ondernemingen. Na enkele jaren van discussie werd in het VLAREA vastgelegd dat gemeenten niet langer verplicht waren het afval van kleine ondernemingen op te halen. Via bijvoorbeeld het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen en het gemeentelijk milieuconvenant kregen gemeenten immers grenzen voorgeschoteld waaronder hun hoeveelheden huishoudelijk restafval moeten zitten. De gemeenten vroegen dan ook dat de verantwoordelijkheden van het afval van de ondernemingen bij deze ondernemingen zou worden gelegd, groot en klein. Ook voerde VLAREA de verplichting in voor alle ondernemingen om hun papier/kartonafval en glasafval apart te houden van hun restafval. De kleine ondernemingen werden toen dus voor hun verantwoordelijkheid geplaatst. Vele kleinhandelaars hadden echter jaren gebruik gemaakt van de diensten die gemeenten en intercommunales hen aanboden, in vele gevallen gratis. Bovendien is het niet altijd even evident voor kleine ondernemingen om een beroep te doen op private ophaalfirmaÕs (hoge kostprijs wegens versnipperd aanbieden van afval). De kleine ondernemingen, private ophaalbedrijven, gemeenten en intercommunales moeten nu samen een evenwicht zoeken. Centraal daarbij staat dat er de nodige initiatieven worden genomen om preventie en gescheiden inzameling concreet vorm te geven. Om op een effici‘nte manier de gewenste effecten te bereiken, wordt daarom best planmatig gewerkt. In het voorjaar van 1999 werd het ontwerp uitvoeringsplan in ruime kring voor consultatie verspreid. Vele Vlaamse gemeenten en intercommunales, beroepsorganisaties, milieuverenigingen, offici‘le overlegorganisaties, enzÉ.. hebben het ontwerp bestudeerd en becommentarieerd. Uit deze breed opgezette consultatieronde blijkt dat het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen gedragen wordt door het brede publiek. Met het voorliggend Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen geeft de Vlaamse overheid het werkkader weer met concrete projecten en resultaatsgerichte acties en instrumenten. De bedoeling is op deze manier ook meer basisgegevens te verzamelen over de betrokken afvalstromen en de resultaten van dit plan via de voortgangsrapportage weer te geven. Daarbij worden alle KMO's en betrokken sectoren geresponsabiliseerd. Want dit moet duidelijk zijn, dit plan is slechts een eerste aanzet. Op dit ogenblik ontbreekt nog te veel informatie over bijvoorbeeld het aanbod van afval bij kleine ondernemingen en de samenstelling ervan. Het is van belang te komen tot meer gegevens zodat ook concrete doelstellingen inzake preventie en recyclage kunnen worden ingevoerd. Bovendien is dit plan een eerste, belangrijke aanzet tot preventie van afval van KMO's o.m. via de oprichting van het steunpunt preventie. Dit steunpunt kan het begin zijn van de concrete realisatie van afvalpreventie bij de kleine ondernemingen. Regelmatig overleg en passende bijsturing van het plan kan het bereiken van de vermelde objectieven alleen maar ten goede komen.
Vera Dua Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
Inhoud
Samenvatting en overzicht uitvoering 0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.4.1 0.4.2 0.4.3 0.4.4 0.4.5 0.5
Inleiding Doel van het Uitvoeringsplan Afbakening doelgroep Terreinafbakening Situering plan Milieubeleid Afvalstoffenbeleid Status, functie en geldigheidsduur van het uitvoeringsplan Van ontwerp tot definitieve goedkeuring Werkwijze Opbouw
1 7 7 8 9 9 9 10 10 11 12 12
Deel 1 : Informatie en analyse
14
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.5
Kenmerken doelgroep Sociaal-economische kenmerken Sociaal-economisch belang van de doelgroep Logistiek kenmerken Hoeveelheid afvalstoffen Op basis van de meldingsplicht Op basis van ramingen Categorie‘n afvalstoffen
15 15 15 16 17 17 17 19
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Huidige wet- en regelgeving Afvalstoffendecreet VLAREA Dierlijk Afval Heffingenbesluit VLAREM Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval Intergewestelijk samenwerkingsakkoord verpakkingsafval Samenvatting
23 23 23 35 36 37 39 40 40 43
3 3.1 3.2
Huidige situatie preventie Sectorale initiatieven Regionale initiatieven
46 46 48
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2
Huidige inzameling Algemeen PrivŽ-inzameling Gemeentelijke inzameling Gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen
49 49 50 51 56
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7 4.3.8 4.3.9 4.3.10 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.6 4.7 4.7.1 4.7.2 4.8 4.8.1 4.8.2 4.9 4.10 4.10.1 4.10.2 4.11
Verpakkingsafval Gemeentelijke inzameling PrivŽ-inzameling Inzameling PMD Inzameling glazen verpakkingen Inzameling papieren en kartonnen verpakkingen Piepschuim Paletten Kunststoffen verpakkingsfolies Vaten Gevaarlijke verpakkingen Papier en karton Gemeentelijke inzameling PrivŽ-inzameling Duurzame gebruiksgoederen Gemeentelijke inzameling Kringloopcentra PrivŽ-inzameling Organisch-biologisch afval Bouw- en Sloopafval Gemeentelijke inzameling PrivŽ-inzameling Gevaarlijke afvalstoffen Gemeentelijke inzameling PrivŽ-inzameling Specifieke afvalstoffen Restfracties Gemengde fractie Grofvuil-achtigen Nascheiding
57 57 58 58 60 61 62 62 62 63 64 64 64 65 66 66 66 66 67 67 67 67 68 68 69 70 71 71 72 73
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.4
Kosten en tarieven afvalinzameling en verwerking Kosten Algemeen De publieke inzameling PrivŽ-inzameling Verwijderingskosten Vergoeding van de kosten Algemeen Vergoedingen die in direct verband staan met de dienst Vergoedingen die niet direct in relatie staan tot de dienstverlening Conclusie Sturende consequenties van tarieven
74 74 74 75 76 77 78 78 79 81 82 83
6 6.1 6.1.1 6.1.2
Beleidsinstrumenten Juridische instrumenten Politiereglement Decreet inzake milieubeleidsovereenkomsten dd. 15.6.94
84 84 84 85
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.3 6.3.1 6.3.2 6.3.3
Economische instrumenten Milieuheffingen Subsidi‘ring Milieuconvenant Milieutaksen Ð federaal Ondersteuningsbeleid KMOÕs Ð federaal Communicatieve instrumenten Voorlichting en sensibilisering Milieuzorgsystemen Scholenprojecten
85 85 86 87 87 88 89 89 89 90
Deel 2 : Strategie
92
1
Uitgangspunten
93
2
Taakstellingen
95
3
Verantwoordelijkheden en rollen
97
4
Preventie
99
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.3 5.3.1 5.3.2
Selectieve inzameling Algemene strategie De selectieve inzameling faciliteren Inzamelstructuren naast elkaar Stimulerende tarieven Uniformiteit en duidelijkheid Voorkomen van versnippering Uitwerking Strategie verpakkingen Strategie papier en karton Strategie gevaarlijk afval Strategie organisch-biologisch bedrijfsafval Bouw- en sloopafval Duurzame gebruiksgoederen Financiering Algemene strategie Instrumenten
102 102 102 103 109 109 109 109 110 111 112 112 113 115 115 115 116
6
Voorlichting
123
7
Handhaving
125
Deel 3 : Programmering en acties
127
1
Inleiding
128
2 2.1
Programmering Algemene acties
129 129
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3 3.1 3.2
Acties ter bevordering van de inzameling door de lokale overheden Acties ter bevordering van de sectorale inzameling Acties ter bevordering van de regionale samenwerking Acties ter bevordering van de Òreverse logisticsÓ Acties ter bevordering van de selectieve inzameling door de Individuele KMO Financi‘le consequenties van de uitvoering voor de overheden Financi‘le consequenties voor de lokale overheden Financi‘le consequenties voor de regionale overheid
Referenties
134 138 141 142 145 146 146 146 148
Bijlagen : 1
Lijst met afkortingen
2
Verklarende woordenlijst
3
Bedrijfsafvalproductie in het Vlaams gewest in kg/werknemer
4
Besluit van de Vlaamse Regering
5
Uittreksel Belgisch Staatsblad
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
Samenvatting en overzicht uitvoering
Dit uitvoeringsplan, kaderend in het MINA-Plan 2, geeft aan hoe de Vlaamse overheid in de volgende jaren de preventie en de gescheiden inzameling van afval van de kleine en middelgrote ondernemingen (KMOÕs) wil bevorderen. De doelgroep is alle KMOÕs. In relatie tot de problematiek rond de gemeentelijke inzameling gaat bijzondere aandacht naar de kleine KMO en de zelfstandige ondernemer. Uitgangspunt is dat de KMO-bedrijven individueel verantwoordelijk blijven voor de juiste inzameling en verwerking van hun afvalstoffen en dat zij daarvoor de re‘le kostprijs betalen. De verschillende acties doelen op het verlagen van de drempels die de KMO daarbij ondervindt. Verschillende actoren krijgen daarbij een rol toebedeeld. De gecošrdineerde aanpak vanuit verschillende invalshoeken bepaalt de sterkte van dit plan. De verschillende verantwoordelijkheden die via wet- en regelgeving ge•ntroduceerd zijn of nog zullen worden, mogen niet tot verschillende, naast elkaar functionerende inzamelsystemen leiden. Vanuit de ontdoener beschouwd moet zoveel mogelijk tot een integrale aanpak gekomen worden. Dit geldt voor inzamel- en scheidingssystemen, maar ook voor sensibilisering, voorlichting en handhaving. In dit uitvoeringsprogramma zijn acties opgenomen om dit te bevorderen. Om het KMO-afval milieuverantwoord in te zamelen en te verwerken is onder andere in VLAREA al veel regelgeving tot stand gebracht die recent van kracht is geworden of binnen een paar jaar van kracht zal worden. Dit uitvoeringsplan biedt een strategie en een actieprogramma om deze regelgeving in te voeren door doelmatige faciliteiten voor preventie, scheiden, gescheiden inzamelen, voorlichten, sensibiliseren en handhaven te ontwikkelen. Om de gestelde doelen te behalen is een gecošrdineerde aanpak nodig van alle betrokken partijen: de KMO, de sectoren en federaties, de verantwoordelijk gestelde producenten, de inzamelaars, de verwerkers, de gemeenten en de gewestelijke overheid. Daarbij spelen de sectoren en federaties een centrale rol. Zij zijn de aangewezen partij om de meest doelmatige wijze van afvalscheiding te bepalen en acties te ondernemen om de toepassing ervan te bevorderen. Omdat de situatie en mogelijkheden per sector verschillen, verschilt ook de meest doelmatige wijze van afvalscheiding per sector, alsmede de stappen en het tempo om die uit te voeren. Daarom kiest dit uitvoeringsprogramma voor een Gisti-programma (Gescheiden Inzameling Stimuleringsprogramma), waarmee OVAM de sectoren in volgorde van prioriteit de komende jaren afzonderlijk kan benaderen om tot een gerichte aanpak te komen. De particuliere inzamelaars kunnen aan deze plannen een bijdrage leveren c.q. erop inspelen door systemen voor gescheiden inzameling en/of nascheiding te ontwikkelen die tot een hoge mate van nuttige toepassing leiden en die minder kosten dan integrale verwijdering. Ook de gemeentes/intercommunales kunnen zich op deze markt begeven, maar zij dienen dan onder dezelfde voorwaarden te werken als de particuliere bedrijven. Een bijzondere groep binnen de KMO, onafhankelijk van de sector, zijn de kleine bedrijven en de zelfstandige ondernemers (verder afgekort KKMO en ZO; ondernemingen tot globaal genomen tien werknemers). Tot v——r VLAREA konden deze bedrijven gebruik maken van de gemeentelijke faciliteiten voor de inzameling en verwijdering van huishoudelijk afval. Sinds VLAREA is het nu aan de gemeenten te bepalen of en onder welke voorwaarden zij afval van bedrijven willen inzamelen. Ter bevordering van de selectieve inzameling bij deze verweesde doelgroep zijn de gemeentelijke inzamelsystemen echter voor de meeste KKMOÕs en ZOÕs van doorslaggevend belang. Dit hangt samen met de relatief kleine hoeveelheid afval die Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
1
vrijkomt (vergelijkbaar met huishoudens), waardoor gescheiden inzameling via aparte bedrijvenroutes duurder is dan integrale inzameling. De inzamelroutes en brengsystemen voor huishoudelijk afval kunnen wel voorzien in een kosteneffectief systeem van gescheiden inzameling. Daarom wordt er met dit uitvoeringsprogramma naar gestreefd dat alle Vlaamse gemeenten hun systemen voor gescheiden inzameling (verder) openstellen voor bedrijfsafval dat wat betreft aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalstoffen. Voorwaarden zijn dat de bedrijven het afval gescheiden aanbieden, hiervoor de re‘le kostprijs betalen, dat de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen niet overbelast wordt en dat een zo goed mogelijke afzonderlijke registratie van dit bedrijfsafval wordt gevoerd. Eigen aan het vergelijkbaar afval van de KKMOÕs en ZOÕs is dat het bedrijfskarakter van het afval niet altijd identificeerbaar is en dat vermenging met huishoudelijk afval niet uit te sluiten is. Expliciete toelating binnen regels die de gemeenten zelf bepalen, biedt het voordeel dat de inzameling tenminste legaal gebeurt, dat er duidelijkheid bestaat voor de vele bedrijven in de KKMO- en ZO-sector en dat voor de geleverde diensten een re‘le en kostendekkende vergoeding kan worden aangerekend. Overbelasting van de gemeentelijke capaciteit moet worden voorkomen door per sector waar mogelijk, alternatieve inzamelwijzen voor bedrijven te ontwikkelen die concurrerend zijn in effici‘ntie en effectiviteit, ook voor zo veel mogelijk KKMOÕs en ZOÕs. Tegelijk dienen ook andere, niet gemeentelijke of sectorale inzamelstructuren te worden opgezet zoals Òreverse logisticsÓ of lokale samenwerkingsvormen. Het aantal stromen waarvoor een aanvaardingsplicht geldt, neemt toe, zodat de producenten de financi‘le lasten meer en meer dragen. Om de regelgeving te doen respecteren en concurrentievervalsing tegen te gaan is het noodzakelijk dat de overheid de controle, toezicht en handhaving opdrijft. Het is het meest doelmatig deze inspanningen te richten op de inrichtingen voor verwijdering. De gewestelijke overheid zal bevorderen dat deze bedrijven zodanige acceptatieregels hanteren dat de inzamelaars en aanbieders van afval alleen niet verder scheidbare afvalstoffen kunnen aanleveren. De inzamelaars zullen dan op hun beurt acceptatieregels aan hun klanten opleggen die daarop aansluiten. Nascheiding van afvalstoffen kan in de plaats komen van gescheiden inzameling aan de bron als het hergebruikresultaat tenminste gelijk is, behalve voor papier, karton en glasverpakking die volgens VLAREA aan de bron gescheiden moeten worden. Voor de uitvoering voorziet het plan in een overlegstructuur, met de mogelijkheid tot bijsturing bij gewijzigde omstandigheden en een regelmatige evaluatie.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
2
Overzicht Uitvoering Acties, instrumenten en monitoring
Initiatiefnemer Betrokkenen
Timing
Actie 1. Oprichten Overlegplatform KMO-afval
OVAM
NCMV, VEV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs, VVSG-Interafval, VVP, FEBEM, VMH, Afdeling economisch ondersteuningsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, SERV, MiNa-Raad
binnen 2 maanden na goedkeuring uitvoeringsplan
Actie 2. Opstellen voortgangsrapportage uitvoeringsplan
OVAM
leden van het overlegplatform KMOafval
2-jaarlijks gedurende de planperiode, met een eerste keer een jaar na goedkeuring plan
Actie 3. Uitbouwen van een instrumentarium voor de verzameling van afvalstoffengegevens
OVAM
Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 4. Oprichten preventiesteunpunt op Vlaams niveau
OVAM, AMINAL, VMM, VLM
GOMÕs, Kamers voor Handel en Nijverheid, beroepsfederaties, interprofessionele organisaties, streekplatformen, gemeenten en intercommunales
Vanaf 1999
Actie 5. Voortzetten van de verschillende PrestiprogrammaÕs
OVAM
Federaties
planperiode
Actie 6. Handhaven stort- en verbrandingsverboden
OVAM (i.s.m. AMINAL)
OVAM, FEBEM, VVSGInterafval,
planperiode
Actie 7. Herzien financi‘le instrumenten
OVAM
Overlegplatform huishoudelijk afval, Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 8. Bepalen randvoorwaarden inzake inzameling en vervoer
OVAM
AMINAL, FEBEM
vanaf 1999
Actie 9. Heropstarten Intergewestelijk overleg
OVAM
BIM, OWD
planperiode
Algemene acties
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
3
Overlegplatform KMOafval
vanaf 1999
Leden overlegplatform, OVAM, federaties betrokken intermediairen
planperiode
OVAM
NCMV, federaties
vanaf 1999
OVAM
Overlegplatform KMOafval
vanaf 1999
OVAM
VVSG-Interafval
vanaf 1999
Actie 15. Aanzetten tot het openstellen van de gemeentelijke inzameling voor KMO-afval en aanpassen politieverordening, retributie- en belastingsysteem
VVSGInterafval
Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 16. Inzamelen bedrijfsafval KMOÕs via centrale containerparken
VVSGInterafval
FEBEM, NCMV, Kamers voor Handel en Nijverheid, OVAM, VVP
planperiode
Actie 17. Uitvoeren van ondersteunend onderzoek brengsystemen bedrijfsafval
VVSGInterafval
De provincies, OVAM, NCMV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs, FEBEM
vanaf 1998
Actie 18. Openstellen kringloopcentra voor herbruikbare goederen KMOÕs
KVK
OVAM, NCMV, VEV, Kamers van Koophandel, GOMÕs, VVSG-Interafval, VVP, FEBEM
vanaf 1999
Actie 19. Onderzoeken selectieve inzameling aan de kust en in stedelijke centra
OVAM, Overlegplatform KMOwerkgroep kust afval (kust) OVAM, IVAGO en Antwerpen en andere (groot) stedelijke centra
Actie 10. Opmaken voorstel tot aanpassen VLAREA
OVAM
− −
KGA-regeling lijst van apart te houden materiaalstromen Actie 11. Communiceren met de doelgroep en de intermediairen Actie 12. Secundaire grondstoffen aanwenden De lokale overheden Actie 13. Opmaken voorstel tot aanpassen VLAREM-I en -II − containerparken − KGA-kluizen − Kringloopcentra Actie 14. Onderzoeken invloed inzameling vergelijkbaar afval van KKMOÕs en ZOÕs op de doelstellingen voor huishoudelijk afval
vanaf 1998
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
4
Sectorale inzameling Actie 20. Opzetten programma Gescheiden Inzameling Stimuleren (Gisti)
OVAM
federaties, Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 21. Uitwerken voorbeeldfunctie overheid
Vlaams Gewest en provinciale overheidsdiensten
alle administraties
planperiode
Actie 22. Stimuleren milieuzorg op kantoren
OVAM
GOMÕs, Kamers voor Handel en Nijverheid
vanaf 1999
Actie 23. Gescheiden inzamelen op campings e.d.
betrokken federaties
OVAM, erkende organismen, FEBEM, werkgroep kust en toerisme Vlaanderen
planperiode
Actie 24. Bevorderen van afvalbeheer bij scholen
OVAM
Onderwijskoepels, VVSG-Interafval, FEBEM, erkende organismen
vanaf 1999
Actie 25. Toepassen en begeleiden van de reglementering voor de sector van autoÕs, -onderdelen en Ðwrakken
AMINAL
OVAM, FEBEM, Federauto, Fevar
planperiode
Actie 26. Verstrekken van de begeleiding bij de invoering van de verplichtingen rond medisch afval
federaties extramurale verzorgingssector
OVAM, FEBEM
vanaf 1999
Actie 27. Organiseren selectieve inzameling landbouwfolies
OVAM
landbouwfederaties, VVSG-Interafval, FEBEM, verwerker(s)
1999-2000
OVAM
Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 29. Opzetten van ÒReverse logisticsÓ
VEV, federaties, OVAM
OVAM, erkende organismen, FEBEM
planperiode
Actie 30. Bewaken aanvaardingsplichten
OVAM,
Overlegplatform KMOafval, erkende organismen
planperiode
Regionale samenwerking Actie 28. Verhogen densiteit van de inzamelpunten in functie van effici‘ntieverbetering van de inzameling Reverse Logistics
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
5
Actie 31. Realiseren preventie van verpakkingen
verpakkingsindustrie
federaties, OVAM, VVSG-Interafval, IVC
vanaf 1997
Actie 32. Uitvoeren MBO-papierafval van dagbladen, weekbladen en periodieke pers
OVAM
Overlegplatform KMOafval
planperiode
Actie 33. Selectief inzamelen van verpakkingsafvalstoffen
OVAM
IVC, erkende organismen, VVSGInterafval
planperiode
Actie 34. Invullen aanvaardingsplicht wit- en bruingoed
OVAM
Koepel van de Vlaamse kringloopcentra, VVSGInterafval, FEBEM, leden BELELEC
vanaf 1999
FEBEM, OVAM
NCMV, VEV, Kamers voor handel en nijverheid, GOMÕs
planperiode
De inzamelaars Actie 35 Gescheiden inzamelen via de privŽ-sector
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
6
0
Inleiding
0.1
Doel van het Uitvoeringsplan Dit Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen geeft invulling aan actie 44 van het MINA-plan 2 (1). Het doel van dit plan is een duidelijke, eenvoudige en betaalbare oplossing te bieden voor de milieuhygiënisch verantwoorde gescheiden inzameling van bedrijfsafval, in het bijzonder bij de kleine ondernemingen. Daarbij gaat ook aandacht naar het voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen: afvalpreventie. Dit plan is geen communicatief instrument naar de individuele KMO, maar veeleer naar alle vertegenwoordigende organen die betrokken zijn bij de problematiek. De uitvoering van dit plan moet leiden tot het: − bereiken van de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in een beleidsdocument van een hoger beleidsniveau, te weten het MINA-plan 2. Deze doelen zijn enkel richtinggevend. Met betrekking tot het formuleren van nadere beleidsdoelstellingen is dit plan een eerste aanzet. In de voortgangsrapportage dient te worden onderzocht of deze verder kunnen worden geconcretiseerd; − bereiken van de operationele doelen die met de betrokkenen in dit uitvoeringsprogramma zijn overeengekomen; − tot stand brengen van een overlegstructuur waarin de beleidsverantwoordelijken en alle betrokkenen de mogelijkheid hebben om geprogrammeerde acties aan te passen aan wijzigende omstandigheden met betrekking tot technologie, milieubeleid en marktomstandigheden. De basis voor het Vlaamse milieubeleid is weergegeven in het Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Het Vlaamse parlement legde daarin de beginselen van het milieubeleid vast. De beginselen zijn: voorkomingsbeginsel voorzorgsbeginsel voorkeur voor brongerichte maatregelen stand-still-beginsel de vervuiler betaalt Samen vormen zij de kern van het streven naar een duurzame ontwikkeling en zijn zij aanvaard als basis van tal van internationale milieuverdragen en van het Europese milieubeleid. Het plan houdt rekening met een aantal randvoorwaarden: − − −
de marktvoorwaarden worden gerespecteerd; de inzamelsystemen sluiten zo goed mogelijk aan op de bestaande systemen; het streven is gericht op uniforme systemen in Vlaanderen.
Als uitgangspunten gelden: − − −
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor hun afval en zijn wettelijk verplicht dit te scheiden. De overheid heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen om bedrijven hierbij ten dienste te zijn. Gemeenten zijn niet verplicht om zich voor het gescheiden inzamelen van bedrijfsafval in te zetten. Zij kunnen een belangrijke initiërende en motiverende rol spelen, maar ook faciliteiten bieden door openstelling van hun diensten. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
0.2
Afbakening doelgroep De preventie en gescheiden inzameling van bedrijfsafval is het thema van dit uitvoeringsplan. De bepalingen uit dit plan zijn in principe van toepassing op alle bedrijven. De praktijk leert ons dat de grote bedrijven zich reeds hebben georganiseerd, en dat de meeste problemen zich voordoen bij de kleinere bedrijven. Het plan richt zich bijgevolg op deze laatste groep van bedrijven. Voor de grotere bedrijven is er bijgevolg geen nood aan een plandocument. Een strikte afbakening van “kleinere” bedrijven is moeilijk te maken, maar op zich is dit niet zo belangrijk gezien de aanpak in principe voor alle bedrijven van toepassing is. De doelgroep van dit plan zijn de KMO’s in hun globaliteit, zonder beperking naar sectoren of afvalstoffen. Bijzondere aandacht gaat naar dat bedrijfsafval dat tot vóór het VLAREA gelijkgesteld was met huishoudelijke afvalstoffen (afval van kleinhandel en dienstensector, kantine- en verpakkingsafval), en vergelijkbare afvalstoffen van KMO’s uit andere sectoren. Veel van de kleinere bedrijven maken als gevolg van de vroegere gelijkstelling nu nog in de regel gebruik van de gemeentelijke diensten voor de inzameling van huishoudelijk afval (In het vervolg van dit plan zal met de term “gemeentelijk” telkens bedoeld worden de “gemeentelijke of intercommunale”). Doordat in VLAREA deze bedrijfsafvalstoffen niet meer gelijkgesteld zijn met huishoudelijke afvalstoffen, moet er een regeling komen die ervoor zorgt dat de betrokken bedrijven hun afval milieuhygiënisch verantwoord laten inzamelen en verwerken, met name door middel van selectieve inzameling in functie van nuttige toepassing. Deze KMO’s hebben vaak te weinig afval om per bedrijf zonder meer tegen een reële kostprijs gebruik te kunnen maken van de diensten voor selectieve inzameling van particuliere inzamelbedrijven. Het is niet met algemene kenmerken aan te geven welke bedrijven tot deze specifieke doelgroep behoren. Uit de praktijk blijkt dat vooral bedrijven met minder dan tien werknemers gebruik maken van de gemeentelijke inzameldiensten en bedrijven vanaf tien medewerkers vooral van particuliere inzameldiensten. Een enquête van het NCMV gericht naar de KMO’s bevestigt dit (2). In relatie tot het gemeentelijk inzamelcircuit zal vooral gesproken worden over de kleinere onderneming of zelfstandig ondernemer (verder afgekort KKMO en ZO). De kwantitatieve gegevens die in onderhavig document zijn opgenomen gaan uit van deze afbakening. Deze bedrijven zijn op grond van de aard, samenstelling en hoeveelheid van het aangeboden afval vaak niet te onderscheiden van huishoudens en zij kunnen zich daarom als huishouden voordoen. Administratief kunnen bedrijven van huishoudens onderscheiden worden op grond van het feit dat bedrijven BTW-plichtig zijn, een inschrijving in het handelsregister hebben én onder de vennootschapsbelasting vallen. Conclusie De doelgroep van dit Uitvoeringsplan is de KMO. Bijzondere aandacht gaat naar de Kleine KMO en de Zelfstandige Ondernemer. Deze worden wat betreft de kwantitatieve beschouwingen indicatief afgebakend tot ondernemingen met minder dan tien werknemers. Deze afbakening sluit niet uit dat bepaalde visies, knelpunten of maatregelen die in deze context zijn gesteld, eveneens van toepassing zijn op ondernemingen van grotere omvang.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
0.3
Terreinafbakening Het uitvoeringsplan beoogt uitvoering te geven aan de wet- en regelgeving die de afgelopen jaren is geïntroduceerd of in de komende jaren nog van kracht zal worden. Het plan beperkt zich nadrukkelijk tot de KMO’er als producent en ontdoener van de bedrijfseigen afvalstoffen: hoe kan de KMO’er het ontstaan van dat afval voorkomen en hoe kan hij er zich via gescheiden inzameling van ontdoen? We gaan niet in op de verantwoordelijkheid die de KMO’er als producent of importeur kan hebben op het gebied van de aanvaardingsplichten of op het gebruik van secundaire grondstoffen in zijn productieproces of op het beperken van afvalstoffen die ontstaan bij de afnemers van zijn diensten of producten. Alhoewel dit plan de uitvoering geeft aan actie 44 van het MINA-Plan 2 waarbij alleen de gescheiden inzameling bij de doelgroep werd beoogd, is aan elk deel (analyse, strategie en programmering) tevens een beperkt luik preventie toegevoegd. Dit dient vooral gezien te worden als een aanzet en een engagement om in de uitvoeringsfase preventie beter uit te werken en nieuwe ideeën te ontwikkelen. Naast dit uitvoeringsplan kunnen voor de KMO ook de uitvoeringsplannen omtrent organisch-biologisch afval en bouw- en sloopafval van belang zijn. Op relevante plaatsen verwijst dit plan naar deze andere uitvoeringsplannen. De verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van de gescheiden ingezamelde bedrijfsafvalstoffen blijft in dit plan buiten beschouwing. Bepalingen daarrond zijn opgenomen in uitvoeringsbesluiten op het afvalstoffendecreet en andere uitvoeringsplannen. In dit plan wordt ervan uitgegaan dat deze opvolging geen structurele beperkingen stelt aan de gescheiden inzameling bij de KMO. Wat betreft de sociaal-economische en milieuhygiënische effecten van gescheiden inzameling en nuttige toepassing van bedrijfsafval van KMO’s wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997 – 2001 (3). De effecten zijn in principe dezelfde en gelden naar rato van de gescheiden vrijkomende hoeveelheden huishoudelijk afval en bedrijfsafval van KMO’s. Bij de uitvoering van het plan zal gepoogd worden de sociaal-economische en milieuhygiënische effecten in beeld te brengen.
0.4
Situering plan
0.4.1
Milieubeleid Het Vlaamse parlement keurde in 1995 het decreet goed houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Hiermee werd de basis gelegd voor het MINA-plan 2 (8 juli 1997), dat de hoofdlijnen vastlegt van het milieubeleid in Vlaanderen voor de periode 1997-2001. Het beschrijft ze en vermeldt hoe ze de volgende vijf jaar zullen worden uitgewerkt. Thema 7 van het MINA-plan 2 behandelt de verontreiniging door afvalstoffen. Daarin wordt gesteld dat de inzamel- en scheidingssystemen moeten worden geoptimaliseerd en geïntensiveerd. Een belangrijke doelgroep, waar in het verleden te weinig aandacht aan besteed is, zijn de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). Actie 44 van het MINA-plan 2 voorziet in een Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling van Bedrijfsafval van KMO’s. De volgende aspecten dienen volgens het MINA-plan 2 aan bod te komen: − de gewenste samenhang met de gemeentelijke inzamelsystemen − de te scheiden bedrijfsafvalstoffen en het gewenste scheidingsniveau − de organisatorische aspecten Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
− −
de verantwoordelijkheden van producenten de verschillende realisatietrajecten.
De actie is tevens opgenomen in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.
0.4.2
Afvalstoffenbeleid (4) De basis voor het afvalstoffenbeleid ligt vast in het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij decreet van 20 april 1994 (het Afvalstoffendecreet). Hierin geeft de wetgever de OVAM de taak invulling te geven aan het beleid, onder meer door uitvoeringsplannen op te stellen. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 voorziet in de planning van de preventie, nuttige toepassing en verwijdering van huishoudelijk afval. Aangezien de verwijderingsinrichtingen voor huishoudelijk afval dezelfde zijn als die voor de categorie-II bedrijfsafvalstoffen is de planning van de verwijderingscapaciteit voor de niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen afkomstig van KMO’s al opgenomen in het genoemde beleidsdocument. Een tweede raakpunt tussen beide plannen ontstaat wanneer de kleine onderneming gebruik maakt van de door de gemeente georganiseerde gescheiden inzameling. In dat geval belanden de afvalstoffen van zowel de burger als de bedrijven in hetzelfde circuit. Hierop wordt uitvoerig teruggekomen in het verdere verloop van het plan. Het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling van Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen gaat uit van een doelgroepbenadering, gericht op de kleine ondernemingen. Andere beleidsteksten focussen veelal op één materiaalstroom. Gezien deze verschillende invalshoeken, heeft dit plan veel raakvlakken met andere plannen en beleidsstukken. Over de drie delen heen bevat het plan een aantal bepalingen die van toepassing zijn op alle materiaalstromen. Daarnaast wordt in elk deel tevens ingegaan op hetgeen bijzonder is aan elke stroom, veelal ten gevolge van specifieke reglementering. Op die manier wordt de link gelegd met het bestaande beleid. Materiaalstroomgericht beleid komt voor onder verschillende vorm. De meest relevante zijn het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord Verpakkingsafval (Samenwerkingsakkoord Verpakkingen), bepalingen uit het VLAREA en de uitvoeringsplannen. Eveneens in uitvoering van het MiNa-plan 2 wordt in 1999 een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval opgemaakt. Het raakvlak tussen beide uitvoeringsplannen is de gescheiden inzameling van organisch-biologisch afval bij KMO’s. Voor de problematiek van het organisch-biologisch bedrijfsafval wordt voor wat betreft het deel analyse integraal verwezen naar het betreffende Uitvoeringsplan. De strategie voor de gescheiden inzameling maakt deel uit van beide plannen, die op elkaar zijn afgestemd. Het in 1995 goedgekeurde Uitvoeringsplan Bouw- en sloopafval is eveneens een stroomgericht beleid. De bepalingen rond bouw- en sloopafval in onderliggend Uitvoeringsplan dienen aanzien te worden als bijzonderheden specifiek bij de selectieve inzameling bij kleine ondernemingen.
0.4.3
Status, functie en geldigheidsduur van het uitvoeringsplan Wat betreft de juridische draagwijdte bepaalt artikel 36, §6 van het Afvalstoffendecreet dat het plan bindend is voor administratieve overheden van het Vlaamse Gewest, de provincies, de intercommunales, de gemeenten en de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met de taken van openbaar nut inzake milieubeleid. Van de bindende bepalingen kan afgeweken worden wanneer daartoe gewichtige redenen zijn en na behoorlijke motivering. Van de indicatieve bepalingen kan worden afgeweken als daartoe redenen zijn. De geldigheidsduur van het plan blijft minstens duren tot 2003. De bepalingen van het plan blijven in principe geldig tot ze worden tegengesproken in een nieuw uitvoeringsplan. De doelgroep van dit plan is in se niet gebonden door de bepalingen uit het Uitvoeringsplan. Voor hen geeft het plan de richting aan waarnaar het beleid zal evolueren. Elke actie die beschreven staat als te ondernemen door niet-gebonden partijen, kan juridisch niet worden afgedwongen. In het belang van de KMO worden deze vrijwillig uitgevoerd in de lijn van de vooropgestelde strategie. Eventueel kunnen acties ook bindend worden gemaakt voor privé-instanties door een milieubeleidsovereenkomst (MBO) tussen de Vlaamse regering en de betreffende sector af te sluiten. In relatie tot de milieubeleidsplanning dient opgemerkt te worden dat de geldigheidsduur van dit plan die van het MINA-plan 2 overschrijdt. Als een nieuw milieubeleidsplan tegenstrijdigheden vertoont met bepalingen uit het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen, verliezen de bepalingen van de sectorale uitvoeringsplannen die strijdig zijn met een gewestelijk plan van latere datum met verordenende of verbindende kracht, hun geldigheid.
0.4.4
Van ontwerp tot definitieve goedkeuring De procedure voor de totstandkoming van uitvoeringsplannen is opgenomen in de artikelen 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981, gewijzigd bij decreet van 20 april 1994. In 1998 is een externe stuurgroep opgericht om de opbouw en totstandkoming van het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen te volgen. In deze externe stuurgroep zetelen de belangrijkste betrokkenen (cfr. 0.4.5). Op basis hiervan is in 1999 het Ontwerp Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen vastgesteld. Dit ontwerp is bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 maart 1999 (erratum 18 juni 1999) en heeft voor een termijn van twee maanden, van 12 april 1999 tot en met 12 juni 1999, ter inzage gelegen bij de gemeenten en bij de OVAM. Gedurende deze termijn kon iedereen bezwaren of opmerkingen schriftelijk ter kennis brengen van de OVAM (art. 36, § 2 van het Afvalstoffendecreet). Tegelijkertijd met de bekendmaking is het ontwerp voor advies bezorgd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (MiNa-Raad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Zij brachten een met redenen omkleed advies uit binnen een vervaltermijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp. De adviezen van de MiNa-Raad en de SERV zijn niet bindend (art. 36, § 3). Tijdens de procedure zijn 39 reacties ontvangen onder meer van provincies, intercommunales, gemeenten, belangenorganisaties, bedrijven en milieuorganisaties. Indiviuele burgers of KMO’s hebben niet gereageerd. Zij zijn ook geen doelpubliek voor dit uitvoeringsplan; wel hun belangenvertegenwoordigers. Onderzocht moet worden of de openbare procedure voor bepaalde sectorale uitvoeringsplannen niet anders dient te worden georganiseerd. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
Het resultaat van de schriftelijke inspraakreacties en de uitgebrachte adviezen is opgenomen in een Verslag inspraak- en adviesreacties. Dit verslag werd op 15 september 1999 toegelicht aan de externe stuurgroep. Het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen wordt vastgesteld door de Vlaamse regering. Hierbij is rekening gehouden met de gegeven adviezen en met de ingediende bezwaren of opmerkingen. Het vastgestelde Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen wordt samen met het Verslag inspraak- en adviesreacties bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Daarna ligt het plan ter inzage bij de OVAM, de provincies en de gemeenten (art. 36, § 5).
0.4.5
Werkwijze Het plan is tot stand gekomen in open overleg met de betrokkenen, met als doel maximale betrokkenheid en engagement bij de latere uitvoering. Enerzijds wordt het plan geschreven voor de doelgroep en moet het uitzicht bieden voor hun afvalproblematiek; anderzijds is de doelgroep niet juridisch gebonden door het plan en dient door de betrokkenheid bij het opstellen ervan de garantie op uitvoering te worden verworven binnen de grenzen van dit plan. De betrokkenen (vertegenwoordigers) zijn: − de KMO’s (NCMV, Vereniging Kamers voor Handel en Nijverheid, VEV, GOM’s) − de Vlaamse provincies, gemeenten en intercommunales (VVP, VVSGInterafval) − de particuliere afvalinzamelaars en -verwerkers(FEBEM) − de gewestelijke en federale overheid (OVAM, VMH, Afdeling economisch ondersteuningsbeleid van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap).
0.5
Opbouw De opbouw van dit uitvoeringsplan is als volgt: Na de samenvatting volgt deel 1 met de informatie en analyse van de huidige situatie. Het gaat in op de situering van het plan, de doelgroep en de hoeveelheid en aard van de betrokken afvalstoffen. Vervolgens wordt de huidige situatie geschetst wat betreft wet- en regelgeving, preventie, gescheiden inzameling en verwerking, kosten en tarieven en de inzet van het beleidsinstrumentarium. Per onderdeel wordt de huidige situatie geëvalueerd, worden knelpunten gesignaleerd en conclusies getrokken. Dit is de input voor het tweede deel van het uitvoeringsplan. Deel 2 bevat de doelstellingen van het uitvoeringsplan en de omschrijving van de gewenste toestand waarnaar zal worden toegewerkt. Daarin worden op basis van de resultaten van deel 1 de uitgangspunten geformuleerd voor de te volgen strategie. Tevens wordt het doel geformuleerd. Aangegeven wordt wie bij de uitvoering betrokken wordt en welke verantwoordelijkheden en rollen verwacht worden van de verschillende partijen. Vervolgens wordt voor preventie en gescheiden inzameling de strategie uitgestippeld, uitgewerkt in de beleidsonderdelen faciliteiten, financiering, voorlichting en handhaving. In deel 3 wordt de strategie uitgewerkt in acties en in een programma ter uitvoering daarvan. Per actor wordt aangegeven welke acties in de planperiode verwacht worden. Er worden drie clusters onderscheiden: acties gericht op gemeenten, acties Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
gericht op bedrijven en algemene acties ter uitvoering van dit plan. Per actie is aangegeven wie de initiatiefnemer is en wie de betrokkenen zijn. De rubriek betrokkenen is niet limitatief. De “initiatiefnemer” neemt zoveel mogelijk zelf het initiatief tot de uitvoering. Hij is daarbij het eerste aanspreekpunt en zorgt gedurende de hele actie voor de coördinatie, de samenbreng van betrokkenen, de financiële afwikkeling en de bewaking van het rapporteren over de voortgang. Met “betrokkenen” worden bedoeld de door de initiatiefnemer bij voorkeur te betrekken belanghebbenden. Ze kunnen onder meer als (mede-)financier, (mede-)uitvoerder of adviesverlener fungeren. De programmering wordt afgesloten met een overzicht van de financiële consequenties voor de lokale en regionale overheden
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen{ SUBJECT \* LOWER } { PAGE }
Deel 1 : Informatie en analyse
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
14
1
Kenmerken doelgroep
De kenmerken van de KMOÕs, en in het bijzonder die van KKMOÕs en de ZOÕs, worden hieronder vermeld voor zover ze van invloed zijn op de strategische keuzes die in dit plan worden gemaakt.
1.1
Sociaal-economische kenmerken Ervan uitgaan dat de KMO geen economische draagkracht heeft, zou al te gemakkelijk zijn. Het principe Òde vervuiler betaaltÓ kan en moet ook bij deze doelgroep worden toegepast. Wel moeten de kosten voor selectieve inzameling in verhouding blijven met de hoeveelheid afval die KMOÕs produceren. De milieuwinst die behaald wordt met een doorgedreven systeem van gescheiden inzameling moet geconfronteerd worden met haar kostprijs. Enerzijds kan van de doelgroep niet hetzelfde verwacht worden als van de grote ondernemingen, anderzijds mag haar potentieel niet worden onderschat. Ter vergelijking kan gekeken worden naar de inspanningen die aan de burger worden gevraagd om zijn afval selectief aan te bieden. Een KMO met een afvalstroom die in aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met die van een particulier huishouden moet in principe zelfs tot meer in staat zijn. Laagdrempelige faciliteiten maar ook een juiste attitude kunnen tot goede resultaten leiden. De KMO verkeert meer dan de grotere ondernemingen in de anonimiteit van de massa. In tegenstelling tot de grotere ondernemingen die veel meer in de kijker staan en zich niet kunnen permitteren om over de schreef te gaan, is de verleiding bij de KMOÕs groot om te kiezen voor de gemakkelijkste en goedkoopste oplossing, ook al is die vanuit milieuoogpunt ongewenst. Uit de evaluatie van het Presti-programma blijkt dat de hoofdaandacht van bedrijven en zeker van kleinere bedrijven er nog steeds op gericht is in orde te zijn met de milieureglementering. Namens de bedrijven hameren de federaties enerzijds op het meer doorzichtig en begrijpelijk maken van de bestaande reglementering en anderzijds op het stopzetten van de toevloed aan nieuwe regelgeving. Bovendien wijzen ze op het toenemend concurrentieel nadeel voor de zich in orde stellende bedrijven, aangezien de moedwillige overtreders door de overheid ongemoeid worden gelaten.
1.2
Sociaal-economisch belang van de doelgroep De KMOÕs, zelfs bij een enge defini‘ring, maken een belangrijk deel uit van het economische wezen. De afbakening tot tien werknemers zoals die in dit plan is gebruikt voor een aantal kwantitatieve gegevens, betekent zelfs dat het gaat, op basis van de RSZ- en RSVZ-cijfers (ondernemingen en zelfstandigen) over ongeveer 40% van alle werknemers en werkgevers in de privŽ-sector. Hierbij is ervan uitgegaan dat het aantal werknemers tewerkgesteld in ondernemingen met minder dan tien werknemers evenredig is in Vlaanderen en Belgi‘ en worden de 190.000 zelfstandigen in bijberoep of na pensioenleeftijd als halve entiteiten geteld. In het kader van het Presti-programma 1994 zijn in 32 Vlaamse bedrijfssectoren gedetailleerde sectorstudies verricht. Een aantal studies was gericht op sectoren waarvan het overgrote deel van de bedrijven minder dan tien werknemers telt.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
15
Deze sectoren zijn verzameld in de volgende tabel (gegevens uit de verschillende sectorstudies plus OVAM-berekening): Tabel 1 : Aandeel van bedrijven met minder dan tien werknemers per sector
Federatie(s) en sectoren
1.3
% < 10 wkn
Federauto i.s.m. VECAR : Garage- en carrosseriesector
89
Vlaamse Federatie van Verenigingen van Brood- en Banketbakkers, IJsbereiders en Chocoladebewerkers (VEBIC)
89
Federatie van de Algemene Aannemers van Schrijnwerk en Aanverwante Beroepen van het Vlaamse Gewest van Belgi‘ (FVSB) i.s.m. het Nationaal Verbond der Houtverwerkende Ambachten (deel van NACEBO)
93
Landsbond der Beenhouwers en Spekslagers van Belgi‘
91
Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT)
97
Federatie van de Belgische Grafische Industrie (FEBELGRA) i.s.m. de Federatie der Papier- en Kartonverwerkende Bedrijven (FETRA)
75
Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) i.s.m. de Federatie van de Algemene Bouwaannemers (FABA)
80
Nationaal Verbond der Vrije Meester-Schilders & Woninginrichters i.s.m. de Vlaamse Confederatie Bouw, meer bepaald de Kamer van het Bouwbedrijf van het arrondissement Turnhout
59 - 97
Belgische Bond der Verenigingen van Meester-Steenhouwers i.s.m. de Koninklijke Federatie van Meester-Marmerbewerkers van Belgi‘ i.s.m. Vlaamse Confederatie Bouw (VCB)
84
Nationaal Verbond der Metaalverwerkende Ambachten (NAVEMETAAL)
62
Logistieke kenmerken KMOÕs zijn niet toevallig vaak gelegen binnen woonzones; handelaren en verstrekkers van diensten zelfs overwegend in stadskernen. Vaak zijn de bedrijfsactiviteiten vergroeid met de privŽ-huishouding. Door dat ze zich tussen de consument bevinden, verhogen zij hun service ten dienste van de maatschappij. Wegens plaatsgebrek zijn er bij deze bedrijven beperkte mogelijkheden om meerdere materiaalstromen gescheiden van elkaar op te slaan, en op te sparen tot ze voldoende omvang hebben om tegen een redelijke kostprijs, selectief te worden ingezameld. Toch wordt vastgesteld dat de betrokkene erin slaagt zich te organiseren. Daarnaast is het niet mogelijk de vrijkomende hoeveelheid restafval in verband met de hygi‘ne minder frequent in te zamelen dan in de regel ŽŽnmaal per week, hooguit ŽŽnmaal per veertien dagen. Dit betekent dat de besparingen op verwerkingskosten van de nuttig toe te passen afvalstoffen niet opwegen tegen de lagere inzamel- en verwerkingskosten van het restafval.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
16
Conclusies De doelgroep beslaat een groot deel van het bedrijfsleven en is vaak gesitueerd in en nabij woongebieden. De vrijkomende hoeveelheden afval en de sociaal-economische situatie van de KMO, in het bijzonder de KKMOÕs en de ZOÕs zijn van dien aard dat de drempels voor toetreding tot de selectieve inzameling niet te hoog mogen zijn. Wanneer de legale alternatieven te duur worden kan dit aanleiding geven tot ontwijkgedrag. Dit moet vermeden worden omdat ontwijkgedrag tot hogere maatschappelijke kosten leidt en tot een verslechtering van de concurrentiepositie voor de bedrijven die zich wel aan de regels houden. Ondanks deze beperkingen kan van de doelgroep nog een substanti‘le bijdrage aan de gescheiden inzameling en nuttige toepassing verwacht worden.
1.4
Hoeveelheid afvalstoffen Het is moeilijk een actueel beeld te krijgen van het aanbod bedrijfsafval volgens herkomst, hoeveelheid, aard en samenstelling. Er is niet alleen sprake van een breed scala van bedrijfsactiviteiten, uiteenlopende wijzen van bedrijfsvoering en een grote variatie in de omvang van bedrijven, maar ook van uiteenlopende effecten van de gefaseerde invoering van regelgeving die gericht is op preventie en milieuhygi‘nisch verantwoord inzamelen en verwerken van afvalstoffen. Kan voor huishoudens nog een representatief beeld gevormd worden van het afvalaanbod naar hoeveelheid, aard en samenstelling, voor bedrijven is dat moeilijker. Beschikbare bronnen van gegevens zijn meldingsgegevens en studies naar vrijkomende hoeveelheden.
1.4.1
Op basis van de meldingsplicht Volgens VLAREA zijn de producenten van bedrijfsafvalstoffen gehouden een afvalstoffenregister bij te houden en een jaarlijkse melding te doen, waarin onder meer de aard, samenstelling en hoeveelheid van de afvalstoffen worden vermeld. Aan de bedrijven wordt een vrijstelling verleend van de meldingsplicht voor deze afvalstoffen die door of in opdracht van de gemeenten worden opgehaald. Het aantal meldingen bij de bedrijven tot tien werknemers is beperkt tot 793 meldingen, wat voldoende is om een statistisch verantwoorde extrapolatie te maken. Met een betrouwbaarheid van 95% kan gesteld worden dat het gaat om 3.651.711 ton, plus of min 1.418.378 ton, exclusief bouw- en sloopafval en waterzuiveringsslib.(5)
1.4.2
Op basis van ramingen In 1994 is door het Strategisch Plan van de Kempen in opdracht van de OVAM een studie verricht naar het bedrijfsafval van KMOÕs (6). De KMO werd daar ruim genomen, i.e. tot 500 werknemers. Op basis van een uitgebreide enqu•te bij de KMOÕs in de Kempen, is op basis van het aantal werknemers een extrapolatie gemaakt voor Vlaanderen. In bijlage 4 is een overzichtstabel gegeven. In de
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
17
categorie van 5-49 werknemers werd in Vlaanderen 1.645.000 ton afval geproduceerd, waarvan 1,2 miljoen ton afkomstig is van de bouwsector. De studie geeft ook de afvalproductie per sector in kg per werknemer weer. Per sector wordt aangegeven hoeveel kg afval van de verschillende materiaalstromen iedere werknemer produceert. Hoewel deze cijfers gebaseerd zijn op een enqu•te die zich beperkte tot de Kempen, geven ze een goede indicatie van de gemiddelde afvalproductie in Vlaanderen volgens sector en volgens afvalsoort. De rekenoefening is gemaakt om de afvalproductie per werknemer uit de bovengenoemde studie te koppelen aan de tewerkstellingscijfers van KKMOÕs en ZOÕs in Vlaanderen met minder dan tien werknemers (7) (8). Vertrekkende van een groot aantal aannames en onzekerheden, zouden ze ongeveer 1 tot 2 miljoen ton afvalstoffen produceren. Een groot deel hiervan betreft inert bouw- en sloopafval. De federatie van afvalinzamelaars FEBEM heeft ten behoeve van dit uitvoeringsplan een schatting gemaakt van haar marktaandeel bij de KKMOÕs en ZOÕs. Haar ervaring is dat veel als BTW-plichtig geregistreerde bedrijven geen feitelijke activiteiten verrichten. Voorts schat zij dat de aangesloten organisaties de helft van het aantal feitelijk actieve bedrijven bedienen, circa 35.000 bedrijven. In totaal zamelen de FEBEM-leden jaarlijks 245.000 ton bedrijfsafval in (exclusief bouw- en sloopafval en gevaarlijk afval). Dit leidt tot een schatting van 500.000 ton afval bij de KKMOÕs en ZOÕs. Hierin is dus niet begrepen het afval dat via de gemeentelijke systemen wordt ingezameld. De Vereniging van Kamers van Nijverheid en Handel hebben in samenwerking met de provincie Vlaams-Brabant enqu•tes uitgevoerd in het kader van het Project * Preventie Ambachtelijk Afval. In 1997 was de verhouding tussen scheiders en niet- scheiders 50/50, waarbij de scheiders een hoeveelheid restafval (excl. bouwen sloopafval) hebben van 700 kilo per werknemer per jaar en de scheiders van 300 kilo per werknemer per jaar. Op basis daarvan wordt de vrijkomende hoeveelheid restafval voor de ambachtsbedrijven met minder dan tien werknemers becijferd op 66.774 ton in Vlaams-Brabant. De totale afvalproductie (dus inclusief de gescheiden aangeboden hoeveelheden afval en exclusief bouw- en sloopafval) komt dan voor de ambachtsbedrijven op 93.485 ton. Het huidige resultaat op het gebied van de afvalscheiding is op grond van deze resultaten te bepalen op 28,6 procent. Worden deze resultaten ge‘xtrapoleerd op basis van het aantal inwoners naar geheel Vlaanderen dan komt men uit op een totale afvalproductie van 552.000 ton, en een restafvalproductie van 394.000 ton voor de ambachtelijke sector. Nederland maakt voor de afvalstoffenproblematiek geen onderverdeling volgens de grootte van de onderneming. Het benadert het kantoor-, winkel- en dienstenafval (KWD-afval) wel apart (9) (10). KWD omvat de sectoren handel, horeca en reparatiebedrijven, transport, opslag en communicatie, bank, verzekering en zakelijke en overige dienstverlening, dus exclusief productiebedrijven. In Nederland bedroeg het KWD-afval (dit is ook exclusief Bouw- en sloopafval) in 1993 1,75 miljoen ton. Uitgaande van ca. 15 miljoen inwoners in Nederland en ca. 6 miljoen in Vlaanderen, leidt extrapolatie tot ca.
*
Scheiders zijn de KMOÕs die hun afval gescheiden aanleveren. 1997: Vlaanderen: 5.912.382 inwoners en Vlaams-Brabant: 1.007.882 inwoners (factor: 5.9).
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
18
700.000 ton KWD-afval in Vlaanderen. Dit cijfer kan als louter indicatief worden beschouwd. Conclusie Het onvolledige cijfermateriaal heeft onder meer tot gevolg dat het uitvoeringsplan niet gebaseerd kan worden op een kwantitatief inzicht in de problematiek. In orde van grootte moet voor de ondernemingen met minder dan tien werknemers voor alle sectoren tesamen rekening worden gehouden met een afvalproductie die kan oplopen tot meer dan 3 miljoen ton per jaar, exclusief inert bouw- en sloopafval. Hiervan wordt naar schatting al 25 tot 30 procent gescheiden door de betrokken bedrijven.
1.5
Categorie‘n afvalstoffen Afvalstoffen zijn op verschillende manieren te categoriseren. Zo is een onderscheid te maken in procesgebonden en niet-procesgebonden afval. De aard, samenstelling en hoeveelheid van procesafval zijn vaak sectorgebonden; voorbeelden zijn amalgaam bij tandartsen, landbouwfolies in de akkerbouw en veeteelt of afgewerkte olie bij garagebedrijven. Dergelijke afvalstoffen kunnen in beperkte hoeveelheden in alle sectoren vrijkomen, maar de grootste hoeveelheden ontstaan in specifieke sectoren van bedrijvigheid. Bij de KKMOÕs en ZOÕs komt het niet-procesgebonden afval wat aard en samenstelling betreft in de regel overeen met dat van huishoudens. Voorbeelden zijn restafval, papier en karton, groenafval of verpakkingen. Deze afvalstromen kunnen in technische zin gelijktijdig met het huishoudelijk afval ingezameld, verwerkt en verwijderd worden. Voor dit uitvoeringsplan is vooral het onderscheid belangrijk dat de regelgeving in onder andere VLAREA maakt. VLAREA onderscheidt de volgende categorie‘n afvalstoffen: − − − −
huishoudelijke afvalstoffen bedrijfsafvalstoffen bijzondere afvalstoffen gevaarlijke afvalstoffen.
Huishoudelijke afvalstoffen Dit zijn behalve afvalstoffen die vrijkomen bij de huishoudens, ook straat- en veegvuil, markt- en strandafvalstoffen en het papierafval dat onderworpen is aan de aanvaardingsplicht van VLAREA. Dit zijn de zogenaamde gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen. Bedrijfsafvalstoffen Dit zijn afvalstoffen die vrijkomen ten gevolge van een industri‘le, ambachtelijke of wetenschappelijke activiteit. Een deel ervan is vergelijkbaar in aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijk afval; VLAREA noemt dit vergelijkbare afvalstoffen. Het gaat vooral om de niet-procesgebonden afvalstoffen van bedrijven.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
19
Bijzondere afvalstoffen Dit zijn afvalstoffen die ten gevolge van hun aard en samenstelling een bijzondere regulering kennen; het gaat onder andere om afgewerkte olie, dierlijk afval, medisch afval, bouw- en sloopafval, voertuigwrakken, rubberbanden, wit- en bruingoed en afvalstoffen die ontstaan bij het slopen van autowrakken en het herstellen en/of onderhouden van motoraangedreven transportmiddelen. Dergelijke afvalstoffen kunnen eigenlijk in alle bedrijven vrijkomen, maar in het bijzonder in specifieke sectoren van het bedrijfsleven; ze worden in voorkomende gevallen aangeduid met «sectorgebonden afvalstoffen«. Gevaarlijke afvalstoffen Dit zijn afvalstoffen die door hun aard en samenstelling een gevaar kunnen opleveren voor hun omgeving of het milieu. Onderscheid is te maken in gevaarlijke afvalstoffen die algemeen vrijkomen (zoals batterijen) en gevaarlijke afvalstoffen die in het bijzonder in bepaalde sectoren vrijkomen (zoals amalgaam bij tandartsen). Elke genoemde categorie komt ook vrij bij KMOÕs en ZOÕs. Een ander belangrijk onderscheid is te maken op grond van de aard van het afval. Materialen als papier en karton, glas, kunststoffen, GFT en dergelijke komen bij vrijwel alle bedrijven dagelijks in enige hoeveelheid vrij (zowel sector- als nietsectorgebonden). Bouw- en sloopafval, hout, textiel, metaal, tuinafval, autobanden, autowrakken komen in de meeste sectoren alleen op specifieke momenten vrij. Alleen in bepaalde sectoren komen deze materialen in relatie tot het productieproces binnen de bedrijven dagelijks in enige omvang vrij (sectorgebonden). Een indicatie van de meest relevante sectorgebonden afvalstoffen kan ontleend worden aan de handleidingen die in het kader van het Presti-programma zijn ontwikkeld. Hierin komen per sector aandachtspunten op het gebied van afvalstoffen naar voren. In de volgende tabel is een overzicht gegeven van sectoren / federaties en sectorgebonden afvalstoffen. De informatie is gedeeltelijk afkomstig van het Presti-programma, aangevuld met gegevens uit de meldingen aan de OVAM. De informatie is niet volledig, maar is als indicatie opgenomen. Tabel 2 : Sectorgebonden afvalstoffen
Sector
Federatie
Sectorgebonden afvalstoffen(1)
Aannemers (Presti)
VCB en FABA
Bouw- en sloopafval Divers gevaarlijk afval (G) Houtresten Verpakkingsmateriaal (NG) Verpakkingsmateriaal (G)
Autosloperijen
Fevar
Banden Batterijen/accuÕs (G) Ferro en non-ferro schroot Oliefilters (G) Systeemvloeistoffen (G) Wrakken
Bakkerijen (Presti)
VEBIC
Organisch-biologisch afval Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton en kunststoffen)
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
20
Carrosseriebedrijven (Presti)
Federauto
Autoruiten (glas) Ferro en non-ferro schroot Lampen Ontvettingsmiddelen (G) Oplosmiddelen (G) Poetsdoeken (G) Verfresten (slib) (G) Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton) Verpakkingsmateriaal (G: blik) Wrakken
Drukkerijen (Presti)
FEBELGRA
Drukinkten (G) Oud papier en karton Ontvettingsmiddelen (G) Oplosmiddelen (G) Poetsdoeken (G) Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton en kunststoffen)
Fotolaboratoria (minilabs)
Fotografen
Apparatuur (wit- en bruingoed) Filmresten Fixeer (G) Fotopapier Ionenwisselaarsharsen (G) Ontwikkelaar(G) Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton en kunststoffen) Verpakkingsmateriaal (G)
Garages (Presti)
Federauto
Afvalolie (G) Autoruiten (glas) Banden Batterijen / accuÕs(G) Ferro en non-ferro schroot Lampen Ontvettingsmiddelen (G) Oplosmiddelen (G) Poetsdoeken (G) Systeemvloeistoffen (G) Verfresten (slib) (G) Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton) Verpakkingsmateriaal (G: blik) Wrakken
Gieterij/Smederij
Fabrimetal
Ferro en non-ferro schroot Galvanische vloeistoffen (G) Slib (G) Straalgrit (G) Verpakkingsmateriaal (NG: papier/karton) Verpakkingsmateriaal
Koeltechnische bedrijven
Afvalolie (G) Koelvloeistoffen / -gassen (G) Reinigingsvloeistoffen(G)
Laboratoria (niet klinisch)
BELAB
Gevaarlijk afval: divers vast en vloeibaar Verpakkingsmateriaal (NG) Verpakkingsmateriaal (G)
Metaalbewerkers (Presti)
Metaalverwerkende Ambachten
Ferro en non-ferro schroot Galvanische vloeistoffen (G) Ontvettingsmiddelen (G) Oplosmiddelen (G) Straalgrit (G)
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
21
Natuursteenbewerkers (Presti)
Koninklijke Bond der MeesterSteenhouwers van Belgi‘; Koninklijke Federatie van MeesterMarmerbewerkers van Belgi‘
Bouw- en sloopafval Oplosmiddelen (G) Slib (G)
Schilders (Presti)
Nationaal verbond der vrije MeesterSchilders en Woninginrichters
Ontvettingsmiddelen (G) Oplosmiddelen (G) Verfresten(G) Verpakkingsmateriaal (G: blik)
Schrijnwerkers (Presti)
FVSB en NACEBO
Houtresten Verpakkingsmateriaal (NG)
Slagers (Presti)
Landsbond der Beenhouwers spekslagers en traiteurs van Belgi‘
Organisch-biologisch afval Dierlijk afval Reinigings- en ontsmettingsmiddelen (G)
Tandartsen (Presti)
VVT
Amalgaam(G), Fotobaden (5), Naalden (5)
Tankstations
Federatie Brandstofverdelers Federauto BPF
Benzinetankslib (G) Olie-Water-Slib (G) Poetsdoeken (G) Verpakkingsmateriaal (NG)
Wit- en bruingoedsector
BKK, FEE, Fabrimetal
Apparaten Batterijen(G) Ferro- en non-ferro schroot Gevaarlijk afval: divers Niet gevaarlijk afval: divers
G = gevaarlijk; NG = Niet-Gevaarlijk De informatie uit bovenstaande tabel is niet volledig. Niet alle bedrijfssectoren zijn vermeld. Zo behoren ook tot de doelgroep de agrarische en de horecasector. Het Uitvoeringsplan is gericht op bedrijven en in het bijzonder op de KKMOÕs en ZOÕs in alle sectoren van bedrijvigheid. Conclusies In principe komt in elke KMO afval vrij dat vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Daarnaast komen andere afvalstoffen vrij die wat betreft aard en samenstelling afhangen van de sector waartoe de KMO behoort.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
22
2
Huidige wet- en regelgeving
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke wet- en regelgeving al van toepassing is of op korte termijn zal worden op de doelgroep en haar afvalstoffen. Aangegeven wordt ook welke knelpunten zich in de huidige praktijk met deze regelgeving voordoen. De praktijk van de uitvoering komt hierna aan de orde. De volgende juridische instrumenten zijn of komen op korte termijn in werking: − − − − − − − −
2.1
Afvalstoffendecreet VLAREA Besluit Dierlijk Afval Heffingenbesluit VLAREM Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval Intergewestelijk samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval.
Afvalstoffendecreet (11) Het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij decreet van 20 april 1994 vormt de basis van het afvalstoffenbeleid in Vlaanderen. Uitvoering hieraan wordt gegeven in VLAREA, het Heffingenbesluit en het Besluit Dierlijk Afval.
2.2
VLAREA (12) Op basis van VLAREA is of wordt op korte termijn een groot aantal regelingen van kracht die verband houden met selectieve inzameling bij bedrijven: a b c d e f g h i j k l m
Het gelijkstellingsbesluit Verplichte scheiding van vergelijkbare afvalstoffen, glas en papier en karton Stort- en verbrandingsverbod Reglementering afvalinzameling KGA-regeling De aanvaardingsplicht voor papierafval De aanvaardingsplicht voor wit- en bruingoed De aanvaardingsplicht voor rubberbanden De aanvaardingsplicht voor accuÕs en batterijen De aanvaardingsplicht voor voertuigwrakken Medisch afval Slopen en herstellen van voertuigen Secundaire grondstoffen
a Gelijkstellingsbesluit De bedrijfsafvalstoffen die worden gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen, zijn beperkt tot het gemeentevuil (straat- en veegvuil, markt- en strandafvalstoffen) en het papierafval dat onderworpen is aan de aanvaardingsplicht zoals opgenomen in VLAREA, afdeling 3.2. Bedrijven kunnen voor de inzameling en verwerking van de gelijkgestelde afvalstoffen een beroep doen op de gemeenten. De gemeenten kunnen hieraan voorwaarden stellen (in het lokale politiereglement) en hiervoor de re‘le kostprijs in rekening brengen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
23
V——r VLAREA waren aanzienlijk meer bedrijfsafvalstoffen gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen: − − − − − −
kantine-afvalstoffen, afvalstoffen afkomstig van de bereiding van maaltijden en verdeling en voorbereiding van maaltijden, verpakkingsafvalstoffen daarvan kantoorafval plantsoenafval afvalstoffen van campings, recreatiegebieden en rustplaatsen aan autowegen afvalstoffen van kleinhandel en verkoopdiensten afvalstoffen van de dienstensector, onderwijs- en verzorgingsinstellingen (uitgezonderd ziekenhuizen).
De gelijkstelling had tot gevolg dat iedere regeling die van toepassing was voor huishoudelijke afvalstoffen, per definitie ook van toepassing was voor de gelijkgestelde afvalstoffen. Sinds de toevloed aan nieuwe reglementering voor huishoudelijke afvalstoffen kwamen er conflicten voor bepaalde gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen op sommige terreinen: inzamelplicht door de gemeenten, verpakkingsproblematiek, KGA-besluit, milieuheffingen. De beperking van de categorie‘n gelijkgestelde afvalstoffen voorkomt dat bepaalde bedrijfsafvalstoffen voor alle reglementeringen dezelfde behandeling krijgen als huishoudelijk afval. Per reglementering moet echter ook worden nagegaan of bepaalde bedrijfsafvalstoffen niet dezelfde behandeling mogen krijgen als huishoudelijke afvalstoffen. Bij de analyse van de verschillende regelgevingen wordt onder meer nagegaan of de beperking van de gelijkstelling in VLAREA een hiaat heeft achtergelaten. Gelijkstelling of wegvallen van de gelijkstelling heeft verschillende gevolgen: −
−
De inzamelplicht door gemeenten vervalt voor afvalstoffen van enige bedrijfsmatige oorsprong met uitzondering van papier waarvoor de aanvaardingsplicht is ingesteld. Een aantal gevallen tonen aan dat de interpretatie hiervan strikt wordt toegepast. Worden als bedrijfsafval beschouwd, de afvalstoffen: - die door marktkramers zijn achterlaten - afkomstig van rust- en verzorgingstehuizen - afkomstig van campings - afkomstig van de gemeenschappelijke diensten ten aanzien van serviceflats. Voor de eigen afvalstoffen daarentegen worden serviceflats beschouwd als huishoudens. Wat verpakkingen betreft wordt een gelijkstelling doorgevoerd op basis van omvang per productgroep van de verpakking. De milieuheffingen: De milieuheffing voor verbranden van afval maakt onderscheid naarmate dit gebeurt in een oven vergund voor huishoudelijk of bedrijfsafval. Voor huishoudelijk afval geldt een milieuheffing van 243 BEF, voor bedrijfsafval een van 320 BEF. Door de aanpassing van het gelijkstellingsbesluit moet het bedrijfsafval dat gelijktijdig met het huishoudelijk afval wordt ingezameld en verwerkt, maar er niet mee is gelijkgesteld, tegen de hogere milieuheffing worden verwerkt. Bovendien geldt voor de milieuheffingen het algemene beginsel dat indien een mengsel van afvalstoffen wordt aangeboden waarvoor een verschillende heffing van Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
24
− − −
toepassing is, de hoogste heffing van toepassing is op dat mengsel. In de praktijk is de oorsprong van het afval moeilijk te achterhalen, zodat hieraan een praktische regeling is gegeven door te stellen dat alle afvalstoffen die ingezameld worden in huisvuilcontainers of Ðzakken opgehaald door of in opdracht van de gemeente, ook al is dat afval van bedrijfsmatige oorsprong, vallen onder de heffing van huishoudelijk afval. Wat zeker onder het tarief valt voor bedrijfsafval (hoogste tarief) is de specifieke inzameling van bedrijfsafval in aparte inzamelrondes. Gebeurt de inzameling van bedrijfsafval en huishoudelijk afval gezamenlijk, doch in verschillende inzamelrecipi‘nten (vb grote rolcontainers), dan betreft het een gemengde fractie, en dient het hoogste tarief voor de volledige vracht te worden aangerekend. Enkel indien in dit geval de verhouding tussen de oorsprong van beide kan worden aangetoond, worden de twee heffingen ook verhoudingsgewijs toegepast KGA-regeling (zie infra) Containerparken (zie infra) Kringloopcentra (zie infra)
Conclusies en knelpunten Door de lijst van gelijkgestelde afvalstoffen te beperken is een oplossing gegeven voor de gevallen waar de reglementering voor huishoudelijk afval niet te rijmen was met die voor de gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen. In sommige gevallen kan enige gelijkstelling nog zijn nut hebben en kan het voorkomen dat voor bepaalde bedrijfsafvalstoffen of situaties nu een hiaat in de reglementering bestaat. In dit uitvoeringsprogramma worden acties geprogrammeerd om deze hiaten weg te nemen. b Vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen Vergelijkbare afvalstoffen zijn volgens VLAREA Òafvalstoffen die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als deze van de normale werking van een particuliere huishoudingÓ (art. 5.4.1.1). Voor de vergelijkbare afvalstoffen is in artikel 5.4.1.2, lid 1 van VLAREA bepaald dat ze door de ontdoener verplicht afzonderlijk moeten worden gehouden van de overige bedrijfsafvalstoffen (i.e. de procesgebonden afvalstoffen). De vergelijkbare afvalstoffen hoeven niet door de gemeente te worden ingezameld zoals wel het geval is met de gelijkgestelde afvalstoffen. Volgens de definitie is de activiteit waarvan de afvalstof het gevolg is, de bepalende factor: deze dient van dezelfde aard te zijn als de normale activiteiten van een particuliere huishouding. Het probleem is onder meer dat de link tussen de afvalstof en de activiteit op een zeker moment nog moeilijk is te achterhalen. Op dat moment impliceert de omschrijving van VLAREA dat in ieder geval de aard en samenstelling en ook de hoeveelheid vergelijkbaar moeten zijn met wat afkomstig is van de normale werking van een particulier huishouden. Niet alleen de vergelijkbare afvalstoffen dienen afzonderlijk te worden opgehaald en/of ingezameld; dit geldt ook voor ten minste glasafval en papier en karton (art. 5.4.1.2 lid 2). Deze verplichting is ongeacht de activiteit waaruit het glas of papier en karton voortkomt, vergelijkbaar of niet-vergelijkbaar. Conclusies en knelpunten Met de term ÒvergelijkbaarÓ wordt in VLAREA geenszins teruggekomen op de vroegere ÒgelijkstellingÓ. Gemeenten zijn niet verplicht de vergelijkbare Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
25
bedrijfsafvalstoffen in te zamelen. In de huidige praktijk doen veel gemeenten het (nog) wel, als voortvloeisel uit het oude gelijkstellingsbesluit. Vergelijkbare afvalstoffen moeten door bedrijven gescheiden worden gehouden van de overige bedrijfsafvalstoffen en gescheiden worden ingezameld en afgevoerd. Dit geldt ook voor verpakkingsglas en papier en karton dat binnen een bedrijf vrijkomt. Deze regelingen moeten in de praktijk hun volledige doorwerking nog krijgen. c Stort- en verbrandingsverbod Vanaf 1 juli 1998 geldt een stortverbod en vanaf 1 juli 2000 een verbrandingsverbod voor onder meer ongesorteerd bedrijfsafval. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 bepaalt dat bedrijfsafval gesorteerd is wanneer ten minste de volgende recupereerbare materiaalstromen zijn uitgesorteerd: − − − − − − − −
glazen verpakkingen papier en karton textiel groenafval, groente-, fruit- en tuinafval en plantaardig organisch afval inert afval hout wit- en bruingoed en metalen autobanden.
Enkel bedrijfsafval dat deze stromen niet meer bevat omdat ze selectief worden gehouden of voor bepaalde fracties zijn nagesorteerd, kan vanaf 1 juli 1998 nog worden gestort. Maar omdat de voorziene verbrandingscapaciteit nog niet is gerealiseerd en de selectieve inzameling en recyclage nog verder moeten worden uitgebouwd, verleent de minister afwijkingen op het stortverbod. De afwijkingen zijn beperkt per stortplaats. Bovendien wordt de afwijking op het stortverbod enkel toegestaan voor bedrijfsafvalstoffen waar glas en papier en karton zijn uitgesorteerd. Hoewel een goed inzicht in de samenstelling van het bedrijfsafval van KMOÕs ontbreekt, wordt verwacht dat met deze materiaalstromen een belangrijk deel van het hergebruikspotentieel bij de KMOÕS gerealiseerd kan worden. Conclusies en knelpunten Het stort- en verbrandingsverbod van ongesorteerd bedrijfsafval is met ingang van 1 juli 1998 een instrument om tot meer gescheiden inzameling en/of nascheiding te komen. In de huidige overgangssituatie naar meer selectieve inzameling en bijkomende verbrandingscapaciteit, is het sturend effect van het stortverbod vooralsnog beperkt tot glas en papier en karton. Op korte termijn zou meer effect bereikt kunnen worden door in VLAREA de scheidingsregels van art 5.4.1.2, die eveneens als criteria gehanteerd worden bij het verlenen van de afwijkingen, uit te breiden. Bij de ontheffingen wordt voorzien in een evaluatie van de resultaten van het stortverbod in functie van het toestaan van nieuwe afwijkingen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
26
d Ophaalreglementering Afdeling 5.1.2 van VLAREA bepaalt dat alle natuurlijke of rechtspersonen die afvalstoffen inzamelen of ophalen, alsook de handelaars of makelaars die ten behoeve van anderen regelingen treffen voor de verwijdering of nuttige toepassing ervan, onderworpen zijn aan een door de Vlaamse regering te verlenen erkenning. Een uitzondering wordt gemaakt voor de huishoudelijke (en daarmee gelijkgestelde) afvalstoffen die de gemeente huis-aan-huis ophaalt. Het doorlopen van de administratieve erkenningsprocedure is slechts vereist m.b.t. de volgende afvalstoffen: − − − −
gevaarlijke afvalstoffen afgewerkte olie klein gevaarlijk afval (KGA) dat niet door de gemeente huis-aan-huis wordt opgehaald risicohoudend medisch afval.
Voor de overige afvalstoffen wordt de erkenning van rechtswege verleend. Voor de vier vermelde categorie‘n gevaarlijke afvalstoffen wordt de erkenning eveneens van rechtswege verleend voor: −
−
de persoon die de afvalstoffen heeft voortgebracht tijdens de uitvoering van werken bij derden, in zoverre hij ze overbrengt naar zijn exploitatiezetel, waar hij ze in de regel met de VLAREM-bepalingen opslaat met het oog op regelmatige afvoer; de oorspronkelijke afvalproducent die deze afvalstoffen naar een containerpark brengt, in zoverre hij hierbij in regel blijft met de VLAREM- en gemeentelijke bepalingen.
Conclusies De ophaalreglementering houdt in dat bedrijven voor gevaarlijk afval, afgewerkte olie en risicohoudend medisch afval een beroep moeten doen op een formeel erkend ophaler, voor zover ze deze afvalstoffen willen laten ophalen. Voert een bedrijf ze zelf naar het containerpark of brengt ze het met het oog op regelmatige afvoer zelf mee van bij derden uitgevoerde werken, dan is hij van rechtswege erkend. Ophalers van alle andere afvalstromen zijn eveneens van rechtswege erkend en bedrijven kunnen voor deze afvalstoffen daarom gebruik maken van elk bedrijf dat inzameldiensten aanbiedt. De erkenning van rechtswege geldt niet voor het vervoer van de voornoemde afvalstoffenÊ: − naar een centraal inzamelpunt van de privŽ-sector (privŽ-containerpark), − bij het bijeenbrengen van kleine hoeveelheden afvalstoffen tot selectief inzamelbare hoeveelheden (spuiten naar een kliniek)Ê; − bij vrijwillige retourstromen, analoog aan deze ingevolge de wettelijke aanvaardings- en terugnameplichten. e KGA-regeling KGA is het klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong, zoals expliciet opgesomd in onderafdeling 5.5.2 van VLAREA. Deze regeling, die expliciet bedoeld is voor huishoudelijk afval, wordt toch in deze context besproken, Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
27
aangezien deze regeling v——r het van kracht worden van VLAREA ook van toepassing was op dergelijke afvalstoffen van bedrijfsmatige oorsprong. Dit wil zeggen dat deze afvalstoffen, die vroeger onder de KGA-regeling vielen, nu onderworpen zijn aan alle regels van gevaarlijk afval (erkenningsregeling zie supra, VLAREM-regeling zie infra). Strikt genomen kan de inzameling van gevaarlijk afval bij KMOÕs gezamenlijk plaatsvinden met de huis-aan-huis inzameling van KGA, indien die gebeurt door een erkend ophaler van gevaarlijke afvalstoffen. Bij een dergelijke huis-aan-huis inzameling bestaat de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen bedrijfsafval en KGA afkomstig van huishoudens. Conclusies en knelpunten De huis-aan-huis inzameling van kleine hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen kan legaal door de gemeente als service aangeboden worden aan bedrijven in combinatie met de KGA-inzameling, als dit door een erkende inzamelaar gebeurt. Zij treedt hierbij in concurrentie met de privŽ-inzameling en dient de re‘le kost door te rekenen. f Aanvaardingsplicht papier De aanvaardingsplicht papierafval (VLAREA, 3.2) is van toepassing op papierafval van dagbladen, weekbladen, maandbladen, tijdschriften, periodieken, gratis regionale pers, gratis publicaties, telefoongidsen, faxgidsen, reclamedrukwerk en ander drukwerk. De aanvaardingsplicht is niet van toepassing op publicaties waarin geen handelsadvertenties, reclame of publiciteitsteksten zijn opgenomen en op publicaties van papierproducenten en/of invoerders die minder dan 3 ton papier per jaar in verbruik brengen in het Vlaamse gewest. De aanvaardingsplicht heeft tot doel enerzijds de preventieve acties te stimuleren en anderzijds de recuperatie van papierafval te maximaliseren met als streefdoel de volgende recyclagepercentages: − − −
1998 : 60% 1999 tot en met 2000 : 80% vanaf 2001 : 85%
Voor de nakoming van de aanvaardingsplicht kunnen overeenkomsten worden afgesloten met de gemeenten of verenigingen van gemeenten waar het papierafval ontstaat. In uitvoering van deze aanvaardingsplicht werd op 17 april 1998 een MBO afgesloten met de Nationale Federatie Der Informatieweekbladen, de Belgische Vereniging Van Dagbladuitgevers, de Unie Van De Uitgevers Van De Periodieke Pers (14) en de Verenigde Uitgevers Van De Katholieke Periodieke Pers. Deze MBO legt de wijze vast waarop de aanvaardingsplicht tot stand wordt gebracht voor het papierafval van de betrokken uitgevers. Daarnaast werd eveneens een aantal preventieacties opgenomen. Concreet stellen bovenvermelde uitgeversfederaties aan het Vlaamse gewest informatieve advertentieruimte ter beschikking voor een totale waarde van 130 miljoen BEF, exclusief BTW, op jaarbasis. Van feitelijke gescheiden inzameling en overeenkomsten ter zake met de gemeenten is in het kader van deze MBO geen sprake. Dit papierafval is overeenkomstig artikel 2.1. van het VLAREA aan huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld. Dit betekent dat gemeenten hiervoor een inzamelsysteem moeten openstellen, ook voor bedrijven en dat bedrijven hiervan gebruik kunnen maken, voorzover zij het niet op een andere wijze wensen te laten inzamelen. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
28
Voor het reclamedrukwerk is sinds 20 februari 1999 een MBO (13) van kracht. Deze voorziet in de oprichting van een fonds voor de inzameling en verwerking van papierafval. De tussenkomst is beperkt tot 0,15 BEF/kg papier dat in verbruik wordt gebracht. De verdeling van deze middelen gebeurt enkel aan de gemeenten, en dit in verhouding tot de ingezamelde hoeveelheden papierafval. Per 1 oktober 1999 heeft nog geen enkele uitbetaling plaatsgevonden. Conclusies en knelpunten Alle gemeenten moeten hun inzamelsystemen openstellen voor het aan huishoudelijk afval gelijkgestelde papierafval van bedrijven, te weten het papierafval dat onder de aanvaardingsplicht valt. Er vindt slechts een beperkte financi‘le tussenkomst vanuit de sector plaats voor de gescheiden ingezamelde hoeveelheid. De dagbladensector stelt aan het Vlaamse Gewest advertentieruimte ter beschikking. Het papierafval dat onder de aanvaardingsplicht valt is maar een deel van het totale aanbod van papierafval. Het papierafval fysiek laten scheiden door de bedrijven in deze twee juridisch gedefinieerde groepen (gelijkgesteld en niet gelijkgesteld) is vanuit de ontdoener gezien niet zinnig en met het oog op de inzameling door of vanwege gemeenten niet wenselijk, aangezien dit niet effici‘nt is en niet te controleren en te handhaven. g Aanvaardingsplicht wit- en bruingoed De aanvaardingsplicht wit- en bruingoed is van toepassing op witgoed (koel- en vriestoestellen, groot witgoed, klein witgoed), beeldbuishoudend bruingoed, nietbeeldbuishoudend bruingoed en kleine huishoudelijke apparatuur. De aanvaardingsplicht heeft tot gevolg dat de eindverkoper vanaf 1 juli 1999 elk wit- en bruingoed in ontvangst dient te nemen dat de consument aanbiedt bij de aankoop van een elektrisch toestel van een overeenstemmende soort. Voor de tussenhandelaar en de producenten en invoerders gelden gelijkaardige verplichtingen. Het ingezamelde wit- en bruingoed dient een aangepaste verwerking te ondergaan. Vanaf 1 juli 2004 dienen de consumenten geen vervangproducten aan te schaffen. In de aanvaardingsplicht wit- en bruingoed wordt geen onderscheid gemaakt tussen wit- en bruingoed dat ontstaat bij gezinnen en bij bedrijven. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld koelkasten afkomstig van gezinnen en van bedrijven. Op 1 juli 1999 is de aanvaardingsplicht van kracht geworden. Evenwel werd met de betrokken sectoren geen akkoord bereikt over de inzameling en verwerking van bruin- en witgoed. Dit heeft op het terrein tot gevolg dat de eindverkopers het bruin- en witgoed aanvaarden maar dat zij zelf zullen instaan voor de verwerking ervan. Dit is niet de bedoeling in het kader van de aanvaardingsplicht. Door de aanvaardingsplicht wil men immers gans de keten verantwoordelijk stellen. De verschillende federaties zijn volop bezig om het systeem van inzameling en verwerking uit te werken. Verder overleg is noodzakelijk zodat zo vlug als mogelijk een akkoord kan worden bereikt.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
29
Conclusies en knelpunten Wanneer er geen nieuwe producten worden aangeschaft, hoeven de producenten tot 1 juli 2004 het wit- en bruingoed nog niet te aanvaarden. Tenminste tot die tijd is er een rol voor de gemeentelijke inzamelstructuren, zo mogelijk ook voor wit- en bruingoed van bedrijven. Tussenkomsten vanwege de producenten moeten worden geregeld (15). Per stortplaats gelden in bepaalde mate ontheffingen van het stortverbod voor ongesorteerd bedrijfsafval, dus met daarin wit- en bruingoed. Er is nog geen duidelijkheid over de rol van de gemeentelijke inzamelstructuren voor wit- en bruingoed. Verwacht mag worden dat consumenten (zowel huishoudens als bedrijven) een beroep (blijven) doen op deze structuren. Ook de kleine eindverkopers die het wit- en bruingoed hebben aanvaard, zouden in verband met plaatsgebrek een beroep willen doen op deze faciliteiten. Als de gemeentelijke structuren ook gebruikt worden voor wit- en bruingoed van bedrijven, dan dient de vergunningensituatie aangepast te worden in verband met de wijziging van het gelijkstellingsbesluit. De lijst van wit- en bruingoed kan uitgebreid worden met TL-lampen en andere lichtbronnen, tonercartriges of andere ÒverbruiksgoederenÓ. Ook de kringloopcentra kunnen een rol spelen bij het inzamelen van herbruikbaar wit- en bruingoed van bedrijven, in hoeveelheden die vergelijkbaar zijn met die van huishoudens. Dit vraagt om aanpassing van onder meer VLAREM op het gebied van de vergunning. Deze punten kunnen meegenomen worden in de concrete invulling van de aanvaardingsplicht in een afvalbeheerplan of een MBO. h Aanvaardingsplicht rubberbanden De aanvaardingsplicht rubberbanden is van toepassing op banden van voertuigen, autobussen, lastwagens voor het vervoer van goederen met een maximum massa van meer dan 3,5 ton en motorrijwielen alsook van landbouwtractoren, landbouwmachines en toestellen voor openbare werken. Vanaf 1 juli 1999 dient de eindverkoper elke afvalband in ontvangst te nemen die de consument (zowel huishoudens als bedrijven) aanbiedt bij de aankoop van een rubberband van een overeenkomstige soort als de afvalband. Vanaf 1 juli 2004 dient de consument geen vervangend product aan te schaffen. Een tekst van een MBO over de wijze waarop aan de aanvaardingsplicht wordt voldaan, is begin 1999 in procedure gesteld. De MBO is niet van toepassing op motorrijwielen, landbouwmachines en -tractoren en toestellen voor openbare werken (16). De sector is vragende partij om afvalbanden van motorrijwielen alsook van landbouwtractoren, landbouwmachines en toestellen voor openbare werken uit te sluiten van het toepassingsgebied van de aanvaardingsplicht. Overleg is hieromtrent noodzakelijk. De procedure voor het afsluiten van de milieubeleidsovereenkomst afvalbanden is afgerond. Op datum van september 1999 dient de overeenkomst nog door alle partijen te worden ondertekend. Door de sector werd de VZW Recytyre opgericht die voornamelijk zal instaan voor de monitoring van de inzameling en verwerking van afvalbanden. In de milieubeleidsovereenkomst is voorzien dat de kosten voor de inzameling en verwerking van afvalbanden doorberekend kunnen worden aan de consument. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
30
Conclusies en knelpunten De aanvaardingsplicht en de desbetreffende MBO voorziet in de mogelijkheid voor de doelgroep om zich selectief te ontdoen van rubberbanden via de sector. Onduidelijk is de rol van de gemeentelijke inzamelstructuren voor de consument (zowel huishoudens als bedrijven). Als de gemeentelijke structuren ook gebruikt worden voor banden van bedrijven, dan dient de vergunningensituatie aangepast te worden in verband met de wijziging van het gelijkstellingsbesluit, en moeten de nodige financi‘le tussenkomsten worden geregeld. De nodige regels dienen te worden getroffen voor de rubberbanden die niet onder de MBO vallen. i Aanvaardingsplicht accuÕs en batterijen De aanvaardingsplicht voor accuÕs en batterijen houdt in dat vanaf 1 juni 1998 de eindverkoper de aangeboden accuÕs en batterijen gratis in ontvangst dient te nemen, zelfs wanneer de consumenten (zowel huishoudens als bedrijven) zich geen vervangende producten aanschaffen. Door de invoering van deze aanvaardingsplicht kunnen de KMOÕs op vele inzamelpunten met de afgedankte batterijen en accuÕs terecht (17). Conclusies en knelpunten Aangezien de verwerkingskost ge•nternaliseerd is in de aankoopprijs van de nieuwe batterijen, kan het niet meer dat de gemeenschap een gemeentelijke inzameling bekostigt. Ofwel staat de gemeente niet meer in voor de inzameling, ofwel krijgt zij hiervoor een vergoeding van de sector. Als de gemeentelijke inzamelpunten ook openstaan voor bedrijven, dan moet de vergunningensituatie aangepast worden in verband met de wijziging van het gelijkstellingsbesluit. Aanvaardingsplicht en KGA-besluit kunnen beide naast elkaar bestaan. j Aanvaardingsplicht voertuigwrakken De aanvaardingsplicht voor voertuigwrakken houdt in dat wanneer de consument (zowel huishoudens als bedrijven) zich een nieuw voertuig aanschaft, de eindverkoper verplicht is het voertuigwrak of afgedankt voertuig in ontvangst te nemen en op een verantwoorde wijze voor de verdere verwerking te zorgen. De MBO(31/3/99)tussen de gewesten en de sector die bij de levenscyclus van de motorvoertuigen betrokken is, voorziet in een verdere invulling van de wettelijke plicht. In het kader van dit plan dient enkel ingegaan te worden op het luik inzameling van de wrakken. Met ingang van 1 juli 1999 dient de eindverkoper het voertuigwrak gratis in ontvangst te nemen bij aankoop van een nieuw voertuig. Vanaf 1 juli 2004 geldt deze verplichting zelfs voor voertuigwrakken waarvan de eerste ingebruikname dateert van na 1 juli 1999, zelfs als geen nieuw voertuig wordt aangekocht. De inzameling zal met de uitvoering van de aanvaardingsplicht weinig veranderen. Vandaag de dag is het immers al de praktijk dat bij de aankoop van een nieuw voertuig het oude voertuig mag worden afgegeven. Zolang de schrootprijs van het wrak hoger is dan de kosten om het wrak milieuhygi‘nisch te verwerken, zal dit gebruik blijven bestaan en wordt zelfs een vergoeding betaald. Voor het andere
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
31
*
geval bepaalt de MBO dat onder bepaalde voorwaarden een volledig wrak steeds gratis zal worden ingenomen. De MBO (18) voorziet in de mogelijkheid om niet alleen met de eigen offici‘le verdelers te werken maar ook gespecialiseerde inontvangstnamepunten uit te besteden, zodat bedrijven die niet over de juiste faciliteiten en vergunningen beschikken, daarnaar kunnen verwijzen. Op 15/6/99 is het beheersorganisme Febelauto opgericht door de betrokken partijen van de MBO. Febelauto zal invulling geven aan de taken die haar zijn toegeschreven in de MBO. Conclusies en knelpunten Ondanks de zware verplichtingen die aan de eindverkopers van voertuigen worden opgelegd, ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij de producent/invoerder en wordt alles geregeld in het kader van de MBO en de daaraan verbonden opvolging. Er wordt geen rol toebedeeld aan de gemeentelijke inzamelstructuren. Scheiding n‡ de inzameling is eerder aan de orde dan gescheiden inzameling. k Medisch afval De regelingen van onderafdeling 5.5.3 van VLAREA voor medisch afval zijn van toepassing op alle afvalstoffen afkomstig van geneeskundige of diergeneeskundige behandeling. De ruime definitie heeft voor gevolg dat het afval afkomstig van een arts, tandarts, dierenarts, verpleegkundige of andere die geneeskundige behandelingen verstrekt, evenals de afvalstoffen van medisch onderzoek in laboratoria, van behandelingen in mortuaria, onderzoeksinrichtingen, bloedtransfusiecentra en instellingen voor forensische geneeskunde beschouwd wordt als medisch afval. De regelingen die VLAREA in onderafdeling 5.5.3 treft voor medisch afval zijn van kracht sinds 1 juni 1998. VLAREA regelt nauwkeurig de indeling van medisch afval. Op basis van deze indeling wordt verder bepaald hoe medisch afval moet worden verpakt, opgeslagen, opgehaald en definitief verwerkt. Het doel bij de redactie van deze reglementering was de maximale bescherming van de werknemers, zowel intern als extern, tijdens de manipulatie van het medisch afval en het milieuvriendelijk en -verantwoord ophalen en verwerken van het medisch afval afkomstig zowel van de intramurale als van de extramurale gezondheidszorg. De regeling in VLAREA staat vooreerst voor een maximale sortering van afvalstoffen aan de bron. De sortering van medisch afval is niet enkel wettelijk verplicht, ze is tevens noodzakelijk voor een goed afvalbeheer en de daarbij horende kosten. VLAREA bepaalt immers dat elk mengsel van risicohoudend medisch afval met niet-risicohoudend of ander afval dient te worden beschouwd als risicohoudend, met bijhorende strenge verplichtingen inzake opslag, inzameling en verwerking, met de hoogste kosten tot gevolg. VLAREA stelt tevens dat de inzameling van medisch afval moet gebeuren door een erkend ophaler.
*
Onder volledig wrak wordt verstaan, niet ontdaan van de voor hergebruik interessante onderdelen. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
32
Voor de meeste ziekenhuizen zullen de bepalingen van VLAREA omtrent medisch afval een bevestiging zijn van waar ze al mee bezig zijn. Voor de andere zal de reglementering een leidraad zijn om het verpakken, intern inzamelen en opslaan van afvalstoffen, meer bepaald van medisch afval, te optimaliseren. Voor de extramurale verzorging zoals artsen-, dierenartsen- en tandartsenpraktijken evenals voor medische onderzoekslaboratoria, bloedtransfusiecentra en andere zullen de bepalingen van VLAREA een organisatie vergen. Tot v——r het van kracht worden van VLAREA werd medisch afval afkomstig van de extramurale verzorging grotendeels meegegeven met de gemeentelijke inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Om aan de regelgeving te voldoen dringt een sectorale aanpak zich op. Conclusies en knelpunten VLAREA verplicht te scheiden in risicohoudend en niet-risicohoudend medisch afval. Per categorie wordt bepaald hoe dient te worden verpakt, opgeslagen, ingezameld en verwerkt. Zoals bij de andere bedrijfsafvalstoffen dient binnen het niet-risicohoudend medisch afval ten minste glasafval en papier en karton afzonderlijk te worden gehouden. De praktische invulling van deze verplichtingen ondervindt vooral bij de extramurale verzorging nog problemen. Als de gemeentelijke structuren ingezet worden om deze op te lossen, dan dient de vergunningensituatie aangepast te worden in verband met de wijziging van het gelijkstellingsbesluit. l Slopen of herstellen van voertuigen Volgens onderafdeling 5.5.1 van VLAREA moeten de afvalstoffen die ontstaan tijdens het slopen en tijdens de herstellings- of onderhoudswerkzaamheden gescheiden worden opgeslagen en ingezameld, met als doel een effici‘nte en milieuvriendelijke verwerkingswijze te bevorderen. De scheiding moet gebeuren in 14 groepen van bijzondere afvalstoffen, gaande van asbest in vrije vezel tot chemicali‘n bevattende patronen van airbags. De reglementering is van toepassing op een hele reeks bedrijven: garages en carrosseriebedrijven, sloopbedrijven en demontagecentra, zowel voor motorvoertuigen, -vaartuigen als -vliegtuigen. De meeste bedrijven zijn KKMOÕs en ZOÕs. Conclusies en knelpunten De regelgeving van VLAREA, met een ver doorgedreven scheiding van een aantal probleemstromen, is zeker verantwoord gelet op het streven naar een adequate verwerking van de afvalstoffen met de nadruk op nuttige toepassing. De sector dient nader ge•nformeerd en gestimuleerd te worden. De grote diversiteit van bedrijven en de lage betrokkenheid van de federaties (Fevar, de federatie van de sloopbedrijven bestaat nog maar enkele jaren en heeft een relatief lage dekkingsgraad) belemmeren een voldoende naleving van de reglementering. Voor de sector van de garages en carrosseriebedrijven zijn al enkele sectorale initiatieven lopende.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
33
De betrokken KMOÕs kampen met een aantal logistieke problemen. Omdat de afvalstoffen al op de plaats van ontstaan gescheiden opgeslagen moeten worden, zijn daar tot 14 geschikte recipi‘nten vereist. Bovendien blijven de VLAREMmilieuvoorzieningen van toepassing zoals een apart lokaal, inkuiping, ventilatie, etc. In de praktijk gaan veel van de te scheiden groepen van bijzondere afvalstoffen in ŽŽn container, in het beste geval, voor gevaarlijk afval die wordt afgehaald door een erkend ophaler. Voor sommige bijzondere afvalstoffen is de nodige kennis of specifieke apparatuur vereist, zoals CFKÕs en asbeststof. Er dient een geschikt inzamelsysteem te worden opgezet. Een OVAM-onderzoek heeft aangetoond dat een groot aantal sloopbedrijven in de illegaliteit werkt. Hoe meer verplichtingen worden opgelegd, hoe interessanter het wordt illegaal te werken. Zolang binnen een sector met dezelfde regels gelden voor iedereen, kunnen de kosten worden doorgerekend. Zo niet dan wordt een concurrentieel nadeel gecre‘erd en wordt aangezet tot het niet naleven van de verplichtingen. Een gerichte controlecampagne en voortdurende handhaving dringen zich op. m
Secundaire grondstoffen
Het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen bepaalt in artikel 11. ¤ 1 dat de Vlaamse regering een lijst opstelt van afvalstoffen die op wettige wijze mogen worden gebruikt als secundaire grondstoffen indien zij voldoen aan de voorwaarden inzake samenstelling en/of gebruik, vastgesteld door de Vlaamse regering. De aanwending van afvalstoffen als secundaire grondstoffen wordt geregeld in hoofdstuk 4 van VLAREA. Deze voorwaarden waarborgen dat het gebruik van deze afvalstoffen als secundaire grondstoffen gebeurt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu. De Vlaamse regering kan voor deze stoffen een gebruikscertificaat invoeren dat hun conformiteit met de gestelde voorwaarden attesteert. De regelgeving op secundaire grondstoffen zorgt ervoor dat afvalstoffen die bepaalde eigenschappen bezitten uit het afvalcircuit kunnen treden om op een milieuverantwoorde wijze te worden gebruikt. Het opzet van de regelgeving op de secundaire grondstoffen is complementair te zijn met de regelgeving op afvalstoffen. De toepassing van een afvalstof kan niet gelijktijdig gecatalogeerd worden als verwerking van een afvalstof en als gebruik van een secundaire grondstof. Met de invoering van het begrip secundaire grondstof wordt niet geraakt: − − −
aan de definitie van afvalstof; aan de handelingen die ressorteren onder de definitie van de verwijdering en de nuttige toepassing van afvalstoffen en aan de milieuvoorwaarden voor de als hinderlijk beschouwde inrichtingen.
De regelgeving secundaire grondstoffen zorgt ervoor dat het gebruik van secundaire grondstoffen dispers kan gebeuren, m.a.w. de secundaire grondstoffen worden rechtstreeks, ongeacht de plaats of inrichting waar zij worden gebruikt, zonder bijkomende milieuvoorwaarden ter vervanging van klassieke grondstoffen ingezet. De regelgeving moet het veilig gebruik van secundaire grondstoffen via algemene milieuvoorwaarden voor een afgebakend aanwendingsgebied garanderen. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
34
Door algemene milieuvoorwaarden vast te stellen voor het gebruik van secundaire grondstoffen wordt een stevige impuls gegeven aan de producenten van afvalstoffen en aan de recuperatie-industrie om de milieukwaliteit verder te verbeteren. Het uiteindelijke doel is dat er minder primaire grondstoffen worden gebruikt, en dat meer secundaire grondstoffen worden teruggewonnen uit afvalstoffen en minder afvalstoffen worden verwijderd. Conclusies en knelpunten De huidige regelgeving is moeilijk hanteerbaar in de praktijk. Enkel de afvalstoffen die in de lijst van bijlage 4.1 voorkomen kunnen als secundaire grondstoffen in bepaalde aanwendingsgebieden gebruikt worden. Er is een beperkte ruimte voor interpretatie. De lijst is nog onvolledig en aanpassingen moeten gebeuren door een beslissing van de Vlaamse regering. Artikel 11 van het Afvalstoffendecreet bevat geen enkele bepaling dat de afvalstof slechts een secundaire grondstof kan worden indien ze eveneens voldoet aan de geldende productnormering. Het Vlaamse Gewest is niet bevoegd voor de productnormering maar een koppeling met productnormering is noodzakelijk. De houder van de potenti‘le secundaire grondstof moet kunnen bewijzen dat de afvalstof beschikt over een aantal producteigenschappen waardoor ze geschikt is voor een bepaald gebruiksgebied. De regeling secundaire grondstoffen heeft veel potentieel, maar is qua belang voor de KMOÕS beperkt tot enkele specifieke sectoren. Voor eventuele acties wordt verwezen naar de sectorale benadering (Gisti)
2.3
Dierlijk Afval (19) De selectieve inzameling van dierlijk afval is wettelijk geregeld in het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de inzameling en de verwerking van dierlijk afval, gewijzigd op 3 juni 1997 en 17 december 1997 (ÒBesluit Dierlijk AfvalÓ). Dierlijk afval wordt gedefinieerd als Òdode dieren of dode vis, geheel of delen ervan en producten van dierlijke oorsprong, die niet voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd zijn, met uitzondering van dierlijke uitwerpselen, keukenafval en etensrestenÓ. In Vlaanderen wordt in totaal ± 700.000 ton dierlijk afval per jaar geproduceerd door de volgende typen bedrijven: − − − − −
veebedrijven (krengen) slachthuizen (slachtafval) vlees- (en vis-)verwerkers, uitsnijderijen en slagerijen (vetten en beenderen) laboratoria (dode proefdieren) andere inrichtingen (krengen).
Het dierlijk afval wordt onderverdeeld in twee grote categorie‘n, namelijk het hoogrisicomateriaal (inclusief het gespecificeerd risicomateriaal) en het laagrisicomateriaal.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
35
Hoog-risicomateriaal (HRM) is dierlijk afval waarvan men vermoedt dat het een ernstig gevaar voor de gezondheid van mens of dier inhoudt. Een bijzonder type hoog-risicomateriaal is het gespecificeerd risicomateriaal (GRM). Hiervan vermoedt men dat het zelfs na warmtebehandeling een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van mens of dier. Als GRM worden bijvoorbeeld beschouwd hersenen, ogen en ruggenmerg van bepaalde dieren. Laag-risicomateriaal is dierlijk afval dat geen ernstig gevaar oplevert voor de verspreiding van op mens of dier overdraagbare ziekten. Gespecificeerd risicomateriaal moet sinds 1 februari 1998 gescheiden worden van het ander dierlijk afval, aangezien GRM afzonderlijk verwijderd moet worden in daartoe vergunde verbrandingsovens. In geval van vermenging met GRM wordt al het dierlijk afval als GRM beschouwd en dient het geheel verbrand te worden met hoge kosten als gevolg. Het onderscheid tussen hoog- en laag-risicomateriaal is qua sanitaire voorwaarden vervallen. Toch wordt het hoog-risicomateriaal best nog apart gehouden omdat hiervoor slechts ŽŽn verwerker vergund is in Vlaanderen, en de verwerkingsprijs van dit proces duurder is. Net als bij medisch afval geldt ook hier de regel dat vermenging van de stromen voor gevolg heeft dat de totale partij beschouwd wordt als hoog-risicomateriaal. De opvolging van het besluit Dierlijk Afval gebeurt binnen de Commissie Dierlijk Afval, waarin de betrokken sectoren en overheden zijn verenigd. Binnen de commissie zijn ook regelingen getroffen omtrent de financiering van inzameling en verwerking. Voor de krengeninzameling is een abonnementsysteem uitgewerkt. De overheid bekostigt een deel van de inzameling. Voor kleine hoeveelheden dierlijk afval gaf de verwerker vroeger een vergoeding. De marktvoorwaarden zijn echter zodanig veranderd dat momenteel meestal dient te worden betaald. Wat de scheiding betreft dient er in de eerste plaats op toe te worden gezien dat enkel dierlijk afval onder de drie materiaalstromen terechtkomt. De hoeveelheid afval wordt beperkt door een correct onderscheid te maken tussen dierlijk afval en de producten die geschikt zijn voor menselijke consumptie en ander afval (bv. verpakkingsafval). Als dit laatste niet gebeurt (bv. slagerijen), dan willen de verwerkingsbedrijven het dierlijk afval niet meer aanvaarden. De opslag van het dierlijk afval kan verbeteren door afgesloten recipi‘nten te gebruiken en het afval op te slaan in gekoelde ruimten. Het mogelijke kwaliteitsbehoud van het dierlijk afval kan de kosten voor de verwerking ervan drukken. Conclusies en knelpunten De inzameling en verwerking is georganiseerd op basis van het besluit dierlijk afval. Verbetering moet nog worden bereikt in de juiste scheiding tussen de drie materiaalstromen en in de opslag v——r de selectieve inzameling. Er is geen rol weggelegd voor de gemeentelijke inzamelstructuren. De uitvoering gebeurt onder toezicht van de daartoe opgerichte Commissie Dierlijk Afval.
2.4
Heffingenbesluit (20) Het Besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 1990, houdende nadere regelen betreffende de milieuheffingen op vaste afvalstoffen, vormt de basis voor Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
36
de heffingen die jaarlijks in het programmadecreet worden vastgelegd. Deze heffingen, te rekenen per ton vaste afvalstof die gestort of verbrand wordt, worden door de exploitant van een verwijderingsinrichting verrekend aan zijn klant en doorgestort aan het MINA-Fonds. De bespreking van de heffingen zelf vindt plaats onder de financi‘le instrumenten (zie infra).
2.5
VLAREM (21) (22) (23) We beperken ons hier tot de artikelen in VLAREM die relevant zijn voor dit plan. Dit zijn: a b c
containerparken gevaarlijke afvalstoffen kringloopcentra.
a Containerparken Overeenkomstig artikel 5.2.2.1.1.,¤1 van VLAREM kunnen op een containerpark bepaalde huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van de hiermee gelijkgestelde afvalstoffen, worden aanvaard. Tot de ingang van VLAREA (1 juni 1998) konden de KMOÕs op basis van het gelijkstellingsbesluit terecht op de gemeentelijke of intercommunale containerparken, of kon onder dat artikel een containerpark specifiek voor KMOÕs worden opgericht. Vanaf de ingang van VLAREA tot 1/5/99 (aanpassing VLAREM), konden op basis van de nieuwe gelijkstelling in artikel 2.1.1. van VLAREA in principe geen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen van KMOÕs meer worden aanvaard, met uitzondering van het papierafval zoals gedefinieerd in de aanvaardingsplicht. Een containerpark voor bedrijfsafval moest zijn vergund voor volgende rubrieken: − −
2.2.1.c, opslag en sortering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, wat in eerste instantie bedoeld is voor overslag- en sorteercentra. 2.2.1.e, opslag en overslag van gevaarlijke afvalstoffen, wat eveneens bedoeld is voor centra van veel grotere omvang.
Om nog bedrijfsafvalstoffen te mogen aanvaarden dienden in principe bijna alle circa 300 containerparken een uitbreiding van vergunning aan te vragen. Gelet op de verhoging van klasse (de activiteiten bedoeld onder 2.2.1.e vergen een klasse1-inrichting ongeacht de opslagcapaciteit) was een regularisatie via aktename, de zogenaamde procedure Òkleine veranderingÓ, niet mogelijk. Het milieuvergunningendecreet en VLAREM I voorzien echter in een regeling voor de lopende vergunningen wanneer de indelingslijst wijzigt. Een wijziging in de indelingslijst heeft geen invloed op de lopende vergunningen. Strikt genomen wijzigt de indelingslijst niet door de beperking van afvalstoffen die gelijk worden gesteld. De wijziging van de invulling van het begrip Ògelijkgestelde afvalstoffenÓ wordt voor de lopende vergunningen van v——r VLAREA bijgevolg aangezien als een impliciete wijziging van de indelingslijst van VLAREM. Afval afkomstig van KKMOÕs en ZOÕs kan bijgevolg tot het verloop van die vergunningen nog steeds worden toegelaten op de bestaande containerparken. Deze interpretatie wordt in de praktijk gevolgd. VLAREM is op dit vlak gewijzigd per 1/5/99 (publicatie B.S. 11/3/99). Aan artikel 5.2.2.1.1. ¤1 is een ¤1 bis toegevoegd, waarin staat dat de milieuvergunning kan bepalen dat bedrijfsafvalstoffen die omwille van aard en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen mogen worden aanvaard
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
37
voorzover ze de normale werking van het containerpark niet hinderen. VLAREM neemt daarbij de definitie van Òvergelijkbaar bedrijfsafvalÓ over van VLAREA. De interpretatie van de Òimpliciete wijziging van de indelingslijstÓ blijft van belang voor de vergunningen die zijn verleend v——r ingang VLAREA (1 juni 1998). Op de vergunningen die zijn verleend tussen 1 juni 1998 en 1 mei 1999, mogen slechts bedrijfsafvalstoffen worden aanvaard, indien ze zijn vergund voor de rubrieken 2.2.2.c of 2.2.2.e. Er dient ook hier nogmaals te worden onderstreept dat dergelijke vergunning voor het accepteren van bedrijfsafval geenszins voor de gemeenten betekent dat zij verplicht zijn om alle bedrijfsafval op containerparken te aanvaarden. Binnen de vergunningsvoorwaarden kunnen zij hun eigen acceptatiebeleid voeren. Suggesties hierrond maken deel uit van de ge•ntegreerde actie 15. In de praktijk moet er rekening mee worden gehouden dat de capaciteit van de gemeentelijke containerparken niet berekend is op een grote toename van het aanbod van bedrijfsafval. Tevens zijn er in de meeste gemeenten geen of beperkte voorzieningen om het aanbod van bedrijfsafval apart te registreren. b Gevaarlijke afvalstoffen Aangezien zelfs kleine hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen sinds de inwerkingtreding van VLAREA niet meer als KGA beschouwd kunnen worden dienen de bedrijven rekening te houden met de bepalingen voor gevaarlijke afvalstoffen. De tijdelijke opslag van kleine hoeveelheden die regelmatig worden afgevoerd, is niet vergunningplichtig. Wel zijn de algemene bepalingen van toepassing die zijn opgenomen in rubriek 17 voor de opslag van gevaarlijke stoffen (niet samenvoegen van gevaarlijke stoffen die een chemische reactie kunnen geven, regelmatige afvoer, handelingen die van een goed huisvader kunnen verwacht worden, e.d.). Wenst de gemeente kleine hoeveelheden gevaarlijk afval op haar containerpark te aanvaarden, dan dient zij te beschikken over een vergunning voor de opslag en overslag van gevaarlijke afvalstoffen, met uitzondering van de vergunningen verleend v——r ingang van VLAREA (zie hierv——r onder punt a), waarvoor de overgangsregeling van toepassing is. Een gelijkaardige aanpassing van de wetgeving dringt zich op. c Kringloopcentra Voor kringloopcentra speelt de inkrimping van het gelijkstellingsbesluit niet. VLAREM maakt immers een uitzondering op de vergunningplicht voor kringloopcentra, zijnde inrichtingen die zich bezighouden met de inzameling en verkoop van tweedehands huishoudelijke goederen. Net als bedrijven gebruik maken van ÒhuishoudtoestellenÓ (microgolfoven, koelkast, ...), mag aangenomen worden dat in se dezelfde herbruikbare huishoudelijke goederen afkomstig van bedrijven onder deze omschrijving vallen. Conclusies en knelpunten Door de beperking van het gelijkstellingsbesluit staat de oorspronkelijke rubriek in VLAREM op basis waarvan de meeste van de 300 bestaande containerparken zijn vergund, niet meer toe bedrijfsafvalstoffen op containerparken te aanvaarden. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
38
Door de andere invulling van het begrip gelijkgesteld afval te zien als een impliciete wijziging van de indelingslijst, kunnen in een overgangsperiode toch nog bedrijfsafvalstoffen aanvaard worden op de al vergunde containerparken. Voor verlenging van een vergunning of voor nieuwe vergunningen dient een klasse-I vergunning te worden aangevraagd, met alle daarbij horende verplichtingen. Als de wens bestaat om afvalstoffen van KKMOÕs en ZOÕs op containerparken te blijven aanvaarden en mits ze in vergelijking met huishoudelijke afvalstoffen geen bijkomende risicoÕs of hinder veroorzaken, kan niet gerechtvaardigd worden dat ongeacht de grootte van het containerpark plots een klasse-I inrichting vereist is en dringt zich bijgevolg een aanpassing van VLAREM op: de rubriek die was voorzien voor containerparken voor huishoudelijke (en gelijkgestelde) afvalstoffen dient te worden uitgebreid voor vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. Dezelfde redenering is van toepassing op gevaarlijk afval van bedrijfsmatige oorsprong dat vergelijkbaar is met KGA. Hoewel kringloopcentra zich in eerste instantie richten op de huishoudens, staat VLAREM toe ook goederen van bedrijfsmatige oorsprong te aanvaarden. Een expliciete wijziging van de betreffende omschrijving zou meer rechtszekerheid bieden.
2.6
Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval (24) Met het Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval is in 1995 het beleidskader vastgelegd voor het beheer van bouw- en sloopafval. Het geeft aan welke de doelstellingen zijn en hoe deze dienen te worden bereikt. Conform de verwerkingshi‘rarchie komt preventie van bouw- en sloopafval op de eerste plaats. Naast de kwantitatieve preventie wordt gestreefd naar kwalitatieve preventie, d.w.z. naar een verbetering van de kwaliteit/samenstelling van het bouw- en sloopafval, in die zin dat meer en hoogwaardiger nuttige toepassing gerealiseerd kan worden en dat indien verbranden of storten plaatsvindt, minder milieuproblemen ontstaan. Verder wordt er naar gestreefd om tegen het jaar 2000 minimaal 75 % van het verwachte bouw- en sloopafval nuttig toe te passen en maximaal 25 % op een doelmatige en milieuhygi‘nische manier te verwijderen. Het uitvoeringsplan maakt duidelijk wie welke acties, wanneer en tegen welke prijs zal uitvoeren om de geformuleerde doelstellingen te verwezenlijken. Daarbij vertonen de maatregelen in de preventie-, de scheidings-, de bewerkings- en de afzetfase onderling veel samenhang. Vanaf de totstandkoming van het plan tot en met de uitvoering en opvolging ervan gaat extra aandacht naar de betrokkenheid van de bouwsector, de onderzoeksinstellingen en de overheden. Op die manier is er immers duidelijkheid over de respectieve taken en verantwoordelijkheden. Monitoring toont aan dat de doelstelling voor het jaar 2000 nu al wordt benaderd. De belangrijkste realisaties in het kader van het uitvoeringsplan zijn: − − − −
preventiehandleidingen voor de algemene bouw, wegenbouw, schilders, timmerlui en marmer- en natuursteenbewerkers (Presti-programma) uitwerking kaders voor technische (bv. COPRO) en milieuhygi‘nische kwaliteitsborging (VLAREA) Standaardbestek 250: opname van gebruik puingranulaten voorlichtingsbrochures voor architecten en aannemers.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
39
Voor de KMOÕs worden de volgende aandachtspunten gesignaleerd: −
− −
−
−
wanneer bouw-, renovatie- of sloopwerken worden uitgevoerd bij particulieren, wordt de aannemer aangezien als producent van het vrijkomende afval. In de praktijk laat hij het beheer van deze afvalstoffen vaak over aan de particulier. ondanks het feit dat het verbranden en/of begraven van (bouw)afval op de werf niet is toegestaan, komt deze praktijk nog veel voor. praktische richtlijnen inzake de scheiding (ten minste in gevaarlijk afval, schoon puin, metaal, verpakkingsafval en restfractie) en de afvoer van Bouw- en sloopafval kunnen worden opgenomen in bestekteksten bij openbare werken. op containerparken wordt de toestroom van bouw- en sloopafval steeds groter. Er dient duidelijkheid geschapen te worden over wie toegang krijgt, met welke hoeveelheden en onder welke voorwaarden (mate van scheiding en financiering). bij aanbestedingen wordt de kostenpost voor afvalbeheer vaak nog niet in rekening gebracht. Om een eerlijke concurrentie te hebben bij de prijszetting zou er ge‘ist moeten worden dat het vrijkomende bouw- en sloopafval op legale wijze verwerkt en aangewend moet worden.
Conclusies en knelpunten Rond bouw- en sloopafval is met het uitvoeringsplan het kader vastgelegd. De cošrdinatiegroep beslist over de opvolgingsstructuur. In het kader van dit plan wordt enkel invulling gegeven aan specifieke acties rond selectieve inzameling bij de doelgroep. Daarbij gaat het vooral om duidelijkheid over de mogelijkheid voor KKMOÕs en ZOÕs om bouw- en sloopafval af te voeren via het gemeentelijk containerpark.
2.7
Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval (25) Naar aanleiding van actie 47 van het MINA-plan 2 wordt tegen 1999 een Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval opgemaakt. Dit vervangt het Uitvoeringsplan GFT- en Groenafval. Het is uitgebreid met het organischbiologisch bedrijfsafval. Voor informatie omtrent de gescheiden inzameling van organisch-biologisch afval bij de KMOÕS verwijzen we integraalnaar dat plan. De strategie‘n van beide plannen worden aan elkaar getoetst in deel II.
2.8
Intergewestelijk samenwerkingsakkoord verpakkingsafval (26) (27) Doelstellingen Het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval, zoals goedgekeurd bij decreet van 21 januari 1997, hierna het samenwerkingsakkoord genoemd, voert een terugnameplicht in van verpakkingsafval en legt concrete doelstellingen op inzake de nuttige toepassing en recyclage van alle verpakkingsafval. In 1998 moet respectievelijk 45% en 70 % gerecycleerd en nuttig toegepast worden. Vanaf 1999 moeten deze percentages oplopen tot 50% recyclage en 80% nuttige toepassing. Daarenboven diende voor elke soort verpakkingsmateriaal v——r 1 januari 1998 een recyclagepercentage van minimaal 15 % te worden bereikt. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
40
Het samenwerkingsakkoord deelt het verpakkingsafval in enerzijds verpakkingsafval van huishoudelijke oorsprong en daarmee gelijkgesteld verpakkingsafval en anderzijds verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong. De terugnameplicht van verpakkingsafval van huishoudelijke oorsprong is van kracht geworden op 5 maart 1997, van bedrijfsmatige oorsprong op 5 maart 1998. Verpakkingsafval op de markt gebracht door kleinhandelaars - dit zijn natuurlijke of rechtspersonen die in het openbaar producten en goederen verkopen op een of meer verkooppunten, waarvan de gecumuleerde verkoop- of verbruikoppervlakte minder is dan of gelijk is aan 200 m_ - valt pas onder de terugnameplicht op 5 maart 2000. Verpakkingen van huishoudelijke oorsprong of gelijkgesteld De verpakkingsverantwoordelijke, i.e. degene die de verpakkingen op de markt brengt, kan zelf zijn terugnameplicht uitvoeren of kan aansluiten bij een erkend organisme dat deze verplichting voor hem uitoefent. FOST Plus werd via het besluit van 18 december 1997 van de Interregionale Verpakkingscommissie erkend als organisme dat instaat voor de terugnameplicht van verpakkingsafval van huishoudelijke oorsprong tot en met 31 december 1998. Op 23 december 1998 werd aan FOST Plus een nieuwe erkenning afgeleverd voor vijf jaar. In artikel 1 van dat besluit wordt aangegeven voor welk verpakkingsafval de erkenning geldt. Er wordt met andere woorden gedefinieerd welk verpakkingsafval gelijk wordt gesteld met huishoudelijk verpakkingsafval. In de regel gaat het over primaire verpakkingen tot tien kg of liter en secundaire verpakkingen die producten bevatten die als eenheid worden verkocht. Deze gelijkstelling houdt enkel verband met het erkenningsbesluit en is geenszins te verwarren met de gelijkstelling van artikel 2.1 van VLAREA. De bedoelde verpakkingen komen zowel voor bij huishoudens als bij bedrijven. Deze gelijkstelling dient om de verpakkingsverantwoordelijken duidelijk te maken of zij voor hun verpakkingen bij FOST-Plus kunnen aansluiten. Dit is een andere invalshoek dan de gelijkstelling van VLAREA , waar de ontdoener centraal staat en de gelijkstelling handelt over het begrip ÒafvalÓ (verpakkingsafval is slechts een deelstroom). In de erkenning van FOST Plus is bepaald dat verpakkingsafval dat zowel ontstaat bij particulieren (bijvoorbeeld: drankblikjes, drankkartons, conservenblikken) als bij bedrijven (KKMOÕs en ZOÕs) ofwel door de gemeenten/intercommunales kan worden ingezameld samen met de inzameling bij de particulieren, ofwel door een privŽ-operator indien de gemeente/intercommunale het verpakkingsafval niet wil inzamelen. FOST Plus dient met de gemeenten of intercommunales een contract af te sluiten waarin alle modaliteiten vermeld staan over de inzameling, verwerking en financiering van het verpakkingsafval van huishoudelijke oorsprong afkomstig van de gezinnen dat in de gemeenten en de intercommunales wordt aangeboden. FOST Plus dient hierbij de totale en re‘le kosten te vergoeden aan de gemeenten en intercommunales, wat op dit ogenblik enkel gebeurt voor gemeenten die werken conform het FOST Plusscenario. Niet alle gemeenten of intercommunales wensen echter verpakkingsafval van (alle) bedrijven selectief in te zamelen. Het afvalstoffendecreet legt de gemeenten en intercommunales enkel de verplichting op het huishoudelijk afval in te zamelen. Ook al voorziet de gemeente in een inzameling van verpakkingsafval bij KMOÕs dan nog kunnen op dit ogenblik de KMOÕs niet al hun verpakkingen meegeven. FOST Plus weigert immers gemeenten te vergoeden die wat betreft plastieken verpakkingen meer dan plastieken flessen en flacons inzamelen. Dit is een knelpunt. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
41
Verpakkingen van bedrijfsmatige oorsprong Voor het verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong werd VAL-I-PAC op 31 maart 1999 erkend door de Interregionale Verpakkingscommissie als organisme dat de terugname- en informatieplicht van de verpakkingsverantwoordelijken van bedrijfsmatig verpakkingsafval op zich kan nemen. De erkenning van VAL-I-PAC omvat in principe alle verpakkingsafval dat niet tot de erkenning van FOST Plus behoort, behalve het verpakkingsafval van bedrijven die zelf voor de terugnameplicht van hun verpakkingsafval instaan of van andere kandidaat erkende organismes. Het door VAL-I-PAC beoogde verpakkingsafval omvat grotendeels verpakkingsafval dat niet vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. In de terugnameplicht, opgelegd in het Interregionaal Samenwerkingsakkoord voor Verpakkingen, krijgt de producent de volledige verantwoordelijkheid voor inzameling en verwerking van het verpakkingsafval. Dit biedt het voordeel dat hij zich zelf kan organiseren. Anderzijds kan de overheid niets meer bijsturen zolang de doelstellingen worden gehaald. Aangezien in 1999 een nuttige toepassing van 80% wordt vooropgesteld, met een minimum van 15% per fractie, kunnen de doelstellingen behaald worden zonder dat alle KKMOÕs en ZOÕs bediend worden door FOST Plus, of zelfs zonder dat, in het geval men gebruik kan maken van de aangeboden selectieve inzameling, alle soorten verpakkingen mogen worden meegegeven. Aangezien het Vlaamse afvalstoffenbeleid steeds meer gericht is op het bestraffen van de niet-selectieve inzameling - de dure huisvuilzak, milieuheffingen op storten en verbranden, stort- en verbrandingsverboden - worden de KKMOÕs en ZOÕs steeds afhankelijker van de beslissingen van de erkende organismen en gemeenten. De kans bestaat dat een onderneming of een particulier voor de inzameling en verwerking van zijn verpakking betaalt bij aankoop van het product voorzien van een groen punt, en dat men, wegens de beslissing van de gemeente een bepaalde fractie bij een bepaalde doelgroep niet in te zamelen, een tweede keer voor inzameling en verwerking dient te betalen aan een privŽ-inzamelaar. Verpakkingen die sommige nijverheidsproducten bevatten De wet op de milieutaksen bepaalt dat - behalve wanneer het product dat ze bevatten, bestemd is voor niet-beroepsmatig gebruik - op alle verpakkingen van inkt, lijm, oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen een milieutaks geheven wordt. Dezelfde wet bepaalt evenwel dat wanneer deze verpakkingen onderworpen zijn aan een stelsel van statiegeld, van retourpremie of verpakkingskrediet of wanneer ze van een speciale en aangepaste inzameling genieten, men onder bepaalde voorwaarden vrijstelling van milieutaksen kan verkrijgen. Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op inzameldoelstellingen. Naar aanleiding van de wet op de milieutaksen werd de V.Z.W.Fytofar opgericht. Deze V.Z.W. organiseert een inzameling voor verpakkingen van bestrijdingsmiddelen. Verpakkingen van gevaarlijke stoffen Wanneer moeten lege verpakkingen van gevaarlijke afvalstoffen als gevaarlijk afval worden beschouwd? Het antwoord is meerledig: −
Hoewel Ògevaarlijke verpakkingenÓ niet zijn opgenomen in de lijst van gevaarlijke afvalstoffen van VLAREA, moeten als gevaarlijk worden beschouwd alle afvalstoffen die ŽŽn of mŽŽr Ògevaarlijke eigenschappenÓ bezitten (H-codes H-1 tot H14). Het is voldoende dat ŽŽn bestanddeel met gevaareigenschap aanwezig is en dat dit bestanddeel in de aan de verpakking klevende rest voorkomt voor een hoger percentage dan Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
42
− −
genoemd in artikel 2.4.1 van VLAREA. Deze visie ligt volledig in de lijn van het laatste voorstel van de Europese Commissie tot amendering van de * EAC en de Europese lijst van gevaarlijke afvalstoffen . In de regel blijven verpakkingen van gevaarlijke stoffen beschouwd worden als gevaarlijk afval, zolang ze niet leeg Žn gereinigd zijn. In de praktijk is het voor een KMO niet eenvoudig deze gevaareigenschappen te controleren. Een aantal praktische werkwijzen worden gehanteerd: − Artikel 5.5.2.2, lid 10 definieert welke verpakkingen, met of zonder restanten, in het huishoudelijk afval KGA zijn. Dezelfde afvalstoffen afkomstig van KMOÕs worden beschouwd als gevaarlijk afval. − Uitharding is geen garantie dat alle gevaareigenschappen verdwenen zijn.
Conclusies en knelpunten Met de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord zijn de doelstellingen en de verantwoordelijkheden voor de selectieve inzameling en verwerking vastgelegd. Voor met verpakkingsafvalstoffen van huishoudelijke oorsprong gelijkgesteld verpakkingsafval overeenkomstig het erkenningsbesluit organiseert FOST Plus de inzameling zodanig dat zij haar doelstellingen bereikt. In de praktijk betekent dit dat de mogelijkheden voor bedrijven om gebruik te maken van de gescheiden inzameling van verpakkingsafval per gemeente kunnen verschillen. Voor de andere verpakkingen van bedrijfsmatige afkomst gelden in principe dezelfde doelstellingen en verantwoordelijkheden. Een erkenning werd verleend aan de de V.Z.W. VAL-I-PAC voor verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong De sturende mogelijkheden van dit uitvoeringsplan voor verpakkingen van de KMO zijn beperkt omwille van twee redenen: zolang de doelstellingen behaald worden, bepaalt het erkend organisme wie voor welke verpakkingen wordt bediend rekening houdend met de erkenningsvoorwaarden, en aangezien de gemeenten wettelijk enkel gehouden zijn tot de huishoudelijke afvalstoffen, kan ook daar niets formeel worden afgedwongen. De wet op de milieutaksen leidt in de praktijk tot uiteenlopende situaties per type product. Soms worden aparte inzamelsystemen ingevoerd, soms statiegeld of retourpremiesystemen en soms geen inzamelsystemen. Voor ontdoeners die onregelmatig met deze verpakkingen te maken hebben ontstaat een onduidelijke situatie. Verpakkingen van gevaarlijke stoffen zijn gevaarlijk afval, indien ze vermeld staan onder lid 10 van artikel 5.5.2.2 van VLAREA. Alle bepalingen voor inzameling en verwerking voor gevaarlijk afval zijn hierop van toepassing. Een meer genuanceerde verdeling tussen gevaarlijk en niet-gevaarlijk moet mogelijk zijn met behoud van garanties voor het milieu.
2.9
Samenvatting Aan de hand van de bespreking van de wetgeving die relevant is voor KMOÕs met betrekking tot hun afval, wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van
*
In de lijst van ontwerp-gevaarlijke afvalstoffen is opgenomen: Òpackaging waste containing residues of or contaminated by dangerous substancesÓ Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
43
de consequenties voor KMOÕs per fractie. De KMOÕs wensen een antwoord te krijgen op de vragen: −
−
−
Is er een wettelijke plicht tot scheiden (zonder een oordeel te vormen over de opportuniteit)? (kolom 2) Ook de scheidingsplicht, aan de bron of nascheiding, als gevolg van de stort- en verbrandingsverboden wordt in deze tabel buiten beschouwing gelaten. Tot wie moet de KMO zich richten voor de inzameling? (kolom 3) 1 = gemeente of intercommunale, indien die daartoe beslist 2 = privŽ-inzamelaar, op eigen of sectoraal initiatief 3 = eindverkoper, bij aankoop van nieuw goed (1 voor 1 regel) 4 = eindverkoper, zonder aankoop nieuw goed (1 voor 0 regel) 5 = niet van rechtswege erkend inzamelaar, op eigen of sectoraal initiatief 6 = kringloopcentra Wat is de kostprijs? Dit wordt besproken in deel 1, hoofdstuk 8. In deze kolom wordt aangegeven of er als gevolg van wettelijke regelingen financi‘le tussenkomsten zijn bij de gescheiden inzameling van de verschillende fracties. (kolom 4)
Een laatste kolom is gereserveerd voor relevante randopmerkingen. Het betreft allerlei relevante informatie die niet past in vorige kolommen of een appreciatie (kolom 5). Tabel 3 : Overzicht wettelijke consequenties voor de KMO voor alle fracties (15/2/99) Wettelijke scheidingsplicht aan de bron
Tot wie kan KMO zich richten?
Wordt er bijgedragen in de kosten?
Randopmerkingen
Ja (art. 5.4.1.2. VLAREA) Ja (art. 5.4.1.2. VLAREA)
1,2 1,2
Wordt verwacht in kader van MBO
Tussenkomst beperkt
Ja (art. 5.4.1.2. VLAREA)
1,2
Ja (art 5.4.1.2 VLAREA)
(1),2
Papier en karton − − −
Reclamedrukwerk Dagbladen/ periodieke pers Ander (kantoordrukkerij)
Glas (niet-verpakkingen)
Sector heeft advertentieruimte ter beschikking gesteld Weinig recuperatiemogelijkheden Wordt weinig ingezameld door 1
Verpakkingen −
papier en karton
Ja (art. 5.4.1.2. VLAREA)
1,2
FOST Plus, indien 1
Tussenkomst nog niet overal
−
Glas
Ja (art. 5.4.1.1. VLAREA)
1,2
FOST Plus, indien 1
−
PMD
Neen
1,2
FOST Plus, indien 1
Tussenkomst nog niet overal Glasbollen vrij toegankelijk, Tussenkomst nog niet overal
−
Andere kleine verpakkingen
Neen
(1),2
−
KS-folies
Neen
(1),2
−
Andere grote verpakkingen
Neen
(1),2
−
Gevaarlijke verpakkingen
Ja (afd. 4 AS-decreet)
5
VAL-I-PAC VAL-I-PAC
Weinig recuperatiemogelijkheden Er zijn nauwelijks gemeenten die inzamelen. Recyclageforfait wordt voorzien Er zijn nauwelijks gemeenten die inzamelen. Containerforfait wordt voorzien
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
44
Dure werking Textiel
Neen
1,2,6
Veel vraag
Metalen
Neen
1,2
Weinig problemen gezien positieve waarde
Hout
Neen
1,2
Andere kunststoffen
Neen
(1),2
Inert afval
Neen
1,2
Organisch-biologisch afval
1 is zeldzaam Weinig recuperatiemogelijkheden
Zie Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval
Gebruiksgoederen −
Wit- en bruingoed
Neen
1,2,3,6
−
Andere
Neen
1,2,6
Banden
Indirect in functie van verwerking
(1),2,3
MBO enkel bij 3
Batterijen
Ja (afd 4 AS-decreet)
1,4,5
BEBAT enkel bij 1,4
AccuÕs
Ja (afd 4 AS-decreet)
1,4,5
Nog op te zetten MBO
Positieve waarde
Autowrakken
Niet van toepassing
2,3
Uitgewerkt in MBO
Positieve waarde
Ja, in functie van verwerking (VLAREA) Ja, in functie van verwerking (VLAREA)
2
Ja (besluit dierlijk afval) Ja (besluit dierlijk afval)
2 5
Niet-vergelijkbaar afval
Ja (art 5.4.1.2 VLAREA)
2
Gescheiden van het vergelijkbaar afval
Gevaarlijk afval
Ja (afd 4 AS-decreet)
5
Dure verwerking
Wordt uitgewerkt in MBO
Verwerkingsvereisten vooral van gevaarlijke stoffen. Kringloopcentra voorlopig gericht op huishoudens
Medisch afval −
niet-risico-houdend
−
risico-houdend
5
Inzamelen en verwerking volgens VLAREA Inzameling en verwerking volgens VLAREA
Dierlijk afval − −
laag-risicomateriaal hoog-risicomateriaal
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
45
3 Huidige situatie preventie
3.1
Sectorale initiatieven (28) In 1994 werd het Presti-programma door de Vlaamse regering goedgekeurd. Als gevolg hiervan konden in 32 Vlaamse bedrijfssectoren preventieprojecten gesubsidieerd worden. Een deel van het Presti-programma richtte zich tot sectoren waarvan het overgrote deel van de bedrijven minder dan tien werknemers telt en dus tot de groep van de KKMOÕs en ZOÕs behoort. Het programma was erop gericht dat bedrijven kennis zouden kunnen opbouwen over afval- en emissiepreventie en om hen op deze wijze te doen overgaan tot concrete acties. Over het algemeen zijn in de betreffende sectoren de belangrijkste afvalthemaÕs behandeld. Er is nagegaan wat het effect van dit Presti-programma is bij de bedrijven (29). Relevante conclusies voor de bedrijven tot tien medewerkers zijn: Tabel 4 : Resultaat Presti 1 per sector
PRESTI-nr.
sector
Bereikte bedrijven
Actieven(1)
-%-
PRE008
Garagesector
4181
506
12
PRE036
Carrosseriesector
1094
182
17
PRE010
Brood- en Banketbakkers
4712
569
12
PRE012
Timmerlui
8728
327
4
PRE014
Slagers
4365
419
10
PRE016
Tandartsen
2950
571
19
PRE018
Grafische Industrie
739
49
7
PRE019
Algemene Bouwaannemers
5870
370
6
PRE021
Schilders & Woninginrichters
4568
115
3
PRE032
Steenhouwers en marmerbewerkers
309
56
18
PRE035
Metaalverwerkende Ambachten
642
169
26
(1): bezit handleiding en heeft deelgenomen aan infosessie/cursus/opleiding. − − − −
Het programma heeft in de verschillende relevante sectoren een uiteenlopend succes geboekt (zie tabel 4). De handleiding blijkt vooral voor de kleine bedrijven een uiterst nuttig werkinstrument te zijn. Deze bedrijven blijken vooral de hoofdstukken over preventie en over afvalinzameling en -verwerking in erg grote mate geraadpleegd te hebben. Deze bedrijven blijken de verkregen informatie systematisch als beter te beoordelen dan ondernemingen met meer dan tien werknemers.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
46
− −
− −
Concrete cijfers (hoeveelheden) over ondertussen gerealiseerde afvalreducties zijn er niet. Ondernemingen die op een actieve of passieve manier hebben deelgenomen, scoren vandaag significant beter in kennis, houding en gedrag omtrent de relevante milieuaspecten dan de controlegroep die op geen enkele wijze aan het programma is blootgesteld. Namens de bedrijven hameren de federaties enerzijds op het meer doorzichtig en begrijpelijk maken van de bestaande reglementering en anderzijds op het stopzetten van de toevloed aan nieuwe regelgeving. Bovendien wijzen ze op het toenemend concurrentieel nadeel voor de zich in orde stellende bedrijven aangezien de moedwillige overtreders ongemoeid worden gelaten.
Ondanks de positieve resultaten van de effectmeting, geldt nog steeds de vaststelling dat de hoofdaandacht van bedrijven en zeker van kleinere bedrijven uitgaat naar het zich in orde stellen met de milieureglementering. Dit werd trouwens bevestigd door de effectmeting. Deze vaststelling is een even grote indicatie dat er op korte termijn van preventie wellicht geen echt ingrijpende afvalreductie verwacht kan worden bij de doelgroep. Presti-2-programma Op 1 juli 1997 keurde de Vlaamse regering een vervolgprogramma goed, nl. het Presti-2-programma. Dit subsidieert weer projecten die per sector worden uitgewerkt. Deze keer dient het project concrete maatregelen in voorbeeldbedrijven aan te bieden. De definitieve lijst van de ingediende subsidieaanvragen voor projecten met dezelfde doelgroep als deze van het uitvoeringsplan zijn: − − − − − − − − − − − − −
VCB voor de algemene aannemers FEVAR voor autodemontagebedrijven CKVB campinguitbaters FVSB voor de schrijnwerkers VINDUS voor de oppervlaktebehandeling VEGRA voor de zeefdrukkerijen VECAR voor de garages BELGAPOM voor de diepvriesaardappelbedrijven VVSG voor gemeentebesturen, OCMWÕs en intercommunales ABAS voor goederenbehandelaars in de haven ABSU voor schoonmaakbedrijven VEBIC voor de bakkerijen Landsbond der beenhouwers en spekslagers voor de slagerijen.
In vrijwel elk project zal een vorm van milieuzorgsysteem uitgewerkt en gedemonstreerd worden. Daarbij zal telkens het aspect afvalbeheer aan bod komen, met als gevolg de betere en meer verantwoorde selectieve inzameling van de afvalstoffen. Het is de bedoeling dat na deze projecten (anno 2000) een groot deel van de bedrijven in de sectoren volledig overtuigd is van het nut en de voordelen van preventie en selectieve inzameling.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
47
Presti-3-programma Presti-3 subsidieert individuele bedrijven voor het opstellen van een preventieplan. De overheid betaalt tot de helft van de kosten. Het programma loopt tot eind 1999. De respons van de KMOÕs is beperkt.
3.2
Regionale initiatieven In 1993 startte in de gemeente Dilbeek een afvalvoorkomingsproject met als titel ÒKies keurig voor minder afvalÓ. Het was gericht op de preventie van GFT- en groenafval en van verpakkingsafval, meer bepaald van de PMD-fractie. Het project gecombineerd met een op 1 januari 1996 doorgevoerde wijziging van het huisvuilinzamelsysteem resulteerde tussen 1994 en 1996 in een daling van de hoeveelheid niet-selectief ingezameld huishoudelijk afval per inwoner met 62 %. De selectief ingezamelde fracties glas en papier en karton namen in diezelfde periode toe met 19% respectievelijk 283 %. Het project richtte zich ook op handelszaken en KMOÕs. De in 1997 opgegeven resultaten op het gebied van preventie zijn (zie Impact van het afvalvoorkomingsproject Dilbeek op het KMO- en handelsvuil, UG, oktober 1997).: −
− −
een kwart van de handelszaken en KMOÕs houdt bij de aankoop van grondstoffen en handelsgoederen rekening met mogelijk bedrijfsafval, voornamelijk door de ontvangen verpakkingen te beperken of te zoeken naar retourverpakkingen; een derde van de voedingswinkels heeft zijn productengamma aangepast; meest voorkomend is werken met retourflessen; bijna de helft (vnl. horeca en voedingswinkels) houdt rekening met het mogelijke afval voor de klant bij verkoop van hun producten of diensten; zowel wijziging van de meegeleverde verpakking (bij voorbeeld papieren i.p.v. kunststofzakjes) als terugname zijn veel voorkomende acties.
Nochtans geven de handelszaken en KMOÕs op dat in 1996 de hoeveelheid bedrijfsafval ongewijzigd is gebleven ten opzichte van de vorige jaren: bij 83 % ongewijzigd, bij 3 % gedaald, bij 14 % gestegen. Dit is verklaarbaar door enerzijds het feit de productie of omzet is toegenomen en anderzijds de vaststelling dat de preventie van de eigen productie slechts in een kwart van de gevallen heeft plaatsgevonden: van de drie genoemde preventie-maatregelen heeft enkel de eerste effect op de eigen afvalproductie. Een knelpunt bij deze groep van afvalproducenten blijft de afhankelijkheid van klanten en leveranciers enerzijds en het gebrek aan concrete mogelijkheden anderzijds. Ook blijken nog te weinig zaakvoerders overtuigd van de voordelen van preventie. Het kostenplaatje is vaak te onvolledig: tegenover de winst op het gebied van afvalverwerking staat in de ogen van de zaakvoerders veelal een hogere aanschafprijs en - vooral - meer personeelskosten. Aspecten zoals verminderd productverbruik, bedrijfsimago, bijkomende dienstverlening overtuigen nog steeds te weinig. In navolging van het Dilbeekse project hebben verschillende andere gemeenten of intercommunales een soortgelijk project opgestart. Zo loopt onder meer in het werkingsgebied van de intercommunale IGEMO (Mechelen, Lier en omstreken) een project. Resultaten op het gebied van afvalpreventie door KMOÕs, zelfstandigen en handelaars zijn nog niet beschikbaar. Verwacht kan worden dat op het gebied van soorten maatregelen, bereik, effecten en knelpunten gelijkaardige conclusies getrokken zullen kunnen worden als voor Dilbeek. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
48
4
Huidige inzameling
In wat volgt wordt de huidige inzameling van het afval van KMOÕs besproken. Er wordt eerst in zijn algemeenheid ingegaan op het onderscheid tussen de gemeentelijke en de privŽ-inzamelcircuits. Daarna wordt per afvalstroom specifiek ingegaan op de huidige inzameling: de gelijkgestelde afvalstromen, de voornaamste vergelijkbare en niet-vergelijkbare afvalstromen. We herhalen dat in relatie tot de gemeentelijke inzameling, de aandacht gaat naar de KKMOÕs en ZOÕs.
4.1
Algemeen De KKMO en ZO kan in het algemeen een beroep doen op twee kanalen: het gemeentelijke inzamelcircuit dat in eerste instantie opgezet is voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, en het circuit van de privŽ-ophalers. Een uniform inzamelcircuit voor de bedrijfsafvalstoffen van de doelgroep voor een bepaalde sector, voor een bepaalde materiaalstroom of een bepaalde regio bestaat tot op heden niet. Betrouwbaar cijfermateriaal over het aandeel van beide inzamelcircuits in de selectieve inzameling per materiaalstroom in Vlaanderen voor de doelgroep is niet beschikbaar. Een indicatie van de wijze waarop de doelgroep zich ontdoet van de verschillende materiaalstromen is enkel te achterhalen op basis van fragmentarische studies. De FEBEM schat dat zij meer dan de helft van het KKMO- en ZO-afval inzamelt (peildatum: maart 1998 en betrokken op de bedrijven die daadwerkelijk activiteiten ontplooien). De recentste informatie komt van een enqu•te in Dilbeek bij KMOÕs (30) met minder dan tien werknemers; hiernaar zal worden verwezen per materiaalstroom. Ook komt er informatie uit een onderzoek naar de huidige rol van gemeentelijke inzamelsystemen in alle Vlaamse gemeenten en intercommunales voor bedrijfsafval van KMOÕs (31). Die is onder meer in tabellen opgenomen. Hoewel het financi‘le luik in een volgend hoofstuk in ondergebracht, staat in deze tabellen eveneens de retributie om het overzicht te bewaren van de gemeentelijke dienst ten opzichte van KMOÕs, met de hoeveelheidsbeperkingen en de retributies die daaraan zijn verbonden. Op deze retributie wordt verder ingegaan in 5.2.2. De keuze tussen de twee systemen wordt gemaakt op basis van een aantal aspecten: − −
de beschikbaarheid van de twee systemen: ligt het bedrijf op de route van een bestaand privŽ- of gemeentelijk inzamelcircuit? de toegankelijkheid van de systemen: voor de privŽ-inzameling is in principe elke service mogelijk, eventueel op maat. Anderzijds zal de kostprijs lager zijn indien men binnen de ÒstandaardserviceÓ valt. De gemeentelijke inzameling, die in eerste instantie is bedoeld voor inzameling bij huishoudens, wordt in een aantal gevallen ook opengesteld voor bedrijfsafval. Bij de gemeentelijke inzameling zijn de mogelijkheden om van de standaard af te wijken beperkt (samenstelling afvalstof, inzamelrecipi‘nt, inzamelfrequentie en dergelijke). Aangezien de meeste gemeenten geen beperking zetten op de hoeveelheid afval die per inzamelbeurt kan worden aangeboden, vormt de gebruikte recipi‘nt meestal geen beletsel om grotere hoeveelheden aan te bieden(onbeperkt aantal zakken restvuil of PMD, geen beperking papier en karton, verschillende GFT-containers, etc.) Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
49
−
−
4.1.1
het beschikbare logistieke potentieel: bepalende en beperkende factoren bij vooral de KKMOÕs en ZOÕs zijn vooral het plaatsgebrek om het afval selectief te houden, zowel binnen de vestiging als op straat wanneer het afval aangeboden dient te worden, en de beperkte doorgang voor containers. de kostprijs, retributie of belasting : hierop gaat het volgende hoofdstuk nader in.
PrivŽ-inzameling De privŽ-inzamelaars richten zich op het routematig of per vracht inzamelen van bedrijfsafval, zowel integraal als gescheiden in deelstromen. Volgens informatie van de FEBEM gaat het wat betreft de KKMOÕs en ZOÕs in het algemeen om de volgende deelstromen, aantal recipi‘nten en ingezamelde hoeveelheden per deelstroom: *
Tabel 5 : Schatting selectieve inzameling via de privŽ-sector bij KKMOÕs en ZOÕs (tot 10 wn)
Afvalstroom
Aantal recipi‘nten
Tonnage per jaar
- Papier en karton
8.017
23.488
- Glas
1.116
2.985
- Verpakkingsfolies (sinds 1997)
1.420
410
Onbekend
Onbekend
7.980
8.800
33.520
209.530
Ca. 33.520
Ca. 245.000
Verpakkingsafval
- Hout
Gevaarlijk afval Integraal cq. Restafval Totaal
De selectieve inzameling via de privŽ-inzamelaars kent de laatste jaren een sterke opmars. Het aantal containers voor de verschillende fracties, in verhouding tot de containers voor restafval, geeft aan in welke mate selectief wordt ingezameld. Er bestaat nog geen enkel privŽ-containerpark voor de inzameling van bedrijfsafval van KMOÕs in Vlaanderen. Aangezien de gemeenten steeds een deel van de kost betalen uit de algemene middelen, kan een privŽ onderneming daar niet tegen concurreren, en zal de aanvoer beperkt zijn tot de stromen die niet tot het gemeentelijk circuit worden toegelaten. Tevens is het voor een particulier inzamelaar risicovol om te investeren in lokale brengfaciliteiten omdat hij er in verband met de vrije concurrentie niet zeker van is dat de klanten zullen (blijven) komen.
*
De schatting gaat uit van volgende aannames: de doelgroep tot tien werknemers maakt 40% uit op het totaal aantal recipi‘nten, en FEBEM-leden maken ten minste 50% uit van de markt. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
50
4.1.2
Gemeentelijke inzameling In de periode april - juni 1998 is een momentopname gemaakt van de dienstverlening op het gebied van de afvalinzameling door gemeenten aan KMOÕs. Er zijn 306 gemeenten en 28 intercommunales in Vlaanderen ondervraagd. De behandelde problematiek is dermate actueel en onderhevig aan wijzigingen dat het beleid van bepaalde gemeenten gewijzigd is bij het verschijnen van het rapport. De afstoting van bedrijfsafval is vooral het gevolg van de doelstelling (150 kg/inwoner) die is vooropgezet in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 en het Gemeentelijke Milieuconvenant. Het mee bedienen van KMOÕs kan leiden tot problemen bij de gescheiden registratie van enerzijds het huishoudelijk afval en anderzijds het KMO-afval. Indien een gemeente stelt dat er geen KMOÕs bediend worden dan is er voor de gemeente theoretisch geen KMOafval en is al het ingezamelde afval huishoudelijk. Als KMOÕs toch worden bediend en er geen aparte rondes worden georganiseerd voor KMOÕs betekent dit dat huishoudelijk en KMO-afval samen worden ingezameld waardoor het niet evident is de twee inzake hoeveelheden apart te registreren. Het werken met een DIFTAR-systeem (wegen of registreren), vraagt bijkomende investeringen. Het werken met contracten en het forfaitair inschatten van de hoeveelheden KMO-afval is ook mogelijk maar niet perfect. Voor de gemeenten is het belangrijk dat als KMOÕs worden bediend enerzijds de gemeente op een eenvoudige manier een scheiding tussen KMO- en huishoudelijk afval moet kunnen maken en anderzijds de gemeente niet het slachtoffer mag worden omdat hun cijfers inzake huishoudelijk restafval verhoogd worden door de aanwezigheid van KMO-afval.Het bedienen van KMOÕs betekent voor de gemeenten ook een extra inzet van middelen en materiaal. Het vinden van inplantingsplaatsen voor containerparken, gebrek aan plaats en materiaal kan een probleem zijn waardoor KMOÕs toch niet worden bediend. 93% van de Vlaamse gemeenten zamelen bedrijfsafval van KMO's of handelszaken in. Slechts in 14 gemeenten kunnen de KMOÕs geen gebruik maken van het gemeentelijke inzamelcircuit voor huishoudelijk afval om zich te ontdoen van hun bedrijfsafvalstoffen. Zelden wordt een definitie gegeven aan de begrippen KMO of handelszaak. Bij de inzameling worden vier methoden onderscheiden: − − − −
haalmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval brengmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval haalmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval brengmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
51
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
52
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
53
Ad 1Ê: Haalmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval De eerste methode wordt toegepast in 281 Vlaamse gemeenten. Het betekent dat ten minste ŽŽn fractie gezamenlijk met huishoudelijk afval wordt opgehaald. De fracties die het meest volgens deze methode worden ingezameld zijn de restfractie (98%) (grafiek 2) en papier en karton (96%) (grafiek 3). In sommige gemeenten worden bepaalde fracties ingezameld bij de huishoudens, maar KMO's en handelszaken worden uitgesloten. Het gebeurt het vaakst voor verpakkingsglas, groenafval en KGA. Hoeveelheidsbeperkingen komen in een minderheid van de gemeenten voor en worden het vaakst opgelegd voor grofvuil (32%) en papier en karton (30%). Een onderscheid tussen de bedrijven in functie van sector of ligging wordt zelden gemaakt. GFT wordt in 45% van de gemeenten die de gezamelijke haalmethode hanteren, opgehaald bij KMO's. De meerderheid (78%) werkt met containers. In 27% van de gemeenten wordt gewerkt met zakken. Papier en karton kan meestal los worden aangeboden. PMD wordt in de blauwe zak opgehaald. De restfractie wordt in 90% van de gemeenten opgehaald via zakken (doorgaans van 60 liter). In 15% van de gemeenten wordt gewerkt met een container. Grofvuil wordt meestal los opgehaald. De tarieven verschillen sterk tussen de gemeenten. Ad 2Ê: Brengmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval Op het ogenblik van het onderzoek beschikken 243 gemeenten over ten minste ŽŽn containerpark. In 196 of 64% van de Vlaamse gemeenten kunnen KMO's gebruik maken van de tweede methode (grafiek 1). Het betekent dat bedrijfsafval op dezelfde manier als huishoudelijk afval wordt ingezameld, meestal op containerparken. Ongeveer 20% van de gemeenten werkt met een aparte KMOdag voor het bedrijfsafval. Fracties die het vaakst volgens deze methode worden ingezameld zijn glas (89%), papier en karton (89%) en groenafval (81%). KMO's worden het meest uitgesloten voor KGA, TL-lampen en accu's. Afhankelijk van de fractie stellen sommige gemeenten hoeveelheidsbeperkingen bij de gezamenlijke brengmethode. Het gebeurt het vaakst voor bouw- en sloopafval (41%), groenafval (30%), papier en karton (26%), piepschuim (31%) en grofvuil (23%). Ad 3Ê: Haalmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval De derde methode wordt toegepast in 65 of 21% van de Vlaamse gemeenten (grafiek 5). Het betekent een specifieke service voor KMO's en handelszaken, waarvan gezinnen geen gebruik kunnen maken. Het betreft vooral de restfractie (72%) en papier en karton (65%). Hoeveelheidsbeperkingen komen zelden voor. Onderscheid tussen bedrijven wordt vrijwel nooit gemaakt. Gezien de aard van de methode wordt vrijwel altijd getarifeerd : er zijn ook opmerkelijke verschillen in de gehanteerde tarieven.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
54
Ad 4Ê: Brengmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval De vierde methode wordt toegepast in 68 of 22% van de Vlaamse gemeenten (grafiek 4). De brengmethode wordt als afzonderlijk aanzien wanneer er fysieke scheiding isÊ: afzonderlijke containers of afzonderlijk containerpark. Een afzonderlijke KMO-dag, aparte ingang of aparte weging is beschouwd als de tweede methode. De afzonderlijke brengmethode is vooral terug te vinden in WestVlaanderen (60%). Meestal wordt het bedrijfsafval ingezameld in aparte containers of op een overslagstation van een verbrandingsoven. Vooral papier en karton, piepschuim, restfractie en brandbaar grofvuil komen in aanmerking voor deze methode. De tarieven verschillen sterk. De intercommunale IVVVA. heeft eind 1998 als enige een operationeel containerpark specifiek voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen, met als belangrijkste doelgroep de KKMOÕs en ZOÕs. De aanvoer van bedrijfsafvalstoffen kent echter om voorlopig onbekende redenen maar een matig succes. Soortgelijke proefprojecten zijn opgezet voor Kortrijk, Incovo In onderstaande tabel is een overzicht van de vier methoden weergegeven. Tabel 6 : Inzameling van bedrijfsafval van KMOÕs door de gemeenten, gezamenlijk met of gescheiden van huishoudelijke afvalstoffen KMO-afval
Aantal gemeenten
HAALMETHODE
BRENGMETHODE
HAALMETHODE
BRENGMETHODE
Gezamenlijk
Gezamenlijk
Afzonderlijk
Afzonderlijk
wel
niet
Wel
niet
Wel
niet
wel
Niet
281
25
196
110
65
241
69
237
Toezicht Het toezicht op containerparken gebeurt vooral aan de hand van visuele controle. Meer gesofisticeerde methoden zoals weging en badge-systeem komen zelden voor. Volgens de ondervraagden is het ontwijkgedrag van KMO's het belangrijkste knelpunt. Hierbij trachten KMO's bedrijfsafval onder de vorm van huishoudelijk afval aan te brengen. Ongeveer 20% van de gemeenten vermelden dat ze bedrijfsafval van KMOÕs niet langer aanvaarden sinds het in voege treden van de nieuwe wetgeving. Specifieke acties In 38% van de Vlaamse gemeenten worden specifieke acties ondernomen om KMO's te sensibiliseren en te informeren omtrent het afvalstoffenbeleid en de selectieve inzameling. Het betreft vooral brochures en schriftelijke toelichting omtrent het afvalbeleid. Toekomstplannen Ongeveer 35% van de gemeenten heeft plannen om in de toekomst de selectieve inzameling van bedrijfsafval van KMO's te bevorderen. Het heeft te maken met promotie van selectieve inzameling en van het kringloopcentrum. In 26% van de gemeenten bestaan plannen om de faciliteiten voor KMO's uit te breiden. Het betreft vooral de uitbreiding van het containerpark onder meer door fracties toe te laten en meer containers te plaatsen. De gemeenten die niet van plan zijn om de faciliteiten uit te breiden stellen dat er enerzijds geen vraag is vanwege de bedrijven en anderzijds dat het niet de verantwoordelijkheid is van de gemeenten.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
55
Ongeveer een derde van de Vlaamse gemeenten heeft geen verwachtingen met betrekking tot het beheer van bedrijfsafval van KMOÕs, terwijl eveneens een derde vindt dat VLAREA bekend gemaakt moet worden bij de bedrijven via informatievergaderingen. Conclusies en knelpunten Door de wijziging van de definitie van gelijkgestelde afvalstoffen staat het de gemeenten vrij bedrijfsafvalstoffen wel of niet in te zamelen en de daarbij geldende voorwaarden te bepalen. Dit leidt nu tot zeer verschillende situaties voor de betrokken bedrijven. Er is behoefte aan uniformering, waarbij evenwichtig tegemoet gekomen wordt aan de belangen van de gemeenten, de bedrijven en het milieu. In de volgende paragrafen wordt specifiek per fractie ingegaan op de huidige inzameling.
4.2
Gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen De afvalstoffen die in artikel 2.1.1 van VLAREA worden gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen en die relevant zijn in deze context, zijn beperkt tot de marktafvalstoffen en het papierafval dat onderworpen is aan de aanvaardingsplicht. Het papierafval wordt in de volgende paragraaf besproken. Marktkramers veroorzaken door hun verkoop activiteiten op de wekelijkse markten aanzienlijke hoeveelheden afvalstoffen, in hoofdzaak verpakkingsafvalstoffen. Schaars zijn de inspanningen om deze te beperken, laat staan te sorteren. De term ÒmarktafvalstoffenÓ kan op verschillende manieren worden afgebakend. Marktafvalstoffen staan in het gelijkstellingsbesluit opgenomen tussen straat- en veegvuil en strandafvalstoffen. Het dient dan ook in dezelfde sfeer te worden geplaatst, i.e. de afvalstoffen die als gevolg van een publiek gebeuren door de gemeenschap dienen te worden ingezameld en verwerkt. Het kan geenszins de bedoeling van de wetgever zijn geweest dit ruim te bezien. Aangezien voor verpakkingen een terugnameplicht is ingesteld, is het niet de bedoeling dat de marktkramers alle omverpakkingen achterlaten voor de gemeente. Ook onverkochte goederen kunnen niet onder deze noemer vallen. Het marktafval waarvoor de gemeente dient in te staan is beperkt tot Òdie uitzonderlijke hoeveelheid straat- en veegvuil die ontstaat ten gevolge van een marktÓ. Veel gemeenten stellen containers op waarin de afvalstoffen verzameld kunnen worden. Problemen doen zich voor wanneer gemeenten politieverordeningen uitvaardigen waarin is opgenomen dat marktkramers alle afvalstoffen terug moeten meenemen, en hen niet toelaten tot het gemeentelijke inzamelcircuit voor huishoudelijke afvalstoffen of de containerparken. Doordat het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen de gemeenten hoge normen oplegt inzake te verwijderen restfractie van het huishoudelijk afval, valt het te verwachten dat steeds meer gemeenten het marktafval zullen trachten te weren uit hun ingezamelde hoeveelheden. Conclusies en knelpunten Bij bedrijven die hun activiteiten via markten ontplooien bestaat behoefte aan een uniforme regeling voor de inzameling en verwerking van de vrijkomende afvalstoffen. De gemeenten hebben daarbij als belang dat deze niet als Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
56
gelijkgestelde afvalstoffen vrijkomen die verwijderd moeten worden, maar zoveel mogelijk gescheiden en ten laste van de betrokken bedrijven.
4.3
Verpakkingsafval Een inventariserende studie in de Kempen wijst uit dat verpakkingen de belangrijkste fractie vormen binnen het afval bij KMOÕs. Er wordt een onderscheid gemaakt volgens materiaalsoort (kunststof, papier of karton, metaal, hout,..., combinaties van materiaalsoorten), en de toewijzing van de verpakkingsverantwoordelijke. Beide indelingen zijn van belang binnen de regelgeving rond de verpakkingsproblematiek. De recente regelgeving, die de producent verantwoordelijk stelt voor zijn verpakkingen, bepaalt de huidige (en toekomstige) situatie van de selectieve inzameling van verpakkingen.
4.3.1
Gemeentelijke inzameling De verpakkingen van huishoudelijke oorsprong en de daaraan gelijkgestelden, zoals gedefinieerd in de erkenning van FOST Plus, zijn de ÒkleinereÓ verpakkingen die bij de huishoudens en bij de doelgroep frequent voorkomen. FOST Plus maakt afspraken met de gemeenten om de betreffende verpakkingen bij zowel huishoudens als bedrijven in te zamelen. Onder impuls van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval wordt in het Vlaamse Gewest steeds meer verpakkingsafval selectief ingezameld. Jaar na jaar bestrijkt FOST Plus een steeds groter deel van het Vlaamse grondgebied. Begin 1998 bedroeg de dekkingsgraad 57% in Vlaanderen. Op termijn moet geheel Vlaanderen bediend worden door selectieve inzamelprojecten van FOST Plus, conform het principe Òde vervuiler betaaltÓ. Hiermee wordt bedoeld dat de verpakkingsindustrie haar verantwoordelijkheid neemt voor de terugbetaling van de totale en re‘le kost. De lokale overheden dienen zich echter te houden aan de in de gewestelijke afvalplannen vastgelegde modaliteiten terzake. Slechts negen gemeenten wensen begin 1998 voorlopig niet met FOST Plus samen te werken. Zij ontvangen geen enkele vergoeding. In ongeveer 200 Vlaamse gemeenten is FOST Plus operationeel met een Òge•ntensifieerd projectÓ. In deze gemeenten financiert FOST Plus de totale en re‘le kosten van de selectieve inzameling van het verpakkingsafval binnen het FOST Plus inzamelscenario (inzameling van glas, papier/karton, plastieken flessen, metalen verpakkingen en drankkartons). De bepaling van deze re‘le kost leidt soms tot discussies, meer bepaald omtrent de vergoeding van de algemene kosten. In de intercommunale IGEMO bijvoorbeeld leidde deze discussie tot het niet betalen door FOST Plus van de vergoeding voor de papier- en kartoninzameling voor een deel van 1999. In de gemeenten met een Òge•ntensifieerd projectÓ mogen ook de bedrijven zich ontdoen van hun verpakkingsafval via de gemeentelijke systemen en kunnen zij veelal terecht op het containerpark. In de andere gemeenten financiert FOST Plus slechts een deel van de selectieve inzameling op basis van een forfaitaire tussenkomst. Hier gebeurt de inzameling op dezelfde manier of minder intensief. De erkenning die de Interregionale Verpakkingscommissie op 23 december 1998 aan FOST Plus heeft gegeven, zorgt ervoor dat een aantal kosten soms nog door de gemeenten/intercommunales dienen te worden gedragen. Het betreft de kosten voor het inzamelen, sorteren en nuttig toepassen van het PMDresidu wanneer deze te groot wordt. Via de PMD-inzameling kunnen enkel plastieken flessen en flacons worden meegegeven. Gemeenten die alle plastieken verpakkingen inzamelen, krijgen maar een deel vergoed door FOST Plus. Voor de selectieve inzameling van papier en karton betaalt FOST Plus 25% van het totaal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
57
aantal ton papier en karton dat gemengd en selectief werd ingezameld. Concreet betekent dit dat de lokale besturen voor 25% van de kosten van het inzamelen van papier en karton worden vergoed. Voor de huis-aan-huis ophaling van glasafval vergoedt FOST Plus de gemeenten op forfaitaire basis. De gemeenten/intercommunales ervaren dit alles als een knelpunt. Aangezien de financi‘le tussenkomst vanwege FOST Plus voor de gemeenten niet de volledige kosten dekt, worden bedrijven niet steeds toegelaten tot het gemeentelijke inzamelcircuit. Bedrijven zullen in dat geval meestal de kleine hoeveelheid verpakkingsafval ongescheiden meegeven met een privŽ-ophaler, of onrechtmatig toegang zoeken tot het al dan niet gescheiden gemeentelijk inzamelcircuit.
4.3.2
PrivŽ-inzameling Niet alle gemeenten of intercommunales wensen verpakkingsafval van bedrijven selectief in te zamelen of doen dat slechts gedeeltelijk. Het gebeurt dat bedrijven die zich situeren in woonzones wel door de gemeente worden bediend, maar die in KMO-zones niet. Het Afvalstoffendecreet legt de gemeenten en intercommunales enkel de verplichting op het huishoudelijk afval in te zamelen. De bedrijven in deze gemeenten moeten een beroep doen op privŽ-ophalers om zich van hun verpakkingsafvalstoffen te ontdoen. Deze inzameling is voor dergelijke bedrijven duurder, vermits de selectieve inzameling van verpakkingsafvalstoffen van huishoudelijke oorsprong door gemeenten en intercommunales meestal gratis is of tegen een lage retributie gebeurt. Zij kunnen in tegenstelling tot de privŽinzamelaars immers rekenen op een volledige kostenvergoeding van FOST Plus. Bijgevolg ontstaat een concurrentieel nadeel voor deze bedrijven. Bovendien is het milieu niet gediend met een dubbel inzamelcircuit voor gelijkaardige verpakkingsafvalstoffen, ŽŽn bij de huishoudens en ŽŽn bij de bedrijven. In de mate dat de gemeente zich beperkt tot de huishoudens en de bedrijven niet bedient, dient FOST Plus zich te wenden tot de privŽ-inzameling voor de laatstgenoemden. Conclusies en knelpunten FOST Plus dient de totale en re‘le kosten aan beide inzamelcircuits te betalen in functie van de te behalen doelstellingen van het samenwerkingsakkoord. Vandaag de dag blijkt zij haar doelstellingen te behalen door zich enkel te richten op de gemeentelijke inzameling. Nog geen enkele private inzameling wordt financieel ondersteund door FOST Plus. KMOÕs die voor hun verpakkingen niet kunnen aansluiten op door FOST Plus gedragen inzamelsystemen, worden geconfronteerd met een concurrentieel nadeel.
4.3.3
Inzameling PMD Plastic, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD) is de combinatie van verpakkingen die gezamenlijk worden ingezameld door FOST Plus. In twee derde van de gemeenten wordt begin 1998 in samenwerking met FOST Plus PMD selectief huis-aan-huis ingezameld, meestal met blauwe PMD-zakken. De inzamelfrequentie ligt op veertiendaags of tweemaal per maand. Daarnaast wordt PMD op de meeste containerparken ingezameld, gezamenlijk in ŽŽn container of afzonderlijk in aparte containers per materiaalstroom. Enkele gemeenten zamelen op eigen initiatief PMD gezamenlijk huis-aan-huis in, andere gemeenten zamelen alle of enkele fracties van het PMD-afval selectief in op het containerpark.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
58
Tabel 7 geeft een overzicht van de inzameling van PMD-afval van KKMOÕs en ZOÕs via het gemeentelijke circuit. Tabel 7 : Inzameling van PMD-afval van KMOÕs door de gemeenten PMD-afval
Totaal
Haalmethode
Brengmethode
Met FOST Plus
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
Aantal gemeenten
206
203
6
145
20
Beperking aanvoer
Aantal gemeenten Beperking
3,4%
16,6%
0,7%
100%
3 zakken/week
Geen
1 m_/week
geen
87,2%
100%
9,0%
80,0%
5 tot 6 BEF/zak
500-900 BEF/m_/week
20-500 BEF/beurt
Pm
Gemiddeld tarief
Aantal gemeenten Tarief
Hieruit blijkt dat 203 gemeenten hun ophaalcircuit van huishoudelijk PMD-afval toegankelijk maken voor KKMOÕs en ZOÕs. Slechts zeven daarvan stellen een beperking inzake het aantal zakken die per inzameling meegegeven mogen worden. FOST Plus biedt scholen, KMOÕs en grote bedrijven soms een groter formaat van PMD-zak aan. Deze grote PMD-zakken zijn echter nog niet overal beschikbaar. Anderzijds zijn deze grote recipi‘nten in sommige gemeenten gratis. 145 gemeenten stellen hun containerpark open voor PMD-afval van bedrijven. EŽn gemeente stelt een beperking in tot 1 m_ per aanvoerbeurt. Slechts zes gemeenten organiseren een afzonderlijke inzameling voor PMD-afval van bedrijven. Dit gebeurt steeds tegen betaling en zonder hoeveelheidsbeperkingen. Twintig gemeenten zamelen PMD-afval van KKMOÕs en ZOÕs in via een afzonderlijk brengsysteem (meestal containerpark). Voor deze dienstverlening gelden geen hoeveelheidsbeperkingen. Het selectief ingezamelde PMD-afval wordt in sorteercentra gesorteerd in wit en gekleurd PET, PVC, HDPE, ferro en non-ferro metalen, drankkartons, PMD-zakken en sorteerresidu. Nadien vinden de diverse materiaalstromen hun weg naar de recyclage. Het sorteerresidu wordt verbrand met terugwinning van energie. De private ophalers zijn sedert 1997 gestart met de selectieve inzameling van plastiek folies. Boven een bepaalde hoeveelheid folies van een bepaalde kwaliteit zijn de kosten van de gescheiden inzameling en hergebruik lager dan de integrale verwijdering. De kosten worden volledig bij de klant in rekening gebracht. Conclusies en knelpunten Gezien de financi‘le tegemoetkoming van FOST Plus in de gemeentelijke inzameling van PMD, kunnen de KKMOÕs en ZOÕs veelal hierop aansluiten. In het andere geval dient de KMO zich te richten tot privŽ- ophalers die deze fractie zelden of nooit selectief zullen inzamelen, gezien de hoge verwerkingskost, die voor hen niet wordt gefinancierd door FOST Plus. De KKMO en ZO is in dat geval niet bereid twee maal voor de verwerking van het afval te betalen: een eerste keer door het groene punt te betalen, een tweede keer bij de selectieve inzameling. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
59
4.3.4
Inzameling glazen verpakkingen In de meeste bedrijven komen glazen verpakkingen in de afvalfase terecht. De werknemers verbruiken in de kantines of tijdens hun werkzaamheden eenmalige glazen verpakkingen. In het beste geval wordt gebruik gemaakt van herbruikbare flessen. In specifieke sectoren komt, gebonden aan de activiteit, veel meer glazen verpakkingsafval vrij. In beide gevallen gaat het om verpakkingen waarvoor FOST Plus is erkend en waarvoor voldoende faciliteiten ter beschikking staan om het glasafval selectief aan te bieden. De huidige keuze van de KKMOÕs en ZOÕs tussen de bestaande inzamelsystemen werd per enqu•te gepolst in de gemeente Dilbeek. Daar werd het glasafval door KMOÕs voor 20% naar het containerpark gebracht, voor 47% naar de glasbollen. 9% maakte gebruik van een privŽ-ophaler waarbij het glasafval met het restafval werd opgehaald, 17% staken hun glasafval in de gratis huisvuilzak. Na 1 januari 1996 verdwenen de glasbollen en werd er in Dilbeek een maandelijkse huis-aanhuisinzameling georganiseerd. 62% van de KMOÕs namen hieraan deel. 10% van de bedrijven bracht nog glas naar het containerpark. 19% van de bedrijven voegden hun glasafval bij hun restafvalcontainer van een privŽ-ophaler en 8% van de bedrijven stak nog steeds zijn glasafval in de huisvuilzak. Heel wat bedrijven kiezen voor een selectieve inzameling van hun glasafval, maar ongeveer een kwart van de KMOÕs kiest zelfs voor deze eenvoudig selectief te houden fractie voor de gemakkelijkste oplossing, te weten de inzameling via het restafval. Nochtans geldt vanaf 1 juni 1998 een absolute scheidingsplicht van alle glasafval in de bedrijven. Alle Vlaamse gemeenten zamelen in 1998 glas selectief in. De meeste gemeenten gebruiken hiervoor de brengmethode, zijnde glasbollen en/of containerparken. Veertig gemeenten doen dit huis-aan-huis, meestal met een maandelijkse ophaalfrequentie, zoals het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 voorschrijft. Tabel 8 geeft een overzicht in hoeveel gemeenten KMOÕs op welke gemeentelijke glasinzameling kunnen aansluiten in Vlaanderen begin 1998. 24 gemeenten halen glasafval van KMOÕs gezamenlijk met huishoudelijk afval op. Slechts twee gemeenten stellen een hoeveelheidsbeperking in, drie gemeenten hanteren een tarief. In 175 gemeenten mogen de KMOÕs gebruik maken van een gezamenlijke brengmethode (containerpark, glasbol). Vaak wordt de glasbol zelfs in de buurt van een bedrijf gezet waar veel glazen verpakkingsafval vrijkomt. 12 gemeenten stellen een hoeveelheidsbeperking in op de aanvoer op het containerpark. Telkens 19 gemeenten organiseren een gezamenlijke brengmethode en/of haalmethode, waarbij geen hoeveelheidsbeperkingen worden ingesteld.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
60
Tabel 8. Inzameling van glasafval van KMOÕs door de gemeenten in relatie tot de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen Verpakkingsglas
Totaal
Haalmethode
Brengmethode
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
Aantal gemeenten
308
24
19
175
19
Beperking aanvoer
Aantal gemeenten
8,3%
100%
6,8%
100%
Beperking
1 cont./beurt
Geen
450 kg/beurt
Geen
Aantal gemeenten
12,5%
100%
6,3%
78,9%
Tarief
120-280 BEF/maand
1222-1350 BEF/100 liter
30-500 BEF/beurt
Geen
Gemiddeld tarief
Zelfs in de gemeenten waar het niet toegelaten is, gebeurt het dat vooral bij de brengmethode de KMOÕs onrechtmatig aansluiting zoeken op het gemeentelijk circuit. In gemeenten met een huis-aan-huis inzameling van glasafval waar slechts een beperkte hoeveelheid of helemaal niets kan worden meegegeven, moet gekozen worden voor de privŽ-inzameling. Ondanks het feit dat alle glazen verpakkingen onder de terugnameplicht vallen haalt FOST Plus haar doelstellingen door enkel financieel tussen te komen in de gemeentelijke inzameling. De privŽ selectieve inzameling van glazen verpakkingen is zeer beperkt. PrivŽ selectieve inzameling van glasafval is zelfs bij de horecabedrijven eerder een uitzondering. De privŽ inzameling vindt in hoofdzaak plaats in die bedrijven waar verhoudingsgewijs nog meer glasafval vrijkomt. Die werken met een abonnementsysteem met wekelijkse of tweewekelijkse lediging van rolcontainers of van glasbollen. Conclusies en knelpunten De selectieve inzameling van glazen verpakkingen stelt nog weinig problemen. Mede dankzij de tussenkomst van FOST Plus kunnen de bedrijven in zowat alle gemeenten terecht bij de gemeentelijke inzameling. In een beperkt aantal gemeenten is dit niet zo en zal het glas niet selectief worden aangeboden. De bedrijvigheid van de KMO dient al heel specifiek te zijn wil men over gaan tot een private selectieve glasinzameling.
4.3.5
Inzameling papieren en kartonnen verpakkingen Zoals eerder aangegeven maken de papieren en kartonnen verpakkingen naast het drukwerk en het andere papier de volledige materiaalstroom Òpapier- en kartonafvalÓ uit, die als dusdanig door de gemeente of de privŽ-inzamelaar wordt ingezameld. Er wordt verwezen naar 4.4, dat de volledige stroom papier en karton voor zijn rekening neemt. Wat betreft het opnemen van de verantwoordelijkheid voor het deel verpakkingen wordt aangenomen dat 25% van het bij de huishoudens selectief ingezamelde Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
61
papier en karton verpakkingen betreft. FOST Plus vergoedt de gemeente dan ook voor 25% van de kosten van het selectief ingezameld papier en karton. In 1997 en 1998 was dit percentage tijdelijk vastgesteld op 50%. De bepaling van het aandeel verpakkingen gebeurt niet op basis van een objectief onderzoek.
4.3.6
Piepschuim Een in Brugge gelegen recyclagebedrijf voor piepschuim verpakkingen is het enige in Vlaanderen dat systematisch contracten afsluit met de gemeenten om piepschuim in zakken selectief in te zamelen op de containerparken. Aangezien de gemeenten moeten instaan voor de transportkosten naar Brugge, komt de annvoer vooral uit de meest westelijk gelegen provincies. In totaal in 100 gemeenten kunnen KMOÕs terecht op het containerpark met hun piepschuim via een gezamenlijke aanvoer met het huishoudelijk afval. Slechts 29 gemeenten laten piepschuim gescheiden van het huishoudelijke brengcircuit toe. Hoewel sommige van deze verpakkingenafvalstoffen behoren tot het domein waarvoor FOST Plus erkend is, wordt noch de gemeentelijke, noch de privŽ-inzameling van deze afvalstof door haar gedragen. Zij kan desondanks toch haar doelstellingen behalen omdat de minimale recyclagegraad van 15% gesteld per materiaalstroom, globaal voor de kunststofverpakkingen geldt. Conclusies en knelpunten De gemeenten die zelf dienen in te staan voor de transportkosten, weigeren vaak KMOÕs op het containerpark. KMOÕs kunnen, vooral voor grote volumes een beroep doen op privŽ-ophalers voor de inzameling van deze specifieke afvalfractie. Gezien de lage densiteit van het materiaal is inzameling heel duur.
4.3.7
Paletten Paletten zijn tertiaire verpakkingsafvalstoffen of ook transportverpakkingsafvalstoffen. In het kader van de terugnameplicht van verpakkingsafval zijn ze te beschouwen als van bedrijfsmatige oorsprong. Paletten komen in de eerste plaats in aanmerking voor hergebruik. Pas daarna zijn ze perfect inzetbaar als onbehandeld houtafval in een aantal recyclagetoepassingen zoals de spaanderindustrie. Een enqu•te bij de doelgroep heeft bevestigd dat paletten geen probleemafvalstof vormen. 70% van de KMOÕs geeft zijn paletten terug mee met de leverancier. Een vijfde van de KMOÕs verbrandt ze. Slechts een klein deel wordt afgevoerd als afvalstof en bijna uitsluitend op een selectieve manier. Conclusies en knelpunten Paletten stellen geen probleem. De invulling van de terugnameplicht van verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong zal ertoe bijdragen dat alle paletten maximaal worden herbruikt of nuttig worden toegepast.
4.3.8
Kunststoffen verpakkingsfolies Een veelvuldig voorkomende afvalstof is kunststoffen verpakkingsfolie als verkoop-, verzamel- of als transportverpakking. Meestal is het een niet verontreinigde afvalstof die zich in principe leent tot een selectieve inzameling. De praktijk wijst uit dat de doelgroep de verpakkingsfolie zowel bij de gemeentelijke als privŽ-inzameling niet selectief aanbiedt. De zeldzame selectieve inzameling beperkt zich in het algemeen tot bedrijfstakken waar veel zuivere, dikwandige Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
62
folies van dezelfde kunststof vrijkomen. Slechts 77 gemeenten zamelen kunststofverpakkingsfolies van KMOÕs in op het containerpark. Alles heeft te maken met de strenge technische en economische eisen waaraan moet worden voldaan om te kunnen recycleren. In het kader van de terugnameplicht voor verpakkingen is een minimale recyclagevoet van 15% per materiaalsoort van toepassing. Gezien de moeilijke recyclage van kunststof wordt verwacht dat de recyclagevoet voor deze fractie niet veel hoger zal liggen. Bovendien zijn de doelstellingen uitgedrukt in gewichtspercentages, zodat folies ten opzichte van de andere kunststofverpakkingen laag zullen staan op de prioriteitenlijst van de verpakkingsverantwoordelijken. Afhankelijk van hun volume gaat het over verpakkingen van bedrijfsmatige of huishoudelijke oorsprong of gelijkgesteld. FOST Plus, die is erkend voor de laatstgenoemde, zamelt geen folies in. Voor die van bedrijfsmatige oorsprong wordt verwacht dat de doelstellingen niet zullen kunnen worden gehaald voor kunststof zonder extra selectieve inzameling van folies. De verpakkingsverantwoordelijken zullen zich richten tot bepaalde sectoren met de Ògrotere hoeveelheden van de betere kwaliteitÓ. De andere folies kunnen beter energetisch worden gevaloriseerd, tezamen met het restafval. VAL-I-PAC is erkend door de Interregionale Verpakkingscommissie voor de terugnameplicht van verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong. VAL-I-PAC betaalt aan de ontpakker 2000 BEF per ton indien het plastiek verpakkingsafval in homogene stromen wordt aangeleverd. Daarnaast geeft zij interventie in de huurkost van de selectieve containers, met als doel de selectieve inzameling bij KKMOÕs en KMOÕs te stimuleren. Conclusies en knelpunten De huidige selectieve inzameling van kunststoffolies gebeurt eerder uitzonderlijk. De invoering van de producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen zal hierin verbetering brengen. De doelstellingen die zijn te behalen binnen dit juridisch kader, maken het echter mogelijk moeilijk te recycleren verpakkingen minder te recycleren dan andere.
4.3.9
Vaten Vaten komen voor in allerlei vormen, groottes en materialen. De meeste vaten van bedrijfsmatige oorsprong worden al hergebruikt, eventueel na herconditionering. Door de invoering van de producentenverantwoordelijkheid zal het hergebruik en de recyclage van deze fractie worden gemaximaliseerd. Met het oog op de doelstellingen voor recyclage voor kunststof zijn vaten uiterst geschikt: homogene, zuivere, relatief zware fractie die geconcentreerd vrijkomt. Bijzondere aandacht verdienen deze vaten tevens omwille van de gevaareigenschappen die zij kunnen vertonen. Voor de problematiek van de verpakkingen die als gevaarlijk afval dienen te worden beschouwd, zie infra. Conclusies en knelpunten Voor zover het hergebruik en de nuttige toepassing van vaten nog problemen zouden opleveren, zullen zij prioritaire aandacht krijgen bij de invoering van de producentenverantwoordelijkheid. Daarbij is ook aandacht nodig voor de bepalingen rond gevaarlijk afval.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
63
4.3.10
Gevaarlijke verpakkingen In deel 2.8 is ingegaan op de vraag wanneer verpakkingen van gevaarlijke stoffen moeten worden gezien als gevaarlijk afval. In dat geval gelden bijzondere voorwaarden voor inzameling en verwerking. In de praktijk hebben al een aantal sectoren specifieke inzamelrondes opgezet voor onder meer gevaarlijke verpakkingen : fytofarmaceutica, garages, schildersbedrijven,É.(zie 4.8.2). Het betreft slechts een beperkt aantal initiatieven die elk ook niet hun volledige sector dekken. Daarnaast komen dezelfde verpakkingen eveneens vrij als nietsectorgebonden afvalstoffen.
4.4
Papier en karton Papier- en kartonafval dient wat regelgeving betreft te worden onderverdeeld in drie subcategorie‘n: − − −
het verpakkingsafval, dat geregeld wordt door het Interregionaal Verpakkingsakkoord het papierafval waarvoor een aanvaardingsplicht geldt, en dat gelijk wordt gesteld met huishoudelijk afval het overige papierafval, zoals kantoorafval, productieresten en dergelijke dat als bedrijfsafval moet worden gecatalogeerd
De drie categorie‘n komen zowel bij huishoudens als bij bedrijven vrij. Er wordt bij de inzameling, ondanks de verschillende verantwoordelijkheden, geen onderscheid gemaakt tussen de drie categorie‘n. De gemeente of privŽ-inzamelaar neemt de volledige materiaalstroom mee. De enqu•te in Dilbeek geeft een indicatie van de huidige verdeling tussen de gemeentelijke en privŽ-inzamelcircuits. Als de huisvuilzak duur is (45 BEF/stuk), wordt 55 % van het papier- en kartonafval meegegeven met de selectieve huisaan-huis inzameling van de gemeente, 17% gaat naar het containerpark, 3% wordt in de dure huisvuilzak gestopt, 8 tot 9% wordt selectief met een privŽ ophaler meegegeven en 13% wordt via het restafval met een privŽ-ophaler opgehaald. Toen huisvuilzakken gratis waren, gaven gemiddeld 22% van de KMOÕs hun papier en karton met de huisvuilzak mee.
4.4.1
Gemeentelijke inzameling Alle gemeenten zamelen in 1998 selectief papier en karton in. Niet alle gemeenten hebben echter al een minimaal maandelijkse huis-aan-huis inzameling. Op alle containerparken wordt papier en karton selectief ingezameld. In 270 gemeenten mag aangesloten worden op de huis-aan-huis inzameling voor de inwoners of wordt toegang verleend tot het containerpark. Vier gemeenten 3 vragen hierbij een tarief, 68 gemeenten stellen een hoeveelheidsbeperking (m per inzameling) in. Slechts in 42 gevallen organiseren de gemeenten voor deze belangrijkste stroom afval een specifieke inzameling voor bedrijven, steeds tegen betaling en meestal zonder hoeveelheidsbeperkingen. In 174 gemeenten kunnen KMOÕs terecht op het containerpark met papier en karton. 53 gemeenten hanteren hierbij een tarief en 45 stellen een hoeveelheidsbeperking in. 30 gemeenten zamelen papier en karton van KMOÕs op een centraal inzamelpunt (meestal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
64
containerpark) in, echter volledig gescheiden van de huishoudelijke afvalstoffen. In de helft van de gevallen dient hiervoor een tarief betaald te worden. Er zijn hierbij geen hoeveelheidsbeperkingen. Tabel 9 : Inzameling van papier en karton van KMOÕs door de gemeenten Papier en karton
Totaal
Haalmethode
Brengmethode
gezamenlijk
Niet gezamenlijk
gezamenlijk
niet gezamenlijk
Aantal gemeenten
308
270
42
174
30
Beperking aanvoer
Aantal gemeenten
26,3%
90,5%
25,9%
100%
Geen
1m
78,6%
28,7%
46,7%
70,0%
36,7%
Beperking Gemiddeld tarief
Aantal gemeenten
Tarief
1,5%
200 BEF/ m
3
100-500 BEF/maand
1115-1358 BEF/100 l
3
366-411 BEF/ m Gratis
Geen
3
Gratis 1380 BEF/ m
3
In de andere gemeenten dienen de KMOÕs een beroep te doen op een privŽophaler. Vooral bedrijven met een beperkte hoeveelheid papier en karton doen geen moeite om deze gescheiden mee te geven met een privŽ-ophaler. Ook dan nog kan het papierafval in het gemeentelijk circuit terechtkomen, hetzij in de restfractie, hetzij als selectieve fractie indien het aangeboden wordt onder het mom van particulier afval. Sorteeranalyses in combinatie met enqu•tes hebben aangetoond dat een selectieve huis-aan-huis inzameling een voldoende hoge ophaalfrequentie vereist; anders belandt een groot deel van het papier- en kartonafval van KMOÕs bij het restafval.
4.4.2
PrivŽ-inzameling Bij een voldoende groot aanbod bieden privŽ-inzamelaars selectieve inzameling aan tegen voorwaarden die concurrerend zijn met integrale inzameling. Een deel van de markt wordt bediend door bedrijven die zich speciaal richten op de inzameling van en handel in oud papier en karton. Binnen dit marktsegment neemt archiefvernietiging een belangrijke plaats in. Conclusies en knelpunten Gezien de omvang van de materiaalstroom moet ernaar gestreefd worden dat alle bedrijven hun papier en karton gescheiden houden en meegeven met een selectieve inzameling. Ondanks de onderverdeling in de subcategorie‘n verpakkingen, drukwerk en ander papier- en kartonafval, met hun afzonderlijke wetgeving en verantwoordelijken, is het wat betreft de selectieve inzameling aangewezen de materiaalstroom als geheel te behouden. Kleine hoeveelheden lijken aangewezen op een gemeentelijke selectieve inzameling. Voor regelmatig vrijkomende grote hoeveelheden kan best een beroep gedaan worden op een particuliere inzamelaar. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
65
4.5
Duurzame gebruiksgoederen Duurzame gebruiksgoederen zijn in hoofdzaak wit- en bruingoed, autowrakken en rubberbanden. Voor deze drie bijzondere afvalstoffen legt VLAREA een aanvaardingsplicht op. De autowrakken en in mindere mate ook rubberbanden kunnen beschouwd worden als afvalstoffen die enkel voorkomen in de betreffende sectoren, en zullen bijgevolg niet in detail worden besproken. De aandacht gaat vooral naar wit- en bruingoed.
4.5.1
Gemeentelijke inzameling Als gevolg van de bepalingen in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001, en de totstandkoming van verwerkingscapaciteit met het oog op de ingang van de aanvaardingsplicht, is de selectieve inzameling van deze afvalfractie in 1998 stilaan op gang gekomen. Begin 1998 zamelden respectievelijk 27 en 39 gemeenten wit- en bruingoed gescheiden in, meestal via het containerpark. De andere gemeenten die witgoed inzamelen doen dit bij de fractie metalen, zowel op het containerpark als huis-aan-huis. Over het algemeen kunnen KMOÕs met hun wit- en bruingoed niet terecht bij de gemeentelijke inzameling. Ook de kringloopcentra zamelen geen wit- en bruingoed in van bedrijven (32). De selectieve inzameling van wit- en bruingoed zowel van huishoudens als van bedrijven zal herbekeken worden in het kader van de invulling van de aanvaardingsplicht die zal ingaan op 1 juli 1999. Op dat moment zullen de producenten een oplossing moeten bieden voor het belangrijkste knelpunt: de verwerkingskost is relatief hoog. Op dit ogenblik is er verwerkingscapaciteit in Europa aanwezig met een marktconforme verwerkingsprijs. Verschillende bedrijven zijn reeds vergund en ontmantelen volgens de VLAREA-bepalingen. Rubberbanden worden door 184 gemeenten ingezameld op het containerpark (peildatum: eind 1997). Meestal betreft het enkel rubberbanden van personenwagens. Vaak dient hiervoor een retributie betaald te worden. Vrachtwagen- of tractorbanden zamelen de gemeenten zelden in.
4.5.2
Kringloopcentra Het herbruikbare wit- en bruingoed wordt door 38 kringloopcentra selectief ingezameld in ongeveer 230 gemeenten (Cijfers 1997; inmiddels zijn er meer centra en is een grotere dekking gerealiseerd). Tot nu toe richten deze centra zich op het wit- en bruingoed van huishoudens.
4.5.3
PrivŽ-inzameling PrivŽ-inzameling van wit- en bruingoed bij KMOÕs beperkt zich tot de distributie- en verkooppunten van nieuwe elektrische toestellen. Als klantenservice wordt bij installatie van een nieuw toestel vaak het oude meegenomen. Ook de privŽ-inzameling voor rubberbanden beperkt zich tot inzameling bij de professionelen. De aanvaardingsplicht rubberbanden die op 1 juli 1999 van kracht wordt zal omtrent de verdeling tussen de twee circuits meer duidelijkheid moeten brengen. Door invoering van de aanvaardingsplicht dragen de producenten de verwerkingskosten. Daarmee wordt een belangrijke drempel voor selectieve afvoer weggenomen. Onduidelijk is nog op welke wijze de bedrijven de betreffende Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
66
afvalstoffen kunnen aanbieden en welke rol de kringloopcentra en gemeentelijke voorzieningen hierin spelen, rekening houdend met de inzamelkosten die daarmee gemoeid zijn. Conclusies en knelpunten Steeds meer gemeenten zamelen wit- en bruingoed selectief in. Met de ingang van de aanvaardingsplicht zal bijkomende verwerkingscapaciteit gerealiseerd worden en zullen de verwerkingskosten gedragen worden door de producent. PrivŽ-inzameling van duurzame gebruiksgoederen beperkt zich tot de verkooppunten van dergelijke goederen. De verdeling tussen de gemeentelijke en privŽ- inzameling zal gebeuren in het kader van de aanvaardingsplicht. In functie van het hergebruik kunnen kringloopcentra ook ten opzichte van KMOÕs een taak krijgen.
4.6
Organisch-biologisch afval Voor wat betreft organisch-biologisch afval verwijzen we integraal naar het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval.
4.7
Bouw- en Sloopafval Bouw- en Sloopafval is een verzamelcategorie van afvalstoffen. Het bevat alle afvalstoffen die vrijkomen bij bouwen, renoveren en slopen. Het bestaat voor ruim 90 % uit beton-, metselwerk- en asfaltpuin, wat ook wel de steenachtige fractie wordt genoemd. Daarnaast bevat het nog een zeer diverse restfractie, waaronder hout, kunststoffen, metaal, bitumineus materiaal, etc. bouw- en sloopafval behoort tot de grotere afvalstromen. Jaarlijks komt er in Vlaanderen immers zoÕn 5 miljoen ton vrij (Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval). Welk aandeel hiervan afkomstig is van de doelgroep is onbekend. In tegenstelling tot bouw- en sloopafval, kan voor de andere fracties die met een regelmatige frequentie vrijkomen een selectieve inzamelronde worden georganiseerd. Voor bouw- en sloopafval wordt ofwel eenmalig een grote container geplaatst, ofwel wordt het naar een containerpark gebracht.
4.7.1
Gemeentelijke inzameling 273 gemeenten zamelen begin 1998 bouw- en sloopafval selectief in. Dit gebeurt bijna uitsluitend op het containerpark. 143 gemeenten laten bouw- en sloopafval toe op hun containerpark, waarvan 45 gemeenten een hoeveelheidsbeperking (gemiddeld 2,2 m3) instellen en 59 gemeenten een tarief hanteren per hoeveelheid. Steeds meer gemeenten voeren beperkingen van hoeveelheden in. De meest gehanteerde grens bedraagt 1 tot 2 m3 per aanvoerbeurt. KMOÕs die een kleine verbouwing uitvoeren aan hun bedrijfsruimte, vinden op deze manier voor hun beperkte hoeveelheid bouw- en sloopafval een uitweg.
4.7.2
PrivŽ-inzameling Voor de privŽ-inzameling van bouw- en sloopafval worden grote containers 3 geplaatst van minimum 1 m .
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
67
Conclusies en knelpunten Op containerparken wordt de toestroom van bouw- en sloopafval steeds groter. Er dient uniformiteit te komen over wie toegang krijgt, met welke hoeveelheden en onder welke voorwaarden (scheiding, financiering en dergelijke).
4.8
Gevaarlijke afvalstoffen Gezien hun gevaareigenschappen verdienen gevaarlijke afvalstoffen prioritaire aandacht binnen dit uitvoeringsplan. KMOÕs krijgen al dan niet regelmatig te maken met gevaarlijke afvalstoffen. Gevaarlijke afvalstoffen kunnen gebonden zijn aan de bedrijvigheid. In dat geval vari‘ren de geproduceerde hoeveelheden in zekere verhouding tot de bedrijvigheid. De gevaarlijke afvalstoffen komen op regelmatige tijdstippen in min of meer voorspelbare hoeveelheden vrij. Daartegenover staan de niet-bedrijvigheidsgebonden gevaarlijke afvalstoffen die in de rand van de eigenlijke taak van het bedrijf ontstaan. Het gaat over de TL-lamp uit de winkelruimte, de verfrest van het schilderen van een deur en dergelijke. In het beste geval wordt het gevaarlijk afval gescheiden van de andere fracties ingezameld. Op basis van een enqu•te in de gemeente Dilbeek, waar een intensieve sensibiliseringscampagne gevoerd wordt voor afvalvoorkoming en selectieve inzameling, bleek nog een derde van het gevaarlijk afval te worden meegegeven met de niet-selectieve fractie. Het overgrote deel werd meegegeven met de chemobiel, een beperkt deel met een privŽ- inzamelaar van gevaarlijk afval.
4.8.1
Gemeentelijke inzameling Gemeenten stoten gevaarlijke afvalstoffen van bedrijven systematisch af. Vooreerst laat de huidige KGA-regelgeving de lokale overheid niet meer toe om gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen daarbij op te nemen. Daarbij komt nog de hoge verwerkingskost van gevaarlijke afvalstoffen. Tabel 10 illustreert in hoeverre de gemeenten begin 1998 gevaarlijk afval van KMOÕs vergelijkbaar aan KGA inzamelen. 103 gemeenten laten alle bedrijfsafvalstoffen vergelijkbaar met KGA toe op het containerpark. 128 laten accuÕs toe, 146 motorolie en 113 TL-lampen. Tarifering gebeurt slechts door ŽŽn gemeente voor alle KGA-fracties, door respectievelijk 19, 27 en 30 gemeenten voor accuÕs, motorolie en TL-lampen. Er worden nauwelijks hoeveelheidsbeperkingen ingesteld bij de aanvoer. Ook hier geldt het principe van de aanvoer van huishoudelijke hoeveelheden van met KGA vergelijkbaar bedrijfsafval van KMOÕs. Slechts 18 gemeenten laten tegen betaling en volledig gescheiden van KGA TL-lampen, accuÕs en motorolie van KMOÕs toe op hun containerpark, waarbij meestal geen tarief wordt gevraagd. Tabel 10 : Inzameling van gevaarlijk afval van KMOÕs vergelijkbaar aan KGA door de gemeenten
Gevaarlijk afval
Aantal gemeenten
Totaal
306
Haalmethode
Brengmethode
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
Gezamenlijk
Niet gezamenlijk
80
0
103
18
Dat vooral de kostprijs reden is om een product niet toe te laten, bevestigt de situatie met frituurvet en -olie. Frituuruitbaters werden tot v——r de dioxinecrisis veelvuldig toegelaten tot het containerpark wegens de positieve waarde van deze afvalstoffen. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
68
4.8.2
PrivŽ-inzameling De privŽ-inzameling is in eerste instantie gericht op de sectorgebonden gevaarlijke afvalstoffen. Dit zijn gevaarlijke afvalstoffen waarvoor de organisatie het makkelijkst verloopt, door de hoeveelheid en frequentie van aanbod. De inzameling wordt vaak ingezet op niveau het van de federatie en is meestal wettelijke bepaald. De respons varieert van sector tot sector. In onderstaande tabel is een aanzet gegeven tot een overzicht van bestaande sectorale initiatieven. Tabel 11 : Overzicht sector-gebonden inzamelinitiatieven voor gevaarlijke afvalstoffen
Sector
Afvalstof
Garage
Inzamelwijze
Aanleiding
Financi‘le tussenkomst
vlarea
oliefilters, remschoenen, oliehoudend afval,
merk-gebonden georganiseerd, niet algemeen
Schildersbedrijven
verfpotten, solventen, ...
sectoraal, niet algemeen
Land- en tuinbouwbedrijven
fytofarmaceutische producten
sector-georganiseerd
vervallen geneesmiddelen
sector-georganiseerd
-sector Ðgevolg van MBO
risicohoudend medisch afval
individueel te organiseren
-individueel -gevolg van VLAREA
amalgaam
sector-georganiseerd
toners, afgewerkte fotobaden, solventen, inkten, É batterijen
sector-georganiseerd, niet algemeen
Apothekers
Medische sectoren
Tandartsen
Grafische sector (Febelgra) Alle sectoren
specifieke inzamelpunten
Milieutakswetgeving
Vlarem wijziging dd BS 11/03 & 31/3/99
aanvaardingsplicht
producenten
De FEBEM schat dat zij circa 8.000 recipi‘nten voor gevaarlijk afval heeft uitstaan vari‘rend van rolcontainers en vaten voor grotere hoeveelheden tot milieuboxen voor kleinere hoeveelheden. In totaal schat FEBEM daarmee 8.800 ton gevaarlijk afval in te zamelen (1998) bij de KKMOÕs en ZOÕs beperkt tot tien werknemers. Deze inzameling gebeurt op maat: de sectorgebonden afvalstoffen worden doorgaans met een vaste frequentie ingezameld, de niet sectorgebonden afvalstoffen op afroep. De sectoren die puur uit milieuoverwegingen handelen zijn zeldzaam. Een wettelijke verplichting zorgt ervoor dat iedereen onderworpen is aan dezelfde kostenopdrijvende eisen, zodat bij een effectieve handhaving geen concurrentieel nadeel ontstaat. Enkele sectoren hebben zich georganiseerd voor de inzameling van verpakkingsafvalstoffen onder impuls van de milieutakswetgeving: de producenten en invoerders van bestrijdingsmiddelen (Fytofar), inkten, lijmen, oplosmiddelen en dergelijke. Naast de bedrijfssectorgebonden inzamelingen is er de inzameling van de gevaarlijke afvalstoffen die in de rand van de bedrijfsactiviteit ontstaan. Inzameling Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
69
op georganiseerde wijze beperkt zich tot enkele afvalcategorie‘n. De invoerders en producenten van batterijen, die zich als gevolg van de aanvaardingsplicht hebben georganiseerd onder de naam BEBAT, stellen een ruim net ter beschikking van inzamelmogelijkheden voor afgedankte batterijen, dat tevens open staat voor KMOÕs. Verpakkingen en restanten van oude en vervallen (dier)geneesmiddelen voor professioneel gebruik worden niet toegelaten tot het bestaande inzamelsysteem dat in Vlaanderen opgezet is voor oude en vervallen geneesmiddelen van huishoudens (33). Voor deze kleine hoeveelheden, meestal beperkt tot verpakkingsafval, vindt de KMO vaak geen andere oplossing dan de huisvuilzak of de glasbol, wat gevaar op kan leveren voor de glasophalers, -sorteerders en verwerkers. Selectieve inzameling van niet-procesgebonden gevaarlijke afvalstoffen is verder beperkt tot uitzonderlijke voorvallen. Gezien de kostprijs van inzameling en verwerking zal de KKMO en ZO geneigd zijn om tegen de wettelijke bepalingen in en zolang de handhaving niet sluitend is, zich van zijn gevaarlijk afval te ontdoen samen met het restafval, via het gemeentelijk circuit voor KGA of via een andere vorm van ontwijkgedrag. Conclusies en knelpunten Nog meer dan andere afvalfracties verdient het gevaarlijke afval van KMOÕs de aandacht voor gescheiden inzameling. Zeker voor deze fractie dient het de KKMO of ZO zeer gemakkelijk te worden gemaakt om toe te treden tot een selectieve inzameling, waarbij wel de re‘le kostprijs wordt doorgerekend. Voor de bedrijfsactiviteit-gebonden gevaarlijke afvalstoffen moet nog een groot aantal sectoren zich organiseren. Deze afvalstoffen verdienen een op het lijf van de sector geschreven inzameling. Te weinig neemt de sector op vrijwillige basis initiatief. Voor de in de rand van de activiteit vrijkomende gevaarlijke afvalstoffen volstaat een zelfde aanpak voor de verschillende sectoren. De problematiek is vergelijkbaar met die van KGA van de huishoudens. Wanneer er geen wettelijke plicht is, genieten de niet-ge‘ngageerden een concurrentieel voordeel omdat zij een zekere kost niet moeten dragen. De betrokken sectoren dienen nog verder te worden geresponsabiliseerd. Mogelijks hebben bepaalde sectoren behoefte aan wettelijke maatregelen, steeds gecombineerd met voldoende toezicht.
4.9
Specifieke afvalstoffen In de regel richt de inzameling van gemeenten en intercommunales voor bedrijfsafval van KMOÕs zich uitsluitend tot de afvalstoffen die ook bij de huishoudens vrijkomen. Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat enkele gemeenten een selectieve inzameling organiseren voor bedrijfsafvalstoffen die slechts uitzonderlijk bij huishoudens vrijkomen en waarvoor daar geen selectieve inzameling zou worden ingesteld. Het betreft afvalstoffen die specifiek vrijkomen in sectoren waarvan zich een sterke concentratie voordoet in een gemeente, en waar het risico groot is dat de houders zich op niet-milieuhygi‘nische wijze van het afval ontdoen. Enkele gemeenten waar zich veel tuinbouwbedrijven bevinden, zamelen roetafval van de verwarmingsinstallaties van de serres selectief in om het af te Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
70
voeren naar een verwerkingsbedrijf in Geel. Dergelijke afvalstoffen worden veelvuldig gebruikt als wegverharding. Iets meer voorkomend is de gemeentelijke inzameling van landbouwfolies in regioÕs met veel rundveehouders. In deze sector zou zonder de selectieve inzameling de neiging bestaan de folies te begraven of te verbranden. Inzameling van specifieke of niet-vergelijkbare afvalstoffen wordt in de regel op maat van de KMO georganiseerd door de privŽ-inzamelaar.
4.10
Restfracties Het uitvoeringsplan richt zich tot de selectieve inzameling. Wat resteert na de doorgevoerde scheiding van recycleerbare fracties is een gemengde fractie van restmaterialen. Het doel van dit plan bestaat erin deze fractie zo klein mogelijk te maken, maar ze dient hoe dan ook te worden ingezameld. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de gewone restfractie die met rolcontainers of zakken worden ingezameld (Ògemengde fractieÓ), en de grotere niet-selectieve fracties, zoals die ook bij de huishoudens worden bedoeld met de term ÒgrofvuilÓ.
4.10.1
Gemengde fractie In Dilbeek blijven na de invoering van de dure huisvuilzak nog steeds bedrijven gebruik maken van de huisvuilinzameling. 38% van de ge‘nqu•teerde bedrijven neemt nooit deel aan de huisvuilinzameling. In de horeca en de voedingssector bedraagt dit bijna 50%. De vrije beroepen daarentegen maken bijna alle gebruik van de gemeentelijke huisvuilinzameling. 1. Gemeentelijke inzameling Alle gemeenten verzorgen een inzameling van de restfractie. In tabel 12 staat vermeld in hoeverre de gemeenten de restfractie van KMOÕs inzamelen met het huisvuil. Op 33 gemeenten na laten alle gemeenten bedrijfsafvalstoffen toe in de huisvuilzak of -containers. Meestal vragen zij hiervoor een retributie en/of dient een forfaitaire belasting betaald te worden. Slechts 53 gemeenten stellen een beperking in op het aantal zakken of containers dat mag worden meegegeven per inzameling. 47 gemeenten organiseren een afzonderlijke inzameling voor restafval van KMOÕs, steeds tegen betaling en meestal zonder hoeveelheidsbeperkingen. Op een containerpark of een ander gemeentelijk of intercommunaal brengpunt van afvalstoffen zijn de bedrijven niet welkom met hun gemengd bedrijfsafval, tenzij in 40 hoofdzakelijk West-Vlaamse gemeenten waar dergelijk afval gescheiden van het huishoudelijk afval wordt ingezameld en getarifeerd.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
71
Tabel 12 : Inzameling van restafval van KMOÕs door de gemeenten Gemengd bedrijfsafval
Totaal
(met huisvuilinz.)
Haalmethode
gezamenlijk
Brengmethode
niet gezamenlijk
gezamenlijk
niet gezamenlijk
Aantal gemeenten
308
275
47
0
40
Beperking aanvoer
Aantal gemeenten
19,3%
11,9%
0
100%
Beperking
4-5 zakken/beurt
1 container/inzameling
0
Geen
Aantal gemeenten
96,4%
100%
0
100%
Tarief
24,1BEF/zak 60 l 1812 BEF/ cont. <240 l 4372 BEF/cont. 240750 8539 BEF/cont. >750 l.
53,6 BEF/zak 4752 BEF/240 l. 11703 BEF/250-750 l26432 BEF/750 l.
0
867-1200 3 BEF/ m
Gemiddeld tarief
2. PrivŽ-inzameling De privŽ-inzameling van restafval gebeurt met rolcontainers, doorgaans met een inhoud van 120 liter en meer. Afhankelijk van de samenstelling van het restafval kan het na integrale inzameling handmatig of mechanisch gescheiden worden in bepaalde deelstromen binnen een economische context. Het restafval van de KMOÕs leent zich hier waarschijnlijk minder voor omdat het (vergelijkbaar met huishoudelijk afval) een groot aantal verschillende componenten bevat die zich moeilijk achteraf met een voldoende kwaliteit laten scheiden.
4.10.2
Grofvuil-achtigen Onder deze hoofding vallen de afvalstoffen die wegens hun volume niet in een huisvuilzak of een rolcontainer kunnen worden opgehaald. In hoofdzaak gaat het om bouw- en sloopafval, duurzame gebruiksgoederen, groenafval en meubilair. Voor de selectieve inzameling van deze afvalstoffen wordt verwezen naar de respectieve delen en het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval. De nietselectieve inzameling, i.e. de inzameling van het gemengd grofvuil, wordt hierna besproken. 1. Gemeentelijke inzameling Tabel 13 geeft de gemeentelijke inzamelsystemen voor grofvuil. In 216 gemeenten kunnen KMOÕs grofvuil meegeven met de gemeentelijke huis-aan-huis inzameling. 90 daarvan stellen een tarifering in, slechts 65 gemeenten hebben een hoeveelheidsbeperking per ophaalbeurt. 124 gemeenten laten grofvuil van KMOÕs toe op hun containerpark, 71 gemeenten hanteren een tarief en slechts 29 gemeenten beperken de aangevoerde hoeveelheid. Slechts vijf gemeenten zamelen tegen betaling grofvuil van KMOÕs gescheiden van de huis-aan-huis inzameling van huishoudelijke afvalstoffen in, waarbij geen hoeveelheidsbeperking wordt gesteld. 37 gemeenten laten KMOÕs afzonderlijk van het huishoudelijk afvalcircuit grofvuil op het containerpark of op een ander door hen uitgebaat brengpunt aanvoeren, waarbij deze meestal een tarief moeten betalen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
72
Tabel 13 : Inzameling van grofvuil van KMOÕs door de gemeenten Grof bedrijfsafval
Totaal
Haalmethode
(met grofvuilinz.)
gezamenlijk
Brengmethode
niet gezamenlijk
gezamenlijk
niet gezamenlijk
Aantal gemeenten
308
216
0
124
37
Beperking aanvoer
Aantal gemeenten Beperking
27,3%
0
23,4%
100%
3
0
2,7 m
3
geen
41,7%
0
57,3%
100%
3
0
Gemiddeld tarief
Aantal gemeenten Tarief
1,4 m
387 BEF/m 10-100
463-565 BEF/ m
3
668-1135 BEF/ m
2. PrivŽ-inzameling PrivŽ-inzameling van grofvuil vindt doorgaans op ad hoc basis plaats met 3 afzetcontainers van 5 m en meer. Deze fractie kan zich lenen voor achterafscheiding van bepaalde componenten zoals karton, hout, metalen en dergelijke.
4.11
Nascheiding Nuttige toepassing van afvalstoffen kan in principe ook bereikt worden door bepaalde fracties uit integraal ingezameld bedrijfsafval te scheiden. Onder nascheiding wordt eveneens begrepen het scheiden van verschillende materiaalstromen die zodanig ÒverpaktÓ zitten dat ze in ŽŽn keer kunnen worden opgehaald. Naar verwachting gebeurt dit momenteel op kleine schaal. De keuze van bron- of nascheiding wordt gebaseerd op de mogelijkheden voor nuttige toepassing. Dit vereist de nodige handhaving.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
73
3
5
Kosten en tarieven afvalinzameling en verwerking
Er is een duidelijk onderscheid tussen de kost van de inzameling en verwerking van afval en de prijs die daarvoor dient te worden betaald. De kost is de som van alle directe en indirecte deelkosten. De tarieven zijn de re‘le geldoverdrachten die plaatsvinden tussen de dienstverlener en degene die gebruik maakt van de dienst. De re‘le kostprijs voor inzameling en verwerking voor de privŽ en de publieke inzameling, verschilt vooral in de mate dat de inzamelsystemen verschillen. Hieronder zal daarop verder worden ingegaan. Wat betreft de vergoeding heeft het verschil tussen beide actoren een andere reden. Bij de privŽ-onderneming dekt het tarief in de regel de kost, inclusief een winstmarge. Gemeenten en intercommunales zijn bij de inzameling en verwijdering van huishoudelijk afval wettelijk gebonden aan werken zonder winstoogmerk. Voor zover de KKMO en ZO van dezelfde voorzieningen gebruik maken zal dat voor hen ook gelden. Gemeenten en intercommunales kunnen bij hun niet wettelijke zorgtaken (zoals de inzameling en verwijdering van bedrijfsafval) wel winst nastreven. Beide hebben de mogelijkheid om een deel van de kosten door te rekenen op de algemene werkingskosten. In de praktijk blijkt echter dat dit vooral aan de orde is bij de publieke inzameling: −
−
bij de privŽ-inzameling gebeurt het dat een bedrijf om commerci‘le redenen een lager tarief toepast, om zich in een nieuw marktsegment te kunnen inwerken. In dat geval wordt de kost tijdelijk gedragen door de andere activiteiten en wordt na verloop van tijd de re‘le kost aangerekend. de onvolledige directe doorrekening van de totale kost is vooral aan de orde bij de gemeentelijke inzameling. De gemeenten beschouwen gescheiden afvalinzameling als een onderdeel van hun diensten aan de gemeenschap en financieren die voor een groot deel uit de algemene middelen.
In een eerste deel wordt ingegaan op de kost van publieke en privŽ-inzameling, in een tweede deel op de vergoedingen die daar tegenover staan. Daarna worden beide tegenover elkaar geplaatst. Waar deze delen enkel ingaan op de financierende aspecten, worden afsluitend de sturende aspecten meegegeven.
5.1
Kosten De publieke en de privŽ-inzameling worden afzonderlijk besproken. Bijzondere aandacht wordt verleend aan de toename van de verwijderingskost.
5.1.1
Algemeen Deze paragraaf gaat over de kosten van de gescheiden inzameling en verwerking. Onderstaande cijfers dienen niet als absolute waarheid te worden gelezen. Ze zijn een inschatting op basis van de beschikbare informatie en vormen dus een goede indicatie. Noch de privŽ noch de publieke inzamelaars geven kostprijsgegevens als ze al beschikbaar zijn - als publieke informatie vrij. De kosten voor de afvalinzameling verschillen voor selectieve fracties en de restfractie. Voor selectieve fracties bestaat de kost uit die voor de selectieve inzameling, vermeerderd met een kost voor overslag, transport en nascheiding, en verminderd met de (naar gelang de materiaalsoort vaak negatieve) prijs die wordt ontvangen voor de afzet bij de recuperant of verwerkingsinrichting. Bovendien dient bij een toename van de selectieve inzameling rekening te worden gehouden met een groter aandeel verontreinigingen. Bij de kost van de selectieve inzameling dient de verwijderingskost van deze verontreinigingen steeds meer te worden Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
74
ingecalculeerd. Voor de restfractie wordt de kost gerekend voor de inzameling en in voorkomende gevallen overslag en transport, vermeerderd met de stort- of verbrandingsprijs. Een verschil tussen de kosten bij gemeentelijke ten opzichte van privŽ-inzameling is een gevolg van het verschil in inzameling. Bij de gemeentelijke inzameling wordt ingezameld van huis tot huis en is de gemeente de enige aanbieder van deze dienst binnen het verzorgingsgebied. De privŽ-inzameling is geografisch meer verspreid omdat deze zich van klant tot klant richt en staat bovendien in concurrentie met andere inzamelaars. Bij de vergelijking dient daarmee rekening te worden gehouden.
5.1.2
De publieke inzameling De kostencijfers voor selectieve inzameling zijn gebaseerd op gegevens uit jaarverslagen van intercommunales, de studie van Coopers en Lybrand i.o.v. de OVAM (1998) (34), het jaarverslag 1998 van FOST Plus; de cijfers van de verwijderingskost zijn gebaseerd op de OVAM-publicatie ÒTarieven en capaciteiten voor storten en verbrandenÓ (35). Een overzicht van gemiddelde inzamel- en verwerkingskost per kg staat in tabel 15. Zowel de kosten voor de haalmethode en de huis-aan-huisinzameling als die voor de brengmethode worden voor de verschillende fracties vergeleken. Gezien de marktevolutie van de afzetprijzen van secundaire materialen en de spreiding van de kostprijsgegevens dienen deze als louter indicatief te worden beschouwd. Voor de containerparken staan enkel de variabele kosten vermeld. De vaste kosten voor de uitbating ervan vari‘ren sterk, vooral in functie van de afschrijvingslast en de hoogte en de wijze van boeking van de OVAM-subsidie. Het is de inzamelkost voor huishoudelijke fracties. De gezamenlijke inzameling bij KKMOÕs en ZOÕs wordt verondersteld dezelfde kost per kg te geven. Tabel 15 : Kosten voor de inzameling en verwerking van de voornaamste fracties uit het huishoudelijk afval, situatie 1997- 1998 (in BEF/kg) Haalmethode
Brengmethode
Huisvuil
5-7
-
Grofvuil
6-8
-
GFT
5-6
-
2,5 Ð4
2,5-4
Papier en karton Glas
1,5- 4
Verpakkingen (excl. glas, karton)
15-30
15-30
Bouw- en sloopafval
2-4
2
Groenafval
3-4
Gevaarlijk afval
5-100
Uit tabel 15 blijkt dat behalve voor verpakkingen de inzameling en verwerking van de selectieve fracties goedkoper is dan de inzameling en verwerking van de restfractie. Maar voor gescheiden inzameling is een optelsom van systemen nodig, Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
75
wat voor beperkte hoeveelheden duurder kan uitvallen dan integrale gemengde inzameling.
5.1.3
PrivŽ-inzameling De bedrijven maken hun kostprijsgegevens om commerci‘le redenen niet openbaar. De kostprijs kan wel benaderend berekend worden vanuit de tarieven. Die dekken immers de kostprijs, de winst en de vergoeding voor het ondernemersrisico. Ze komen mede in concurrentie tot stand. Tabel 16 : Simulatie tarieven wekelijkse afvalinzameling met 240 liter container
Papier en karton
Gemengd bedrijfsafval
Totaal
Totaal
Totaal
Jaartarief
100
26.160
90
23.664
10
2.656
26.320
10
2.032
25.696
10
3.020
26.684
75
19.920
25
4.840
24.760
25
3.280
23.200
25
5.750
25.670
50
13.680
50
8.480
22.160
50
5.360
19.040
50
10.300
23.980
25
7.440
75
12.120
19.560
75
7.440
18.880
75
14.850
22.290
10
3.696
90
14.304
18.000
90
8.688
12.384
90
17.580
21.276
100
15.760
15.760
100
9.520
9.520
100
19.400
19.400
jaartarief
%
jaartarief
26.160
GBA+ folie
Glas
%
%
GBA+ P/K
Plasticfolie
%
GBA+ Glas
jaartarief
26.160
26.160
(Bron: FEBEM) De totale kosten van selectieve inzameling kunnen beperkt worden door de inzamelsystemen aan te passen aan de specifieke situatie van de individuele KKMO of ZO. Tabel 16 geeft een benaderende kostbepaling voor privŽ-inzameling met een 240 liter container. Nog kleinere containervolumes zijn mogelijk, maar komen per ingezamelde kg afval duurder uit. Hieruit mag worden geconcludeerd zijn dat vanaf het moment dat uit de restfractie een recycleerbare fractie kan worden afgescheiden die ongeveer 12% van de oorspronkelijke hoeveelheid uitmaakt, selectieve inzameling goedkoper wordt dan integrale inzameling van de restfractie. Onder deze 12%-grens is de meerprijs voor selectieve inzameling beperkt tot 2 ˆ 3% . Bij grotere hoeveelheden afval valt die grens lager. De berekeningswijze gaat ervan uit dat de inzamelfrequentie aangepast kan worden aan de hoeveelheid afval per deelstroom die per tijdseenheid vrijkomt; voor bederfbare afvalstoffen zoals restafval met organische resten en organisch afval zal het niet wenselijk zijn deze langer dan een tot twee weken te laten staan; een frequenter lediging doet de kosten echter substantieel stijgen ten opzichte van de cijfers genoemd in de tabel.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
76
Bij een 1.100 liter container met wekelijkse lediging is een selectieve inzameling al lonend vanaf volgende percentages: − − − −
50% restfractie 25% papier en karton 15% folie 10% glas.
In veel gevallen zal de 1.100 liter container ingeruild worden voor verschillende minicontainers. De bederfbare afvalstoffen zullen dan frequent ingezameld worden, waarbij de kosten in de orde kunnen blijven die in de tabel is aangegeven. De kosten zouden kunnen dalen als er per verzorgingsgebied een beperkt aantal inzamelaars actief is; de rijafstanden tussen klanten worden dan immers kleiner.
5.1.4
Verwijderingskosten Speciale aandacht gaat naar de recente evolutie van de kost voor storten en verbranden. Eindverwijdering is het (milieuhygi‘nisch ongewenste) alternatief voor gescheiden inzameling en wordt als referentiekost beschouwd. Onderstaande grafiek geeft de stijging van de verwijderingskost weer van de laatste 10 jaar en geeft in dat opzicht een beeld van hoe de opportuniteit voor selectieve inzameling gunstig evolueert. 9000
8000
storttarief cat-2 7000
storttarief cat-1 verbr laagcal
6000
verbr hoogcal 5000
4000
3000
2000
1000
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
Grafiek 7 : Evolutie tarieven storten en verbranden in BEF/ton inclusief milieuheffingen
De kost, exploitatiekost plus milieuheffing, voor storten en verbranden is de laatste tien jaar gestegen van 1.000 BEF/ton of minder naar 4.000 BEF/ton of meer. Vooral bij de verbrandingsprijzen is de stijging te wijten aan de toename van de exploitatiekost. De hoge tarieven voor hoog-calorisch afval zijn een gevolg van de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
77
schaarse verbrandingscapaciteit in Vlaanderen. Bij het storten ligt de oorzaak veeleer bij de toename van de milieuheffingen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat veel afval gestort wordt onder de noemer recyclageresiduÕs wat voor gevolg heeft dat 2.000 BEF/ton minder milieuheffing moet worden betaald. Opvallend is de convergentie van de storttarieven op categorie 1 en 2 en de verbrandingstarieven voor laagcalorisch afval. Naar verwachting zullen deze laatste tarieven blijven toenemen in de nabije toekomst, maar niet meer in de mate van begin jaren negentig. Elke stijging van de verwijderingskost zal de opportuniteitsdrempel voor selectieve inzameling verlagen. De grafiek geeft slechts een evolutie van gemiddelde tarieven weer. Verschillen treden op volgens de soort afvalstoffen en de relatie van de afvalaanbieder tot de verwijderingsinrichting. Dit laatste doet zich in het bijzonder voor bij de verbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval, die gewoonlijk in handen zijn van intercommunales. In dergelijke inrichtingen zijn de tarieven voor afval afkomstig van gemeenten-leden van de intercommunale beduidend lager dan de tarieven die aan derden worden aangerekend. De leden van de intercommunale hebben immers kapitaal ingebracht voor de bouw van de oven en delen het ondernemersrisico, waardoor ze terecht kunnen genieten van een ander tarief. Dergelijke gemeenten dienen er zich wel bewust van te zijn dat het bedrijfsafval van KMOÕs dat tijdens de huisvuilrondes wordt meegenomen, eveneens meegenieten van een gunsttarief dat gebaseerd is op de inbreng van gemeenschapsgelden.
5.2
Vergoeding van de kosten
5.2.1
Algemeen (36) De hierboven vermelde kosten worden deels betaald door de genieter van de verstrekte diensten, deels uit andere financieringsbronnen. De vergoedingen zijn in het geval van een privŽ dienstverlening ÒtarievenÓ, in het geval van openbare dienstverlening Òretributies en belastingenÓ. Voor de tarieven voor privŽ-inzameling verwijzen we naar tabel 16 (supra). De tarieven voor de privŽ-inzameling zijn om commerci‘le redenen confidentieel, zodat een volledig inzicht ontbreekt. In de regel liggen ze in de buurt van de bovenvermelde kostprijzen. Door invoering van VLAREA met name door de stortverboden en de verenging van de definitie van huishoudelijk afval, begeven de privŽ-ophalers zich meer en meer op de markt van de selectieve inzameling. De prijzen vari‘ren naar gelang het volume dat wordt aangeboden, de frequentie van inzameling, de samenstelling, kortingen op het totaal servicepakket voor alle afval, de mate van concurrentie en dergelijke. De prijzen zijn nog in volle evolutie. Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat KMOÕs die gewoon zijn hun afval gratis te kunnen afleveren, weinig bereidheid vertonen zich te schikken naar nieuwe retributiereglementen. De vergoedingen voor de publieke inzameling worden hieronder uitvoerig besproken. Daarbij wordt een onderscheid gehanteerd tussen: − −
vergoedingen die in direct verband staan met de geleverde dienst. Vergoedingen die niet in direct verband staan met de geleverde dienst.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
78
5.2.2
Vergoedingen die in direct verband staan met de dienst Bij de gemeentelijke inzameling zijn er twee bronnen van inkomsten die direct gelinkt zijn met de dienstverleningÊ: de retributie de bijdragen van de producenten. De retributie De wijze van gemeentelijke (selectieve) inzameling bij KMOÕs en de daaraan verbonden retributies zijn ge•nventariseerd in de al genoemde studie. Specifieke aandacht is besteed aan het verschil tussen de retributie voor KMOÕs en die voor burgers. De tarifering wordt besproken voor de vier categorie‘n dienstverlening aan KMOÕs, zoals die zijn gebruikt in 4.1.2. Naast het aspect haal- of brengmethode speelt het eveneens een rol of de dienstverlening gezamenlijk of los van het huishoudelijk afval gebeurt. De eventuele algemene afval- of milieubelasting voor KMOÕs zijn niet ge•nventariseerd. De retributies moeten gezien worden in relatie tot de niet-financi‘le bepalingen rond de inzameling (zie hoofdstuk 4) In globo blijkt dat er zo goed als geen onderscheid wordt gemaakt tussen de retributies voor huishoudens of voor KMOÕs en dat er weinig hoeveelheids- of andere beperkingen (sector, gebied,É) worden ingesteld. Hoeveelheidsbeperkingen komen voor bij de dure fracties en bedrijfsspecifieke afvalstoffen. Ad 1 : Haalmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval Verschillen in tarifering tussen gezinnen en KMO's komen weinig voor. Tarieven komen het vaakst voor bij de restfractie (96%) en PMD (87%). Ongeveer een kwart van de gemeenten stelt een aantal gratis zakken voor restafval ter beschikking aan de gezinnen, terwijl KMO's betalen vanaf de eerste zak. Een dergelijke manier van ongelijke behandeling van KMOÕs en huishoudens is werkbaar. Een systeem met verschillende zakken met aangepaste tarieven is moeilijk controleerbaar. GFT opgehaald in containers kost gemiddeld 516 (0-1.560) en 817 (150-3.000) BEF/jaar voor respectievelijk een 40 liter en een 120 liter container. GFT-zakken vertonen een even grote variatie en kosten voor een grote zak gemiddeld 24 BEF. Groenafval wordt meestal gratis meegenomen. Papier en karton kan meestal kosteloos worden aangeboden. PMD wordt in de blauwe zak opgehaald, die meestal 5 BEF per zak kost. De restfractie wordt in 90% van de gemeenten opgehaald via zakken. Hierbij vari‘ren de prijzen sterk(zie grafiek 9). Voor een zak van 60 liter wordt gemiddeld 26 BEF betaald, met een minimum van 2 BEF en een maximum van 60 BEF. In 15% van de gemeenten wordt gewerkt met een container, waarbij dezelfde variatie opvalt. Voor een container tot 240 liter wordt gemiddeld 1.801 BEF/jaar, voor de klasse tussen 240 en 750 liter wordt 4.458 BEF/jaar betaald, gaande van 2.600 tot 7.800 BEF/jaar Voor de nog grotere containers wordt gemiddeld 16.422 BEF/jaar betaald. Grofvuil is in de helft van de gemeenten onderworpen aan een tarief per stuk, per ophaalbeurt of per m3. Ad 2 : Brengmethode, gezamenlijk met huishoudelijk afval In ongeveer de helft van de gevallen wordt een tarief gehanteerd bij grofvuil, bouw- en sloopafval en piepschuim. Verschillende methodes worden hierbij gebruiktÊ: − vast tarief per m3 Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
79
− − −
differentieel tarief per kg of m3. vast tarief per bezoek tarief per stuk.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
80
−
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
80
In de meerderheid (62%) van de gemeenten kan groenafval gratis gebracht 3 worden. De gemeenten die tariferen, werken meestal met een vast tarief per m . Hierbij bestaat evenwel een sterke variatie. Glas- en PMD-inzameling gebeurt net als voor de gezinnen bijna altijd kosteloos. Papier en karton wordt in 30% van de gemeenten getarifeerd, gemiddeld aan 365 BEF/ m3. De tarieven voor bouw- en sloopafval bedragen gemiddeld 500 BEF/ m3, vari‘rend van 50 tot 3.000 BEF/ m3. Grofvuil is duurder met een gemiddeld tarief van 900 BEF/ m3. Ad 3 : Haalmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval Gezien de aard van de methode wordt vrijwel altijd getarifeerd. Tussen de fracties enerzijds en de gemeenten anderzijds vallen opmerkelijke verschillen op. Voor papier en karton wordt voor containers gewerkt aan een gemiddeld tarief van 1.350 BEF per jaar per 100 liter, met een minimum van 900 BEF en een maximum van 4.200 BEF. Voor de restfractie bedraagt de gemiddelde kostprijs voor containers groter dan 750 liter ongeveer 26.500 BEF, met een minimum van 9.500 BEF en een maximum van 53.000 BEF. Inzameling specifiek gericht naar bedrijven komt voor de andere fracties minder voor. Ad 4 : Brengmethode, afzonderlijk van het huishoudelijk afval Het tariferen gebeurt op verschillende manieren: − − −
per fractie (57%) in functie van de calorische waarde (23%), waarbij fracties met een hoge calorische waarde aan een hoger tarief aanvaard worden dan fracties met een middelmatige of lage calorische waarde vast tarief per ton (19%)
Restafval, grofvuil en groenafval worden steeds getarifeerd. Glas, papier en karton en motorolie zijn de fracties die het meest zonder tarief kunnen worden gebracht. Tarieven verschillen sterk. Voor papier en karton varieert het tarief tussen 0 en 1.050 BEF m3 (gemiddeld 63 BEF/ m3). De tarieven voor de restfractie liggen tussen 400 en 3.300 BEF/ m3, voor brandbaar grofvuil tussen 400 en 1.200 BEF/ m3. Bijdragen van de producenten Door de invoering van de producentenverantwoordelijkheid krijgen gemeenten een volledige of gedeeltelijke vergoeding voor de inzameling van bepaalde materiaalstromen. De mate en de voorwaarden van de tussenkomst worden bepaald in de erkenning van het erkende organisme en in het overleg met de individuele gemeenten en de toezichthoudende overheid. De betaling gebeurt door de producent, die deze kost finaal doorrekent aan de consument.
5.2.3
Vergoedingen die niet direct in relatie staan tot de dienstverlening Bij de privŽ-nzameling wordt een vergoeding betaald die de volledige kost dekt en kan de KMO zelf kiezen of hij deze dienst wenst en bereid is overeenkomstige vergoeding te betalen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
81
Bij de publieke inzameling daarentegen dekt de aan de dienst gerelateerde retributie niet de volledige kost en wordt een deel betaald uit andere middelen. De
financi‘le consequentie die samenhangt met de keuze om al dan niet van de dienst gebruik te maken, is beperkt tot de retributie. Een specifieke afval- of milieubelasting voor KMOÕs Gemeenten die KMOÕs toelaten tot hun inzamelsystemen, kunnen de kost hiervan gedeeltelijk verhalen met een algemene afval- of milieubelasting, specifiek voor de KMOÕs die zich op hun grondgebied bevinden. Een overzicht van de bestaande toestand hierrond is gegeven in grafiek 8. Algemene middelen De kosten die de som van alle bovenstaande inkomsten nog overtreffen, worden door de gemeenten gedragen uit hun algemene middelen.
5.3
Conclusie De kostprijsbepaling is een moeilijk gegeven en sterk afhankelijk van de situatie of de inzamelmodaliteiten. Met de nodige randbemerkingen worden privŽ en publieke inzameling in tabel 17 naast elkaar geplaatst. Voor de omrekening van de jaartarieven naar tarieven per kg werd uitgegaan van het gemiddelde gewicht bij de inzameling van de inhoud van een 240 liter container voor de verschillende fracties. Tabel17 : Vergelijking kostprijs/tarieven privŽ en publieke inzameling en verwerking in BEF/kg(*)
Kostprijs huishoudelijk circuit
Tarief privŽ inzamelcircuit met 240 liter container
Restfractie
5ˆ7
13
Papier en karton
3ˆ4
12
Glas
2ˆ4
5
n.g.
37
Kunststoffolies
(*): de omrekening van tabel 16 naar tarief/kg is gebeurd op basis van FEBEMcijfers over de densiteiten van de ingezamelde stromen. Bij de vergelijking van een kost met een tarief moet rekening gehouden worden met winst en met een risicopremie. Bovendien werd al aangegeven dat de re‘le kost van de publieke inzameling vaak wordt onderschat, en dat de publieke inzameling kan genieten van een aantal voordelen (subsidies, vrijstelling van kosten verhogende voorzieningen, É). Tevens geldt dat de publieke inzameling van huis tot huis gebeurt en dat bedrijfsklanten in de route worden meegenomen. Hierdoor is de marginale kostprijs beperkt. Particuliere inzamelaars rijden van klant tot klant, wat qua logistiek duurder is. Doorgaans beconcurreren verschillende inzamelaars elkaar in een bepaald gebied waardoor de tussenliggende afstand tussen twee inzamelpunten nog toeneemt. De vergelijking tussen beide systemen gaat niet voor 100% op. De volumes per ophaalpunt in de privŽ-inzameling vereisen meer manipulaties dan de relatief kleine hoeveelheden in de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
82
gemeentelijke inzameling. Welke correctie in het voordeel van de private inzameling hiervoor moet worden aangebracht is niet uit te maken. De verschillen tussen beide cijfers zijn van die aard dat geconcludeerd mag worden dat voor de kleine hoeveelheden, de publieke huis-aan-huis inzameling effici‘nter kan werken dan de privŽ-inzameling van klant tot klant. Wat betreft de vergoeding van de vermelde re‘le kosten dient gewezen te worden op het feit dat bij veel gemeenten nog een aanzienlijk deel van de inzamelkost wordt gedragen uit de algemene middelen, waardoor de inzameling van het bedrijfsafval van KMOÕs ten laste komt van de gemeenschap. In dat geval ontstaat er nog een groter verschil in aangerekende kost voor de KMO. Door de toenemende kosten van afvalbeheer dringt een herziening van de gemeentelijke retributie- en belastingsystemen gericht op de KMOÕs zich steeds meer op.
5.4
Sturende consequenties van tarieven Uit een aantal studies die verbanden zoeken tussen tarifering en aanbod van afval, is gebleken dat de wijze van financiering zijn invloed heeft op het ÒafvalgedragÓ (37). De KKMO of ZO heeft immers een waaier van mogelijkheden om zich te ontdoen van zijn afval: preventief, al dan niet selectief, verschillende operatoren en dergelijke. Afval is de laatste tijd ge‘volueerd van een probleem van de overheid naar een verantwoordelijkheid van de producent zelf. De belangrijkste taak van de overheid ligt in het sturen naar een milieuvriendelijk afvalgedrag van de KMO. Ook de lokale overheden worden zich meer bewust van de sturende mogelijkheden van een gepaste tarifering. Ervaring leert dat het instrument tariefdifferentiatie met de nodige omzichtigheid dient te worden behandeld. Een verhoging van het tarief voor de restfractie heeft drie effecten: een afvalscheidingseffect, een voorkomingseffect en een ontwijkeffect. De KMO dient doorheen de verschillende doorrekeningmechanismen voor de kosten van inzameling en verwerking van zijn afval duidelijke prijs- en gedragssignalen te krijgen in de richting van preventie en selectieve inzameling. Het sturend effect van een wijziging in tarifering verhoogt naarmate er meer begeleidende maatregelen worden getroffen. Sensibilisering en handhaving zijn noodzakelijk om ontwijkgedrag in de hand te houden. De tarifering en begeleidende principes dienen opgesteld te worden vanuit een mix van overwegingen die in evenwicht dienen te worden gebracht: toerekening totale kost, vervuiler betaalt, ladder van Lansink, sociaal-economische correcties, voorkomen van kosten die voortvloeien uit ontwijkgedrag, etc. Conclusie Met tarieven kan een gewenst gedrag bevorderd worden. Gebruik hiervan moet weloverwogen en in samenhang met andere instrumenten plaatsvinden om effect te verkrijgen en ongewenste effecten te voorkomen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
83
6
Beleidsinstrumenten
Als instrumenten om de vooropgezette doelen van het afvalstoffenbeleid te bereiken worden ingezet: − − −
juridische instrumenten economische instrumenten communicatieve instrumenten.
Dit hoofdstuk bespreekt met welke instrumenten het doel van het uitvoeringsplan bereikt kan worden.
6.1
Juridische instrumenten In hoofdstuk 1.7 is een inventarisatie opgesteld van de huidige wet- en regelgeving. Een deel daarvan is inmiddels in werking, een ander deel zal op korte termijn van kracht worden. Twee andere juridische instrumenten staan nog ter beschikking: − −
6.1.1
het politiereglement het decreet inzake MBOÕs
Politiereglement Het Afvalstoffendecreet bepaalt onder meer dat elke gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er de zorg voor draagt dat huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen op regelmatige tijdstippen worden opgehaald of op andere wijze worden ingezameld. De Vlaamse regering bepaalt welke huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden opgehaald of op andere wijze moeten worden ingezameld met het oog op hun nuttige toepassing of verwijdering. De organisatie van de inzameling en verwerking kan elke gemeente vastleggen in het gemeentelijk politiereglement. Daarbij moet de gemeente wel rekening houden met de bepalingen uit het Afvalstoffendecreet. De OVAM heeft in samenspraak met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een model politieverordening betreffende het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen en het gebruik van het containerpark opgesteld. Dit model werd eind 1997 aan alle gemeenten bezorgd. Conclusies en knelpunten De gemeente legt in haar politiereglement de organisatie vast van de inzameling en de verwerking van de afvalstoffen waarvoor zij instaat. Wettelijk gezien dient zij enkel in te staan voor de huishoudelijke en gelijkgestelde afvalstoffen. Zij kan echter op vrije basis instaan voor inzameling en verwerking van bepaalde bedrijfsafvalstoffen. Naar analogie met het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 wordt ook voor de bedrijfsafvalstoffen gestreefd naar het meer uniform maken van de politieverordeningen, op basis van richtlijnen. De gemeentelijke autonomie blijft gelden..
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
84
6.1.2
Decreet inzake milieubeleidsovereenkomsten dd. 15.6.94 (38) Artikel 9 van het Afvalstoffendecreet bepaalt dat de Vlaamse regering MBOÕs kan sluiten om de doelstellingen van het afvalstoffenbeleid te realiseren. Het juridisch kader hiervoor vormt het decreet van 15 juni 1994. Overeenkomstig dit decreet is een MBO iedere overeenkomst tussen het Vlaamse gewest enerzijds en een of meer overkoepelende representatieve organisaties van ondernemingen anderzijds met het doel milieuverontreiniging te voorkomen, de gevolgen ervan te beperken of weg te nemen of een doelmatig milieubeheer te bevorderen. Een MBO kan de geldende wetgeving of reglementering niet vervangen, noch in minder strenge zin ervan afwijken. Het decreet van 15/06/98 schept duidelijkheid over de aard, de wijze van totstandkoming en de juridische gevolgen van deze overeenkomsten. Tot op datum van 1 juli 1999 werden vier MBOÕs afgesloten: -
MBO met de dagbladsector MBO reclamedrukwerk MBO voertuigwrakken MBO oude en vervallen geneesmiddelen
De procedure voor het afsluiten van een MBO afvalbanden is in een eindfase. Evaluatie en knelpunten Een MBO laat toe op vrijwillige basis initiatieven te nemen op het vlak van preventie, selectieve inzameling en verwerking van afvalstoffen. Een nadeel van MBOÕs is dat, zonder flankerende wetgeving niet iedereen erdoor gebonden is. Enkel de bij de federatie aangesloten ondernemingen die specifiek voor de ondertekening van de MBO volmacht aan de federatie verlenen zijn gebonden.
6.2
Economische instrumenten Vooreerst wordt verwezen naar deel 5, waar de kosten en de daar tegenoverstaande vergoedingen zijn besproken. In de mate dat deze vergoedingen, naast hun financierende, tevens een sturende rol krijgen, is er sprake van economische instrumenten. De volgende instrumenten zijn er reeds aan bod gekomen: − − −
Retributies Bijdragen in verband met de producentenverantwoordelijkheid Belastingen
Andere economische instrumenten zijn:
6.2.1
Milieuheffingen (39) (40) Door een heffing te leggen op storten en verbranden worden de alternatieven, met name preventie en nuttige toepassing, aangemoedigd. Bovendien komen de heffingen in het MINA-fonds terecht waarmee het Vlaamse milieubeleid wordt gefinancierd, wat onrechtstreeks nog eens ten goede komt aan de genoemde alternatieven. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
85
Het huidige heffingenstelsel dateert al van 20 december 1989, en de laatste beperkte aanpassingen zijn gebeurd voor de heffingen van 1996. Sindsdien zijn de wijzigingen beperkt tot indexatie (41). Ondertussen is de milieuwetgeving danig ge‘volueerd zodat vooral de sturende werking van het systeem veel aan effect heeft ingeboet en dat sommige heffingen zelfs totaal niet meer zijn aangepast aan de huidige reglementering. Bovendien bestaat het sterke vermoeden dat een deel van de heffingsplichtigen steeds beter de weg weet te vinden om te ontsnappen aan de heffingsplicht. Een aantal problemen en mogelijkheden tot aanpassing is al aangegeven in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen. Bij de selectieve inzameling bij de KMOÕs moet vooral aandacht worden besteed aan de problemen rond de heffingen op verbranden (zie 1.3.2.a) en de verminderde heffing voor recyclageresiduÕs. De verminderde heffing op het storten of verbranden van residuÕs afkomstig van sortering of recyclage geeft de actoren die afval selectief inzamelen, sorteren of recycleren een financieel voordeel dat oploopt tot 2.000 BEF/ton in 1999 ten opzichte van hen die gemengd afval storten. Het systeem is echter vatbaar voor misbruiken: − − −
het zet niet aan tot een goede scheiding aan de bron. Het is veel goedkoper scheidingsresiduÕs te storten dan rechtstreeks een gemengde restfractie. wanneer een uitbater van een sorteercentrum afval aanbiedt in een verwijderingsinrichting, is het op basis van de samenstelling amper te achterhalen of het sorteerresiduÕs betreft of een gemengde restfractie. in relatie tot de andere Gewesten doet zich hetzelfde probleem voor. Rechtstreeks storten van Vlaams afval is, tenzij expliciet toegestane afwijkingen, verboden. Recyclage- of sorteerresiduÕs van installaties in dat gewest die onder meer Vlaamse afvalstoffen verwerken, mogen daar wel worden gestort, en eveneens aan een gereduceerde heffing
Conclusies en knelpunten De milieuheffingen dienen, met behoud van hun financierende rol, beter te worden afgesteld op het beleid, en ten minste in lijn te worden gebracht met de andere instrumenten. Het systeem van verminderde heffing op sorteer- en recyclageresiduÕs moet controleerbaar worden, maar met behoud van een stimulans tot selectieve inzameling.
6.2.2
Subsidi‘ring De reglementering van de subsidi‘ring is geregeld door het Koninklijk Besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidi‘ring van bepaalde werken, leveringen en diensten, aangevuld met een aantal besluiten van de Vlaamse Regering (42). Van belang is dat alleen subsidi‘ring toegestaan wordt aan gemeentebesturen en intercommunales. Zij dragen bij tot het MiNa-fonds via onder meer de milieuheffingen op vaste afvalstoffen en zijn er ook de begunstigden van. De voorwaarden om te subsidi‘ren liggen mede vast in een ministeri‘le omzendbrief. De subsidi‘ring dient geherori‘nteerd te worden. Vroeger kregen verwijderingsinrichtingen financi‘le steun. Vandaag gaan de meeste middelen naar selectieve inzameling, maar volgens het MINA-plan 2 dienen de verspreide steunmaatregelen gecošrdineerd te gebeuren en in eerste instantie te worden gericht op preventie en procesge•ntegreerde investeringen. Ook het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
86
Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen voorziet in een evaluatie-onderzoek in functie van een herori‘ntering. Conclusies en knelpunten Subsidi‘ring is niet altijd in strijd met het principe van de vervuiler betaalt. Het kan aangezien worden als een middel van herverdeling of om tijdelijk de beginfase van risicovolle ondernemingen te ondersteunen. Hoewel het de gemeenten zou kunnen aanzetten tot selectieve inzameling van afvalstoffen van de KMOÕs, dient het geplande evaluatie-onderzoek te worden afgewacht om te bepalen in hoeverre subsidi‘ring nog kan voor selectieve inzameling.
6.2.3
Milieuconvenant (43) De Gemeentelijke Milieuconvenant is een vrijwillige overeenkomst tussen de gemeenten en het Vlaamse gewest, waarbij de eerstgenoemde partij zich ertoe verbindt een aantal maatregelen ui te voeren en de laatstgenoemde daarvoor een financi‘le tegemoetkoming verschaft. Het convenant niet ondertekenen betekent geenszins dat de gemeente het beleid niet dient te volgen. Het eerste Gemeentelijk Milieuconvenant liep van 1992 tot 1996 en ondersteunde hoofdzakelijk de selectieve inzameling van KGA en de droge of natte fractie, en de uitbouw van containerparken. 294 van de 308 gemeenten in het Vlaamse Gewest ondertekenden het Milieuconvenant en konden aanspraak maken op ongeveer 1,5 miljard. Het Gemeentelijk Milieuconvenant 1997-1999 is opgesplitst in een basisovereenkomst en acht vrij te kiezen opties. Voor afvalbeheer wordt meer nadruk gelegd op preventieve maatregelen. Conclusies en knelpunten Het Gemeentelijke Milieuconvenant is een instrument om de gemeenten aan te zetten het afvalbeleid in te vullen overeenkomstig de bepalingen uit de beleidsdocumenten. Indien er een derde convenant zou komen dient te worden overwogen op welke wijze de gemeenten kunnen worden aangezet diensten aan te bieden aan de doelgroep en in welke mate zij hiervoor dienen te worden vergoed. Er mag in dat geval geen concurrentieverstoring plaatsvinden ten opzichte van de privŽinzameling, en de kosten moeten op de bedrijven verhaald worden.
6.2.4
Milieutaksen - federaal (44) (45)(46) Milieutaksen heffen is een federale aangelegenheid die haar rechtsgrond vindt in de gewone wet ter vervollediging van de federale staatsstructuur van 16 juli 1993. Het is een taks die gelijkgesteld is met accijnzen en die geheven wordt op een in verbruik gebracht product dat wordt geacht schade te veroorzaken aan het milieu. Deze schade kan te maken hebben met milieuvervuiling maar ook met nietrationeel materiaal- en energieverbruik. De principes en de inning van de milieutaksen worden op federaal niveau vastgelegd omwille van het behoud van de Belgische monetaire en economische unie.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
87
Volgende productgroepen werden oorspronkelijk aan de milieutakswetgeving onderworpen : − − − − − −
drankverpakkingen wegwerpartikelen, op dit ogenblik scheerapparaten en fototoestellen batterijen verpakking van inkten, lijmen, oli‘n, oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen voor professionele doeleinden pesticiden papier en karton.
De milieutaksen zijn zowel financierend als regulerend. Ze zijn gebaseerd op een ontheffingssysteem. Zowel de producent respectievelijk de invoerder (rechtstreeks) als de consument kunnen immers door alternatieve keuzen de milieutaksen ontwijken. Parameters gehanteerd in functie van de ontwijking van de milieutaksen zijn : − − − − −
beschikbaarheid van een statiegeldsysteem financieringsbewijs voor de nuttige toepassing of de verwijdering hergebruiksquota die gehaald worden recyclagequota die gehaald worden bevatten van minder milieuschadelijke componenten.
Een opvolgingscommissie werd ingesteld bij de Diensten van de Eerste Minister. Deze commissie dient de optimale ecologische doeltreffendheid voor de milieutaksen in het kader van duurzame ontwikkeling na te streven. Volgende taken kreeg deze opvolgingscommissie opgelegd : − −
evaluatie van de milieutaksen met betrekking tot de ecologische doeltreffendheid alsook de micro- en macro-economische gevolgen voorstellen van aanpassingen van de tarieven, wijziging van de voorwaarden of afschaffen van milieutaksen of invoeren van nieuwe milieutaksen.
De wet op de milieutaksen werd herhaaldelijk aangepast en gewijzigd. Evaluatie en knelpunten In vergelijking met de oorspronkelijke wetgeving werd de wet op de milieutaksen op veel vlakken versoepeld. Voor alle producten zijn vrijstellingsvoorwaarden verleend. In de praktijk zijn de meeste betrokkenen in staat aan deze voorwaarden te voldoen, waardoor de financi‘le impact van de wet op de milieutaksen beperkt blijft. Tevens is er in deze wetgeving een overlapping met de wetgeving in het Vlaamse gewest in het kader van de aanvaardingsplicht.
6.2.5
Ondersteuningsbeleid KMOÕs Ð federaal (47) In haar expansiebeleid ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap via investeringssteun ondernemingen die investeren en tegelijkertijd aan andere criteria beantwoorden. Een kleine productie- of dienstenonderneming kan maximaal 15% steun op haar subsidiabele investering ontvangen indien zij extra tewerkstelling realiseert, indien haar investeringen van strategisch belang zijn, indien ze herlokaliseert om dwingende milieuredenen of als zonevreemd bedrijf,
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
88
indien de ondernemer een starter is, zich vestigt in een achtergesteld stedelijk gebied of gedurende een tijd hinder ondervonden heeft van openbare werken en in die periode een belangrijke investering realiseert. Handelsondernemingen kunnen voor dezelfde criteria maximaal 12% steun verkrijgen. In de context van dit plan valt op dat het minimum-investeringsbedrag dat in aanmerking komt voor subsidie zeer hoog is, gelet op de investeringen die nodig zouden zijn voor het selectief aanbieden van afvalstoffen bij KMOÕs. De minimuminvestering bedraagt 2.500.000 BEF en 800.000 BEF voor starters. Voor een investering die in belangrijke milieuverbeteringen resulteert kan een forfaitaire steun van 20% op de ecologische meerkost toegekend worden, op een investering van ten minste 500.000 BEF en 300.000 BEF voor starters. Opgemerkt dient te worden dat de steun die wordt verleend in het kader van de economische expansiewet gericht is op investeringen, waar de steun die verleend wordt in het kader van Presti-2 en -3 zich richt tot studie- en andere werkingskosten. Conclusies en knelpunten KMOÕs kunnen voor eventueel nodige investeringen aanspraak maken op steun verleend op basis van het ecologie-criterium, onder de voorwaarden vastgelegd in de economische expansiewet.
6.3
Communicatieve instrumenten
6.3.1
Voorlichting en sensibilisering Voorbeelden van huidige activiteiten op het gebied van voorlichting en sensibilisering zijn het Presti-programma en gemeentelijke acties richting bedrijven. Hierop is in het voorgaande al ingegaan. Cošrdinatie is wenselijk tussen alle lopende initiatieven die vanuit verschillende hoeken op de doelgroep gericht zijn: − − − −
publicatie ÒWat met uw bedrijfsafvalÓ van NCMV en Stichting Leefmilieu milieucharter (cošrdinatie gebeurt binnen Presti-4) initiatieven van GOMÕs, Kamer voor Handel en Nijverheid, É sectorale initiatieven.
Geconstateerd is dat veel bedrijven zich nog aan het aanpassen zijn aan de vigerende wet- en regelgeving. In een dergelijke fase is voorlichting ter be•nvloeding van kennis, houding en gedrag van groot belang. In het uitvoeringsplan moet hieraan invulling gegeven worden.
6.3.2
Milieuzorgsystemen Onder milieuzorg dient hier begrepen te worden de aandacht voor de milieuproblemen verbonden aan de bedrijfsactiviteiten die resulteert in concrete maatregelen. Het kan hier zowel gaan over het op een ongestructureerde manier nemen van maatregelen als om de zogenoemde milieuzorgsystemen die precies via de systematiek een integraal beheer trachten te realiseren.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
89
De mate waarin de personen of bedrijven in de doelgroep aan milieuzorg doen varieert sterk. Dit heeft uiteraard rechtstreeks een verband met de mate waarin de doelgroepleden zich lenen voor een of andere vorm van georganiseerd beheer. Uit de Presti-studies van sectoren waarin voor een heel groot deel zelfstandigen voorkomen (slagers, bakkers, schilders, tandartsen) blijkt dat de milieuzorg bij deze groep sterk vergelijkbaar is met die van de individuele burger. Hierbij blijft de milieuzorg beperkt tot het ad hoc inspelen op voorschriften, tendensen of opportuniteiten. Dit heeft dan te maken met milieuverantwoorde aankopen (vermijden van verpakkingen, milieuvriendelijke alternatieven van producten) en reglementaire, gesorteerde inzameling van afvalstoffen. In bepaalde gevallen neemt het zich in orde stellen met de milieureglementering een belangrijke plaats in, evenals het kwaliteitsdenken, ook in relatie met de klanten. In andere sectoren waar relatief gezien iets meer niet-zelfstandigen als bedrijf actief zijn gaat een klein deel van de bedrijven verder. Deze bedrijven zijn vooral inzake mentaliteit op weg naar milieuzorg, zonder echter op een systematische manier aan milieuzorg te doen. Uit enqu•tes en audits blijkt dan dat men zoekt naar oplossingen, dat er een grote bereidheid tot investeren, toenemende aandacht voor kwaliteitszorg, interesse voor de koppeling kwaliteit - milieu is of dat er een behoefte bestaat aan informatie. Een - soms even groot zo niet groter deel van de bedrijven blijft echter achter of stelt zich zelfs negatief op. Deze laatste categorie van bedrijven kent geen milieubeheer en maakt geen aanstalten er werk van te maken. De grote massa beperkt zich tot de reeds genoemde basismaatregelen, met hierbij toch wel een zeer sterke nadruk op het zich in orde stellen met de reglementering. Dat er van de kleinste ondernemingen op het gebied van milieuzorg niet veel meer dan het elementairste verwacht kan worden is logisch. Het wordt ook bevestigd door de effectmeting van het Presti-programma waar uit de enqu•te blijkt dat de sectoren met vele kleine bedrijfjes zich in de categorie Ògekenmerkt door een relatief lage professionaliseringsgraadÓ bevinden op het gebied van kwaliteitszorg, innovatie en milieuzorg. Uitzonderlijk vindt men in de groep van de kleinste bedrijven een bedrijf of zelfstandige terug die op de voorgrond komt inzake milieuzorg. Zo zijn er terug te vinden in de initiatieven rond de Òmilieuverklaring van bedrijvenÓ (West-Vlaanderen, gewest Gent, provincie Limburg) en in projecten rond afvalpreventie of milieuzorgsystemen (bv. milieuzorg op kantoor, groene school). Hierbij is steeds de mentaliteit van de bedrijfsleider de reden van pro-activiteit. In andere gevallen worden de bedrijven als leverancier of klant van grotere partners gedwongen aan een of andere vorm van milieuzorg te doen. De automobielsector is hiervan een goed voorbeeld. (bv. eco-bon van Ford).
6.3.3
Scholenprojecten Het Groene School project is een project dat milieuzorg moet introduceren in het secundair onderwijs. Met behulp van een map en computerprogramma leren de leerlingen meetgegevens verzamelen, een actieplan opstellen, evalueren en bijsturen. De methodiek werd ontwikkeld door de VUB en de opvolging gebeurt vandaag door Aminal. Het opvolgingsteam wordt uitgebreid tot ŽŽn cošrdinator per provincie. Het Groene School project kent vooral succes in het algemeen secundair onderwijs.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
90
Daarom werd door Aminal een opdracht gegeven tot een interuniversitair onderzoek met de bedoeling milieueducatie en milieuzorg in het beroeps- en technisch onderwijs ingang te doen vinden. In een eerste fase werd de problematiek reeds in kaart gebracht. Nu wordt gewerkt aan het opmaken van en uittesten van een milieuzorgsysteem in vijf prioritaire sectoren (met telkens twee testscholen). De OVAM zit in de begeleidingscommissie van dit project en kan haar know-how ter beschikking stellen. De resultaten van dit onderzoek kunnen het mogelijk maken aangepast didactisch materiaal te maken voor deze doelgroep. Het project Eco-scholen is een vergelijkbaar programma dat zich richt op het lager onderwijs en gelanceerd werd door de BBL. Het MOP-project brengt kinderen uit de lagere school in contact met diverse bedrijven die de milieumaatregelen in hun bedrijf tonen. Conclusies en knelpunten Milieuzorg bij KMOÕs beperkt zich vrijwel steeds tot een rudimentaire vorm van afvalbeheer en de naleving van de reglementering. Er zijn wel tendensen merkbaar dat van de bedrijven een steeds groeiend aantal verder wil gaan, maar daarbij dikwijls botst op een gebrek aan kennis.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
91
Deel 2 : Strategie
Deel 1 gaf de huidige toestand weer van de preventie en selectieve inzameling bij KMOÕs. In het deel strategie wordt aangegeven naar welke toestand gewerkt dient te worden gedurende de planperiode. In deel 3 zullen dan de acties worden geprogrammeerd, die het mogelijk moeten maken tot die gewenste toestand te komen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
92
1
Uitgangspunten
De strategie vertrekt van de volgende uitgangspunten die voortvloeien uit de analyse: −
−
− − − −
−
− − −
−
− −
De doelgroep van dit uitvoeringsplan is de KMO. Bijzondere aandacht gaat naar bedrijven die rekening moeten houden met de wijziging van het gelijkstellingsbesluit; indicatief gaat het om bedrijven tot tien werknemers: de KKMOÕs en ZOÕs. De KKMO en ZO maakt op dit moment voor het grootste deel gebruik van de gemeentelijke inzamelsystemen voor huishoudelijk afval, op grond van de gelijkstelling in de wetgeving die v——r de invoering van VLAREA gold. De overige bedrijven maken gebruik van de gemeentelijke diensten die zich specifiek richten op bedrijfsafval of van particuliere inzamelbedrijven. Door de invoering van het gelijkstellingsbesluit in VLAREA is het nu aan de individuele gemeente om te besluiten of en zo ja onder welke voorwaarden zij bedrijfsafval wenst in te zamelen. Het is niet de bedoeling meer en/of andere bedrijven in de richting van de gemeentelijke inzamelsystemen te dirigeren dan nu het geval is. De doelgroep is gebaat bij een uniforme regeling voor heel Vlaanderen. De doelgroep is gebaat bij zo laag mogelijke drempels voor toepassing van selectieve inzameling in verband met de sociaal economische situatie; te hoge drempels leiden tot ontwijkgedrag door leden van de doelgroep of tot gedoogbeleid door de overheid. Beide zijn niet aanvaardbaar omdat het tot concurrentievervalsing leidt tussen bedrijven die zich wel en bedrijven die zich niet aan de regels houden. Tevens wentelt ontwijkgedrag kosten op de gemeenschap af. Meerkosten moeten staan in verhouding tot de milieuvoordelen en tot de draagkracht van de individuele bedrijven. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de preventie en selectieve afvoer van hun afvalstoffen gericht op het behalen van de taakstellingen voor selectieve inzameling en nuttige toepassing. Faciliterende en stimulerende acties ten gunste van de doelgroep leiden tot niets, indien de KMO zich niet zelf actief zal engageren. Van de doelgroep mag een preventie- en scheidingsinspanning (in termen van moeite, tijd en geld) en Ðresultaat gevraagd worden die ten minste gelijk zijn aan die van huishoudens. De kosten van de preventie, (selectieve) inzameling en verwerking respectievelijk verwijdering van de afvalstoffen komen ten laste van de ontdoener, conform het principe Ôde vervuiler betaaltÕ. Een groot deel van de KKMOÕs en ZOÕs heeft zulke beperkte hoeveelheden afval dat de kosten om zich aan te sluiten op bestaande systemen van particuliere inzamelaars een drempel zullen zijn om tot een verantwoorde en selectieve inzameling te komen; dit kan tot ongewenst ontwijkgedrag leiden. Kwantitatieve gegevens omtrent aantallen betrokken bedrijven en hoeveelheden afval naar aard, samenstelling en verwerkingswijze zijn niet of nauwelijks beschikbaar. Het gaat in totaal om vermoedelijk meer dan 3 miljoen ton afval, exclusief bouw- en sloopafval en om een groot aantal bedrijven in Vlaanderen. De huidige beschikbare monitoringsystemen laten niet toe concrete beleidsdoelstellingen te meten. Pas als dit heuvel is verholpen zullen de doel- en taakstellingen worden verfijnd. Een groot deel van de KMOÕs is gelegen in of nabij woongebieden en is onderdeel van bepaalde sectoren en/of bepaalde ketens van bedrijven (keten- en franchisebedrijven). In de regelgeving wordt binnen bepaalde materiaalstromen in verband met de invoering van gelijkstellingen en producentenverantwoordelijkheid onderscheid gemaakt tussen deelstromen; voorkomen moet worden dat
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
93
− −
−
deze juridisch-organisatorische splitsing doorwerkt in de fysieke wijze van inzameling en verwerking. Voorbeelden zijn verpakkingen en oud papier/karton. Het grootste deel van de doelgroep is nog bezig een situatie te cre‘ren waarin voldaan wordt aan de bestaande regelgeving. Overdracht van kennis en informatie zijn in deze fase van groot belang, naast facilitering en handhaving. De KMO vraagt geen bijkomende reglementering, maar duidelijkheid rond de bestaande. Ook door middel van nascheiding kan nuttige toepassing van afval bereikt worden. Nascheiding kan echter pas in de plaats komen van selectieve inzameling indien het een zelfde mate van nuttige toepassing oplevert.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
94
2
Taakstellingen
De doelstellingen van het plan staan in het inleidend hoofdstuk, en komen neer op het verhogen van de preventie en gescheiden inzameling bij de kleine ondernemingen. In de taakstellingen wordt aangegeven hoe ver men daarin wenst te gaan. Taakstellingen dienen meetbaar te zijn. In relatie tot de bestaande al ingevoerde of nog in te voeren regelgeving, worden de volgende taakstellingen geformuleerd: − − −
−
−
−
Alle bedrijven bieden het herbruikbare papier, karton en glas gescheiden aan. Alle bedrijven bieden gevaarlijk afval onderling gescheiden voor zover nodig, en gescheiden van het overige afval aan. Vanaf 1998 bieden alle bedrijven tezamen 80 procent van de verpakkingen van bestrijdingsmiddelen gescheiden aan; is dit niet het geval dan zal een milieutaks ingevoerd worden (voor die sectoren waarvan het scheidingsresultaat achterblijft). Vanaf het tijdstip dat de verschillende plichten tot aanvaarding gelden, bieden de bedrijven de betreffende afvalstoffen gescheiden aan (autobanden, batterijen, wit- en bruingoed, autowrakken), zodanig dat de betreffende sectoren de doelstellingen van VLAREA kunnen behalen. Voor de taakstellingen voor bouw- en sloopafval geldt het betreffende uitvoeringsplan; dit betekent ca. 25% preventie op de middellange termijn. In 2000 moet 85% van de vrijkomende hoeveelheid op een doelmatige wijze en gescheiden worden aangeboden bij de bewerkingsinrichtingen zodat 75% nuttige toepassing gerealiseerd kan worden. Voor organisch-biologisch afval gelden de taakstellingen uit het betreffende uitvoeringsplan.
Daarnaast wordt voorzien in een globale taakstelling: De KMOÕs dienen in staat te zijn tot dezelfde preventie- en recuperatieinspanningen als de huishoudens. Conform het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen geldt voor de huishoudens een algemene taakstelling van 52% recuperatie in 2001 en 55% in 2006. Voor preventie geldt een taakstelling van 6% in 2001 en 10% in 2006 ten opzichte van 1995. Daarnaast stelt datzelfde uitvoeringsplan een reductie voorop van het te verwijderen niet-specifiek categorie-II bedrijfsafval (=alle niet-gevaarlijk bedrijfsafval, op uitzondering van slib, verbrandingsassen, ...) van 40% tegen 2006 in vergelijking met 1995. Er wordt van uitgegaan dat het huidige niveau van selectieve inzameling bij de kleinere ondernemingen veel beperkter is dan bij de grote ondernemingen. Omgekeerd is het potentieel van de doelgroep dus groter. De globale taakstelling voor de kleine ondernemingen wordt gesteld op 50% reductie van het te verwijderen afval tegen 2003 ten opzichte van 1995. Deze taakstelling is meetbaar op basis van de gegevens over 1995 en de gegevens die in de toekomst verkregen worden van de stortplaatsen, de verbrandingsinstallaties en de gemeenten voor wat betreft de door de gemeenten ingezamelde hoeveelheden bedrijfsafval. Een uitwerking van deze taakstelling naar afvalstroom, sector en/of regio is thans niet mogelijk bij gebrek aan voldoende gegevens. In de voortgangsrapportages zal een nadere specificatie (diversificatie naar procentuele en absolute tussen- en einddoelstellingen) doorgevoerd worden na consensus binnen het overlegplatform,
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
95
van zodra een verfijning van het registratie- en meldingsysteem dit toelaat. Een onderzoek daarnaar wordt thans gedaan door de OVAM (zie programmering).
100% 90% 80% 70%
100% 60% 50% 40%
50%
30% 20% 10% 0% 1
2 1995
2003
Grafiek 8 : Algemene taakstelling reductie te verwijderen afval voor kleine ondernemingen
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
96
3
Verantwoordelijkheden en rollen
Gezamenlijke aanpak Om de taakstellingen te behalen zijn gecošrdineerde inspanningen nodig van alle betrokken partijen. Het doel van dit plan is dat alle betrokkenen hun verantwoordelijkheden en rol zodanig invullen dat de KMOÕs en in het bijzonder de KKMOÕs en ZOÕs de taakstellingen voor preventie en afvalscheiding tegen zo laag mogelijke kosten behalen. De mate van betekenis van dit uitvoeringsplan wordt bepaald door de mate van engagement van de verschillende betrokkenen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden en rollen van: − − − − − −
de KMOÕs (de doelgroep van dit uitvoeringsplan) de erkende organismen de gemeenten de sectoren en federaties de inzamelaars de gewestelijke overheid, i.c. OVAM en AMINAL.
KMO Uitgangspunt is dat de bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor de verantwoorde en gescheiden inzameling van hun afvalstoffen en dat zij hiervoor ook de volledige kostprijs betalen. Binnen de wet- en regelgeving kunnen ze zelf kiezen wie ze inschakelen voor de (gescheiden) inzameling en verwerking van de eigen afvalstoffen. Ze hebben de vrijheid op dit gebied samen te werken met andere bedrijven. Dit kan gebeuren binnen de onderneming of groep waarvan ze deel uitmaken, met bedrijven die tot dezelfde sector behoren of met bedrijven die in de nabijheid gelegen zijn. Erkende organismen/beheersorganismes De erkende organismen of beheersorganismes geven uitvoering aan de producentenverantwoordelijkheid die voor een aantal afvalstromen op grond van VLAREA of het intergewestelijk samenwerkingsakkoord geldt of zal gelden en die in bepaalde gevallen ook betrekking heeft op afvalstoffen van bedrijven. De erkende organismen vullen hun verantwoordelijkheid in door: − − −
het aanbieden van inzamel- c.q. terugnamefaciliteiten en/of de financiering van faciliteiten die derden bieden aan de ontdoeners en/of voorlichting.
Gemeenten De gemeenten hebben zelf individueel de keuze of en onder welke voorwaarden zij bepaalde afvalstoffen van bedrijven (gescheiden) inzamelen. Tevens kunnen zij ervoor kiezen de bedrijven in hun gemeente voor te lichten over afvalpreventie en gescheiden inzameling. Zeker voor de KKMOÕs en ZOÕs kunnen zij een grote rol spelen. De gemeenten hebben een cošrdinerende taak naar de doelgroep, waarbij de KKMO of ZO bij de gemeente kan te weten komen waar hij met zijn vergelijkbare afvalstromen terecht kan. De gemeente kan de inzameling zelf verzorgen of uitbesteden via een algemene offertevraag. Sectoren De sectoren en federaties kunnen in het belang van de bedrijven in hun sector ervoor kiezen voorlichtingsactiviteiten te ontplooien, onderzoek te doen naar mogelijkheden van preventie en selectieve inzameling, etcetera, tot en met het opzetten en exploiteren van een sectoraal inzamelsysteem.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
97
Inzamelaars De inzamelaars bieden de ontdoeners inzameldiensten aan. Binnen de wet- en regelgeving zijn zij vrij in de keuze voor wie, hoe en onder welke voorwaarden zij deze diensten willen vervullen. Inzamelaars kunnen op grond van hun kennis en ervaring en ter ondersteuning van hun inzamelactiviteiten, hun (potenti‘le) klanten voorlichten en adviseren over preventie en afvalscheiding. OVAM en AMINAL In het kader van dit Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafvalstoffen van Kleine Ondernemingen heeft de OVAM een cošrdinerende en stimulerende rol tegenover alle betrokkenen. De OVAM en AMINAL zijn elk voor hun eigen deel verantwoordelijk voor de handhaving bij bedrijven van de vigerende wet- en regelgeving op milieugebied.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
98
4
Preventie
Waar dit plan hoofdzakelijk gericht is op gescheiden inzameling (actie 44 MINAplan 2), bestaat de strategie ten aanzien van preventie uit de volgende punten: −
− − −
−
de huidige inspanningen van de overheden, sectoren en federaties op het gebied van afvalpreventie continueren, voortbouwend op de behaalde resultaten (o.a. het Presti-programma). Een gecošrdineerde informatiedoorstroming is een van de pijlers van de uitvoering van dit plan. het bestaande samenwerkingsakkoord verpakkingsafval uitvoeren. de stimulansen versterken die impliciet uitgaan van de terugnameplicht inzake verpakkingsafval en de aanvaardingsplicht voor verschillende andere afvalstoffen. de KMOÕs sensibiliseren en kennis over preventie verspreiden via netwerken tussen intermediairen, die basisinformatie en hulpmiddelen krijgen van een centraal Steunpunt Preventie dat al gepland is in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen. meewerken vanuit de gewesten aan het federale en Europese productbeleid.
Deze fragmentarische invulling van het luik preventie, is een bewuste aanzet tot verdere uitwerking in de uitvoeringsfase van het plan. Dit plan richt zich overeenkomstig de bepalingen uit het milieubeleidsplan in dit stadium in eerste instantie op de gescheiden inzameling. De vooropgezette strategie wordt als volgt toegelicht. 1
Presti
Zoals al aangegeven in het analyse-deel, zijn al een aantal sensibiliseringsacties gericht op diverse sectoren uit de doelgroep of op de doelgroep als geheel. Belangrijk hierin is het Presti-programma. Naast deze overheidsinitiatieven liepen ook diverse privŽ-campagnes, van beroepsfederaties of interprofessionele organisaties. Het is in eerste instantie de bedoeling dergelijke inspanningen verder te zetten en voort te bouwen op de bereikte resultaten. Verdergaand dan louter sensibiliserend is het Presti-2-programma waarbij bedrijven kennis wordt aangeboden over preventieve maatregelen. De bedrijven krijgen de kans de maatregelen gedemonstreerd te zien, de gegevens te verkrijgen en bijkomende informatie op te vragen. Sommige van de Presti-2-projecten richten zich specifiek tot sectoren behorende tot de KKMOÕs en ZOÕs: bakkers, slagers, timmerlui, kleine aannemers, schoonmaakbedrijven, campinguitbaters, garages, zeefdrukkerijen. De eigenlijke overdracht van kennis en informatie zal voor het grootste gedeelte plaatsvinden in het jaar 2000. Het is de bedoeling dat door een continue opvolging van de projecten de overdracht op de meest geschikte en doeltreffende manier plaatsvindt. Via de subsidieregeling zal Presti 4 regionale initiatieven cošrdineren waardoor bedrijven worden aangemoedigd tot en begeleid bij het invoeren van (delen van) milieuzorgsystemen. De projecten zullen voldoende gedifferentieerd zijn opdat de kleinste ondernemingen eveneens een passende vorm van milieuzorg kunnen invoeren.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
99
2
Samenwerkingsakkoord verpakkingsafval
Overeenkomstig artikel 4 van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval dienen sommige * verpakkingverantwoordelijken die per jaar met ten minste 10 ton verpakkingen goederen heeft verpakt of doen verpakken, elke drie jaar een algemeen preventieplan bij de Interregionale Verpakkingscommissie in te dienen. Dit preventieplan dient de geplande maatregelen en becijferde doelstellingen te beschrijven betreffende : − − −
−
−
de toename van de hoeveelheid recycleerbare verpakkingen; de toename van de hoeveelheid herbruikbare verpakkingen; de verbetering van de fysische eigenschappen en kenmerken van de verpakking om deze hetzij onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden verschillende omlopen of bewegingen te laten doorstaan, hetzij te recycleren; de verbetering van de fysische eigenschappen en de chemische samenstelling van de verpakking met het oog op de vermindering van het schadelijk karakter van de materialen die deze bevatten, en de vermindering van de invloed op het leefmilieu tijdens het beheer van verpakkingsafval; de vermindering van de hoeveelheid eenmalige verpakkingen.
De Interregionale Verpakkingscommissie evalueert elk algemeen preventieplan en geeft haar goedkeuring of weigering. Tevens dient jaarlijks een evaluatie van de uitvoering van bovenvermeld preventieplan aan de Interregionale Verpakkingscommissie te worden medegedeeld. De kennis en ervaring die vergaard wordt vanuit deze plicht voor relatief grote bedrijven, zal overgedragen worden naar de KMOÕs. 3
Versterking van de stimulansen vervat in de terugname- en aanvaardingsplicht
De terugnameplicht inzake verpakkingsafval en de aanvaardingsplicht bevatten intrinsiek een stimulans tot preventie wegens de druk die zij leggen op de verantwoordelijke producenten. Het is de bedoeling om deze stimulansen te versterken. De doelgroep van dit plan behoort tot de groep van bedrijven die onderworpen is aan bepalingen met betrekking tot deze instrumenten. Daartoe zal worden nagegaan in hoeverre enerzijds duidelijk kan worden gemaakt dat de afvalproductie door deze reglementering bijkomende kosten meebrengt, en anderzijds kennis omtrent afvalpreventie op dit terrein kan worden overgebracht. Via het Vlaams Steunpunt Afval- en Emissiepreventie en de netwerken kan hierover specifiek een campagne gevoerd worden. (zie ook sub 4.) 4.
Informatieverstrekking via intermediairen
Naast de sectorale of regionale stimulerende initiatieven die gepaard gaan met kennisoverdracht, is het van belang iedereen de nodige informatie te bieden. Hiertoe is het initiatief genomen om rond de preventie van zowel huishoudelijke als bedrijfsafvalstoffen netwerken tot stand te brengen tussen de intermediairen die
*
Verpakkingsverantwoordelijken van het type A : elke persoon die zijn producten heeft verpakt of heeft doen verpakken in Belgi‘ met het oog op of naar aanleiding van het op de Belgische markt brengen ervan. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
100
actief zijn in de sensibilisering en kennisverspreiding. Centraal in Vlaanderen dient een Steunpunt Preventie de actoren in deze netwerken te verzekeren van basisinformatie en hulpmiddelen. Vooral concrete resultaten van andere bedrijven kunnen een inspiratie zijn. 5.
Productnormering
Productnormering is een doeltreffend instrument voor kwalitatieve preventie. Probleem bij productnormering is dat men gebonden is aan regels met betrekking tot het internationale verkeer van goederen en diensten. Onafgezien van deze overschrijding van het regionale niveau, is er een taak weggelegd voor de regioÕs. Recentelijk is een interdepartementale werkgroep opgericht door de federale overheid binnen het CošrdinatiecomitŽ Internationaal Milieubeleid (CCIM) waarin overleg plaatsvindt tussen gewestelijke en federale instanties over productbeleid. Tot op heden richtten zij zich voornamelijk op Europese en internationale normering. Op Vlaams niveau zijn zowel AMINAL, VMM als de OVAM betrokken. Onlangs is de Wet betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de gezondheid gepubliceerd (48). Dit biedt een kader voor het voeren van een Belgisch productbeleid. Advisering over de invulling van deze kaderwet maakt eveneens deel uit van de taken van de interdepartementale werkgroep. Via dit forum zal Vlaanderen initiatief nemen om te komen tot door alle gewesten ondersteunde voorstellen die zullen worden voorgelegd aan de federale instanties.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
101
5
Selectieve inzameling
In algemene bewoordingen wordt hier de situatie van gescheiden inzameling geschetst waarnaar zal worden toegewerkt. Daarna wordt deze algemene strategie getoetst aan de belangrijkste materiaalstromen. Een laatste luik is gewijd aan de invulling van de financi‘le instrumenten die de operationele gescheiden inzameling moeten ondersteunen.
5.1
Algemene strategie
5.1.1
De selectieve inzameling faciliteren Wat betreft de ontwikkeling van faciliteiten voor selectieve inzameling wordt de volgende strategie gevolgd: −
− − −
−
−
−
− −
Niet streven naar ŽŽn inzamelstructuur, doch naar verschillende, in Vlaanderen zo veel mogelijk uniforme structuren. Elkeen van de hierboven genoemde verantwoordelijken organiseert zijn inzamelsysteem dat ten opzichte van elkaar deels aanvullend en deels beconcurrerend werkt en waaruit de ontdoener zijn keuze kan maken. Inzamelrondes georganiseerd vanuit verschillende invalshoeken moeten de logistieke effici‘ntie verhogen. Streven naar een concentratie van inzamelpunten om de logistieke effici‘ntie te verhogen. Parallelle inzamelrondes moeten worden vermeden. De sectoren en federaties aanspreken op het toetsen naar de meest doelmatige wijze van gescheiden inzameling voor de bedrijven in de eigen sector en op het bevorderen van de invoering ervan. Stimuleren dat alle Vlaamse gemeenten tegen betaling van de kostprijs hun inzamelsystemen voor huishoudelijk afval in principe openstellen voor bedrijfsafvalstoffen van de KKMOÕs en ZOÕs die wat betreft aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met huishoudelijk afval. Stimuleren dat sectoren en federaties in het belang van hun leden nagaan welke rol zij kunnen vervullen om systemen voor gescheiden inzameling te ontwikkelen, vooral van de niet-vergelijkbare, sectorgebonden afvalstoffen. Indien de sectorale aanpak (kosten-) doelmatiger is dan andere mogelijkheden, de invoering daarvan stimuleren. Via de sectoren en federaties stimuleren dat ketenbedrijven (filiaalbedrijven, franchise-organisaties en distributieketens) in het belang van de betrokken bedrijven nagaan welke rol zij kunnen vervullen bij de ontwikkeling van systemen voor gescheiden inzameling van de afvalstoffen die vrijkomen in de bedrijven die aangesloten zijn bij de keten. Indien de ketengerichte aanpak (kosten-) doelmatiger is dan de andere mogelijkheden, de invoering daarvan stimuleren. Stimuleren dat beheerders van concentratiepunten van bedrijven (haven-, industrie- en bedrijventerreinen en winkelcentra) in het belang van de betrokken bedrijven nagaan welke rol zij kunnen vervullen bij de ontwikkeling van systemen voor gescheiden inzameling van de afvalstoffen die vrijkomen in de gebieden die zij beheren. Indien de gebiedsgerichte aanpak (kosten-) doelmatiger is dan andere mogelijkheden, de invoering daarvan stimuleren. Stimuleren dat inzamelaars systemen van selectieve inzameling en verwerking ontwikkelen die ten minste concurrerend zijn met integrale inzameling en verwijdering. Stimuleren dat de organisaties die erkend zijn als uitvoeringsorganisatie in het kader van producentenverantwoordelijkheid hun inzamelfaciliteiten ook openstellen voor en aanbieden aan bedrijven.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
102
− − −
Voorkomen dat de juridische verschillen tussen bepaalde afvalstromen leiden tot versnippering van de afvalstromen die vrijkomen bij een bedrijf over verschillende inzamelstructuren. Nascheiding is een alternatief voor gescheiden inzameling als aangetoond wordt door de ontdoener (of de betreffende sector) dat tenminste hetzelfde resultaat behaald wordt als bij gescheiden inzameling. Stimuleren dat marktpartijen een tariefstructuur ontwikkelen en hanteren die gescheiden inzameling en hergebruik bevordert. Dit geldt ook voor de toepassing van retributies, heffingen en dergelijke.
Deze strategie kan als volgt toegelicht worden: − − − −
5.1.2
inzamelstructuren naast elkaar; stimulerende tarieven; uniformiteit en duidelijkheid; voorkomen van versnippering.
Inzamelstructuren naast elkaar De mogelijkheden voor gescheiden inzameling verschillen van bedrijf tot bedrijf. Zelfs tussen bedrijven van ŽŽn sector kunnen grote verschillen bestaan. De verschillen zijn zo groot dat niet volstaan kan worden met ŽŽn uniforme inzamelstructuur voor alle KMOÕs. Gestreefd wordt naar een mix van structuren die elkaar aanvullen, maar die elkaar ook kunnen overlappen. De mix moet het mogelijk maken dat elke individuele ontdoener die wijze van afvalscheiding kan kiezen die het best bij zijn situatie past. De overlapping bevordert de marktwerking, met als doel tot zo laag mogelijke tarieven te komen. Binnen ŽŽn structuur moet gestreefd worden naar het beperken van parallelle inzamelrondes. De mix doet recht aan de contractvrijheid die de bedrijven (zowel afnemers als leveranciers van inzameldiensten) hebben. Binnen ŽŽn inzamelstructuur blijft de concurrentie gevrijwaard bij de toewijzing van de offertes. Inzamelsystemen kunnen door verschillende marktpartijen aan de KMO aangeboden worden, volgens de in de volgende paragrafen ge‘xpliciteerde bepalingen: − − − −
− −
gemeentelijke of intercommunale diensten. de particuliere inzamelaars. leveranciers, handelaren of distributiebedrijven; deze bedrijven kunnen het afval dat verband houdt met hun leveringen retour nemen (reverse logistics). sectororganisaties; deze kunnen in het belang van hun leden inzamelstructuren opzetten voor ŽŽn of meer afvalstromen; de meerwaarde van dergelijke systemen zal zich met name voordoen bij de sector specifieke afvalstromen. beheersorganisaties, opgericht in uitvoering van de producentenverantwoordelijkheid. organisaties die zich richten op een lokale aanpak voor een groep bedrijven; voorbeelden zijn beheerders en exploitanten van haven-, industrie- en bedrijventerreinen en winkelcentra. De lokale samenwerking kan worden uitgebreid tot grotere entiteiten zoals wijken, gemeenten, intercommunales, arrondissementen of provincies.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
103
Afhankelijk van de specifieke situatie van het bedrijf en van de soort afvalstof kan de ene structuur effectiever zijn dan de andere. Elk van de bovenstaande inzamelstructuren krijgt in het uitvoeringsplan een rol toebedeeld.
Grafiek 9 : Schematische voorstelling verschillende benaderingen bedrijfsafval van KMOÕs.
5.1.2.1
Gemeentelijke inzamelstructuur Het basisprincipe is dat de gemeente niet gehouden is in te staan voor bedrijfsafvalstoffen. De doelgroep dient zelf voor zijn bedrijfsafvalstoffen in te staan en dient zich in principe tot een of andere vorm van privŽ-inzameling te richten. Toch moet worden erkend dat een deel van de afvalstoffen van in het bijzonder de KKMOÕs en ZOÕs qua aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalstoffen. Het betreft relatief kleine hoeveelheden afvalstoffen Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
104
van dezelfde aard en samenstelling als huishoudelijke afvalstoffen. Voor een deel van de KKMOÕs en ZOÕs geldt dat zij zelf ook geen strikt onderscheid maken tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de huishoudens. Dit vergelijkbare afval is moeilijk als bedrijfsafval herkenbaar, zeker als het binnen woongebieden bij de huis-aan-huis inzameling van het huishoudelijk afval wordt aangeboden. Ook op een containerpark kan de KKMO of ZO bij het aanbieden van vergelijkbaar afval zich onherkenbaar voordoen als particulier huishouden. Naar verwachting gaat het om een relatief groot aantal bedrijven die in totaal een relatief kleine hoeveelheid bedrijfsafval in het gemeentelijk circuit brengen. In relatie tot deze vergelijkbare afvalstoffen van de doelgroep zijn voor de gemeente vier punten belangrijk: − − − −
dat zij de effectieve kostprijs betaald krijgt voor de diensten die zij verricht; dat de capaciteit van haar inzamelfaciliteiten niet onevenredig belast wordt; dat de scheidingsregels die worden opgesteld voor de huishoudens ten minste even goed worden nagevolgd door de bedrijven; dat de bij de bedrijven ingezamelde hoeveelheden losgekoppeld kunnen worden van de doelstellingen voor huishoudelijke afvalstoffen.
De effectieve kostprijs doorberekenen betekent een apart tariefsysteem voor vergelijkbare afvalstoffen die van bedrijven afkomstig zijn en het apart registreren van de aangeboden afvalstoffen van bedrijven, voor zover die als zodanig aan de gemeente worden aangeboden. Gemeenten kunnen in hun politiereglement de nodige regels vastleggen waaraan de KMO zich dient te houden, voor de inzameling zelf Žn de registratie. De noodzaak van aparte registratie mag niet tot gevolg hebben dat niet gezamenlijk kan worden ingezameld. De problemen rijzen onder meer in verband met de doelstellingen voor huishoudelijk afval, zoals vooropgesteld in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001. De verrekening van het bedrijfsafval dient op een forfaitaire maar gefundeerde wijze te gebeuren. Hierrond dienen duidelijke richtlijnen te worden opgesteld. Een onevenredig beslag op de capaciteit van de gemeentelijke inzamelsystemen wordt voorkomen door de mate waarin de sectoren en federaties invulling geven aan de ontwikkeling van de alternatieve inzamelstructuren. Daarom is in dit uitvoeringsplan gekozen voor een sectorale aanpak. Voor een deel houden de gemeenten het aanbod van bedrijfsafval zelf in de hand door hoeveelheidsbeperkingen en een aangepast retributiesysteem in te stellen. Leidt het openstellen van hun huishoudelijk circuit tot grote toenames van de in te zamelen en te verwerken hoeveelheden, dan betekent dit een extra inzet van mensen, middelen en materiaal. Het vinden van inplantingsplaatsen voor containerparken, gebrek aan plaats en materiaal kan voor sommige gemeenten een probleem zijn. In de huidige situatie maakt een deel van de KKMOÕs en ZOÕs voor het vergelijkbaar afval al gebruik van de gemeentelijke inzamelsystemen. Door dit uitvoeringsplan komen daar geen bedrijven bij. Het is juist gericht op het realiseren van een volledige doorrekening van de kostprijs en het ontwikkelen van alternatieve inzamelsystemen. De rol van de gemeente voor de afvalstoffen die naar aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen is cruciaal. Een bijkomende privŽ-inzameling die identiek is aan de gemeentelijke inzameling zou immers geen milieuwinst opleveren en logistiek ineffici‘nt zijn. Bovendien wordt Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
105
een groot deel van de KKMOÕs en ZOÕs in een situatie gebracht die niet conform de wet- en regelgeving is. De strategie is er daarom op gericht gemeenten aan te moedigen hun haal- en brengsysteem voor deze vergelijkbare afvalstoffen van de KKMO en ZO open te stellen, binnen door de gemeenten autonoom te bepalen grenzen en voorwaarden. Daarbij wordt wel gestreefd naar uniformiteit en duidelijkheid. Het is geenszins de bedoeling dat de gemeente haar diensten die zij aanbiedt ten aanzien van de burger zou moeten aanpassen in functie van de KKMO of ZO. Dit houdt in dat niet moet worden gerekend op de gemeentelijke inzameling indien: − − − −
de KKMO of ZO zich bevindt buiten het parcours van de gemeentelijke inzamelronde (bv KMO-zone zonder burgerwoningen); de door de gemeente voorgeschreven inzamelrecipi‘nten niet passen voor de aard, samenstelling of hoeveelheid van het bedrijfsafval van de KKMO of ZO; de gemeentelijke inzamelfrequentie onvoldoende is; de afvalproductie de toegelaten hoeveelheden overtreft. Reeds in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 is daarop aangedrongen. Mogelijke maximale hoeveelheden zijn voor: 3 − de brengmethode: maximum 1 m voor papier en karton, grof vuil, bouw- en sloopafval, groenafval, houtafval − de haalmethode: maximum 4 zakken voor restafval, PMD-afval
Daarbuiten profileren bepaalde gemeenten zich als inzamelaar van bedrijfsafvalstoffen die meer affiniteit vertonen met een vorm van privŽ-inzameling. Twee gevallen doen zich voor: −
−
de speciale inzamelrondes gericht op bedrijven voor naar aard vergelijkbaar bedrijfsafval, maar in speciale containers, aangepast aan de hoeveelheid die deze van de huishoudens overschrijdt. Het betreft in het bijzonder papier en karton, verpakkingsafval en gemengd restafval. Dergelijke gemeentelijke inzameling uitsluitend gericht op bedrijfsafval, past niet binnen de lijnen van de vooropgezette strategie. inzameling van specifieke bedrijfsafvalstoffen, afkomstig van ŽŽn bepaalde soort bedrijven die in deze gemeente een grote concentratie vertonen. Typische voorbeelden zijn de gemeentelijke inzameling van landbouwfolies of roetafval.
Met deze inzamelsystemen concurreren de gemeenten direct met de privŽinzameling. De lokale overheden dienen in dergelijke gevallen de dienst aan te bieden tegen re‘le kostprijs (zie infra). Naar dergelijke inzamelingen toe zullen in de programmering geen stimulerende acties worden opgenomen. Het sluitstuk om van het gemeentelijk circuit een effici‘nte inzamelstructuur voor bedrijfsafval van KMOÕs te maken zonder haar taken ten opzichte van de gemeenschap in het gedrang te brengen is een aangepaste politieverordening. Voor dit instrument zijn volgende taken weggelegd: − − − −
formaliseert de regels, wat duidelijkheid geeft naar de KKMO en ZO wordt opgesteld met wederzijdse afstemming op de financi‘le instrumenten beschermt de gemeentelijke infrastructuur tegen ongewenste beslaglegging van bedrijfsafval ten koste van huishoudelijk afval is gericht op gescheiden inzameling
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
106
− − −
biedt mogelijkheden tot afzonderlijke registratie geeft een basis voor handhaving geeft mogelijkheden voor uniformisering over Vlaanderen
Dit instrument is belangrijk binnen de strategie van dit plan. Sensibiliserende acties voor de gemeenten verdienen prioriteit. 5.1.2.2
Sectorale inzamelstructuur De sectoren en federaties zijn bij uitstek in staat om te bepalen welke inzamelwijze het meest doelmatig is voor de bedrijven in hun sector. Vele afvalstoffen komen voor in ŽŽn of enkele sectoren. Faciliterende en sensibiliserende acties worden verwacht van de sectorale vertegenwoordigers. Zij zijn vertrouwd met de eigenheid van hun sector en kunnen hun leden ook bijstaan bij de organisatie van de selectieve inzameling. In het beste geval wordt een inzamelsysteem opgezet voor de bedrijven die bij de sector zijn aangesloten voor een, meer of alle afvalstromen die daar vrijkomen. De sector kan meer gewicht in de schaal leggen in relatie tot haar contracterend inzamelbedrijf, en een globale aanpak geeft mogelijkheden tot betere logistiek. De OVAM kan hen daarbij helpen en de cošrdinatie verzorgen tussen de verschillende sectoren. Sommige sectoren zullen weinig of geen knelpunten en belemmeringen kennen om de taakstelling te behalen met de mogelijkheden die door de gemeentelijke en private inzamelaars geboden worden. In deze sectoren zal voorlichting en sensibilisering volstaan. In een aantal sectoren zal blijken dat er onder invloed van de regelgeving al specifieke inzamelstructuren ontstaan of in voorbereiding zijn, bijvoorbeeld garageafval, medisch afval en bouw- en sloopafval. In deze sectoren kan de aandacht gaan naar invoering en optimalisatie van de faciliteiten. In andere sectoren kan blijken dat de gescheiden inzameling een specifieke inzamelstructuur vergt om aan de taakstelling te kunnen geraken. Vooral voor sector-specifieke en gevaarlijke afvalstoffen in het algemeen en voor de kleinere bedrijven wordt verwacht dat gerichte structuren en acties nodig zullen blijken. In bepaalde sectoren kan blijken dat het afvalaanbod geschikt is voor het toepassen van nascheiding van (een deel van) de vrijkomende afvalstoffen. In samenwerking met private inzamelaars en anderen kunnen specifieke inzamel- en nascheidingsystemen ontwikkeld en ingevoerd worden.
5.1.2.3
Ketengerichte inzamelstructuur In bepaalde sectoren kan het doelmatig blijken afvalstoffen in te zamelen via dezelfde kanalen of onderdelen daarvan die gebruikt worden voor de aanvoer van goederen. Zowat iedere levering van goederen gaat gepaard met een lege retourvracht. Zeker in het geval van kleine afvalproducenten is het zaak om hoeveelheden van dezelfde afvalstoffen bijeen te brengen. Leveranciers kunnen bepaalde afvalstoffen van hun klanten die gerelateerd zijn aan de eigen bedrijfsactiviteit retour nemen naar het centrale distributiepunt en van daaruit afvoeren naar een verwerker, al dan niet met tussenkomst van een inzamelbedrijf. Vergunningsmatig stelt dit geen probleem. Ook de meerkost kan in dergelijke systemen beperkt blijven in verhouding tot het resultaat. De taak bestaat erin de juiste instanties te responsabiliseren en aan te sporen aan de hand van overtuigende praktijkvoorbeelden. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
107
Ook kan het zijn dat keten- en franchisebedrijven contracten afsluiten met inzamelaars voor alle aangesloten bedrijven. Met het oog op een dergelijke inzameling maakt de indelingslijst van VLAREM-I een uitzondering op de vergunningsplicht voor de opslag van afvalstoffen ingevolge de aanvaardings- of terugnameplicht. Bij interpretatie wordt deze uitzondering eveneens uitgebreid naar opslag van afvalstoffen bij vrijwillige terugname. Een formele juridische aanpassing dringt zich op. Voor bepaalde ketens van bedrijven kan blijken dat het afvalaanbod geschikt is voor het toepassen van nascheiding van (een deel van) de vrijkomende afvalstoffen. In samenwerking met private inzamelaars en anderen kunnen specifieke inzamel- en nascheidingsystemen ontwikkeld en ingevoerd worden. 5.1.2.4
Beheersorganisaties, opgericht in uitvoering van de producentenverantwoordelijkheid Beheersorganisaties worden opgericht om gezamenlijk te voldoen aan hun plichten zoals die zijn opgelegd in een aanvaardingsplicht of een MBO. Ter volbrenging van hun doelstellingen zullen zij een selectieve inzameling en/of nascheiding opzetten en/of financieren, rekening houdend met de bestaande inzamelsystemen, de markt en in overleg met alle betrokkenen.
5.1.2.5
Regionale inzamelstructuur In bepaalde situaties kan het zinvol zijn dat bedrijven in dezelfde buurt gezamenlijk contracten sluiten met afvalinzamelaars voor gescheiden inzameling en/of nascheiding. In eerste instantie wordt gedacht aan winkelcentra, kantoorcomplexen en bedrijventerreinen. Initiatiefnemers kunnen beheerorganisaties van complexen zijn, bedrijvenverenigingen, etc. Synergie‘n kunnen eveneens nagestreefd worden in ruimere lokale entiteiten zoals wijken, gemeenten, intercommunales, arrondissementen of provincies. Elke entiteit kan hierbij zijn vertegenwoordigers aanspreken. Sectorgebonden, maar lokaal beperkt zijn ook die brengsystemen van een aantal beroepsspecifieke afvalstoffen naar een centraal punt, van waaruit de verdere afvoer wordt verzorgd. Een ziekenhuis bijvoorbeeld neemt de injectienaalden aan van de plaatselijke doktors of thuisverplegers en zorgt voor verdere behandeling. Dergelijke initiatieven zorgen voor een effici‘ntere en kostenbesparende inzameling. De wettelijke regels kunnen in bepaalde gevallen dit systeem belemmeren. De centrale verzamelplaats moet vergund zijn voor de opslag van afval, bij gevaarlijke afvalstoffen is het vervoer naar de verzamelplaats * erkenningsplichtig . De organisatorische voordelen staan buiten kijf. Om die reden worden bij de huidige juridische stand van zaken aan beide formele vereisten door de vingers gezien. Om dergelijke praktijken uit de illegale sfeer te halen, moet de wetgeving wel worden aangepast.
5.1.2.6
Individueel initiatief KMO Ter vervollediging moet gewezen worden op het feit dat het opzetten van de verschillende bovengenoemde gezamenlijke structuren geen afbreuk doet aan de individuele initiatiefplicht van de KMO om de gescheiden inzameling van hun eigen
*
Hiermee wordt bedoeld dat de erkenning niet van rechtswege, maar door de Minister moet worden verleend. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
108
afval zo effici‘nt mogelijk te organiseren. Hierbij staat hij in directe relatie tot de private inzamelaar. De private inzamelaars maken onderling afspraken over het uniform gebruik van de kleur van de containers en de logoÕs voor de verschillende fracties.
5.1.3
Stimulerende tarieven De aanbieders van systemen voor gescheiden inzameling en verwerking van bedrijfsafvalstoffen worden gestimuleerd de kosten daarvan aantrekkelijker te maken dan de systemen voor integrale inzameling en verwijdering.
5.1.4
Uniformiteit en duidelijkheid Binnen de afzonderlijke structuren wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uniformiteit in Vlaanderen. Dit vergroot de inzichtelijkheid voor de individuele bedrijven en vergemakkelijkt de voorlichting en handhaving. De taakstellingen voor gescheiden inzameling en hergebruik zijn eenvoudiger te bereiken als vergelijkbare bedrijven in vergelijkbare situaties kunnen rekenen op dezelfde faciliteiten en voorwaarden. Dit voorkomt ook concurrentieverschillen tussen bedrijven. Daarom wordt ernaar gestreefd de inzamelstructuren voor geheel Vlaanderen te realiseren en tot dezelfde of vergelijkbare voorwaarden te komen. Tegenover gemeenten betekent dit dat gestimuleerd zal worden dat alle gemeenten hun inzamelsystemen tegen betaling van de kostprijs openstellen voor het afval van bedrijven dat wat betreft aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afval. Er zullen voor bedrijfsafvalstoffen aanbevelingen worden gedaan over toelaatbare stromen, hoeveelheidsbeperkingen en retributiesystemen, naar analogie met gelijkaardige aanbevelingen voor huishoudelijke afvalstoffen. Tevens is het dat de gemeenten deze regels vastleggen in de politieverordening, de retributie- en belastingregeling zodat de bedrijven duidelijk weten waar ze aan toe zijn, ook als de gemeente ervoor kiest haar systemen niet voor bedrijven open te stellen.
5.1.5
Voorkomen van versnippering Op basis van de regelgeving bestaat er onderscheid in bepaalde afvalstromen binnen ŽŽn materiaalsoort; bijvoorbeeld papieren verpakkingen, kranten etc, en overig papier. Dit juridisch onderscheid moet er niet toe leiden dat een ontdoener voor papier verschillende inzamelaars moet contracteren, terwijl de deelstromen zonder meer gelijktijdig ingezameld en verwerkt zouden kunnen worden. EŽn belangrijk onderscheid zal vanuit milieuhygi‘nisch en veiligheidsoogpunt blijven bestaan, namelijk dat tussen gevaarlijk en niet-gevaarlijk afval.
5.2
Uitwerking De algemene strategie wordt getoetst aan de belangrijkste afvalstromen bij de KMO: verpakkingen, papier en karton, gevaarlijk afval, organisch-biologisch afval, bouw- en sloopafval en duurzame gebruiksgoederen. Het gaat daarbij zowel over de proces- als niet-procesgebonden afvalstoffen. Daarbij wordt rekening gehouden met de bijzonderheden van elke afvalstroom, hetzij haar fysische hoedanigheid, hetzij de vigerende wetgeving rond die afvalstroom. In deze paragrafen komen
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
109
enkel de elementen aan bod die leiden tot een nuanceringen van de algemene strategie zoals die supra is bepaald. De restafvalstroom wordt bewust niet besproken omdat deze de resultante is van de selectieve inzameling en als dusdanig niet tot het plan zelf behoort.
5.2.1
Strategie verpakkingen Er bestaan verschillende reglementeringen rond verpakkingen en iedere actor heeft zijn verantwoordelijkheden. Op basis daarvan kan de totale hoeveelheid verpakkingsafval die bij KKMOÕs en ZOÕs ontstaat, met het oog op de toetsing van de algemene strategie opgedeeld worden in volgende categorie‘n : −
−
− −
−
A: Niet-gevaarlijk verpakkingsafval waarvoor de verpakkingsverantwoordelijken bij FOST Plus zijn aangesloten en die FOST Plus effectief inzamelt en verwerkt. Een voorbeeld van verpakkingsafval uit deze categorie zijn de drankblikjes. B: Niet-gevaarlijk verpakkingsafval waarvoor de verpakkingsverantwoordelijken bij FOST Plus zijn aangesloten en die FOST Plus niet inzamelt. Een voorbeeld van verpakkingsafval uit deze categorie zijn de verpakkingsfolies van voedingswaren. C: Gevaarlijk verpakkingsafval waarvoor de verpakkingsverantwoordelijken bij FOST Plus zijn aangesloten. Zij worden in het huidige inzamelsysteem van FOST Plus niet ingezameld. D: Niet-gevaarlijk verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong. Dit is verpakkingsafval waarvoor de verpakkingsverantwoordelijken niet kunnen aansluiten bij FOST Plus en waarvoor ze zelf de terugnameplicht dienen uit te voeren of waarvoor ze dienen aan te sluiten bij een organisme voor verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong. E: Gevaarlijk verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong. Dit is verpakkingsafval waarvoor de verpakkingsverantwoordelijken niet kunnen aansluiten bij FOST Plus en waarvoor ze zelf de terugnameplicht dienen uit te voeren of waarvoor ze dienen aan te sluiten bij een organisme voor verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong.
De eerste categorie van verpakkingsafval (A) wordt door de gemeenten/intercommunales bij de inwoners ingezameld. Er wordt naar gestreefd om KKMOÕs en ZOÕs toegang te geven tot dit inzamelcircuit. Voorwaarden zijn wel dat dit past binnen de organisatorische voorwaarden van de gemeenten (geen overbelasting inzamelsysteem). Dit streven zal worden vergemakkelijkt indien het voor de gemeenten duidelijk is dat alle kosten die ze hebben voor deze inzameling effectief door de verpakkingsindustrie (FOST Plus) worden gedragen. Daartoe dienen afspraken te worden gemaakt met FOST Plus in uitvoering van artikel 2 van de erkenning van FOST Plus. Tevens dienen de voorwaarden voor de toegang voor KKMOÕs en ZOÕs tot het gemeentelijk containerpark te worden vastgelegd. Als de KKMO of ZO daaraan niet kan voldoen dient hij zich te wenden tot de privŽinzameling. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de KMO niet op de gemeentelijke inzamelroute ligt of indien de hoeveelheden of de samenstelling niet toelaatbaar zijn. De privŽ-inzameling speelt uiteraard mee, maar gezien ze vooralsnog geen tussenkomst krijgt van FOST Plus, ondervindt ze een concurrentieel nadeel. Voor het niet-gevaarlijk verpakkingsafval waarvoor bijdragen werden betaald aan het erkende organisme maar die niet door FOST Plus worden ingezameld (B) rijst een probleem. Een aparte selectieve inzameling biedt het erkende organisme niet aan. Aangezien het erkende organisme zelf bepaalt hoe het zijn doelstellingen Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
110
bereikt, dienen wij in het kader van dit plan ook niet verder te gaan dan deze doelstellingen die bovendien getoetst zijn aan de Europese regelgeving. Voor de verpakkingen categorie B zullen geen verdere acties geprogrammeerd worden met het oog op selectieve inzameling. Voor het gevaarlijk verpakkingsafval waarvoor bijdragen werden betaald maar die niet worden ingezameld via het erkende organisme (C), kan deze benadering niet worden doorgetrokken omwille van de gevaareigenschappen van dit afval en dient wel gezorgd te worden voor selectieve inzameling. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen activiteitsgebonden gevaarlijke verpakkingsafvalstoffen en niet-activiteitsgebonden gevaarlijke afvalstoffen. In sectoren waar activiteitsgebonden verpakkingsafvalstoffen vrijkomen dient een privŽinzamelronde te worden georganiseerd. Alle niet-activiteitsgebonden gevaarlijke afvalstoffen - verpakkingen en andere - die in deze sector vrijkomen dienen samen met de activiteitsgebonden gevaarlijke afvalstoffen te worden ingezameld. In de andere sectoren waar kleine hoeveelheden niet-activiteitsgebonden gevaarlijke verpakkingsafvalstoffen vrijkomen wordt ervoor geopteerd het gemeentelijk KGAcircuit open te stellen. Hoeveelheidsbeperkingen, retributies en afzonderlijke registratie worden voor dit verpakkingsafval opgelegd. Het verpakkingsafval (gevaarlijk en niet-gevaarlijk) van bedrijfsmatige oorsprong (dat niet wordt gelijkgesteld met verpakkingsafval van huishoudelijke oorsprong) (D en E) dient in eerste instantie door de privŽ-sector te worden ingezameld. Bij de gevaarlijke verpakkingen van bedrijfsmatige oorsprong dient hetzelfde onderscheid te worden gemaakt tussen al dan niet sector-gebonden afvalstoffen. De rol van het erkende organisme voor bedrijfsverpakkingen dient nog te worden ingevuld. Voor de sector-gebonden gevaarlijke afvalstoffen dienen sectorale initiatieven te worden ondernomen. Voor de bedrijfsmatige verpakkingen die worden ingezameld op containerparken moeten regelingen worden getroffen tussen de uitbaters van dergelijke parken en VAL-I-PAC. Voorkomen moet worden dat de verschillen in juridisch-organisatorische zin doorwerken in de wijze waarop de afvalstoffen, met name per materiaalsoort, worden ingezameld en verwerkt. Als meer bedrijven kunnen aansluiten op het inzamelcircuit van de gemeenten en intercommunales, dan worden dezelfde verpakkingsafvalstoffen via ŽŽn inzamelkanaal ingezameld. De gemeenten en intercommunales worden dan wel best voor de totale en re‘le kost van het inzamelen en verwerken van deze verpakkingsafvalstoffen door FOST Plus vergoed. In de gemeenten waar de KKMOÕs en ZOÕs toch niet mogen aansluiten op de gemeentelijke/intercommunale inzameling, dient FOST Plus een aparte inzamelronde op te zetten in functie van de door haar te behalen doelstellingen. Wat betreft de inzameling van de verpakkingen van bedrijfsmatige oorsprong in de zin van het verpakkingsdecreet, dienen de belangen van de doelgroep te worden gevrijwaard bij de erkenning van het vertegenwoordigend organisme en bij de opvolging.
5.2.2
Strategie papier en karton Rekening houdend met de verschillende wetgevingen en hun bijhorende toewijzing van verantwoordelijkheden van de verschillende actoren dient de stroom papieren kartonafval die bij KMOÕs ontstaat opgedeeld te worden in volgende categorie‘n: Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
111
− − −
verpakkingen; papierafval dat overeenkomstig VLAREA werd gelijkgesteld en waarvoor de aanvaardingsplicht geldt; ander papierafval (kantoorpapierafval, productiereststoffen en dergelijke).
Voor de verpakkingen van papier en karton wordt verwezen naar de strategie ÒVerpakkingenÓ, categorie A, B, en D. Papier en karton zijn minder gebruikelijk als verpakking voor gevaarlijke stoffen. De strategie blijft van toepassing wat betreft inzameling en retributies. De KKMOÕs en ZOÕs die gevestigd zijn binnen de gemeentelijke inzamelronde voor papierafval zouden zowel voor het gelijkgesteld als voor het andere papierafval, inclusief verpakkingen, toegang moeten krijgen tot deze inzamelronde voor zover ze de organisatorische voorwaarden die specifiek de gemeente specifiek vastlegt voor de KMOÕs, respecteren. Ook de toegang tot het gemeentelijk containerpark kan worden geregeld. De KKMOÕs en ZOÕs die niet kunnen voldoen aan de voorwaarden, dienen zich te richten tot privŽ-inzamelaars. Hoeveelheidsbeperkingen, retributies en andere voorwaarden zouden moeten worden opgelegd.
5.2.3
Strategie gevaarlijk afval Voor gevaarlijk afval liggen zowel in VLAREA als VLAREM een aantal specifieke regels vast. Zij bemoeilijken zowel de gemeentelijke als de privŽ-inzameling. Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen sectoren met activiteitsgebonden gevaarlijke afvalstoffen en andere. In die sectoren dient de sector een specifieke privŽ-inzameling op te zetten voor alle gevaarlijke afvalstoffen. De gevaarlijke afvalstoffen die qua hoeveelheid en samenstelling vergelijkbaar zijn met KGA, zouden de gemeenten moeten kunnen toelaten tot hun KGA-inzameling. Hiertoe dient enige wijziging te worden aangebracht aan de wetgeving ter zake.
5.2.4
Strategie organisch-biologisch bedrijfsafval De algemene strategie is volledig van toepassing op de organisch-biologische bedrijfsafvalstroom. Dit wil zeggen dat de selectieve inzameling vanuit verschillende invalshoeken moet worden georganiseerd. - Vooreerst is er de gemeente, die een rol kan spelen in de vergelijkbare stroom, zowel naar aard als naar samenstelling, en onder de voorwaarden opgesomd in paragraaf 5.1.2.1. - Daarnaast opereert de private inzameling, hetzij sectoraal hetzij lokaal georganiseerd. - Finaal blijft de individuele verantwoordelijkheid gelden van de KMO. - Er wordt steeds rekening gehouden met economische haalbaarheid. - De instrumenten zullen zich in de eerste plaats richten op het geleidelijk stimuleren van de selectieve inzameling, zodat zowel de verwerking als de afzet tijd krijgen om zich daarop af te stellen. Vooral de eigenschap van bederfbaarheid van organisch-biologisch afval heeft een aantal bijzonderheden voor gevolg:
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
112
- De inzameling is enkel mogelijk met een huis-aan-huis haalsysteem. Werken via een centrale inzamelplaats wordt niet toegestaan. - De frequentie van de inzameling is aangepast aan het bederfbaar karakter van de stroom. In functie van de kwaliteit van de afvalverwerking en de eindstroom, is het belangrijk te kunnen werken met vers materiaal. - ÒReverse LogisticsÓ kan enkel voor specifieke stromen. Een grondig onderzoek is noodzakelijk i.f.v. de haalbaarheid ervan. - Omwille van milieuhygi‘nische overwegingen en volksgezondheid kunnen bepaalde KMOÕs te kampen hebben met plaatsingsproblemen voor het inzamelrecipi‘nt. - In het Uitvoeringsplan organisch-biologisch afval is als expliciete voorwaarde voor gescheiden inzameling opgenomen dat voor de selectieve stromen zowel op korte als op lange termijn verwerkingscapaciteit dient beschikbaar te zijn, en dat er bovendien afzet mogelijk is van het eindproduct van de verwerking. Gescheiden inzameling, verwerking en afzet dienen steeds op elkaar te zijn afgestemd. Om dit evenwicht op een hoger niveau te brengen, kan ofwel geduwd worden vanuit de aanbodzijde (aanmoedigen selectieve inzameling), ofwel getrokken worden vanuit de vraagzijde (aanmoedigen afzet eindproduct verwerking). Op dit moment wordt gebruik gemaakt van de bestaande instrumenten, zoals het stort- en verbrandingsverbod voor ongesorteerd bedrijfsafval, de invloed op de verwijderingskost, sensibilisering rond gescheiden inzameling, É, waardoor geduwd wordt aan de aanbodszijde. Uit het haalbaarheidsonderzoek, gepland in actie 75 uit het Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval, zal mogelijk blijken dat nieuwe instrumenten moeten worden ingezet, waardoor er ook langs de vraagzijde kan getrokken worden. Voor meer details wordt verwezen naar het betreffende sectorale uitvoeringsplan.
5.2.5
Bouw- en sloopafval Hetgeen bijzonder is aan bouw- en sloopafval voor de KMOÕs die niet tot de bouwnijverheid behoren, is dat zij slechts occasioneel geconfronteerd worden met deze afvalstroom. Bijzonder is tevens dat het in vergelijking met andere afvalstoffen steeds over grote hoeveelheden gaat, vooral uitgedrukt in gewicht. Qua aard en hoeveelheid zijn deze stromen vergelijkbaar met wat bij de particulier vrijkomt. Een duidelijk verschil met de KMOÕs uit de bouwnijverheid zelf, die dagelijks grote tonnages bouw- en sloopafval produceren. Bouw- en sloopafval is het onderwerp van een sectoraal uitvoeringsplan uit 1995, waarvan de uitvoering wordt opgevolgd in meerdere werkgroepen. Hetgeen volgt zijn de bijzonderheden specifiek voor de selectieve inzameling bij KMOÕs. - Voor alle KMOÕs, al dan niet behorend tot de bouwsector, is er een scheidingsplicht voor de gevaarlijke afvalstoffen. Hiervoor wordt verwezen naar de algemene strategie van de gevaarlijke afvalstoffen (5.2.3) waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen als dan niet sectorale gevaarlijke afvalstoffen. - De scheiding van het niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval dient zo veel mogelijk te gebeuren in inert zuiver puin, metaal, hout, propere kunststof krimpfolies en een te verwijderen restfractie. Daarbij wordt echter een onderscheid gemaakt tussen KMOÕs die al dan niet behoren tot de bouwsector. Voor de KMOÕs die niet behoren tot de bouwsector, dient de aanzet te worden gegeven vanuit de inzameling: aanvaardingsregels of tariefdifferentiatie van de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
113
inzamelaar, scheidingsplicht op het containerpark, É Bijzondere aandacht bij de gemeente dient uit te gaan naar de (voor-/ en na-) scheiding tussen behandeld en niet-behandeld houtafval.
-
-
-
-
-
-
Voor de KMOÕs die wel behoren tot de bouwsector, wordt een grotere inspanning verwacht en dient de sector zicht te organiseren. Bijzondere aandacht gaat echter naar de asbest-cement producten. Zolang de asbest gebonden zit in het product, kan het geen schade veroorzaken. Verwijdering kan plaatsvinden op categorie-3 stortplaatsen voor inerte afvalstoffen. Dergelijke producten mogen in geen geval terecht komen in puinbreekinstallaties. Bij inzameling dienen deze producten apart te worden gehouden, en mogen geenszins gemengd worden met puinafval dat richting puinbreekinstallaties gaat. Wanneer asbestcement gebroken wordt komen de asbestvezels vrij in de lucht, wat dient vermeden te worden. Het is de taak van de inzamelaar (privŽ of publiek) om de KMO hierop te wijzen. De inzamelaar is immers verantwoordelijk voor de verdere verwerking. Voor wat betreft de verpakkingen wordt verwezen naar het respectievelijke deel (5.2.1). Recyclage van kunststoffolies is sterk belemmerd door economische en technische beperkingen. De afvalstromen die het meest in aanmerking komen, zijn zuivere dikwandige folies van dezelfde kunststofsoort. De krimpfolies die in de bouw vrijkomen beantwoorden aan deze criteria, en vormen een prioritaire stroom voor recyclage van kunststoffolie. De KMO dient zijn selectieve stromen aan te bieden aan een inzamelaar die garant staat voor een legale verwerking. Bouw- en sloopafval wordt vaak op een betwistbare wijze ingezet voor toepassingen als verharding, ophoging, É zonder rekening te houden met de wettelijke regels die daarvoor van toepassing zijn. De kostprijs van de inzameling en verwerking dient in elk geval te worden doorgerekend aan de KMO, zowel bij private als openbare inzameling. Inzamelaars die zich niet houden aan de wettelijke bepalingen omtrent de verwerking cre‘ren een ongeoorloofd concurrentieel voordeel. Door het expliciet opnemen van eisen rond de afvalverwerking in de bestekken, kan de KMO hierop inspelen. De overheid kan hierbij een voorbeeldfunctie waarnemen. De vraag wie de afvalproducent is, wanneer een KMO bouw- of renovatiewerken uitvoert bij een particulier ligt formeel vast in het afvalstoffendecreet: de aannemer van bouw- of sloopwerken is de producent van de afvalstoffen die vrijkomen bij zijn bedrijvigheid. Hij is verantwoordelijk voor een goede verwerking van deze afvalstoffen. In de praktijk, en vooral bij het aanbieden van deze afvalstoffen op een containerpark, is dit onderscheid niet meer te maken. De gemeentelijke acceptatievoorwaarden, zowel naar hoeveelheden als vergoeding, dienen daarmee rekening te houden. In de regel dient de KMO zelf in te staan voor een gescheiden inzameling. Gezien de grote hoeveelheden afval die ter gelegenheid van bouw- of verbouwingswerken vrijkomen, is de KMO ten opzichte van de andere afvalstromen minder de dupe van de kleine hoeveelheden. Hij kan dus in geen geval gebrek aan initiatieven uit de sector inroepen. De sector dient haar leden vooral te sensibiliseren, met het oog op de scheiding in herbruikbare stromen, het niet meer ter plaatse begraven en verbranden van afvalstoffen, en het uitkiezen van legale verwerkers. In relatie tot de gemeentelijke inzameling via het containerpark is het belangrijk de aangevoerde hoeveelheden in de hand te houden, zonder de dienstverlening aan de burger in het gedrang te brengen. Enkel de recycleerbare fracties kunnen worden toegelaten op een containerpark. Onontbeerlijk daarvoor is het instellen van hoeveelheidsbeperkingen, zo mogelijk in combinatie met een gepersonaliseerde registratie.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
114
5.2.6
Duurzame gebruiksgoederen Onder deze term worden verstaan wit- en bruingoed, batterijen en accuÕs, voertuigwrakken en autobanden. Al deze duurzame gebruiksgoederen zijn onderworpen aan een aanvaardingsplicht volgens de bepalingen van VLAREA. Dit wil zeggen dat de producent/invoerder verantwoordelijk wordt gesteld voor zijn product in de afvalfase, onafhankelijk of het zich op dat moment bevindt bij een KMO of een particulier. Voor de invulling van de aanvaardingsplicht gaat de voorkeur naar een MBO, afgesloten tussen de overheid en de betrokken sectoren. De bedrijven die aangesloten zijn bij een organisatie die de milieubeleidsovereenkomst ondertekent, treden toe tot een legaal, controleerbaar en effectief gecontroleerd systeem, dat door de betrokken sector zelf ondersteund wordt. De aanvaardingsplicht laten uitvoeren door afzonderlijke bedrijven en hun verplichtingen ter zake effectief controleren, vergt veel meer tijd en energie. Indien deze bedrijven de aanvaardingsplicht niet naleven en hieruit een financieel of concurrentieel voordeel halen, kan ook de milieubeleidsovereenkomst uitgehold worden. Dit is zeker niet bevorderlijk voor de handhaving van de aanvaardingsplicht. De aanvaardingsplicht zoals voorzien in VLAREA gaat uit van een systeem van reverse logistics. De MBO biedt de producent/invoerder ruimte om de inzameling te organiseren via een ander systeem van private of openbare inzameling. In een MBO kan de rol van de verschillende betrokkenen (producent, invoerder, tussenhandelaar, eindverkoper,É) duidelijk worden vastgelegd. Dit kan verschillend zijn per afvalstroom ondermeer rekening houdend met de specifieke situatie in de sector. De huidige stand van zaken hieromtrent werd gegeven in het deel 1 Analyse. In tegenstelling tot de algemene strategie van dit plan, waar de inzameling van het KMO-afval vanuit verschillende invalshoeken wordt benaderd, wordt voor de duurzame gebruiksgoederen de keuze van inzameling gemaakt door de producent/invoerder, zij het onder waakzaam oog van de regionale overheid.
5.3
Financiering Terwijl hierboven de inzamelstructuur zelf het onderwerp was, wordt in dit deel besproken hoe de beschikbare financi‘le instrumenten kunnen worden aangewend om die vooropgestelde inzamelstructuren te bereiken. In een eerste deel worden enkele algemene principes gesteld. In een tweede deel worden de beschikbare financi‘le instrumenten ingevuld.
5.3.1
Algemene strategie De vervuiler betaalt Dit algemeen aanvaarde milieuprincipe staat centraal in dit uitvoeringsplan. De gemeenschap mag niet opdraaien voor de inzameling en verwerking van bedrijfsafval. Financieren impliceert sturen ÔDe vervuiler betaaltÕ betekent eveneens dat de vervuiler geconfronteerd wordt met de kost van afval, en heeft voor gevolg dat de kostprijs van twee alternatieven een belangrijke (of zelfs de belangrijkste) determinant zal zijn in de beslissing van de KMO. Prijsdifferentiatie kan een belangrijke aanzet geven tot preventie en selectieve inzameling. Dit plan heeft er alle baat bij dat de milieuhygi‘nisch minst verantwoorde alternatieven duurder zijn dan de meest verantwoorde. Slechts in dat geval zal een zichtbaar verband tussen de vergoedingen, de achterliggende kosten Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
115
en het milieubelang het juiste signaal geven aan de KMO en hem aanzetten tot preventie of selectieve inzameling. De meest aangewezen methode om deze relatie zichtbaar te maken bestaat erin de vaste kosten te dekken met een forfaitaire vergoeding, en de variabele kosten met een variabele vergoeding. Als echter het voor het milieu slechtste alternatief het goedkoopste is, zou geen verband mogen worden gelegd met de vergoeding. Minimale controle De keuze van de financierende systemen moet zo worden geconcipieerd dat de behoefte aan controle minimaal is.
5.3.2
Instrumenten. Voor het ondersteunen van de gewenste inzamelstructuren, zullen volgende financi‘le instrumenten als volgt worden ingezet : − − − −
5.3.2.1
het gemeentelijk belasting- en retributiesysteem; de private inzamelkost; de verwijderingskost; de subsidi‘ring.
Het gemeentelijk belasting- en retributiesysteem De gemeentelijke inzameling van de kleine hoeveelheden vergelijkbaar bedrijfsafval bij KMOÕs is een belangrijke pijler in de strategie. De keuze om bepaalde afvalstoffenstromen richting gemeentelijk circuit te sturen is niet per definitie strijdig met het uitgangspunt dat de gemeenschap niet dient op te draaien voor deze afvalstoffen. De inzameling dient wel te gebeuren met respect voor een aantal spelregels. Gezien het belang en de complexiteit wordt hierop uitvoerig ingegaan. Een aantal te hanteren principes worden uitgewerkt en zijn van toepassing op alle afvalstromen. Vervolgens worden de bijzonderheden aangegeven voor die stromen waarvoor af te wijken is van de algemene principes. De cijfermatige uitwerking en de concrete gemotiveerde aanbevelingen zijn opgenomen als actie. 1
Expliciete regeling voor KMOÕs
Sinds de inwerkingtreding van VLAREA hoeft de gemeente niet meer in te staan voor bedrijfsafval van KMOÕs. Zij kan beslissen het formeel uit te sluiten uit haar inzamelcircuits. Wat zij echter niet kan is uitsluiten dat afval van KMOÕs toch terechtkomt bij het huishoudelijk afval. In dat geval kan de KMO daarvoor geen kost aangerekend worden, aangezien hij formeel is uitgesloten. In het andere geval vaardigt de gemeente expliciete regels uit voor de inzameling van bedrijfsafval van KMOÕs, waarbij vooral in het oog wordt gehouden hoe men de hoeveelheden in de hand kan houden en hoe de KMO hiervoor de re‘le kost kan betalen. Bij een goed opgezet systeem is de gemeenschap het meest gebaat met de laatstgenoemde optie. 2
Doorrekening van de re‘le kost
a. Bepaling van de re‘le kosten De gemeenten dienen, net als voor de huishoudelijke afvalstoffen, hun belastingen retributiesysteem te herbekijken in functie van het bedrijfsafval van KMOÕs. De Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
116
basis daarvoor is een correcte bepaling van de re‘le kostprijs. Een deel van de kost bestaat uit direct toewijsbare kosten; de moeilijkheid ligt echter bij de juiste allocatie van niet-direct toewijsbare kosten. De KMO-inzameling is immers een toevoeging aan een bestaand inzamelcircuit voor de huishoudens dat de gemeenschap betaalt, gedeeltelijk door middel van retributies, gedeeltelijk uit de globale middelen. Om ÒdeÓ kost te bepalen is geen eenduidige oplossing voor handen: zijn alle kosten gekend, voor welk deel is de KMO-inzameling verantwoordelijk, moet enkel de meerkost of de volledige kost worden betaald,... Wanneer de kostprijs die wordt aangerekend lager uitvalt dan bij de privŽinzameling, zal al gauw het vermoeden rijzen dat niet alle kosten worden doorgerekend. Rekening houdend met de gestelde principes, moet de re‘le kost worden vermeerderd met de subsidies die de gemeenten krijgen voor de voorzieningen voor inzameling en/of verwerking van huishoudelijk afval. De gemeentelijke/intercommunale inzameling moet op eerlijke voet concurreren met de privŽ-inzameling. Het aanrekenen van alle kosten van de inzameling bij de KMO, kan voor gevolg hebben dat KMOÕs meer dienen te betalen dan gezinnen, met mogelijke onwil tot betalen bij de KMO. b. Kostendekking Wanneer de re‘le kost gekend is moet ervoor gezorgd worden dat de betrokken KMO ook daadwerkelijk betaalt. Daartoe beschikt de gemeente over een aantal financieringsmogelijkheden: − − − −
een bijdrage uit de algemene middelen een afval-, of een milieubelasting waarin de kosten voor inzameling en verwerking van de afvalstoffen zijn opgenomen een retributie per aangeboden afvaleenheid in voorkomende gevallen een bijdrage van het erkend organisme in uitvoering van de producentenverantwoordelijkheid.
De juiste verhouding vastleggen tussen de bovenstaande middelen is van groot belang, aangezien het bepalend is voor de mate van milieugericht gedrag van de KMO en voor de controleerbaarheid van het systeem. 3
Prijsdifferentiatie als aanzet tot preventie en selectieve inzameling
Het belasting- en retributiestelsel krijgt niet alleen een financierende maar ook een sturende rol te vervullen. Zoals hierboven gesteld moet er een zichtbaar verband gelegd worden tussen de vergoeding die moet worden betaald en de milieuschadelijkheid van bepaalde alternatieven. In het beste geval komt de vergoeding overeen met de onderliggende kostenstructuur. Ligt de realiteit anders, dan mag dit laatste verband niet gelegd worden. De financi‘le consequenties moeten de KMO aanzetten tot preventie of selectieve inzameling. Zoals voorgesteld in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 dienen de gemeenten hiertoe een gedifferentieerd belasting- en retributiesysteem op te stellen. Hierbij zou een aantal regels gerespecteerd moeten worden, zonder afbreuk te doen aan de gemeentelijke autonomie: −
Het financierend systeem dient zo dicht mogelijk te staan bij de re‘le kostenstructuur. Vaste kosten worden in de regel vergoed met belastingen, variabele kosten met retributies. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
117
− −
−
− − −
4
De bijdragen uit de algemene middelen worden tot nul teruggebracht. Wat niet gedekt wordt door retributies en andere variabele tussenkomsten, wordt het best verrekend in een vaste afvalbelasting. Die kan bijvoorbeeld geheven worden aan alle KMOÕs die zich in het verzorgingsgebied van de gemeentelijke/intercommunale inzameling bevinden. Om de KMOÕs die een privŽ-inzameling verkiezen niet nogmaals te doen betalen, kan de mogelijkheid worden ingebouwd om een reductie aan te vragen in de mate dat zij kunnen aantonen dat ze geen gebruik maken van de systemen voor inzameling van huishoudelijk afval (bv. via een contract met een particulier inzamelaar). Dergelijke systemen zijn administratief belastend, maar zeker sluitend. Voor de retributie geldt dat wanneer in het kader van de gemeentelijke financi‘le autonomie de bedragen of de systemen voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen afwijken van deze voor huishoudelijke afvalstoffen, daar toezicht op moet worden gehouden. Aangezien de oorsprong van afval moeilijk te achterhalen is bij aanbieding, wordt deze toestand zo veel mogelijk vermeden. De verschillende behandeling, indien hiertoe wordt beslist door de gemeente, wordt beter gelegd op het niveau van de vaste belasting. Een andere mogelijkheid om KMO en huishouden verschillend te behandelen zonder een verschillende retributie te hanteren, is de huishoudens te compenseren met het gratis aanbieden van een aantal huisvuil- of PMD-zakken per jaar, het gratis ter beschikking stellen van de GFT-container waar de KMO voor dient te betalen, É. Belangrijk daarbij is dat de retributie verder gelijk blijft en geen controle vereist is naar de huishoudelijke of bedrijfsmatige oorsprong van het afval. De retributie op de restfractie is duurder dan die op de selectieve fracties. Een geringe kostprijs toekennen aan selectieve fracties is dan weer te verantwoorden omdat het helpt preventie te stimuleren. De gemeente stelt in de eerste plaats haar inzamelsystemen open voor de selectieve fracties. Wordt ook de restfractie meegenomen, dan is dit slechts mogelijk voor een beperkte hoeveelheid. Evenwicht tussen financiering en sturing
ÔDe vervuiler betaaltÕ impliceert uiteraard Ôin de mate dat hij vervuiltÕ. Hierboven werd gesteld dat de meest aangewezen methode hiertoe is de vaste kosten te dekken met een forfaitaire vergoeding (milieubelasting), de variabele kosten met een variabele vergoeding (retributie). In een aantal gevallen dient hiervan te worden afgeweken, omdat het verkeerde signalen zou geven omtrent het afvalgedrag van de KMO. In volgende gevallen is het aangewezen de verhouding retributie-belasting aan te passen: −
−
Bij een volledige tussenkomst van de producent in het kader van een aanvaardingsplicht kan het voor een gemeente toch nog zinnig zijn een beperkte retributie te heffen. De inzameling van die ene fractie kan immers niet los gezien worden van het totale afvalbeheer van de gemeente. Een te kleine kost ten opzichte van de restfractie leidt tot grote vervuilingsgraden in de selectieve fracties en zet niet aan tot preventief handelen. Voor een aantal fracties en gevaarlijk afval in het bijzonder is de verwerkingskost zo hoog dat een volledige verrekening in de retributie de selectieve inzameling in de weg zou staan. Voor dergelijke fracties dient de retributie laag gehouden te worden en de kost meer in de forfaitaire belasting te worden ingerekend.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
118
−
Handhavingsproblemen kunnen eveneens een reden zijn om af te wijken van de gestelde principes. Elke regeling is pas zinnig in de mate dat ze spontaan opgevolgd wordt of afdwingbaar is. Een aantal voorbeelden komt ter sprake bij de uitwerking per afvalstroom.
5 Mix van maatregelen Om het al dan niet illegaal ontwijkgedrag te beperken dient een nieuwe tarifering weloverwogen te gebeuren samen met een aantal begeleidende maatregelen. −
−
−
6
Een goed uitgewerkt aanbod van mogelijkheden voor preventie en selectieve inzameling. Zoniet wordt de instelling van een algemene belasting of de verhoging van de retributie voor de restfractie aangezien als een puur financierende maatregel, wat leidt tot ontwijkgedrag. Continue informatie en sensibilisering. De KMO dient zich bewust te worden van het feit dat ze de globale kost steeds dient te betalen. Een nieuw systeem heeft enkel tot doel de vervuiler te doen betalen. Bovendien heeft de vervuiler het betalen van de retributies zelf in de hand via zijn milieubewust gedrag. Gedragsverandering moet in het uiterste geval afgedwongen kunnen worden. Handhaving zal in de eerste plaats gericht zijn op het afsnijden van ongewenste alternatieve circuits (illegaal dumpen of verbranden, vervuilen van de selectieve fracties, afvaltoerisme, É). Dit wil zeggen dat het nieuwe tariferingssysteem en de begeleidende maatregelen formeel moeten vastliggen in reglementeringen en dat die reglementeringen ook strafbepalingen moeten bevatten. Steekproefsgewijze controles kunnen aanzetten tot het gewenste gedrag. Uitwerking
Bovenvermelde principes worden getoetst aan deze stromen waar bijzonderheden aan zijn verbonden. Verpakkingen Voor verpakkingen krijgen de gemeenten vergoedingen van het erkend organisme. Een retributie is slechts kostendekkend in de mate dat de kostenvergoeding van FOST Plus niet volledig is. Anderzijds zou een kosteloze inzameling een verkeerd signaal geven ten aanzien van preventie en zou het aanleiding geven tot een te hoge vervuilingsgraad. De retributie dient in elk geval beperkt te blijven aangezien de KKMOÕs en ZOÕs al betaald hebben voor het beheer van dit verpakkingsafval via het groene punt bij de aankoop van de verpakkingen en gezien de tussenkomst van FOST Plus. Voor gevaarlijke verpakkingen en verpakkingen van bedrijfsoorsprong bestaan er op dit moment geen tussenkomsten van de producenten. Voor de niet-PMD-fractie kan een andere benadering worden gevolgd: gevaarlijke verpakkingen zullen gefinancierd worden analoog met gevaarlijk afval; bedrijfsmatige verpakkingen analoog met de andere fracties waarvoor de producent geen tussenkomst verleent. Glasbollen staan vrij en onbewaakt op straat. In dergelijke gevallen kunnen KMOÕs niet uitgesloten worden en is het uiteraard niet zinnig een retributie te vragen op containerparken. Papier en karton Ook hier wordt ervoor gekozen de re‘le kostprijs aan te rekenen. De kostprijs voor de gemeente wordt mede bepaald door de eventuele tussenkomst vanwege de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
119
producenten in het kader van de aanvaardingsplicht. Voor verpakkingen wordt de volledige kost vergoed, voor reclamedrukwerk wordt mogelijks een tussenkomst ingesteld. Voor het andere papierafval waarvoor geen aanvaardingsplicht geldt, is er geen tussenkomst. De kost voor de gemeente voor de inzameling van alle categorie‘n papierafval samen is gezien de tussenkomsten relatief beperkt. Ook hier kunnen andere redenen gelden om toch een hogere retributie aan de KKMO of ZO aan te rekenen. Gevaarlijk afval Op zich geldt ook hier de regel dat de re‘le kost dient te worden vergoed. Toch wordt gepleit voor deze fractie niet de volledige variabele kost te dekken met een retributie. De verwerkingsprijs is immers zo hoog dat bij zoÕn retributie de drempel voor selectief aanbieden te hoog zou liggen. Zeker voor gevaarlijke afvalstoffen moet worden vermeden dat ze bij het restafval terechtkomen. Een deel van de variabele kost zal moeten gefinancierd worden uit de globale afvalbelasting. Niet-vergelijkbare afvalstoffen Het bovenvermelde retributiesysteem is in de eerste plaats bedoeld voor vergelijkbare afvalstoffen, i.e. afvalstoffen die ook bij de huishoudens worden ingezameld. De gemeente is vrij om ook niet-vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen tot het gemeentelijke circuit toe te laten. Nog meer dan voor de vergelijkbare moet gewerkt worden op re‘le kostenbasis en moet de gemeentelijke inzameling in eerlijke concurrentie handelen met de privŽ-inzameling. Belangrijk binnen dit gegeven is de afzonderlijke registratie van deze bedrijfsafvalstoffen. 5.3.2.2
De privŽ-inzameling Wat geldt voor de publieke inzameling, is in grote mate van toepassing op de privŽ-inzameling. Van uitermate groot belang voor het slagen van dit uitvoeringsplan is dat ook de privŽ-inzamelaars een gevoelige prijsdifferentiatie zouden doorvoeren tussen selectief aangeboden afvalstoffen en de gemengde restfractie. Zij rekenen vaak met ondoorzichtige tarieven of abonnementsystemen, die globaal kostendekkend zijn, maar weinig in verband staan met de re‘le kostenstructuur. De tarifering moet de KMO de financi‘le consequenties van slechte scheiding doen voelen. De inzamelaars zijn het best geplaatst om de KMOÕs aan te zetten tot selectieve inzameling. Ze dienen de KMOÕs te informeren en te sensibiliseren en kunnen een prijsdifferentiatie hanteren die gescheiden inzameling bevordert. Ze kunnen spelen met de verhouding abonnementsgeld-variabele kost of de variabele kost laten vari‘ren in functie van volume, ophaalfrequentie, scheidingsgraad, É Een financieel voordeel is wellicht de beste stimulans. Indien de KMO niet kan aansluiten op de inzameling van de gemeente / intercommunale die wel wordt vergoed door de erkende inrichting, dient hij zich te richten tot een privŽ-inzamelaar en zal hij de volledige kost moeten betalen. Binnen de erkenningsregeling voor deze organisaties (bij FOST-Plus kan dit ten vroegste binnen vijf jaar) en de opvolging in het kader van de aanvaardingsplicht zullen dergelijke scheeftrekkingen aan de orde worden gebracht: KMOÕs dienen eveneens toegang te krijgen tot inzamelrondes die gedragen worden door het erkend organisme.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
120
Verwijderingskost De verwijderingskost is de som van de kost die de exploitant van de inrichting aanrekent plus de milieuheffing. Beide zijn de laatste jaren sterk toegenomen. Dit kan de gescheiden inzameling enkel bevorderen. Wat betreft de verhoging van de verwerkingstarieven van de exploitant bestaat er een controle op prijsverhogingen door de Prijzencommissie van het Ministerie van Economische Zaken die bedoeld is om de inflatie binnen de perken te houden. Deze commissie bekijkt de prijsverhogingen enkel vanuit bedrijfseconomische invalshoek. Voor aanvragen tot prijsverhogingen van afvalverwerkers bestaat er een overleg tussen de commissie en de OVAM. De bijdrage van de OVAM bestaat erin de consequenties op milieuvlak in te calculeren: de consequenties van de prijsveranderingen op de afvalmarkt, de relatie tot alternatieve verwerking. De OVAM heeft in de eindbeslissing geen stemrecht. Wat betreft de milieuheffingen speelt de OVAM een actievere rol. Ze in de heffing en doet voorstellen voor aanpassing van dit bijzonder invloedrijk instrument. De te volgen principes en voorstellen tot aanpassing verschillen niet van deze die zijn geformuleerd in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001. Het volstaat hiernaar te verwijzen en de werkgroep die hiertoe binnen dat kader is opgericht te bestendigen. 5.3.2.3
Subsidi‘ring a Algemeen Rechtstreekse subsidi‘ring van de selectieve inzameling voor KMOÕs is niet mogelijk noch wenselijk, omdat het privaatrechtelijke inrichtingen zijn. Toch blijft subsidi‘ring een mogelijk instrument om bepaalde zaken gerealiseerd te krijgen. De volgende principes dienen daarbij echter voor ogen te worden gehouden: −
− − − −
Elke nieuwe subsidieregeling dient rekening te houden met de bepalingen in dit plan. Dit wil zeggen dat de regeling niet in strijd mag zijn met de algemene strategie en dat de regeling voor bedrijfsafval van KMOÕs moet bijdragen tot het bereiken van de in dit plan vooropgestelde doelstellingen. Subsidies mogen niet rechtstreeks voor gevolg hebben dat gemeenschapsgeld wordt aangewend voor de selectieve inzameling van bedrijfsafval. Handelingen die eventueel in aanmerking kunnen komen voor onrechtstreekse tussenkomst zijn bijvoorbeeld onderzoeken, organiseren, cošrdineren of faciliteren. Mogelijke begunstigden zijn dan publiekrechtelijke of vertegenwoordigende instanties. Subsidi‘ring van systemen of voorzieningen die bedoeld zijn voor huishoudelijk afval, maar die in tweede orde beperkt aangewend worden voor bedrijfsafval, wordt niet beschouwd als een inbreuk op de voorgaande principes.
b
Uitwerking
−
Een heel bijzondere rol is in dit plan weggelegd voor de gemeenten en intercommunales. Van hen wordt gevraagd hun diensten open te stellen voor de KMOÕs, met doorrekening van de kosten. Subsidi‘ring van deze diensten is uitgesloten. Anderzijds vergt het uitwerken van een gepast inzamel- en financieringsysteem onderzoek en organisatie. Het instrument Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
121
−
bij uitstek om hieraan te dragen en op die manier de plaatselijke overheid hiertoe aan te moedigen is het Gemeentelijke Milieuconvenant. De meeste aandacht is in het verleden gegaan naar de huishoudelijke en vergelijkbare afvalstoffen. Het Presti-programma zorgde voor de sectorale aanpak van bedrijfsafval, zij het enkel op het vlak van preventie. Dit uitvoeringsplan voorziet eveneens in een sectorale aanpak van de selectieve inzameling van sector-gebonden afvalstoffen, met bijzondere aandacht voor de gevaarlijke afvalstoffen. De verantwoordelijkheid voor de selectieve inzameling ligt bij de sector zelf. Toch is het aangewezen enige financi‘le middelen te reserveren voor het geval dat de federaties bij de uitwerking en organisatie van de inzamelsystemen behoefte hebben aan ondersteuning. In de regel ligt zowel de operationele als financi‘le verantwoordelijkheid bij de sector zelf. De tussenkomsten kunnen beperkt gehouden worden, gezien de aanwezige kennis, de bestaande structuren en de belangen voor de sectoren zelf. Hun bereidheid tot medewerking wordt ingegeven door een aantal voordelen: − − −
Door de samenwerking tussen de sector en de overheid kan de optimale oplossing gevonden worden. De overheid biedt op dat moment immers haar kennis en een voorkeursbehandeling aan. Ten minste voor de duur van de samenwerking verbindt de overheid zich ertoe niet autonoom bijkomende wetgeving of taken op te leggen. De mogelijke tussenkomst van de overheid in bepaalde kosten. Deze financi‘le regeling van het programma moet nog worden uitgewerkt.
Waar bij Presti elk programma moet worden gezien als een zelfstandige entiteit waar op iedere sector/bedrijf/intermediair kan ingaan en elk programma moet gezien worden als een volgende stap naar preventie, wordt ÒGistiÓ (gescheiden inzameling stimuleren) anders opgevat. Gisti wordt per sector opgezet en dient gezien te worden als een programmering van opeenvolgende acties die de vertegenwoordigers van de sectoren in samenspraak met de OVAM uitvoeren. Het programma zou bestaan uit een aantal stappen die nodig zijn om de problemen bloot te leggen en de best passende oplossingen uit te werken.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
122
6
Voorlichting
1
Uitgangspunten
−
De doelgroep KKMOÕs en ZOÕs is zeer moeilijk bereikbaar omdat ze zeer divers van aard en samenstelling is en elke tijdsbesteding ten koste gaat van de kernactiviteit en het rendement. Er moeten dus zeer aansprekende, toegankelijke en direct bruikbare voorlichtingsmiddelen ontwikkeld en toegepast worden. Praktische en kant-en-klare informatie zijn in het bijzonder welkom: Wat ben ik verplicht, hoeveel zal dat kosten, waar kan ik ervoor terecht, hoeveel ruimte en tijd neemt dat in beslag, welke voordelen haal ik eruit, en dergelijke. De KMO zet vermoedelijk niet zelf de eerste stap. De overheden zullen naar hem moeten toestappen, bijvoorbeeld via bestaande bladen en bijeenkomsten waar hij uit eigen interesse naartoe gaat. Er moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande communicatielijnen en ÐprogrammaÕs. Aanhaken aan wat in Presti gebeurt, ligt voor de hand. Medewerking kan gekregen worden door win-win situaties te cre‘ren en/of aan te tonen. Argumenten zijn dan: kosten besparen, service bieden, professionaliteit, imago, voorbereiden op de toekomstige evoluties, verwijzen naar relaties met kwaliteitsborging in het kader van ISO-9000. Het effect van de voorlichting wordt vergroot door deze te ontwikkelen met en te verstrekken via instanties die dicht bij de doelgroep staan, zoals de lokale overheden, de Kamers van Nijverheid en Handel, de sectoren en federaties, inzamelaars en via de bedrijven die leverancier zijn van de KMO.
−
− − −
−
2
Boodschappen
De voorlichting moet zich concentreren op de volgende boodschappen: − − − − − − 3
kennis geven over de wettelijke verplichtingen voor de ontdoener kennis geven en responsabiliseren over principes van het Vlaamse afvalbeleid concrete aanbevelingen doen voor preventie concrete aanbevelingen doen voor selectieve inzameling verwijzen naar informatiebronnen de voordelen en de successen van preventie en selectieve inzameling illustreren. Doelgroep
De doelgroep kan niet als geheel benaderd worden. Niet alleen is deze te heterogeen om voldoende concrete informatie over de afvalstromen te kunnen geven, ze is ook te heterogeen om ze via gezamenlijke communicatiekanalen te kunnen bereiken. Een verfijning naar bedrijfssectoren lijkt aangewezen. De betreffende sectororganisaties zijn dus belangrijke intermediairen, die op zichzelf een doelgroep zijn voor de voorlichtingscampagne. 4
Gewenste effect
Communicatie-effecten worden doorgaans opgedeeld in drie groepen m.n. cognitieve, affectieve en conatieve: −
cognitief : KMO kent de wettelijke verplichtingen die op hem van toepassing zijn Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
123
− −
affectief : KMO is er zich van bewust en is overtuigd dat preventie en selectieve inzameling goed zijn voor zijn bedrijf, de samenleving en het milieu conatief : KMO doet systematisch aan preventie en gescheiden inzameling.
In het kader van Gisti zullen de doelstellingen hieromtrent bepaald worden en zal het succes van de campagne periodiek gescreend worden. 5
Wie communiceert
In functie van de boodschap, het gewenste effect en de doelgroep kan bepaald worden wie communiceert. Het verdient de voorkeur dat de OVAM de diverse doelgroepen tracht te bereiken via allerlei tussenkanalen. In dit geval komt de boodschap van de OVAM met die van de betreffende sector samen en wordt ze verspreid via een tussenpersoon. Hoe meer er gedifferentieerd wordt en getracht wordt de doelgroep van concrete informatie te voorzien, hoe meer middelen dit zal vergen (financies en personeel). Daarom zullen de partners niet alleen als doorgeefluik maar ook als co-financier en co-producent van de communicatiemiddelen fungeren. Partners in de voorlichting aan de KMO zijn: − − − − − − − − − − − −
de gemeenten de intercommunales gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen (m.i.v. bedrijvencentra) NCMV Kamers voor Handel en Nijverheid vormingsinstellingen (VIZO, CMO, OSP, landbouwvorming ALT, e.d.) met cursussen voor starters en bijscholingsaanbod voor KMOÕs TSO en hogeschoolopleidingen die hoofdzakelijk leiden tot een zelfstandig beroep beroepsfederaties FEBEM sociale secretariaten milieuorganisaties banken.
Bespreking van de voorlichtingsactiviteiten zal plaatsvinden in het overlegplatform dat ten behoeve van de uitvoering van dit plan zal worden ingesteld. Het betreft zowel de cošrdinatie van lopende initiatieven als het opzetten van nieuwe. De verspreiding van voorlichtingsmiddelen kan gekoppeld worden aan acties van het Vlaams Steunpunt Afval- en Emissiepreventie dat via een netwerk van intermediairen de doelgroep zal bereiken. Via Gisti zullen per sector plannen worden opgesteld. In dat kader zullen gerichte voorlichtingsactiviteiten ontwikkeld worden per sector. De activiteiten die op het gebied van handhaving geprogrammeerd worden, hebben in de komende paar jaren ook vooral een voorlichtingskarakter. Op basis van de controle en toezichtactiviteiten op de stortplaatsen zal overleg gevoerd worden met inzamelaars en hun klanten over de juiste wijze van afvalscheiding.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
124
7
Handhaving
Cruciaal voor het welslagen van het beleid is de naleving van de regels. Ter bepaling van de handhavingsstrategie is een evaluatie nodig van de regelgeving op de volgende aspecten: − −
Mate waarin de regelgeving bijdraagt aan het doel de selectieve inzameling te intensiveren Benodigde handhavingsinspanning, rekening houdend met de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen in de verwijderingsketen.
Handhaving op de gescheiden inzameling kan plaatsvinden op drie niveauÕs: -
aanbieder ophaler verwerker
Hoe hoger in de keten, hoe meer controlepunten. De gescheiden inzameling kan onmogelijk bij elk inzamelpunt worden gecontroleerd. Het grootste effect op de hoeveelheid afval die selectief wordt ingezameld bij de KKMOÕs en ZOÕs is te verwachten van het stort- en verbrandingsverbod. Naleving van deze regels heeft tot effect dat recycleerbare fracties, in het bijzonder glas en oud papier en karton gescheiden moeten worden ingezameld. Dit is naar verwachting een groot deel van het afvalaanbod van de doelgroep. In de handhaving hiervan is een belangrijke rol weggelegd voor de inzamelaars, zowel de gemeentelijke als de private. Bij het accepteren van de aangeboden afvalstoffen dienen zij erop toe te zien dat dit volgens de regels gebeurt. De overheid kan zich dan concentreren op toezicht op de aanlevering door de inzamelaars aan stortplaatsen en verbrandingsinstallaties. Dit toezicht kan in een eerste periode intensief en later steeksproefgewijze worden uitgevoerd, zodanig dat de pakkans bij slechte aanbieding zo groot is dat de inzamelaar genoodzaakt is zijn aanbieders van afval op hun gedrag aan te spreken. Indien gekozen wordt voor gezamenlijke inzameling met nascheiding, moet dit controleerbaar zijn en effect gecontroleerd worden. Het handhavingsbeleid is wel geconcentreerd op doch niet beperkt tot het stort- en verbrandingsverbod. Naast het toezicht bij op het einde van de keten, wordt ook geopteerd voor controle op het niveau van de transporten. In dat verband wordt verwezen naar het regeerakkoord waar resoluut wordt gekozen voor een handhavingsnetwerk, dat functioneert vanuit de verschillende diensten die verantwoordelijkheid dragen op het vlak van de handhaving van de milieuwetgeving in Vlaanderen. De huidige samenwerking met de Rijkswacht, die tijdens de routinecontroles ook aandacht besteedt aan het facet afval, zal verder worden uitgebouwd. Instructies rond scheidingsregels zullen aan de rijkswachters ten velde worden gegeven. Bij de aanbieding van bedrijfsafval bij (gemeentelijke) containerparken dient de exploitant zodanig toezicht te houden dat de afvalstromen maximaal gescheiden worden aangeboden. Dit is zowel in het belang van de doelstellingen als van de economische exploitatie van het containerpark. Hier kan de OVAM extensief toezicht houden, mede gericht op een betere bedrijfsvoering van de containerparken. Op dit moment maakt de minister gebruik van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het stort- en verbrandingsverbod. De huidige verbrandingscapaciteit is onvoldoende om het aanbod te kunnen verwerken. Wat het stortverbod betreft is slechts een gedeeltelijke ontheffing van kracht. In ieder geval dienen papier en karton en glas uitgesorteerd te zijn en dient een deel van het bedrijfsafval gesorteerd te worden aangeboden en verwerkt.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
125
De handhaving door de OVAM zal zich in de eerstkomende periode met name op deze afvalstroom richten. De huidige stortverboden zijn verleend tot 30 juni 2000. Pas bij de volgende aanvragen tot afwijking kan worden bijgestuurd. Als gesorteerd bedrijfsafval wordt de definitie van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 gehanteerd. In de beginperiode zullen de activiteiten vooral bestaan uit controle en toezicht. Zo zullen inzamelaars en aanbieders aangesproken worden op correctie van hun aanbiedgedrag. Ze zullen toelichting krijgen over de regels en over de mogelijkheden om daaraan te voldoen. Daarbij zal verwezen worden naar voorlichtingsmateriaal en informatiebronnen. Tevens komen er afspraken over de termijn waarop de aanbieding wel volgens de regels zal plaatsvinden. Op basis daarvan vindt de vervolgcontrole plaats en worden nadere corrigerende stappen genomen. Vanuit de jaarlijkse rapportering van wat gestort is binnen de toegestane afwijkingen, zal een evaluatie plaatsvinden van de resultaten van de stortverboden.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
126
Deel 3 : Programmering en acties
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
127
1
Inleiding
In deel 2 zijn de taakstellingen van het plan bepaald : naar welke toestand moeten we binnen de planningsperiode evolueren en hoe zijn de verantwoordelijkheden daarbij verdeeld ? De KMO dient zijn afvalstoffen gescheiden te kunnen aanbieden. Deel 3 beschrijft op welke wijze we die geformuleerde taakstellingen en strategie moeten halen en hoe dat concreet kan. Dit deel geeft dus aan wie binnen de uitvoering bepaalde taken opgelegd krijgt, meestal in samenspraak met andere betrokkenen. Dat betekent niet dat hij de eindverantwoordelijkheid voor selectieve inzameling krijgt. Door elkeen initiatief te laten nemen op zijn terrein ontstaat een collegiaal engagement, zonder de wettelijke verantwoordelijkheden met de voeten te treden. Het is onmogelijk deel 3 los te zien van deel 2. Voor zaken die niet expliciet zijn opgenomen in deel 3, zoals bijvoorbeeld de samenhang tussen de acties, de prioriteit van de acties en of andere informatie die de actie op zich overschrijdt, dient de link te worden gelegd met de bepalingen uit deel 2. De acties worden doorlopend genummerd, en zijn, om de link met deel 2 te vereenvoudigen, ingedeeld overeenkomstig de strategie van deel 2 die de kleine onderneming wil benaderen vanuit verschillende invalshoeken: 1. gemeentelijke inzameling 2. sectorale inzameling 3. reverse logistics (aanvaardingsplicht en vrijwillig) 4. locale inzameling 5. individuele inzameling KMO Aangezien een aantal acties gericht zijn op mŽŽr dan 1 benadering, worden deze voorafgaandelijk aan bovenstaande indeling samengebundeld. Het aantal acties die staan vermeld per invalshoek is geen goede indicator voor het belang dat eraan gehecht wordt. Sommige invalshoeken zullen vooral gestimuleerd worden vanuit algemene acties. Toch dient te worden aangegeven dat het zwaartepunt van de acties ligt rond de bevordering van de gemeentelijke inzameling voor de vergelijkbare afvalstoffen, en de sectorale inzameling voor de sectorale afvalstoffen (GISTI).
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
128
2
Programmering
2.1
Algemene acties Actie 1 : Oprichten Overlegplatform KMO-afval. Het cošrdineren, bewaken en bijsturen van het uitvoeringsplan zal plaatsvinden binnen een op te richten forum van betrokkenen. In eerste instantie zijn dit de leden van de externe stuurgroep die betrokken was bij het opstellen van het plan. Naar gelang van de voortgang en eventueel beperkt voor een specifieke aangelegenheid, kunnen andere betrokkenen worden toegevoegd (bv. erkende organismen). Voor specifieke onderwerpen kan gewerkt worden in werkgroepen. De OVAM neemt het voorzitterschap en secretariaat waar en stelt het huishoudelijk reglement op. De werking van de verschillende overlegplatformen, die zijn opgericht in het kader van de verschillende uitvoeringsplannen, wordt op elkaar afgestemd. Gedacht wordt om de plan-gebonden overlegplatformen strikt te beperken, en meer te werken met item-gebonden werkgroepen, met vertegenwoordigers uit de verschillende overlegplatformen (vb milieuheffingen, aanvaardingsplichten, registratie, É). De linken tussen de verschillende uitvoeringsplannen moeten duidelijk worden gemaakt in de op te zetten overlegstructuur. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : NCMV, VEV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs, VVSGInterafval, VVP, FEBEM, VMH, Afdeling economisch ondersteuningsbeleid van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap, SERV en MiNa-Raad Timing : binnen 2 maanden na goedkeuring uitvoeringsplan. Actie 2 : Opstellen voortgangsrapportage uitvoeringsplan Jaarlijks stelt de OVAM een rapport op van de stand van zaken van de acties en een evaluatie van de toestand in relatie tot de geformuleerde taakstellingen. De wijze waarop dit kan gebeuren, wordt bepaald in het overlegplatform. Wellicht moet hierbij gebruik gemaakt worden van de meldingsplicht en cijfergegevens op het niveau van de publieke en privŽ-ophalers en de inrichtingen voor storten en verbranden. In de voortgangsrapportages wordt gerapporteerd over o.m. de verfijning van het registratie- en meldingsysteem, waarnaar thans onderzoek wordt gedaan door de OVAM. Vanaf het moment dat een meer verfijnd monitoringsysteem dit toelaat, zullen nadere beleidsdoelstellingen worden vooropgezet. De OVAM zal in de voortgangsrapportage de resultaten van zowel het Overlegplatform als het Vlaams Steunpunt Afval- en Emissiepreventie rapporteren en evalueren. Prioritaire aandacht zal gaan naar de verdere ontwikkeling en invulling van het luik preventie. Naast een degelijke uitwerking van het Steunpunt, biedt vooral het luik productbeleid uit de vooropgezette strategie perspectieven. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : leden overlegplatform KMO-afval Timing : 2-jaarlijks gedurende de planperiode, met een eerste keer een jaar na goedkeuring plan Actie 3 : Uitbouwen van een instrumentarium voor de verzameling van afvalstoffengegevens De OVAM heeft een project ter herziening van alle statistische instrumenten, dat zal worden afgerond tegen juli 2000. Daarin zal worden nagegaan hoe de
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
129
verschillende regelgevingen betreffende het verstrekken van gegevens op elkaar kunnen worden afgestemd. Het gaat meer bepaald over: _ _ _ _ _
de registers van producenten en ophalers in het kader van VLAREA, registers van verwerkers in het kader van VLAREM de melding de afvalstoffen-databank in het kader van VLAREA het milieujaarverslag. gegevens te verstrekken in het kader van de terugname- en aanvaardingsplicht.
De cošrdinatie zal gebeuren met het oog op: _ _ _ _ _
de vereenvoudiging en verlichting van de administratieve last, zowel voor de verstrekkende bedrijven als voor de verwerkende overheid een verhoging van de kwaliteit van de gegevens de implementatie van Europese regelgeving het berekenen van trends rekening houdend met statistische betrouwbaarheidsmarges het onderzoeken van mogelijkheden tot ge•nformatiseerde gegevensoverdracht met rechtstreekse input. Deze zijn beperkt gezien de noodzakelijke controle en interpretatie van de verkregen gegevens.
Wellicht dienen op basis van de conclusies van het project aanpassingen te worden aangebracht aan de wetgeving. Voorstellen daartoe zullen worden opgemaakt. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : overlegplatform KMO Timing : planperiode Actie 4 : Oprichten en uitbouwen preventiesteunpunt op Vlaams niveau Op Vlaams niveau wordt een preventiesteunpunt opgericht waar alle kennis inzake voorkoming van afvalstoffen, zowel van bedrijven als van huishoudens, wordt gecentraliseerd. Het is de bedoeling om via een netwerk van intermediairen, alle kennis inzake preventie bij eenieder die er baat bij kan hebben op een duidelijke manier te verspreiden. De cošrdinatie van het netwerk zal zowel lokaal als gewestelijk gebeuren. Het Vlaams Steunpunt Afval- en Emissiepreventie kan onder meer informatie verspreiden over: − − −
resultaten uit de Presti-projecten relevante zaken uit de preventieplannen opgesteld in het kader van het samenwerkingsakkoord verpakkingen de stimulansen die impliciet uitgaan vanuit de producentenverantwoordelijkheid
Wellicht kan deze opzet worden uitgebreid met informatiedoorstroming rond selectieve inzameling. Initiatiefnemer : OVAM, AMINAL, VMM, VLM Betrokkenen : GOMÕs, beroepsfederaties, interprofessionele organisaties, Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
130
Kamers voor Handel en Nijverheid, streekplatformen, gemeenten en intercommunales Timing : vanaf 1999 Actie 5 : Voortzetten verschillende Presti-programmaÕs Sinds 1994 loopt er in het Vlaamse gewest een aantal Presti-programmaÕs met als doel de preventie te bevorderen via een sectorale aanpak. Deze programmaÕs worden verder gestimuleerd en uitgevoerd. De bevindingen of aan het licht komende noodwendigheden worden voorgelegd aan het Overlegplatform. Er wordt gestreefd naar een zo ruim mogelijke verspreiding van relevante informatie. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : federaties Timing : planperiode Actie 6 : Handhaven stort- en verbrandingsverboden Een gerichte controle van de aanvoer van gemengd bedrijfsafval bij de stortplaatsen en verbrandingsinstallaties is het ultieme middel om de scheiding van bedrijfsafvalstoffen na te gaan. In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 wordt gesorteerd bedrijfsafval gedefinieerd. Het is de bedoeling op termijn alle in deze definitie vermelde afvalstoffen effectief uit het gemengde bedrijfsafval te weren, hetzij door scheiding aan de bron of door nasortering, alvorens het mag worden afgevoerd naar stortplaatsen of verbrandingsinstallaties. De minister heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid afwijking te verlenen van zowel het stort- als verbrandingsverbod, in verband met de te kleine verwerkingscapaciteit. Voor de afwijking komen papier en karton en glas niet meer in aanmerking. Voor de andere gestorte hoeveelheid moet de definitie van gesorteerd bedrijfsafval worden nageleefd. De handhaving zal zich in eerste instantie hierop richten. Het gaat om een twaalftal stortplaatsen, maar de grootste hoeveelheden komen terecht op twee stortplaatsen. Gekozen wordt voor bijna permanent toezicht op deze twee stortplaatsen en ad hoc toezicht op de andere stortplaatsen en verbrandingsovens. Op basis van een evaluatie van het resultaat van de huidige afwijkingen op de stortverboden, en de verdere ontwikkelingen rond de voorziening van capaciteiten, zal beoordeeld worden of het noodzakelijk blijft afwijkingen te verlenen. Initiatiefnemer : OVAM (i.s.m. Aminal) Betrokkenen: OVAM, FEBEM, VVSG-Interafval Timing : planperiode Actie 7 : Herzien financi‘le instrumenten a De milieuheffingen De milieuheffingen hebben naast hun financierende ook een sturende rol. Bij de jaarlijkse evaluatie van de milieuheffingen die leidt tot voorstellen van aanpassing van het programmadecreet, zal, net als voor de andere doelgroepen, de invloed van de milieuheffingen op de gescheiden inzameling bij KMOÕs worden opgevolgd. De KMOÕs behoeven geen bijzondere behandeling op het vlak van de heffingen. Wel wordt ook vanuit deze invalshoek aangedrongen op een volledige herziening van het instrument milieuheffing, mede rekening houdend met de bepalingen uit dit plan. Het overleg met de betrokkenen dat al in 1998 opgestart, zal worden verdergezet in de vorm van de daartoe opgerichte werkgroep in het kader van het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
131
b De subsidiereglementering Bij de herziening van de subsidiereglementering zoals voorzien in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 zal onderzocht worden in welke mate dit instrument kan bijdragen tot de selectieve inzameling van bedrijfsafval van KMOÕs, rekening houdend met de principes uit het voorliggend uitvoeringsplan. c Het Gemeentelijke Milieuconvenant Voor de periode 2000-2001 wordt de huidige Gemeentelijke Milieuconvenant verlengd. Bij het nieuwe convenant wordt nagegaan hoe de gemeenten kunnen worden gestimuleerd tot de uitvoering van dit plan. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : Overlegplatform huishoudelijk afval, Overlegplatform KMO-afval Timing : planperiode Actie 8 : Bepalen randvoorwaarden inzake inzameling en vervoer Soms belemmeren formele verplichtingen de KMOÕs zich in een effici‘nt inzamelsysteem te organiseren: − − −
KMOÕs wensen beperkte hoeveelheden bedrijfsafvalstoffen naar een centraal inzamelpunt van de privŽ-sector te vervoeren (privŽ containerpark). KMOÕs wensen zich gezamenlijk te organiseren om kleine hoeveelheden bijeen te brengen. Bedrijven wensen net als bij de wettelijke aanvaardings- en terugnameplicht, retourstromen te organiseren.
Dergelijke effici‘nte inzamelsystemen botsen op zware administratieve procedures in verhouding tot het milieu-risico. Het verzamelpunt moet een vergunning hebben voor de opslag van afvalstoffen. Bovendien voorziet VLAREA in het geval van gevaarlijk afval in een erkenningsplicht voor de vervoerder. Enkel de beoefenaars van een geneeskundige praktijk zijn bijvoorbeeld van rechtswege geregistreerd als vervoerder van afvalstoffen wanneer zij tot 25 kilogram risicohoudend medisch afval naar een centrale, vergunde inzamelplaats vervoeren. Ook bij het inzamelsysteem van verpakkingen van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik zijn de land- en tuinbouwers daartoe wettelijk gezien nog niet in orde. Bij de herziening van de ophaal- en registratiereglementering moet deze problematiek een sluitende oplossing krijgen: −
−
De uitzondering op de vergunningsplicht voorzien in de indelingslijst van VLAREM-I voor opslag in het kader van aanvaardings- en terugnameplicht, dient formeel te worden uitgebreid voor retourstromen die vrijwillig georganiseerd worden. De vergunningsplicht dient in die zin te worden aangepast dat ze geen belemmering vormt voor de in de strategie beschreven Òreverse logisticsÓ en lokale samenwerking. De erkenningsregeling zoals vastgelegd in VLAREA dient analoog te worden aangepast zodat ze geen belemmering vormt voor de in de strategie beschreven Òreverse logisticsÓ en lokale samenwerking.
Een evenwicht dient gevonden te worden in de reglementering tussen werkbaarheid van logistiek-effici‘nte systemen en milieuhygi‘nische garanties. Een voorstel tot aanpassing zal worden opgesteld. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : AMINAL, FEBEM Timing : vanaf 1999 Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
132
Actie 9 : Heropstarten intergewestelijk overleg Belangrijk binnen een federale staatsstructuur waarbij de bevoegdheden rond afvalbeheer geregionaliseerd zijn, is de afstemming van het beleid tussen de drie gewesten met behoud van hun eigenheid. Verschillen in verplichtingen rond afvalbeheer tussen de gewesten kunnen leiden tot concurrentieverstoring. Het Vlaamse Gewest erkent het belang van dergelijk overleg en engageert zich alvast van haar kant. Vanuit onderhavig plan bieden de volgende onderwerpen zich aan voor intergewestelijk overleg: − − − − −
afstemming planning en regelgeving afstemming handhaving afstemming instrumenten, in het bijzonder de milieuheffingen informatie-uitwisseling komen tot gezamenlijke voorstellen omtrent het productbeleid naar de federale overheid
Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : BIM, OWD Timing : planperiode Actie 10 : Opmaken voorstel tot aanpassing VLAREA Een voorstel tot aanpassing van VLAREA zal worden opgemaakt betreffende: a KGA-regeling. Zoals gesteld in de strategie is het de bedoeling om de gemeenten de mogelijkheid te laten om onder bepaalde voorwaarden kleine hoeveelheden (vooral nietactiviteitsgebonden) gevaarlijk afval toe te laten tot de gemeentelijke inzameling. Hiertoe dient KGA uitgebreid te worden met vergelijkbaar bedrijfsafval. Het KGA-besluit moet in die zin worden aangepast dat gemeenten, in tegenstelling tot KGA van huishoudelijke oorsprong, niet verplicht zijn vergelijkbaar KGA van bedrijfsmatige oorsprong in te nemen. Vergelijkbaar KGA van bedrijfsmatige oorsprong mag niet ingezameld worden op kosten van de gemeenschap. De gemeenten voeren hiertoe een gepast belastingen retributiesysteem in, stellen hoeveelheidsbeperkingen in en houden een afzonderlijke registratie. b Lijst van apart te houden materiaalstromen (Artikel 5.4.1.2.) Lid 2 van artikel 5.4.1.2. van VLAREA, de lijst van afzonderlijk te houden materiaalstromen, dient als een apart artikel te worden beschouwd en genummerd. Op deze wijze wordt expliciet gesteld dat deze afvalstoffen zowel voor de vergelijkbare als de niet vergelijkbare afvalstoffen gescheiden moeten blijven. Het overlegplatform kan voorstellen formuleren om de lijst van art 5.4.1.2 uit te breiden. Het zal dit doen overeenkomstig de noodwendigheden bij de verdere uitvoering van dit uitvoeringsplan. Het verplichten van gescheiden inzameling via de uitbreiding van deze lijst in VLAREA blijft als alternatief behouden voor het geval de geplande acties rond gescheiden inzameling door de verschillende actoren niet vrijwillig worden uitgevoerd. De lijst van art 5.4.1.2 moet steeds gezien worden in relatie tot de stort- en verbrandingsverboden. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
133
Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : Overlegplatform KMO-afval Timing : vanaf 1999
Actie 11 : Communiceren met de doelgroep en de intermediairen Communicatie is vereist op drie niveauÕs: 1. Na goedkeuring van het plan, zal de inhoud van het plan gecommuniceerd worden naar de intermediairen. Zij zijn degenen die voor de uitvoering van het plan instaan, en de consequenties van het plan specifiek voor hun achterban naar hen doorcommuniceren. 2. Het NCMV organiseert samen met de OVAM, de VVSG, de GOM's, de Kamers voor Handel en Nijverheid en de federaties een sensibiliseringscampagne om alle KMO's aan te zetten tot preventie en gescheiden inzameling van bedrijfsafvalstoffen en om hen te informeren over de wettelijke verplichtingen ter zake. Verschillende media en insteekkanalen kunnen daartoe gebruikt worden. 3. Bij iedere actie die wordt uitgevoerd ter ondersteuning van de vooropgestelde strategie, dienen de initiatiefnemers en betrokkenen een communicatief luik te voorzien. Afhankelijk van de invulling van de actie, dient de communicatie te worden afgesteld op: -
De doelstelling van de actie: informeren, sensibiliseren, aanzetten tot actie,É - het doelpubliek: KMOÕs inzamelaars, gemeenten, federaties,É - de beste communicatiemiddelen: vaktijdschriften, algemene pers, studiedagen, É - timing: wanneer, fasering, frequentie,É Initiatiefnemers en betrokkenen hebben hun actie slechts voltooid, na het communicatieve luik. Cošrdinatie kan plaatsvinden binnen het overlegplatform. Initiatiefnemer : OVAM, betrokken intermediairen Betrokkenen : Leden overlegplatform, federaties Timing : planperiode Actie 12 : Aanwenden van secundaire grondstoffen Bedrijven van de doelgroep zouden kunnen worden aangespoord tot het aanwenden van secundaire grondstoffen. Dit kan via gerichte sensibiliseringsacties gebeuren. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : NCMV, federaties Timing : vanaf 1999
2.2
Acties ter bevordering van de inzameling door de lokale overheden Actie 13: Opmaken voorstel tot aanpassing VLAREM-I en -II De aanpassingen aan VLAREM-I en ÐII zijn noodzakelijk om bepaalde inzamelstructuren die in de strategie vooropstelt, mogelijk te maken. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
134
De aanpassingen moeten gebeuren met de nodige garanties voor het milieubehoud. Een voorstel tot aanpassing VLAREM-I en-II zal opgemaakt worden in volgende zin: a KGA-kluizen Voor de KGA-kluizen dienen aanpassingen van VLAREM-II te worden voorzien, gelijkaardig aan deze die zijn doorgevoerd per 1/5/99 met betrekking tot de toegang van vergelijkbaar bedrijfsafval op containerparken, zodat met KGA vergelijkbaar bedrijfsafval eveneens aanvaard kan worden, onder de voorwaarden bepaald in deel II, 5.1.2.1. b Kringloopcentra De uitzondering op de vergunningsplicht, zoals vastgelegd in de indelingslijst van VLAREM-I, moet worden uitgebreid naar herbruikbare goederen afkomstig van KMOÕs. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : Overlegplatform KMO-afval Timing : vanaf 1999 Actie 14 : onderzoeken invloed inzameling vergelijkbaar afval van KKMOÕs en ZOÕs op de doelstellingen voor huishoudelijk afval In het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 en in het Gemeentelijke Milieuconvenant zijn doelstellingen vooropgesteld in kilogram per inwoner. De gemeente wordt in onderhavig uitvoeringsplan aangezet om bedrijfsafval van KMOÕs te integreren in het gemeentelijk circuit. Zij zal hiertoe slechts bereid zijn indien dit niet ten koste gaat van haar doelstellingen op het gebied van huishoudelijk afval. Onderzocht moet worden in welke mate het openstellen van de gemeentelijke/intercommunale inzamelcircuits van invloed is op de te behalen doelstellingen voor huishoudelijk afval. Er is behoefte aan hoe worden de gemeenten ingedeeld, overeenkomstig de mate van be•nlvoeding. Bovendien moet er en antwoord komen op volgende vragen: − −
op welk niveau dient de informatie hiertoe te worden vergaard (productie, inzameling, É)? hoe dient een systematische opvolging van dit gegeven te worden georganiseerd?
Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : VVSG-Interafval Timing : vanaf 1999 Actie 15 : Aanzetten tot het openstellen van de gemeentelijke inzameling voor KMO-afval en aanpassen politieverordening, retributie- en belastingsysteem Naar analogie met de gezamenlijke initiatieven op dat vlak van de OVAM en VVSG-Interafval voor huishoudelijk afval, zullen - zonder aan hun autonomie te raken - de gemeenten een gemotiveerd voorstel krijgen voor selectieve inzameling van bedrijfsafval van KMOÕs en een daaraan aangepast belastingsysteem. Deze actie is van vitaal belang om dit uitvoeringsplan te doen slagen. De gemeenten kunnen niet alleen een grote bijdrage leveren door hun inzamelcircuits voor KMOÕs open te stellen, bovendien is in het tegenovergestelde geval voor hen een grote rol Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
135
weggelegd in het slagen van privŽ-inzamelinitiatieven door hun circuits af te sluiten voor Òzwart-gebruikersÓ en daartoe de gepaste maatregelen te treffen. De gemotiveerde voorstellen zullen overgemaakt worden in de vorm van typepolitieverordeningen en type-bepalingen om op te nemen in de begroting en het retributiereglement. De ontwerpen worden opgesteld in functie van de vooropgestelde strategie. De voorstellen worden onderbouwd met de resultaten van onderzoeken. De aanpassing van de politieverordening en het retributiereglement volgens de principe uit deel II kan worden aangemoedigd door een bepaling in het Gemeentelijke Milieuconvenant. Een voorstel van nieuw convenant zal worden opgesteld. Naar aanleiding van de eerste voortgangsrapportage zal worden ge‘valueerd in welke mate de gemeenten hun diensten open hebben gesteld naar de KKMOÕs en ZOÕs. Op initiatief van het overlegplatform kan desgevallend een voorstel worden opgemaakt om een minimale dienstverlening voor de vergelijkbare afvalstoffen van KKMOÕs en ZOÕs verplicht te maken voor de gemeenten. Initiatiefnemer : VVSG-Interafval Betrokkenen : Overlegplatform KMO-afval Timing : planperiode Actie 16 : Inzamelen bedrijfsafval KMOÕs via centrale containerparken Mochten de gemeenten niet algemeen kiezen voor het inzamelen van vergelijkbaar bedrijfsafval, dan moet het, rekening houdend met de gemeentelijke autonomie ter zake, mogelijk zijn per intercommunale op ten minste ŽŽn containerpark, liefst centraal gelegen in de intercommunale, vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen van KKMO's en ZOÕs in te zamelen. Op dergelijke containerparken kunnen de KKMO's en ZO's terecht met beperkte hoeveelheden vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen. De totale en re‘le kosten worden doorgerekend. Op basis van proefprojecten dient ge‘valueerd te worden of deze actie ver genoeg gaat. Initiatiefnemer : VVSG-Interafval Betrokkenen : FEBEM, NCMV, Kamers voor Handel en Nijverheid, OVAM, VVP Timing : planperiode Actie 17 : Uitvoeren van ondersteunend onderzoek brengsystemen bedrijfsafval In samenwerking met enkele provincies, intercommunales en gemeenten lopen proefprojecten rond het brengen van bedrijfsafvalstoffen naar gemeentelijke of intercommunale containerparken. Ze spitsen zich toe op volgende aspecten : welke bedrijfsafvalstoffen worden toegelaten op het containerpark, hoe wordt de aanvoer ervan geregistreerd, hoe wordt er best getarifeerd ? Welke afstand wensen bedrijven af te leggen om zich van hun bedrijfsafvalstoffen te ontdoen ? Welke sectoren maken het meest gebruik van containerparken om zich van hun bedrijfsafvalstoffen te ontdoen. In Beveren wordt samengewerkt met de intercommunale Ibogem. Samen met de provincie Vlaams-Brabant, de Kamers voor Handel en Nijverheid van beide Vlaams-Brabantse arrondissementen en de intercommunales Interleuven en Incovo worden eveneens brengpunten op twee containerparken opgezet. In Kortrijk wordt samen met de provincie WestVlaanderen een specifiek project voor het aanbrengen, registreren en tariferen van bedrijfsafval opgezet. Onderzoeksmogelijkheden in andere provincies blijven open. Op basis van de resultaten van dergelijke proefprojecten worden algemene aanbevelingen naar de gemeenten en intercommunales geformuleerd voor deze Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
136
vorm van selectieve inzameling van bedrijfsafvalstoffen. De proefprojecten moeten tevens de nodige kennis verschaffen voor actie 15 en 16.. Initiatiefnemer : VVSG-Interafval Betrokkenen : De provincies, OVAM, NCMV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs, FEBEM Timing : vanaf 1998 Actie 18 : Openstellen kringloopcentra voor herbruikbare goederen KMOÕs Tegen 2001 dient een gebiedsdekkend netwerk van kringloopcentra in Vlaanderen operationeel te zijn om het hergebruik van afvalstoffen maximaal te stimuleren. De kringloopcentra zijn ontstaan vanuit de sfeer van het huishoudelijk (herbruikbaar) afval en door het Vlaamse Gewest en vaak ook de gemeente ondersteund als preventiemaatregel tegenover het grofvuil. Duurzame gebruiksgoederen worden in de bedrijfswereld vaak sneller afgedankt dan bij de particulier en kunnen een interessante bron van verkoopbare producten vormen. De kringloopcentra zullen hun actiegebied uitbreiden met deze nieuwe doelgroep. De Koepel van Vlaamse Kringloopcentra zorgt voor een uniforme aanpak in Vlaanderen bij alle aangesloten kringloopcentra. Ondanks de financi‘le tegemoetkomingen vanwege de lokale en de gewestelijke overheden waarvan de kringloopcentra heden kunnen genieten, dient het openstellen van kringloopcentra voor KMOÕs geenszins in te gaan tegen het principe dat bedrijfsafvalstoffen niet op kosten van de gemeenschap mogen worden verwerkt. Het Gewest draagt bij in de algemene werkingskosten; de tonnagevergoeding vanwege de lokale overheden kan beperkt worden tot de goederen van huishoudelijke oorsprong. Initiatiefnemer : KVK Betrokkenen : OVAM, NCMV, VEV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs, VVSG-Interafval, VVP, FEBEM Timing : vanaf 1999 Actie 19 : Onderzoeken selectieve inzameling aan de kust en in (groot)stedelijke centra KKMO's en ZO's ondervinden specifieke problemen wanneer zij gesitueerd zijn in (groot)stedelijke centra of in kustgemeenten. Meestal beschikken zij over te weinig plaats om afval gescheiden te houden en komt hun afval tijdens piekmomenten vrij. Dan is er vaak geen tijd om ook maar iets van afvalstoffen gescheiden te houden en selectief af te voeren. In de loop van 1998 werd een onderzoek voor de kust gestart gericht op zowel de KMOÕs als de huishoudens. Ook de problematiek van afvalscheiding in (groot)stedelijke centra wordt onderzocht. De resultaten van beide onderzoeksprojecten zullen opgevolgd worden binnen het Overlegplatform KMO-afval en kunnen aanleiding geven tot de nodige acties. Initiatiefnemer :
OVAM, werkgroep kust (kust) OVAM, IVAGO en Antwerpen en andere (groot)stedelijke centra Betrokkenen : overlegplatform KMO-afval Timing : vanaf 1998
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
137
2.3
Acties ter bevordering van de sectorale inzameling Actie 20 : Opzetten programma Gescheiden Inzameling Stimuleren (Gisti) Naar analogie met en voortbouwend op de ervaringen uit de Presti-programmaÕs zal een gelijkaardig programma worden opgesteld ter stimulering van de gescheiden inzameling. De nadruk wordt gelegd op de sectorale benadering van de selectieve inzameling. In tegenstelling tot Presti kan Gisti een aantal voor handen zijnde instrumenten gebruiken, en kan de noodzaak tot financi‘le ondersteuning beperkt blijven. Zo is er de plicht om registers aan te leggen, de jaarlijkse meldingsplicht, de inzichten op basis van de Presti-programmaÕs, etc. Een dergelijke aanpak overstijgt de KMOÕs, en is vooral gericht op de sectorgebonden afvalstoffen, met bijzondere aandacht voor de gevaarlijke afvalstoffen. Prioritaire sectoren zijn alvast deze waar prioritaire sectorale afvalstromen vrijkomen zoals houtafval, landbouwfolies, TL-lampen, gips,É In tegenstelling tot Presti dient het Gisti-programma gezien te worden als programmering van opeenvolgende acties die de vertegenwoordigers van de sectoren in samenspraak met de OVAM uitvoeren. Na het initi‘ren van het programma door de OVAM, ligt het leeuwendeel van de inspanningen bij de sector (-vertegenwoordiging). Hun bereidheid tot medewerking wordt ingegeven door een aantal voordelen: − − −
Door de samenwerking tussen de sector en de overheid kan de optimale oplossing gevonden worden. De overheid biedt op dat moment immers haar kennis en een voorkeursbehandeling aan. Ten minste voor de duur van de samenwerking verbindt de overheid zich ertoe niet autonoom bijkomende wetgeving of taken op te leggen. Wanneer zou blijken dat de sector binnen het programma zaken dient te ondernemen buiten wat redelijk kan worden geacht, kan de OVAM hiertoe fondsen ter beschikking stellen.
Het programma zou bestaan uit een aantal stappen: −
− −
De knelpunten bij de sector-gebonden afvalstromen inventariseren. Voor sectoren waar Presti-1 al heeft gelopen, kan deze fase beperkt blijven tot een actualisering met verlegging van het accent op selectieve inzameling. Omtrent selectieve inzameling bestaat er sowieso meer inzicht, vooral door de plicht om registers aan te leggen, de jaarlijkse meldingsplicht, de inzichten op basis van bestaande studies, É Sectoraal naar oplossingen zoeken, i.e. bepalen wie wat moet doen om selectieve inzameling mogelijk te maken, en hoe de leden uit de sector daartoe kunnen worden aangezet. De intenties kunnen geformaliseerd worden in MBOÕs, per sector.
Het programma zal ge•nitieerd worden door de OVAM, waarbij volgende elementen aan bod komen: − −
de prioriteiten volgens dewelke de sectoren zullen worden aangesproken binnen het Gisti, een handleiding voor de sector die aangeeft hoe de stappen gezet kunnen worden
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
138
−
de voorwaarden tot ondersteuning van overheidswege en de vastlegging van de middelen
Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : federaties, overlegplatform KMO-afval Timing : planperiode Actie 21 : Uitwerken voorbeeldfunctie overheid De verschillende overheidsinstellingen voeren in hun relatie tot externen op verschillende vlakken een voorbeeldfunctie uit: −
overgaan tot een intern milieuzorgsysteem, gebaseerd op het handboek ÔMilieuzorg op kantoorÕ, EMAS of ISO 14000. − preventie alsmede scheiding van hun afvalstoffen intensiveren met het oog op selectieve inzameling. − in relatie tot leveranciers of opdrachtnemers eisen opnemen in de bestekken zoals gescheiden afvoer van afval, aanwending van producten met milieukeurmerk en aanwending van secundaire grondstoffen. Deze actie geeft tevens uitvoering aan initiatief 123 van het MINA-plan 2. Initiatiefnemer : Vlaams gewest en provinciale overheidsdiensten Betrokkenen : alle administraties Timing : planperiode Actie 22 : Stimuleren milieuzorg op kantoren In het verleden zijn al een aantal initiatieven genomen rond dit item, maar meer gericht naar grotere kantoren. Zo is een handboek verspreid, en zijn er per provincie opleidingssessies georganiseerd. De ervaring hiermee heeft geleerd dat niet de kantoren de aanspreekpunten zijn wegens hun heterogeniteit mede op het vlak van afvalstoffen, maar veeleer de leveranciers en de ophalers, die beter gepositioneerd zijn om initiatieven op te zetten en te doen slagen. Voor de leveranciers is een taak weggelegd van preventie en selectieve inzameling; de inzamelaars kunnen enkel aangepaste inzamelsystemen aanbieden. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : GOMÕs, Kamers voor Handel en Nijverheid Timing : vanaf 1999 Actie 23 : Gescheiden inzamelen op campings e.d. Op campings verblijven vaak veel gezinnen gedurende korte of lange tijd. Ondanks de vergelijkbaarheid van de afvalstoffen dienen campingafvalstoffen beschouwd te worden als bedrijfsafval. De campinguitbater dient dus zelf in te staan voor een gescheiden inzameling. Hij is overeenkomstig het decreet van 3/3/93 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve bedrijven zelfs verplicht te voorzien in een selectieve inzameling. Hij kan hiertoe tot afspraken komen met de lokale overheid of een privŽ-inzamelaar. In relatie tot de verpakkingen kan ernaar gestreefd worden dat in het contract tussen FOST Plus en de gemeente of intercommunale waar de camping zich bevindt, modaliteiten worden opgenomen zodat de verpakkingsafvalstoffen van de camping ook in het FOST Plus systeem worden opgenomen. Initiatiefnemer : betrokken federaties Betrokkenen : OVAM, erkende organismen, FEBEM, werkgroep kust en Toerisme Vlaanderen Timing : planperiode Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
139
Actie 24 : Bevorderen van afvalbeheer bij scholen Scholen dienen beschouwd te worden als bedrijven waar bijna uitsluitend vergelijkbare afvalstoffen ontstaan. Uitzondering hierop zijn de afvalstoffen die ontstaan in het kader van technische opleidingen, met inbegrip van laboratoriumafval. Zij dienen dus zelf in te staan voor een gescheiden inzameling, en kunnen hiertoe tot afspraken komen met de lokale overheid of een privŽinzamelaar. In relatie tot de verpakkingen kan ernaar gestreefd worden dat in het contract tussen FOST Plus en de gemeente of intercommunale waar de school zich bevindt, modaliteiten worden opgenomen zodat de verpakkingsafvalstoffen van de scholen ook in het FOST Plus systeem worden opgenomen. Scholen spelen een cruciale rol in de sensibilisering van de kinderen. Daarom is het belangrijk dat een specifiek actieprogramma voor de scholen uitgewerkt wordt. Door aan afvalvoorkoming en aan selectieve inzameling binnen de school te doen worden de kinderen en het onderwijzend personeel gesensibiliseerd om optimaal mee te werken aan het Vlaamse afvalstoffenbeleid. Het actieprogramma dient netoverschrijdend en leeftijdsoverschrijdend (van basis tot secundair) te zijn, waarbij interne milieuzorg, de inrichting van een milieustraatje, waar afvalstoffen gescheiden worden ingezameld, aan bod kunnen komen. Technische en beroepsscholen krijgen prioritaire aandacht. Afstemming met andere projecten is een noodzaak (Eco-scholen, Groene school,ÊMOP-projectÉ). Eventueel kan via een volgend milieuconvenant of bij verlenging en aanpassing van het bestaande vanaf 2000 de dienstverlening van gemeenten aan scholen verder gestimuleerd worden. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : onderwijskoepels, VVSG-Interafval, FEBEM, erkende organismen Timing : vanaf 1999 Actie 25 : Toepassen en begeleiden van de reglementering voor de sector van autoÕs, -onderdelen en -wrakken Volgende acties worden ondernomen in deze sector: −
−
−
−
De vereisten die afdeling 5.5.1 van VLAREA oplegt, bezorgen de KMOÕs een zwaar logistiek probleem. ZoÕn veertien fracties dienen selectief te worden aangeboden. Daarnaast zijn er nog de verplichte milieuvoorzieningen die volgens VLAREM verbonden zijn aan de opslag van deze afvalstoffen. In samenspraak met de ophalers, de betrokken sectoren en de overheid dient aan een logistieke oplossing gewerkt te worden. Er kan gedacht worden aan een verzamelcontainer, die bij de inzamelaar kan worden nagesorteerd. Opvolgen van de BBT en de markteconomische toestand van de bijzondere afvalstromen die zijn vervat onder afdeling 5.5.1 van de VLAREA. In functie van substanti‘le wijzigingen daarvan kunnen voorstellen gedaan worden voor aanpassingen van VLAREA. Sensibiliseringscampagne van de federaties over de recentste reglementaire vernieuwingen. De autoonderdelen- en -wrakkensector is recentelijk zodanig gewijzigd dat de sector ge•nformeerd dient te worden over de consequenties en suggesties. De federatie en de overheid dienen een loketfunctie waar te nemen. De betrokken sector heeft de reputatie zich moeilijk in de regel te willen stellen met wettelijke plichten. Uit een OVAM-inventarisatie van alle autoafbraakbedrijven in Vlaanderen bleek al het grote aantal niet-vergunde Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
140
bedrijven. Naarmate de wettelijke verplichtingen toenemen, vergroot het financieel voordeel om illegaal te werken. De sector vraagt uitdrukkelijk een gerichte inspectiecampagne te houden. De controle kan gebeuren op basis van de OVAM-inventarisatie van sloopbedrijven van enkele jaren terug, geactualiseerd op basis van gegevens vanwege de betrokken federaties. Initiatiefnemer : AMINAL Betrokkenen : OVAM, FEBEM, Federauto, Fevar Timing : planperiode Actie 26 : Verstrekken van de begeleiding bij de invoering van de verplichtingen rond medisch afval Om de verzorgingssector te helpen bij de invoering van de reglementering omtrent het beheer van medisch afval heeft de OVAM een handleiding ÕAfvalstoffenbeheer binnen de verzorgingssectorÕ opgesteld dat deze nieuwe wetgeving op een praktische en gebruiksvriendelijke manier voorstelt, zowel voor het verzorgend als voor het onderhoudspersoneel binnen de instelling. De handleiding kan tevens als basis dienen voor het uitwerken en uitvoeren van een afvalstoffenbeheerssysteem binnen de verzorgingssector. Om deze handleiding zo praktisch mogelijk te maken werd een beroep gedaan op de ervaring van de Universitaire Ziekenhuizen van de KU Leuven. De handleiding werd gratis bezorgd aan de ziekenhuizen en de overkoepelende organisatie van artsen, tandartsen, dierenartsen en verpleegkundigen. Gepland wordt om een verkorte versie van de handleiding op te stellen en te verspreiden specifiek voor de extramurale verzorgingssector. Initiatiefnemer : federaties extramurale verzorgingssector Betrokkenen : OVAM, FEBEM Timing: vanaf 1999 Actie 27 : Organiseren selectieve inzameling landbouwfolies Landbouwfolies van de veeteelt en de akkerbouw zijn een zeer homogene afvalstof. Vooral de dikwandige kuilfolie is geschikt voor recyclage. Sinds 1998 is voldoende recyclagecapaciteit voor handen in Vlaanderen voor alle landbouwfolies van het Vlaams gewest. Er dient een inzamelsysteem opgezet te worden, waarbij de landbouwfolies met een minimale verontreinigingsgraad kunnen worden aangeleverd bij deze verwerkingsinstallatie. Een poging tot globale aanpak in overleg met alle betrokkenen is in 1995 spaak gelopen door het gebrek aan verwerkingscapaciteit en de prioriteit die toen gegeven werd aan de mestproblematiek ging. De taken zullen verdeeld worden tussen de producenten, verwerkers, landbouworganisaties en (particuliere of openbare) inzamelaars; de hoofdverantwoordelijkheid zal gelegd worden bij de sector. Tegelijkertijd worden parallellen getrokken met de meststofzakken. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : landbouwfederaties, VVSG-Interafval, FEBEM, verwerker(s), Timing : 1999-2000
2.4
Acties ter bevordering van de regionale samenwerking Actie 28 : Verhogen densiteit van de inzamelpunten in functie van effici‘ntieverbetering van de inzameling Op logistiek vlak moet gestreefd worden naar een concentratie van de Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
141
inzamelpunten. Dit betekent een minimalisatie van de te rijden afstanden, met bijhorende kost-effici‘ntie voordelen. Een manier om dit te bereiken is op lokaal vlak globale offertes uit te schrijven en zich gezamenlijk te organiseren. De concurrentie blijft spelen bij de intekening op de offerte. De positie van de individuele KMO wordt versterkt in relatie tot de inzamelaar. De milieu-effici‘ntie verhoogt door het wegvallen van parallelle circuits, É Het overlegplatform zal de verschillende vertegenwoordigende niveaus helpen zich gezamenlijk te organiseren. De niveaus van lokale samenwerking kunnen gaan van winkelstraten, havens, KMO-zones, tot gemeenten, intercommunales, arrondissementen of provincies. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkene : Overlegplatform KMO-afval Timing : planperiode
2.5
Acties ter bevordering van de Òreverse logisticsÓ Actie 29 : Opzetten ÒReverse logisticsÓ Afval-retourstromen kunnen ge•ntegreerd worden in bestaande logistieke ketens. Dit betekent een nuttig alternatief voor lege retourvrachten. Wanneer een leverancier afval van zijn eigen producten bij de verschillende verdeelpunten inzamelt, krijgt men een grotere hoeveelheid van dezelfde materialen, waarvan zeker voor de kunststoffolies -, de kans groter is dat de materiaalsoort gekend is en dat er een ge•nteresseerd recyclagebedrijf te vinden is. Ook duurzame gebruiksgoederen passen goed in zoÕn systeem. Samenwerking van gelijkaardige bedrijven kan perfect georganiseerd worden vanuit centrale distributie, zoals op het niveau van de groothandel of vanuit de exploitatiezetel van franchisegevers. Dergelijke gesloten kringlopen lenen zich tevens tot het invoeren van herbruikbare verpakkingen of in het geval van duurzame gebruiksgoederen tot levensduurverlenging (upgrading, kannibalisering, revisie). De betrokken beroepsverenigingen ondernemen hiertoe acties ten aanzien van hun leden. Initiatiefnemer : VEV, federaties, OVAM Betrokkenen : OVAM, erkende organismen, FEBEM Timing : planperiode Actie 30 : Bewaken aanvaardingsplichten De belangen van de KMOÕs moeten behartigd worden in het kader van de aanvaardingsplichten (VLAREA) en terugnameplicht (ISA). Dit situeert zich op verschillende niveaus: − − −
de totstandkoming van de wetgeving, i.c. de aanvaardingsplicht de invulling van de plicht, in de vorm van MBOÕs of afvalbeheerplannen de controle op de effectieve uitvoering.
Indien uit de opvolging van dit plan zou blijken dat de acties geprogrammeerd onder hoofding 2.3 in het kader van de producentenverantwoordelijkheid onvoldoende zijn om de doelstellingen van dit uitvoeringsplan te bereiken, dan wordt een aanzet vanuit het overlegplatform gegeven tot bijsturing op om het even welk van deze niveaus. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
142
Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : overlegplatform KMO-afval, erkende organismen Timing : planperiode Actie 31 : Realiseren preventie van verpakkingen Uitgaande van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval moeten alle bedrijven die meer dan tien ton verpakkingen op de markt brengen een preventieplan voorleggen aan de Interregionale Verpakkingscommissie (IVC). Dit algemeen preventieplan bevat de maatregelen van de verpakkingsverantwoordelijke inzake preventie overeenkomstig de gewestelijke afvalstoffenplannen. Het beschrijft de maatregelen en de becijferde doelstelling betreffende : − − −
−
−
de toename van de hoeveelheid recycleerbare verpakkingen in verhouding tot de hoeveelheid niet-recycleerbare verpakkingen de toename van de hoeveelheid herbruikbare verpakkingen in verhouding tot de hoeveelheid ŽŽnmalige verpakkingen de verbetering van de fysische eigenschappen en kenmerken van de verpakking om deze hetzij onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden verschillende omlopen of bewegingen te laten doorstaan, hetzij te recycleren de verbetering van de fysische eigenschappen en de chemische samenstelling van de verpakking met het oog op de vermindering van het schadelijk karakter van de materialen die deze bevat, en de vermindering van de invloed op het leefmilieu tijdens het beheer van verpakkingsafval de vermindering van de hoeveelheid ŽŽnmalige verpakking.
De IVC waakt erover dat deze bepaling uit het decreet geen dode letter is. De federaties pogen in dat verband de verpakkingsverantwoordelijken te informeren over preventiemogelijkheden en voeren daarrond een actieve sensibilisering. Initiatiefnemer : verpakkingsindustrie Betrokkenen : federaties, OVAM, VVSG-Interafval, IVC Timing : vanaf 1997 Actie 32 : Uitvoeren MBO-papierafval van dagbladen, weekbladen en periodieke pers De betreffende MBO voorziet het ter beschikking stellen van advertentieruimte. De sensibiliseringscampagne die daarvoor zal worden opgezet zal de nodige aandacht besteden aan de problematiek van dit uitvoeringsplan. Het overlegplatform zal hierover adviseren. Bij de onderhandelingen van een volgende MBO oud papier zal meer aandacht gaan naar ondersteunende maatregelen voor de selectieve inzameling bij de doelgroep. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : overlegplatform KMO-afval Timing : planperiode Actie 33 : Selectief inzamelen van verpakkingsafvalstoffen Gezien de verpakkingsverantwoordelijke vrij is te bepalen hoe hij zijn doelstellingen wenst te halen, zijn de actiemogelijkheden van dit plan binnen het huidige samenwerkingsakkoord en de huidige erkenningsvoorwaarden beperkt. Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
143
Ingevolge de in de analyse aangegeven problemen, dringt een evaluatie van het systeem en van de doelstellingen zich op. Dit is een taak van de IVC. Het Vlaamse Gewest zal binnen de interregionale verpakkingscommissie ijveren voor de inzameling/financiering van verpakkingsafvalstoffen bij de doelgroep. Dit kan gebeuren door specifieke bepalingen in de erkenningsvoorwaarden van de onderscheiden erkende organismen op te nemen die hen ertoe moeten aansporen om dergelijke verpakkingsafvalstoffen selectief in te zamelen of te financieren. Het Vlaamse gewest zal pogen het interregionaal samenwerkingsakkoord te laten wijzigen en de te behalen minimumpercentages inzake recyclage en nuttige toepassing aan te passen, waardoor de erkende organismen of de individuele verpakkingsverantwoordelijken het verpakkingsafval van de doelgroep moeten inzamelen om deze nieuwe doelstellingen te behalen. Voor verpakkingsafvalstoffen van huishoudelijke oorsprong bij bedrijven waar relatief grote hoeveelheden van dergelijke verpakkingen vrijkomen (scholen, campings, recreatieve bedrijven en dergelijke), wordt erop aangedrongen dat in de contracten van FOST Plus met de gemeenten en intercommunales overgegaan wordt tot gescheiden inzameling. De gemeenten wordt gevraagd de vergelijkbare verpakkingen van bedrijven toe te laten tot het gemeentelijk inzamelsysteem. Gesprekken binnen IVC en tussen de betrokken federaties worden opgezet om te komen tot overeenkomsten tussen de uitbaters van KMO-containerparken en VAL-I-PAC over de bedrijfsmatige verpakkingen. Initiatiefnemer : OVAM Betrokkenen : IVC, erkende organismen, VVSG-Interafval Timing : planperiode Actie 34 : Invullen aanvaardingsplicht wit- en bruingoed Om invulling te geven aan de aanvaardingsplicht wordt een MBO voorbereid binnen het studiesyndicaat BELELEC. De belangen van de KMOÕs zullen daarbij voor ogen worden gehouden. Zeker wat betreft het bruingoed zijn zij meer betrokken partij dan bijvoorbeeld de huishoudens. De volgende items mogen niet uit het oog verloren worden : − − −
−
Indien de producenten voor de inzameling van de apparaten gebruik maken van het gemeentelijk circuit, dienen de KMOÕs hiertoe eveneens toegang te krijgen tegen vergelijkbare voorwaarden als de particulieren; Indien de inzameling gebeurt d.m.v. retourstromen via de detailhandel, dienen ook daar de nodige garanties te worden ingebouwd; Zoals gepland in het VLAREA kunnen producenten alsook de gemeenten voor het sorteren van ingezamelde wit- en bruingoed in herbruikbaar en nietherbruikbaar wit- en bruingoed een beroep doen op erkende kringloopcentra. Ook indien de producent geen gebruik zou maken van dit circuit, kan de KMO herbruikbare toestellen nog steeds naar kringloopcentra brengen. De bekendheid van de kringloopcentra bij de KMOÕs zal worden gestimuleerd; Voor een aantal probleemfracties waarvan de selectieve inzameling moeilijk op gang komt, zal ernaar gestreefd worden de producent hiervoor verantwoordelijk te stellen. Onderzocht zal worden of de aanvaardingsplicht wit- en bruingoed uitgebreid wordt met TL-lampen of andere ÒconsumablesÓ.
Initiatiefnemer: OVAM Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
144
Betrokkenen: VVSG-Interafval, FEBEM, Koepel van de Vlaamse kringloopcentra, leden BELELEC Timing : vanaf 1999
2.6
Acties ter bevordering van de selectieve inzameling door de individuele KMO Actie 35 : Gescheiden inzamelen via de privŽ-sector De privŽ-sector dient zich ertoe te engageren dat zij door haar prijszettingen het scheiden van afvalstoffen stimuleert. Bovendien moet zij de bedrijven correct informeren inzake de scheidingsplicht van bepaalde bedrijfsafvalstoffen overeenkomstig de vigerende wetgevingen. De privŽ-sector zal zo goedkoop mogelijke inzamelwijzen hanteren, op maat van het bedrijf, desgevallend met een nascheiding of sortering van de bedrijfsafvalstoffen na de inzameling die kwalitatief overeenstemt met een scheiding aan de bron. Initiatiefnemer : FEBEM, OVAM Betrokkenen : NCMV, VEV, Kamers voor Handel en Nijverheid, GOMÕs Timing : planperiode
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
145
3
Financi‘le consequenties van de uitvoering voor de overheden
3.1
Financi‘le consequenties voor de lokale overheden Bij een strikte opvolging van de principes uit onderhavig plan zijn de financi‘le consequenties eerder beperkt. De vervuiler betaalt : de gemeente/intercommunale die zijn inzamelcircuits vrijwillig openstelt voor KKMOÕs en ZOÕs, doet dit met doorrekening van de re‘le kost. Zolang tegenover elke kost een vergoeding staat, nemen de financi‘le implicaties wel toe, maar is er finaal geen meerkost voor de gemeente. Hoeveel die re‘le kost bedraagt en welke vergoedingen daar tegenover kunnen staan, is in detail uitgewerkt in punt 5 van deel 1 en punt 5.3 van deel 2. De ontwikkeling en organisatie van de inzameling van afval door de gemeenten bij de doelgroep, zal vergoed worden vanuit het milieuconvenant, indien de gemeente dat heeft ondertekend.
3.2
Financi‘le consequenties voor de regionale overheid De extra middelen voor de uitvoering van dit plan zijn beperkt: −
Het uitgangspunt is dat de gemeenschap niet dient in te staan voor de kosten van inzameling en verwerking van bedrijfsafval. − De rol van de overheid beperkt zich voor een groot deel van de acties tot initi‘ren, cošrdineren of begeleiden. De verantwoordelijkheid en engagementsplicht, met de daarbij horende financi‘le verantwoordelijkheid, ligt meestal bij de betrokkenen en hun intermediairen. − De acties die specifiek onder de verantwoordelijkheid van de gewestelijke overheid vallen, behoren grotendeels tot de algemene taken waarvoor de middelen beschikbaar zijn op de algemene begrotingen : de algemene bewaking van het plan, met bijhorende wetgevende, sensibiliserende en handhavende taken. − Een aantal zaken wordt al gefinancierd vanuit andere fondsen : aanvaardingsen terugnameplichten, de advertentieruimte die ter beschikking wordt gesteld in het kader van de MBO-papier met de dag- en weekbladen en de periodieke pers, É De volgende budgetten worden specifiek gepland: Tabel 18 : Uitgaven gewestelijke overheid voor de uitvoering van het plan
2000
2001
2002
2003
Onderzoeksprojecten(1)
5.000.000
5.000.000
5.000.000
5.000.000
Handhaving(2)
6.000.000
6.000.000
Sensibilisering(3)
1.200.000
p.m.
p.m.
p.m.
Gistiondersteuningsprogramma(4) Monitoringbeleidsdoelstellingen
3.000.000
p.m.
p.m.
p.m.
2.750.000
p.m.
p.m.
p.m.
17.950.000 11.000.000
5.000.000
5.000.000
Totaal:
p.m. = pro memorie ( op het ogenblik van het vaststellen van het plan, is het exacte bedrag nog niet vastgesteld)
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
146
− − −
− −
−
(1) Onderzoeken, maximaal jaarlijks voor te behouden op de begroting voor de OVAM-begroting voor onderzoeken (Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek Leefmilieu : T.W.O.L. Ð DEO-onderzoeken) (2) Te reserveren voor het nieuwe milieuconvenant of bij een aanpassing van het lopende convenant, afhankelijk van de beslissing van de Vlaamse regering. (3) Voor de handhaving van de stortverboden worden 5 full-time medewerkers ingezet. 3 daarvan zijn extra werkkrachten in het kader van de intensieve handhavingactie de eerste drie jaar, die als conditio sine qua non geldt om de hele opzet te doen slagen. Inclusief vervoermiddelen wordt 6.000.000 BEF/jaar gebudgetteerd voor de komende drie jaar. De middelen voor handhaving, andere dan deze voor de voorziene intensieve handhavingactie, bijv. aanvaardingsplicht, worden afzonderlijk gebudgetteerd. (4) De benodigde budgetten zullen bepaald worden bij de ontwikkeling van het werkplan. (5) Ondersteuningsprogramma Gisti ten behoeve van de uitwerking van de sectorale aanpak. De juiste inschatting van de budgetten zal plaatsvinden bij de uitwerking van het Gisti-programma, zoals bepaald in actie 20. Middelen moeten beschikbaar zijn voor onderzoeken t.b.v. de sectorale planvorming, de ontwikkeling van voorlichtingsmateriaal, ondersteuning van proefopzetten of ontwikkelingskosten. De behoeften zullen gekwantificeerd worden voor personeel voor de opvolging van het programma en werkingsmiddelen. Ook vanuit de sectoren worden inspanningen verwacht. (6) De middelen voor preventie, onder meer voor preventiesteunpunt (luik bedrijfsafval), maken deel uit van een afzonderlijke budgettering en goedkeuring.
De totale kost voor de uitvoering van het plan tot 2003 wordt geraamd op 44.950.000 BEF, vermeerderd met de nog te specificeren budgetten zoals supra vermeld. De middelen komen ten laste van het MINA-fonds. Voor de invloed van de herziening van het instrument milieuheffingen op de inkomsten van het MINAfonds, wordt verwezen naar het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 19972001.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
147
Referenties
(1)
AMINAL (1997) : MINA-plan 2, Het Vlaamse Milieubeleidsplan 1997 Ð 2001, Brussel, 256 p.
(2)
studiedienst NCMV : Afvalproblematiek van de KMO, 9 p.
(3)
OVAM, Cel Planning en Databeheer (1997) : Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001, Mechelen, 245 p. + samenvatting
(4)
Richtlijn 75/442/EG betreffende afvalstoffen aangepast via Beschikking van de Commissie van de EG 96/350/EG.
(5)
Meldingsgegevens OVAM-databank.
(6)
Uyttenhove G. (1994): Preventie en recuperatie van de met huishoudelijk gelijkgestelde industri‘le afvalstoffen, studie uitgevoerd in opdracht van OVAM, 220 p.
(7)
RSVZ (1998): RSVZ Ð statistische informatie,.
(8)
RSZ , Bestuur der Financi‘le en Statistische diensten (1998): RSZstatistieken
(9)
AOO (1998): Stroomdocument kantoor-, winkel- en diensten afval, 46 p.
(10)
AOO (1997): Programma gescheiden inzameling van bedrijfsafval, 47 p.
(11)
Decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals herhaaldelijk gewijzigd.
(12)
Besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997, tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en Ðbeheer (VLAREA).
(13)
MBO Papier met BVDU, NFIW, UUPP en VUKPP van 17 april 1998, B.S. : 24 april 1998
(14)
MBO Papier met BDMV, Fedis, Navetex, VDV, Vegrab van 17 april 1998, B.S. van 10 februari 1999.
(15)
Ontwerp MBO wit- en bruingoed.
(16)
Ontwerp MBO rubberbanden.
(17)
Protocolovereenkomst betreffende de selectieve inzameling en verwerking van gebruikte batterijen, 17 juni 1997;
(18)
Ontwerp MBO afgedankte voertuigen.
(19)
Besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 betreffende de inzameling en verwerking van dierlijk afval, zoals herhaaldelijk gewijzigd.
(20)
Besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 1990, houdende nadere regelen betreffende de milieuheffingen op vaste afvalstoffen.
(21)
Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd.
(22)
Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991, tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake milieuvergunning.(VLAREM I) Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
148
(23)
Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygi‘ne, zoals herhaaldelijk gewijzigd.(VLAREM II)
(24)
OVAM, Bestuur Planning en Onderzoek (1995): Uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval, 142 p.
(25)
OVAM (1999): Uitvoeringsplan Organisch-Biologisch Afval.
(26)
Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakkingen en verpakkingsafval.
(27)
Samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, aangenomen bij decreet van het Vlaams Parlement d.d. 21 januari 1997, bij decreet van de Waalse Gewestraad d.d. 16 januari 1997 en bij ordonnantie van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest d.d. 24 januari 1997.
(28)
OVAM, Presti: Sectori‘le studies en handleidingen van de verschillende sectoren : voedingssector, havensector, houtverwerkende sector, garagesector, recuperatiesector, chemische sector, verzorgingssector, slachthuizensector, grafische sector, bouwsector, industri‘le metaalverwerkende nijverheid, kunststofverwerkende nijverheid, rubbersector, natuursteenbewerkende sector, textielsector, papiersector, ambachtelijke metaalverwerkende sector, carrosseriesector en metaalhandel.
(29)
De Backere, K e.a. (KUL) (1998): Evaluatie van het Presti-programma, Studie uitgevoerd in opdracht van OVAM, 127 p. en bijlagen.
(30)
Viaene J., Gellynckx X. & Vanden Driessche S. (1997): Impact van het afvalvoorkomingsproject Dilbeek op het KMO- en handelsvuil, studie uitgevoerd in opdracht van de OVAM- Afdeling preventie en recyclage door Universiteit Gent, Afdeling Agro-Marketing, Gent, 88 p.
(31)
Viaene J., Gellynckx X. & Vandenberghe K. (1998): Selectieve inzameling van KMO- en handelsvuil door de gemeenten en intercommunales in Vlaanderen, studie uitgevoerd in opdracht van OVAM- Afdeling preventie en recyclage door Universiteit Gent, Afdeling Agro-Marketing, Gent, 127 p.+ bijlagen
(32)
Bogaert G. (1996): De kringloopcentra in het Vlaamse gewest Ð stand van zaken 1995, Studie uitgevoerd in opdracht van OVAM door KUL, 141 p. + bijlagen.
(33)
MBO van 17 april 1998 betreffende de selectieve inzameling van oude en vervallen geneesmiddelen, B.S. : 24 april 1998;
(34)
Coopers & Lybrand (1998): Methodologie voor de berekening van de kosten voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval, Studie uitgevoerd in opdracht van OVAM.
(35)
OVAM, Cel Planning en Databeheer (1998), Tarieven en capaciteiten voor storten en verbranden Ð actualisatie tot 1997, evolutie en prognose, 53 p.
(36)
Deconinck D., Verbruggen A. en Couder J. (1997): Gemeentelijke belastingen en retributiesystemen voor de inzameling en verwerking van Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
149
huishoudelijk afval, enqu•teresultaten 1996, uitgevoerd in opdracht van OVAM, UFSIA, departement STEM (37)
VVSG en OVAM, studiedag Aalst 26.11.98: Gemeentelijke afvalbelastingen en Ðretributies, recente evolutie en onderbouwende aanbevelingen
(38)
Decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten, zoals herhaaldelijk gewijzigd.
(39)
OVAM (1993) : Milieuheffingen Ð Een instrument voor een Vlaams Milieubeleid, uitgevoerd door VUB en RUCA
(40)
VUB Ð RUCA (1995) : Financierende en regulerende effecten van milieuheffingen, Een strategische visie 1995-2000, Eindrapport, studie uitgevoerd in opdracht van OVAM
(41)
Decreet van 19 december 1998 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1999.
(42)
Koninklijk besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidi‘ring van bepaalde werken, leveringen en diensten die het Vlaamse gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, zoals herhaaldelijk gewijzigd.
(43)
Gemeentelijke milieuconvenant 1997-1999, december 1996.
(44)
Gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.
(45)
Wetsontwerp tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, Belgische Kamer van Volkvertegenwoordigers, gewone zitting 1995-1996, 18 december 1995.
(46)
Wet van 7 maart 1996 tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.
(47)
Economische expansiewetgeving, richtlijnen VL6 en MGB2, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling economisch ondersteuningsbeleid.
(48)
Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormering ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
150
Bijlagen
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
151
Bijlage 1 : Lijst met afkortingen
ABAS
Belgische Federatie voor de goederenbehandelaars in de haven
ABSU
Algemene Belgische Schoonmaakunie
ALT
Administratie Land- en Tuinbouw
AMINAL
Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer
AOO
Afval Overleg Orgaan (Nederland)
AS
Afvalstoffen
BA
Bedrijfsafval
BBL
Bond Beter Leefmilieu
BBT
Best Beschikbare Techniek
BEBAT
Fonds inzameling batterijen
BEF
Belgische frank
BELAB
Belgische Federatie voor Laboratoria
BELELEC
Studiesyndicaat met de drie gewesten en vertegenwoordigers van de industrie, distributie en installateurs van elektrische en elektronische producten
BELGAPOM
Belgische Federatie voor de diepvriesaardappelbedrijven
BIM
Brussels Instituut Milieubeheer
BKK
Belgische Kamer voor Kantoormachines
BPF
Belgische Petroleum Federatie
BSA
Bouw- en sloopafval
CKVB
De Beroepsfederatie van Vlaamse Recreatieondernemers vzw
CMO
Centrum voor Middenstandsopleiding
COPRO
Onpartijdige Instelling voor de Controle van de Bouwproducten
EAC
Europese Afvalstoffen Catalogus
FABA
Federatie van de Algemene Bouwondernemers
Fabrimetal
Federatie van de ondernemingen der metaalverwerkende machinebouw, electrotechnische, electronische en kunststofverwerkende nijverheid
FEBELGRA
Belgische Federatie van de Grafische Bedrijven
FEBEM
Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
152
Federauto
Belgische confederatie van de autohandel en Ðreparatie en van de aanverwante sectoren
Fevar
Federatie van auto-onderdelen recyclagebedrijven
Fytofar
Belgische vereniging voor de ophaling van fyto verpakkingen
FVSB
Federatie van de Algemene Aannemers van Schrijnwerk en aanverwante beroepen van het Vlaamse gewest van Belgi‘
G
Gevaarlijk
Gisti
Gescheiden Inzameling Stimulerend Programma
GOM
Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij
HH
Huishoudelijk
Ibogem
Intercommunale voor huisvuilverwerking voor Burcht en Omliggende Gemeenten
Incovo
Intercommunale voor preventie, selectieve inzameling en verwerking van afvalstoffen (Vilvoorde en omliggende)
Interleuven
Intercommunale Maatschappij voor de Ruimtelijke Ordening en de Economische-Sociale Expansie van het Arrondissement Leuven
ISA
Inter-Gewestelijk Samenwerkingsakkoord Verpakkingen
Ivago
Intercommunale vereniging voor afvalbeheer in Gent en omstreken
IVBO
Intercommunale vereniging voor Vuilverwijdering en Ðverwerking voor Brugge en Ommeland
IVC
Intergewestelijke Verpakkingscommissie
IVVVA
Intercommunale voor Verwijdering en Verwerking van Vaste Afvalstoffen (Noord-Limburg)
KGA
Klein Gevaarlijk Afval
KKMO
Kleine KMO
KMO
Kleine en Middelgrote Ondernemingen
KVK
Koepel van de Vlaamse Kringloopcentra
MBO
MBO
MH
Milieuheffing
MiNa-Raad
Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen
NACEBO
Nationale Centrale voor Metaal, Hout en Bouwvakondernemingen
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
153
NCMV
Nationaal Christelijk Middenstandsverbond
NG
Niet-gevaarlijk
OSP
Onderwijs Sociale Promotie
OVAM
Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest
OWD
Office Wallon de DŽchets
P&K
Papier en karton
PMD
Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons (huidige definitie FOST Plus)
Presti
Preventie Stimulerend Programma
SERV
Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
TSO
Technisch Secundair Onderwijs
VCB
Vlaamse Confederatie van de Bouw
VEBIC
Vlaamse Federatie van Verenigingen van brood- en banketbakkers, ijsbereiders en chocoladebewerkers
VECAR
Federatie van de garages
VEGRA
Federatie van de zeefdrukkerijen
VEV
Vlaams Economisch Verbond
VINDUS
Federatie van oppervlaktebehandelingsbedrijven
VIZO
Vlaams Instituut voor zelfstandige ondernemers
VLAREA
Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en Ðbeheer
VLAREM
Vlaams reglement betreffende de Milieuvergunning
VLM
Vlaamse Landmaatschappij
VMH
Vlaamse Milieuholding
VMM
Vlaamse Milieumaatschappij
VVP
Vereniging van Vlaamse Provincies
VVSG-interafval
Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten en intercommunales
wn
werknemer
ZO
Zelfstandige ondernemer
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
154
Bijlage 2 : Verklarende woordenlijst.
Afvalproducent Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht, en/of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van afvalstoffen (Afvalstoffendecreet, art. 2, 3¡). Bedrijfsafvalstoffen Alle afvalstoffen die ontstaan ten gevolge van een industri‘le, ambachtelijke of wetenschappelijke activiteit en de afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden bij besluit van de Vlaamse regering (Afvalstoffendecreet art. 3, ¤2, 2¡). Bruingoed Huishoudelijke toestellen van overwegend elektronische aard . Categorie-II-bedrijfsafvalstoffen Bedrijfsafvalstoffen die gezamenlijk met huishoudelijk afval worden verwijderd in verbrandingsinrichtingen voor huishoudelijk afval of op de categorie 2stortplaatsen. Van dit bedrijfsafval is de verwijderingscapaciteit geprogrammeerd in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001. ÒconsumablesÓ : Engelse term gebruikt in de Europese context rond wit- en bruingoed, waarmee bedoeld wordt: de vervangbare onderdelen, die tijdens de normale levensduur van het toestel meerdere keren worden vervangen. Containerpark Afvalbakkenpark, onder beheer van de gemeente en/of intercommunale, waar inwoners, particulieren of bedrijven, via een brengsysteem hun afvalstoffen selectief kunnen aanbrengen. Erkend organisme/beheersorganisme Organisme dat in het leven is geroepen om invulling te geven aan de producentenverantwoordelijkheid of aanvaardingsplicht die is opgelegd aan de producenten/invoerders, tussenhandelaars en eindverkopers voor een aantal afvalstromen. extra-murale gezondheidszorg : gezondheidszorg die buiten het gebouw van de betrokken instelling plaatsvindt forensische geneeskunde : geneeskunde die zich bezig houdt met strafrechtelijke expertise Gelijkgesteld bedrijfsafval Bedrijfsafvalstoffen die door de VLAREA worden gelijkgesteld met huishoudelijke afvalstoffen.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
155
Gemeentevuil Afval dat ontstaat bij de werking van de gemeentelijke dienstverlening. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen geeft aan welke afvalstoffen wel en welke niet daartoe behoren. Gemeentelijk belasting- en retributiesysteem Het geheel van de middelen die de gemeente aanwendt om, in het kader van dit plan, de uitgaven voor haar beheer van afvalstoffen te financieren. De gemeente kan daarvoor aanwenden : − middelen uit de algemene begroting, − toewijsbare forfaitaire middelen (milieu-/afvalbelasting), − dienstgebonden retributies, − contractuele vergoedingen. Gescheiden inzameling Het afzonderlijk inzamelen van componenten of fracties uit afvalstoffen met een breng- of een haalsysteem. GFT-afval GFT-afval staat voor groente-, fruit- en tuinafval en bestaat uit het gescheiden ingezamelde organisch deel van het huishoudelijk afval. Het omvat in feite het keukenafval en het gedeelte van het tuinafval dat bestaat uit niet houtig, fijn materiaal. GFT-afval ontstaat enkel door de normale werking van een particuliere huishouding. Aan GFT-afval gelijksoortig afval afkomstig van bedrijven, behoort tot het organisch-biologisch bedrijfsafval. Groenafval Het composteerbaar organisch afval dat in tuinen, plantsoenen, parken en langs wegbermen vrijkomt. Groenafval omvat snoeihout met een diameter kleiner dan 10 cm, plantenresten, haagscheersel, bladeren, gazon- en wegbermmaaisel. Ook boomstronken horen hier in beperkte hoeveelheden toe. Groenafval komt vrij bij particuliere huishoudingen, groendiensten, tuinaannemers, enz. Grofvuil Alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, aard en/of gewicht niet in het recipi‘nt voor huisvuilophaling kunnen worden geborgen en die huis-aan-huis worden ingezameld en de restfractie die overblijft voor verwijdering na aanbieding op het containerpark. Onder grofvuil-achtigen, wordt dan verstaan, dezelfde soort afvalstoffen die ontstaan bij bedrijven.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
156
Hergebruik Het opnieuw aanwenden van producten en/of materialen in het afvalstadium voor hetzelfde doel of soortgelijk doel als waarvoor zij oorspronkelijk bestemd waren. hergebruik : product- of materiaalhergebruik Huishoudelijke afvalstoffen Afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden bij besluit van de Vlaamse regering (Afvalstoffendecreet art. 3, ¤2, 1¡). Inzamelaar Private of publieke rechtspersoon die instaat voor de inzameling van afvalstoffen. kannibalisme : van meerdere defecte apparaten, door uitwisseling van onderdelen, ŽŽn functionerend apparaat maken KGA Klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong, zoals opgelijst in art. 5.2.2. van VLAREA. KKMOÕs en ZOÕs : alle kleine KMOÕs en zelfstandige ondernemers. Voor kwantitatieve gegevens worden deze indicatief afgebakend tot 10 werknemers. KMO Kleine en middelgrote ondernemingen. Zonder dat dit met algemene kenmerken is te omvatten wordt in het kader van dit plan bedoeld, de kleine onderneming waar zich in vergelijking met de grotere ondernemingen de meeste problemen voordoen naar selectieve inzameling en preventie. De kleinste ondernemingen van de KMOÕs worden in het plan aangeduid als KKMO & ZO, de kleine KMO en zelfstandige ondernemer. Hiermee wordt bedoeld de kleinere onderneming die een met een huishouden vergelijkbare afvalproductie heeft en die veelal gebruik maakt van het huishoudelijk inzamelcircuit. Indicatief wordt hieraan het criterium gehecht Òmet minder dan 10 werknemersÓ. Marktafval Vast afval van wekelijkse markten, jaarmarkten en festiviteiten. Organisch-biologisch afval Is volgens het betreffende uitvoeringsplan de omvattende term voor GFT-afval, groenafval en organisch-biologisch bedrijfsafval. Organisch-biologisch bedrijfsafval Bedrijfsafvalstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong. Het zijn organische stoffen van biologische oorsprong, met name stoffen die via natuurlijke biologische Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
157
processen in een korte tijdspanne kunnen worden omgezet tot elementaire chemische bouwstenen. Preventie Het voorkomen of verminderen van de productie van afvalstoffen en de schadelijkheid ervan door reductie aan de bron en door hergebruik. Recyclage Het terugwinnen van grondstoffen uit afvalstoffen en het inzetten ervan in een productieproces, als gehele of gedeeltelijke vervanging van primaire grondstoffen. Reverse logistics Inzamelen van afvalstoffen via dezelfde kanalen of onderdelen daarvan als deze die worden gebruikt voor de distributie van goederen. De afvalstoffen volgen dezelfde keten van de producten, zij het tegen de stroom in. Strandafval Vast afval van het strand (exclusief zand) Verwijdering De vernietiging en definitieve opslag op of in de bodem en de hierop gerichte handelingen evenals de handelingen die als dusdanig worden bepaald door de Vlaamse regering overeenkomstig de geldende Europese voorschriften (Afvalstoffendecreet art. 2, 6¡). Witgoed Huishoudelijke toestellen van overwegend elektrische aard. VLAREA maakt onderscheid tussen koel- en vriestoestellen, groot witgoed en klein witgoed.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
158
Bijlage 3 : Bedrijfsafvalproductie in het Vlaams gewest in kg/werknemer
5-49 werknemers Activiteitsklasse
Gemeentelijk (kg/wn/j)
PrivŽ (kg/wn/j)
Niet-energetische delfstoffen
0
3.596
Chemische industrie
0
1.100
Metaalverwerkende industrie
12
1.049
Voedingsindustrie
28
1.683
Textielnijverheid
21
135
Ledernijverheid
1
1.190
Houtindustrie
74
6.201
Papier- en grafische industrie
108
3.726
Plasticindustrie
81
2.230
Bouwnijverheid
35
17.697
Vervoer en verkeer
99
187
Handel
305
646
Horeca
18
1.234
Reparatie van gebruiksgoederen 1*
0
1.618
Bank, krediet en verzek. wezen 1*
56
105
Dienstverlening aan bedrijven 1*
10
282
Onderwijs 1*
2
559
1* : Bedrijfsafval uit de dimensieklasse <5 werknemers Bron : Preventie en recuperatie van de met huishoudelijk gelijkgestelde industri‘le afvalstoffen, studie uitgevoerd in opdracht van OVAM, 1994.
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
159
Bijlage 4: Besluit van de Vlaamse regering
BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING TOT VASTSTELLING VAN HET SECTORAAL UITVOERINGSPLAN GESCHEIDEN INZAMELING BEDRIJFSAFVAL VAN KLEINE ONDERNEMINGEN
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op de artikelen 35 en 36, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994; Gelet op de bekendmaking van het ontwerp van het sectoraal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen in het Staatsblad van 30 maart 1999 en 18 juni 1999; Gelet op het openbaar onderzoek dat heeft plaatsgevonden van 12 april 1999 tot en met 12 juni 1999; Gelet op de bezwaren en opmerkingen die schriftelijk ter kennis gebracht werden van de OVAM; Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen gegeven op 5 juni 1999; Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen gegeven op 9 juni 1999; Gelet op het verslag bij het sectoraal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen waarin wordt geantwoord op de uitgebrachte bezwaren en adviezen; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecošrdineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, ¤ 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat de OVAM overeenkomstig artikel 35, ¤ 1 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, als taak heeft uitvoeringsplannen te ontwerpen; Overwegende dat met dit uitvoeringsplan concrete invulling wordt gegeven aan actie 44 uit het MiNa-Plan 2; Overwegende dat door de inwerkingtreding van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en Ðbeheer de gemeenten niet langer verplicht zijn het afval van kleine ondernemingen in te zamelen; Overwegende dat de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de SociaalEconomische Raad van Vlaanderen in hun adviezen stellen dat het uitvoeringsplan tegemoetkomt aan de knelpunten die vele bedrijven en zelfstandige ondernemers in de praktijk ondervinden om preventie en gescheiden inzameling concreet vorm te geven;
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
160
Overwegende dat dit Uitvoeringsplan een eerste aanzet is tot preventie van afval van KMOÕs, tot responsabilisering van alle KMOÕs en betrokken sectoren en tot de realisatie van recyclagedoelstellingen; Overwegende dat het om de hierboven uiteengezette redenen dringend noodzakelijk is het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen vast te stellen; Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw; Na beraadslaging, BESLUIT: Artikel1. Het bijgevoegd sectoraal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen wordt vastgesteld. Art. 2. Het sectoraal Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het ligt permanent ter inzage bij de OVAM, de provincies en de gemeenten. Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 21.1.99 De minister-president van de Vlaamse regering,
Patrick DEWAEL
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw
Vera DUA
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
161
Bijlage 5: Uittreksel Belgisch Staatsblad
BS 01.02.2000 MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
Bij besluit van de Vlaamse regering van 21.01.2000 werd het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen, zoals bedoeld in artikel 35 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, vastgesteld.
Het Uitvoeringsplan geeft uitvoering aan actie 44 van het MiNa-plan 2.
Overeenkomstig artikel 36, ¤ 5 van het genoemde decreet van 2 juli 1981 ligt het Uitvoeringsplan en het in artikel 36, ¤ 4, bedoelde verslag vanaf de tiende dag na huidige publicatie ter inzage bij de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), de provincies en de gemeenten.
Belgisch Staatsblad, 15.02.2000
Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen
162