Toelichting rapportages DTT schrijfvaardigheid Nederlands Versie januari 2016
Inhoudsopgave 1. Inleiding
2
2. Toelichting leerlingrapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands
2
2.1 De diagnose
2
2.2 De diagnose en haar hoofdaspecten
3
2.3 Deelaspecten van de diagnose
4
2.4 Mate van nuance en de grafische weergave van de diagnose
6
2.5 Getalsmatige weergave van de diagnose
11
3. Toelichting groepsrapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands
12
3.1 De diagnose
12
3.2 Standaardweergave van de groepsrapportage
12
3.3 Mate van nuance en de grafische weergave van de groepsrapportage
14
3.4 Getalsmatige weergave van de groepsrapportage
18
4. Toelichting schoolrapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands
19
5. Toelichting aspecten van schrijfvaardigheid in de rapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands
21
1
1 Inleiding Voor u ligt de toelichting op de rapportages van de Diagnostische Tussentijdse Toets (DTT) schrijfvaardigheid Nederlands. Deze toelichting is bedoeld om u te helpen bij het lezen en interpreteren van deze rapportages na de eerste adaptieve afname van de DTT schrijfvaardigheid Nederlands in 2016. De informatie in deze rapportages is als gevolg van de fase waarin de ontwikkeling van de DTT zich nu begeeft nog beperkt. In 2017 zal de rapportage meer informatie bevatten. Om u een volledig beeld te geven van wat de DTT u te bieden heeft, geeft deze toelichting u ook alvast inzicht in de uitgebreidere rapportages die u in 2017 kunt verwachten.
2 Toelichting leerlingrapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands Dit hoofdstuk legt uit wat de begrippen uit de leerlingrapportage DTT schrijfvaardigheid Nederlands inhouden en hoe u deze leerlingrapportage kunt interpreteren. In de toelichting wordt gebruik gemaakt van voorbeeldrapportages. In 2016 wordt de eerste adaptieve DTT afgenomen. De getoonde diagnoses in de voorbeeldrapportages zijn daarom nog niet gebaseerd op realistische data.
2.1 Diagnose De leerlingrapportage toont de diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands van een leerling. Deze diagnose laat zien of een leerling de vaardigheids- of kennisaspecten die nodig zijn om op niveau te schrijven onder, op of boven niveau beheerst. De diagnose maakt daarmee inzichtelijk waar de sterke punten en verbeterpunten van de leerling zitten ten aanzien van schrijfvaardigheid Nederlands. Er zijn drie mogelijke uitkomsten per gediagnosticeerd vaardigheids- of kennisaspect: de leerling zit boven niveau, de leerling zit op niveau of de leerling zit onder niveau. De grenzen tussen de niveaus zijn na de pretest bepaald met de hulp van docenten in een toets-georiënteerde standaardbepalingsprocedure. De diagnoses worden als volgt weergegeven:
= boven niveau Een groen kleurenbolletje rechts in het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheidsof kennisaspect waarschijnlijk boven niveau zit voor zijn of haar leerweg.
= op niveau Een blauw kleurenbolletje in het midden van het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect waarschijnlijk op niveau zit voor zijn of haar leerweg .
= onder niveau Een oranje kleurenbolletje links in het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect waarschijnlijk onder niveau zit voor zijn of haar leerweg. 2
2.2 De diagnose en haar hoofdaspecten De leerlingrapportage toont dit jaar (2016) de overkoepelende diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands en de diagnoses voor de hoofdaspecten. De overkoepelende diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands (zie het doorgetrokken kader in onderstaande voorbeeldrapportage) geeft u een algemeen beeld van het niveau van de leerling voor schrijfvaardigheid Nederlands dat gebaseerd is op de diagnoses voor de onderliggende vaardigheids- of kennisaspecten.
In het gestippelde kader staan de diagnoses voor de vier hoofdaspecten van schrijfvaardigheid Nederlands weergegeven. Deze hoofdaspecten zijn vaardigheids- of kennisaspecten die noodzakelijk zijn om op niveau te schrijven. Voor elk hoofdaspect kunt u zien of de leerling in de categorie onder, op of boven niveau valt. De diagnose over deze hoofdaspecten geeft dus inzicht in de sterke punten en verbeterpunten van de leerling. In hoofdstuk 5 van dit document staat een toelichting op de hoofdaspecten.
3
2.3 Deelaspecten van de diagnose In 2017 zal de leerlingrapportage ook een diagnose bevatten op een aantal deelaspecten. Deze deelaspecten laten nog verfijnder zien wat er achter een hoofdaspect van schrijfvaardigheid zit. Als uit de antwoorden van de leerling blijkt dat een leerling mogelijk voor dat deelaspect op een relatief lager niveau zit of als de diagnose heel onzeker is, krijgt de leerling extra vragen om dat specifieke deelaspect te diagnosticeren. Een diagnose wordt dus niet voor alle deelaspecten gegeven, maar alleen wanneer de antwoorden van een leerling daar aanleiding toe geven én er nog voldoende afnametijd is. Toelichting op de deelaspecten van de diagnose bij onderstaande voorbeeldrapportage van leerling Jan Timmer:
Afstemmen op doel en publiek o
De diagnose voor Afstemmen op doel en publiek is boven niveau. Er is geen indicatie dat één van de deelaspecten onder of op niveau is. Daarom is niet doorgetoetst.
Tekststructuur o
De diagnose voor Tekststructuur is boven niveau. Er is geen indicatie dat één van de deelaspecten onder of op niveau is. Daarom is niet doorgetoetst.
Woord- en zinsniveau o
De diagnose voor Woord- en zinsniveau is op niveau. Uit de antwoorden is echter gebleken dat één van de deelaspecten, Passend en gevarieerd woordgebruik laten zien, mogelijk onder niveau is. Daarom wordt doorgetoetst. De indicatie bleek juist, dit deelaspect is onder niveau. Ook bleek uit de antwoorden dat de diagnose van het deelaspect correcte zinsbouw hanteren heel onzeker was. Daarom wordt ook dit deelaspect doorgetoetst. Uit de antwoorden van deze aanvullende vragen bleek dat dit deelaspect boven niveau is.
Spelling en interpunctie o
De diagnose voor Spelling en interpunctie is op niveau. Er is geen indicatie dat één van de deelaspecten onder niveau is. Daarom is niet doorgetoetst.
4
5
2.4 Mate van nuance in de grafische weergave van de diagnose In de rapportage kunt u de mate van nuance van de weergave veranderen met de knoppen rechts bovenaan de rapportage. Er zijn drie vormen van grafische weergave: (1) Een standaard weergave waarbij alle kleurenbolletjes even groot zijn en per vaardigheids- of kennisaspect slechts één bolletje te zien is. In deze standaard weergave geeft de kleur en positie van het kleurenbolletje het niveau aan, dat het meest waarschijnlijk is gezien de antwoorden van de leerling: onder niveau, op niveau of boven niveau. Standaard weergave (2) In de genuanceerde weergave verschijnen er nog extra kleurenbolletjes per vaardigheids- of kennisaspect die kleiner en minder zichtbaar zijn dan het standaardbolletje. Deze geven weer of er een indicatie is dat de diagnose neigt naar een ander niveau. Hoe groter en zichtbaarder het extra kleurenbolletje, hoe waarschijnlijker dat dit inderdaad het geval is. Genuanceerde weergave (3) In de gedetailleerde weergave zijn er geen standaardbolletjes. De grote en zichtbaarheid van elk kleurenbolletje geeft aan hoe waarschijnlijk elke mogelijke diagnose is (onder, op of boven niveau). Gedetailleerde weergave
6
In de voorgaande toelichting op de rapportage is gebruik gemaakt van de standaard weergave:
7
Als u klikt op de knop ‘genuanceerd’ verschijnt de genuanceerde weergave:
In deze weergave zijn er een paar kleurenbolletjes bij gekomen. De extra bolletjes geven weer of de diagnose neigt naar een lager of hoger niveau. Hoe groter en zichtbaarder het extra kleurenbolletje, hoe groter de kans dat dit inderdaad het geval is. Toelichting op de bovenstaande genuanceerde weergave van de voorbeeldrapportage van leerling Jan Timmer:
Overkoepelende diagnose o
De overkoepelende diagnose van deze leerling luidt boven niveau, maar de diagnose neigt naar op niveau. Het zeer kleine formaat van het blauwe kleurenbolletje geeft aan dat dit heel onwaarschijnlijk is.
Afstemmen op doel en publiek o
De diagnose voor Afstemmen op doel en publiek is duidelijk boven niveau en neigt niet naar onder niveau of op niveau. Er zijn daarom geen extra kleurenbolletjes te zien bij dit aspect in de genuanceerde weergave.
Tekststructuur o
De diagnose voor Tekststructuur luidt boven niveau en neigt niet naar onder niveau of op niveau. Er zijn daarom geen extra kleurenbolletjes te zien bij dit aspect in de genuanceerde weergave.
Woord- en zinsniveau 8
o
De diagnose voor Woord- en zinsniveau is op niveau, maar zou op basis van de antwoorden van de leerling ook onder niveau of boven niveau kunnen zijn. Het kleinere formaat van de oranje en groene kleurenbolletjes geeft aan dat dit niet zo waarschijnlijk is.
Spelling en interpunctie o
De diagnose voor Spelling en interpunctie is duidelijk op niveau en neigt niet naar onder niveau of boven niveau. Er zijn daarom geen extra kleurenbolletjes te zien bij dit aspect in de genuanceerde weergave.
Als u klikt op de knop ‘gedetailleerd’ verschijnt de gedetailleerde weergave:
In deze weergave geven de zichtbaarheid en het formaat van elk kleurenbolletje aan hoe waarschijnlijk elke mogelijke diagnose is (onder, op of boven niveau). Toelichting op de gedetailleerde weergave van de voorbeeldrapportage van leerling Jan Timmer:
Overkoepelende diagnose o
De overkoepelende diagnose van deze leerling luidt boven niveau. Omdat het groene kleurenbolletje klein is, is dit iets minder zeker dan de diagnose voor de hoofdaspecten Afstemmen op doel en publiek en Spelling en interpunctie.
Afstemmen op doel en publiek 9
o
De diagnose voor Afstemmen op doel en publiek luidt boven niveau. De grootte en de zichtbaarheid van het groene kleurenbolletje geven aan dat het heel waarschijnlijk is dat Jan op niveau zit.
Tekststructuur o
De diagnose voor Tekststructuur luidt boven niveau. Het iets kleinere formaat van het groene kleurenbolletje geeft aan dat de diagnose voor tekststructuur iets minder zeker is dan de diagnoses voor Afstemmen op doel en publiek en Spelling en interpunctie. Het hele kleine blauwe kleurenbolletje geeft aan dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de leerling op niveau zit.
Woord- en zinsniveau o
De diagnose voor Woord- en zinsniveau luidt op niveau, maar zou op basis van de antwoorden van de leerling ook onder niveau of boven niveau kunnen zijn. Het veel kleinere formaat van het blauwe kleurenbolletje geeft aan dat de diagnose op niveau voor Woord- en zinsniveau minder zeker is dan de diagnose voor Afstemmen op doel en publiek en Spelling en interpunctie.
Spelling en interpunctie o
De diagnose voor Spelling en interpunctie luidt op niveau. De grootte en de zichtbaarheid van het blauwe kleurenbolletje geven aan dat het heel waarschijnlijk is dat Jan op niveau zit.
10
2.5 Getalsmatige weergave van de diagnose In de leerlingrapportage is naast de drie genoemde grafische weergaven ook een getalsmatige weergave beschikbaar. Deze getalsmatige weergave verschijnt als u op de knop ‘getallen’ klikt:
De diagnose op ieder gediagnostiseerd hoofd- of deelaspect verschijnt nu in de vorm van een getal tussen de 0 en de 1.1 Dit getal geeft aan hoe waarschijnlijk het is dat de leerling onder niveau (linker vakje), op niveau (middelste vakje) of boven niveau (rechter vakje) zit. Hoe dichter bij de 1 een getal komt, hoe waarschijnlijker het is dat de leerling in de betreffende categorie valt.
1
In het voorbeeld komt het getal 1 voor. Een diagnose met als uitkomst 1 is in realiteit onwaarschijnlijk. 11
3 Toelichting groepsrapportage DTT Nederlands schrijfvaardigheid Dit hoofdstuk legt uit wat de begrippen uit de groepsrapportage DTT-Nederlands schrijfvaardigheid inhouden en hoe u deze rapportage kunt interpreteren. In de toelichting wordt gebruik gemaakt van voorbeeldrapportages. In 2016 wordt de eerste adaptieve DTT afgenomen. De getoonde diagnoses in de voorbeeldrapportages zijn daarom nog niet gebaseerd op realistische data.
3.1 De diagnose De groepsrapportage toont de diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands van alle leerlingen die behoren tot de groep die u geselecteerd heeft aan de hand van de door u ingevoerde kenmerken. Deze diagnose laat zien of de leerlingen binnen deze groep de vaardigheids- of kennisaspecten die nodig zijn om op niveau te schrijven onder, op of boven niveau beheersen. De diagnose maakt daarmee inzichtelijk waar de sterke punten en verbeterpunten zitten van de leerlingen binnen de groep ten aanzien van schrijfvaardigheid Nederlands. Er zijn drie mogelijke uitkomsten per gediagnosticeerd vaardigheids- of kennisaspect: de leerling zit boven niveau, de leerling zit op niveau of de leerling zit onder niveau. De grenzen tussen de niveaus zijn na de pretest bepaald met de hulp van docenten in een toets-georiënteerde standaardbepalingsprocedure. De diagnoses worden als volgt weergegeven:
= boven niveau Een groen kleurenbolletje rechts in het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheidsof kennisaspect waarschijnlijk boven niveau zit voor zijn of haar leerweg.
= op niveau Een blauw kleurenbolletje in het midden van het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect waarschijnlijk op niveau zit voor zijn of haar leerweg.
= onder niveau Een oranje kleurenbolletje links in het kader betekent dat de leerling voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect waarschijnlijk onder niveau zit voor zijn of haar leerweg.
3.2 Standaardweergave van de groepsrapportage Als u de groepsrapportage opent ziet u de standaardweergave van de groepsrapportage. De groepsrapportage geeft een overzicht van de diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands en de hoofdaspecten van de diagnose van alle leerlingen in een groep. Deze groep kan een klas zijn, maar u kunt er ook voor kiezen om de diagnoses van andere groepen leerlingen bij elkaar in een groepsrapportage te zetten. De groepsrapportage laat zien waar de sterke punten en minder sterke punten van leerlingen in een groep zitten. 12
De kolom ‘diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands’ (zie het doorgetrokken kader) geeft een overzicht van de overkoepelende diagnoses van de leerlingen uit de groep op het gebied van schrijfvaardigheid Nederlands die zijn gebaseerd op hun diagnoses voor de onderliggende vaardigheids- of kennisaspecten. In deze kolom zijn alle diagnoses onder niveau of boven niveau gearceerd in dezelfde kleur als het kleurenbolletje. Dit maakt het mogelijk om in één oogopslag te zien hoe de diagnoses binnen de groep verdeeld zijn.
In het gestippelde kader staan de diagnoses voor de vier hoofdaspecten van schrijfvaardigheid Nederlands weergegeven. Deze hoofdaspecten zijn vaardigheids- of kennisaspecten die noodzakelijk zijn om op niveau te schrijven. In hoofdstuk 5 van dit document staat een toelichting op de hoofdaspecten. Voor elk hoofdaspect kunt u zien of leerlingen binnen de groep in de categorie onder, op of boven niveau vallen. De 13
diagnoses van deze hoofdaspecten geven dus inzicht in de sterke punten en verbeterpunten van de leerlingen binnen de groep. In deze vier kolommen geven de arceringen weer bij welke leerlingen een diagnose van een hoofdaspect op een lager niveau zit dan zijn of haar overkoepelende diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands. Deze arceringen geven dus de individuele verbeterpunten weer. Bovenaan elke kolom is er een gekleurd vakje te zien. De kleur van het vakje geeft aan of de groep overwegend onder niveau, op niveau of boven niveau zit voor het betreffende aspect.
3.3 Mate van nuance in de grafische weergave van de diagnoses In de groepsrapportage kunt u net als in de leerlingrapportage de mate van nuance van de weergave veranderen met de knoppen rechts bovenaan de rapportage. Er zijn drie vormen van grafische weergave: (1) Een standaard weergave waarbij alle kleurenbolletjes even groot zijn en per vaardigheids- of kennisaspect slechts één kleurenbolletje te zien is. In deze standaardweergave geeft de kleur en positie van het kleurenbolletje het niveau aan, dat het meest waarschijnlijk is gezien de antwoorden van de leerling: onder niveau, op niveau of boven niveau. Standaard weergave (2) In de genuanceerde weergave verschijnen er nog extra kleurenbolletjes per vaardigheids- of kennisaspect die kleiner en minder zichtbaar zijn dan het standaardbolletje. Deze geven weer of er een indicatie is dat de diagnose neigt naar een ander niveau. Hoe groter en zichtbaarder het extra bolletje, hoe groter de kans dat dit inderdaad het geval is. Genuanceerde weergave (3) In de gedetailleerde weergave zijn er geen standaardbolletjes. De grote en zichtbaarheid van elk bolletje geeft aan hoe waarschijnlijk elke mogelijke diagnose is (onder, op of boven niveau). Gedetailleerde weergave
14
In de voorgaande toelichting op de rapportage is gebruik gemaakt van de standaardweergave:
15
Als u klikt op de knop ‘genuanceerd’ verschijnt de genuanceerde weergave:
In de genuanceerde weergave zijn er een paar kleurenbolletjes bij gekomen. De extra kleurenbolletjes geven weer of de diagnose neigt naar een ander niveau. Hoe groter en zichtbaarder het extra kleurenbolletje, hoe groter de kans dat dit inderdaad het geval is.
16
Als u klikt op de knop ‘gedetailleerd’ verschijnt de gedetailleerde weergave:
In de gedetailleerde weergave geven de zichtbaarheid en het formaat van elk kleurenbolletje aan hoe waarschijnlijk elke mogelijke diagnose is (onder, op of boven niveau). Toelichting op de gedetailleerde weergave van de voorbeeldrapportage:
Bij leerling Anna Dam luidt de diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands boven niveau. De kleur van het groene kleurenbolletje is goed zichtbaar en het formaat is groot. Het betreft dus een zekere diagnose. Bij deze leerling zijn alle vier de hoofdaspecten ook boven niveau. Gelet op het formaat en de zichtbaarheid van deze groene kleurenbolletjes is de diagnose ook op de hoofdaspecten vrij zeker.
Bij leerling Frank Reemst is dit anders. Zijn diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands luidt op niveau, maar er is een zeer kleine kans dat hij boven niveau zit. Het kleinere formaat en de lagere zichtbaarheid van de het blauwe kleurenbolletje geven weer dat de diagnose iets minder zeker is. Ook zijn diagnose op het hoofdaspect Tekststructuur (boven niveau) is iets minder zeker. Zijn diagnose op Woord- en zinsniveau luidt onder niveau. Omdat de overkoepelende diagnose van schrijfvaardigheid Nederlands van deze leerling op niveau luidt, is dit hoofdaspect een verbeterpunt. Dit hoofdaspect is daarom gearceerd. Het kleinere formaat en de lagere zichtbaarheid van de het blauwe kleurenbolletje geven wel weer dat deze diagnose iets minder zeker is. Op de hoofdaspecten Afstemmen op doel en publiek en Spelling en interpunctie valt deze leerling wel duidelijk in de categorie op niveau. Deze blauwe kleurenbolletjes zijn groot en zeer zichtbaar.
17
3.4 Getalsmatige weergave van de groepsrapportage In de groepsrapportage is naast de drie genoemde grafische weergaven ook een getalsmatige weergave beschikbaar. Deze getalsmatige weergave verschijnt als u op de knop ‘getallen’ klikt:
De diagnose van Nederlands schrijfvaardigheid en de diagnoses van de hoofaspecten verschijnen nu in de vorm van getallen tussen de 0 en de 1.2 Deze getallen geven aan hoe waarschijnlijk het is dat de leerling in de onder niveau (linker vakje), op niveau (middelste vakje) of boven niveau (rechter vakje) valt. Hoe dichter bij de 1 een getal komt, hoe waarschijnlijker het is dat de leerling in de betreffende categorie valt.
2
In het voorbeeld komt het getal 1 voor. Een diagnose met als uitkomst 1 is in realiteit onwaarschijnlijk. 18
4 Toelichting schoolrapportage DTT Nederlands schrijfvaardigheid Dit hoofdstuk legt uit wat de begrippen uit de schoolrapportage DTT Nederlands schrijfvaardigheid inhouden en hoe u deze schoolrapportage kunt interpreteren. U kunt in de schoolrapportage per niveau voor ieder hoofdaspect zien welk percentage van uw leerlingen onder niveau, op niveau en boven niveau zit, ook in vergelijking met andere deelnemende pilotscholen.
Bij elk hoofdaspect worden twee diagnosebalken gegeven: een diagnosebalk voor alle pilotscholen in 2016 en een diagnosebalk voor uw eigen school. De kleuren van de diagnosebalk voor de pilotscholen in 2016 is lichter van kleur dan de diagnosebalk voor uw eigen school. Diagnosebalken (voorbeeld)
Het groene deel van de balk geeft het percentage leerlingen weer dat voor het betreffende vaardigheidsof kennisaspect boven niveau zit voor zijn of haar leerweg.
19
Een blauwe balk geeft het percentage leerlingen weer dat voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect op niveau zit voor zijn of haar leerweg.
Een oranje balk geeft het percentage leerlingen weer dat voor het betreffende vaardigheids- of kennisaspect onder niveau zit voor zijn of haar leerweg.
Bij elke diagnosebalk is achter de naam van uw eigen school aangegeven hoeveel leerlingen de DTT voor het betreffende vak en leerniveau hebben gemaakt (N =…). U dient bij de interpretatie van de schoolrapportage rekening te houden met het aantal leerlingen op uw school dat deze DTT heeft gemaakt. Met een klein aantal leerlingen voor een vak en leerniveau is de vergelijking met andere scholen minder betekenisvol.
20
5 Toelichting aspecten van schrijfvaardigheid in de rapportage DTT Nederlands Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de hoofd- en deelaspecten Nederlands schrijfvaardigheid waarvoor leerlingen een diagnose krijgen. Voorbeeldopgaven bij deze aspecten kunt u vinden in de Toetswijzer van de DTT (http://www.pilotdtt.nl/documenten/publicaties/2014/12/15/toetswijzer-dtt). De DTT-schrijfvaardigheid Nederlands stelt een diagnose op onderstaande hoofd- en deelaspecten van schrijfvaardigheid: Hoofdaspecten: 1. Afstemmen op doel en publiek (Retorische vaardigheden) 2. Tekststructuur (Tekststructurele vaardigheden) 3. Woord- en zinsniveau (Linguïstische vaardigheden) 4. Spelling en interpunctie (Orthografische vaardigheden)
Hoofdaspecten uitgesplitst in deelaspecten 1. Afstemmen op doel en publiek (Retorische vaardigheden) 1.1 voorkennis en informatiebehoefte inschatten bij lezer 1.2 toonzetting afstemmen op lezer 1.3 schrijfdoel bepalen
2. Tekststructuur (Tekststructurele vaardigheden) 2.1 tekstelementen kiezen, rekening houdend met het genre 2.2 passende volgorde van tekstelementen bepalen en correcte indeling en lay-out aanbrengen 2.3 samenhang tussen tekstelementen aanbrengen (coherentie) 2.4 een standpunt weergeven en van passende argumenten voorzien (alleen h/v)
3. Woord- en zinsniveau (Linguïstische vaardigheden) 3.1 een correcte zinsbouw hanteren 3.2 een passende en cohesieve schrijfstijl hanteren 3.3 passend en gevarieerd woordgebruik laten zien
4. Spelling en interpunctie (Orthografische vaardigheden) 4.1 correct spellen van werkwoorden 4.2 correct toepassen van overige regelgeleide spelling 4.3 leestekens en hoofdletters correct hanteren
21
Deze hoofd- en deelaspecten vormen samen het overzicht van de toetsinhouden voor Nederlands schrijfvaardigheid. Hoofdaspect 1: afstemmen op doel en publiek Bij afstemmen op doel en publiek (retorische vaardigheden) gaat het om de vraag in hoeverre leerlingen in staat zijn doelgerichte teksten te schrijven die zijn afgestemd op het gevraagde publiek. De opgaven zijn gericht op de keuzes die schrijvers moeten maken. Bij afstemmen op doel en publiek zijn de volgende deelaspecten en opgaven ondergebracht:
Deelaspect 1.1: voorkennis en informatiebehoefte inschatten bij lezer Opgaven waarin het inschatten van de voorkennis en informatiebehoeften van de lezers centraal staat: kan de schrijver inschatten welke informatie wel en niet in de tekst moet worden opgenomen?
Deelaspect 1.2: toonzetting afstemmen op lezer Opgaven waarin de toonzetting centraal staat: kan de schrijver de juiste toon kiezen en vasthouden? Het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik komt hierbij aan de orde.
Deelaspect 1.3: schrijfdoel bepalen Opgaven waarin het bepalen van het schrijfdoel centraal staat: kan de schrijver een passend schrijfdoel hanteren en daaraan vasthouden? Het gaat hierbij om doelen als informeren, overtuigen, uitleggen, uitnodigen.
Hoofdaspect 2: tekststructuur Bij tekststructuur (tekststructurele vaardigheden) gaat het om de vraag in hoeverre leerlingen hun teksten kunnen opbouwen tot een logisch, coherent geheel. De opgaven zijn gericht op keuzes die schrijvers moeten maken bij het structureren van hun teksten. Bij tekststructuur zijn de volgende deelaspecten en opgaven ondergebracht:
Deelaspect 2.1: Tekstelementen kiezen, rekening houdend met het genre Opgaven waarin het kiezen van tekstelementen centraal staat: kan de schrijver de juiste tekstelementen kiezen, gelet op het genre van de tekst? Genres die in de DTT bevraagd kunnen worden, zijn: brief, e-mail, advertentie, formulier, verslag, instructie, informatieve tekst, overtuigende tekst, bericht. Briefconventies en passende titels kunnen deel uitmaken van de opgaven.
Deelaspect 2.2: Juiste volgorde, indeling en lay-out in teksten aanbrengen Opgaven waarin het bepalen van de volgorde van de tekstelementen dan wel het aanbrengen van een passende indeling en lay-out centraal staat: kan de schrijver een logische volgorde in de tekstelementen aanbrengen en weet de schrijver hoe de bijbehorende lay-outtechnische aspecten dienen te worden toegepast? Voor havo en vwo gaat het daarbij ook om het correct plaatsen van tussenkopjes.
Deelaspect 2.3: Samenhang tussen tekstelementen aanbrengen Opgaven waarin het aanbrengen van inhoudelijke samenhang tussen de tekstelementen centraal staat, bijvoorbeeld via inhoudswoorden en woordvelden.
Deelaspect 2.4: Standpunt weergeven en van passende argumenten voorzien (alleen h/v) Opgaven waarin het weergeven van een standpunt met passende argumenten centraal staat Dat kunnen dat ook opgaven zijn waarbij argumenten voor en tegen een standpunt moeten worden gegeven.
22
Hoofdaspect 3: Woord- en zinsniveau Bij woord- en zinsniveau (linguïstische vaardigheden) gaat het om het formuleren van woorden en zinnen. De opgaven zijn er op gericht te bepalen in hoeverre leerlingen correcte zinnen kunnen bouwen, die bovendien een samenhangend geheel vormen. Daarnaast gaat het op dit niveau om de keuze van de juiste woorden. Bij woord- en zinsniveau zijn de volgende deelaspecten en opgaven ondergebracht:
Deelaspect 3.1: Correcte zinsbouw hanteren Opgaven waarin het hanteren van een correcte zinsbouw centraal staat: kan de schrijver foute zinsbouw herkennen en verbeteren?
Deelaspect 3.2: Passende schrijfstijl hanteren en samenhang op zinsniveau aanbrengen Opgaven waarin een passende en cohesieve schrijfstijl centraal staat: kan de schrijver de juiste woorden gebruiken om samenhang in een gegeven tekst te bevorderen? Het gaat daarbij om bijvoorbeeld voeg- en verwijswoorden en om synoniemen en hyponiemen die de lexicale samenhang bevorderen.
Deelaspect 3.3: Passend en gevarieerd woordgebruik laten zien Opgaven waarin het kiezen van passend en gevarieerd woordgebruik centraal staat: weet de schrijver in een gegeven context het juiste woord te kiezen? Voor havo/vwo kunnen deze opgaven ook betrekking hebben op figuurlijk taalgebruik.
Hoofdaspect 4: spelling en interpunctie Bij spelling en interpunctie (orthografische vaardigheden) gaat het om de vraag in hoeverre leerlingen correct spellen en interpungeren. De opgaven zijn erop gericht te bepalen of de schrijver weet hoe woorden gespeld moeten worden en waar leestekens en hoofdletters geplaatst moeten worden. Bij spelling en interpunctie zijn de volgende deelaspecten en opgaven ondergebracht:
Deelaspect 4.1: Werkwoorden correct spellen Opgaven waarin de spelling van werkwoorden centraal staat: weet de schrijver hoe een werkwoordsvorm gespeld dient te worden? Het gaat daarbij om de spelling van de persoonsvorm, de infinitief en het voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden, alsmede om bijvoeglijk gebruikte werkwoorden.
Deelaspect 4.2: Overige regelgeleide spelling correct toepassen Opgaven waarin het toepassen van de spelling van regelgeleide woorden centraal staat: weet de schrijver hoe een dergelijk(e) woord(vorm) geschreven dient te worden? Het gaat hierbij om de spellingkwesties die in het referentiekader taal worden genoemd, zoals meervoudsvorming, verkleinwoorden, achtervoegsels en de tussen-n.
Deelaspect 4.3: Leestekens en hoofdletters correct hanteren Opgaven waarin leestekens en hoofdletters centraal staan: weet de leerling waar en wanneer leestekens en hoofdletters geplaatst moeten worden? Bij de leestekens kan het gaan om punten, vraagtekens, uitroeptekens, aanhalingstekens, komma's en dubbele punten. Bij het plaatsen van hoofdletters kan het gaan om het begin van de zin, de eigennaam en directe rede.
23